Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 27 maart 2008 over de mosselzaadvisserij in de Waddenzee.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Het is zo jammer dat wij weer bij elkaar moeten komen en dat mijn eerder ingediende en aangenomen motie niet voldoende is voor de mosselmannen. Ik begrijp dat wij allemaal ongeveer dezelfde motie willen indienen. Ik vertrouw erop dat wij boven de partijpolitiek zullen staan en elkaars moties steunen ten behoeve van de mosselsector en ter behoud van de mosselmannen in Nederland. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de onverwachte uitspraak van de Raad van State en de hierdoor ontstane onzekerheid en desastreuze gevolgen voor de mosselsector niet tot het reguliere bedrijfsrisico mogen worden gerekend, terwijl de mosselmannen nu al inkomensderving lijden;

verzoekt de regering, in afwachting van de uitvoering van de reeds aangenomen motie van het lid Graus (21501-32, nr. 267), ten behoeve van het behoud van de mosselsector voor Nederland veiligheidshalve zo spoedig mogelijk tot vaststelling van de waarde van de mosselsector te komen met peildatum 1 januari 2008 door een zogenaamde nulmeting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32(29675).

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Omdat het debat iets later begint dan gepland, kan mijn fractiegenoot Van der Vlies die het debat heeft gevoerd, niet aanwezig zijn en neem ik de honneurs waar door de volgende motie in te dienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de mosselsector in het beleidsbesluit "Ruimte voor een zilte oogst" tot 2020 de tijd heeft gekregen om zich om te vormen tot een duurzame en gezonde sector en dat de afspraken uit dit beleidsbesluit op het spel staan door de uitspraak van de Raad van State inzake de mosselzaadvisserij;

overwegende dat een betrouwbare overheid haar afspraken nakomt en negatieve consequenties van rechterlijke uitspraken die deze afspraken doorkruisen, met de sector probeert op te vangen;

overwegende dat het niet afdoende gevolg geven aan de Natuurbeschermingswet 1998 niet alleen de sector aan te rekenen valt en dat het intrekken van vergunningen daarom niet zonder meer onder het normale bedrijfsrisico valt;

overwegende dat intensivering van het PRODUS-onderzoek onvoldoende garanties biedt voor steekhoudende vergunningverlening voor de mosselzaadvisserij in de overgangsjaren 2009 en 2010, dat ook de houdbaarheid van de vergunning voor de mosselzaadvisserij in het najaar van 2008 onzeker is en het risico aanwezig is dat bedrijven in de overgangsperiode "omvallen";

overwegende dat financiële onzekerheid voor de mosselsector ongewenst is, omdat banken zullen aarzelen met het verstrekken van kredieten en ondernemers in de sector zullen wachten met de noodzakelijke investeringen in het kader van het beleidsbesluit "Ruimte voor een zilte oogst";

verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen een halfjaar, de waarde van de mosselsector per 1 januari 2008 te bepalen en op basis van deze waardebepaling de financiële consequenties van ingetrokken en niet afgegeven vergunningen voor mosselzaadvisserij in het najaar van 2008 (en daarna) en maatregelen die de ruimte voor de mosselvisserij beduidend inperken in overleg met de mosselsector en de Kamer indien nodig te compenseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Van der Vlies, Polderman en Cramer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33(29675).

De heer Polderman (SP):

Voorzitter. Op 28 maart 2008 hebben wij een goed algemeen overleg gehad met veel belangstelling vanuit de visserijsector zelf. Aan het einde van het overleg hebben wij de conclusie kunnen trekken dat de situatie weliswaar zorgelijk is, maar niet hopeloos. Winst van het algemeen overleg was dat er duidelijk een zeer ruime meerderheid in de Kamer bestaat, van de fractie van de VVD tot de fractie van de SP met de fracties van de coalitiepartijen daar tussenin, die zich uitspreekt voor het behoud van de mosselsector in onze Nederlandse wateren, inclusief de Waddenzee. De vraag is dus niet zozeer óf de mosselcultures passen in de Waddenzee en in het beheerplan Natura 2000 daarvoor, maar hoe. Het zal geen gemakkelijke opgave worden, maar met deze brede steun moet dat lukken. Ik ben daarover optimistisch.

Ondertussen dreigen de boten in Bruinisse en Yerseke aan de wal te blijven door de uitspraak van de Raad van State van jongstleden februari. Ik hoop dat deze tijdelijke malaise overbrugd kan worden. De uitspraak van de minister daarover, toen zij zei dat wij daarvoor de WW en uiteindelijk de bijstand hebben, is veel mensen in het verkeerde keelgat geschoten. Om dit te voorkomen, hadden wij een motie voorbereid. Bij nader inzien bleek de motie van de heer Van der Vlies van de SGP dusdanig goed in elkaar te zitten dat wij besloten hebben om haar mee te ondertekenen. Daarom dienen wij nu geen zelfstandige motie in.

De heer Graus (PVV):

Ik gebruik in mijn motie minder woorden dan de heer Van der Vlies. Ik reken erop dat de heer Polderman partijpolitiek aan de kant zet en dat hij de PVV-fractie niet aan de kant zet en daarom ook mijn motie steunt. Daarin gaat het immers om de mosselsector en de mosselmannen.

De heer Polderman (SP):

Van een politicus vragen om de politiek aan de kant te zetten, is wel heel erg moeilijk. De heer Van der Vlies heeft vanmorgen zijn motie rondgestuurd. Dat vond ik een goede motie. Die heb ik dus onderschreven. De motie van de heer Graus heb ik net gehoord. Wij zullen bekijken wat wij daarmee moeten doen.

De heer Graus (PVV):

De heer Polderman heeft mijn motie net kunnen lezen. Ik hoop dat hij die ondersteunt ten behoeve van de mosselsector. Hij hoeft mij niet aardig te vinden, maar ik hoop dat hij de mosselsector steunt.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Namens de VVD-fractie heb ik vorige week in het eerste overleg al uitgesproken dat het niet zo kan zijn dat een sector die reeds 100 jaar zijn bestaansrecht heeft aangetoond in de Waddenzee, nu opeens om zeep wordt geholpen doordat wij zaken gaan verbieden.

Mijn fractie heeft in dat debat aangegeven dat alleen het overleg niet voldoende zal blijken te zijn en dat wat de VVD-fractie betreft wellicht echt inhoudelijk iets aan de Nb-wet veranderd zou moeten worden. Wij hebben gemerkt dat bij de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn in onze eigen wetgeving een hiaat zit. Met name het vereiste om economische, sociale en culturele eisen en ook regionale en lokale bijzonderheden mee te mogen wegen is niet in onze Nb-wet geïmplementeerd, terwijl de Habitatrichtlijn dat bij artikel 2 lid 3 wel vraagt. Daarom dient de VVD-fractie de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Raad van State middels zijn uitspraak betreffende het niet meer mogen rapen van mosselzaad in de Waddenzee, de gehele mosselsector laat verdwijnen;

overwegende dat de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) in artikel 2, lid 3, aangeeft dat economische, sociale en culturele vereisten mee dienen te wegen en dat er rekening wordt gehouden met regionale en lokale bijzonderheden;

overwegende dat bovengenoemd artikel 2, lid 3, niet in de Nb-wetgeving is geïmplementeerd;

van mening dat dit wel dient te gebeuren, omdat dan de Raad van State naast ecologische aspecten ook rekening zal moeten houden met bovengenoemde aspecten;

verzoekt de regering, de Nb-wet zo aan te passen dat onder artikel 19e worden toegevoegd de afwegingscriteria als bovengenoemd en die in artikel 2, lid 3, VHR ook als zodanig worden benoemd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34(29675).

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Er ligt nu een uitspraak van de Raad van State. In principe mag de minister dus opnieuw met een goede onderbouwing en een motivatie komen en een herziene vergunning verlenen. In het eerste overleg heeft de VVD-fractie dat aan de minister gevraagd. Dit verzoek doet de VVD-fractie ook met de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende uit de uitspaak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat het standpunt van de regering – dat het habitattype 1110 niet zal worden aangetast door de vergunde mosselvisserij – naar de mening van de RvS onvoldoende is gemotiveerd;

overwegende dat op grond van sinds de vijftiger jaren opgedane ervaring met de gevolgen van de mosselvisserij in de praktijk is aangetoond dat deze visserij geen significant nadelige effecten heeft op het "natte" habitattype 1110, en overeenkomstig hiermee dit habitattype nog in 2003 door de minister in Brussel werd aangemeld als zijnde in een gunstige staat van instandhouding;

overwegende dat de regering, overeenkomstig de uitspraak van het Europese Hof van Justitie in het Kokkelvisserijarrest, bij de afweging tot vergunningverlening dient te oordelen op basis van de beste wetenschappelijke kennis ter zake;

verzoekt de regering, haar motivering met betrekking tot deze, alsmede met betrekking tot toekomstige vergunningverleningen in heroverweging te nemen en conform de uit de Habitatrichtlijn voortvloeiende procedure te onderbouwen en uit te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door Snijder-Hazelhoffhet lid Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35(29675).

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Het zal u niet vreemd in de oren klinken als ook mijn fractie aandacht besteedt aan de financiële situatie. Wij zijn nog niet zover dat de kokkelvisserijsector moet worden uitgekocht. Wel moeten wij weten, waar die sector financieel gezien staat. Hierover dienen wij de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door de uitspraak van de Raad van State op dit moment de mosselsector reeds wordt geconfronteerd met verlies aan inkomsten;

overwegende dat financiers terughoudend worden ook voor het financieren van investeringen die zijn gericht op innovaties van verduurzaming van de mosselsector;

overwegende dat, ook al zijn er tot nu toe geen aanwijzingen dat de gehele sector schadeloos gesteld dient te worden, er wel een noodzaak is om vast te stellen in welke financiële toestand de sector zich bevindt;

verzoekt de regering, een onderzoek te doen op basis waarvan kan worden vastgesteld wat de financiële situatie c.q. de nulmeting thans is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36(29675).

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Er ligt nog een aangehouden motie van de VVD-fractie over het op te stellen beheerplan. Die motie heb ik destijds bewust aangehouden. In het vorige overleg heeft de minister aangegeven dat zij op zeer korte termijn zal gaan werken aan het opstellen van een beheerplan voor de Waddenzee, verdeeld over de zeven gebieden. Afhankelijk van het antwoord van de minister kan ik deze aangehouden motie dan intrekken.

De heer Koppejan (CDA):

Voorzitter. Om tot uitdrukking te brengen dat in deze Kamer brede steun is voor het voortbestaan van de Zeeuwse mosselsector en het vissen op mosselzaak in onder andere de Friese Wadden, dienen CDA en PvdA de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State onzekerheid is ontstaan over de mogelijkheden van mosselvisserij in de Waddenzee;

overwegende dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de natuurwaarden in de Waddenzee;

overwegende dat in de PKB Waddenzee voorwaarden zijn gesteld voor de mosselvisserij;

constaterende dat de kaders ontbreken die duidelijkheid geven over de draagkracht van het natuurgebied;

constaterende dat in het kader van het beleidsbesluit "Ruimte voor een zilte oogst" er door regering en parlement toezeggingen zijn gedaan voor de toekomst van de mosselsector en de mosselvisserij in de Waddenzee in het bijzonder;

roept de regering op om:

  • - alles in het werk te stellen om vóór 2008 een vergunning te verlenen voor de mosselzaadvisserij die ertoe bijdraagt dat het benodigde wetenschappelijke onderzoek versneld en geïntensiveerd voortgezet kan worden;

  • - een vergunning te verlenen voor de reguliere najaarsvisserij;

  • - alles in het werk te stellen om voor 2009 en volgende jaren een juridisch houdbare vergunning af te geven voor mosselvisserij, conform de ruimte die geboden wordt aan de bedrijfsvoering in het beleidsbesluit "Ruimte voor een zilte oogst" en de PKB Waddenzee;

  • - in overleg met de mosselsector de maatregelen versneld uit te voeren die bijdragen aan een duurzame visserij, zoals het gebruik van MZI's;

  • - haast te maken met het formuleren van de instandhoudingsdoelstellingen, het aanwijzingsbesluit en het opstellen van het beheerplan voor de Waddenzee, waarmee zowel de ruimte voor de mosselvisserij als de natuuropgaven worden vastgelegd;

  • - in het kader van de werkzaamheden van de kwartiermaker Heldoorn, gebruik te maken van onafhankelijke adviseurs;

  • - de Tweede Kamer regelmatig op de hoogte te houden van de vorderingen van de beheerplancommissie en de vorderingen van de kwartiermaker Heldoorn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koppejan en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37(29675).

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij hebben een stevig en goed debat gevoerd met de minister gedurende het algemeen overleg. Een aantal moties die in dit VAO ingediend worden, markeren die punten nog eens. Ik heb mijn bijdrage beëindigd met de opmerking dat de partijen, zowel de natuurbeweging als de mosselsector, schouder aan schouder moeten gaan staan. Kan de minister vanavond iets zeggen over de stand van zaken bij haar pogingen de partijen schouder aan schouder te laten staan? Belangrijk daarbij is het invullen van de habitatdoelen, die een cruciaal onderdeel hiervan zijn. Dit sluit aan bij de overwegingen die in de motie van collega Van der Vlies staan. Mijn fractie heeft tijdens de commissievergadering ook opmerkingen gemaakt over de financiën. Wij vinden dat dat stuk van het debat ongemakkelijk is verlopen, zowel vanuit het ministerie als voor de sector. Daarom heb ik mijn steun verleend aan de motie-Van der Vlies, om toch te kijken hoe wij op dit moment een markeringspunt kunnen zetten. Dit moet niet gebeuren om op voorhand van schadevergoeding uit te gaan – dat ben ik met de minister eens – maar wel om helder te maken dat als er consequenties zijn verbonden aan de ontstane situatie wij als overheid daar eerder onze conclusies uit moeten trekken. Vandaar dat ik de motie-Van der Vlies steun en sympathiseer met de moties van collega's Koppejan, Waalkens en Jacobi.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Er zijn maar weinig gebieden in Nederland waar flora en fauna op de eerste plaats komen. Het Waddengebied is zo'n gebied. De fractie van de PvdD wil dit graag zo houden. Er moet onderkend worden dat de Waddenzee een natuurgebied is en geen particulier viswater. Daarom dien ik de volgende motie in, onder het motto: leeg is leeg.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Waddenzee een uniek natuurgebied is van internationaal belang en als zodanig adequate bescherming behoeft;

overwegende dat de afgelopen jaren duidelijk is geworden dat bescherming van de kwetsbare flora en fauna in de Waddenzee niet of nauwelijks verenigbaar is met economische exploitatie;

constaterende dat de vergunningverlening voor het opvissen van mosselzaad door de minister van LNV onverantwoord is gebleken en dat de minister heeft verzuimd, de mosselsector in een tijdig stadium helderheid te verschaffen over zijn toekomstperspectief;

verzoekt de regering, een plan van aanpak te ontwikkelen voor een warme sanering van de mosselvisserijsector en de Kamer hierover binnen een halfjaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38(29675).

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Realiseert mevrouw Ouwehand zich dat het ministerie, en dus Nederland, aan Brussel heeft gemeld dat habitattype 1110, waarover wij nu spreken en op basis waarvan de vergunning niet is verleend, in een gunstige staat van instandhouding was? Ik heb dit zojuist verteld. Het betekent dus dat wij daar dankzij de mosselvisserij een heel mooi gebied hebben. Daarom hebben wij het aangemeld.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ben er niet van overtuigd dat wij dankzij de mosselvisserij een gunstig natuurgebied hebben. Dat kan mevrouw Snijder-Hazelhoff ook helemaal niet aantonen. De fractie van de PvdD is van mening dat wij moeten zeggen, op basis van het voorzorgsprincipe en vanwege de schade die zoals wij hebben kunnen constateren juist de afgelopen jaren is aangericht in de Waddenzee, dat genoeg, genoeg is en dat er duidelijkheid moet komen voor de sector in de vorm van een warme sanering. Het gaat zo niet langer.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Daarmee zegt mevrouw Ouwehand dus eigenlijk dat het ministerie, c.q. Nederland dat gebied niet had mogen aanwijzen als zijnde in een gunstige staat van instandhouding?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik denk dat die constatering inderdaad niet klopt. De staat van instandhouding is niet zo gunstig als Nederland en mevrouw Snijder-Hazelhoff willen doen geloven.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Verburg:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng en ook degenen die gememoreerd hebben dat wij een zorgvuldig en uitvoerig algemeen overleg hebben gehad over de belangrijke zaak van een duurzame mosselvisserij en een duurzame Waddenzee. Het is goed te benadrukken dat die balans zorgvuldig in genoemd algemeen overleg aanwezig was.

De motie op stuk nr. 1 van de heer Graus, de motie op stuk nr. 2 van de heer Van der Vlies, de motie op stuk nr. 5 van mevrouw Snijder en de motie op stuk nr. 8 van mevrouw Ouwehand zal ik gezamenlijk behandelen. Een aantal leden heeft een motie ingediend over het verlenen van schadevergoeding en het plegen van een nulmeting. Zoals ik in het algemeen overleg al heb aangegeven, vind ik het nu te prematuur om over schadevergoedingsregelingen te praten. Mijn aanpak is gericht op het bieden van een oplossing waarbij een duurzame mosselvisserij en een duurzame Waddenzee hand in hand gaan. Ik heb de vorige week al gezegd dat ik daarvoor de nodige acties in gang heb gezet. Daarnaast wijs ik erop dat financiële ondersteuning van de sector buiten de compensatie in geval van volledige beëindiging – dat is hier niet aan de orde – al heel snel als staatssteun zal worden aangemerkt. Staatssteun mag pas worden verleend als de Europese Commissie daarvoor goedkeuring heeft verleend. Het gaat daarbij dan ook om langdurige trajecten. Ik verwacht op dit moment niet dat daarvan sprake zal zijn en ga er ook niet van uit dat er goedkeuring aan wordt verleend. De nulmeting is niet zozeer aan de orde als een taak van de overheid. Wel staat het de sector zelf vrij om een nulmeting te doen. Dat betekent dat ik aanneming van de moties op de stuk nrs. 1, 2 en 5 ontraad.

De heer Graus (PVV):

De minister heeft het over de moties van mevrouw Snijder, de heer Van der Vlies en mijzelf over de nulmeting waarbij zij een vergelijking maakt met de motie van mevrouw Ouwehand. In laatstgenoemde motie wordt evenwel gevraagd om een warme sanering, hetgeen dan einde oefening voor de mosselsector zou betekenen. Mijn motie is in ieder geval ingegeven om de financiers te overtuigen en geloof te laten houden in de mosselsector. Ik verzoek in mijn motie dus niet om een sanering.

Minister Verburg:

Ik twijfel geen moment aan de intentie van de heer Graus en ik weet ook dat mevrouw Ouwehand een wat andere intonatie en intentie heeft. Uiteindelijk moet ik omwille van de tijd deze aanbeveling doen. U hebt beiden een totaal verschillende motivering, die mij en iedereen die naar dit debat luistert scherp op het netvlies staat, maar ik kom toch tot hetzelfde oordeel.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik ben benieuwd wat de minister doet als een Kamermeerderheid uitspreekt dat zij absoluut nu een nulmeting wil.

Minister Verburg:

U weet dat de Kamer in dat geval eerst aan zet is. Ik geef daarna desgevraagd mijn reactie.

Mevrouw Snijder heeft een motie ingediend, waarin zij de regering verzoekt om de Natuurbeschermingswet zo aan te passen dat onder artikel 19e de afwegingscriteria als bovengenoemd worden toegevoegd die in artikel 2, lid 3 van de Vogel- en Habitatrichtlijn ook als zodanig worden benoemd. Dit betreft het meewegen van economische, sociale en culturele belangen. Dat gebeurt, want bij de vergunningverlening voor handelingen die een verslechtering van de kwaliteit kunnen betekenen, wordt daarmee ook rekening gehouden, evenals met sociaaleconomische afwegingen. Ook bij het beheerplan dat nog ontwikkeld gaat worden, wordt rekening gehouden met sociaaleconomische gevolgen en culturele aspecten. Deze criteria van de Habitatrichtlijn werken direct door in de Natuurbeschermingswet. Het is wel zo dat de Natuurbeschermingswet daarvan niet mag afwijken, maar de Raad van State houdt daar ook rekening mee. De motie is in die zin overbodig.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik ontvang graag het deel van de Natuurbeschermingswet waarin dat exact is geformuleerd. Ik heb het niet kunnen vinden. Het is aardig als het wordt meegewogen, maar ik vind dat het expliciet in de Nb-wet zou moeten staan. Ik heb het niet kunnen vinden, dus ik krijg dat deel graag ter hand gesteld.

Minister Verburg:

Ik zeg mevrouw Snijder graag toe dat ik de Kamer op de hoogte stel. Ik wijs erop dat wij nog dit jaar de evaluatie van de Natuurbeschermingswet bespreken; dan kan het ook nog eens een keer dunnetjes of dikjes aan de orde komen. Ik zeg mevrouw Snijder toe dat ik de Kamer via een brief informeer.

De volgende motie is eveneens van mevrouw Snijder. Hierin verzoekt zij de regering om haar motivering met betrekking tot deze, alsmede toekomstige vergunningverlening in heroverweging te nemen en conform de uit de Habitatrichtlijn voortvloeiende procedure te onderbouwen en uit te voeren. Bij een nieuw besluit voor de voorjaarsvisserij wordt inderdaad rekening gehouden met nieuwe wetenschappelijke inzichten. Mevrouw Snijder weet dat de uitspraak van de Raad van State de vergunningverlening in 2006 betreft en het is nu 2008. Zij weet ook dat het Produsonderzoek al een eind op weg is dat ik het verder ga uitbreiden. Ik neem die inzichten mee en ik doe dit ook voor de vereisten die voortvloeien uit de aangescherpte definitie van habitattype 1110a. Ik heb in het algemeen overleg al aangegeven dat het mijn streven is om op basis hiervan een houdbare en voldoende onderbouwde en gemotiveerde vergunning voor de mosselzaadvisserij in het voorjaar van 2009 te kunnen afgeven, maar daarvoor zijn nog wel acties nodig van de natuurbeschermingsorganisaties, de mosselsector en het ministerie.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Er ligt nu een uitspraak van de Raad van State over 2006. In principe kan de minister kiezen voor heroverweging. Zij kan ook opnieuw een toelichting geven, zodat zij alvast een stap naar voren kan zetten en niet hoeft af te wachten totdat zij een nieuwe vergunning voor 2009 afgeeft. Als ik goed ben geïnformeerd, stelt het kokkelvisserijarrest – dat dus doorwerkt in onze Nb-vergunning – dat de beoordeling moet gebeuren op basis van de toen aanwezige beste kennis. De minister zou daarin dus een duidelijke heroverweging kunnen vinden. Mijn verzoek is daarom om nu de mogelijkheid die de Raad van State in principe biedt, te proberen. Dit heeft de mosselsector verdiend. Bovendien laat de wetgeving dit toe.

Minister Verburg:

Dit kan allemaal zijn, maar wij hebben vorige week tijdens het algemeen overleg ook gewisseld dat ik met de natuurbeschermingsorganisaties en de mosselsector, dus met hen beide, de afspraak heb gemaakt dat het Produsonderzoek dat nu loopt, verbreed en zo mogelijk verdiept zou kunnen worden. Daarvoor hebben wij nodig dat er nog voor dit voorjaar een onderzoeksvergunning wordt afgegeven. Daarmee zijn wij nu bezig. Ik hoop dat die eerste slag de komende weken kan worden gemaakt, opdat wij een onderzoeksvergunning kunnen verlenen om op basis daarvan ook te kunnen kijken naar de najaarsvergunning en volgend voorjaar. Dit lijkt mij beter dan nu nog maar een keer een vergunning te verlenen met het risico dat wij dat nu onvoldoende kunnen onderbouwen en opnieuw een afwijzing of een uitspraak van de Raad van State te krijgen. Dat werpt ons nog verder terug. Ik stel voor om nu te werken aan een onderzoeksvergunning, het Produsonderzoek te verbreden en te verdiepen en ons met de mosselsector en de natuurbeschermingsorganisaties te richten op het najaar, volgend voorjaar en op verduurzaming van de Waddenzee en de mosselsector.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik ben teleurgesteld. Ik vind dit een zwaktebod in de richting van de sector. De minister heeft de mogelijkheid om met de beschikbare kennis op dit moment al aan de Raad van State een verzoek tot heroverweging voor te leggen met een goede onderbouwing. Ik vind dit echt een zwaktebod van de minister. Ik vind dat zij die uitdaging moet aannemen. Het is jammer dat zij dit niet oppakt. De Raad van State biedt haar die mogelijkheid en ook de wetgeving laat die mogelijkheid open. De minister is veel te onzeker, ook over wat zij zelf heeft vastgelegd. Ik betreur dat zeer.

Minister Verburg:

Ik ben het niet eens met mevrouw Snijder. Ik denk dat nu zorgvuldigheid en behoedzaamheid, maar ook doelgerichtheid van cruciaal belang zijn. Daarom heb ik de mosselsector en de natuurbeschermingsorganisaties eerst afzonderlijk en vervolgens gezamenlijk aan tafel gehad. Wij zijn het erover eens geworden dat beide iemand leveren om te kijken hoe wij het Produsonderzoek kunnen verrijken. Laten wij koersen op zekerheid, toekomstgerichtheid en verduurzaming. Laten wij nu een onderzoeksvergunning afgeven. Ik zeg daarbij dat uit de gewisselde informatie ook blijkt dat de mosselzaadval dit voorjaar toch al niet zo rijk wordt geschat. Ik denk dat wij dit in alle zorgvuldigheid bij de afweging moeten betrekken. De mosselsector heeft toegezegd mee te doen aan de verbreding en verdieping en gaat voor de najaarsvisserij, verduurzaming en de perspectieven voor volgend jaar en de verdere termijn. Dan kies ik ervoor om zorgvuldig hieraan te werken om niet opnieuw het risico te lopen dat de Raad van State alles overwegende weer een uitspraak doet die opnieuw een tik in het gezicht zou zijn van de mosselsector. Ik kies voor behoedzaamheid en zorgvuldigheid.

In de motie op stuk nr. 37 van de leden Koppejan en Jacobi wordt de regering opgeroepen om een aantal zaken te doen. Die punten hebben wij vorige week ook gewisseld tijdens het algemeen overleg. Ze behoren alle tot mijn voornemens en ik heb er brede steun voor geproefd in de Tweede Kamer. Dit betekent dat ik deze motie zie als ondersteuning van beleid.

Mevrouw Snijder heeft een toelichting gevraagd. Is het mogelijk om via het beheersplan of via het extraveren van een aantal productieruimtes in de Waddenzee toch op mosselzaad te vissen? Ik ben daar vorige week al op ingaan. Dit is niet zo'n kansrijke oplossing op dit moment. Ik heb vorige week wel aangekondigd dat ik versneld wil besluiten over de nadere invulling en concretisering van habitattype A 1110. Dat zal worden vastgelegd in het aanwijzingsbesluit Natura 2000 Waddengebied, dat ik nog dit jaar zal nemen. Ik ga na of deze concretere invulling van het habitattype A 1110 mogelijkheden biedt voor een vorm van zonering voor de mosselvisserij, waarbij wij tevens aan onze beschermingsopgave voldoen. Ik denk dat deze gedifferentieerde aanpak, gecombineerd met het overleg en de samenwerking met de betrokken partijen, ingebed kan worden in het Natura 2000 beheerplan.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik heb de minister verzocht om zo snel mogelijk met de beheerplannen aan de slag te gaan. Zij doet dat en ik trek mijn motie dan ook bij dezen in.

Minister Verburg:

Ik ben daarvoor zeer gemotiveerd, maar mevrouw Snijder weet ook dat ik de beheerplannen niet opstel. Ik zal de betrokkenen stimuleren om voortvarend en zorgvuldig met de beheerplannen aan de slag te gaan.

De heer Cramer vroeg naar de stand van zaken rond het overleg van de natuurbeschermingsorganisaties en de mosselsector. Ik heb de heer Heldoorn gevraagd om het eerste overleg zo snel mogelijk te organiseren. Tegelijkertijd heb ik de mensen van LNV opdracht gegeven om de verbreding van het PRODUS-onderzoek te organiseren. De eerste bijeenkomst zal zeer binnenkort plaatsvinden. Aanvullend daarop zeg ik toe dat ik hierbij zelf de vinger aan de pols zal houden.

Voorzitter. Ik meen hiermee op alle moties en vragen voldoende te hebben gereageerd.

De heer Polderman (SP):

Voorzitter. In eerste termijn had ik mij voorgenomen om de aangehouden motie van de SP-fractie alsnog in stemming te brengen. Die motie betreft het eindplan en het tijdpad voor de verduurzaming van de mosselsector.

De voorzitter:

En wat is uw vraag aan de minister?

De heer Polderman (SP):

Het is geen vraag, maar een mededeling, tenzij de minister de behoefte voelt hierop te reageren.

Minister Verburg:

Ik moet eerlijk zeggen dat ik de inhoud van de motie niet paraat heb. Het is mij iets te moeilijk om hierop onmiddellijk te reageren.

De voorzitter:

Ik neem aan dat hierover al eerder is gesproken.

De voorzitter:

De motie-Snijder-Hazelhoff (21501-32, nr. 269) is ingetrokken.

De beraadslaging wordt gesloten.

Voorzitter: Cramer

Naar boven