Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een algemeen overleg met de minister van Buitenlandse Zaken over het non-proliferatiebeleid (22112, nr. 930).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Wij hebben uitgebreid met de minister kunnen debatteren ter voorbereiding van de toetsingsconferentie van het Non-proliferatieverdrag. Die toetsingsconferentie wordt volgend jaar in het voorjaar gehouden. Ik ben erg blij dat Kamer en regering op één lijn lijken te zitten, in ieder geval delen zij de wens dat kernwapens de wereld uit moeten. Daar moeten wij actief aan werken en daarbij heeft Nederland een rol te vervullen. Kernwapens vormen nog steeds een belangrijk deel van de NAVO-strategie om te komen tot collectieve veiligheid. Wat betreft de uitwerking van die strategie verschilt mijn fractie met de regering van mening over de Nederlandse rol, de Europese omstandigheden en het vraagstuk van de openheid.

Er zal later door andere sprekers een motie worden ingediend over de eerdere onderwerpen. Ikzelf wil graag een voorstel indienen dat betrekking heeft op het laatste thema: openheid. Dit onderwerp is in de Kamer al vaker aan de orde geweest. De SP is er zeer voor dat wij de discussie over kernwapens in Nederland mogelijk maken en dat wij frank en vrij kunnen spreken over de – ik zeg het maar op de manier die formeel het beleid is – eventuele aanwezigheid van kernwapens op Nederlands grondgebied. In België spreekt men daar wel openlijk over. De Nederlandse regering voelt zich echter gehinderd door het NAVO-beleid dat er over de eventuele aanwezigheid van kernwapens in Nederland geen mededelingen mogen worden gedaan. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het voorjaar van 2010 een toetsingsconferentie plaatsheeft in het kader van het Non-Proliferatie Verdrag (NPV);

constaterende dat het NAVO-beleid inzake kernwapens de Nederlandse regering verhindert openheid te verschaffen over de eventuele aanwezigheid van kernwapens op Nederlands grondgebied;

van mening dat de discussie over kernwapens niet alleen de kernwapenstaten aangaat maar ook staten waar kernwapens gestationeerd zijn;

verzoekt de regering, er bij de NAVO op aan te dringen dat openheid kan worden gegeven over de aanwezigheid van kernwapens in lidstaten van de NAVO,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bommel en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3(32123 V).

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Het moge duidelijk zijn dat de inzet van deze motie is dat wij in Nederland gewoon kunnen praten over kernwapens die op vliegbasis Volkel liggen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben in het algemeen overleg een discussie gehad over de vraag of je nog een kernwapentaak moet hebben en of je daar als Europa aan mee moet willen doen. Moet je daar als Nederland aan mee willen doen? Moet je gebruik maken van alleen nieuwe wapens die geen veiligheidsrisico voor de gezondheid meebrengen of maak je ook gebruik van verouderde wapens? Van alle formules die denkbaar zijn, is de volgende motie een zachte vorm.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de NAVO bij de uitvoering van haar kernwapentaak, ook gebruikmaakt van verouderde kernwapens, die daardoor onbruikbaar zijn en mogelijk een risico voor de publieke veiligheid en gezondheid vormen;

verzoekt de regering, binnen de NAVO te bepleiten dat zulk gebruik wordt beëindigd;

verzoekt de regering, eventuele eigen medewerking aan de opslag van verouderde kernwapens te beëindigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Peters en Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(32123 V).

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg over nucleaire ontwapening is uitgebreid gesproken over het feit dat het terugtrekken door de VS van de Amerikaanse kernwapens die zich op Europees gebied bevinden, een onderdeel van de ontwapening zou kunnen zijn. Dit zou onderdeel kunnen zijn van de onderhandelingen tussen de VS en Rusland. Ik heb tijdens het algemeen overleg gezegd dat het zou helpen als Nederland, maar ook andere Europese bondgenoten, aan de Amerikanen zou overbrengen dat het wenselijk is dat die Amerikaanse kernwapens worden teruggetrokken van het Europese grondgebied. De Amerikaanse regering zal namelijk nooit op eigen initiatief voorstellen om kernwapens terug te trekken die nu nog, op basis van de NAVO-strategie, worden gezien als veiligheidsgarantie voor Europa. Dit zou binnen het bondgenootschap immers als een vreemd signaal kunnen worden gezien.

Het lijkt mij dus gewenst dat de Nederlandse regering aan de Amerikaanse regering overbrengt dat het terugtrekken van die kernwapens wenselijk wordt geacht. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Van Dam

van mening dat de aanwezigheid van kernwapens in Europa niet langer gezien dient te worden als veiligheidsgarantie;

overwegende dat kernwapens in toenemende mate een veiligheidsrisico vormen;

overwegende dat de ambities van de Amerikaanse regering om te komen tot nucleaire ontwapening gesteund moeten worden;

overwegende dat de in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens onderdeel zouden kunnen zijn bij onderhandelingen over ontwapening tussen de VS en Rusland;

verzoekt de regering, aan de Amerikaanse regering over te brengen niet langer te hechten aan de bescherming van Europa door middel van de aanwezigheid van Amerikaanse kernwapens in Europa en de terugtrekking van deze kernwapens als resultaat van onderhandelingen over ontwapening tussen de VS en Rusland wenselijk te achten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Dam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5(32123 V).

De heer Nicolaï (VVD):

Hoe kan de heer Van Dam nu denken dat het in de onderhandelingen tussen de VS en Rusland om tot vermindering te komen, zou helpen dat nu vanuit Nederland eenzijdig wordt voorgesteld om alvast iets weg te geven?

De heer Van Dam (PvdA):

Misschien moet de heer Nicolaï de tekst van motie zorgvuldig lezen. Die is gericht op het overbrengen van een signaal aan de Amerikaanse regering dat wij het inbrengen van die Amerikaanse kernwapens in de onderhandelingen wenselijk achten en dat wij het terugtrekken van de wapens wenselijk achten. Het gaat dus niet om eenzijdige ontwapening, maar om het duidelijk maken dat wij die Amerikaanse kernwapens niet langer zien als een veiligheidsgarantie.

De heer Nicolaï (VVD):

Ik neem aan dat de heer Van Dam er wel van uitgaat dat ook Rusland dit signaal hoort.

De heer Van Dam (PvdA):

Dit lijkt mij cruciaal. Wij weten allemaal dat het overgrote deel van de kernwapens in de wereld in handen is van de VS en Rusland. Daarom zijn die onderhandelingen tussen beide zo belangrijk. Zij zullen met elkaar afspraken moeten maken over een grootschalige reductie van het aantal kernwapens in de wereld. Daar kunnen de Amerikaanse kernwapens in Europa een rol bij spelen.

De heer Nicolaï (VVD):

De heer Van Dam en ik verschillen van mening over de vraag hoe je zo effectief mogelijk kunt onderhandelen. Ik verwacht niet dat het helpt om Amerika hiermee voor de voeten te lopen.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik denk dat het een ontzettend belangrijk signaal is aan de Amerikanen als men weet dat de Europeanen de aanwezigheid van die kernwapens op Nederlands grondgebied niet langer zien als een veiligheidsgarantie en dat men die dus kan inbrengen in die onderhandelingen. Dat is naar mijn mening een ontzettend belangrijk signaal.

De voorzitter:

Er hebben zich geen andere sprekers gemeld. Wij wachten even tot de minister beschikt over de teksten van de drie moties.

Minister Verhagen:

Mevrouw de voorzitter. Zoals bekend en uitgebreid besproken tijdens het algemeen overleg van begin september pleit ik al langer voor een kernwapenvrije wereld. Het vraagstuk van non-proliferatie, wapenbeheersing en ontwapening, staat hoog op de agenda van de Nederlandse regering. Ik heb dat vorig jaar ook benadrukt tijdens mijn speeches bij de ontwapeningsconferentie in Genève en tijdens mijn speech voor de Atlantische Commissie. Nog steeds worden deze vraagstukken als zodanig, mede op aandringen van Nederland, in bijvoorbeeld de NAVO aan de orde gesteld. Nederland zet zich samen met andere partners ervoor in om ontwapening systematisch een onderdeel te laten zijn van besprekingen in de NAVO, ook in het kader van het nieuwe strategisch concept.

Ontwapeningsbesprekingen zijn echter complex en vragen om wijsheid en beleid, niet om kretologie. Ze vragen ook niet om het eenzijdig opgeven van kernwapentaken of kernwapens voordat onderhandelingen zijn gesloten. Daarmee wordt het juist moeilijker om een grotere vermindering af te dwingen bij alle betrokkenen. Het gevaar bestaat dan zelfs dat er netto meer in plaats van minder kernwapens over blijven in de wereld. De inzet van de Nederlandse regering is niet om te komen tot een kernwapenvrij Europa maar om te komen tot een kernwapenvrije wereld. Dat doe je niet door een eenzijdige stap, maar wel door de bereidheid om erover te praten.

Zoals ik tijdens het algemeen overleg al heb gezegd, zijn de Amerikanen en is de regering van de Verenigde Staten buitengewoon goed op de hoogte van het Nederlandse standpunt. Wij zijn lid van de NAVO en wij willen een discussie voeren in NAVO-verband over de bijdragen die de NAVO kan leveren aan wereldwijde ontwapening. Wij willen een serieuze discussie voeren over nut, noodzaak en rol van de kernwapentaak. Daarom moet nu niet al worden gezegd: Nederland doet niet meer mee. Eenzijdige stappen ten aanzien van kernwapens in Europa en de NAVO-kernwapentaak zijn contraproductief. Het is een zaak van het bondgenootschap, waar wij dacht ik nog altijd lid van zijn. Het is een zaak waarover door het bondgenootschap als geheel moet worden besloten. De discussie daarover moet binnen de NAVO worden gevoerd en zal in het kader van de herziening van het strategisch concept gevoerd worden.

Voor ik de moties kort becommentarieer, maak ik nog één opmerking. Alle argumenten die in de moties staan, heb ik in het algemeen overleg gehoord. De regering heeft deze weerlegd. Ik kreeg tijdens het algemeen overleg zeer nadrukkelijk de indruk dat ook de heer Van Dam tevreden was met de opstelling van de Nederlandse regering. Ik moet tot mijn spijt vaststellen dat ook hier geldt dat blijkbaar feiten of argumenten, zoals gewisseld tijdens het algemeen overleg, niet langer gelden. De indruk dringt zich op dat deze moties sowieso gingen komen, ongeacht wat het kabinet in het algemeen overleg zou zeggen. Zo bezien, hadden wij elkaar veel praattijd kunnen besparen en meteen deze moties kunnen behandelen. Overigens stond een en ander al in de krant voordat het debat had plaatsgevonden.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Ik maak hier bezwaar tegen. Het gebeurt wel vaker dat Kamer en regering van mening blijven verschillen over belangrijke onderwerpen. Om de Kamer dan weg te laten zetten als een repeterende plaat of een instantie die maar blijft zeuren wanneer zij geen gelijk krijgt, gaat mij toch net iets te ver. Dit zijn belangrijke onderwerpen. De argumenten van de kant van de Kamer, onder andere van de SP-fractie, zijn ingebracht op de onderwerpen zoals zij nu voorliggen. Maar het kan ook zo zijn dat de regering de Kamer niet heeft weten te overtuigen en dat de Kamer dus alsnog vraagt om een uitspraak op bepaalde onderdelen. Ik vind dat het niet past wanneer de regering de Kamer op deze wijze probeert de les te lezen. Het is ons goed recht om de Kamer uitspraken voor te leggen, zelfs wanneer wij van mening blijven verschillen, ook al hebben wij de argumenten van de regering gehoord.

Minister Verhagen:

Dit is feitelijk niet hetgeen ik heb gezegd, dus de heer Van Bommel moet mij geen woorden in de mond leggen die ik niet heb gebezigd. Ik heb geconstateerd dat er voordat het overleg had plaatsgevonden een bepaalde stellingname was ingenomen, dat wij daarna een debat hebben gevoerd waarbij ook de heer Van Dam zei dat hij zich kon vinden in de opstelling van de Nederlandse regering en dat daar nu op teruggekomen wordt. Dan zeg ik: wanneer argumenten die blijkbaar tijdens het algemeen overleg afdoende waren om de heer Van Dam te overtuigen nu niet meer afdoende zijn, hadden wij ons tijd kunnen besparen. Dan hadden wij beter meteen de moties kunnen bespreken. Ik betreur het ten zeerste dat nu de opstelling wordt gekozen die naar mijn mening een foutieve is.

De heer Van Dam (PvdA):

De minister komt zo dadelijk vast toe aan de advisering over de motie. Volgens mij hebben wij een zeer goed debat gevoerd over dit onderwerp, waarbij de conclusie was dat wij van mening verschilden over de wenselijkheid om aan de Amerikaanse regering een duidelijk signaal over te brengen over de wenselijkheid van terugtrekking van Amerikaanse kernwapens van Europees grondgebied. Laat dat nu precies ook de motie zijn zoals ik die heb ingediend, zoals het hoort.

Minister Verhagen:

Dit staat haaks op de tweede termijn van de heer Van Dam in het algemeen overleg. Dat moge zo zijn, ik constateer in ieder geval dat er nu een ander standpunt wordt ingenomen dan ten tijde van de tweede termijn.

De heer Van Dam (PvdA):

Het is niet zo, maar kennelijk heeft de minister er behoefte aan confrontatie met de Kamer te zoeken. Ik zou niet weten waarom, maar het is niet zo.

Minister Verhagen:

Ik heb geen behoefte om een confrontatie te zoeken, ik heb er behoefte aan om de argumenten zoals die zijn gewisseld tijdens het debat hier over het voetlicht te brengen. Dat heb ik ook gedaan. Naar de mening van de Nederlandse regering is het contraproductief om, als wij willen streven naar een kernwapenvrije wereld, naar verdergaande ontwapening, nu eenzijdige stappen te zetten terwijl er onderhandelingen lopen, terwijl er van Nederlandse zijde zeer nadrukkelijk de bereidheid is om daarbij ook de NAVO-kernwapentaak te betrekken en terwijl er duidelijk is gemaakt – ook tijdens het algemeen overleg – dat de Amerikanen zeer goed op de hoogte zijn van de Nederlandse opvatting dat ook de NAVO-kernwapentaak betrokken kan worden in de ontwapeningsdiscussies met Rusland. Derhalve hecht ik eraan om het standpunt zoals wij dat als Nederlandse regering hebben hier ook helder voor het voetlicht te brengen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Als de minister straks het dictum van de motie-Van Dam bekijkt, zal hij zien dat de heer Van Dam en hij het waarschijnlijk met elkaar eens zijn omdat ook de heer Van Dam – ik ga niet zijn motie uitleggen, maar ik kan een heel eind met hem meegaan – oproept om juist dit punt in de ontwapeningsdiscussies te brengen tussen Amerika en Rusland. Dus ik roep de minister toch op om vooral naar de kleine letters te kijken.

Minister Verhagen:

Voor onze standpunten en stellingname met betrekking tot de Amerikanen is deze motie op dat punt in ieder geval buitengewoon overbodig, aangezien de Amerikanen zeer goed op de hoogte zijn van het feit dat Nederland bereid is om ook de NAVO-kernwapentaak als zodanig te betrekken bij de verdergaande ontwapeningsdiscussies.

Ik kom bij de moties. De motie van de heer Van Bommel ontraad ik ten stelligste, niet omdat de regering hecht aan onnodige geheimdoenerij, maar omdat wat geclassificeerd is geclassificeerd moet blijven totdat wij in de NAVO gezamenlijk besluiten dat die classificatie kan worden losgelaten of veranderd. Verder ontraad ik de motie omdat discussies over nut of noodzaak van die wapens niet gediend zijn met praten over de vraag waar zij precies zijn. Dus ik verzet mij niet tegen versoepeling van die classificatie, maar ik heb er ook geen behoefte aan.

De heer Van Bommel (SP):

Toen de minister de beantwoording begon, dacht ik dat hij een andere motie had gelezen. Ik bepleit hier niet dat Nederland zelfstandig en onafhankelijk van het NAVO-beleid optreedt. Dat mag wel, maar dat vraag ik niet. Wat ik vraag in de motie is om in NAVO-verband, op het platform waar die thuishoort, de discussie te starten over openheid over de aanwezigheid van kernwapens op Europees, dus ook Nederlands, grondgebied. Dat houdt in dat wij dan ook een publiek debat kunnen voeren. Nu kan dat niet omdat dit een abstract debat is; zogenaamd niemand weet zeker dat er in Nederland kernwapens zijn. Dit zou dus een stap kunnen zijn naar het verdere publieke debat over de betekenis van kernwapens.

Minister Verhagen:

Indien in de NAVO besloten wordt om de classificatie te wijzigen, zal ik mij daar niet tegen verzetten. Ik heb er echter geen behoefte aan omdat ik denk dat de discussie moet gaan over hoe wij als Nederland, als NAVO, een bijdrage kunnen leveren aan het verder terugdringen van kernwapens in de wereld. Wij moeten gebruikmaken van de Amerikaanse stappen die gezet zijn om te komen tot een zeer rigoureuze ontwapening op dit terrein. Dat doel staan wij zelf ook voor en ik vind dit het hoofddoel waar wij ons op moeten richten. Derhalve zal ik mij niet verzetten, maar ik heb er ook geen specifieke behoefte aan.

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb er begrip voor dat de minister zegt dat dit het hoofddoel is. Het is ook mijn hoofddoel. Instrumenteel zou het echter behulpzaam kunnen zijn wanneer in Nederland een publiek debat bevorderd wordt over de betekenis van kernwapens. Ziet de minister het in dat licht niet als functioneel, dus van betekenis, dat er openheid komt over de eventuele aanwezigheid van kernwapens in Nederland? Met mensen praten over kernwapens die in België, Frankrijk, Duitsland of Engeland liggen, is een heel ander hoofdstuk dan praten met mensen over kernwapens die in het schattige plaatsje Volkel aanwezig zijn.

Minister Verhagen:

U weet daar blijkbaar heel veel van. U schijnt zich er niet in geremd te voelen om daar discussie over te voeren, ondanks het feit dat u niet weet of die wapens ergens in Nederland liggen. Ik heb niet de indruk dat de discussie over kernwapens, die ik hier nota bene zelf ben begonnen twee jaar geleden, is gediend met de vraag naar de al of niet aanwezigheid van kernwapens in Nederland. Er is nu echter een historische kans om te komen tot verdergaande ontwapening als het gaat om kernwapens, tot een terugdringing van het aantal kernwapens. Naar mijn mening moet die historische kans met beide handen worden gegrepen. Wij moeten daar op een constructieve wijze onze bijdrage aan leveren. Dat doen wij volgens mij door de manier waarop de Nederlandse regering daarmee bezig is. Het wordt niet per se gediend door de uitvoering van de motie. Ik heb er dus geen behoefte aan, maar als die kwestie binnen de NAVO aan de orde komt, zal ik mij er ook niet tegen verzetten.

Ik kom bij de motie van mevrouw Peters op stuk nr. 4. Ik ontraad die ten stelligste, gelet op het feit dat er allerlei vooronderstellingen in staan die ik niet tot de mijne kan rekenen.

Ik kom bij de motie van de heer Van Dam op stuk nr. 5. Ik ben het niet eens met de eerste overweging dat de aanwezigheid van kernwapens als zodanig niet langer als een veiligheidsgarantie dient te worden gezien. Los van de vraag of deze wapens er in Europa zijn, menen wij dat de NAVO gezamenlijk, dus niet in Den Haag, maar van de VS tot Vilnius, moet beslissen over nut en noodzaak van kernwapens in Europa, respectievelijk over de rol van kernwapens in het strategisch concept van de NAVO. Vooralsnog beschikt de Russische Federatie over grote aantallen kernwapens. De regering deelt dus niet de gedachte dat het bezit aan NAVO-zijde daartegenover niet bijdraagt aan de veiligheid. Wij moeten wel proberen te komen tot een forse wederzijdse reductie. Als 95% van het aantal kernwapens in handen is van Rusland en Amerika, moeten wij op alle mogelijke manieren proberen te komen tot een reductie. Indien het nuttig kan zijn om de NAVO-kernwapentaak en de eventueel op NAVO-grondgebied gestationeerde kernwapens daarbij te betrekken, moeten wij dat absoluut doen.

Ik ben het niet eens met de tweede overweging, gelet op het feit dat kernwapens al decennia juist bijgedragen hebben aan de veiligheid. Immers, als een ander land waar een dreiging van uitgaat over deze wapens beschikt, kan het zinvol zijn hierover zelf ook te beschikken. Als bedoeld wordt dat de wapens zelf niet veilig zijn of niet goed beveiligd, bestrijd ik dat evenzeer.

Ik ben het wel eens met de derde overweging dat wij op alle mogelijke manieren steun moeten geven aan het Amerikaanse streven naar nucleaire ontwapening. Ik ben van mening dat deze motie daar als zodanig geen steun voor is, maar daarentegen tot strekking heeft: laten wij, vooruitlopend op de besprekingen, wat daar ook uit mag komen, nu eenzijdig ontwapenen, ongeacht wat onze bondgenoten vinden en ongeacht wat de Russen er tegenover stellen. Ik denk dat dit een onverstandige onderhandelingsinsteek is die niet zal bijdragen aan verdergaande ontwapening, integendeel. Ik heb dit al eerder naar voren gebracht.

Derhalve kan ik niet anders doen dan deze motie ten stelligste ontraden. Zij levert volgens ons immers geen bijdrage aan een verdergaande ontwapening, maar zal juist de mogelijkheden van een succesvolle uitkomst van de onderhandelingen tussen de Verenigde Staten en Rusland in de weg staan.

De heer Van Dam (PvdA):

Als in de motie zou worden opgeroepen tot eenzijdige ontwapening, zoals de minister zegt, zou ik het oordeel begrijpen. Ik heb de motie nog eens een paar keer gelezen, ondersteboven gehouden en van alle kanten bekeken, maar het staat er volgens mij echt niet in.

Minister Verhagen:

De heer Van Dam stelt dat hij sowieso niet hecht aan de bescherming van Europa door middel van de aanwezigheid van Amerikaanse kernwapens, terwijl de Nederlandse regering al verscheidene malen kenbaar gemaakt heeft dat wat haar betreft de kernwapentaak in de NAVO betrokken kan worden bij de onderhandelingen om te komen tot verdergaande ontwapening.

De heer Van Dam (PvdA):

Laten wij het dan concreet maken. Acht de minister de terugtrekking van Amerikaanse kernwapens op Europees grondgebied, als resultaat van de onderhandelingen tussen Rusland en de VS, wenselijk?

Minister Verhagen:

Mogelijk en wenselijk indien dit een bijdrage levert aan de verdergaande reductie van het aantal kernwapens in de wereld.

De heer Van Dam (PvdA):

Dan vraag ik mij af waarom de minister het oneens is met het dictum van deze motie.

Minister Verhagen:

Ik ben het oneens met het feit dat vooruitgelopen wordt op resultaten. Ik ben het oneens met het feit dat, los van de uitkomsten van de onderhandelingen, gesteld wordt dat wij niet langer hechten aan deze taak en aan deze bescherming. Hiermee lever je geen constructieve bijdrage aan de onderhandelingen. Integendeel, je zet de onderhandelingen op het verkeerde been al voordat ze begonnen zijn.

De heer Van Dam (PvdA):

Met alle respect, als je wel hecht aan deze bescherming, zeg je toch niet dat zij betrokken kan worden in de onderhandelingen tussen Rusland en de VS? Zij kan hierin alleen maar betrokken worden als je er niet langer aan hecht.

Minister Verhagen:

Wij hechten alleen niet aan deze bescherming indien dit leidt tot een verdergaande, scherpe reductie van het aantal kernwapens aan beide kanten. De heer Van Dam stelt, los van de uitkomsten van de onderhandelingen, dat wij er überhaupt niet aan hechten. Dat is het eenzijdige element dat geen bijdrage zal leveren aan een verdergaande reductie. Voor ons is van het grootste belang dat de START-onderhandelingen tussen de Verenigde Staten en Rusland, die zich richten op het kernwapenpotentieel in beide landen, moeten leiden tot een forse reductie van het aantal kernwapens. Als hieraan een bijdrage geleverd kan worden, lees: als de Russen eerder bereid zullen zijn om hun kernwapenarsenaal terug te dringen, alsook de NAVO-kernwapentaak hierbij betrokken wordt, dan zij wij daartoe bereid. Dat is de Amerikanen bekend. Daarvoor hebben zij deze motie van de heer Van Dam ook niet nodig, want dat is het standpunt van de Nederlandse regering.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Vanmiddag zullen wij over de ingediende moties stemmen.

Ik heb nog een mededeling. Het VAO begrotingssteun wordt van de agenda van vandaag afgevoerd. De minister van Buitenlandse Zaken heeft de Kamer hierover een brief gezonden. Deze hebben wij ontvangen. In de brief deelt de minister mee dat voor het VAO begrotingssteun geen besluit over begrotingssteun aan Burundi zal worden genomen.

De vergadering wordt van 13.06 uur tot 13.30 uur geschorst.

Naar boven