Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met onder meer invoering van leerrechten in het hoger onderwijs, herziening van de collegegeldsystematiek, invoering van het collegegeldkrediet en invoering van een nieuw aflossingssysteem (financiering in het hoger onderwijs) (30387).

(Zie vergadering van 13 juni 2006.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Financiering van het hoger onderwijs via leerrechten is een aantrekkelijke gedachte als methode om flexibiliteit, kwaliteit en vernieuwing in het hoger onderwijs te bevorderen. De uitwerking van die gedachte die de regering aanvankelijk voorlegde, vertoonde echter nogal wat tekortkomingen in de ogen van de D66-fractie. Leerrechten werden weinig flexibel in halve jaren gemeten, en snelle studenten werden nogal beknot in het inzetten van hun resterende leerrechten. Daarom hadden wij aanvankelijk nogal wat kritiek. De afgelopen weken heeft de Kamer als medewetgever de wet door middel van dertien amendementen op even zovele punten kunnen verbeteren, waardoor met name de positie van de studenten is versterkt. Via moties is bovendien een sterke koppeling gelegd met de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, die wij hier nog krijgen, met name wat betreft het goed regelen van de medezeggenschap. Tegen die achtergrond laten wij onze aanvankelijke aarzelingen varen en steunen wij de wet.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Er is veel gediscussieerd over de introductie van het leerrechtensysteem, zowel in de Kamer als daarbuiten. Het wetsvoorstel is stevig geamendeerd en daardoor sterk verbeterd, zoals collega Bakker al aangaf. Toch is, ondanks de vele wijzigingen, het nut en noodzaak van het voorliggende wetsvoorstel voor de fractie van de ChristenUnie onvoldoende aangetoond. De introductie van leerrechten betekent voor mijn fractie geen verbetering van het hoger onderwijs in de richting die wij graag willen zien. Wij verwachten dat de beoogde mobiliteit en flexibiliteit voor studenten op deze wijze niet echt van de grond zullen komen. Mocht dat wel het geval zijn, dan vrezen wij een grote bureaucratische rompslomp en het rondpompen van geld. Ook zien wij risico's voor opleidingen die weinig studenten trekken, maar wel een grote maatschappelijke waarde kennen. Alles overziend, stemmen wij tegen dit wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik stel voor, de wijzigingen Voorzittervoorgesteld door de regering op stuk nr. 81 aan te brengen.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D66, de VVD, de Groep Wilders, het CDA en de LPF voor het wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Naar boven