3 Vragenuur: Vragen Van Tongeren

Vragen van het lid Van Tongeren aan de minister van Veiligheid en Justitie over het drugsgedoogbeleid van de gemeente Amsterdam tijdens festivals zoals het Amsterdam Dance Festival. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Deze week barst weer het jaarlijkse Amsterdam Dance Event los met meer dan 350.000 bezoekers. Muziek en deze festivals zijn inmiddels een economische sector van belang in Nederland. Vorig jaar werd het festival overschaduwd door drie tragische sterfgevallen. In Nederland stierven in 2012/2013 164 mensen aan illegale drugs. Elke dode is er een te veel. Ter vergelijking: in diezelfde periode overleden 23.723 mensen door alcohol en tabak en dat zijn legale genotsmiddelen. De gemeente Amsterdam zet samen met de festivalorganisatie, het Openbaar Ministerie, Jellinek en andere partners vol in op preventie. Zij kiezen een pragmatische lijn. Drugs zijn verboden en horen niet thuis op een feest, maar het gebruik ervan is niet uit te bannen. Informeren en testen van drugs staat voorop, niet het straffen. Wie uiteindelijk nood- of hulpdiensten nodig heeft, hoeft niet te vrezen voor strafvervolging. Zo ziet GroenLinks het graag. 

Wat zou er volgens de minister uit die nieuwe aanpak moeten komen om te zorgen dat hij die aanbeveelt aan alle gemeenten en festivals in Nederland? Is de minister het met GroenLinks eens dat politie en Openbaar Ministerie zich niet zozeer moeten richten op de gebruikers, maar juist op de drugshandelaars? Vindt de minister met GroenLinks dat de gezondheid van de bezoekers en de gebruikers vooropstaat en dat er daarom bij elk vergelijkbaar evenement ergens een locatie zou moeten zijn waar gebruikers hun pillen kunnen testen en waar een heleboel praktische informatie rond het gebruik van drugs wordt uitgelegd? Mensen weten dan ook dat zij niet onmiddellijk opgepakt worden als zij naar de EHBO-post gaan. 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister van Veiligheid en Justitie voor de beantwoording van deze vraag. 

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik dank mevrouw Van Tongeren voor het stellen van deze vraag. Het beleid van de lokale driehoek — de gemeente Amsterdam, de Nationale Politie en het Openbaar Ministerie — heeft ook al tot vragen geleid in de Amsterdamse gemeenteraad. In dat kader is afgesproken dat er een evaluatie zal plaatsvinden van het beleid en dat de gemeenteraad daarover zal worden geïnformeerd. Het debat over wat je in de lokale driehoek op specifiek lokaal terrein doet, hoort in de gemeenteraad van Amsterdam thuis. 

Mevrouw Van Tongeren stelt een vraag over de gezondheid. Het Nederlandse drugsbeleid heeft zich altijd gekenmerkt door een verstandige blik vanuit de gezondheidszorg. Wij hebben altijd vooropgesteld dat het van belang is dat wij harddrugs en softdrugs zoveel mogelijk van elkaar gescheiden houden en hebben er om die reden voor gekozen om in Nederland het gebruik van verdovende middelen niet strafbaar te stellen. Dat betekent dat er tegelijkertijd een aanwijzing en een richtlijn zijn die het Openbaar Ministerie handvatten geven voor de wijze waarop zij de opsporing en vervolging vorm moeten geven. Ik kan aan mevrouw Van Tongeren bevestigen dat het specifiek gaat om de dealers, want de dealers moeten worden aangepakt. Dat is de essentie van het beleid, ook in Amsterdam. Ik heb begrepen dat in de lokale driehoek de afweging is gemaakt dat het Amsterdam Dance Event een zodanige reeks van feesten is dat het lastig wordt om de bestaande basislijn van "één pil en daarboven vindt inbeslagname of strafrechtelijke vervolging plaats" te handhaven en het beleid daarom is aangepast in het specifieke, lokale kader. Ik vind zelf, met een aantal partijen in de gemeenteraad van Amsterdam, dat het beleid van vijf pillen wel erg ruimhartig is geformuleerd. Ik zal mij daarover dan ook met het Openbaar Ministerie verstaan. Ik vind het in ieder geval nog geen aanleiding om te zeggen dat dit specifieke Amsterdamse beleid voor één specifiek festival landelijk beleid zou moeten worden. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik ben blij dat de minister zegt dat we de tijd van drugshonden die iedereen op deze feesten besnuffelen, van de keiharde aanpak en van de mogelijke verwoesting van de hele werkcarrière van jonge mensen die ooit één keer één of twee pillen op zak hebben, achter ons hebben liggen en dat het gebruik niet strafbaar is. Maar mijn vraag was een andere. Er wordt geëvalueerd door Amsterdam. Stel dat daaruit komt: goh, dit jaar geen doden, het liep allemaal vrij goed en er is misschien een kostenbesparing op de inzet van de politie. Wat zou er dan nodig zijn voor deze minister om te zeggen: Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Tilburg, Maastricht en noem nog eens een paar grote steden met festivals moeten daar ook mee aan de slag? Wat zou voor de minister dus een doorslaggevend argument zijn? Of zegt hij eigenlijk: Amsterdam is zo'n stad apart dat we het daar even niet doen, maar dat we in de andere steden de war on drugs keihard moeten blijven handhaven? 

Minister Van der Steur:

Ik denk dat de war on harddrugs keihard moet worden gevoerd en ik ben er helemaal niet tegen om harddrugshonden in te zetten bij feesten. Sterker nog, ik denk dat het heel verstandig zou zijn als dat ook in het kader van het Amsterdam Dance Event zou gebeuren. Want als je dealers wilt vangen, zul je ook moeten zorgen dat er middelen zijn om ze te vangen. Daarvoor zijn drugshonden een uiterst succesvol middel. Ik merk daarbij op dat elke pil die gevonden wordt door politie of justitie in beslag genomen wordt. De genoemde grens van vijf pillen betekent dus niet dat je die mag hebben. Nee, elke pil wordt aangepakt als die wordt aangetroffen. Ik denk dat er ook alle reden is om daar zeer zorgvuldig mee om te gaan, want het Trimbos-instituut heeft vorige week nog gewaarschuwd voor een heel zware xtc-pil waar twee keer zo veel MDMA in zit. Men maakt zich zeer grote zorgen dat die slachtoffers zou kunnen veroorzaken. Er is dus alle reden om ons harddrugsbeleid in het belang van de volksgezondheid gewoon voort te zetten zoals we dat al doen. 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

De minister gaf volgens mij precies het sterkste argument om juist te testen. Er zijn namelijk pillen in omloop met een enorme zwaarte, maar ook gewone en lichte pillen. Een gebruiker weet dat niet. Als je ze test, weet je dat wel en weet je dus: deze pil ga ik niet slikken. Ik vraag dus nogmaals: wat zou er uit de evaluatie moeten komen opdat de minister zegt dat het beleid van Amsterdam heel verstandig is en goede effecten heeft? En zou de minister, desnoods op termijn, bereid zijn om te kijken naar een maatschappelijke kosten-batenanalyse? Want daar gaat het uiteindelijk om: heeft het beleid een voordeel voor de volksgezondheid en het handhaven van de orde? Daarnaast wil je in deze economische sector de buitenlandse bezoekers helderheid geven over wat in Nederland wel en niet kan. Ouders willen bovendien dat hun kinderen het overleven en zij naar een EHBO-post durven te gaan. Zou de minister bereid zijn om daarnaar te kijken en voor de Kamer in kaart te brengen wat de maatschappelijke kosten en baten zouden zijn van de huidige inzet in vergelijking met de Amsterdamse aanpak? 

Minister Van der Steur:

Ik denk dat het goed is dat we in het kader van hun rol ook aan ouders blijven adviseren om hun kinderen vooral op het hart te drukken geen drugs te gebruiken. Want harddrugs zijn, hoe je het ook wendt of keert, gevaarlijk en slecht voor de gezondheid. Ten aanzien van de testen merk ik op dat ik van VWS begrepen heb dat het Jellinek geen extra testlocatie opent. Misschien had mevrouw Van Tongeren die indruk, maar mijn informatie is dat het niet zo is ... 

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Op de Herengracht zelfs. 

Minister Van der Steur:

... maar wel dat de normale testservice van het Jellinek langer open zal blijven tijdens het Amsterdam Dance Event. Daar zal de gebruikelijke werkwijze worden gevolgd. Er is wel een informatiepunt tijdens het Amsterdam Dance Event van Jellinek waar zowel Nederlandse als buitenlandse bezoekers terechtkunnen en voorlichting krijgen over de risico's van het gebruik van harddrugs. Ik kom niet toe aan een maatschappelijke kosten-batenanalyse. We hebben een helder beleid. Harddrugs zijn gevaarlijk. Ze zijn verboden. Wat mij betreft blijft dat ook zo. 

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

De minister begon zijn beantwoording van de vragen van mevrouw Van Tongeren nog zo verstandig met de opmerking dat een en ander aan de Amsterdamse gemeenteraad is. Daar ben ik het van harte mee eens. Echter, nu spreekt de minister het Openbaar Ministerie aan op het gegeven dat vijf pillen niet per definitie leiden tot strafrechtelijke vervolging. Dat vind ik daar toch wel een beetje haaks op staan. 

Minister Van der Steur:

Ik zie niet in waarom dat daar haaks op zou staan. We hebben een richtlijn en een aanwijzing opgesteld. Dat beleid hebben we met elkaar in zorgvuldigheid afgestemd. Ik ben heel benieuwd hoe die richtlijn en die aanwijzing zich in de ogen van het Openbaar Ministerie verhouden tot de specifieke Amsterdamse situatie waar we het hier over hebben. Nogmaals, elke pil is illegaal en verboden en wordt in beslag genomen. Dat blijft ook zo. Alleen de vraag die nu voorligt, is wanneer je daadwerkelijk iemand gaat vervolgen, waarbij je de scheidslijn moet maken tussen gebruiker en dealer. Naar ik aanneem, is dat een vraag naar het opportuniteitsbeginsel, maar dat hoor ik graag van het Openbaar Ministerie. Die informatie wil ik graag met het Openbaar Ministerie delen. 

De voorzitter:

Mevrouw Berndsen heeft een tweede vraag. 

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Dit klinkt al wat aardiger, vind ik. De minister gaat niet in gesprek over de aanwijzing en hij wil van het Openbaar Ministerie weleens horen hoe het zit. Nu hoor ik dat hij zich gaat informeren en dat lijkt mij uitstekend. Misschien dat die informatie dan ook ter beschikking kan komen van de andere parketten. Als andere gemeenten dan het beleid van Amsterdam willen overnemen, dan hebben we een enigszins uniform beleid. 

Minister Van der Steur:

Dat laatste punt heb ik al behandeld door te vertellen wat mijn voornemens daartoe zijn. In reactie op het andere punt van mevrouw Berndsen kan ik bevestigen dat het vragen om informatie ten doel heeft om te horen hoe het zit. 

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn antwoorden en zijn komst naar de Kamer. 

Naar boven