Instellingsbesluit Overlegplatform Bouwregelgeving

15 februari 1999

Nr. MJZ98122792

Centrale Directie Juridische Zaken/Afdeling Wetgeving

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Besluit:

Artikel 1

Er is een tijdelijk Overlegplatform Bouwregelgeving, dat ten doel heeft:

a. het uitwisselen van informatie over nationale en internationale ontwikkelingen op het terrein van bouwvoorschriften;

b. het doen van aanbevelingen met betrekking tot de nadere invulling van het Bouwbesluit, en

c. het doen van aanbevelingen met betrekking tot de resultaten van onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van de evaluatie van het bij of krachtens de Woningwet bepaalde.

Artikel 2

1. Het overlegplatform wordt ingesteld voor drie jaar, behoudens eerdere in-trekking van dit besluit.

2. Op het tijdstip waarop de doelstellingen, bedoeld in artikel 1, onderdelen b en c, kunnen worden geacht te zijn afgerond, stelt het overlegplatform ter afronding van zijn werkzaamheden een verslag op omtrent zijn functioneren. Het verslag wordt toegezonden aan de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Artikel 3

1. Het overlegplatform bestaat uit een voorzitter en vertegenwoordigers op bestuurlijk niveau van organisaties en instanties die bij de bouw zijn betrokken.

2. Voorzitter van het overlegplatform is de heer mr. H.M.C.M. van Oorschot (burgemeester van de gemeente Delft).

3. Elke organisatie of instantie, die, al dan niet als agendalid, in het overlegplatform is vertegenwoordigd, wijst op uitnodiging van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tenminste één afgevaardigde aan, alsmede een plaatsvervanger voor die afgevaardigde.

4. In het secretariaat van het overlegplatform wordt voorzien door de Directie Bestuursdienst van het Directoraat-Generaal van de Volkshuisvesting van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Artikel 4

1. In het overlegplatform zijn in elk geval vertegenwoordigd:

a. Aedes,

b. Bond van Nederlandse Architecten,

c. EnergieNed,

d. Federatie Nederlandse Gehandicaptenraad,

e. Federatie Welstandstoezicht,

f. Garantie-instituut Woningbouw,

g. namens AvBB: Intervam BV en VG-Bouw,

h. Landelijke Centrale van Vrouwen Advies Commissies,

i. Nederlands Normalisatie-instituut,

j. Nederlands Verbond Toelevering Bouw,

k. Nederlandse Woonbond,

l. TNO Bouw,

m. Vereniging Eigen Huis,

n. Vereniging van Exploitanten van Waterleidingbedrijven in Nederland,

o. Vereniging van Nederlandse Gemeenten,

p. Vereniging van Nederlandse Installatiebedrijven,

q. Vereniging Stadswerk Nederland,

r. Ministerie van Economische Zaken,

s. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

2. De agendaleden van het overlegplatform zijn in elk geval:

a. Orde van Nederlandse Raadgevende Ingenieurs,

b. PRC Bouwcentrum,

c. PRO-COMMUNICATIE,

d. Raad voor Accreditatie,

e. Raad voor Onroerende Zaken,

f. Stichting Bouwkwaliteit,

g. Unie van Elektrotechnische Ondernemers,

h. Unie van Waterschappen,

i. Ministerie van Binnenlandse Zaken,

j. Ministerie van Defensie,

k. Ministerie van Justitie,

l. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

m. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

n. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

o. Ministerie van Verkeer en Waterstaat,

p. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

3. Tot het overlegplatform kunnen vertegenwoordigers van andere dan de in het eerste en tweede lid genoemde organisaties en instanties worden toegelaten. Een daartoe strekkend verzoek wordt gericht aan de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Alvorens te beslissen, hoort voornoemde Staatssecretaris de voorzitter van het overlegplatform.

Artikel 5

1. Het overlegplatform heeft een commissie die de juridisch/technische zaken, verband houdend met de in artikel 1, onderdelen b en c, genoemde doelstellingen, ten behoeve van het overlegplatform voorbereidt.

2. De commissie bestaat uit deelnemers van het overlegplatform. Zij kunnen zich doen vervangen door een vooraf bij de voorzitter van de commissie gemeld persoon die afkomstig is uit de organisatie of instantie, die de deelnemer van het overlegplatform vertegenwoordigt.

3. De voorzitter van de commissie kan vertegenwoordigers van bij de bouw betrokken organisaties of instanties, die niet zijn vertegenwoordigd in het overlegplatform, als deskundigen toelaten tot de bijeenkomsten van de commissie.

4. Voorzitter van de commissie is de Directeur Bestuursdienst van het Directoraat-Generaal van de Volkshuisvesting van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

5. In het secretariaat van de commissie wordt voorzien door de in artikel 3, vierde lid, genoemde Directie Bestuursdienst.

Artikel 6

Een ieder die betrokken is bij de werkzaamheden van het overlegplatform en de commissies en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak bij deze werkzaamheden de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Artikel 7

1. De Beschikking van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 10 mei 1994, nr. MJZ 10594015, houdende instelling van het Overlegplatform Bouwregelgeving (Stcrt. 1994, 92), wordt ingetrokken.

2. De intrekking, bedoeld in het eerste lid, heeft tot gevolg dat de Bestuurlijke Commissie Bouwregelgeving wordt opgeheven.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 1999.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.


’s-Gravenhage, 15 februari 1999.
de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J.W. Remkes.

Toelichting

Dit besluit heeft twee doelstellingen.

1. Verlenging van de instellingstermijn van het Overleg-platform Bouwregelgeving (OPB) en de daaronder ressorterende Juridisch Technische Commissie (JTC). De Bestuurlijke Commissie Bouwregelgeving wordt echter niet verlengd.

2. Verwerking van de wijzigingen die zich hebben voorgedaan in de samenstelling en werkwijze van het OPB.

Omdat het in totaal om een groot aantal wijzigingen gaat, wordt het bestaande instellingsbesluit ingetrokken en vervangen door een nieuw.

Het eerste instellingsbesluit van het OPB gold voor de periode van 1 januari 1994 t/m 31 december 1996 met het doel:

- het uitwisselen van informatie over nationale en internationale ontwikkelingen op het terrein van bouwvoorschriften;

- het doen van aanbevelingen met betrekking tot de nadere invulling van het Bouwbesluit, zoals wordt ontwikkeld ingevolge de artikelen 2, 5 en 120 van de Woningwet, en

- het doen van aanbevelingen met betrekking tot de resultaten van onderzoekingen die zijn uitgevoerd in het kader van de aan het parlement toegezegde evaluatie van de bij of krachtens de Woningwet gegeven voorschriften.

Daarna is het OPB voor de periode van 1 januari 1997 ten met 31 december 1998 verlengd. Hieraan bestond behoefte vanwege de ontwikkelingen met betrekking tot de uitwerking van de evaluatie van de herziene Woningwet en Bouwbesluit, de zogeheten ’nul-optie’ en het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit. In het kader van laatstgenoemd project is een werkgroep ingesteld om een rapport op te stellen over bouwregelgeving. De gedachtewisseling met en de visie van de in het OPB vertegenwoordigde organisaties en instellingen waren van belang voor het draagvlak voor de hieruit voortvloeiende wijzigingen in de bouwregelgeving. De contouren voor de invulling van de MDW-operatie zijn inmiddels aangegeven.

Daarnaast lag de afgelopen periode nog een zwaar accent op het doorvoeren van fase 2 (prestatie-eisen voor niet-woongebouwen), waarbij specifieke regelgeving van andere departementen in het Bouwbesluit is verwerkt. Fase 2 is inmiddels gepubliceerd. De conversie (verhoging leesbaarheid van het Bouwbesluit) wordt nu ter hand genomen. Al met al is de traditionele bouwregelgeving in relatief rustig vaarwater gekomen.

Voor de komende periode worden echter de volgende drie punten actueel.

1. Meer en meer komen zaken aan de orde van andere departementen, die een nauwe relatie met bouwregelgeving hebben. Te denken valt aan onderwerpen als energiebesparing en asbestverwijdering.

2. Meer en meer doet zich de invloed gevoelen van de Europese Unie op het terrein van de bouwregelgeving. Er ligt een opgave om de Nederlandse inbreng op het terrein van Europese regelgeving en harmonisatie te optimaliseren.

3. Verdere invulling dient te worden gegeven aan de coördinatie van bouwbeleid en de MDW-operatie. Bovendien blijft er op grond van artikel 5 van de Woningwet een wettelijke plicht voor de Minister van VROM om andere regelgeving met betrekking tot de bouw in overeenstemming met het Bouwbesluit te brengen.

Deze beschikking voorziet dan ook in een verlenging van de instelling van het OPB met nog eens drie jaren, derhalve van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001. Gedurende deze periode zal worden bezien of taak en samenstelling van het OPB in verband met zich wijzigende omstandigheden wijziging behoeven.

Aan het besluit is terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 1999. Dit is nodig omdat het bestaande instellingsbesluit per 31 december 1998 is vervallen. Conform de bedoeling, heeft het OPB in de tussenliggende periode zijn taken voortgezet.

de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.W. Remkes.

Naar boven