Besluit van 17 december 1996, houdende intrekking van de Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982 en van het Besluit inkomenstoeslag betrokkenen in de zin van de Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 4 november 1996, nr. AB96/U1350, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid;

Gelet op artikel 125 van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 25 november 1996, nr. W04.96.0528);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 9 december 1996, nr. AB96/1501, directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982 wordt ingetrokken.

Artikel 2

Het Besluit inkomenstoeslag betrokkenen in de zin van de Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982 wordt ingetrokken.

Artikel 3

  • 1. Op de betrokkene, met recht op uitkering op de voet van de bepalingen van de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden zoals die luidde vóór 1 januari 1996, die op de dag voorafgaande aan zijn ontslag met recht op uitkering werkzaam was in de volgende sectoren, zijn van overeenkomstige toepassing, respectievelijk:

    – de sector Rijk: het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel en het Besluit inkomenstoeslag rijkspersoneel;

    – de sector Defensie: het Interimbesluit ziektekosten burgerlijke ambtenaren defensie en de Regeling uitvoering IZBAD;

    – de sector Onderwijs en Wetenschappen: het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekspersoneel.

  • 2. Op de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, die op de dag voorafgaande aan zijn ontslag met recht op uitkering niet werkzaam was in de sector Rijk, Defensie of Onderwijs en Wetenschappen, zijn het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel en het Besluit inkomenstoeslag rijkspersoneel van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 1997.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 17 december 1996

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal

Uitgegeven de twintigste december 1996

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

De Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982 (IRZK 1982) en het daaraan gekoppelde Besluit inkomenstoeslag betrokkenen in de zin van de Interimregeling ziektekosten ambtenaren 1982 (Besluit IBIZA) geven de belanghebbende ambtenaar aanspraak op een tegemoetkoming in de premie voor een particuliere ziektekostenverzekering.

Voor beide regelingen zijn inmiddels sectorale regelingen in de plaats gekomen met als gevolg dat er thans geen belanghebbenden meer zijn die een rechtstreeks beroep kunnen doen op de IRZK 1982 en het Besluit IBIZA.

Uit hoofde van deregulering en efficiëncy verdient het de voorkeur om beide regelingen in te trekken. De twee ministeriële regelingen (resp. besluit van 6 april 1989, Stcrt. 99, en het besluit van 1 juni 1992, Stcrt. 111) waarin de hoogte van de beide uitkeringen wordt aangegeven, vervallen daarmee automatisch.

In artikel 3 is een overgangsvoorziening getroffen voor Vut-gerechigden, die vóór 1 januari 1996 zijn ontslagen en wier uitkering doorloopt tot na die datum, om te voorkomen dat zij geen aanspraak meer zouden kunnen maken op een tegemoetkoming.

Ingevolge artikel 8, tweede lid, van de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel blijven de op de dag vóór 1 januari 1996 op grond van de met ingang van die datum ingetrokken Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden (Vut-wet) bestaande rechten bestaan op de voet van die bepalingen, maar zullen die rechten worden beschouwd als uit een vut-overeenkomst ontstane rechten.

Artikel 11, eerste lid, van de Vut-wet bepaalde dat op de belanghebbende met recht op uitkering de IRZK 1982 en het Besluit IBIZA van overeenkomstige toepassing zijn. Intrekking van die twee regelingen zou betekenen dat bovenvermelde groep Vut-gerechtigden geen aanspraak meer zou hebben op een tegemoetkoming.

In artikel 3 is derhalve, overeenkomstig hetgeen reeds in artikel 2, eerste lid, van de op de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel gebaseerde Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel is bepaald ten aanzien van Vut-gerechtigden die ná 1 januari 1996 worden ontslagen, bepaald dat Vut-gerechtigden die voorafgaand aan hun ontslag werkzaam waren in de sectoren Rijk, Defensie en Onderwijs en Wetenschappen aanspraken hebben overeenkomstig hun eigen sectorale regelingen. Voor Vut-gerechtigden die niet onder één van deze sectoren vallen ontstaan aanspraken overeenkomstig de regelingen van de sector Rijk.

De Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken is gehoord over het ontwerp-besluit en heeft ermee ingestemd.

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. F. Dijkstal


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven