Besluit van de Minister voor Wonen en Rijksdienst van 25 november 2014 met kenmerk 2014-0000627803, houdende instelling van het Overlegplatform Bouwregelgeving en de Juridisch-technische commissie

De Minister voor Wonen en Rijksdienst,

Besluit:

Artikel 1 Overlegplatform Bouwregelgeving

  • 1. Er is een Overlegplatform Bouwregelgeving, hierna te noemen: overlegplatform, dat ten doel heeft:

    • a. het uitwisselen van informatie over nationale en internationale ontwikkelingen op het terrein van bouwvoorschriften;

    • b. het doen van aanbevelingen op het terrein van bouwen bij of krachtens de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en andere aanverwante regelgeving;

    • c. het doen van aanbevelingen met betrekking tot de resultaten van onderzoekingen die zijn uitgevoerd in het kader van aan het parlement toegezegde evaluaties van de bij of krachtens de Woningwet gegeven voorschriften;

    • d. het doen van aanbevelingen met betrekking tot de resultaten van overige onderzoekingen die zijn uitgevoerd op het terrein van de kwaliteit van bouwwerken.

  • 2. Het overlegplatform komt drie- of viermaal per jaar bijeen. Een overleg mondt uit in een advies aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst en zo nodig van de voor aanverwante regelgeving verantwoordelijke bewindspersoon, over vraagstukken op het terrein van de bouwregelgeving en de overige kwaliteitsaspecten van bouwwerken in het algemeen en alle wijzigingen van de regelgeving op dit terrein in het bijzonder.

Artikel 2 Samenstelling overlegplatform

  • 1. Het overlegplatform bestaat uit een onafhankelijke technisch voorzitter en vertegenwoordigers op bestuurlijk niveau van belangenorganisaties van ontwerpende, uitvoerende en toeleverende bouw alsmede belangenorganisaties van beheerders en gebruikers van bouwwerken en organisaties van toezichthouders of andere deskundigen.

  • 2. De voorzitter van het overlegplatform wordt benoemd door de Directeur-Generaal Wonen en Bouwen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 3. Elke organisatie, die aan het overlegplatform deelneemt, wijst op uitnodiging van de Directeur-Generaal Wonen en Bouwen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een afgevaardigde aan alsmede een plaatsvervanger voor die afgevaardigde.

  • 4. In het secretariaat van het overlegplatform wordt voorzien door het Directoraat-Generaal Wonen en Bouwen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 3 Deelnemers overlegplatform

  • 1. In het overlegplatform zijn in elk geval vertegenwoordigd:

    • a. Aedes, vereniging van woningcorporaties,

    • b. Bouwend Nederland,

    • c. Bond van Nederlandse Architecten (BNA),

    • d. Brancheorganisaties Zorg (BoZ),

    • e. Brandweer Nederland,

    • f. Federatie van Energiebedrijven in Nederland (EnergieNed),

    • g. Federatie Ruimtelijke Kwaliteit,

    • h. Ieder(in),

    • i. MKB-Nederland,

    • j. Nederlands Verbond Toelevering Bouw (NVTB),

    • k. Nederlandse Woonbond,

    • l. NLingenieurs,

    • m. OnderhoudNL,

    • n. UNETO-VNI, ondernemersorganisatie voor de installatiebranche en de technische detailhandel,

    • o. Vereniging Eigen Huis (VEH),

    • p. Vereniging BWT Nederland (VBWTN),

    • q. Vereniging van Nederlandse Projectontwikkeling Maatschappijen (Neprom),

    • r. Ondernemersorganisatie voor technologische industrie (FME-CWM),

    • s. Netbeheer Nederland,

    • t. VACpunt Wonen,

    • u. VEWIN, en

    • v. VNO-NCW.

  • 2. De agendaleden van het overlegplatform zijn in elk geval:

    • a. Bedrijfschap Afbouw,

    • b. Interprovinciaal Overleg (IPO),

    • c. Ministerie van Infrastructuur en Milieu,

    • d. Ministerie van Defensie,

    • e. Ministerie van Economische Zaken,

    • f. Ministerie van Veiligheid en Justitie,

    • g. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

    • h. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

    • i. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

    • j. Nederlands Normalisatie-instituut NEN-Bouw,

    • k. Raad voor Accreditatie,

    • l. Stichting Bouwkwaliteit (SBK),

    • m. Stichting Duurzame Energie Koepel,

    • n. TNO,

    • o. Unie van Waterschappen,

    • p. Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), en

    • q. Vereniging Raad voor Onroerende Zaken (ROZ).

  • 3. Tot het overlegplatform kunnen vertegenwoordigers van andere dan de in het eerste en tweede lid genoemde organisaties en instanties worden toegelaten. Een daartoe strekkend verzoek wordt gericht aan de Directeur-Generaal Wonen en Bouwen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en alvorens te beslissen, hoort deze de voorzitter van het overlegplatform.

Artikel 4 Juridisch-technische commissie

  • 1. Er is een Juridisch-technische commissie die ten doel heeft de nadere invulling van juridisch-technische zaken, verband houdend met de in artikel 1, eerste lid, onderdelen b, c, en d, genoemde doelstellingen, inhoudelijk te beoordelen en hieromtrent aanbevelingen te doen aan de Directeur-Generaal Wonen en Bouwen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 2. De commissie bestaat uit personen die afkomstig zijn uit belangenorganisaties van ontwerpende, uitvoerende en toeleverende bouw alsmede belangenorganisaties van beheerders en gebruikers van bouwwerken en organisaties van toezichthouders. Dit kunnen in elk geval de organisaties zijn genoemd in artikel 3, eerste lid, van dit besluit. De leden van de commissie dienen vooraf bij de voorzitter te worden aangemeld. De voorzitter kan vertegenwoordigers van bij de bouw betrokken organisaties die niet aan het overlegplatform deelnemen toelaten tot de bijeenkomsten van de commissie.

  • 3. De voorzitter van de commissie wordt aangewezen door de Directeur-Generaal Wonen en Bouwen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 4. In het secretariaat van de commissie wordt voorzien door het Directoraat-Generaal Wonen en Bouwen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 5 Geheimhouding

Een ieder die betrokken is bij de werkzaamheden van het overlegplatform, de daaronder ressorterende commissie, bedoeld in artikel 4, of de hieruit voortkomende ad hoc werkgroepen, en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voorzover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak bij deze werkzaamheden de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Artikel 6 Intrekking eerder besluit

Het besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 juni 2003, nr. MJZ 2003057358, houdende instelling van het Overlegplatform Bouwregelgeving (Stcrt. 2003, 126) wordt ingetrokken.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 november 2014

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

TOELICHTING

Dit besluit heeft de volgende doelstellingen.

  • 1. De verwerking van organisatieontwikkelingen en een aantal wijzigingen in de samenstelling en taken van het Overlegplatform Bouwregelgeving (OPB) en de Juridisch-technische commissie (JTC), mede naar aanleiding van de Evaluatie van het totstandkomingsproces van het Bouwbesluit 2012. Met organisatieontwikkeling wordt hier bedoeld, het onderbrengen van de primaire verantwoordelijkheid voor de bouwregelgeving bij het ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, namelijk bij de minister voor Wonen en Rijksdienst.

    De politiek moet de kaders stellen voordat regels verder worden uitgewerkt.

    De veranderingen in samenstelling en taken van het OPB en de JTC als volgt.

    Het OPB zal een rol krijgen in het begin van het beleidsvoorbereidingproces, wanneer de kaders worden besproken. Het advies dat daaruit voorvloeit aan de minister voor Wonen en Rijksdienst wordt bij verdere uitwerking van de regelgeving meegenomen. De taak van het OPB ligt op advisering over vraagstukken op het terrein van de bouwregelgeving in den brede, regelgeving aangaande het bouwen bij of krachtens de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en andere aanverwante regelgeving. Dit wordt in dier voege uitgebreid dat het OPB over bovengenoemde materie tevens advies aan andere ministers kan uitbrengen. Daarnaast is besloten dat de Juridisch-technische commissie niet langer onder het OPB ressorteert. Daar de JTC niet langer het overleg van het OPB voorbereidt, kan deze commissie samenkomen op die momenten dat juridisch-technische zaken omtrent bouwregelgeving moeten worden beoordeeld en aanbevelingen moeten worden gedaan daaromtrent. Daarmee kan de JTC meer ad-hoc worden ingezet. De JTC toetst de voorgestelde wijzigingsvoorstellen en doet hieromtrent aanbevelingen aan de Directeur- Generaal Wonen en Bouwen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 2. Het intrekken van het bestaande instellingsbesluit daterend uit juni 2003 en vervangen door een nieuw besluit.

  • 3. Het verschaffen van de grondslag voor het OPB en de JTC.

Het OPB heeft als doel:

het uitwisselen van informatie over nationale en internationale ontwikkelingen op het terrein van bouwvoorschriften;

het doen van aanbevelingen op het terrein van bouwen bij of krachtens de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en andere aanverwante regelgeving. Hieronder valt ook het Bouwbesluit 2012 en de regeling Bouwbesluit 2012.

het doen van aanbevelingen met betrekking tot de resultaten van onderzoekingen die zijn uitgevoerd in het kader van aan het parlement toegezegde evaluaties van de bij of krachtens de Woningwet gegeven voorschriften;

het doen van aanbevelingen met betrekking tot de resultaten van overige onderzoekingen die zijn uitgevoerd op het terrein van de kwaliteit van bouwwerken.

De JTC heeft als doel om juridisch-technische zaken, zoals verdere uitwerking in regelgeving, die voorvloeien uit hier de hierboven genoemde doelen, het tweede tot en met het vierde doel, inhoudelijk te beoordelen en daarover aanbevelingen te doen.

De gedachtewisseling met en de visie van de in het OPB vertegenwoordigde belangenorganisaties zijn van belang voor de noodzakelijke draagkracht voor de met ontwikkelingen samenhangende wijzigingen in de bouwregelgeving. Datzelfde geldt voor de JTC met betrekking tot de juridisch-technische invulling van de bouwregelgeving.

Voor de komende periode zijn in het bijzonder de volgende punten actueel.

  • 1. Meer en meer doet zich de invloed gevoelen van de Europese Unie op het terrein van de bouwregelgeving en overige kwaliteitsaspecten van gebouwen. Er ligt een opgave om de Nederlandse inbreng ter zake van Europese regelgeving en harmonisatie te optimaliseren.

  • 2. In oktober 2010 is de stap gezet om een gedeelte uit de bouwparagraaf van de Woningwet, namelijk de (procedurele) aspecten betreffende bouwvergunningen, op te nemen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Vergunningstelsels uit verschillende wetgeving behoren sindsdien tot de omgevingsvergunning, die voor de verschillende onderdelen als één omgevingsvergunning aangevraagd kan worden. Hiermee werd een eerste stap gezet tot een betere afstemming en coördinatie voor wat betreft de procedurele aspecten bij de vergunningverlening ten aanzien van verschillende onderwerpen.

    Het kabinet wil de wet- en regelgeving op het gebied van het omgevingsrecht verder bundelen en vereenvoudigen en zet in op een stelselwijziging van het omgevingsrecht. Daartoe is een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet), zie Kamerstukken II, 2013/14, 33 962, nrs. 1–4). De bouwregelgeving behoort tot de regels die invloed hebben op de fysieke leefomgeving en daarmee tot het omgevingsrecht. De Wabo is een van de wetten die in volledig op zullen gaan in de toekomstige Omgevingswet, de Woningwet zal slechts gedeeltelijk opgaan in die wet (enkel het deel aangaande het bouwen). Hoewel de bouwregelgeving in de huidige organisatie verantwoordelijkheid is van de minister voor Wonen en Rijksdienst, zijn er onderdelen van die bouwregelgeving die gedeeltelijk ook in wet- en regelgeving ondergebracht worden die tevens of primair onder de verantwoordelijkheid van andere ministers valt. Het is derhalve van belang dat het OPB niet enkel aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties adviseert, maar ook andere ministeries van advies kan dienen met betrekking tot de bouwregelgeving. Het is voor de ontwerpende, uitvoerende en toeleverende bouw, alsmede de belangenorganisaties van beheerders en gebruikers van gebouwen en organisaties van toezichthouders van belang dat de bouwregelgeving daar waar het onderdeel wordt van de Omgevingswet op een adequate wijze integreert en het is voor de Rijksoverheid van belang dat draagvlak bestaat voor de wijze waarop de bouwregelgeving, ook in andere wetgeving dan de Woningwet, wordt vormgegeven.

Tevens is in de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 15 december 2011 (Kamerstukken II, 2011/12, 28 325, nr. 146) een drietal pijlers uiteengezet over de vernieuwing van de bouwregelgeving. Hierin is aangegeven dat reeds een verre vermindering en vereenvoudiging van bestaande regels is gebracht met het inwerkingtreden van het Bouwbesluit 2012. Daarnaast zal worden ingezet op het terugleggen van de verantwoordelijkheid voor de naleving van de bouwvoorschriften bij private partijen in het bouwproces, conform het advies “privaat wat kan, publiek wat moet”, van de commissie Dekker uit 2008. De derde pijler is gericht op verdere herijking van verantwoordelijkheden tussen overheid en private partijen, waarbij aangesloten wordt op de uitgangspunten van de Omgevingswet waar het kabinet aan werkt. Zie ook de brieven inzake verbetering kwaliteitsborging in de bouw (Kamerstukken II, 2013/2014, 32 757, nrs. 91 en 101)

De uitwerking van de voorstellen van de commissie Dekker, de eventuele verdere afstemming van regelgeving in verband met de Omgevingswet vergen de aandacht van het OPB en de JTC.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Naar boven