Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 9 maart 2016, nr. IENM/BSK-2016/45897, houdende vaststelling van regels inzake scheepsrecyclinginrichtingen ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG (PbEU 2013, L330) alsmede op de artikelen 9.5.2 en 21.6, zesde lid, van de Wet milieubeheer;

BESLUIT:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

erkenning:

erkenning van een scheepsrecyclinginrichting als bedoeld in artikel 14 van de Verordening;

scheepsrecyclinginrichting:

een scheepsrecyclinginrichting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 7, van de Verordening;

Verordening:

Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG (PbEU 2013, L330);

Artikel 2

De Minister van Infrastructuur en Milieu is de bevoegde autoriteit bedoeld in de artikelen 14 en 18 van de Verordening.

Artikel 3

De exploitant van een scheepsrecyclinginrichting kan een verzoek tot erkenning indienen bij de Inspectie Leefomgeving en Transport.

Artikel 4

Het is de exploitant van een scheepsrecyclinginrichting verboden te handelen in strijd met artikel 13, tweede lid, van de Verordening.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking op 1 april 2016.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

Algemeen

Op 20 november 2013 is door het Europees Parlement en de Raad de Verordening (EU) nr. 1257/2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG (PbEU 2013, L 330) (hierna: de Verordening) vastgesteld.

De Verordening heeft de volgende doelen:

  • 1. ongevallen, verwondingen en andere door scheepsrecycling veroorzaakte negatieve effecten op de menselijke gezondheid en het milieu te voorkomen, tot een minimum te beperken, en voor zover haalbaar weg te werken;

  • 2. gedurende de hele levenscyclus van een schip de veiligheid, de bescherming van de menselijke en het mariene milieu van de Europese Unie te verhogen, in het bijzonder om ervoor te zorgen dat gevaarlijke afvalstoffen voortkomend uit scheepsrecycling op een milieuverantwoorde manier worden beheerd;

  • 3. de ratificatie van het Internationale Verdrag van Hongkong voor het veilig en milieuvriendelijk recyclen van schepen van 15 mei 2009 te faciliteren.

Europese lijst

Artikel 6 van de Verordening bevat voorschriften voor scheepeigenaren in het geval van de recycling van een schip. Na inwerkingtreding van deze voorschriften overeenkomstig artikel 32 van de Verordening doch uiterlijk op 31 december 2018, ziet een scheepeigenaar erop toe dat zijn schip enkel wordt gerecycled bij een scheepsrecyclinginrichting die is opgenomen op de zogenoemde Europese lijst van scheepsrecyclinginrichtingen. Deze lijst vindt zijn grondslag in artikel 16 van de Verordening en dient uiterlijk 31 december 2016 door de Europese Commissie (verder: de Commissie) te worden vastgesteld.

Erkenning scheepsrecyclinginrichtingen

Alvorens een scheepsrecylinginrichting op de Europese lijst kan worden opgenomen, dient de inrichting te zijn erkend. De erkenning geschiedt door een door de lidstaat van de Europese Unie aan te wijzen bevoegde autoriteit.

Met de erkenning geeft de bevoegde autoriteit aan dat de desbetreffende scheepsrecyclinginrichting voldoet aan de in artikel 13, eerste lid, van de Verordening opgenomen voorschriften. Deze voorschriften waarborgen het, met het oog op de menselijke gezond en het milieu, veilig recyclen van schepen. De erkenning geldt voor vijf jaar.

Het aantal scheepsrecyclinginrichtingen in Nederland lijkt vooralsnog beperkt. Uit een inventarisatie van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) blijkt dat het om minder dan tien bedrijven gaat. Vijf daarvan zouden interesse hebben om op de Europese lijst voor erkende scheepsrecyclinginrichtingen te worden opgenomen.

Bevoegde autoriteit

Artikel 18 van de Verordening verplicht de lidstaten tot het aanwijzen van de bevoegde autoriteit die tot erkenning van de scheepsrecyclinginrichtingen, als bedoeld in artikel 14 van de Verordening, overgaat. In Nederland zou deze bevoegdheid op zowel provinciaal niveau als op nationaal niveau kunnen worden belegd.

Gezien het beperkt aantal scheepsrecyclinginrichtingen in Nederland en het feit dat deze verspreid over het land zijn gevestigd, is ervoor gekozen de erkennende instantie op nationaal niveau te beleggen. Op die manier wordt bewerkstelligd dat de beoordeling, of een bedrijf voldoet aan de voorschriften van artikel 13, eerste lid, van de Verordening, eenduidig en efficiënt geschiedt.

In deze regeling is de Minister van Infrastructuur en Milieu aangewezen als de bevoegde autoriteit die overeenkomstig artikel 14 van de Verordening overgaat tot het erkennen van de scheepsrecyclinginrichtingen en tot het intrekken of schorsen van deze erkenningen, als de inrichting niet meer voldoet aan de voorwaarden van artikel 13, eerste lid, van de Verordening. Een besluit tot erkenning zal, namens de minister, worden afgegeven door de inspecteur-generaal van de ILT. Hetzelfde geldt voor een besluit tot intrekking of schorsing van de erkenning.

Van de erkenning van een scheepsrecyclinginrichting zal de inspecteur-generaal van de ILT, namens de minister, de Commissie in kennis stellen, zodat deze de inrichting kan opnemen in de Europese lijst. Van een eventuele intrekking of schorsing van de erkenning zal door de inspecteur-generaal van de ILT eveneens onverwijld mededeling worden gedaan aan de Commissie.

Aanvraag erkenning

Scheepsrecyclinginrichtingen die opgenomen willen worden op de Europese lijst kunnen een verzoek tot erkenning indienen bij de ILT. Op de site www.ilent.nl staat het formulier dat bij een verzoek moet worden ingevuld en wordt aangegeven welke informatie daarbij dient te worden aangeleverd.

Handhaving artikel 13, tweede lid, Verordening

In artikel 13, tweede lid, van de Verordening zijn een drietal verplichtingen opgenomen die zich richten tot de exploitant van een scheepsrecyclinginrichting. Deze verplichtingen behelzen:

  • 1. het aan de scheepseigenaar en de ILT toezenden van het goedgekeurde scheepsrecyclingplan;

  • 2. het melden bij de ILT wanneer er met het recyclen van het schip wordt begonnen;

  • 3. het melden bij de ILT wanneer de recycling van het schip is afgerond.

Teneinde de naleving van deze verplichtingen te kunnen handhaven, is in artikel 4 van deze regeling bepaald dat het voor de exploitant van de scheepsrecyclinginrichting verboden is te handelen in strijd met artikel 13, tweede lid, van de Verordening. De handhaving van deze bepaling geschiedt door de ILT. Bij niet naleving van deze verplichtingen kan de ILT een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom opleggen.

Nalevingskosten

Voor het berekenen van de nalevingskosten is het volgende relevant:

  • de kosten voor de aanvraag van de erkenning (of verlenging daarvan) treden eens per vijf jaar op.

  • naar schatting zal de exploitant van een scheepsrecyclinginrichting acht uren moeten besteden aan het verzamelen van de benodigde informatie ten behoeve van het indienen van een aanvraag/verlenging voor erkenning bij de ILT. Er is daarbij vanuit gegaan dat veel van de gevraagde informatie reeds is vastgelegd in onder meer de omgevingsvergunnning van de inrichting.

  • het standaard tarief voor deze werkzaamheden is € 50,– per uur.

  • het totaal aantal erkenningen zal minder dan tien bedragen.

  • Omdat het exacte aantal nog onbekend is, worden de kosten per inrichting berekend.

De nalevingskosten voor een scheepsrecyclinginrichting bedragen voor een periode van 5 jaar: 8 x € 50 = € 400,–.

Voorhang

Overeenkomstig artikel 21.6, zesde lid, van de Wet milieubeheer is een ontwerp van deze regeling toegezonden aan de beide kamers der Staten-Generaal. In het kader van deze zogenoemde voorhang is de regeling voor kennisgeving aangenomen.

Afwijking vaste verandermomenten

Onder gebruikmaking van de uitzonderingsmogelijkheid die aanwijzing 174, vierde lid, onderdeel a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving biedt, wordt afgeweken van de minimum invoeringstermijn van twee maanden voorafgaand aan inwerkingtreding van de regeling.

Uitstel van inwerkingtreding van de regeling tot 1 juli 2016, teneinde te kunnen voldoen aan de minimum invoeringstermijn, wordt niet als wenselijk gezien omdat een snelle erkenning van scheepsrecyclinginrichtingen alsmede een snelle melding van erkende scheepsrecyclinginrichtingen bij de Commissie, de beste garantie biedt dat de desbetreffende inrichtingen nog op de uiterlijk 31 december 2016 door de Commissie vast te stellen Europese lijst van erkende scheepsrecyclinginrichtingen kunnen worden opgenomen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

Naar boven