Vragen van het lid Mastwijk aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de tot op heden onbeantwoorde vragen van 23 augustus 2007 over regelgeving voor zuivelbedrijven.

De voorzitter:

Dit betreft de omzetting van schriftelijke in mondelinge vragen vanwege de vertraging in de beantwoording. Gezien de tijd sta ik geen aanvullende vragen toe.

De heer Mastwijk (CDA):

Voorzitter. Nederland bestaat gelukkig nog voor een groot deel uit platteland. Op dit platteland floreren veel ambachtelijke bedrijven en bedrijfjes. Die zorgen voor de aantrekkelijkheid van het landelijk gebied. Bovendien zijn ze belangrijk voor het toeristisch-recreatieve aanbod. Anders gezegd: ze horen bij het platteland en zorgen voor leefbaarheid. Onder die bedrijven zijn veel ambachtelijke kaasmakerijen, waaronder ook veel biologische kaasmakers. Een mooi voorbeeld vind ik altijd Drenthe, mijn eigen woonprovincie, waar ze heel populair zijn tijdens de Drentse fietsvierdaagse, waaraan zoals bekend vele duizenden mensen deelnemen.

Onlangs verscheen in de Volkskrant een nogal alarmerend bericht over de regeldruk waar deze bedrijfjes last van hebben. Het gaat dan om het aantal controles en de kosten daarvan. Die kosten staan doorgaans niet in verhouding tot de omzet die deze bedrijven maken, zodat de ambachtelijke kaasmakers zich afvragen waar zij het eigenlijk nog voor doen. Wat dreigt, is dat zij het bijltje erbij neergooien. Dat zou een verarming betekenen voor het platteland.

Daarom stel ik de minister van VWS de volgende vragen. Vindt de minister dat ambachtelijke kaasmakerijen voor de leefbaarheid van het platteland belangrijk zijn en dus moeten blijven? Welke ruimte heeft de minister om binnen de geldende regels verschillen aan te brengen in de uitvoering van regels en controles? Er is namelijk toch wel enig verschil tussen een klein ambachtelijk bedrijf en een grote professionele zuivelfabriek. Als ik kijk naar de kosten van de controles in relatie tot de omzet, dan moet daar naar de mening van de CDA-fractie winst te behalen zijn. Welke mogelijkheden ziet de minister om de controlekosten van kleine ambachtelijke bedrijfjes enigszins in evenwicht te brengen met de omzet? Die omzet kan vanwege het ambachtelijke natuurlijk nooit erg hoog zijn, zodat de controles in duur en qua kosten zwaar drukken op de bedrijfsvoering.

Vermindering van administratieve lasten is een goede zaak. Het kabinet streeft naar een vermindering met 25% en het kabinet kan hier werk van maken om een stap te zetten bij het behalen van die 25%. De laatste vraag is dus concreet. Is de minister bereid om de Kamer met zijn collega van LNV binnenkort voorstellen te doen om de administratieve lastendruk voor dit soort ambachtelijke bedrijfjes daadwerkelijk te verlagen?

Minister Klink:

Voorzitter. Wij waarderen met de heer Mastwijk de leefbaarheid van het platteland, en mitsdien ook de kleine bedrijven. Dit geldt ook voor de ambachtelijke bedrijven die hij noemt, en zeker ook voor de boerderijzuivelaars. Volgens mij doelt de heer Mastwijk specifiek op deze laatste categorie, want als ik mij goed herinner ging het artikel in de Volkskrant daarover.

Kun je voor wat betreft de regels onderscheid maken tussen kleine bedrijven en grotere bedrijven? Dat kan volgens mij niet. De regels zijn voornamelijk afkomstig van Europese hygiëneregelgeving en gelden ongeacht de grootte en de omvang van het bedrijf. Kunnen wij iets doen aan het verminderen van de administratieve lasten? De bedrijven kunnen daar zelf vrij veel aan doen. Op het moment dat zij zich houden aan de code voor hygiëne zal de frequentie en intensiteit van de controle al snel minder zijn. Wij kunnen als overheid ook wel wat doen en daar zijn wij ook mee bezig. Wij zijn op dit moment aan het bekijken in hoeverre de frequentie van de controle naar beneden kan. Daarbij geldt natuurlijk wel de randvoorwaarde dat de producten veilig blijven en dat hangt erg af van de aard van de producten.

Ook de regelgeving als zodanig behoort tot de middelen die wij hebben om administratieve lasten voor bedrijven te verminderen. Europese regelgeving is overgegaan van middelvoorschriften naar doelvoorschriften. Deze behelzen met name de veiligheid en zouden openingen moeten bieden voor een minder grote belasting van deze bedrijven. Achter die doelvoorschriften gaat natuurlijk ook weer een uitwerking schuil, onder andere in de hygiënecode. Ik wil kijken in hoeverre de maatvoering van de hygiënecode, die wij op dit moment aan het bezien zijn, dusdanig is dat je daarvan moet zeggen dat de administratieve lastendruk en de daaruit voortvloeiende kosten zo min mogelijk moeten zijn.

Op twee punten zeg ik dus "ja" in de richting van de heer Mastwijk. Ten eerste betreft dat de frequentie van de controle. Ten tweede betreft dat de uitwerking van de doelvoorschriften die uit Europese regelgeving voortvloeien in de hygiënecode.

De heer Mastwijk (CDA):

Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Er kan natuurlijk geen sprake van zijn dat wij de voedselveiligheid willen aantasten. Die kant wil het CDA niet op en wat dat betreft lopen wij ook niet weg voor Europese regels. De minister spreekt echter terecht over doelvoorschriften. Ik zou mij kunnen voorstellen dat hij de ruimte in de Europese regelgeving optimaal benut, zodat de administratieve lasten voor de kleine bedrijven omlaag kunnen. Mij bereiken namelijk signalen dat de controles in bijvoorbeeld België aanzienlijk minder intensief zijn. Er zit dus blijkbaar wel ruimte in die Europese regelgeving. Begrijp ik de minister goed dat hij deze kant op wil? Ik vraag hem ten slotte wanneer hij met voorstellen op dit punt naar de Kamer komt.

Minister Klink:

Voorzitter. Ik onderschrijf de weergave die de heer Mastwijk van mijn antwoorden geeft. Ik wil op twee fronten de frequentie van de controle en de regels die achter de doelvoorschriften schuilgaan en schuil zullen gaan, nader bezien. Ik laat de Kamer schriftelijk weten wanneer ik de uitwerking daarvan zodanig op orde heb dat die rijp is om aan de Kamer te laten weten. Ik wil overigens nog wel melden dat deze antwoorden inderdaad buitengewoon lang op zich hebben laten wachten. Ik bied daarvoor mijn excuses aan de voorzitter, de heer Mastwijk en de overige leden van de Tweede Kamer aan.

De voorzitter:

Dank u zeer, ook voor de laatste opmerking.

Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Wolbert, Waalkens, Crone, Vendrik, Jasper van Dijk en Zijlstra;

Schermers en Leerdam, de gehele week.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven