Aan de orde is:

het debat over de Europese top

.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! In de conclusies van de Europese Raad van Wenen staat een korte passage over Irak. Terecht veroordeelt de Europese Raad het feit dat Irak de toezegging om met Unscom samen te werken opnieuw niet is nagekomen en doet de Europese Raad een beroep op Irak om te voldoen aan de resoluties van de Veiligheidsraad inzake de wapeninspecties. Helaas was ook deze oproep in Bagdad aan dovemansoren gericht. Het was dan ook helaas onvermijdelijk dat de Verenigde Staten gisteravond laat tot militaire actie zijn overgegaan. De VVD-fractie is het volledig eens met de Nederlandse regering, die haar steun aan de Amerikaans-Britse actie heeft uitgesproken. De nu ingezette militaire acties zijn op dit moment het enige juiste antwoord naar aanleiding van de voortgaande dreiging met de Iraakse massavernietigingswapens. Het is dan ook te betreuren dat de steun voor het Amerikaans-Britse optreden van de zijde van EU-landen zoals Frankrijk en in zekere mate ook Duitsland minder uitgesproken positief was dan de steun die Nederland heeft uitgesproken bij monde van de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken. Ook hier blijkt de Europese Unie helaas in de praktijk weer verdeeld te zijn. Ook hier blijkt wederom dat het uiteindelijk de Verenigde Staten zijn die bij dergelijke levensgevaarlijke dreigingen in de wereld met de noodzakelijke reactie komen.

Voorzitter! De Europese Raad van Wenen heeft al met al niet veel opgeleverd, maar dat was de verwachting. Dat bleek ook al in het algemeen overleg vorige week. Naar mijn mening is het beter om goede besluiten later te nemen dan slechte besluiten nu. Vanuit die benadering is de VVD-fractie niet eens zo ontevreden met die Europese Raad van Wenen. Dat het beter is om goede besluiten later te nemen dan slechte besluiten nu, geldt vooral voor de onderhandelingen over de toekomstige financiering van de Europese Unie. Het is positief dat Nederland steeds meer steun ondervindt in de wens tot een betere nettobetalingsbalans te komen, onder meer door middel van een reële nulgroei van de begroting van de Europese Unie. Vooral de Duitse is hierbij erg belangrijk. Die heeft de nieuwe bondskanselier Schröder op zeer robuuste wijze uitgesproken, uiteraard ook uit het oogpunt van de nationale positie van Duitsland. De kwestie van een algemene nettobegrenzer ligt nog moeilijk; dat lag in de lijn der verwachtingen. Dat geldt ook voor de hervorming van de structuur- en cohesiefondsen. Nederland moet zich blijven inzetten voor de verlaging van de totale omvang van die structuur- en cohesiefondsen en voor de aanpassing van de criteria van die fondsen, waardoor vooral de armere lidstaten, uiteraard inclusief straks de nieuwe lidstaten, voor subsidies en uitkeringen uit deze fondsen in aanmerking komen. Ik voeg hieraan toe dat zolang die langeretermijndoelstelling niet is bereikt, het vanzelf spreekt dat Nederland in dezelfde mate in aanmerking moet kunnen komen voor bijdragen uit de structuurfondsen als andere qua welvaartsniveau met ons vergelijkbare lidstaten. Ook daarvoor moet de regering zich natuurlijk blijven inzetten. Wanneer het gaat om de reële nulgroei van de begroting, is het natuurlijk ook van het allergrootste belang dat die reële nulgroei ook tot uiting komt in de deelbegrotingen, om het zo maar even te noemen, van de verschillende vakraden. Wij steunen daarin ook de benadering van de Nederlandse regering. Het deed mij dan ook deugd om te lezen dat de Griekse politica Melina Mercouri onze staatssecretaris Van der Ploeg een populistisch politicus noemde. Ik vond dat in dit verband naar aanleiding van de stevige opstelling van de heer Van der Ploeg wel een geuzennaam voor de staatssecretaris.

Het is irritant dat de voorzitter van het Europees Parlement naar Wenen komt en daar de regeringen van de lidstaten hekelt voor hun houding inzake de financiering van de EU. Waarom, zo vraag ik mij voorzichtig af, heeft de voorzitter van het Europees Parlement eigenlijk spreekrecht op de Europese Raad, wanneer hij daar met zulke politieke verklaringen komt, die per definitie niet namens alle leden van zijn parlement kunnen zijn afgelegd? U, voorzitter, zou dat nooit doen; dat weten wij van u. Waarom doet de voorzitter van het Europees Parlement dat wel? De mening van de VVD-europarlementariërs vertolkte hij in ieder geval niet. Of, zo vraag ik voorzichtig misschien niet helemaal terecht aan de regering maar dan maar in meer retorische zin, sprak hier toch meer een Spaans politicus dan een onafhankelijke parlementsvoorzitter?

Het is onduidelijk wat het Frans-Duitse pact voor de aanpak van de werkloosheid nu precies betekent. De minister-president, premier Kok, zei in radio-interviews dat het niets toevoegt aan de inderdaad vrij vage richtsnoeren die al eerder in Luxemburg zijn vastgesteld. Maar, zo lezen wij, Frankrijk en Duitsland willen bindende en verifieerbare kwantitatieve doelstellingen voor de Europese werkgelegenheid vastleggen. In het verslag dat wij van de regering hebben gekregen, staat dat Nederland openstaat voor nieuwe elementen in het kader van een uit te werken werkgelegenheidspact. Hier bestaat in onze ogen, zoals helaas zo vaak in Europa, het gevaar van een sluipend proces, waardoor eerdere afspraken kunnen worden uitgehold. Ik wil er nog een keer duidelijk over zijn: het is in de ogen van de VVD-fractie niet acceptabel wanneer op Europees niveau tot verdere regulering en bindende doelstellingen wordt overgegaan, terwijl terecht op nationaal niveau deregulering en flexibiliteit van de arbeidsmarkt vooropstaan. Wij vragen de regering te bevestigen dat zij zich zal blijven verzetten tegen verdergaande bindende Europese afspraken en regels op het gebied van de werkgelegenheid.

De fractievoorzitter van de PvdA, de heer Melkert, noemde afgelopen maandag in een toespraak voor Clingendael – ik mocht erbij zijn – het Europese werkgelegenheidsbeleid van de nieuwe Duitse bondskanselier een verademing vergeleken bij het beleid van oud-bondskanselier en terecht ereburger van Europa Kohl. 'Een verademing', zei de heer Melkert. De VVD-fractie houdt er toch eerder de adem bij in, maar zij is blij dat verstandige socialisten en sociaal-democraten, zoals premier Kok en premier Blair, ons tot op heden voor ademnood behoeden. Wij vragen, ook uit lijfsbehoud, om daaraan te blijven werken.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik vind het knap dat de heer Weisglas altijd zo mooi maar ook zo selectief citeert uit het werk van Ad Melkert. In dezelfde toespraak zei de heer Melkert dat die mooie plannen alleen maar een goede uitwerking kunnen krijgen als je niet tornt aan de randvoorwaarden van een heel gezond economisch beleid. De toespraak van de heer Melkert hield ook heel duidelijk een waarschuwing in aan het adres van de Duitse regering om zich te houden aan de strikte criteria die zijn afgesproken in Europees verband. Ik vind het vergezocht om daar iets anders in te zien.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Met alle respect, maar de heer Timmermans haalt twee dingen door elkaar. Enerzijds wijs ik op de ongerustheid die de VVD-fractie bij monde van fractievoorzitter Dijkstal al in een eerder stadium heeft geuit over het morrelen door de Duitse regering aan de EMU-criteria. Wat dat betreft vinden wij de heer Melkert, zijn fractie en ook de Nederlandse regering gelukkig aan onze zijde. De geluiden uit Duitsland zijn ook al wat bijgedraaid. Anderzijds wijs ik op de vraag of werkgelegenheidsafspraken in Europa al dan niet bindend moeten zijn. Dat is de benadering van bondskanselier Schröder. Daarvan zei de heer Melkert dat hij dit een verademing vond. Daarvan zeggen wij: breng ons niet in ademnood!

De EU-ministers van landbouw hebben afgelopen maandag toch besloten om zo'n 900 mln. voedselhulp aan Rusland te geven. Vorige week verzetten de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken zich daar nog zeer uitgesproken tegen, ook in het algemeen overleg en in het verslag van de een na laatste Algemene Raad. Ze verzetten zich daartegen, omdat de distributie in Rusland zeer slecht is en de hulp bij de maffia terecht zou kunnen komen. Zo werd het expliciet gezegd door de Nederlandse regering. Wat is er precies gebeurd tussen vorige week vrijdag en afgelopen maandag, als gevolg waarvan de Nederlandse minister van Landbouw, minister Apotheker, nu toch met de voedselhulp akkoord is gegaan?

De richting van de besluitvorming over een Europese veiligheids- en defensie-identiteit blijft in onze ogen onduidelijk. Daarom herhaal ik mijn onomwonden vraag of de regering kan bevestigen dat het voor Nederland slechts acceptabel is wanneer deze Europese veiligheids- en defensie-identiteit optreedt als Europese samenwerkingsvorm binnen de NAVO. Het laatste blijft, ook in het verslag dat wij hebben gekregen, onduidelijk.

De VVD-fractie juicht het zeer toe dat na vele jaren is besloten om dienstverlenende activiteiten van kappers, schoenmakers – de hakkenbar – en andere vergelijkbare activiteiten onder het lagere BTW-tarief te laten vallen. Een zeer langdurige VVD-wens gaat daarmee in vervulling. Wat dat betreft roep ik de jarenlange inspanningen van mijn oud-collega Jos van Rey en mijn helaas overleden collega Broos van Erp graag in herinnering.

De heer Van den Akker (CDA):

Voorzitter! Gezien de gebeurtenissen van afgelopen nacht in Irak maak ik eerst een opmerking vooraf. De CDA-fractie steunt het kabinet nadrukkelijk inzake het Amerikaans-Britse optreden in Irak. Wij steunen het kabinet ook in zijn opvatting. Wij staan wat dat betreft op één lijn met het kabinet.

Dan kom ik te spreken over de Europese Raad. Wij dachten dat dit een fluitje van een cent was. Bijna overal in Europa zitten socialisten, sociaal-democraten. Dan zou je verwachten dat die het onderling wel regelen en dat ze binnen de kortste keren overeenstemming bereiken over de uitstaande problemen in Europa. Met zoveel politieke geestverwanten verwacht je niet anders. Europa is echter niet veel verder gekomen onder het Oostenrijkse voorzitterschap. Bijna alle problemen zijn doorgeschoven naar het Duitse en Finse voorzitterschap in 1999. De Europese Raad is niet veel verder gekomen dan dat men nu weet waarover men het nog eens moet worden. Maar toch felicitaties aan het adres van premier Kok. De hakkenbar is gered!

Mevrouw de voorzitter! De CDA-fractie dringt er sterk op aan om onmiddellijk na ratificatie van het Verdrag van Amsterdam te beginnen met de onderhandelingen over de institutionele hervormingen en niet te wachten tot kandidaat-lidstaten op de stoep staan.

Dan heb ik nog een aantal opmerkingen over Agenda 2000. De CDA-fractie maakt zich grote zorgen over de voortgang van het Europese integratieproces. De kandidaat-lidstaten dreigen daar nu de dupe van te worden. Zij dreigen de dupe te worden van deze grootscheepse doorschuifoperatie; landen, met name in Oost-Europa, die vele jaren hebben moeten wachten op democratie, op vrijheid en op een beter economisch bestaan. Wat laten wij als Europese Unie die landen in de kou staan. Hoe schat de minister-president de kans in dat op 24 en 25 maart a.s. in Brussel inderdaad overeenstemming wordt bereikt over Agenda 2000? Dit pakket aan maatregelen kan slechts in z'n geheel worden goedgekeurd, zoals in de conclusies is verwoord.

In dit verband verwijs ik naar de waarschuwing van commissievoorzitter Santer en anderen, zoals de minister van buitenlandse zaken van Duitsland. In de Staatscourant van dinsdag stond de kop 'Duitsland voorziet grote chaos bij uitblijven van een akkoord over de Agenda 2000'. Zelfs minister Zalm verwacht dat het Duitse voorzitterschap er naar alle waarschijnlijkheid niet uit zal komen. Ook hierop graag een reactie van de minister-president. De CDA-fractie maakt zich ernstig zorgen dat een historische kans om tot een verenigd Europa te komen door de Agenda 2000-problematiek in gevaar wordt gebracht.

Mevrouw de voorzitter! Het verheugt de CDA-fractie dat nu toch voedselhulp aan Rusland wordt gegeven, ondanks de bezwaren van het kabinet hiertegen. Eerst heette het dat Rusland geen officiële aanvraag om voedselhulp had ingediend. Toen heette het dat er überhaupt geen voedseltekort was in Rusland. En vervolgens heette het dat niet al het voedsel op de goede plaats terecht zou komen, dat er her en der te veel aan de strijkstok zou blijven hangen. Geen misverstand: wij moeten er alles aan doen om ervoor te zorgen dat voedselhulp inderdaad op de plaatsen terechtkomt waar de tekorten bestaan, maar al die scepsis mag toch geen reden om die voedselhulp aan Rusland te weigeren? Gelukkig dacht ook de Europese Raad er zo over. Het is toch onze christelijke plicht om hulp te geven, ook al ben je er niet voor 100% zeker van dat alles op de juiste plek terechtkomt? Een oude pastoor bij ons in de parochie heeft eens gezegd: als je nooit goed belazerd bent geweest, dan heb je ook nooit goed gegeven. De heer Weisglas vraagt zich af wat er sinds vorige week is gebeurd, omdat de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken toen nog tegen waren en inderdaad nu toch is besloten om die voedselhulp te geven. Ik denk dat zij naar die boodschap hebben geluisterd.

Mevrouw de voorzitter! Dan kom ik bij de werkgelegenheid. Voor de CDA-fractie is onduidelijk wat er precies is afgesproken. Tijdens het algemeen overleg van vorige week heeft de minister-president de Kamer een brief aangereikt van de heren Schröder en Chirac over dit onderwerp. In die brief werd gesproken over Duitse wijn in Luxemburgse zakken. Wij hebben in dat overleg onze zorgen geuit over de groeiende behoefte van Europa – wij hebben dat ook tijdens de Cosac-vergadering kunnen ervaren – om vanuit Brussel allerlei werkgelegenheidsprojecten op te zetten. Ook de president van De Nederlandsche Bank, de heer Wellink, had zijn zorgen hierover uitgesproken in een artikel in het Algemeen Dagblad. In hoeverre is nu toch sprake van nieuw beleid? Ik refereer aan de conclusies over werkgelegenheidsrichtsnoeren op de pagina's 12 en 13. Ik constateer tegelijkertijd dat Frankrijk en Duitsland bindende en verifieerbare doelstellingen willen opnemen. De heer Lafontaine spreekt zelfs van een vermindering van 1 miljoen werklozen in het jaar 2002. In het verslag van de Europese Raad heeft minister-president Kok gesteld open te staan voor nieuwe elementen. Welke nieuwe elementen zijn dat? In een krantenartikel stelt de minister-president dat het pact niet meer dan een andere naam is voor het reeds bestaande werkgelegenheidsbeleid van de EU. In hetzelfde artikel wordt echter door een woordvoerster van de Europese Commissie gesteld dat het een jaar geleden onmogelijk was geweest de afspraken die nu in Wenen zijn gemaakt, te bereiken. Wie moeten we nu geloven? Kan de minister-president opheldering geven over wat precies is afgesproken?

De CDA-fractie is van mening dat het werkgelegenheidsbeleid in eerste instantie een beleid is van de nationale lidstaten zelf. Het dient gericht te zijn op loonkostenmatiging, verkleining van de wig, verlaging van de overheidsuitgaven en lastenverlichting. Dat kan alleen door de lidstaten zelf worden gerealiseerd en niet in Brussel. Kan de minister-president uitleggen wat wij hiervan moeten verwachten? Hoe is het werkgelegenheidspact van Duitsland te rijmen met het voorstel van een loonkostenstijging van 6,5% in de Duitse CAO's? De minister van Financiën vindt dit een buitengewoon goed idee en wil het voorstel van 6,5% graag ondersteunen, omdat hierdoor meer koopkracht ontstaat, wat gunstige gevolgen heeft voor de economie, waardoor de werkgelegenheid vervolgens weer bevorderd wordt. Enerzijds is er dus een werkgelegenheidspact en anderzijds een loonstijging van 6,5%. Ik kan deze zaken niet met elkaar rijmen. Ik hoop dat de minister-president deze vraag gesteld heeft tijdens de Europese Raad van afgelopen week.

Voorzitter! Bij de vergelijking van het concurrentievermogen van de Europese lidstaten worden onderwerpen vergeleken als infrastructuur, mogelijkheden voor startende ondernemers etc. Ik was hoogst verbaasd dat er geen vergelijking van het beroepsonderwijs in Europa – VBO, MBO, leerlingwezen – wordt gemaakt. Wij horen vanuit Brussel geluiden dat Nederland een van de slechtst scorende landen is. Als er één richtsnoer is waar wij werkelijk iets van het buitenland kunnen leren, is dat op het gebied van het beroepsonderwijs, omdat dat werkgelegenheid bevordert. Ik neem aan dat de minister-president met mij van mening is dat een goed beroepsonderwijs van cruciaal belang is voor onze economie. We lopen door een tekort aan vaklieden niet alleen tegen de grenzen aan van de economische groei aan, maar een goed beroepsonderwijs maakt ook dat mensen later niet op sociale voorzieningen zijn aangewezen. Vooral bij jongeren is de kans dat zij in het criminele circuit terechtkomen veel minder groot als zij een beroepsopleiding afgemaakt hebben. Zij hebben dan een baan. Wij hebben in Nederland een uitvalspercentage van 46 bij de beroepsopleiding. Hoe kunnen wij in Nederland zonder goed beroepsonderwijs in de sfeer van her-, om- en bijscholing kansen bieden aan de 1,5 tot 2 miljoen mensen die nog in een uitkeringsgerechtigdensituatie zitten? Dit is voor Nederland een schrijnend probleem. Als wij iets van het buitenland willen leren, hadden wij dit punt als richtsnoer moeten opnemen en vergelijkingen kunnen maken met andere landen in de Europese Unie. Kan de minister-president hierop reageren?

De CDA-fractie heeft de minister-president vorige week gevraagd de asielproblematiek nadrukkelijk op de agenda van de Europese Raad te plaatsen. Dat is helaas niet gebeurd. Dat is jammer, omdat dit voor Nederland een cruciaal probleem is. De hele problematiek is doorgeschoven naar het Finse voorzitterschap in de tweede helft van 1999, terwijl er onderwerpen te bespreken waren die helemaal geen jaar hoeven te wachten. Ik denk bijvoorbeeld aan de rechtvaardige verdeling, fair share van asielzoekers of de kosten van asielzoekers over de Europese landen. Waarom hebben wij dat punt niet op de agenda geplaatst? In het verslag van de Raad staat dat nu weer een groep van hoog niveau voor asiel- en migratievraagstukken wordt ingesteld. Waarom niet voor Nederland enkele wezenlijke punten aan de orde gesteld?

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Waar haalt de heer Van den Akker het vandaan dat er helemaal niet is gesproken over de asielproblematiek? Toen ik het dikke pak conclusies doorlas, had ik zelf het gevoel dat dit wel degelijk is gebeurd, maar dat men er niet uit is gekomen. Ik ben met de heer Van den Akker van mening dat het uitermate belangrijk is dat het wel moet gebeuren, maar het gaat mij iets te ver om te zeggen dat er niet over is gesproken. Waar haalt de heer Van den Akker dat vandaan?

De heer Van den Akker (CDA):

Er is inderdaad over gesproken, want er is een werkgroep in het leven geroepen die een rapport maakt. Dat duurt weer een jaar. De conclusies zullen wij bespreken tijdens het Finse voorzitterschap en dan zullen wij er onze mening over geven. Daar gaat minimaal een jaar overheen. De zaak is dus gewoon een jaar vooruitgeschoven, terwijl essentiële elementen daaruit, die fair zijn en waarvan andere landen zullen moeten toegeven dat ze fair zijn, toch heel goed hadden kunnen worden besproken. Daar hadden toch nu ook al conclusies uit getrokken kunnen worden? Wij hoeven toch niet te wachten tot er weer een dik rapport is en de hele zaak weer een jaar vooruitgeschoven is? Ik hoor graag van de minister-president of dit onderwerp aan de orde is geweest, met name de punten die vorige week tijdens het algemeen overleg zijn besproken, maar dat men er inderdaad niet uit is gekomen. Ziet de minister-president mogelijkheden om de discussie te versnellen, waardoor wij niet weer een jaar hoeven te wachten? Zijn er bijvoorbeeld mogelijkheden om op dit dossier op te trekken met de bondskanselier?

Mevrouw de voorzitter! De Europese Raad heeft een Frans-Brits plan verwelkomd over het Europese defensiebeleid. Ook de Nederlandse regering steunt dit initiatief. Ik hoor toch graag een nadere toelichting, want minister Van Aartsen heeft tijdens de begrotingsbehandeling gesteld dat hij de WEU wilde opknippen in een politiek deel en in een militair deel. Het eerste zou dan bij de EU moeten worden ondergebracht, het tweede bij de NAVO. De kern van het Frans-Britse plan is nu juist dat de EU een autonome actiecapaciteit krijgt en over een eigen analysecapaciteit, 'intelligence and strategic planning', moet kunnen beschikken. In de conclusies wordt dat 'geloofwaardig operationeel potentieel' genoemd. De uitspraak van de minister en het Frans-Britse plan staan op gespannen voet met elkaar. Ik krijg hierover graag uitleg van de minister-president. In dit verband is de CDA-fractie ook geïnteresseerd in de opvattingen van de VVD-fractie over deze ontwikkeling, gezien het feit dat de VVD heeft gestemd tegen de motie-Verhagen/Hoekema.

Mevrouw de voorzitter! Ik sluit af met een kleine gewetensvraag aan de minister-president. Stel, dat de minister-president zou worden gevraagd voor de hoge post van voorzitter van de Europese Commissie. Vindt hij dat hij zo'n belangrijke baan in het belang van Europa en van Nederland niet serieus in overweging zou moeten nemen?

De voorzitter:

Voordat ik het woord geef aan de heer Van Middelkoop, meld ik dat de gewijzigde motie-Van Middelkoop (26200-V, nr. 41) over toetreding van nieuwe lidstaten ook aan de orde is. Deze motie was aangehouden tot dit debat.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Mevrouw de voorzitter! Ik spreek mede namens de RPF-fractie.

Laat ik maar beginnen met het intrekken van de motie die u zojuist noemde.

De voorzitter:

Aangezien de gewijzigde motie-Van Middelkoop (26200-V, nr. 41) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Dit is mijn bijdrage aan de versnelling van de vergadering van vandaag, want er zijn al genoeg moties.

Mevrouw de voorzitter! Wenen lijkt, althans op dit moment, wat ingehaald door Bagdad. Ik heb er wel behoefte aan om mijn waardering uit te spreken voor het standpunt van de Nederlandse regering, dat ik onderschrijf voorzover dat mij vannacht en vanmorgen is geworden. Ik hoop dat de actie zowel snel als efficiënt kan verlopen, want als dat niet gebeurt en ook de impeachmentprocedure in Amerika verdergaat, kan dit leiden tot een aantasting van het gezag van het Amerikaanse presidentschap. Dit kan weer een aanmoediging betekenen voor mensen als Milosevic. Gisteren spraken wij nog over Kosovo en zo hangt het een mogelijkerwijs samen met het ander. Dan hebben wij ook een probleem, want datgene wat vannacht is gebeurd, kan dan meer een Europese aangelegenheid worden dan ons lief is.

Het was niet zo moeilijk om een typering te zoeken voor de top van Wenen. In een Oostenrijkse krant werd deze top aangeduid als 'der dutyfree Gipfel'. Kennelijk was dat een van de weinige herkenbare punten van de beraadslagingen in Wenen. Het was ook een van de meer ergerniswekkende punten. Ik ben de ergernis van de minister-president hierover tegengekomen in de kranten, dus daaraan hoef ik geen woorden vuil te maken.

Het heeft mij goed gedaan dat aan dr. Helmut Kohl de titel 'ereburger van Europa' is verleend. Hem is hetzelfde overkomen als Churchill destijds; het winnen van een oorlog om daarna afgedankt te worden door het electoraat, om het simpel te zeggen. Dat doet niets af aan zijn verdiensten. Het Europa dat hij voorstond, mag dan niet in alle opzichten het mijne zijn, zijn verdiensten voor dat Europa, dat breder is dan de Europese Unie, staan buiten kijf. Ik doel dan op de Duitse hereniging en het beëindigen van de Europese deling.

Ik heb vorig jaar in mijn vakantie zijn politieke memoires over de periode 1989-1995 gelezen. Daarin staat een heel mooi verhaal, dat perfect laat zien wat hem dreef, tegen de aarzelingen van mevrouw Thatcher en president Mitterrand in. Op een gegeven moment zat hij samen met de heer Gorbatchov aan de Rijn. Hij keek uit over het stromende water, wees daarop en zei: wat je ook zou willen proberen, dat water weet je nooit tegen te houden en dat geldt ook voor de eenheidswil van het Duitse volk. Als je op zo'n vitaal moment over zo'n beeld en zo'n overtuiging beschikt, kun je uitgroeien tot de grote politicus en staatsman die hij is geworden.

Doorpratend over personen: het overviel mij ook enigszins dat de heer Kok ineens kandidaat is gesteld voor het voorzitterschap van de Europese Commissie. Ik zou dat zelf ook wel willen doen, als dat de aandacht wat van hem zou kunnen afhouden. Ik begrijp best dat het moeilijk is om het tegen te houden als je naam naar voren komt. Ik zal niet vragen of het waar of niet waar is. Ik vraag wel of hij het politiek correct zou vinden als een zittende minister-president van Nederland tijdens de rit afscheid van ons zou nemen voor zo'n functie. Als ik hem de vraag zo voorleg, heeft zij een algemene strekking.

Dan heb ik nog een vraag over personen. Er is geen hoge vertegenwoordiger voor het GBVB aangewezen. Heeft dat te maken met het feit dat Amsterdam nog niet definitief is geratificeerd of met iets anders? Ik had dat eerlijk gezegd wel verwacht. Ik neem aan dat hiervoor meer dan voldoende personen potentieel in de rij staan.

Voor de conclusies van het voorzitterschap geldt: hoe minder nieuws, hoe meer tekst. Het viel mij op dat de conclusies steeds meer het karakter krijgen van gortdroge notulen, met één uitzondering. Ronduit pathetisch is wat aan het begin staat: strategie van Wenen voor Europa. Ik dacht: nu hebben wij het. Wij hebben ooit het congres van Wenen gehad en nu hebben wij de strategie van Wenen. Het congres van Wenen leidde tot een nieuwe politieke landkaart voor Europa, maar nu komt er een strategie. Bij het doorlezen bleek dat het gaat om een soort uitschuifschema, waarin met Habsburgse bombast het belangrijke werk naar de toekomst, in het bijzonder naar Duitsland en naar Finland wordt geschoven.

Ik vind het zorgelijk dat de Europese Unie nu weer voornamelijk met zichzelf bezig is. Dat zou ten koste kunnen gaan van de politieke overtuigingskracht en bereidwilligheid die nodig zijn om de ongekend belangrijke beslissing te maken over de uitbreiding naar Midden-Europa. Deze zal Europa geopolitiek, cultureel en economische aanzienlijk veranderen.

Het beeld mag niet ontstaan dat het allemaal nog veel langer kan duren. Hoe taxeert de minister-president dit? Een week of twee geleden hoorde ik bondskanselier Schröder zeggen: ik noem geen data. Nu lees ik in de krant dat de minister van buitenlandse zaken van de Bondsrepubliek, Fischer, zegt dat het zo snel mogelijk moet. Zo geformuleerd, is dat een goede uitgangspositie. Ik hoor hierover graag het oordeel van de Nederlandse regering.

De heer Fischer zei over Turkije, een gevoelig punt, dat de Europese Unie dat land concreet uitzicht moet geven op het lidmaatschap van de Europese Unie. Ik ben daar nooit voorstander geweest, zeg ik nog maar eens. Er was nu ook een nieuw argument aan toegevoegd, te weten dat de betrekkingen met de Turkse minderheden in de Europese Unie een belangrijk argument zouden zijn om Turkije te laten toetreden tot de Europese Unie. Ik hoor daarover graag het oordeel van de minister van Buitenlandse Zaken. Mijn oog valt nu op collega Karimi. Als je dit type argumentatie zou volgen, zouden de goede betrekkingen met onze collega er wellicht toe kunnen leiden dat wij ook een pleidooi gaan houden om Iran maar eens lid te laten worden van de Europese Unie. Ik neem aan dat wij daar beiden op dit moment geen voorstander van zijn.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter! Ik neem toch aan dat de heer Van Middelkoop het met mij eens dat Turkije een Europees land is?

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik ben bereid om die stelling tegen te spreken. Zij is te verdedigen, maar ik ben bereid om haar tegen te spreken. Voorlopig wil ik daar maar op insteken, zowel op cultureel-religieuze gronden als op historische gronden. Op geopolitieke gronden is dat wat lastiger, omdat het land lid is van de NAVO. Dat is dus gemengd.

De heer Timmermans (PvdA):

Daarover verschillen wij dus fundamenteel van mening, maar het voert te ver om hierover nu in debat te gaan. Ik wil wel het volgende aan de heer Van Middelkoop voorleggen. Als je uitgaat van mijn stelling dat het een Europees land is, moet je ook consequent zijn en de criteria die zijn afgesproken voor lidmaatschap van de Europese Unie, net zo goed op Turkije toepassen als op andere kandidaat-lidstaten. Zo simpel is het verhaal.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Dan weten wij in elk geval alletwee dat het nog ontzettend lang zal duren voordat Turkije inderdaad op een gelijke voet zou kunnen worden behandeld als thans bijvoorbeeld Tsjechië. Ik ben een keer in Istanboel geweest en vond het destijds zo aardig om met een bootje van Europa naar Azië over te varen. In die zin hebben wij, althans puur geografisch, dus alletwee een beetje gelijk. Het is een beetje Europa, maar het is nog veel meer Azië. Maar dat is natuurlijk maar een klein deel van de werkelijkheid.

Voorzitter! Mijn volgende punt is een wat curieuze tekst over het belastingbeleid. Ik lees iets over een versterkte samenwerking om schadelijke belastingconcurrentie te bestrijden. Maar dat mag weer niet gericht zijn op uniforme belastingtarieven. Waarom staat deze tekst er? Immers, zowel in het Verdrag van Maastricht als in dat van Amsterdam worden op dit gebied geen verdragscompetentie en wetgevende bevoegdheden gegeven. Dan moet je natuurlijk niet ook nog eens met het negeren van het subsidiariteitsbeginsel dit soort teksten over belastingtarieven en -maatregelen in conclusies aantreffen, want dan ga je via politieke aandrang wellicht datgene doen waarvan je eerder hebt gezegd dat je daar geen wetgevende competenties voor mag hebben. Ik hoor op dat punt dus graag opheldering.

Het goede nieuws is natuurlijk wel dat de Europese Commissie nu accepteert dat de BTW-tarieven voor arbeidsintensieve diensten worden verlaagd. Daar is in de Kamer ook door onze fracties vaak voor gepleit. Wat betekent dat voor Nederland en met ingang van welke datum kan zoiets z'n effect hebben voor de sectoren die het raakt? Men heeft daar uiteraard al verheugd op gereageerd.

Over het statuut voor de leden van het Europees Parlement kan ik opmerken dat het lekker opschiet, althans in Straatsburg. Ik heb tijdens het debat in de Kamer inzake de vorige top een motie ingediend die ertoe strekte om dat voor de komende Europese verkiezingen te regelen. Die motie is destijds Kamerbreed aanvaard. Is dat nog mogelijk voor de Europese verkiezingen? Nu is het woord aan de Europese Commissie en aan de Raad, dus het komt weer wat dichter bij ons. Kan de staatssecretaris aangeven wat de verwachtingen op dit punt zijn?

Ik wil nog iets zeggen over het institutionele aspect. Wij hebben al eerder gesproken over het kennelijke voornemen om een aantal raden te clusteren. Daar is ook al eerder over gesproken in de Raad. Wat is de stand van zaken? Ik ben gewoon nieuwsgierig naar de clusters die zullen plaatsvinden. Zo'n beslissing kan tenslotte ook een hoog politiek gehalte hebben.

Voorzitter! Ik heb ten slotte in de conclusies van het voorzitterschap gelezen dat tijdens de komende Europese Raad van Keulen een besluit zal worden genomen over de wijze en het tijdstip waarop de niet door het Verdrag van Amsterdam opgeloste institutionele vraagstukken zullen worden aangepakt die voor de uitbreiding moeten worden opgelost. Dat betekent dus dat je in een paar maanden tijd een heel vitale institutionele beslissing moet nemen ten aanzien van de procedure. Hoe zal Nederland daar een bijdrage aan leveren? Wat zal de Nederlandse inzet zijn? Ik hoor sowieso graag een weging van dit onderdeel van de conclusies.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Het is wat onwezenlijk om enkele uren na het begin van het Amerikaanse militaire ingrijpen in Irak over te gaan tot de orde van de dag en te spreken over de Weense top. Ik wil dat ook niet direct doen, maar allereerst zeggen dat de D66-fractie zich heeft gesteld achter het standpunt van de regering, waarbij steun is uitgesproken voor het Amerikaans-Britse ingrijpen. Dat ingrijpen drukt ons echter ook weer eens met de neus op de feiten en geeft aan hoe belangrijk internationale samenwerking is. Zonder dat is het oorlog.

Verfrissend was de Weense top niet. 'Futloos', zo werd de top zelfs genoemd. Toch kwam er wel een dik pak conclusies en statements uit tevoorschijn en werd oud-bondskanselier Kohl de eretitel 'ereburger van Europa' verleend. Zijn stempel op de Europese samenwerking is ook onuitwisbaar. Nog steeds heb ik het beeld voor ogen hoe vastberaden hij in 1989, kort na de val van de Muur, ondanks de vele waarschuwingen en ongewisheden toch voor de hereniging van Duitsland koos.

Helaas was het elan bij de top ver te zoeken, elan dat Europa zo nodig heeft om alle uitdagingen die te wachten staan, het hoofd te bieden. Het was vooral veel gekrakeel, ook over de financiën, maar dat was te verwachten. Het wordt wat benepen als het daarnaast vooral lijkt te gaan over alcohol: de deur die weer op een kier wordt gezet voor de voortzetting van taxfree shoppen ondanks wegvallende grenzen, tot ongenoegen van de minister-president en tot ongenoegen van D66. Eveneens noem ik in dit verband het weer niet tot stand komen van een akkoord met Zuid-Afrika, ondanks de plannen in Cardiff en ondanks de inzet van de minister-president.

De voorzitter van deze Europese Raad, Viktor Klima, constateerde na afloop van de top dan ook met enig gevoel voor understatement, dat de punten waarover men het eens is geworden, weinig talrijk zijn. De 'Wiener Strategie für Europa' is niet veel meer dan een waslijst vol intenties en opgeschoven problemen rond Agenda 2000 en de uitbreiding van de Unie. De Duitse voorzitter wacht een zware taak, maar niet alleen het Duitse voorzitterschap, doch ook de lidstaten, want zij moeten het samen eens worden. Misschien mochten wij dit keer ook niet veel verwachten, was het niet het moment voor grote visies. Nu ging het 'um das Fressen', de grondslag van de financiering van de Unie. Hopelijk komt niet al te veel later weer wel 'du moral', dat wil zeggen het Europese ideaal, aan bod.

Het waren vooral preliminaire gevechten in de strijd om Agenda 2000. Een niet geringe strijd. Het gaat ook om uiterst complexe problemen, om het hart van de Europese samenwerking, om institutionele aanpassingen, om een reële verdeling van lasten en om de uitbreiding. Op de top van 24 en 25 maart te Brussel moet dat alles zijn beslag krijgen. Dan is het alles of niets, erop of eronder. Bij mislukking zou het historische proces van de uitbreiding naar Oost-Europa tot staan worden gebracht, vreest Joschka Fischer. Deelt de minister-president die vrees?

Op zichzelf is het in het Europese gebruikelijk dat moeilijke besluiten pas genomen worden als ze echt onvermijdelijk zijn. Heeft Europa misschien zelfs crises nodig als het broodnodige duwtje in de rug, zoals Frans Boogerd in het Algemeen Dagblad van 11 december suggereert? Het is mogelijk, maar crises bergen ook het gevaar van het onbeheersbare in zich. Acht de minister-president zo'n duwtje waarschijnlijk en wellicht ook noodzakelijk?

De belangrijke inzetten van Nederland zijn bekend: stabilisatie van de Europese uitgaven op het niveau 1999 en een evenwichtiger lastenverdeling. De hamvraag is natuurlijk of en in hoeverre Nederland met zijn strategie nu is opgeschoten. Deugt deze, of moet ze worden bijgesteld? In ieder geval heeft het uitgangspunt van de regering bijval gekregen, maar wordt nu ook eendrachtig opgetrokken met de Duitse Bondsrepubliek en de andere nettobetalers, namelijk Oostenrijk en Zweden? Hoe liggen de verhoudingen tussen die landen? Is er sprake van zoiets als een breuk noord-zuid, zoals Le Monde van 13 december kopt: la fracture nord-sud? Of moet ik dit vooral vertalen als ernstige, maar niet onoplosbare tegenstellingen tussen de noordelijke en de zuidelijke lidstaten? Werkt een veto zoals onlangs door staatssecretaris Van der Ploeg over het Europees meerjarenprogramma cultuurbeleid uitgesproken, al dan niet contraproductief voor het wederzijds begrip en voor de onderlinge verstandhouding? Ziet de minister-president het Duitse voorzitterschap als een voordeel of als een nadeel voor ons streven naar een evenwichtige lastenverdeling? Een voorzitterschap brengt vaak met zich mee dat niet voluit voor eigen inzet kan worden gegaan vanwege de duurdere plicht de troepen bijeen te houden. Wij hebben daarmee in Amsterdam ervaring opgedaan. Daartegenover staat de kracht van het kunnen bepalen van de agenda. Hoe schat de minister-president deze tegenstelling?

Hoe is het gegaan met de structuurfondsen?

Ik kom te spreken over het correctiemechanisme ten aanzien van de Europese begroting. Er wordt toch niet weer gedacht aan de introductie van de rebategedachte waarvan het Verenigd Koninkrijk al jaren profiteert maar waar wij ons altijd tegen hebben verzet? Het is mij overigens niet duidelijk of die rebate tijdens de top nu wel of niet in discussie is gebracht. Premier Blair was blij dat er in de vergaderzaal niet over was gesproken. Betekent dat nu ook helemaal niet? The Financial Times van 11 december meldde dat de 'rebate could be up for negotiation', onderhandelbaar zou zijn. Wat kan hierover worden gemeld?

Het verbaast mij dat in het verslag ieder woord over de integratie Schengen in Europa ontbreekt. De conclusies zijn uiterst vaag. Dat doet weinig goeds vermoeden. Tijdens de behandeling van het Verdrag van Amsterdam had ik op dit punt al het bange voorgevoel dat deze integratie nogal wat voeten in de aarde zou hebben en dat geen keuze zou kunnen worden gemaakt ten aanzien van de rechtsgrondslagen van het Schengenacquis, waardoor het gehele terrein in de derde pijler zou blijven hangen. Hoe staat het daarmee? Hoe staat het met de integratie van het Schengeninformatiesysteem en het secretariaat? Is daar al wel sprake van enige vorderingen?

Een paar stappen die dan wel werden gezet. Er komt een werkgelegenheidspact, maar wat moet ik mij daarbij voorstellen tegen de achtergrond van de ook bij ons levende reserves, dat werkgelegenheid vooral een nationale aangelegenheid is? Is het meer dan die benchmarking by employment?

Er lijkt enige voortgang te zijn geboekt bij het belastinggebied: voornemens ten aanzien van belastingen op ondernemingen en een verruiming van energiebelasting. Wat nieuw is, is dat nu reeds de mogelijkheid wordt gecreëerd voor experimenten met een verlaagd BTW-tarief voor arbeidsintensieve diensten die niet blootstaan aan grensoverschrijdende concurrentie zoals de kappers en de schoenmakers. D66 is daarover verheugd; dat hebben wij al jaren gewild. De vraag is of Nederland vooraan zal staan bij het aanmelden van experimenten bij de Europese Commissie. Wat zijn onze plannen op dit punt? Wat ons betreft zo snel mogelijk een experiment van Nederlandse zijde.

Voorzitter! Er komt een aanzet voor een gemeenschappelijk veiligheidsbeleid conform Frans-Brits plan. Ik steun collega Weisglas, dat het binnen de NAVO moet gebeuren. Ik zou graag van de minister-president willen weten hoe hij dat ziet. De gebeurtenissen in Irak geven aan hoe lastig de Europese samenwerking en de gezamenlijke intenties op dit terrein zijn.

Ook mij verbaast het dat er toch voedselhulp aan Rusland wordt gegeven, terwijl er grote bezwaren tegen bestaan. Men zegt dat het contraproductief zal werken. Onder welke voorwaarden kunnen die negatieve kanten worden voorkomen en kan Rusland positief worden geholpen?

Ik betreur dat het altijd om geld draait. Het is moeilijk de burger duidelijk te maken waar het echt om gaat. Het gaat er natuurlijk om Europa gereed te maken voor de uitbreiding met Midden- en Oost-Europese landen. Het gaat om een breed Europees samengaan. In het wat warrige gekrakeel sneeuwt dat onder en dat vind ik jammer.

De heer Timmermans (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Evenals collega Scheltema bekruipt mij een wat onwerkelijk gevoel nu wij hier praten over een Europese top, terwijl ongeveer twaalf uur geleden de bombardementen op Irak zijn begonnen. Helaas heeft de zeer intensieve diplomatie die de afgelopen maanden in de richting van Irak heeft plaatsgevonden er niet toe geleid dat Saddam Hussein teruggekomen is op zijn schreden en zich gevoegd heeft in de eisen van de internationale gemeenschap. Daarom was het gebruik van geweld onafwendbaar en steunt mijn fractie de positie die de Nederlandse regering heeft ingenomen. Het is navrant dat het Iraakse volk weer de prijs moet betalen voor het wangedrag van zijn leider. Helaas is dat onafwendbaar.

Voorzitter! Zoals werd verwacht, heeft de Europese Raad van Wenen alle hete kolen doorgeschoven naar het Duitse voorzitterschap. Geheel volgens hun eigen plan hebben de Oostenrijkers kunnen voorkomen dat hun voorzitterschap door ongelukken werd ontsierd. Zo zijn zij als debutant-voorzitter zeker niet afgegaan. Evenmin zijn zij erin geslaagd de overvolle Europese agenda verder te helpen. De Wiener Strategie für Europa walst sierlijk om de problemen heen, maar geeft nog weinig aanzetten voor een oplossing van de grootste vraagstukken waar de Europese Unie zich in het komende jaar voor geplaatst ziet: Agenda 2000, de financiering en de uitbreiding. Toch vind ik het te gemakkelijk de Europese Raad van Wenen alleen op deze manier af te doen. Wenen heeft ook aanzetten gegeven voor nieuw Europees beleid op drie terreinen die tot voor kort nog algemeen buiten de discussie werden gehouden, omdat men vond dat Europa daarop niets te zoeken had, namelijk werkgelegenheid, belastingpolitiek en defensie. Deze aanzetten bewijzen dat het Europees integratieproces volop in beweging is, dat onder sociaal-democratische impuls Europa meer wordt dan markt en munt en dat degenen die beweren dat Europa af is en de droom van een steeds hechter Europa voorbij zich schromelijk vergissen.

Tegelijkertijd moet hierbij worden aangetekend dat alle mooie plannenmakerij als een te vroeg uit de oven gehaalde soufflé in elkaar zal zakken als niet snel tot besluitvorming over Agenda 2000 en alles wat daarmee samenhangt, kan worden gekomen. In dit verband ziet de nieuwe Duitse regering zich voor een haast onmogelijke klus gesteld: op 25 maart wil de Europese Raad blijkens de conclusies van Wenen alles in kannen en kruiken hebben. De Duitsers gaan de uitdaging niet uit de weg: in de komende maanden moeten spijkers met koppen worden geslagen en wij hebben allemaal gezien dat Joschka Fischer al met de hamer staat te zwaaien. Er zal dus hard worden gewerkt in de komende maanden en het zal heel spannend worden.

Voorzitter! Ik kom tot de werkgelegenheid. De top heeft een aanzet gegeven tot een werkgelegenheidspact dat in juni in Keulen door de lidstaten zal moeten worden ondertekend. De PvdA-fractie juicht het toe dat de Unie toenemende aandacht schenkt aan de verbetering van de inzetbaarheid, het aanpassingsvermogen, gelijke kansen voor mannen en vrouwen en het scheppen van banen. Benchmarking en het evalueren van goede praktijken vormen een aardig en nuttig begin, maar moeten worden versterkt door toetsbare doelstellingen en tijdschema's. Lidstaten mogen elkaar best afrekenen op hun werkgelegenheidsbeleid. Dit is in lijn met wat wij in Nederland al jaren doen en het is goed te constateren dat het in Europa nu ook die kant opgaat. Niemand kan meer heen om het besef dat een goed werkgelegenheidsbeleid een essentieel bestanddeel is van macro-economisch beleid en een voorwaarde voor duurzame en evenwichtige groei. Zo kan het 'pact voor werk' bijdragen aan het opvullen van een lacune die het Europa van markt en munt laat bestaan. Wat mijn fractie betreft, mag hierin ook best meer aandacht worden geschonken aan de bestrijding van langdurige werkloosheid. Is de regering voornemens speciale aandacht te schenken aan dit probleem?

Het valt ook toe te juichen dat is besloten de lidstaten in staat te stellen om te experimenteren met verlaagde BTW-tarieven voor arbeidsintensieve diensten. Nederland pleit hier allang voor en heeft de Europese partners nu weten te overtuigen. De regering verdient hiervoor lof. Het is natuurlijk prima dat met die verlaging van de BTW-tarieven in heel Europa banen kunnen worden geschapen, maar toch moeten wij ertegen waken dat een dergelijk instrument als panacee voor de werkloosheid wordt gepresenteerd. Oplossingen gaan verder dan alleen maar arbeidsintensieve diensten, waarvoor in het algemeen weinig scholing nodig is en waarvoor weinig wordt betaald. Er moet evenzeer worden ingezet op kwaliteit, op scholing en op verbetering van de aansluiting op alle segmenten van de arbeidsmarkt. Heeft de regering het voornemen om de Europese discussie ook op dit punt verder te stimuleren?

Voorzitter! De belastingpolitiek is van oudsher een terrein waarvan wordt beweerd dat vrijheid blijheid het beste is en dat Europa er geen toegevoegde waarde heeft. De PvdA is geen tegenstander van concurrentie; een zekere mate van belastingconcurrentie houdt bedrijfsleven en overheden scherp. In de afgelopen tijd is echter gebleken dat in heel Europa sprake is van schadelijke belastingconcurrentie. Wij juichen het toe dat op de top is besloten om hieraan iets te doen, maar tegelijkertijd roept dit feit wel een aantal vragen op. Zo moet het beleid leiden tot een aantal besluiten voor de Europese top in Helsinki. Is hierbij sprake van een Nederlandse strategie? Zijn zaken als een gedragscode, de belastingen op ondernemingen, de belastingen op spaartegoeden en een groener belastingstelsel allemaal binnen één strategie onder te brengen en hoe verhoudt een dergelijke strategie zich tot de belastingplannen van de Nederlandse regering voor de volgende eeuw? Ik vraag de regering hierover een overzichtsnotitie voor te bereiden, zodat het voor eenieder in deze Kamer duidelijk wordt waarover het gaat en wat de Nederlandse inzet zal zijn.

Voorzitter! Ik kom bij het vraagstuk van de Europese veiligheids- en defensie-identiteit. Natuurlijk is het prima dat de Europese Raad het Brits-Franse initiatief voor een Europese defensie-identiteit heeft overgenomen. Het is veelbelovend dat juist de twee lidstaten die bij dit onderwerp jarenlang diametraal tegenover elkaar stonden, nu samen het voortouw nemen. Mijn fractie zou het verwelkomen als de regering een notitie voorbereidt waarin zij haar standpunt over de plannen uiteenzet en aangeeft welke ontwikkelingen wij op dit vlak tegemoet kunnen zien. Op die manier wordt de Kamer in staat gesteld om zich tijdig, voor de top in Keulen, voor te bereiden op het debat.

Helaas moeten wij tegelijkertijd constateren dat wij nog erg ver verwijderd zijn van een Europese defensie-identiteit. De laatste twaalf uur hebben wij dit kunnen zien: met betrekking tot de actie in Irak staan Fransen en Britten weer eens diametraal tegenover elkaar.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! De heer Timmermans vraagt de regering om een notitie. Over welke Europese defensie-identiteit heeft hij het? Over een identiteit die uiteindelijk resulteert in een Europees leger dat los staat van de NAVO? Of moet de Europese defensie-identiteit gaan gelden als pijler binnen de NAVO?

De heer Timmermans (PvdA):

Ik heb het op dit moment over het laatste. Mijn fractie zou echter graag weten welke plannen de regering heeft, zodat hierover preciezer kan worden gepraat. Wij praten niet over een nieuwe, afzonderlijke Europese defensiemacht, maar over het versterken van de Europese identiteit binnen de NAVO.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Frankrijk en Engeland zijn de enige twee mogendheden binnen de EU die over het kernwapen beschikken. Heeft dit feit voor de heer Timmermans enige betekenis? Zit het originele niet daarin dat die omstandigheid in de Europese defensie-identiteit, waar de heer Timmermans zo positief over spreekt, moet worden ingebracht? Ik zou daarover graag zijn mening vernemen.

De heer Timmermans (PvdA):

Dat lijkt mij geen goede benadering. Europa is geen kernmacht en moet dat ook niet worden.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voor u mag dit dus nooit een definiërend kenmerk worden van de door u verlangde Europese defensie-identiteit, of zoals de heer Weisglas die noemt, het Europese leger.

De heer Timmermans (PvdA):

Vooralsnog lijkt mij die optie niet vruchtbaar.

De heer Van Middelkoop (GPV):

De kwestie is vrij academisch, maar ik noteer het woordje 'vooralsnog'.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik zie geen enkel argument voor een dergelijke benadering. Die taak ligt elders en is daar ook prima geregeld. Alleen in de NAVO dient naar onze opvatting de Europese identiteit te worden versterkt en uitgebouwd.

Voorzitter! Ik kom bij de uitbreiding en Agenda 2000. Besluitvorming over Agenda 2000 en de krachtdadige voortzetting van het uitbreidingsproces zijn de twee belangrijkste lakmoesproeven voor de Europese samenwerking in het komende jaar. Over het laatste merk ik op dat de conclusie over de uitbreiding geheel in lijn is met het voorstel van de Commissie. Definitieve beslissingen over aanpassing en het uitbreidingsproces zijn uitgesteld tot de tweede helft van het volgende jaar, hetgeen betekent dat Letland, Litouwen en Slowakije, om er maar een paar te noemen, voorlopig zullen moeten wachten voordat ook zij toetredingsonderhandelingen kunnen voeren. Dat is prima, want het is in lijn met hetgeen de Nederlandse regering wil. Wij steunen dat. Teleurstellend is echter wel het weinig wervend karakter van de conclusies. Het had zeker geen kwaad gekund als de Europese Raad zich wat duidelijker voor uitbreiding had uitgesproken. Nu zou men de indruk kunnen krijgen – ik hoop ten onrechte – dat de uitbreiding een onderdeel is van de hele discussie over de financiering en de hervorming, en dus kan worden gebruikt als onderhandelingsobject in dat traject.

Noch met de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, noch met de aanpassing van de structuurfondsen zijn vorderingen geboekt. Dat is te betreuren. Nederlands voornemen om de uitbreiding als het ware buiten deze discussie te houden, dreigt zo te stranden. De Partij van de Arbeid houdt onverkort vast aan het standpunt dat de uitbreiding niet het slachtoffer van onze rekenmeesters of van de noodzaak van interne hervormingen mag worden. Overigens realiseren wij ons terdege dat de regering hier zeer behoedzaam zal moeten manoeuvreren. In een situatie waar alles met alles wordt verbonden, verzwak je al snel je eigen positie als tevoren duidelijk is waar je onderhandelingslimieten liggen. Wij hebben daarvoor begrip.

