Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 2 december 1998 over de lokalelastendruk.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Tijdens de behandeling van dit VAO wil ik drie punten aan de orde stellen. Het eerste gaat over de aangehouden motie (26200-VII, nr. 12) over het toezicht op de uitvoering van het belastingrecht door de lagere overheden. Ik heb daarvoor een vervangende versie beschikbaar, die ik zal voorlezen.

De voorzitter:

Deze motie dient ter vervanging van de motie-Van der Hoeven (26200-VII, nr. 12).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat uit een aantal recente arresten blijkt dat lagere overheden fouten en onzorgvuldigheden maken in de fiscale rechtstoepassing;

constaterende, dat hierdoor een grote druk ontstaat op de rechterlijke macht;

overwegende, dat een al dan niet onafhankelijk toezicht op de uitvoering van het belastingrecht door lagere overheden hierop een antwoord kan bieden;

verzoekt de regering de wenselijkheid en mogelijkheid te onderzoeken van een vorm van toezicht op de uitvoering van het belastingrecht door lagere overheden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Hoeven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3 (26213).

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Mijn volgende opmerking gaat over de problematiek van de verwachte verhoging van lokale lasten ten gevolge van de invoering van de euro. Ik wil daarover ook een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat ten gevolge van de omrekening van gulden naar euro afrondingsverschillen ontstaan in de lokale tarieven en belastingen;

overwegende, dat de Kamer zich een oordeel moet kunnen vormen over de mate waarin zich dit probleem gaat voordoen;

van mening, dat deze afrondingsverschillen niet mogen leiden tot een verhoging van de lokale lasten;

roept de regering op bij de monitor lokale lasten in overleg te treden met de VNG, het IPO en de Unie van waterschappen teneinde aandacht te schenken aan de gevolgen van de omrekening van gulden naar euro en de effecten daarvan op de ontwikkeling van de lokale lasten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Hoeven en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (26213).

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Tot slot is er nog de kwestie rond de uitvoering van de vorig jaar door het CDA samen met de VVD ingediende en aanvaarde motie rond de wettelijke vrijstelling op OZB voor de substraatteelt. De regering weigert, in ieder geval tot op dit moment, om die motie uit te voeren vanwege haar moverende redenen.

Voorzitter! Aangezien het CDA het wel van belang vindt dat die motie wordt uitgevoerd, kondigen wij nu aan dat wij een initiatiefwetsvoorstel zullen indienen. Ik wil in dit verband eigenlijk graag weten wat de ondersteuners van de motie van het vorig jaar doen met dit initiatiefvoorstel. Die vraag is uiteraard gericht aan de VVD en D66 die de motie hebben ondersteund, maar ook aan de andere ondersteuners. Als ik mij niet vergis waren dat: SGP, GPV en de RPF. Nogmaals, ik wil graag hun mening horen over de aankondiging van dit initiatiefwetsvoorstel over de wettelijke vrijstelling OZB voor de substraatteelt.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter! Ik heb twee opmerkingen en ik wil een motie indienen. De eerste opmerking gaat over de substraatteelt. De minister en de staatssecretaris hebben tot ons genoegen toegezegd een nader onderzoek te zullen instellen naar aanleiding van de mogelijke onduidelijkheid over het onderscheid in grondgebruik. Gaat het om agrarisch of industrieel grondgebruik? Wat valt verder nog onder de substraatteelt? Daarbij komt ook het rapport-Christiaanse aan de orde, waarin wordt geadviseerd de verplichte vrijstellingsbepaling van gemeentelijke belastingen af te schaffen. Het is prima dat de regering dat in haar overwegingen meeneemt. Wij zijn benieuwd naar haar opvattingen daarover en de uitwerking daarvan.

Na de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is de toevoeging van de gelden van de Wet voorzieningen gehandicapten aan het Gemeentefonds ons toch nog niet helemaal duidelijk. Wij vragen de minister om samen met zijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Kamer op de volgende vragen een antwoord te geven, zo mogelijk op enigszins afzienbare termijn.

Hoe kan het dat voor de aanpassing van duurdere woningen binnen een jaar na overheveling van het geld van VROM 20 mln. extra nodig is? Is er wel genoeg overgeheveld?

Nu wordt maar de helft van de 50 mln. aan het Gemeentefonds toegevoegd. Is dat voldoende om de grotere vraag naar WVG-voorzieningen op te vangen die wordt veroorzaakt door een groeiende doelgroep van ouderen?

Vindt er, indien het budget uit het regeerakkoord voor 1999 voor de WVG niet wordt besteed, een toevoeging plaats aan het Gemeentefonds, opdat dat terecht kan komen bij die grotere groep die steeds meer een beroep doet op de Wet voorzieningen gehandicapten?

Ik wil graag een motie indienen over investeringen in rioleringen en afvalwaterinstallaties. In een eerder overleg over de monitor lokale lasten heeft de regering erkend dat een deel van de verhoging van de lokale lasten in het verleden is veroorzaakt door rijksbeleid. Wij zouden eigenlijk moeten afspreken dat wie bepaalt betaalt. Er staat een enorm volume aan investeringen voor rioleringen en afvalwaterinstallaties op de rol, onder andere geïnstigeerd door keuzes die door de rijksoverheid zijn gedaan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat voor de vernieuwing, verbetering en aanleg van rioleringen in het buitengebied en afvalwaterinstallaties de komende jaren enorme investeringen noodzakelijk zijn;

van mening, dat deze investeringen bij ongewijzigd beleid zullen leiden tot uitzonderlijk hoge lokalelastenstijging;

erkennend, dat per gemeente weliswaar een verschillend beleid inzake reserveringen en vervanging van afvalwaterinstallaties is gevoerd, maar dat het volume van zo'n 16 mld. aan investeringen, zoals indicatief wordt genoemd, dat onderscheid te boven gaat;

met de regering van mening, dat de gemiddelde lastenstijging van de lokale lasten beperkt moet blijven;

voorts van mening, dat ook de regering een eigen verantwoordelijkheid heeft in financiële zin voor de benodigde investeringen zoals ook in de monitor lokale lasten is aangegeven;

overwegende, dat door het deels van rijkswege financieren van deze investeringen de voorziene lokalelastenstijging beperkt kan blijven;

verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze de financiering, waaronder begrepen versobering en fasering, van deze grootschalige investeringen voor riolering en afvalwaterinstallaties kan plaatsvinden, zodat de lokalelastenstijging als gevolg daarvan beperkt blijft, en de Kamer daarover op korte termijn te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Noorman-den Uyl, Hoekema, Luchtenveld en Van der Hoeven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (26213).

De heer Luchtenveld (VVD):

Voorzitter! Na het uitvoerige algemeen overleg dat wij hebben gehad, wil ik op twee punten terugkomen: de riolering en de afvalwaterzuivering en de substraatteelt.

Wat de riolering en de afvalwaterzuivering betreft, hebben wij de zojuist ingediende motie-Noorman-den Uyl medeondertekend. Wij hebben dat gedaan omdat ook wij van mening zijn dat de lokale lasten de pan uit dreigen te rijzen. Dat blijkt onder andere ook uit een brief die de leden van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat recent ontvingen van het Hoogheemraadschap Delfland. Het hoogheemraadschap geeft daarin aan dat alleen al 1,5 à 2 mld. nodig is voor de zuiveringsinstallaties in Zuid-Holland en niet voor het gehele land, zoals eerder was geraamd. Dat geeft al aan hoe de kosten de pan uit dreigen te rijzen. Verder menen wij dat het goed is als in het onderzoek de vraag wordt betrokken of het wel nodig is om de superonrendabele aansluitingen in het buitengebied allemaal van riolering te voorzien, aangezien er tegenwoordig ook milieuhygiënisch zeer verantwoorde alternatieven zijn, zoals kleine lokale zuiveringsinstallaties. Dat zijn een soort bezinkstelsels op locatie. Die zijn wel wat duurder voor het individu, maar het is nog altijd veel goedkoper dan een en ander in de normale riolering opnemen.

Wij hebben destijds mede een motie ingediend om de substraatteelt vrijgesteld te houden van onroerendezaakbelasting. Dat werkt dan door naar andere belastingen. Pas na een jaar heeft het kabinet doen weten die motie niet te willen uitvoeren. Wij betreuren dat ten zeerste. Wij houden er niet van om een motie in te dienen om alsnog een motie uitgevoerd te krijgen, want dat zou een rare vorm zijn. Bovendien denken wij dat het kabinet daarmee niet op zijn schreden zou terugkeren. Wij vinden dit echter een belangrijke kwestie. Om die reden hebben wij ervoor gekozen om steun te geven aan het initiatiefvoorstel van het CDA. Wij willen zelfs zover gaan om mede met het CDA dat wetsvoorstel bij de Kamer aanhangig te maken. Wat dat betreft, willen wij graag mede-initiatiefnemer zijn. Dat zeg ik in antwoord op de vraag die mevrouw Van der Hoeven mij heeft gesteld. Wij denken ook dat wij dat als regeringspartij kunnen doen, want het is niet in strijd met het regeerakkoord. Het was immers staand beleid ten tijde van het sluiten van het regeerakkoord, dat er verder niets over zegt. Bovendien kan het budgettair neutraal worden uitgevoerd door een zekere lastenverschuiving te doen optreden, zoals dat bij de normale werking van het Gemeentefonds gebruikelijk is. Er is dus, wat ons betreft, ook geen financieel probleem. Het zou natuurlijk wel heel prettig zijn als in het kader van de Voorjaarsnota of een nadere herziening de benodigde 30 mln. wordt gevonden. Noodzakelijk is dat echter niet, want het kan budgettair neutraal worden uitgevoerd.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Wie betaalt het dan? Het kost namelijk wel 30 mln.

De heer Luchtenveld (VVD):

Door de werking van het Gemeentefonds zal een zekere verschuiving plaatsvinden. Dat betekent dat burgers en bedrijven in alle gemeenten daar in zekere zin mee zullen worden geconfronteerd. Als ik die 30 mln. afzet tegen het totaal van 9 mld. dat met gemeentelijke belastingen wordt geïnd, dan is het maar een zeer marginale verschuiving die in al die gemeenten helemaal niet tot tariefsverhoging behoeft te leiden. De gemeenten kunnen dat in de totale marges makkelijk opvullen. Voor de tuinbouwsector zou het echter een grote belasting zijn als er geen vrijstelling voor substraatteelt is. Dat is een politieke keuze die wij maken. Ik weet dat wij daarover van mening verschillen, maar zo heeft de fractie van de VVD unaniem besloten.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Hoe kunt u deze redenering nu geldig vinden als het om tuinders gaat, terwijl u nog geen week geleden de redenering bij de armoedebestrijding of het tegengaan van de armoedeval niet deugdelijk vond? Legt u mij dat eens uit.

De heer Luchtenveld (VVD):

Ik zal u dat uitleggen. Dit kan door de werking van het Gemeentefonds budgettair neutraal worden uitgevoerd, omdat er niet meer geld naartoe moet. Er valt dus geen gat in de begroting. Bij die voorstellen voor de armoedebestrijding viel wel een gat in de begroting, omdat daarbij geen deugdelijke dekking was aangegeven. Dat is nu precies het verschil waarover wij het hebben. Daarom stel ik ook niet voor: regering, voert u de motie uit en zoekt u maar ergens 30 mln. Dan zou u gelijk hebben. Maar nu wij dat niet vragen, heeft u volgens ons geen gelijk op dit punt.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik ben bang dat u zich vergist. Bij een verandering van de kwijtscheldingsregeling vindt de financiering namelijk op exact dezelfde wijze plaats als bij uw voorstellen voor de substraatteelt. Legt u maar eens uit hoe dat dan zit.

De heer Luchtenveld (VVD):

De vrijstelling van de OZB was in de belastingwetgeving opgenomen, maar daarover heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan. Wij hadden er behoefte aan om dat te corrigeren via de motie-Remkes/Van der Hoeven, die een Kamermeerderheid heeft opgeleverd. Wij vinden het redelijk dat aan een wens van de Kamermeerderheid gehoor wordt gegeven. Wij houden er dan ook aan vast dat het aldus zal gaan geschieden. Ik roep de uitspraak van de voormalige PvdA-fractievoorzitter, de heer Wallage, in herinnering. Hij zei dat bewindslieden eigenlijk sidderend de Kamer moeten binnenkomen, omdat het parlement een vuist wil maken. Als het parlement echter steeds moties aanneemt die op grond van de brief van de VNG niet worden uitgevoerd, maakt het parlement geen vuist. Wij hebben hiervoor goede argumenten gehad. Die gelden vandaag de dag nog steeds. Wij accepteren in dit geval dat dekking eventueel plaatsvindt, als er geen ander geld kan worden gevonden, door middel van een zekere verschuiving. Dat is een afweging per geval, maar in dit geval vinden wij dat alleszins rechtvaardig. Wij willen namelijk niet dat er verschil ontstaat – dat is ons inhoudelijk argument – tussen datgene wat op de ondergrond wordt geteeld en datgene wat als substraatteelt wordt geteeld. Dat vinden wij een ongerechtvaardigd onderscheid. Vergeet niet dat de arbeidsomstandigheden en het milieu gediend zijn bij substraatteelt. Wij zouden die weg niet graag terug willen.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Waarom...

De voorzitter:

Mevrouw Noorman, dit is de laatste keer.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Oké. De heer Luchtenveld zegt dat het budgettair neutraal kan. Waarom vraagt hij dan om een aanpassing van de Voorjaarsnota? Dan is het niet budgettair neutraal. Dan kost het geld!

De heer Luchtenveld (VVD):

Voorzitter! Mevrouw Noorman heeft niet goed geluisterd. Ik heb gezegd dat het budgettair neutraal kan. Ons voorstel is ook om het budgettair neutraal te doen. Als de bewindslieden alsnog uitvoering willen geven aan de motie-Van der Hoeven/Remkes, heb ik daar geen moeite mee. Als de bewindslieden vinden, zoals zij in het AO hebben verwoord, dat het beter is om er 30 mln. naast te leggen – die kunnen ze vinden – dan hebben wij daar geen bezwaar tegen. Zo heb ik het geformuleerd.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

De heer Luchtenveld wil 30 mln...

De voorzitter:

Mevrouw Noorman, de laatste keer is bij mij altijd de laatste keer.

De heer Luchtenveld (VVD):

Voorzitter! Ik heb duidelijk gemaakt wat mijn fractie voor ogen staat. Wij zijn van mening dat de motie-Van der Hoeven/Remkes budgettair neutraal kan worden uitgevoerd. Als het kabinet daartoe niet bereid is – dat is tot nu toe gebleken – zullen wij samen met het CDA het initiatief nemen om een en ander in wettelijke vorm aan de Kamer voor te leggen. Daar hebben wij geen financiële dekking bij nodig. Wat dat betreft is dat voorstel volstrekt helder.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb vijf punten.

Eerst de Zalmsnip. Onze vrees dat de Zalmsnip vanaf 2000 zal verdampen, is bij het AO niet weggenomen. Dat kan wat ons betreft reden zijn om de 680 mln. die hiermee is gemoeid te heroverwegen. Ik kondig alvast aan dat wij hierop terugkomen bij de behandeling van het wetsvoorstel dat naar de Kamer onderweg is.

Mijn tweede punt. De Zalmsnip kwam er ooit vanwege de hoogte van de gemeentelijke heffingen. Die gaan misschien nog verder omhoog, vanwege de noodzakelijke investeringen in het riool. Wij weten dat de staatssecretaris van Financiën dit voorjaar met een tussentijdse notitie komt over de tweede en de derde tranche van de vergroening. Ik roep hem dan ook op om met de Zalmsnip en de financiering van de vernieuwing van het riool in het achterhoofd bij gelegenheid van genoemde notitie te bekijken of lokale heffingen als het rioolrecht gevariabiliseerd zouden kunnen worden door ze bijvoorbeeld deels te verrekenen via het watergebruik.

Dan de BTW op water. Ik gaf al aan dat GroenLinks niet tegen de voorstellen van de staatssecretaris is geweest, maar dat een andere heffingssystematiek buiten de BTW in combinatie met de variabilisering van het rioolrecht ons liever was geweest. Ik constateer dat de Eerste Kamer heeft tegengesputterd en de BTW-verhoging tijdelijk gedoogt, maar in ruil daarvoor heeft geëist dat er een andere heffing komt of iets nieuws. Laat de staatssecretaris in zijn reeds aangekondigde vergroeningsnotitie van dit voorjaar ook hier uitgebreid bij stilstaan.

Dan de premies. Ik maakte een foutje tijdens het AO. Het gaat eigenlijk om twee kwesties. Kan het expliciet moeten aanvragen door gemeenten van belastingvrijstelling voor premies niet gewoon worden afgeschaft? Dat voorkomt een aantal problemen. Het tweede punt is dat de premies voor uitstroom, deeltijdwerk en vrijwilligerswerk eigenlijk zouden moeten worden vrijgesteld van belastingheffing. Daarover hebben GroenLinks en het CDA vorige week bij gelegenheid van de begrotingsbehandeling Sociale Zaken een plan ingebracht. In dat kader dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat premies als bedoeld in artikel 111, derde lid, ABW fiscaal belast zijn;

voorts constaterende, dat sommige gemeentes geen belastingvrijstelling aanvragen voor vrijgestelde eenmalige premies;

van mening, dat een vrijstelling van belastingheffing de effectiviteit van deze premies bevordert;

roept de regering op bij gelegenheid van het belastingplan 2000 een zo generiek mogelijke belastingvrijstelling voor premies als bedoeld in artikel 11, derde lid, ABW te creëren, en voorts de procedure voor het verkrijgen van belastingvrijstelling te vereenvoudigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik en Van der Hoeven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (26213).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter! Dan het laatste punt: het algemeen maatschappelijk werk. Wij hebben daarover een boeiend gesprek gevoerd met de minister van Binnenlandse Zaken, maar de schriftelijke toezegging van de minister is mij iets te weinig en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat bij gelegenheid van de bespreking van de begroting 1999 van het ministerie van VWS van vele kanten is uitgesproken dat de rol van het algemeen maatschappelijk werk bij de eerstelijns-GGZ versterking behoeft;

roept de regering op bij gelegenheid van de Voorjaarsnota 1999 te bezien of het huidige accres in het Gemeentefonds voldoende is om de capaciteitsproblemen bij het algemeen maatschappelijk werk het hoofd te bieden;

voorts te bezien of nadere maatregelen, mede in het licht van de sectorale beleidsvisie GGZ die de minister van VWS binnenkort aan de Kamer zal zenden, alsmede haar standpunt inzake de gemeentelijke taken betreffende de openbare gezondheidszorg, genomen moeten worden;

en de Kamer hiervan op de hoogte te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik en Hermann. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (26213).

De heer Hoekema (D66):

Mevrouw de voorzitter! Ik heb een enkele korte opmerking naar aanleiding van drie punten die naar voren zijn gekomen in het VAO over gemeentefinanciën. In de eerste plaats heeft mijn fractie gaarne haar handtekening verleend aan de motie van mevrouw Noorman-den Uyl over investeringen in riolering. Dat is een groot maatschappelijk probleem. De verdeling van de kosten over burgers, de rijksoverheid en andere kostendragers is een belangrijk onderwerp, waar wij graag in de toekomst aandacht voor vragen. In de tweede plaats zullen wij in de komende uren met sympathie studie maken van de motie die mevrouw Van der Hoeven heeft ingediend over het overleg met VNG en IPO over omrekening van de euro. In de derde plaats het pièce de résistance van vanmiddag: de substraatteelt. Overigens een woord dat wij misschien volgend jaar in het Groot Dictee kunnen laten opnemen.

Mijn fractiegenote mevrouw Scheltema heeft bij het algemeen overleg op 2 december onderstreept dat het van belang is voor de sector om sprake te laten zijn van gelijke behandeling van de vrijstelling van cultuurgrond en de vrijstelling van substraatteelt. Gelijke monniken, gelijke kappen. Tegelijkertijd kan niet worden ontkend dat er een probleem is met de dekking van de voor dit doel benodigde 30 mln. Mevrouw Noorman interrumpeerde de heer Luchtenveld al op dit punt. De vraag die ook aan de minister van Binnenlandse Zaken moet worden gesteld, is welke herverdeeleffecten zouden optreden als wij die 30 mln. uit het Gemeentefonds betalen en hoe hij anderszins – misschien in het kader van de Voorjaarsnota – denkt aan het bedrag van 30 mln. te komen. Wij moeten ons realiseren dat als je elementen toevoegt of afhaalt van het Gemeentefonds, daar linksom of rechtsom een oplossing voor moet worden gevonden. Een deel van de gelden van het Gemeentefonds is bijvoorbeeld bestemd voor de grote steden. Dat zijn belangrijke kostendragers in het Gemeentefonds.

Voorzitter! Wij vinden het van belang dat er een onderzoek komt, zoals ook ter sprake is geweest in het overleg op 2 december, naar de gelijke behandeling van de substraatteelt en de cultuurgrond. Er zijn verschillende takken van het agrarisch bedrijf die onder het een of het ander vallen. Ik noem bijvoorbeeld het lof trekken en de discussie op de lange termijn over wat er met de vrijstelling van cultuurgrond wordt gedaan in het licht van de verdere fiscale vormgeving van de onroerendezaakbelasting. Dat is een belangrijke discussie.

Mevrouw Van der Hoeven heeft gevraagd hoe de fractie van D66 staat tegenover het door haar aangekondigde initiatiefvoorstel. Welnu, mijn fractie zal daar met belangstelling van kennisnemen. Wij zullen graag de inhoud daarvan – die wij nu nog niet kennen – tot ons nemen. Wij zullen ook graag de dekking die mevrouw Van der Hoeven ongetwijfeld zal aanreiken in het wetsvoorstel bestuderen en wij zullen daar te gelegener tijd onze opinie over geven. Wij zijn ook zeer benieuwd naar de reactie van de minister van Binnenlandse Zaken en de andere fondsbeheerder, de heer Vermeend, op deze kwestie.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Na dit wollige betoog van de heer Hoekema heb ik maar één vraag. In december vorig jaar heeft hij de motie gesteund, weloverwogen neem ik aan. Toen was hij dus voorstander van een wettelijke vrijstelling in de OZB van de substraatteelt. Nu geeft hij niet aan of hij bereid is het initiatiefvoorstel te steunen. De vraag aan de heer Hoekema is heel simpel: doet u het nu of doet u het niet?

De heer Hoekema (D66):

Mevrouw de voorzitter! Ik zou mijn betoog, in alle bescheidenheid, niet wollig, maar hoogstens welsprekend willen noemen. In feite vraagt mevrouw Van der Hoeven aan mijn fractie om het geven van een blanco cheque. Daar doen wij niet aan mee. Wij hebben de motie vorig jaar gesteund. Daar lopen wij niet van weg. Overigens hebben wij de motie niet getekend en dat betekent een zekere distantie ten opzichte van de inhoud ervan. Het initiatiefvoorstel zullen wij met belangstelling verwelkomen. Ik heb al gewezen op de herverdeelaspecten als je een bedrag van 30 mln. uit het Gemeentefonds haalt en op de dekking die nodig is als je een bedrag van 30 mln. toevoegt. Maar de intentie van mijn fractie blijft: gelijke monniken, gelijke kappen.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Ik ben enigszins gehandicapt. Ik wil graag reageren op de moties, maar ze hebben nog niet allemaal een nummer.

De voorzitter:

Noemt u ze voor deze keer maar bij naam.

Staatssecretaris Vermeend:

Ik wil om te beginnen ingaan op het onderdeel substraatteelt. Ik zal inhoudelijk niet ingaan op het betoog van de heer Luchtenveld. Ik heb in het algemeen overleg al aangegeven dat ik zijn mening niet deel. Hij heeft de vraag gesteld of het kabinet bereid is deze kwestie in het kader van de Voorjaarsnota te bekijken. Het kabinet is daartoe niet bereid en zal op geen enkele wijze 30 mln. ter beschikking stellen. Het is het recht van de Kamer om met initiatieven te komen. Wij wachten af waar de Kamer inhoudelijk mee komt. Wij zullen vervolgens op dat initiatief reageren, conform de procedures.

De heer Luchtenveld (VVD):

Voor alle duidelijkheid geef ik aan dat de herverdeeleffecten – wat de dekking zal zijn in ons wetsvoorstel – al zijn aangegeven in de brief die aan de Kamer is gezonden. Daar bestaat helemaal geen onduidelijkheid over. In die brief staat precies het effect dat voor het Gemeentefonds zal optreden, als wij de wettelijke vrijstelling zullen regelen. Wij accepteren die effecten als fractie. Er hoeven helemaal geen onduidelijkheid en spanning over het wetsvoorstel te ontstaan op dat punt. Wij geven de gevolgen aan en accepteren die politiek.

Staatssecretaris Vermeend:

Het kabinet wacht af waar de Kamer mee komt en zal te zijner tijd, zoals gebruikelijk, dat initiatief beoordelen.

Voorzitter! Er is een motie ingediend door het lid Noorman-den Uyl c.s. (26213, nr. 5) betreffende de riolering. Wij beschouwen deze motie als een ondersteuning van het onderzoek dat wij willen laten verrichten.

Voorzitter! Er is een motie ingediend door mevrouw Van der Hoeven (26213, nr. 3) over de wenselijkheid en mogelijkheid van een onderzoek naar de vorm van toezicht op de uitvoering van het belastingrecht. Wij hebben tijdens het algemeen overleg al kenbaar gemaakt dat wij aan een dergelijke motie geen behoefte hebben. Aanneming van deze motie wordt door ons ontraden.

Voorzitter! Er is verder een motie ingediend door de heer Vendrik en mevrouw Hermann (26213, nr. 7). Ik kan daar ook kort over zijn. Tijdens het algemeen overleg heb ik kenbaar gemaakt dat wij aan deze motie geen behoefte hebben. Aanneming van deze motie wordt door ons ontraden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De staatssecretaris gaf tijdens het algemeen overleg een buitengewoon summiere toelichting op zijn standpunt. Ik heb daar voor een deel zelf schuld aan, omdat ik op dat punt niet helder was. Nu is er opnieuw gelegenheid, met een heldere motie die voorligt, om de staatssecretaris te vragen waarom hij aanneming hiervan ontraadt. Wij vinden allen in deze Kamer dat mensen met een uitkering gestimuleerd moeten worden om werk te accepteren, zoals deeltijdwerk en vrijwilligerswerk. In de praktijk blijkt dat het effect daarvan wordt gedwarsboomd omdat de fiscus nog eens gaat naheffen. Dat is doodzonde. Wij denken volgens mij allen dezelfde kant op. Waarom bent u daar zo 'ontraderig' over?

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Het lijkt mij niet verstandig dat ik het algemeen overleg opnieuw doe op dit punt. Ik moet hier in het kader van een tweeminutendebatje reageren op de motie. Ik ben heel helder. Ik ontraad aanneming van de motie, ook onder verwijzing naar het algemeen overleg.

Voorzitter! Er is ook een motie ingediend door mevrouw Van der Hoeven en de heer Vendrik over de euro (26213, nr. 4). Wij hebben ook aan deze motie geen behoefte. Wij hebben al toegezegd dat wij in het kader van de overlegprocedures allerlei kwesties aan de orde stellen. Dit punt kan hierbij aan de orde komen. De motie voegt hier niets aan toe. Aanneming van deze motie wordt door ons ontraden.

Voorzitter! Dan de motie van de heer Vendrik en mevrouw Van der Hoeven (26213, nr. 6) met een oproep aan de regering om bij gelegenheid van het belastingplan 2000 een zo generiek mogelijke belastingvrijstelling in te voeren. Een generieke maatregel heeft veel implicaties. Er komen immers aspecten aan de orde die betrekking hebben op het zogenaamde gelijkheidsbeginsel en andere typen uitkeringen. De motie zoals zij nu is vormgegeven, wordt dan ook door ons ontraden. Ik heb overigens al eerder kenbaar gemaakt dat ik bereid men om naar deze problematiek te kijken. Ik zal binnenkort een voorstel op dat terrein indienen.

De heer Vendrik heeft een aantal punten aan de orde gesteld die te maken hebben met de BTW op water. Ik heb daar een toezegging over gedaan en die heb ik herhaald in de Eerste Kamer: ik zou eventueel kunnen kijken naar een andere vormgeving, die ook hier aan de orde is geweest. Alle aspecten die ook hier ter sprake zijn gekomen, worden betrokken bij de zogenaamde vergroeningsnotitie.

Minister Peper:

Mevrouw de voorzitter! Mevrouw Noorman hield een betoog over de wet inzake gehandicapten en de wijze waarop het budget wordt verdeeld. Ik zal daar niet inhoudelijk op ingaan, ook al kan ik mij heel veel voorstellen bij hetgeen zij stelde. Zij vroeg of het werkelijk om een intensivering gaat die te maken heeft met de groei van het aantal gehandicapten, dan wel of er in de afweging een nogal ruimhartige afweging wordt gemaakt die niet de bedoeling is van een intensivering. Ik vraag mevrouw Noorman of zij ermee instemt dat ik vóór het einde van het reces de vragen die zij heeft gesteld, schriftelijk beantwoord, in goed overleg met mijn collega van Sociale Zaken.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Volgaarne.

Minister Peper:

De heer Vendrik maakte een opmerking over het maatschappelijk werk. Ik kan daar inhoudelijk niet al te veel op ingaan. Het gaat om een zaak die te maken heeft met de autonomie van de gemeente bij de beoordeling van wat men binnen die gemeente doet. Ik hecht eraan die autonomie overeind te houden.

Ik kom op de herverdeeleffecten van de 30 mln. ter vermindering van de belastingcapaciteit. De financiële overwegingen die al zijn genoemd, zijn nogal groot. In de eerste plaats moet gedacht worden aan de grote steden. Daar gaan echt miljoenen in zitten. In de tweede plaats wijs ik erop dat er gemeenten zijn die wel vrijstelling geven en die er dus kennelijk een huishouding op nahouden die dat mogelijk maakt. Het is niet alleen een last, maar ook een 'vreugde' om die gemeenten te hebben. Deze differentiatie urgeert alleen maar om deze gemeenten de bestaande ruimte te laten. In de derde plaats is er de bestendige afspraak met de VNG dat er externe compensatie wordt gevonden wanneer het belastinggebied wordt ingekort. Nog los van de financiële overwegingen zou ik niet willen dat wij als onbetrouwbare centrale overheid worden neergezet. Dat vind ik buitengewoon slecht, want met het nieuwe bestuursakkoord zijn wij bezig met de nadere vormgeving van een complementair bestuur. Een punt als dit zou de verhoudingen buitengewoon belasten.

De heer Luchtenveld (VVD):

Voorzitter! In de eerste plaats miskent het betoog van de minister van Binnenlandse Zaken een beetje dat de motie-Van der Hoeven/Remkes een reactie was op een uitspraak van de Hoge Raad en dat er al jarenlang onzekerheid was. Totdat die uitspraak werd gedaan, werd aangenomen dat de substraatteelt wel degelijk onder de wettelijke vrijstelling viel. Omdat sommige gemeenten daarvan uitgingen, was er grote onduidelijkheid en daarom is toen met de motie-Van der Hoeven/Remkes, die in de Kamer breed werd ondersteund, uitgesproken dat daaraan een eind moest komen. Wij moeten op dit punt duidelijkheid verschaffen en daarom verzochten wij om een wettelijke regeling van de substraatteelt. De VNG kent deze motie, die ook aanvaard is. Uit die tijd zijn ons ook helemaal geen protesten van de VNG bekend. Bovendien zouden wij die dan voor lief nemen. Wij vinden dat er duidelijkheid moet zijn en daarvoor hebben wij goede redenen genoemd. Komt die duidelijkheid er niet, dan vrezen wij dat er een ontwikkeling terug zal ontstaan naar teelt op de grond, die wel is vrijgesteld. Dat vinden wij een ongewenste ontwikkeling. De voorgestelde vorm is beter voor de arbeidsomstandigheden en voor het milieu, en dat zijn niet onbelangrijke argumenten. Het lijkt mij goed om de oude motie wel uit te voeren. Ik denk dat de gevolgen voor het Gemeentefonds niet overtrokken moeten worden. Zij staan in de brief. Wij hebben die consequenties gewogen en wij accepteren ze. Het zou goed zijn als er compensatie gevonden kan worden, maar dat is geen voorwaarde. Het mag ook door een verschuiving, zoals in de brief staat die voor het AO is gestuurd.

Minister Peper:

Ik benadruk de vrijwilligheid bij gemeenten, die toch van liberale zijde geapprecieerd zou moeten worden. Je kunt het wel of niet doen, dat geeft ruimte voor gemeentelijke autonomie.

Er is geen hoger college in Nederland dan de Hoge Raad, dat gezaghebbende uitspraken over deze zaken kan doen. Er zit heel veel in dat er bij de substraatteelt geen sprake is van cultuurgrond. Door enkele geachte afgevaardigden is een interessant debat gevoerd over de vraag of cultuurgrond als zodanig buiten de onroerendezaakbelasting moet vallen. Het staat vast dat die cultuurgrond een onroerende zaak is, al kun je er een beetje in roeren.

De heer Luchtenveld (VVD):

Wij hebben geen enkele behoefte aan een breed onderzoek om alle vrijstellingen van cultuurgrond open te trekken. Sommige andere partijen ook niet, heb ik begrepen, maar andere wel. Voordat wij er erg in hadden, werd zo'n breed onderzoek toegezegd in dat AO, maar dat was niet op ons verzoek.

Natuurlijk is de Hoge Raad het hoogste rechtscollege bij de interpretatie van de wet, maar als een bepaalde uitspraak ons niet bevalt, heeft de Kamer het recht om de wet te wijzigen, zodat zij voor iedereen duidelijk is. Dat is het primaat van de politiek. Die weg willen wij kiezen, want dat is de enige goede weg.

Minister Peper:

Als de Hoge Raad die definitie geeft, is dat van grote betekenis. De heer Hoekema had het al over het lof trekken. Dat is nog verder verwijderd van cultuurgrond, maar dan verzint iemand om dat ook maar cultuurgrond te noemen, want dat is er wel in de buurt.

De heer Hoekema (D66):

De minister prees het liberale beginsel van de niet-verplichte vrijstelling van de grond voor substraatteelt. Hoe denkt hij in dit verband over cultuurgrond? Die vrijstelling heeft een hele geschiedenis. Moet zij op termijn worden afgeschaft of gehandhaafd? Hoe relateert hij dat aan de afspraak in het regeerakkoord, bij het hoofdstuk landbouw, om een studiecommissie in te stellen die kijkt naar de gevolgen van de excessieve stijging van de grondprijzen voor de economische exploitatie van cultuurgrond?

Minister Peper:

Ik denk niet dat ik er verstandig aan doe om hierover nu uitspraken te doen. Laten wij het onderzoek afwachten, zoals de heer Hoekema aangeeft.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, later vandaag over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven