Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2020, 64380 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals bouwplannen en verkeersmaatregelen.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2020, 64380 | Besluiten van algemene strekking |
Deze publicatie bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst. Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
De publicatie wordt standaard getoond met verschilmarkering. Door te kiezen voor ‘Was’ of ‘Wordt’ kunt u de voormalige of vernieuwde tekst op zichzelf bekijken.
Toon versie van document
Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 december 2020 tot aanvulling en wijziging van de Omgevingsregeling, intrekking en wijziging van andere regelingen en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringsregeling Omgevingswet)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op de richtlijn gevaarlijke stoffen in de lucht, de richtlijn luchtkwaliteit, de richtlijn omgevingslawaai, de richtlijn storten afvalstoffen, de richtlijn winningsafval en het werelderfgoedverdrag;
Gelet op het Arbeidsomstandighedenbesluit, het Besluit detectie radioactief besmet schroot, het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013, het Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas, het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen, het Besluit kostenverevening reductie C02-emissies glastuinbouw, het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, de artikelen 8.47, vijfde lid, 8.48, vijfde lid, 8.53, vijfde lid, 8.55, vijfde lid, 8.56, tweede lid, 8.57, derde lid, 8.57a, vierde lid, 8.57b, vierde lid, 8.59, tweede lid, 8.62c, vijfde lid, 8.62h, derde lid, 8.62i, derde lid, 8.62l, vierde lid, 8.66, derde lid, en 8.68, derde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen, het Besluit politiegegevens, het Besluit stimulering duurzame energieproductie, het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen, het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015, het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen, het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen door de lucht, het Drinkwaterbesluit, de Drinkwaterwet, de Erfgoedwet, het Inrichtingsbesluit WVO, het Inrichtingsbesluit WVO BES, de artikelen 5.37, onder b en c, en 6.1 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet, de artikelen 2.17, onder k en l, 2.27, onder c, 2.45, onder n, en 3.1 van de Invoeringswet Omgevingswet, de Invorderingswet 1990, het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies, het Kaderbesluit subsidies I en M, de Kaderwet subsidies I en M, de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat, de Landbouwwet, de Leegstandwet, de Meststoffenwet, het Mijnbouwbesluit, de Mijnbouwwet, de artikelen 2.15, derde en vierde lid, 2.20, tweede en derde lid, 2.21, eerste lid, 2.21a, eerste lid, 2.24, tweede lid, 4.1, tweede lid, 4.3, derde lid, 5.34, tweede lid, 13.1, tweede lid, 16.55, tweede lid, 16.88, derde en vierde lid, 18.21, eerste lid, 19.10, eerste lid, 19.11, 20.2, tweede lid, 20.3, eerste lid, 20.6, derde lid, aanhef en onder b, 20.14, zesde lid, 20.21, tweede en vierde lid, 20.25, tweede lid, 20.26, vierde lid, 20.28, derde lid, 20.29 en 20.30, aanhef en onder b, van de Omgevingswet, de Registratiewet 1970, het Reglement voor de binnenvisserij 1985, de Spoorwegwet, het Stortbesluit bodembescherming, de Visserijwet 1963, het Vuurwerkbesluit, het Warmtebesluit, het Waterbesluit, het Waterschapsbesluit, de Waterwet, de Wegenverkeerswet 1994, de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, de Wet luchtvaart, de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II, de Wet milieubeheer, de Wet op het BTW-compensatiefonds, de Wet taken meteorologie en seismologie, de Wet veiligheidsregio’s en de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;
Besluiten:
De Omgevingsregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 1.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1.Deze regeling berust op de artikelen 1.5, tweede lid, 2.15, derde en vierde lid, 2.20, tweede en derde lid, 2.21, 2.21a, eerste lid, 2.24, tweede lid, 4.1, tweede lid, 4.3, derde lid, 5.34, tweede lid, 12.6, vijfde lid, 13.1, tweede lid, 16.6, 16.55, tweede en zesde lid, 16.88, derde en vierde lid, 18.21, eerste lid, 19.10, eerste lid, 19.11, 20.2, tweede lid, 20.3, eerste lid, 20.6, derde lid, aanhef en onder b, 20.14, zesde lid, 20.16, derde lid, 20.18, eerste lid, 20.21, tweede en vierde lid, 20.25, tweede lid, 20.26, vierde lid, 20.28, derde lid, 20.29 en 20.30, aanhef en onder b, van de wet.
2.Deze regeling berust ook op de artikelen 8.47, vijfde lid, 8.48, vijfde lid, 8.53, vijfde lid, 8.55, vijfde lid, 8.56, tweede lid, 8.57, derde lid, 8.57a, vierde lid, 8.57b, vierde lid, 8.59, tweede lid, 8.62c, vijfde lid, 8.62h, derde lid, 8.62i, derde lid, 8.62l, vierde lid, 8.66, derde lid, en 8.68, derde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
3.De artikelen 14.1, 14.2, 14.18b, 14.28e en 14.31i berusten op artikel 133, derde lid, van de Mijnbouwwet.
B
Artikel 2.4 wordt verplaatst van paragraaf 2.2.2 naar paragraaf 2.2.1. Paragraaf 2.2.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.De geometrische begrenzing van de oppervlaktewaterlichamen, bedoeld in bijlage II, onder 1, bij het Omgevingsbesluit en, waarvan het beheer van de waterkwaliteit bij het Rijk berust, is vastgelegd in bijlage III.
2.De geometrische begrenzing van de oppervlaktewaterlichamen, bedoeld in bijlage II, onder 1, bij het Omgevingsbesluit en, waarvan het beheer van de waterkwantiteit bij het Rijk berust, is vastgelegd in bijlage III.
3.De geometrische begrenzing van de oppervlaktewaterlichamen, bedoeld in bijlage II, onder 1, bij Omgevingsbesluit enhet Omgevingsbesluit, waarvan het waterstaatkundig beheer bij het Rijk berust, is vastgelegd in bijlage III.
1.In afwijking van artikel 2.20, tweedeeerste lid, onder a, van de wet, berust het waterstaatkundig beheer van de rijkswateren, voor zover deze liggen binnen de geometrische begrenzing die is vastgelegd in bijlage III, bij de in die bijlage bedoelde niet tot het Rijk behorende openbare lichamen.
2.Het waterstaatskundigwaterstaatkundig beheer van de rijkswateren, voor zover het gaat om de zorg voor het voorkomen van
schade aan waterstaatswerken veroorzaakt door muskus- en beverratten, bedoeld aan waterstaatswerken waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in artikel 2.2, derde lidbijlage III, berust bij het waterschapsbestuur.
C
Artikel 2.4 wordt verplaatst van paragraaf 2.2.2 naar paragraaf 2.2.1. Paragraaf 2.2.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
[Gereserveerd]
1.Een dijktraject als bedoeld in artikel 2.0b van het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt aan twee zijden begrensd door een lijn loodrecht op het dijktraject door een punt waarvan de rijksdriehoekscoördinaten zijn vastgesteld in bijlage IIIa.
2.Een dijktraject als bedoeld in artikel 2.0h, onder a, van het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt aan twee zijden begrensd door een lijn loodrecht op het dijktraject door een punt waarvan de rijksdriehoekscoördinaten zijn vastgesteld in bijlage IIIb.
D
Artikel 2.11 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
[Gereserveerd]
1.De geometrische begrenzing van de PKB-Waddenzee, bedoeld in artikel 5.129a, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is vastgelegd in bijlage III.
2.De geometrische begrenzing van het Waddengebied, bedoeld in artikel 5.129a, tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is vastgelegd in bijlage III.
E
Artikel 2.12 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De geometrische begrenzing van een vrijwaringsgebied van een rijkswater, met uitzondering van de Noordzee, de Waddenzee, de Westerschelde en het IJsselmeer, met inbegrip van het Zwarte Meer en het Ketelmeer, dat een vaarweg is als bedoeld in artikel 5.160 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is vastgelegd in bijlage III.
F
Paragraaf 2.2.9 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
[Gereserveerd]
De beperkingengebieden met betrekking tot een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk dat geen kanaal is, bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, zijn de locaties waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage III.
[Gereserveerd]
De beperkingengebieden met betrekking tot een kanaal in beheer bij het Rijk, bedoeld in artikel 6.17, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, zijn de locaties waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage III.
[Gereserveerd]
De geometrische begrenzing van de vaarwegen, bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onder d, onder 1° en 2°, en onder f, onder 2°, van het Besluit activiteiten leefomgeving, is vastgelegd in bijlage III.
[Gereserveerd]
De beperkingengebieden met betrekking tot een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk dat geen kanaal is, voor zover het gaat om het permanent afmeren van een woonschip of een ander drijvend werk, bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit activiteiten leefomgeving, zijn de locaties waarvan de geometrische begrenzing is vastgesteld in bijlage III.
[Gereserveerd]
De beperkingengebieden met betrekking tot waterkeringen in beheer bij het Rijk, bedoeld in artikel 6.18 van het Besluit activiteiten leefomgeving, zijn de locaties waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage III.
G
Artikel 2.18 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
[Gereserveerd]
Het beperkingengebied met betrekking tot de Noordzee, bedoeld in de artikelen 7.16, eerste lid, 7.17, eerste lid, 7.26, eerste lid, en 7.33 van het Besluit activiteiten leefomgeving, is de locatie waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage III.
H
Artikel 2.19 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
[Gereserveerd]
De zone tussen de duinvoet en de laagwaterlijn van de Noordzee, bedoeld in artikel 7.17, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, is de locatie waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage III.
I
Artikel 2.20 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
[Gereserveerd]
De beperkingengebieden met betrekking tot andere installaties dan mijnbouwinstallaties in de Noordzee, bedoeld in artikel 7.47, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, zijn de locaties waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage III.
J
Artikel 2.22 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
[Gereserveerd]
1.De oefen- en schietgebieden, bedoeld in artikel 7.67, aanhef en onder b, onder 1°, en onder c, onder 1°, van het Besluit activiteiten leefomgeving, zijn de locaties waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage III.
2.De drukbevaren delen van de zee, bedoeld in artikel 7.67, aanhef en onder b, onder 2°, van het Besluit activiteiten leefomgeving, zijn de locaties waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage III.
3.De aanloopgebieden, bedoeld in artikel 7.67, aanhef en onder c, onder 2°, van het Besluit activiteiten leefomgeving, zijn de locaties waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage III.
4.De ankergebieden in de buurt van aanloophavens, bedoeld in artikel 7.67, aanhef en onder c, onder 3°, van het Besluit activiteiten leefomgeving, zijn de locaties waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage III.
K
Het opschrift van paragraaf 2.3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
L
Artikel 2.23 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
[Gereserveerd]
1.Wegen waarvoor een brandaandachtsgebied en een explosieaandachtsgebied geldt als bedoeld in bijlage VII, onder C, bij het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn de wegen, bedoeld in bijlage I bij de Regeling basisnet.
2.Spoorwegen waarvoor een brandaandachtsgebied en een explosieaandachtsgebied geldt als bedoeld in bijlage VII, onder C, bij het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn de spoorwegen, bedoeld in bijlage II bij de Regeling basisnet.
M
Artikel 2.24 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
N
Het opschrift van artikel 2.25 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
O
Artikel 2.26 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.De geometrische begrenzing van de civiele explosieaandachtsgebieden A, bedoeld in artikel 5.28, aanhef en onder b, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is vastgelegd in bijlage III.
2.De geometrische begrenzing van de civiele explosieaandachtsgebieden B, bedoeld in artikel 5.28, aanhef en onder b, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is vastgelegd in bijlage III.
3.De geometrische begrenzing van de civiele explosieaandachtsgebieden C, bedoeld in artikel 5.28, aanhef en onder b, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is vastgelegd in bijlage III.
4.De geometrische begrenzing van de civiele opslagplaatsen waar ontplofbare stoffen voor civiel gebruik worden opgeslagen binnen de locaties, genoemd in bijlage IX, onder D, bij artikel 5.28, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is vastgelegd in bijlage III.
P
Artikel 2.29 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
[Gereserveerd]
1.De beperkingengebieden met betrekking tot wegen in beheer bij het Rijk, bedoeld in artikel 2.21a, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet, zijn de locaties waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage III.
2.De delen van beperkingengebieden met betrekking tot wegen in beheer bij het Rijk die horen bij een verzorgingsplaats als bedoeld in artikel 8.16, tweede lid, onder c, van het Besluit activiteiten leefomgeving, zijn de locaties waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage III.
Q
Artikel 2.30 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
[Gereserveerd]
1.De beperkingengebieden met betrekking tot hoofdspoorwegen, bedoeld in artikel 2.21a, eerste lid, aanhef en onder c, van de wet, zijn de locaties waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage III.
2.De geometrische begrenzing van de kernzones van beperkingengebieden met betrekking tot een hoofdspoorweg als bedoeld in artikel 9.31, onder a, van het Besluit activiteiten leefomgeving is vastgelegd in bijlage III.
3.De geometrische begrenzing van de overwegzones van beperkingengebieden met betrekking tot een hoofdspoorweg als bedoeld in artikel 9.31, onder b, van het Besluit activiteiten leefomgeving is vastgelegd in bijlage III.
4.De geometrische begrenzing van de beschermingszones van beperkingengebieden met betrekking tot een hoofdspoorweg als bedoeld in artikel 9.31, onder c, onder 1° en 2°, van het Besluit activiteiten leefomgeving is vastgelegd in bijlage III.
R
Na paragraaf 2.3.4 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
De beperkingengebieden, bedoeld in artikel 9.19, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, met betrekking tot bijzondere spoorwegen waarvoor geen toepassing is gegeven aan artikel 8, tweede lid, van het Besluit bijzondere spoorwegen, zijn:
de locaties die liggen binnen 3 m aan weerszijden van de bijzondere spoorweg; en
als het gaat om kruisingen tussen de bijzondere spoorweg en een weg die open staat voor het openbaar verkeer: de locaties die liggen binnen een vlak dat wordt gevormd door hoekpunten in het hart van het buitenste spoor op 50 m aan weerszijden van de as van de weg en op 11 m aan weerszijden van de bijzondere spoorweg in de as van de weg.
De beperkingengebieden, bedoeld in artikel 9.19, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, met betrekking tot bijzondere spoorwegen waarvoor toepassing is gegeven aan artikel 8, tweede lid, van het Besluit bijzondere spoorwegen, zijn:
als de bijzondere spoorweg als rechte baan is aangelegd: de locaties die liggen binnen 8 m aan weerszijden van de bijzondere spoorweg;
als het gaat om kruisingen tussen een bijzondere spoorweg waarop een snelheid van ten hoogste 40 km/u is toegestaan en een weg die open staat voor het openbaar verkeer: de locaties die liggen binnen een vlak dat wordt gevormd door hoekpunten in het hart van het buitenste spoor op 220 m aan weerszijden van de as van de weg en op 11 m aan weerszijden van de bijzondere spoorweg in de as van de weg; en
als het gaat om kruisingen tussen een bijzondere spoorweg waarop een snelheid van meer dan 40 km/u is toegestaan en een weg die open staat voor het openbaar verkeer: de locaties die liggen binnen een vlak dat wordt gevormd door hoekpunten in het hart van het buitenste spoor op 500 m aan weerszijden van de as van de weg en op 11 m aan weerszijden van de bijzondere spoorweg in de as van de weg.
S
Het opschrift van paragraaf 2.3.5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
T
Artikel 2.31 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
[Gereserveerd]
1.De geometrische begrenzing van gebieden waar bouwwerken communicatie-, navigatie- en radarapparatuur buiten Schiphol of overige burgerluchthavens van nationale en regionale betekenis kunnen verstoren als bedoeld in artikel 5.161a, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is vastgelegd in bijlage III.
2.De maximaal toelaatbare hoogte voor bouwwerken, bedoeld in artikel 5.161a, tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is vastgelegd in bijlage III.
3.De maximaal toelaatbare hoogte voor windturbines, bedoeld in artikel 5.161a, derde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is vastgelegd in bijlage III.
4.De geometrische begrenzing van gebieden waar bouwwerken het civiele radarbeeld kunnen verstoren als bedoeld in artikel 5.161a, vijfde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is vastgelegd in bijlage III.
5.De geometrische begrenzing van gebieden waar windturbines het civiele radarbeeld kunnen verstoren als bedoeld in artikel 5.161a, vijfde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is vastgelegd in bijlage III.
U
Het opschrift van paragraaf 2.3.6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
V
Artikel 2.32 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.De reserveringsgebieden voor de aanleg van buisleidingen van nationaal belang, bedoeld in artikel 5.136, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, zijn de locaties waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage III.
2.De zoekgebieden voor de aanleg van buisleidingen van nationaal belang, bedoeld in artikel 5.136, tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, zijn de locaties waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in bijlage III.
W
Het opschrift van paragraaf 2.3.7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
X
Het opschrift van paragraaf 2.3.8 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Y
Het opschrift van paragraaf 2.3.9 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Z
Artikel 2.37 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
[Gereserveerd]
De geometrische begrenzing van de uitgezonderde locaties voor het exploiteren van een veehouderij, bedoeld in artikel 5.53, eerste lid, onder b, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is vastgelegd in bijlage III.
AA
Artikel 2.38 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De agglomeraties, bedoeld in de richtlijn luchtkwaliteit en de richtlijn gevaarlijke stoffen in de lucht, zijn:
Amsterdam/Haarlem, omvattend de gemeenten: Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beverwijk, Bloemendaal, Diemen, Haarlem, Haarlemmermeer, Heemskerk, Heemstede, Ouder-Amstel, Uithoorn, Velsen, Zaanstad en Zandvoort;
Den Haag/Leiden, omvattend de gemeenten: Delft, Den Haag, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Oegstgeest, Rijswijk, Voorschoten, Wassenaar en Westland;
Eindhoven, omvattend de gemeenten: Best, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Helmond, Nuenen, Gerwen en Nederwetten en Veldhoven;
Heerlen/Kerkrade, omvattend de gemeenten: Beekdaelen, Brunssum, Heerlen, Kerkrade,
Landgraaf, en Voerendaal;
Rotterdam/Dordrecht, omvattend de gemeenten: Albrandswaard, Barendrecht, Capelle aan de IJssel, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Maassluis, Nissewaard, Papendrecht, Ridderkerk, Rotterdam, Schiedam, Sliedrecht, Vlaardingen, Zuidplas en Zwijndrecht; en
Utrecht, omvattend de gemeenten: Houten, Nieuwegein, Utrecht en IJsselstein.
BB
Artikel 2.40 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
De agglomeraties, bedoeld in de richtlijn omgevingslawaai, zijn:
Alkmaar, omvattend de gemeenten: Alkmaar, Bergen, Heerhugowaard, Heiloo en Langedijk;
Almere;
Amersfoort;
Amsterdam/Haarlem, omvattend de gemeenten: Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beverwijk, Bloemendaal, Diemen, Haarlem, Haarlemmermeer, Heemskerk, Heemstede, Ouder-Amstel, Uithoorn, Velsen, Zaanstad en Zandvoort;
Apeldoorn;
Arnhem;
Breda;
‘s-Hertogenbosch;
Den Haag/Leiden, omvattend de gemeenten: Delft, Den Haag, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Oegstgeest, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Voorschoten, Wassenaar, Westland en Zoetermeer;
Eindhoven, omvattend de gemeenten: Best, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Helmond, Nuenen, Gerwen en Nederwetten en Veldhoven;
Enschede, omvattend de gemeenten: Almelo, Enschede en Hengelo;
Gouda, omvattend de gemeenten: Alphen aan deden Rijn, Gouda en Waddinxveen;
Groningen;
Heerlen/Kerkrade, omvattend de gemeenten: Beekdaelen, Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf en Voerendaal;
Hilversum, omvattend de gemeenten: Blaricum, Gooise Meren, Hilversum, Huizen, Laren en Weesp;
Maastricht;
Nijmegen;
Rotterdam/Dordrecht, omvattend de gemeenten: Albrandswaard, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Nissewaard, Maassluis, Papendrecht, Ridderkerk, Rotterdam, Schiedam, Sliedrecht, Vlaardingen, Zuidplas en Zwijndrecht;
Tilburg;
Utrecht, omvattend de gemeenten: Houten, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Utrecht en IJsselstein; en
Zwolle.
CC
Artikel 2.42 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.De geometrische begrenzing van de Droogmakerij de Beemster, bedoeld in artikel 7.3, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is vastgelegd in bijlage III.
2.De geometrische begrenzing van de Stelling van Amsterdam, bedoeld in artikel 7.3, tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is vastgelegd in bijlage III.
3.De geometrische begrenzing van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, bedoeld in artikel 7.3, derde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is vastgelegd in bijlage III.
4.De geometrische begrenzing van de Romeinse Limes, bedoeld in artikel 7.3, vierde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is vastgelegd in bijlage III.
5.De geometrische begrenzing van de Koloniën van Weldadigheid, bedoeld in artikel 7.3, vijfde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is vastgelegd in bijlage III.
DD
Artikel 4.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld, of een vergunningvoorschrift als bedoeld
in artikel 4.5 van de wet kan aan een omgevingsvergunning als bedoeld in hoofdstuk
3 van het Besluit activiteiten leefomgeving worden verbonden, over de afdelingen 4.2 tot en met 4.4.
2.Met een maatwerkvoorschrift of een vergunningvoorschrift kan worden afgeweken van
de afdelingen 4.2 tot en met 4.4, tenzij anders is bepaald.
3.Een maatwerkvoorschrift wordt niet gesteld als over dat onderwerp een voorschrift aan een omgevingsvergunning als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving kan worden verbonden.
4.Op het stellen van een maatwerkvoorschrift zijn de beoordelingsregels en de bepalingen over vergunningvoorschriften in de artikelen 8.9, 8.10, 8.11, 8.17, 8.18, 8.20, 8.21, 8.22, 8.26, tweede tot en met vierde lid, 8.27, 8.28, 8.30, 8.31, 8.33 en 8.98 tot en met 8.100 van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.
EE
Artikel 4.6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.De emissie van ammoniak per dierplaats per jaar, bedoeld in de artikelen 4.818, 4.819
en 4.820, van het Besluit activiteiten leefomgeving, is gelijk aan de in bijlage V vastgestelde emissiefactor voor ammoniak voor het in
het dierenverblijf toegepaste huisvestingssysteem.
2.In afwijking van het eerste lid wordt de emissie van ammoniak per dierplaats per jaar bij toepassing van een aanvullende techniek berekend met het voor die techniek in bijlage VI vastgestelde reductiepercentage en de in bijlage V vastgestelde emissiefactor voor ammoniak volgens de formule:
als één aanvullende techniek wordt toegepast, anders dan in een situatie als bedoeld onder b:
emissie van ammoniak = emissiefactor ammoniak huisvestingssysteem x (100% – reductiepercentage ammoniak aanvullende techniek);
als een luchtwassysteem als aanvullende techniek wordt toegepast in combinatie met een huisvestingssysteem waarvan de emissiefactor voor ammoniak lager is dan 30% van de emissiefactor voor ammoniak voor een overig huisvestingssysteem:
emissie van ammoniak = emissiefactor ammoniak overig huisvestingssysteem x (100% – reductiepercentage ammoniak luchtwassysteem) x 0,3; en
als een aanvullende techniek in combinatie met een andere aanvullende techniek wordt toegepast:
emissie van ammoniak = emissiefactor ammoniak huisvestingssysteem x (100% – reductiepercentage ammoniak aanvullende techniek A) x (100% – reductiepercentage ammoniak aanvullende techniek B).
3.Als de Minister van Infrastructuur en Waterstaat voorafgaand aan het in werking tredenvoor de inwerkingtreding van deze regelingde wet op grond van de Wet ammoniak en veehouderij een bijzondere emissiefactor voor ammoniak
voor een huisvestingssysteem heeft vastgesteld en het huisvestingssysteem nog niet
is vermeld in bijlage V of in die bijlage is vermeld met een hogere emissiefactor,
wordt de bijzondere emissiefactor voor ammoniak in afwijking van het eerste en tweede lid de bijzondere emissiefactor voor ammoniak gebruikt voor het berekenen van de emissie, bedoeld in het eerste en tweede lid.
FF
Artikel 4.7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.De emissie van PM10, bedoeld in artikel 4.823, van het Besluit activiteiten leefomgeving, is gelijk aan de in bijlage V vastgestelde emissiefactor voor PM10, voor het in het dierenverblijf toegepaste huisvestingssysteem.
2.In afwijking van het eerste lid wordt de emissie van PM10 per dierplaats per jaar als volgt berekend:
als één aanvullende techniek wordt toegepast: met het voor die techniek in bijlage VI vastgestelde reductiepercentage en de in bijlage V vastgestelde emissiefactor voor PM10 volgens de formule:
emissie van PM10 = emissiefactor PM10 huisvestingssysteem x (100% – verwijderingspercentage PM10 aanvullende techniek); en
als meer dan ééneen aanvullende techniek wordt toegepast: met het volgens rekenmodel Vee-combistof berekende
reductiepercentage voor de combinatie van aanvullende technieken volgens de volgende
formule:
emissie van PM10 = emissiefactor PM10 huisvestingssysteem x (100% – reductiepercentage PM10 aanvullende technieken).
3.Een aanvullende techniek die voor de reductie van PM10 een oliefilm aanbrengt met een leidingensysteem met sproeikoppen wordt niet gecombineerd met een andere aanvullende techniek die PM10 reduceert.
GG
Artikel 4.8 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.Op het meten van de emissie van ammoniak afkomstig van een dierenverblijf waarop de meetverplichting van artikel 4.824 van het Besluit activiteiten leefomgeving van toepassing is, wordt het Protocol voor meting van ammoniakemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij toegepast.
2.Op het meten van de emissie van PM10 afkomstig van een dierenverblijf waarop de meetverplichting van artikel 4.824 van het Besluit activiteiten leefomgeving van toepassing is, wordt het Protocol voor meting van fijnstofemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij toegepast.
3.Op het meten van de emissie van geur afkomstig van een dierenverblijf waarop de meetverplichting van artikel 4.824 van het Besluit activiteiten leefomgeving van toepassing is, wordt het Protocol voor meting van geuremissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij toegepast.
HH
Artikel 4.11 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Op het berekenen van de afstand voor het plaatsgebonden risico is van toepassing:
voor het exploiteren van een Seveso-inrichting, bedoeld in artikel 3.50 van het Besluit activiteiten leefomgeving: modules I en II van het Rekenvoorschrift omgevingsveiligheid en Safeti-NL;
voor het opwekken van elektriciteit met een windturbine, bedoeld in artikel 3.11 van
het Besluit activiteiten leefomgeving: module IV van het Handboek Risicozonering WindturbinesRekenvoorschrift omgevingsveiligheid; en
voor het exploiteren van een buisleiding, bedoeld in artikel 3.101 van het Besluit activiteiten leefomgeving: module V van het Rekenvoorschrift omgevingsveiligheid en
II
Afdeling 4.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
[Gereserveerd]
1.Bij het verrichten van de milieubelastende activiteiten, bedoeld in tabel 4.14, wordt in ieder geval voldaan aan artikel 5.15, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, als door degene die de activiteit verricht de energiebesparende maatregelen zijn getroffen, die voor die activiteit zijn opgenomen in het onderdeel van bijlage VII waar in de tabel naar wordt verwezen.
2.Bij het verrichten van milieubelastende activiteiten die een of meer van de in tabel 4.14 aangewezen activiteiten functioneel ondersteunen, wordt in ieder geval voldaan aan artikel 5.15, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, als door degene die de activiteit verricht de energiebesparende maatregelen zijn getroffen, die voor die activiteit zijn opgenomen in bijlage VII, onderdeel 16.
3.In de gevallen, bedoeld in het eerste en tweede lid, is een energiebesparende maatregel uit bijlage VII die betrekking heeft op een stookinstallatie, een persluchtinstallatie, een elektromotor of een pomp niet van toepassing, als deze maatregel voornamelijk betrekking heeft op het verwarmen, koelen, ventileren, de warm tapwatervoorziening, het bevochtigen of ontvochtigen van een gebouw of de elektriciteitsopwekking ter plaatse ten behoeve van het gebouw.
Globale omschrijving activiteiten |
Milieubelastende activiteiten als bedoeld in: |
Energiebesparende maatregelen opgenomen in: |
Metaalproductenindustrie en metaalrecyclingbedrijf |
De artikelen 3.103 en 3.163 van het Besluit activiteiten leefomgeving |
Bijlage VII, onderdeel 1 |
Autoschadeherstelbedrijven |
Artikel 3.276 van het Besluit activiteiten leefomgeving |
Bijlage VII, onderdeel 2 |
Ziekenhuizen |
Artikel 3.256 van het Besluit activiteiten leefomgeving |
Bijlage VII, onderdeel 3 |
Datacentra |
Artikel 3.235 van het Besluit activiteiten leefomgeving |
Bijlage VII, onderdeel 4 |
Rubberindustrie en kunststofindustrie |
Artikel 3.134 van het Besluit activiteiten leefomgeving |
Bijlage VII, onderdeel 5 |
Voedingsmiddelenindustrie |
Artikel 3.128 van het Besluit activiteiten leefomgeving |
Bijlage VII, onderdeel 6 |
Agrarische sector |
De artikelen 3.200, 3.208 en 3.211 van het Besluit activiteiten leefomgeving |
Bijlage VII, onderdeel 7 |
Mobiliteitssector |
De artikelen 3.253 en 3.280 van het Besluit activiteiten leefomgeving |
Bijlage VII, onderdeel 8 |
Sport en recreatie sector |
De artikelen 3.308, 3.314 en 3.317 van het Besluit activiteiten leefomgeving |
Bijlage VII, onderdeel 9 |
Papierindustrie en grafische industrie |
De artikelen 3.122 en 3.140 van het Besluit activiteiten leefomgeving |
Bijlage VII, onderdeel 10 |
Minerale producten industrie |
Artikel 3.111 van het Besluit activiteiten leefomgeving |
Bijlage VII, onderdeel 11 |
Chemische producten industrie |
Artikel 3.118 van het Besluit activiteiten leefomgeving |
Bijlage VII, onderdeel 12 |
Autowasstraat en tankstation |
De artikelen 3.276 en 3.296 van het Besluit activiteiten leefomgeving |
Bijlage VII, onderdeel 13 |
Houtindustrie |
Artikel 3.122 van het Besluit activiteiten leefomgeving |
Bijlage VII, onderdeel 14 |
Opslag- en transportbedrijf |
De artikelen 3.285 en 3.229 van het Besluit activiteiten leefomgeving |
Bijlage VII, onderdeel 15 |
JJ
Het opschrift van paragraaf 5.1.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
KK
Artikel 5.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
LL
Artikel 5.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.De energielabelplichtige stuurt de gegevens, bedoeld in artikel 5.5, tweede lid, aan een erkende energielabeldeskundige.
2.De erkende energielabeldeskundige kan over de gegevens, bedoeld in artikel 5.5, tweede lid, bij de energielabelplichtige bewijsstukken opvragen als deze noodzakelijk zijn voor de beoordeling van die gegevens.
3.De erkende energielabeldeskundige controleert de gegevens en de bewijsstukken op juistheid en certificeert de gegevens volgens de in bijlage IX opgenomen werkwijze.
4.De energielabelplichtige dient het verzoek om een energielabel voor een woning in samen met de gecertificeerde gegevens bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
MM
Artikel 5.5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland verstrekt op verzoek van een energielabelplichtige
een energielabel voor een gebouw of een gedeelte daarvan met een woonfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, met uitzondering van een woonfunctie voor zorg.
2.Een energielabel als bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op basis van gegevens over:
het woningtype;
het woningsubtype;
het bouwjaar of de bouwjaarklasse van de woning;
de woonoppervlakte in m2;
de beglazing van de leefruimte;
de beglazing van de slaapruimte;
de isolatie van de gevel;
de isolatie van het dak;
de isolatie van de vloer;
het verwarmingstoestel;
het tapwatertoestel;
het ventilatiesysteem;
de zonneboiler; en
het zonnepaneel.
3.Als in opdracht van de eigenaar van de woning een energie-index voor de woning is vastgesteld, verstrekt de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties na de registratie van de energie-index een energielabel voor die woning, als:
de energie-index is afgegevenvastgesteld door een bedrijf met een geldig NL-EPBD procescertificaat volgens de voorschriften,
bedoeld in BRL KvINL 9500, delen -00 en -01 van 31 augustus 2011, inclusief het wijzigingsblad van 1 augustus 2015; en
de energie-index is geregistreerd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
4.De energie-index wordt met behulp van de in bijlage XIIa opgenomen tabel omgezet in een energieprestatie-indicator.
NN
Artikel 5.6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.Een energielabel voor overige categorieëneen gebouw of gedeelte daarvan met een gebruiksfunctie, niet zijnde een woonfunctie,
met uitzondering van een woonfunctie voor zorg, wordt:
2.Een energielabel wordt opgesteld volgens het in bijlage X opgenomen model ‘energielabel gebouw’.
3.Een energielabel wordt verstrekt nadat degene die het energielabel heeft vastgesteld het energielabel heeft geregistreerd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
OO
Artikel 5.7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.Een energielabel als bedoeld in artikel 5.6 wordt vastgesteld volgens het opnameprotocol, bedoeld in de hoofdstukken 6 en 7 van de ISSO 75.1 publicatie en de methode, bedoeld in de ISSO 75.3 publicatie.
2.De rekenmethodieksoftware die wordt gebruikt bij het bepalen van de energie-index voldoet aan BRL KvINL 9501.
3.De energie-index bij het energielabel wordt met behulp van de als bijlage XI opgenomen
tabel omgezet in een als onderdeel van het energielabel opgenomen energieklasseenergielabelklasse.
PP
Artikel 5.8 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.In afwijking van artikel 5.7, eerste lid, kan een energielabel voor een nieuw gebouw of een gebouw dat op basis van de bepalingsmethode, bedoeld in dat lid, een energielabelklasse A heeft, worden vastgesteld volgens:
2.In afwijking van artikel 5.7, eerste lid, kan een energielabel waarvoor de berekening
Qpres;tot/Qpres;toel ten hoogste 1,35 is en waarvoor die berekening heeft plaatsgevonden ten behoeve van
een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit vandie is ingediend voor 1 juli 2012 worden vastgesteld volgens het opnameprotocol, bedoeld in het eerste
lid, onder a.
3.De rekenmethodieksoftware voor een energielabel dat wordt bepaaldvastgesteld volgens de methodiek, bedoeld in het eerste en tweede lid, die wordt gebruikt bij
het bepalen van de energieprestatiecoëfficiënt, voldoet aan BRL KvINL 9501.
4.De energieprestatiecoëfficiënt bij een energielabel die is bepaald volgens de methodiek, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt met behulp van de als bijlage XII opgenomen tabel omgezet in een energielabelklasse.
Artikel 5.9 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties registreert:
voor welke gebouwen een geldig energielabel is afgegevenverstrekt;
de datum van afgifte van het energielabel;
de gegevens, bedoeld in artikel 5.5, tweede lid;
de bewijsstukken, bedoeld in artikel 5.4, tweede lid;
de motivering van de erkende energielabeldeskundige die ten grondslag ligt aan de certificering, bedoeld in artikel 5.4, derde lid;
de gegevens op basis waarvan een energielabel als bedoeld in artikel 5.6 wordt vastgesteld; en
de gegevens op basis waarvan de energie-index, bedoeld in artikel 5.5, derde lid, wordt vastgesteld.
2.De minister beheert de registratie.
3.De minister is verwerkingsverantwoordelijke voor de registratie.
4.De gegevens in de registratie worden ten hoogste twintig jaar bewaard, gerekend vanaf de datum van afgifte van een energielabel.
RR
Artikel 5.25 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
2.Een exameninstelling voor airconditioningsysteemdeskundigen:
3.De minister kan een adviescommissie instellen die adviseert over de beoordeling van de deskundigheid, bedoeld in het tweede lid, onder c.
4.De adviescommissie bestaat uit ten minste drie en ten hoogste zeven leden.
5.De minister kan aan de aanwijzing voorschriften verbinden.
6.De minister kan de aanwijzing intrekken als een exameninstelling niet voldoet aan de in het tweede lid bedoelde voorwaarden of de aan de aanwijzing verbonden voorschriften niet naleeft.
SS
Artikel 5.30 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
TT
Artikel 5.31 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
2.De minister beheert de registratie.
3.De minister is verwerkingsverantwoordelijke voor de registratie.
4.De gegevens uit de registratie worden op verzoek kosteloos aan eenieder verstrekt voor zover dit noodzakelijk is voor het laten uitvoeren van de keuring, bedoeld in artikel 5.21.
5.De gegevens in de registratie worden vijf jaar bewaard.
UU
Na subparagraaf 5.1.4.2 wordt een subparagraaf ingevoegd, luidende:
1.Aan artikel 3.84 van het Besluit bouwwerken leefomgeving wordt in ieder geval voldaan als de energiebesparende maatregelen zijn getroffen die voor de gebruiksfunctie zijn opgenomen in het in tabel 5.32a genoemde onderdeel van bijlage XVIIIa.
2.Een in bijlage XVIIIa opgenomen energiebesparende maatregel voor een stookinstallatie, een persluchtinstallatie, een elektromotor of pompen hoeft niet te worden getroffen als deze niet voornamelijk betrekking heeft op het verwarmen, koelen, ventileren, de warm tapwatervoorziening, het bevochtigen of ontvochtigen van een gebouw of de elektriciteitsopwekking ter plaatse ten behoeve van het gebouw.
Gebruiksfunctie |
Energiebesparende maatregelen opgenomen in: |
Bijeenkomstfunctie voor kinderopvang |
Bijlage XVIIIa, onderdeel 1.a |
Andere bijeenkomstfunctie |
Bijlage XVIIIa, onderdeel 1.b |
Celfunctie |
Bijlage XVIIIa, onderdeel 2 |
Gezondheidszorgfunctie |
Bijlage XVIIIa, onderdeel 3 |
Industriefunctie |
Bijlage XVIIIa, onderdeel 4 |
Kantoorfunctie |
Bijlage XVIIIa, onderdeel 5 |
Logiesfunctie |
Bijlage XVIIIa, onderdeel 6 |
Onderwijsfunctie |
Bijlage XVIIIa, onderdeel 7 |
Sportfunctie |
Bijlage XVIIIa, onderdeel 8 |
Winkelfunctie |
Bijlage XVIIIa, onderdeel 9 |
VV
Artikel 5.35 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Bij de toepassing van NEN 2535 is het in die norm bedoelde akkoord van de bevoegde
autoriteit verkregen met een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit of brandveilig gebruik of een gebruiksmeldingmelding als bedoeld in artikel 6.7 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.
WW
Artikel 5.36 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.Bij de toepassing van NEN 2575 is het in die norm bedoelde akkoord van de bevoegde
autoriteit verkregen met een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit of brandveilig gebruik of een gebruiksmeldingmelding als bedoeld in artikel 6.7 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.
2.Waar in de artikelen 3.119 en 4.213 van het Besluit bouwwerken leefomgeving wordt verwezen naar NEN 2575 geldt het volgende:
het in onderdeel 4, tabel 1, onder algemeen, bedoelde minimaal toelaatbaar geluidniveau van toonsignalen van 65 dB geldt alleen voor verkeersruimten; voor verblijfsruimten geldt alleen het in die tabel bedoelde geluidsniveau toonsignaal dat minimaal 6dB boven het gemiddelde omgevingsgeluid uitkomt;
het in onderdeel 4, tabel 2, onder algemeen, bedoelde minimaal toelaatbaar geluidniveau
van gesproken berichten van 60 dB geldt alleen voor verkeerruimtenverkeersruimten; voor verblijfsruimten geldt alleen het in die tabel bedoelde geluidsniveau toonsignaal
dat minimaal 6dB boven het gemiddelde omgevingsgeluid uitkomt;
onderdeel 12.4.2 Specificatie Luidsprekers is niet van toepassing;
onderdeel 17 Bekabeling is niet van toepassing.
3.Het tweede lid is niet van toepassing op een ontruimingsalarminstallatie die behoort bij een brandmeldinstallatie met doormelding als bedoeld in de artikelen 3.115 en 4.208 van het Besluit bouwwerken leefomgeving en op een ontruimingsalarminstallatie die behoort bij een brandmeldinstallatie zonder doormelding die na 1 november 2008 is opgeleverd of gewijzigd.
XX
Artikel 5.41 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.Waar in artikel 4.122 van het Besluit bouwwerken leefomgeving wordt verwezen naar NEN 1087, wordt bedoeld de hoofdstukken 5 en 8 van die norm.
2.Waar in artikel 4.137, tweede lid, van het Besluit bouwwerken leefomgeving wordt verwezen naar NEN 1087, wordt bedoeld de onderdelen 5.1 en 5.3 van die norm.
YY
Artikel 5.44 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
ZZ
Artikel 5.47 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
AAA
Artikel 5.48 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Bij de toepassing van NEN-EN 1990 wordt tabel NB. 1- 2.1 gelezen als:
Ontwerplevensduur |
Toepassing |
|
Klasse |
Jaren |
|
1A |
5 |
Tijdelijke bouwwerken, anders dan een woonfunctie: waarbij de termijn, genoemd in een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.15d van het Besluit bouwwerken leefomgeving, niet langer is dan 5 jaar, of die vergunningvrij zijn voor de activiteit bouwen. Bouwwerken in gevolgklasse CC2 of CC3: binnen deze klasse moeten de in rekening te brengen belastingen zijn gebaseerd op een referentieperiode van 15 jaar. Voor CC1 is dit 5 jaar. |
1B |
15 |
Tijdelijke bouwwerken, anders dan bouwwerken die vallen in klasse 1A. |
2 |
15 |
Constructies en bouwwerken voor landbouw en tuinbouw en soortgelijke toepassingen, alleen voor productiedoeleinden, waarbij het aantal personen dat in het gebouw aanwezig is, beperkt is. Industriebouwwerken, |
3 |
50 |
Bouwwerken anders dan bedoeld onder 1A, 1B en 2. |
BBB
Hoofdstuk 6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
[Gereserveerd]
Dit hoofdstuk is van toepassing op het bepalen van de gevolgen van activiteiten bij het vaststellen of wordt voldaan aan de regels in het omgevingsplan, de waterschapsverordening of de omgevingsverordening, als daarin op grond van artikel 4.1, eerste lid, van de wet regels zijn opgenomen over die activiteiten.
Aan dit hoofdstuk wordt voldaan door degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
1.Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld, of een vergunningvoorschrift als bedoeld in artikel 4.5 van de wet kan aan een omgevingsvergunning als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving worden verbonden, over artikel 6.14, vierde en vijfde lid.
2.Met een maatwerkvoorschrift of een vergunningvoorschrift kan worden afgeweken van artikel 6.14, vierde en vijfde lid, tenzij anders is bepaald.
3.Een maatwerkvoorschrift wordt niet gesteld als over dat onderwerp een voorschrift aan een omgevingsvergunning als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving kan worden verbonden.
4.Op het stellen van een maatwerkvoorschrift zijn de beoordelingsregels en de bepalingen over vergunningvoorschriften in de artikelen 8.9, 8.10, 8.11 en 8.20 van het Besluit kwaliteit leefomgeving van overeenkomstige toepassing.
Deze paragraaf is van toepassing op het bepalen van het geluid door een activiteit, anders dan het wonen, op een geluidgevoelig gebouw, in geluidgevoelige ruimten binnen een in- en aanpandig geluidgevoelig gebouw en op een locatie die dichter bij de activiteit is gelegen als bedoeld in artikel 5.69 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
1.Het geluid op een geluidgevoelig gebouw wordt bepaald op een of meerdere punten waar het geluid representatief is en dat ligt:
als het gaat om een geluidgevoelig gebouw, anders dan een woonschip of woonwagen: op de gevel, op twee derde van de hoogte van een bouwlaag;
als het gaat om een nieuw te bouwen geluidgevoelig gebouw, anders dan een woonschip of woonwagen: op de locatie waar een gevel mag komen, op twee derde van de hoogte van een bouwlaag die gebouwd mag worden; en
als het gaat om een woonschip of woonwagen: op de begrenzing van de locatie voor het plaatsen van het woonschip of de woonwagen, op twee derde van de hoogte van een bouwlaag.
2.In het eerste lid wordt onder woonschip verstaan: drijvend bouwwerk met een woonfunctie op een locatie die in het omgevingsplan is aangewezen als een ligplaats voor een woonschip.
1.Op het bepalen van het geluid door een activiteit waarvoor een omgevingsplan een waarde als bedoeld in artikel 5.65, eerste lid, onder a, tweede, derde of vierde lid, 5.66, eerste lid, of 5.67 van het Besluit kwaliteit leefomgeving bevat, is de Handleiding meten en rekenen industrielawaai van toepassing.
2.De bedrijfsduurcorrectie, bedoeld in de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, wordt niet toegepast voor muziek.
3.In afwijking van het eerste lid wordt het geluid door een schietbaan die ligt in een gebouw zonder open zijden en met een gesloten afdekking bepaald volgens bijlage XXIV.
4.Bij het bepalen van het geluid worden het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT en het maximale geluidniveau LAmax afgerond op hele getallen, waarbij een halve eenheid wordt afgerond naar het meest dichtbij gelegen even getal.
Op het bepalen van het geluid in geluidgevoelige ruimten binnen in- en aanpandige geluidgevoelige gebouwen zijn NEN 5077 en NEN 12354-3 van toepassing.
1.Het geluid door het opwekken van elektriciteit met een windturbine of windpark waarvoor een omgevingsplan een waarde als bedoeld in artikel 5.74, eerste of tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving bevat, wordt berekend volgens bijlage XXV.
2.Als het opwekken van elektriciteit met een windturbine of windpark wordt verricht in combinatie met een andere activiteit, wordt het gecumuleerde geluid berekend volgens bijlage XXVI.
3.Bij het berekenen worden de waarden in dB Lden, dB Lnight en dB Lcum afgerond op hele getallen, waarbij een halve eenheid wordt afgerond naar het meest dichtbijgelegen even getal.
1.Het geluid door het exploiteren van een in de buitenlucht of in een gebouw zonder gesloten afdekking of met een open zijde gelegen civiele of militaire schietbaan of militair springterrein, waarvoor een omgevingsplan een waarde als bedoeld in artikel 5.76, tweede of derde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving bevat, wordt berekend volgens bijlage XXVII.
2.In afwijking van het eerste lid kan het geluid door het exploiteren van een civiele schietbaan, als het gaat om een kleiduivenbaan of een schermenbaan voor het toepassingsgebied, bedoeld in bijlage XXVIII, ook volgens die bijlage worden berekend.
Deze paragraaf is van toepassing op het bepalen van de trillingen door een activiteit, anders dan het wonen, die trillingen in een frequentie van 1 tot 80 Hz veroorzaakt in trillinggevoelige ruimten van een trillinggevoelig gebouw.
Op het bepalen van de trillingen door een activiteit in trillinggevoelige ruimten van een trillinggevoelig gebouw waarvoor een omgevingsplan waarden als bedoeld in artikel 5.87, 5.87a, 5.88 of 5.89 van het Besluit kwaliteit leefomgeving bevat, is paragraaf 6.2 van de Meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen, deel B, van toepassing.
Deze paragraaf is van toepassing op het berekenen van de geur door het exploiteren van een zuiveringtechnisch werk of het houden van landbouwhuisdieren in een dierenverblijf, op een geurgevoelig gebouw.
1.Op het berekenen van de geur door het exploiteren van een zuiveringtechnisch werk, waarvoor een omgevingsplan een waarde als bedoeld in artikel 5.100, eerste of tweede lid, 5.101 of 5.102 van het Besluit kwaliteit leefomgeving bevat, op een geurgevoelig gebouw is standaardrekenmethode luchtkwaliteit 3 van toepassing.
2.Bij het toepassen van de standaardrekenmethode is de emissie van geur per seconde de som van de emissies van geur per seconde door de verschillende procesonderdelen.
3.De emissie van geur per seconde door een procesonderdeel wordt:
als voor het procesonderdeel in bijlage XXIX een geuremissiefactor is vastgesteld: berekend door de geuremissiefactor te vermenigvuldigen met de oppervlakte of, als het gaat om overstorten, de lengte van het procesonderdeel; en
als voor het procesonderdeel in bijlage XXIX geen geuremissiefactor is vastgesteld: bepaald met een geuronderzoek volgens NTA 9065.
1.Op het berekenen van de geur door het exploiteren van een ippc-installatie voor het houden van pluimvee of varkens of het houden van landbouwhuisdieren, waarvoor een omgevingsplan een waarde als bedoeld in artikel 5.109, eerste, tweede of derde lid, of 5.117, aanhef en onder a, van het Besluit kwaliteit leefomgeving bevat, op een geurgevoelig gebouw is het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning van toepassing.
2.Bij het toepassen van het verspreidingsmodel:
is de emissie van geur per seconde de som van de emissies van geur per seconde door de verschillende diercategorieën, gehouden in de verschillende dierenverblijven;
geldt als emissiepunt het emissiepunt, bedoeld in artikel 4.806, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving; en
wordt bij een dierenverblijf met meer dan een emissiepunt het geometrisch gemiddelde van die punten aangemerkt als emissiepunt.
3.De emissie van geur per seconde door een diercategorie wordt berekend door het aantal dieren van die diercategorie in een dierenverblijf te vermenigvuldigen met de voor die diercategorie geldende emissie van geur per dierplaats per seconde.
4.De emissie van geur per dierplaats per seconde is gelijk aan de in bijlage V vastgestelde geuremissiefactor voor het in het dierenverblijf toegepaste huisvestingssysteem.
5.In afwijking van het vierde lid wordt de emissie van geur per dierplaats per seconde bij het toepassen van een aanvullende techniek berekend met het voor die techniek in bijlage VI vastgestelde reductiepercentage voor geur en de in bijlage V vastgestelde geuremissiefactor volgens de formule:
als één aanvullende techniek wordt toegepast, anders dan in een situatie als bedoeld onder b:
emissie van geur = geuremissiefactor huisvestingssysteem x (100% – reductiepercentage geur aanvullende techniek);
als een luchtwassysteem als aanvullende techniek wordt toegepast in combinatie met een huisvestingssysteem waarvan de geuremissiefactor lager is dan 30% van de geuremissiefactor voor een overig huisvestingssysteem:
emissie voor geur = geuremissiefactor overig huisvestingssysteem x (100% – reductiepercentage geur luchtwassysteem) x 0,3; en
als een aanvullende techniek in combinatie met een andere aanvullende techniek wordt toegepast:
emissie van geur = geuremissiefactor huisvestingssysteem x (100% – reductiepercentage geur aanvullende techniek A) x (100% - reductiepercentage geur aanvullende techniek B).
CCC
Voor afdeling 7.1 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
Dit hoofdstuk is van toepassing op het verstrekken van gegevens en bescheiden:
bij een aanvraag om een besluit op grond van de wet;
ter voldoening aan een informatieverplichting op grond van artikel 4.3 van de wet;
bij een melding als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, van de wet; of
bij een andere informatieverplichting of ander bericht als bedoeld in artikel 16.1, tweede lid, van de wet.
1.Gegevens en bescheiden die via de landelijke voorziening worden ingediend, worden verstrekt in een van de volgende bestandsformaten: PNG, TIFF, JPG, ODT, SVG, CSV, ODS of PDF/A.
2.Gegevens of bescheiden kunnen in een ander bestandsformaat worden verstrekt voor zover het bevoegd gezag dat kenbaar heeft gemaakt.
Als coördinaten worden verstrekt, worden deze uitgedrukt in:
het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting; of
als het gaat om een activiteit in de Noordzee: het European Terrestrial Reference System 1989, bedoeld in bijlage II, onder 1.2, van Verordening (EU) nr. 1089/2010 van de Commissie van 23 november 2010 ter uitvoering van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van verzamelingen ruimtelijke gegevens en van diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens (PbEU 2010, L 323).
DDD
Het opschrift van afdeling 7.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
EEE
Het opschrift van paragraaf 7.1.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
FFF
Artikel 7.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Deze afdeling is van toepassing op het verstrekken van gegevens en bescheiden bij
een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1 van de wet en,
voor zover het gaat om artikelde artikelen 7.3 en 7.4, ook op het verstrekken van gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning
als bedoeld in artikel 5.3 of 5.4 van de wet.
GGG
Artikel 7.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Bij de aanvraag worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
een beschrijving van de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd;
het telefoonnummer van de aanvrager;
het adres, de kadastrale aanduiding of coördinaten van de locatie waarop de activiteit wordt verricht;
een aanduiding van de begrenzing van de locatie waarop de activiteit wordt verricht;
als de aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde: naam, adres, telefoonnummer en woonplaats van de gemachtigde;
als de aanvraag elektronisch wordt ingediend: het e-mailadres van de aanvrager of
de gemachtigde; en
als wordt gevraagd een voorschrift aan de omgevingsvergunning te verbinden over regels als bedoeld in paragraaf 4.1.1 van de wet: een beschrijving van het onderwerp van dat voorschrift; en
als de aanvrager het voornemen heeftwordt gevraagd om in plaats vantoestemming om een maatregel die is voorgeschreven in regels als bedoeld in artikel 4.3 van de wet, een
gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 4.7, eerste lid, van de wet te treffen: gegevens waaruit blijkt dat met de gelijkwaardige maatregel ten minste
hetzelfde resultaat wordt bereikt als met de voorgeschreven maatregel is beoogd.
HHH
Artikel 7.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.Bij een aanvraag die elektronisch wordt ingediend worden gegevens en bescheiden verstrekt
in een van de volgende bestandsformaten: PNG, TIFF, JPG, ODT, SVG, CSV, ODS of PDF/A.
2.Gegevens of bescheiden kunnen in een ander bestandsformaat worden verstrekt voor zover
het bevoegd gezag dat kenbaar heeft gemaakt.
III
Paragraaf 7.1.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
[Gereserveerd]
Deze paragraaf is van toepassing op het verstrekken van gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.15d van het Besluit bouwwerken leefomgeving.
Bij een aanvraag wordt een opgave van de bouwkosten verstrekt.
1.Bij een aanvraag worden met het oog op het waarborgen van de veiligheid gegevens en bescheiden verstrekt over:
de belastingen en de belastingcombinaties voor sterkte en stabiliteit van de bouwconstructie en onderdelen daarvan;
de uiterste grenstoestand van de bouwconstructie en onderdelen daarvan;
de detaillering van trappen, hellingbanen en afscheidingen aan randen van vloeren, trappen of hellingbanen;
de beweegbare constructieonderdelen in de gevel;
de brandklasse en rookklasse van constructieonderdelen;
de brandcompartimentering en de kwaliteit van scheidingsconstructies;
de vluchtroutes, het verloop, de inrichting en de capaciteit hiervan, evenals de draairichting van de deuren waardoor een vluchtroute voert en de deuren grenzend aan de vluchtroute; en
de inbraakwerendheid.
2.Als de aanvraag betrekking heeft op het veranderen of vergroten van een bestaand bouwwerk, blijkt uit de aangeleverde gegevens, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, ook wat de opbouw van de bestaande constructie is en wat de toegepaste materialen zijn.
Bij een aanvraag worden met het oog op het beschermen van de gezondheid gegevens en bescheiden verstrekt over:
de geluidwering van buiten;
de bescherming tegen geluid van bouwwerkinstallaties;
de geluidsabsorptie van gemeenschappelijke verkeersruimten van een woongebouw;
de geluidwering tussen niet-gemeenschappelijke verblijfsruimten van dezelfde gebruiksfunctie en de geluidwering tussen ruimten van verschillende gebruiksfuncties;
de luchtvolumestroom en waterdichtheid, regenwerendheid, de factor van de temperatuur en wateropname van inwendige en uitwendige scheidingsconstructies;
de voorziening voor luchtverversing en de spuivoorziening;
de afvoer van rookgas en toevoer van verbrandingslucht;
het weren van ratten en muizen; en
de daglichtoppervlakte.
Bij een aanvraag worden met het oog op duurzaamheid gegevens en bescheiden verstrekt over:
Bij een aanvraag worden met het oog op bruikbaarheid en toegankelijkheid gegevens en bescheiden verstrekt waaruit blijkt:
de aanduiding van de gebruiksfuncties, de verblijfsgebieden en de afmeting en de bezetting van alle ruimten inclusief totaaloppervlakten per gebruiksfunctie;
de aanduiding van bad- of toiletruimte, lift, buitenberging en buitenruimte;
de integrale toegankelijkheid van het bouwwerk en in het bouwwerk gelegen ruimten;
de aanduiding van de vloerpeilen ten opzichte van het aansluitende terrein; en
de aanduiding van de opstelplaats van een aanrecht en kook-, stook- en warmwatertoestellen.
1.Bij een aanvraag worden voor bouwwerkinstallaties gegevens en bescheiden verstrekt over:
de noodstroomvoorziening en -verlichting;
het leidingplan en aansluitpunten van breedbandconnectie, gas-, elektra- en waterleiding;
de aansluitpunten van de drinkwater- en warmwatervoorziening;
het leidingplan en aansluitpunten van riolering en hemelwaterafvoeren;
de aard en locatie van brandveiligheidinstallaties en van de vluchtrouteaanduiding;
gebouwgebonden veiligheidsvoorzieningen voor veilig onderhoud met behulp van de Checklist Veilig onderhoud op en aan gebouwen 2012; en
technische bouwsystemen en het daarbij behorende systeemrendement.
Bij een aanvraag worden gegevens en bescheiden verstrekt over de maatregelen om de veiligheid te waarborgen en de gezondheid te beschermen in de directe omgeving van de bouwwerkzaamheden.
Bij een aanvraag worden gegevens en bescheiden verstrekt over kwaliteitsverklaringen bouw en CE-markeringen van bouwproducten.
Bij een aanvraag die gaat over een woonwagen, kan ter voldoening aan de artikelen 7.7 tot en met 7.11 en 7.13, documentatie van de leverancier van de woonwagen worden verstrekt.
1.Bij een aanvraag die gaat over een wegtunnel als bedoeld in de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels worden aanvullend op de artikelen 7.7, tot en met 7.13 de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
een toelichting waaruit blijkt dat het ontwerp van de tunnel voldoet aan de norm van artikel 6, eerste lid, van die wet;
een bouwplan dat voldoet aan bijlage 2, Leidraad veiligheidsdocumentatie voor wegtunnels, onder B2 (Bouwplan), bij de Regeling aanvullende regels veiligheid wegtunnels;
als er een gestandaardiseerde uitrusting wordt toegepast: een toelichting waaruit blijkt dat het ontwerp aansluit bij de standaarduitrusting van de tunnel waarvoor op grond van artikel 6b van die wet is gekozen; en
gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat de tunnel voldoet aan de regels voor tunnelveiligheid, bedoeld in paragraaf 4.2.15 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.
2.Als ook gevraagd wordt om een voorschrift als bedoeld in artikel 7.3, onder g, worden voor wegtunnels ook gegevens en bescheiden verstrekt waaruit blijkt dat de toestemming als bedoeld in artikel 14 van de richtlijn 2004/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 over minimumveiligheidseisen voor tunnels in het transeuropese wegennet (PbEU 2004, L 167, gerectificeerd in PbEU 2004, L 201) is verkregen om van eisen van die richtlijn af te wijken.
1.Gegevens en bescheiden als bedoeld in artikel 8.3c, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving waarvoor het bevoegd gezag op grond van dat lid op verzoek van de aanvrager een voorschrift tot het later verstrekken van die gegevens en bescheiden aan de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit moet verbinden zijn:
de belastingen en de belastingcombinaties voor sterkte en stabiliteit en de uiterste grenstoestand van alle te wijzigen constructieve delen van het bouwwerk en van het bouwwerk als geheel, voor zover het niet gaat om de hoofdlijn van de constructie of het constructieprincipe; en
de details van de in of voor het bouwwerk toegepaste bouwwerkinstallaties, voor zover het niet gaat om de gegevens over de hoofdlijn of het principe van de toegepaste installaties.
2.Het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing als de gegevens en bescheiden betrekking hebben op tekeningen of berekeningen waaruit het constructieprincipe blijkt voor de nieuwe situatie en, als daarvan sprake is, voor de bestaande situatie. Dit gaat om:
tekeningen van de definitieve hoofdopzet van de constructie van alle verdiepingen met inbegrip van globale maatvoering;
een schematisch funderingsoverzicht of palenplan met globale plaatsing, aantallen en paalpuntniveaus, met inbegrip van globaal grondonderzoek waaruit de draagkracht van de ondergrond blijkt;
plattegronden van vloeren en daken, met inbegrip van globale maatvoering;
overzichtstekeningen van constructies in staal, hout en geprefabriceerd beton, met inbegrip van stabiliteitsvoorzieningen en dilataties, principedetails van karakteristieke constructieonderdelen in een schaal van 1:20, 1:10 of 1:5, met inbegrip van maatvoering; en
een toelichting op het ontwerp van de constructies als bedoeld in artikel 7.7, derde lid.
3.De hoofdlijn, bedoeld in het eerste lid, onder b, gaat in ieder geval over de wijze van verwarming, koeling en luchtbehandeling, de locatie en wijze van verticaal transport en de locatie van en het type brandveiligheidinstallatie.
4.Gegevens en bescheiden als bedoeld in artikel 8.3c, tweede lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving waarvoor het bevoegd gezag op grond van dat lid als naar zijn oordeel de bouwactiviteit daartoe aanleiding geeft een voorschrift tot het later verstrekken van die gegevens en bescheiden aan de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit kan verbinden zijn: de gegevens en bescheiden, bedoeld in de artikelen 7.7, eerste lid, onder c tot en met h, en 7.8 tot en met 7.12.
1.Bij een aanvraag worden tekeningen verstrekt met een duidelijke maatvoering en schaalaanduiding.
2.Tenzij paragraaf 7.2.9.3 van toepassing is en de daarin aangegeven schaal geldt, heeft een tekening een schaal die niet kleiner is dan:
1:1.000, als het gaat om een situatietekening;
1:100, als het gaat om een geveltekening, plattegrond of doorsnede van een bouwwerk met een bruto-vloeroppervlakte van minder dan 10.000 m2; en
1:200, als het gaat om een geveltekening, plattegrond of doorsnede van een bouwwerk met een bruto-vloeroppervlakte van 10.000 m2 of groter.
3.Tenzij paragraaf 7.2.9.3 van toepassing is, heeft een detailtekening een schaal van 1:5, 1:10 of 1:20.
4.De situatietekening heeft een noordpijl waaruit de oriëntatie van het bouwwerk blijkt op het perceel en ten opzichte van de omgeving.
1.Bij een aanvraag worden plattegronden verstrekt met een doorsnede van een bouwlaag op 1.200 mm boven vloerniveau waarop zijn aangegeven:
uitwendige en inwendige scheidingsconstructies, met inbegrip van de materiaalaanduiding;
peilmaten van de vloer;
trappen en hellingbanen;
binnen- en buitenkozijnen;
kokers, schachten, kanalen en schoorstenen;
overige gegevens die zich hiervoor lenen, waaronder in ieder geval toiletruimten, badruimten, buitenbergingen, buitenruimten, liften, stallingsruimten, technische ruimten, opslagruimten en opstelplaatsen van het aanrecht en kook-, stook- en warmwatertoestellen.
2.De vloerpeilen ten opzichte van het straatpeil en de hoogte van het maaiveld zijn aangeduid ter plaatse van de entree van het bouwwerk.
3.Plattegronden en doorsneden zijn voorzien van maatvoering en hoogtelijnen.
4.Alle aanzichten, met inbegrip van geveltekeningen, worden in loodrechte verticale projectie weergegeven.
5.Alle dichte delen en kozijnen die een directe koppeling met de berekeningen hebben, zijn als zodanig terug te vinden in de berekening.
1.De aanvraag bevat over de bij die aanvraag gevoegde berekeningen, de volgende gegevens:
naam en versie van de gebruikte rekenprogramma’s;
invoergegevens en handberekeningen op doorlopend genummerde bladen;
de herkomst van basis- of invoergegevens;
symbolen en afkortingen weergegeven conform de voor de verschillende berekeningen geldende NEN-normen;
een toelichting op afwijkende symbolen of afkortingen, voor zover deze in rekenprogramma’s zijn gebruikt; en
numerieke gegevens, weergegeven in SI-eenheden als bedoeld in de internationale standaard van het Système International.
2.Bij de aanvraag worden over de gebruikte rekenprogramma's de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
een beschrijving van de toegepaste rekenprogramma's;
een beschrijving van de rekenmethode;
een beschrijving van het toepassingsgebied;
een aanduiding van de betekenis van de gepresenteerde waarden;
een aanduiding van de nauwkeurigheid van de resultaten;
een beschrijving van het gekozen assenstelsel; en
een verklaring van de gebruikte symbolen en grootheden.
Bij een aanvraag wordt een constructieve berekening verstrekt, die ten minste de volgende gegevens bevat:
schematisering in overeenstemming met de NEN- of NEN-EN-norm die van toepassing is, met inbegrip van te hanteren belastingschema’s;
toerekening van materiaaleigenschappen in overeenstemming met de NEN- of NEN-EN-norm die van toepassing is;
doorsnedegrootheden die per constructieonderdeel zijn gemotiveerd, in de vorm van een berekening;
verantwoording van eigenschappen van ondersteuningen;
berekeningsresultaten per belastingschema uitgewerkt volgens de NEN- of NEN-EN-norm die van toepassing is; en
maatgevende waarden.
2.Een berekening van de thermische isolatie bevat ten minste de volgende gegevens en bescheiden:
de totale oppervlakte van kozijnen, ramen, deuren, dichte delen en daarmee gelijk te stellen constructiedelen;
de oppervlakte van elke toegepaste glassoort en de thermische eigenschappen hiervan;
een tekening waarop gehanteerde woningen voor de berekening van de energieprestatiecoëfficiënt zijn aangegeven;
gegevens en bescheiden over de begrenzing van de energieprestatiecoëfficiënt van woningen of woongebouw met een arcering op een plattegrondtekening;
gebruiksfunctie en energiesectoren die op een tekening voor niet tot bewoning bestemde gebouwen zijn gearceerd; en
invoergegevens van de energieprestatiecoëfficiëntberekening, met inbegrip van de bouwfysische eigenschappen van het bouwwerk en de bouwwerkinstallaties en het gehanteerde rekenprogramma.
3.De berekening van de energieprestatie, bedoeld in het tweede lid, onder c, wordt uitgevoerd met een NL-EPBD®EPC geattesteerd computerprogramma als bedoeld in BRL KvINL 9501.
JJJ
Het opschrift van paragraaf 7.1.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
KKK
Subparagraaf 7.1.3.1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
DezeDe artikelen in deze paragraaf iszijn alleen van toepassing voor zover dat in deze paragraaf of de paragrafen 7.1.3.27.2.3.2 tot en met 7.1.3.127.2.3.12, 7.1.4.27.2.4.2 tot en met 7.1.4.87.2.4.8 en 7.1.5.27.2.5.2 tot en met 7.1.5.97.2.5.9 is bepaald.
1.Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het verrichten van een milieubelastende activiteit die externe veiligheidsrisico’s veroorzaakt, bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
een beschrijving van de ongewone voorvallen die zich kunnen voordoen, de nadelige gevolgen daarvan en de passende maatregelen die worden getroffen voor het voorkomen van ongewone voorvallen en de nadelige gevolgen daarvan, bedoeld in artikel 19.1 van de wet;
de berekende afstand in meters tot waar het plaatsgebonden risico ten hoogste 1 op de 1.000.000, 1 op de 10.000.000 en 1 op de 100.000.000 per jaar is en de aan de berekening ten grondslag liggende rekenbestanden; en
de berekende afstand in meters voor de aandachtsgebieden, bedoeld in artikel 5.12 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, en de aan de berekening ten grondslag liggende rekenbestanden.
2.Op het berekenen van de afstanden voor het plaatsgebonden risico en de aandachtsgebieden zijn de artikelen 4.11, aanhef en onder a, en 4.12, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.
3.Als bij de aanvraag gegevens en bescheiden zijn verstrekt over de kans op het overlijden van een groep van tien of meer personen per jaar, bedoeld in artikel 8.10a, eerste lid, onder c, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, is op het berekenen van die kans Safeti-NL van toepassing.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het lozen van afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk, bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
het maximale debiet in kubieke meters per uur van het te lozen afvalwater;
de regelmaat waarmee lozingen plaatsvinden;
een aanduiding of de lozing continu of niet-continu plaatsvindt;
een lijst met stoffen die worden geloosd;
een riooltekening;
de locaties van de lozingspunten;
de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van het lozen en de verwachte duur ervan;
een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de lozingen te voorkomen of te beperken;
een onderbouwing van de noodzaak om te lozen;
de samenstelling van het afvalwater dat wordt geloosd;
de bron of oorzaak van het afvalwater dat wordt geloosd;
de resultaten van de bepaling van de waterbezwaarlijkheid van de stoffen die worden geloosd, verricht volgens de Algemene BeoordelingsMethodiek, bedoeld in bijlage XVIII bij het Besluit kwaliteit leefomgeving;
de resultaten van de immissietoets voor de te lozen stoffen, verricht volgens het
Handboek Immissietoets, bedoeld in bijlage XVIII bij het Besluit kwaliteit leefomgeving;
een beschrijving van de wijze waarop de lozing wordt vastgesteld en geregistreerd en de wijze waarop over de lozing wordt gerapporteerd;
als een andere lozingsroute dan naar het oppervlaktewater niet mogelijk is: de redenen waarom dat het geval is;
de eigenschappen van de opgeslagen stoffen; en
als de drempelwaarden van bijlage 2 bij het rapport Integrale aanpak van risico’s van onvoorziene lozingen worden overschreden: de resultaten van een milieurisicoanalyse.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het lozen van koelwater met een warmtevracht van meer dan 50 MW op een oppervlaktewaterlichaam, bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
het maximale debiet in kubieke meters per uur van het te lozen koelwater;
de regelmaat waarmee lozingen plaatsvinden;
een aanduiding of de lozing continu of niet-continu plaatsvindt;
de locaties van de lozingspunten;
de verwachte datum en het verwachte tijdstip van het begin van het lozen en de verwachte duur ervan;
de herkomst en eigenschappen van het koelwater;
de maximale temperatuur in graden Celsiuswarmtevracht van het koelwater dat wordt geloosd;
een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de warmtevracht van de lozingen te voorkomen of te beperken;
de resultaten van de immissietoets voor de warmtelozing, verricht volgens de CIW beoordelingssystematiek warmtelozingen, bedoeld in bijlage XVIII bij het Besluit kwaliteit leefomgeving;
een schema of tekening van de opzet van het koelwatersysteem en een beschrijving daarvan;
een beschrijving van de wijze waarop de lozing wordt vastgesteld en geregistreerd en de wijze waarop over de lozing wordt gerapporteerd; en
als stoffen aan het koelwater worden toegevoegd:
een lijst met stoffen die worden geloosd;
de eigenschappen van die stoffen;
een onderbouwing van de noodzaak om die stoffen te lozen;
de resultaten van de bepaling van de waterbezwaarlijkheid van de te lozen stoffen, verricht volgens de Algemene BeoordelingsMethodiek, bedoeld in bijlage XVIII bij het Besluit kwaliteit leefomgeving; en
de resultaten van de immissietoets voor de te lozen stoffen, verricht volgens het
Handboek Immissietoets, bedoeld in bijlage XVIII bij het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het lozen van afvalwater op een oppervlaktewaterlichaam of een zuiveringtechnisch werk afkomstig van het exploiteren van een ippc-installatie, een andere milieubelastende installatie, een Seveso-inrichting of het verbranden van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
een beschrijving van:
de milieubelastende activiteiten die worden verricht en de installaties;
de grondstoffen, hulpmaterialen en andere stoffen die worden gebruikt of gegenereerd;
de bronnen, aard en omvang van de emissies die zijn te voorzien in het oppervlaktewaterlichaam of zuiveringtechnisch werk, met een overzicht van de significante milieugevolgen van die emissies;
de technieken die worden toegepast om emissies die zijn te voorzien in het oppervlaktewaterlichaam of zuiveringtechnisch werk te voorkomen of, als dat niet mogelijk is, te verminderen;
een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om de emissies in het oppervlaktewaterlichaam of zuiveringtechnisch werk te controleren; en
de belangrijkste door de aanvrager bestudeerde alternatieven voor de voorgestelde
technologie, technieken en maatregelen; en
de ongewone voorvallen die zich kunnen voordoen, de nadelige gevolgen daarvan en de
passende maatregelen die worden getroffen voor het voorkomen van ongewone voorvallen
en de nadelige gevolgen daarvan, bedoeld in artikel 19.1 van de wet; en
een beschrijving van de ongewone voorvallen als bedoeld in artikel 7.22a, eerste lid, onder a; en
een niet-technische samenvatting van de gegevens en bescheiden, bedoeld onder a en b.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het verrichten van activiteiten met bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen of het behandelen of zuiveren van afvalwater, bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
de aard, samenstelling, hoeveelheid in tonnen, herkomst en wijze van registratie per afvalstof;
een beschrijving van de handelingen van nuttige toepassing of verwijdering per afvalstof;
een beschrijving van de handelingen van nuttige toepassing of verwijdering en de wijze van registratie van de afvalstoffen die bij de nuttige toepassing of verwijdering ontstaan;
een beschrijving van de wijze van afzet en registratie van de stoffen of materialen die geen afvalstoffen zijn en die zijn ontstaan bij de nuttige toepassing of verwijdering van de afvalstoffen;
per handeling van nuttige toepassing of verwijdering en per afvalstof de maximale opslagcapaciteit in tonnen en de maximale verwerkingscapaciteit in tonnen per jaar; en
als het gaat om afvalstoffen die via afgifte of inzameling worden verkregen: een beschrijving
van de procedures van acceptatie van de afvalstoffen, administratieve organisatie en interne controle van de ontvangen afvalstoffen.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het exploiteren van een ippc-installatie, andere milieubelastende installatie, Seveso-inrichting, mijnbouwwerk, militaire zeehaven of luchthaven, het verrichten van milieubelastende activiteiten in de minerale producten industrie of voedingsmiddelenindustrie of het verbranden of verwerken van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
een beschrijving van:
de milieubelastende activiteiten die worden verricht en de installaties;
de grondstoffen, hulpmaterialen, andere stoffen en energie die worden gebruikt of gegenereerd;
de emissiebronnen van de activiteiten;
de aard en omvang van de emissies die zijn te voorzien in de bodem, het water en de lucht, met een overzicht van de significante milieugevolgen van de emissies;
de toestand van het terrein van de installatie;
de technieken die worden toegepast ter voorkoming of, als dat niet mogelijk is, ter vermindering van de emissies die zijn te voorzien in de bodem, het water en de lucht;
een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om het ontstaan van afval te voorkomen of, wanneer dat niet mogelijk is, te beperken en om hergebruik, recycling of andere nuttige toepassing van afvalstoffen voor te bereiden;
een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om de emissies in de bodem, het water en de lucht te controleren;
de belangrijkste door de aanvrager bestudeerde alternatieven voor de voorgestelde technologie, technieken en maatregelen; en
een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om energie doelmatig te gebruiken; en
de ongewone voorvallen die zich kunnen voordoen, de nadelige gevolgen daarvan en de
passende maatregelen die worden getroffen voor het voorkomen van ongewone voorvallen
en de nadelige gevolgen daarvan, bedoeld in artikel 19.1 van de wet;
een beschrijving van de ongewone voorvallen als bedoeld in artikel 7.22a, eerste lid, onder a;
als bodembedreigende stoffen worden gebruikt, gemaakt of uitgestoten: een rapport van een bodemonderzoek dat:
is verricht om de kwaliteit van de bodem en het grondwater vast te stellen;
gaat over het gedeelte van de locatie waarop de bodembedreigende stoffen worden gebruikt, gemaakt of uitgestoten;
voldoet aan NEN 5725 en NEN 5740, waarbij het veldwerk wordt verricht door een onderneming met een erkenning bodemkwaliteit voor BRL SIKB 2000 of een certificatie-instantie of inspectie-instantie met een erkenning bodemkwaliteit voor AS SIKB 2000;
de naam en het adres bevat van degene die het onderzoek heeft verricht;
een beschrijving bevat van de wijze waarop het onderzoek is verricht;
inzicht biedt in de aard en de mate van de aangetroffen verontreinigde stoffen en de herkomst daarvan;
informatie bevat over het huidige en eerdere gebruik van de locatie; en
bestaande informatie bevat over bodemmetingen en grondwatermetingen die de toestand van de bodem en het grondwater weergeven op het tijdstip van opstelling van het rapport, of anders nieuwe bodemmetingen en grondwatermetingen voor het constateren van eventuele verontreiniging van de bodem door de bodemverontreinigende stoffen die bij de activiteit zijn gebruikt, gemaakt of uitgestoten; en
een niet-technische samenvatting van de gegevens en bescheiden, bedoeld onder a tot en bmet c.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het verrichten van een milieubelastende activiteit die emissies in de lucht of het water veroorzaakt, bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
een aanduiding van de mate waarin de activiteit leidt tot een verhoging van de concentratie in de buitenlucht van de stoffen, bedoeld in artikel 8.17 van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om emissies in de lucht te voorkomen of, als dat niet mogelijk is, te beperken;
een aanduiding van de mate waarin zeer zorgwekkende stoffen in de lucht of het water worden geëmitteerd; en
een beschrijving van de mogelijkheden om de emissies van zeer zorgwekkende stoffen in de lucht of het water te beperken.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het verrichten van een milieubelastende activiteit met een significant verbruik van energie, bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
LLL
Het opschrift van subparagraaf 7.1.3.2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
MMM
Het opschrift van subparagraaf 7.1.3.3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
NNN
Artikel 7.29 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
[Gereserveerd]
1.Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het exploiteren van een stookinstallatie met een nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 100 kW, bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.27a, onder c en d, verstrekt.
2.Bij de aanvraag worden ook de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
gegevens over het nominaal thermisch ingangsvermogen in megawatt van de stookinstallatie;
gegevens over het type stookinstallatie, onderverdeeld naar gasmotor, dieselmotor, dual-fuelmotor, gasturbine, ketel, fornuis, droger, luchtverhitter en andere stookinstallatie; en
gegevens over het type gebruikte brandstoffen, onderverdeeld naar vaste rie-biomassa, andere vaste brandstoffen, andere vloeibare brandstoffen dan gasolie en andere gasvormige brandstoffen dan aardgas en vergistingsgas.
OOO
Na artikel 7.29 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het lozen van koelwater met een warmtevracht van meer dan 50 MW afkomstig van een stookinstallatie, bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.24, verstrekt.
PPP
Artikel 7.31 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een windpark met 3of3 of meer windturbines als bedoeld in artikel 3.13 van het Besluit activiteiten leefomgeving,
worden voor iedereelke windturbine de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
het vermogen in kilowatt;
de diameter van de rotors in centimeters;
de hoogte van de masten in meters; en
de berekende afstand in meters tot waar het plaatsgebonden risico ten hoogste een1 op de miljoen100.000 en een1 op de honderdduizend1.000.000 per jaar is en de aan de berekening ten grondslag liggende rekenbestanden.
2.Op het berekenen van de afstand voor het plaatsgebonden risico is artikel 4.11, aanhef en onder b, van overeenkomstige toepassing.
QQQ
Artikel 7.33 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het aanwezig hebben van een koelinstallatie,
bedoeld in de artikelen 3.15, eerste lid, en 3.16, eerste lid, van het Besluit activiteiten
leefomgeving, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
het elektriciteitsverbruik van de koelinstallatie in kilowattuur per jaar;
het brandstofverbruik van de koelinstallatie in kubieke meters per jaar;
een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om energie doelmatig te gebruiken;
een beschrijving van de ongewone voorvallen die zich kunnen voordoen, de nadelige
gevolgen daarvan en de passende maatregelen die worden getroffen voor het voorkomen
van ongewone voorvallen en de nadelige gevolgen daarvan, bedoeld in artikel 19.1 van
de wet;
als het gaat om een koelinstallatie met minder dan 10.000 kg ammoniak en met een diameter
van de vloeistofleiding naar de verdamper van ten hoogste 80 mm, gegevens over:
het aantal koelinstallaties in een machinekamer;
de werktemperatuur in graden Celsius van de installatie met pompbeveiliging;
de hoeveelheidsklasse ammoniak in kilogrammen;
de opstellingsuitvoering;
de nominale diameter van de vloeistofleiding naar de verdamper vanaf de machinekamer
en vanaf de vloeistofleiding; en
de coördinaten van de koelinstallatie;
als het gaat om een koelinstallatie met ten minste 10.000 kg ammoniak of met een diameter
van de vloeistofleiding naar de verdamper van meer dan 80 mm, gegevens over:
de berekende afstand in meters tot waar het plaatsgebonden risico ten hoogste een
op de miljoen, een op de tien miljoen en een op de honderd miljoen per jaar is en
de aan de berekening ten grondslag liggende rekenbestanden; en
de berekende afstand in meters voor de aandachtsgebieden, bedoeld in artikel 5.12
van het Besluit kwaliteit leefomgeving, en de aan de berekening ten grondslag liggende
rekenbestanden;
als het gaat om een koelinstallatie met ammoniak: een beschrijving van de maatregelen
die worden getroffen om te voldoen aan PGS 13; en
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het exploiteren van een koelinstallatie, bedoeld in de artikelen 3.15, eerste lid en 3.16, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.27b, verstrekt.
2.Op het berekenen van de afstanden voor het plaatsgebonden risico en de aandachtsgebieden
zijn de artikelen 4.11, aanhef en onder a, en 4.12, eerste lid, van overeenkomstige
toepassing.
Bij de aanvraag worden ook de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
een beschrijving van de ongewone voorvallen als bedoeld in artikel 7.22a, eerste lid, onder a;
als het gaat om een koelinstallatie met ammoniak: een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan PGS 13;
als het gaat om een koelinstallatie met minder dan 10.000 kg ammoniak en met een diameter van de vloeistofleiding naar de verdamper van ten hoogste 80 mm: gegevens over:
het aantal koelinstallaties in een machinekamer;
de werktemperatuur in graden Celsius van de installatie met pompbeveiliging;
de hoeveelheidsklasse ammoniak in kilogrammen;
de opstellingsuitvoering;
de nominale diameter van de vloeistofleiding naar de verdamper vanaf de machinekamer en vanaf de vloeistofleiding; en
de coördinaten van de koelinstallatie;
als het gaat om een koelinstallatie met ten minste 10.000 kg ammoniak of met een diameter van de vloeistofleiding naar de verdamper van meer dan 80 mm: de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.22a, eerste lid, onder b en c; en
RRR
Artikel 7.34 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het lozen van koelwater met een warmtevracht van meer dan 50 MW afkomstig van een koelinstallatie, bedoeld in artikel 3.16, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.24, verstrekt.
SSS
Artikel 7.35 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het aanleggen en gebruiken van een open bodemenergiesysteem, bedoeld in artikel 3.19, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
de capaciteit van de pomp of pompen in kubieke meters water per uur per put;
de hoeveelheid water die ten hoogste in de bodem wordt gebracht en de hoeveelheid grondwater die wordt onttrokken, in kubieke meters water per uur, etmaal, maand en jaar;
een beschrijving van de hydrologische en hydrothermische gevolgen van het in de bodem brengen van water en het onttrekken van grondwater;
de maximale temperatuur in graden Celsius van het water dat in de bodem wordt gebracht;
de coördinaten van iedereelke put;
de diepte in meters van de onderkant en de bovenkant van de filters in meters van iedereelke put ten opzichte van het maaiveld en het Normaal Amsterdams Peil;
de lengte in meters van het effectieve filter in iedereelke put;
de omvang van de behoefte aan warmte en koude waarin het bodemenergiesysteem zal voorzien in megawattuur per jaar;
de lozingsroute van het afvalwater; en
een verklaring van degene die het open bodemenergiesysteem ontwerpt over het energierendement dat het systeem zal behalen, uitgedrukt als SPF, dat wordt berekend volgens de formule:
waarbij wordt verstaan onder:
Qw: de hoeveelheid warmte per jaar in megawattuur die door het open bodemenergiesysteem wordt geleverd;
Qk: de hoeveelheid koude per jaar in megawattuur die door het systeem wordt geleverd;
E: de hoeveelheid elektriciteit per jaar in megawattuur die door het systeem wordt verbruikt; en
G: de hoeveelheid gas per jaar in megawattuur die door het systeem wordt verbruikt.
TTT
Artikel 7.37 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het opslaan van gassen in een opslagtank,
bedoeld in artikel 3.22 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de volgende
gegevens en bescheiden verstrekt:
een aanduiding van de stoffen die worden opgeslagen, de temperatuur van de stoffen
in de opslagtank in graden Celsius en de hoeveelheid die ten hoogste wordt opgeslagen
in kubieke meters;
de grootte van de opslagtank in kubieke meters;
een beschrijving van de installatie;
een aanduiding of het gaat om een bovengrondse of ondergrondse opslagtank;
een aanduiding van de mate waarin zeer zorgwekkende stoffen in de lucht worden geëmitteerd;
een beschrijving van de mogelijkheden om de emissies van zeer zorgwekkende stoffen
in de lucht te beperken;
als de stoffen onder druk worden opgeslagen: vermelding van de druk in kilopascal;
als het gaat om het opslaan van ten hoogste 50 m3 propaan of propeen met een jaarlijkse doorzet van ten hoogste 600 m3:
de jaarlijkse doorzet in kubieke meters;
als het gaat om een bovengrondse opslagtank: de coördinaten van het vulpunt en de
opslagtank;
als het gaat om een ondergrondse opslagtank: de coördinaten van het vulpunt, de bovengrondse
vloeistofvoerende leiding en de aansluitpunten van die leiding en pomp; en
een beschrijving van de ongewone voorvallen die zich kunnen voordoen, de nadelige
gevolgen daarvan en de passende maatregelen die worden getroffen voor het voorkomen
van ongewone voorvallen en de nadelige gevolgen daarvan, bedoeld in artikel 19.1 van
de wet;
als het gaat om het opslaan van meer dan 1.500 kg ammoniak, meer dan 1 m3 andere giftige of bijtende gassen van ADR-klasse 2, meer dan 1 m3 gassen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 1, 2 of 3, bedoeld in bijlage
I, deel 3, bij de CLP-verordening, ten hoogste 50 m3 propaan of propeen met een jaarlijkse doorzet van meer dan 600 m3, meer dan 50 m3 propaan of propeen of meer dan 13 m3 acetyleen:
de berekende afstand in meters tot waar het plaatsgebonden risico ten hoogste een
op de miljoen, een op de tien miljoen en een op de honderd miljoen per jaar is en
de aan de berekening ten grondslag liggende rekenbestanden; en
de berekende afstand in meters voor de aandachtsgebieden, bedoeld in artikel 5.12
van het Besluit kwaliteit leefomgeving, en de aan de berekening ten grondslag liggende
rekenbestanden;
als het gaat om het opslaan van zuurstof, kooldioxide, argon, helium of stikstof:
een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan PGS 9;
als het gaat om het opslaan van ammoniak: een beschrijving van de maatregelen die
worden getroffen om te voldoen aan PGS 12; en
als het gaat om het opslaan van propaan, butaan of propeen: een beschrijving van de
maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan PGS 19.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het opslaan van gassen in een opslagtank, bedoeld in de artikelen 3.21 en 3.22, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.27a, onder c en d, verstrekt.
2.Op het berekenen van de afstanden voor het plaatsgebonden risico en de aandachtsgebieden
zijn de artikelen 4.11, aanhef en onder a, en 4.12, eerste lid, van overeenkomstige
toepassing.
Bij de aanvraag worden ook de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
een aanduiding van de stoffen die worden opgeslagen, de temperatuur van de stoffen in de opslagtank in graden Celsius en de hoeveelheid die ten hoogste wordt opgeslagen in kubieke meters;
de grootte van de opslagtank in kubieke meters;
een beschrijving van de installatie;
een aanduiding of het gaat om een bovengrondse of ondergrondse opslagtank;
als de stoffen onder druk worden opgeslagen: de druk in kilopascal;
als het gaat om het opslaan van ten hoogste 50 m3 propaan of propeen met een jaarlijkse doorzet van ten hoogste 600 m3:
de jaarlijkse doorzet in kubieke meters;
een beschrijving van de ongewone voorvallen als bedoeld in artikel 7.22a, eerste lid, onder a;
als het gaat om een bovengrondse opslagtank: de coördinaten van het vulpunt en de opslagtank; en
als het gaat om een ondergrondse opslagtank: de coördinaten van het vulpunt, de bovengrondse vloeistofvoerende leiding en de aansluitpunten van die leiding en pomp.
als het gaat om het opslaan van meer dan 1.500 kg ammoniak, meer dan 1 m3 andere giftige of bijtende gassen van ADR-klasse 2, meer dan 1 m3 gassen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 1, 2 of 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening, ten hoogste 50 m3 propaan of propeen met een jaarlijkse doorzet van meer dan 600 m3, meer dan 50 m3 propaan of propeen of meer dan 13 m3 acetyleen: de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.22a, eerste lid;
als het gaat om het opslaan van zuurstof, kooldioxide, argon, helium of stikstof: een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan PGS 9;
als het gaat om het opslaan van ammoniak: een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan PGS 12; en
als het gaat om het opslaan van propaan, butaan of propeen: een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan PGS 19.
UUU
Artikel 7.38 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het opslaan van vloeistoffen in een
opslagtank of een tankcontainer of verpakking die als opslagtank wordt gebruikt, bedoeld
in artikel 3.25, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de
volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
een aanduiding van de stoffen die worden opgeslagen, de temperatuur van de stoffen
in de opslagtank en de hoeveelheid die ten hoogste wordt opgeslagen;
de grootte van de opslagtank, tankcontainer of verpakking in kubieke meters en het
materiaal waarvan die is gemaakt;
een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om verontreiniging van de
bodem te voorkomen;
een aanduiding van de mate waarin zeer zorgwekkende stoffen in de lucht en in het
water worden geëmitteerd;
een beschrijving van de mogelijkheden om de emissies van zeer zorgwekkende stoffen
in de lucht en in het water te beperken;
als het gaat om het opslaan van:
meer dan 1 m3 vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 6.1;
meer dan 1 m3 vloeibare gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 1 of
2, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening;
meer dan 1 m3 vloeibare gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 3,
bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening, als die:
vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 3, verpakkingsgroep I of II in een bovengrondse
opslagtank of een tankcontainer of verpakking die als opslagtank wordt gebruikt met
een inhoud van meer dan 150 m3:
de berekende afstand in meters tot waar het plaatsgebonden risico ten hoogste een
op de miljoen, een op de tien miljoen en een op de honderd miljoen per jaar is en
de aan de berekening ten grondslag liggende rekenbestanden;
de berekende afstand in meters voor de aandachtsgebieden, bedoeld artikel 5.12 van
het Besluit kwaliteit leefomgeving, en de aan de berekening ten grondslag liggende
rekenbestanden; en
een beschrijving van de ongewone voorvallen die zich kunnen voordoen, de nadelige
gevolgen daarvan en de passende maatregelen die worden getroffen voor het voorkomen
van ongewone voorvallen en de nadelige gevolgen daarvan, bedoeld in artikel 19.1 van
de wet;
als de stoffen onder druk worden opgeslagen: vermelding van de druk in kilopascal;
als het gaat om het opslaan van vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 3 in
een bovengrondse opslagtank met een inhoud van ten hoogste 150 m3: een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan PGS 30;
als het gaat om het opslaan van andere vloeibare gevaarlijke stoffen dan stoffen van
ADR-klasse 3 in een opslagtank met een inhoud van ten hoogste 150 m3: een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan PGS 31;
als het gaat om het opslaan van vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 3 in
een bovengrondse opslagtank met een inhoud van meer dan 150 m3: een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan PGS 29;
en
als de drempelwaarden van bijlage 2 bij het rapport Integrale aanpak van risico’s
van onvoorziene lozingen worden overschreden: de resultaten van een milieurisicoanalyse.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het opslaan van vloeistoffen in een opslagtank of een tankcontainer of verpakking die als opslagtank wordt gebruikt, bedoeld in de artikelen 3.24 en 3.25, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.27a, onder c en d, verstrekt.
2.Op het berekenen van de afstanden voor het plaatsgebonden risico en de aandachtsgebieden
zijn de artikelen 4.11, aanhef en onder a, en 4.12, eerste lid, van overeenkomstige
toepassing.
Bij de aanvraag worden ook de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
een aanduiding van de stoffen die worden opgeslagen, de temperatuur van de stoffen in de opslagtank en de hoeveelheid die ten hoogste wordt opgeslagen;
de grootte van de opslagtank, tankcontainer of verpakking in kubieke meters en het materiaal waarvan die is gemaakt;
een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om verontreiniging van de bodem te voorkomen of, als dat niet mogelijk is, te beperken;
als het gaat om het opslaan van:
meer dan 1 m3 vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 6.1;
meer dan 1 m3 vloeibare gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 1 of 2, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening;
meer dan 1 m3 vloeibare gevaarlijke stoffen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening, als die:
vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 3, verpakkingsgroep I of II in een bovengrondse opslagtank of een tankcontainer of verpakking die als opslagtank wordt gebruikt met een inhoud van meer dan 150 m3: de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.22a, eerste lid;
als de stoffen onder druk worden opgeslagen: de druk in kilopascal;
als het gaat om het opslaan van vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 3 in een bovengrondse opslagtank met een inhoud van ten hoogste 150 m3: een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan PGS 30;
als het gaat om het opslaan van andere vloeibare gevaarlijke stoffen dan stoffen van ADR-klasse 3 in een opslagtank met een inhoud van ten hoogste 150 m3: een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan PGS 31;
als het gaat om het opslaan van vloeibare gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 3 in een bovengrondse opslagtank met een inhoud van meer dan 150 m3: een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan PGS 29; en
als de drempelwaarden van bijlage 2 bij het rapport Integrale aanpak van risico’s van onvoorziene lozingen worden overschreden: de resultaten van een milieurisicoanalyse.
VVV
Artikel 7.40 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het in een opslagplaats opslaan van gevaarlijke stoffen, bedoeld in artikel 3.28 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden per opslagplaats de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
de maximale opslagcapaciteit in kilogrammen;
de hoeveelheid stoffen in kilogrammen die per ADR-klasse ten hoogste wordt opgeslagen;
een aanduiding van de stoffen die worden opgeslagen en de eigenschappen van die stoffen en een aanduiding of stoffen van verpakkingsgroep I worden opgeslagen;
de hoeveelheid stoffen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 1, 2 of 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening, in kilogrammen, die ten hoogste per categorie wordt opgeslagen;
het beschermingsniveau volgens PGS 15;
de oppervlakte in vierkante meters van de opslagplaats;
een beschrijving van de brandbeveiligingsinstallatie en het daarvoor opgestelde uitgangspuntendocument volgens PGS 15;
een aanduiding of de gevaarlijke stoffen wel of niet gedurende korte tijd en in afwachting van aansluitend vervoer naar een vooraf bekende ontvanger worden opgeslagen;
de coördinaten van de opslagplaats, tenzij onderdeel l of m van toepassing is;
een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan PGS 15;
een beschrijving van de ongewone voorvallen die zich kunnen voordoen, de nadelige gevolgen daarvan en de passende maatregelen
die worden getroffen voor het voorkomen van ongewone voorvallen en de nadelige gevolgen
daarvan,als bedoeld in artikel 19.1 van de wet7.22a, eerste lid, onder a;
als het gaat om het opslaan van meer dan 1.500 l giftige of bijtende gassen van ADR-klasse
2 of meer dan 1.500 l tot vloeistof verdichte gassen in de gevarenklasse acute toxiciteit,
categorie 1, 2 of 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening, in gasflessen,
bedoeld in artikel 3.28, aanhef en onder a of g, van het Besluit activiteiten leefomgeving:
gegevens over:
de berekende afstand in meters tot waar het plaatsgebonden risico ten hoogste een
op de miljoen, een op de tien miljoen en een op de honderd miljoen is en de aan de
berekening ten grondslag liggende rekenbestanden; en
de berekende afstand in meters voor de aandachtsgebieden, bedoeld in artikel 5.12
van het Besluit kwaliteit leefomgeving, en de aan de berekening ten grondslag liggende
rekenbestanden;
als het gaat om het opslaan van meer dan 1.500 l giftige of bijtende gassen van ADR-klasse 2 of meer dan 1.500 l tot vloeistof verdichte gassen in de gevarenklasse acute toxiciteit, categorie 1, 2 of 3, bedoeld in bijlage I, deel 3, bij de CLP-verordening, in gasflessen, bedoeld in artikel 3.28, aanhef en onder a of g, van het Besluit activiteiten leefomgeving: de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.22a, eerste lid, onder b en c;
als het gaat om het opslaan van 10.000 kg of meer in totaal van de gevaarlijke stoffen, bedoeld in artikel 3.27, eerste lid, onder a, b of c, van het Besluit activiteiten leefomgeving, bedoeld in artikel 3.28, aanhef en onder h, van dat besluit, voor zover brandbare gevaarlijke stoffen met fluor-, chloor-, broom-, stikstof- of zwavelhoudende verbindingen worden opgeslagen, of zowel brandbare gevaarlijke stoffen als gevaarlijke stoffen met die verbindingen worden opgeslagen, en voor zover het gaat om:
brandbare gevaarlijke stoffen met fluor-, chloor-, broom-, stikstof- of zwavelhoudende
verbindingen worden opgeslagen;
zowel brandbare gevaarlijke stoffen als gevaarlijke stoffen met die verbindingen worden
opgeslagen;
deeen opslagplaats met een oppervlakte heeft van meer dan 100 m2; of
verpakkingseenheden van meer dan 100 kg met een stof van ADR-klasse 6.1, van verpakkingsgroep
I, worden opgeslagen die in de open lucht worden gelost of geladen:
de berekende afstand in meters tot waar het plaatsgebonden risico ten hoogste een
op de miljoen, een op de tien miljoen en een op de honderd miljoen per jaar is en
de aan de berekening ten grondslag liggende rekenbestanden; en
de berekende afstand in meters voor de aandachtsgebieden, bedoeld artikel 5.12 van
het Besluit kwaliteit leefomgeving, en de aan de berekening ten grondslag liggende
rekenbestanden; en
verpakkingseenheden van meer dan 100 kg met een stof van ADR-klasse 6.1, van verpakkingsgroep I, die in de open lucht worden gelost of geladen:
de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.22a, eerste lid, onder b en c; en
als het gaat om het opslaan van gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 5.2: een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan PGS 8.
2.Het eerste lid, onder m, is niet van toepassing als het gaat om:
3.Op het berekenen van de afstanden voor het plaatsgebonden risico en de aandachtsgebieden zijn de artikelen 4.11, aanhef en onder a, en 4.12, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.
WWW
Artikel 7.41 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het opslaan, herverpakken of bewerken van vuurwerk of van pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, bedoeld in artikel 3.31, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
het gewicht van het vuurwerk, de pyrotechnische artikelen voor theatergebruik en de
andere stoffen en voorwerpen van ADR-klasse 1 in kilogrammen, onderscheiden naar ADR-klasse
en compatibiliteitsgroep als bedoeld in de ADR en aangegeven met de letters A tot
en met J, K tot en met N of S, dat ten hoogste wordt opgeslagen in iedereelke bewaarplaats en bufferbewaarplaats voor vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor
theatergebruik;
de coördinaten van de ruimte, bedoeld in artikel 4.1031, tweede lid, van dat besluit
en iedereelke bewaarplaats en bufferbewaarplaats voor vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor
theatergebruik;
de grootte van de deuropening in vierkante meters van iedereelke bewaarplaats en bufferbewaarplaats voor vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor
theatergebruik;
een beschrijving van de ongewone voorvallen die zich kunnen voordoen, de nadelige gevolgen daarvan en de passende maatregelen
die worden getroffen voor het voorkomen van ongewone voorvallen en de nadelige gevolgen
daarvan,als bedoeld in artikel 19.1 van de wet7.22a, eerste lid, onder a;
als de aanvraag betrekking heeft op het opslaan van vuurwerk van categorie F4: de hoeveelheid NEM in kilogrammen; en
als de aanvraag betrekking heeft op het bewerken van vuurwerk van categorie F4 of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik:
de namen van degenen door wie of onder toezicht van wie activiteiten met dat vuurwerk of die pyrotechnische artikelen voor theatergebruik worden verricht;
gegevens over de vakbekwaamheid van het personeel dat werkzaamheden met dat vuurwerk of die pyrotechnische artikelen verricht; en
een uitgangspuntendocument voor brandbeveiligingsinstallaties, waarin alle bouwkundige,
organisatorische en installatietechnische eisen voor de met sprinklers te beveiligen
ruimten en locaties zijn beschreven, dat voldoet aan Memorandum nr. 60 van het Centrum voor criminaliteitspreventie en veiligheid en dat is beoordeeld
en goedgekeurd door een inspectie-instantie met een accreditatie volgens NEN-EN-ISO/IEC
17020 als type A voor dat memorandum.
2.Voor het bepalen van het gewicht van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in:
een bufferbewaarplaats wordt uitgegaan van het vuurwerk en de pyrotechnische artikelen voor theatergebruik met omhulsel en verpakking, maar zonder de transportverpakking, bedoeld in de ADR; en
een bewaarplaats wordt uitgegaan van het vuurwerk en de pyrotechnische artikelen voor theatergebruik met omhulsel en verpakking en met de transportverpakking, bedoeld in de ADR.
XXX
Artikel 7.42 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het opslaan van ontplofbare stoffen van ADR-klasse 1, bedoeld in artikel 3.34 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden per opslagplaats de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
de coördinaten van:
het brandcompartiment voor het opslaan van zwart kruit van ADR-klasse 1.1 of rookzwak kruit van ADR-klasse 1.3;
de opslagplaats voor noodsignalen van ADR-klasse 1.3 of 1.4;
de opslagplaats voor munitiepatronen of hagelpatronen voor vuurwapens van ADR-klasse 1.4;
de opslagplaats voor patronen voor schiethamers van ADR-klasse 1.4; en
de opslagplaats voor andere ontplofbare stoffen van ADR-klasse 1;
het type ontplofbare stoffen en de hoeveelheid in kilogrammen die ten hoogste wordt opgeslagen;
gegevens over de dikte van het metselwerk of beton in centimeters van de onderdelen van het bouwwerk die grenzen aan de buitenlucht en waarin de ontplofbare stoffen worden opgeslagen;
een aanduiding of het gaat om ADR-klasse 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5 of 1.41.6 per ontplofbare stof die wordt opgeslagen;
de hoeveelheid NEM in kilogrammen;
als het gaat om het opslaan van gevaarlijke stoffen van ADR-klasse 1.1, 1.3 of 1.4: een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan PGS 32; en
een beschrijving van de ongewone voorvallen die zich kunnen voordoen, de nadelige gevolgen daarvan en de passende maatregelen
die worden getroffen voor het voorkomen van ongewone voorvallen en de nadelige gevolgen
daarvan,als bedoeld in artikel 19.1 van de wet7.22a, eerste lid, onder a.
YYY
Artikel 7.43 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het opslaan van vaste minerale anorganische meststoffen, bedoeld in artikel 3.37 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden per opslagplaats de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
de coördinaten;
de opslagcapaciteit in kilogrammen;
de meststoffengroep, bedoeld in PGS 7, van de vaste minerale anorganische meststoffen die worden opgeslagen;
de hoeveelheid in kilogrammen vaste minerale anorganische meststoffen per meststoffengroep, bedoeld in PGS 7, die wordt opgeslagen;
een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om te voldoen aan PGS 7; en
een beschrijving van de ongewone voorvallen die zich kunnen voordoen, de nadelige gevolgen daarvan en de passende maatregelen
die worden getroffen voor het voorkomen van ongewone voorvallen en de nadelige gevolgen
daarvan,als bedoeld in artikel 19.1 van de wet7.22a, eerste lid, onder a.
ZZZ
Artikel 7.45 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het op of in de bodem brengen van
bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, bedoeld in de artikelen 3.1823.40b, eerste lid, en 3.1833.40c, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de gegevens en bescheiden,
bedoeld in artikel 7.26, verstrekt.
2.Als het op of in de bodem brengen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen kan worden aangemerkt als het verwijderen van afvalstoffen, worden bij de aanvraag ook de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
de kwaliteit van de bodem op de locatie waar het op of in de bodem brengen van afvalstoffen plaatsvindt;
de bodemkundige gesteldheid en geohydrologische omstandigheden op de locatie waar het op of in de bodem brengen van afvalstoffen plaatsvindt, waaronder ten minste gegevens over:
de gemiddelde hoogste en laagste grondwaterstand, vastgesteld met metingen verricht
volgens NEN 5766 op de 14e en 28e van iedereelke maand, gedurende een periode van ten minste een jaar voorafgaand aan de aanvraag;
de grondwaterstroming; en
de doorlatendheid in meters per etmaal, dikte in meters, samenstelling en zetting van de bodemlagen;
een beschrijving van het beheer van de afvalstoffen die op of in de bodem zijn gebracht en van de maatregelen of voorzieningen ter bescherming van het milieu die worden getroffen na beëindiging van het op of in de bodem brengen; en
een exploitatieplan en een controleplan die ten minste de volgende gegevens bevatten:
een beschrijving van de structuur van de onderneming en de organisatie;
de aard, samenstelling, hoeveelheid in tonnen, herkomst en wijze van registratie van de afvalstoffen;
per handeling en per afvalstof: de maximale opslagcapaciteit in tonnen en de verwerkingscapaciteit in tonnen per jaar; en
een beschrijving van de procedures van acceptatie, administratieve organisatie van afvalstoffen en interne controle van de afvalstoffen die worden ontvangenadministratieve organisatie en interne controle.
AAAA
Artikel 7.46 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het lozen van afvalwater afkomstig
van het op of in de bodem brengen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen,
bedoeld in de artikelen 3.182artikel 3.40c, eerste lid, en 3.183, derde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de gegevens en bescheiden,
bedoeld in artikel 7.23, onder a tot en met h en l tot en met n, verstrekt.
BBBB
Artikel 7.47 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het verbranden van bedrijfsafvalstoffen
enof gevaarlijke afvalstoffen in een andere milieubelastende installatie of buiten een installatie, bedoeld in de artikelen 3.1783.40d en 3.1793.40e, eerste en tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de gegevens en bescheiden,
bedoeld in de artikelen 7.26 en 7.27, verstrekt.
2.Als paragraaf 4.4 van het Besluit activiteiten leefomgeving van toepassing is, worden bij de aanvraag ook de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen om ervoor te zorgen dat:
de installatie zo wordt ontworpen, uitgerust, onderhouden en geëxploiteerd dat wordt voldaan aan paragraaf 4.4 van het Besluit activiteiten leefomgeving, waarbij rekening wordt gehouden met de afvalcategorieën die worden verbrand of meeverbrand;
de warmte die wordt opgewekt bij het verbrandings- en meeverbrandingsproces zoveel mogelijk wordt gebruikt voor het produceren van warmte, stoom of elektriciteit; en
het ontstaan van residuen en de schadelijkheid ervan zoveel mogelijk worden beperkt en residuen die ontstaan worden gerecycled;
een beschrijving van de meest ongunstige bedrijfsomstandigheden; en
een beschrijving van de structuur van de onderneming en de organisatie.
CCCC
Artikel 7.48 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het lozen van afvalwater afkomstig
van het verbranden van bedrijfsafvalstoffen enof gevaarlijke afvalstoffen in een andere milieubelastende installatie of buiten een installatie, bedoeld in artikel 3.1793.40e, vierdederde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de gegevens en bescheiden,
bedoeld in artikel 7.25, verstrekt.
DDDD
Artikel 7.49 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het exploiteren van een ippc-installatie voor het behandelen van afvalwater, bedoeld in de artikelen 3.41, onder a, en 3.42, eerste lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de gegevens en bescheiden, bedoeld in de artikelen 7.26 en 7.27, verstrekt.
2.Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het exploiteren van een zelfstandige afvalwaterzuiveringzuiveringsvoorziening voor het zuiveren van ingezameld of afgegeven afvalwater, bedoeld in de artikelen 3.41, onder b, en 3.42, eerste lid, van het Besluit activiteiten
leefomgeving, worden de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikelde artikelen 7.26 en 7.27a, onder c en d, verstrekt.
3.Bij eende aanvraag als, bedoeld in het tweede lid, worden ook de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
een beschrijving van het afvalwater dat wordt ingenomen;
een beschrijving van de aanpak van het verwerken van het ingenomen afvalwater;
een riooltekening;
de ontwerpcapaciteit van het zuiveringtechnisch werk in inwonerequivalenten;
het gemiddelde lozingsdebiet in kubieke meters per dag;
de maximale hydraulische aanvoer in kubieke meters per uur;
de samenstelling van het te lozen afvalwater;
een aanduiding van de mate waarin zeer zorgwekkende stoffen in het water worden geëmitteerd;
een beschrijving van de mogelijkheden om de emissies van zeer zorgwekkende stoffen
in het water te beperken;
de ligging van de geuremissiepunten; en
als de drempelwaarden van bijlage 2 bij het rapport Integrale aanpak van risico’s van onvoorziene lozingen worden overschreden: de resultaten van een milieurisicoanalyse.
EEEE
Artikel 7.50 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het lozen van afvalwater afkomstig van het exploiteren van een ippc-installatie voor het behandelen van afvalwater, bedoeld in de artikelen 3.41, onder a, en 3.42, tweede lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.25 verstrekt.
2.Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het lozen van afvalwater afkomstig
van het exploiteren van een zelfstandige afvalwaterzuiveringzuiveringsvoorziening voor het zuiveren van ingezameld of afgegeven afvalwater, bedoeld in de artikelen 3.41, onder b, en 3.42, tweede lid, van het Besluit activiteiten
leefomgeving, worden de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 7.23, onder a tot
en met h en l tot en met n, verstrekt.
FFFF
Artikel 7.53 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het exploiteren van een ippc-installatie
of een andere milieubelastende installatie voor het afvangen van CO2-stromen voor geologische opslag, bedoeld in de artikelen 3.47, onder a of b, en 3.48, van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden de gegevens en bescheiden,
bedoeld in artikel 7.27, verstrekt.
GGGG
Het opschrift van subparagraaf 7.1.3.4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
HHHH
Artikel 7.54 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
1.Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het exploiteren van een Seveso-inrichting,
bedoeld in de artikelen 3.50, eerste lid, en 3.51, eerste lid, van het Besluit activiteiten
leefomgeving, worden de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikelde artikelen 7.22a, eerste lid, en 7.27, onder a, c en d, verstrekt.