Besluit van 10 mei 1995, houdende wijziging van de Premiespaarregeling Rijksambtenaren 1968 (afschaffing voor onderwijs- en onderzoekpersoneel)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 11 november 1994, nr. 94044579, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 20, tweede lid, van de Wet op het basisonderwijs; artikel 28, tweede lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs; de artikelen 39, tweede lid, en 61 van de Wet op het voortgezet onderwijs; artikel 4 van de Experimentenwet onderwijs; artikel 9, eerste lid, van de Kaderwet Volwasseneneducatie 1991; artikel 58, tweede lid, van de Wet op de onderwijsverzorging; de artikelen 2.45, 2.55, 2.75, 2.76 en 2.77 van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs; artikel 4.5 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek; de artikelen 14 en 35 van de Wet op de nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek; artikel 125 van de Ambtenarenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 9 januari 1995, nr. W05.94.0708);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van 15 maart 1995, nr. 95000665, directie Arbeidsvoorwaarden en Beroepskwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In artikel 1 van de Premiespaarregeling Rijksambtenaren 19681 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. in het eerste lid, onder a, wordt aan het slot voor de puntkomma toegevoegd:

en van degene die werkzaam is aan een instelling als genoemd in artikel 1, onder b, van het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel

b. onderdeel b vervalt alsmede de aanduiding «a».

ARTIKEL II

  • 1. De in artikel I, onder a, bedoelde persoon die voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit op zijn bijzondere spaarrekening in de zin van artikel 4 van de premiespaarregeling Rijksambtenaren 1968 een op zijn bezoldiging ingehouden bedrag had uitstaan, komt in aanmerking voor de toekenning van een premie met overeenkomstige toepassing van die regeling.

  • 2. De in artikel I, onder a, bedoelde persoon die voor de inwerkingtreding van dit besluit betalingen heeft verricht als bedoeld in artikel 5 van de Premiespaarregeling Rijksambtenaren 1968 komt in aanmerking voor de toekenning van een premie met overeenkomstige toepassing van die regeling, met dien verstande dat voor de over de maand december 1994 in de zin van artikel 5 van de Premiespaarregeling Rijksambtenaren 1968 verrichte betalingen vóór 1 april 1995 een aanvraag als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van die regeling wordt ingediend.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1995.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 10 mei 1995

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de zesde juni 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

NOTA VAN TOELICHTING

Het voorliggende besluit is een uitwerking van de afspraken ten aanzien van de wijziging van de Premiespaarregeling Rijksambtenaren 1968 die met de Sectorcommissie Onderwijs en Wetenschappen in een totaalpakket zijn gemaakt ter zake van de arbeidsvoorwaarden 1 april 1993 tot en met 31 maart 1995.

De wijziging van artikel 1 van de Premiespaarregeling Rijksambtenaren 1968 betekent dat het (gewezen) onderwijs- en onderzoekpersoneel vanaf de inwerkingtreding van deze wijziging is uitgesloten van deelname aan die regeling. Vanaf 1 januari 1995 is het voor genoemde categorie personeel dus niet meer mogelijk om te sparen op een bijzondere spaarrekening door middel van inhouding op het loon. Evenmin is het meer mogelijk om na december 1994 gestorte premies voor een levensverzekering in aanmerking te brengen voor premiëring. Het overgangsrecht geeft aan dat de tot 1 januari 1995 op bijzondere spaarrekeningen gestorte bedragen conform de Premiespaarregeling in aanmerking gebracht zullen worden voor premiëring. Het spaarbedrag moet 4 volle jaren hebben vastgestaan sedert het einde van het jaar waarin gespaard is voordat de premie wordt uitgekeerd. De tot 1 januari 1995 gespaarde bedragen blijven dus tot zij in aanmerking komen voor premiëring op die rekeningen staan, maar zij kunnen niet meer worden aangevuld.

De tot 1 januari 1995 gestorte premies voor levensverzekeringen zullen conform de Premiespaarregeling in aanmerking kunnen worden gebracht voor uitbetaling. Om administratieve redenen dient echter het verzoek bedoeld in artikel 12 van de Premiespaarregeling uiterlijk 1 april 1995 te worden gedaan.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

J. M. M. Ritzen

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. Aartsen


XNoot
1

Stb. 1968, 263, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 2 september 1994, Stb. 704.

XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Nederlandse Staatscourant van 11 juli 1995, nr. 131.

Naar boven