Er was over de financiering geen sprake van slaande ruzie, maar er is dit weekeinde ook geen einde gekomen aan het verschil in opvatting inzake de financiering. Premier Dehaene vatte het mooi samen toen hij zei: 'Niemand wil meer betalen, sommigen willen minder betalen, niemand wil minder ontvangen en wij moeten allemaal meer gaan uitgeven voor het uitbreiden. Ga er maar eens aan staan.' Hoewel Nederland zich nu kan verheugen in een stevige Duitse positie en ook in groeiende steun van Frankrijk, staan de zuidelijke lidstaten, waarvan Italië wellicht iets minder maar in ieder geval wel Ierland en het 'perfide' Luxemburg erbij, als ik het goed lees lijnrecht tegenover ons, de nettobetalers. Het zou zeer slecht zijn voor het Europese integratieproces, voorzitter, indien er nu een fundamentele controverse tussen noord en zuid zou gaan ontstaan. Immers, de geschiedenis van de Europese integratie leert ons dat aan het proces van die integratie een dubbele consensus ten grondslag ligt: een consensus over de fundamentele vragen tussen Frankrijk en Duitsland, de oost-westconsensus, en een noord-zuidconsensus over de handhaving van de solidariteit tussen het noorden en het zuiden. Hieraan wordt nog een derde consensus toegevoegd, namelijk die tussen de bestaande lidstaten en straks de nieuwe. Deze drie vraagstukken zullen voortdurend in evenwicht moeten worden gehouden en dat zal een heel zware klus zijn.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter! Welke politieke consequenties trekt de PvdA hieruit? De heer Timmermans geeft treffend aan hoe premier Dehaene dat naar voren heeft gebracht. Hij staat ook achter het standpunt van de Nederlandse regering over de bezuinigingen. Maar hij ziet ook dat er compromissen gesloten moeten worden. Waar ligt nu de grens voor de PvdA?

De heer Timmermans (PvdA):

Het antwoord op uw vraag komt over een paar zinnen en ik hoop dat u mij toestaat om mijn betoog voort te zetten. U hoort het dan vanzelf.

Het is geen gemakkelijke opgaven en die wordt nog eens moeilijker gemaakt door een heel nieuwe ontwikkeling. Voor het eerst in de geschiedenis kunnen wij namelijk de meningsverschillen niet oplossen door er in de allerlaatste fase van de onderhandelingen gewoon een zak geld bij te doen. Dat gebeurde altijd in het verleden, maar dat kan voor het eerst niet meer. Er moet juist minder geld naartoe. Dat maakt het vinden van een compromis nog moeilijker. Dan komt ook nog eens de Britse rebate in de discussie; kortom, er ligt een kluwen van problemen. Maar ik wil niet al te somber te worden, want kunnen wij nu vaststellen dat Nederland niet meer alleen staat en dat zij voorlopig min of meer een beetje kan meeliften op de Duitse bagagedrager. Toch zie ik ook hier weer een addertje onder het gras. Hoewel voorlopig onze belangen met Duitsland gelijk oplopen, dreigt dat te veranderen als over de structuurfondsen wordt onderhandeld. Duitsland is in veel opzichten een nettobetaler, maar het zou wel eens via de structuurfondsen een heel eind zijn gelijk kunnen halen. Er zijn in de voormalige DDR veel gebieden die voor categorie 1-steun in aanmerking komen. In het herderlijk schrijven van de bondskanselier en de Franse president aan de vooravond van de top hebben de Duitsers en de Fransen samen gezegd dat zij categorie 1 flink willen oprekken. Dat zou beide landen een hoop geld kunnen opleveren. Het zou het Duitse probleem kunnen oplossen, maar dat betekent dan wel dat het samen optrekken met Duitsland voor Nederland onmogelijk wordt. Daarom zal Nederland ook de eigen lijn goed in de gaten moeten houden.

Een besluit over reële nulgroei behoort nog steeds tot de mogelijkheden van het Duitse voorzitterschap. Daarmee is geen oplossing gevonden voor de onderliggende onevenwichtigheid in de begroting, maar er kan wel substantieel op de uitgaven worden bespaard. Zo kan een goede basis worden gelegd voor verdere onderhandelingen.

Het einddoel van de financieringsonderhandelingen is volgens de Weense slotverklaring een eerlijke, uitgebalanceerde en aanvaardbare uitkomst die is gebaseerd op solidariteit en budgettaire gestrengheid. Volgens de pers zou de minister-president hebben gezegd dat je met wat goede wil in het woordje 'eerlijk' een tegemoetkoming aan Nederland kunt lezen. Voor de PvdA-fractie betekent 'eerlijk' ook dat alle lidstaten bereid moeten zijn tot het vinden van een compromis, zo zeg ik in de richting van mevrouw Karimi. Dat geldt niet alleen voor Nederland, maar ook voor Spanje en voor het Verenigd Koninkrijk. Iedereen zal water bij de wijn moeten doen. Alleen als iedereen bereid is om constructief mee te werken aan een compromis, kan worden voorkomen dat de besluitvorming ernstig wordt vertraagd en dat daardoor de uitbreiding in het gedrang komt. Is de regering het met mijn fractie eens dat Nederland zich zal moeten aansluiten bij het Duitse streven om het maximale te doen teneinde besluitvorming in het voorjaar mogelijk te maken?

Op aandringen van Groot-Brittannië, dat steun verwierf van onder meer Duitsland, Frankrijk en Spanje, wordt het afschaffen van belastingvrije winkels even uitgesteld en wordt gekeken naar de consequenties voor de werkgelegenheid. Belastingvrij winkelen is in strijd met het principe van de interne markt en er is sprake van oneerlijke concurrentie. De Nederlandse regering is daarover helder geweest. Wij steunen dat standpunt. Hoe gaat het nu verder? Het blijft een beschamend schouwspel, maar wat gaat er nu gebeuren? Het schouwspel wordt in mijn ogen nog beschamender als je leest dat over dit onderwerp tijdens het diner op vrijdag een uur is gesproken, terwijl de crisis in Rusland in een halfuur werd afgedaan. In mijn ogen blijkt daaruit een zekere onevenwichtigheid in de afweging van belangen. Gelukkig staat er in de conclusies dat er uitvoerig over Rusland is gesproken, dus ik neem aan dat er meer dan dat halfuurtje over is gesproken. Anders zou je het idee kunnen krijgen dat er wel erg kort door de bocht is besloten om door te gaan met het verstrekken van voedselhulp. Wat zijn nu de adequate controlemechanismen bij die voedselhulp waarover een afspraak is gemaakt? Is aan de Nederlandse eisen in voldoende mate tegemoetgekomen? Naar het oordeel van mijn fractie blijft het een uiterst riskante onderneming, waarvan de voordelen niet of nauwelijks opwegen tegen de nadelen. Ook mijn fractie wil er alles aan doen om de Russische bevolking te steunen, maar de vraag is of dit het beste instrument is. Ik krijg graag een toelichting.

Het is goed dat de Europese Raad het Nederlandse initiatief heeft verwelkomd voor een taskforce voor asiel- en migratievraagstukken. Er zijn naar mijn smaak weinig onderwerpen waarbij zo duidelijk is dat alleen een Europese aanpak een oplossing kan bieden voor de grote problemen waarvoor wij ons geplaatst zien. Kan de regering aangeven hoe de voorbereidingen van deze taskforce nu gestalte krijgen? Welke rol is hierbij weggelegd voor de Europese Commissie? Wat wordt hierbij van de lidstaten verwacht? Zal Nederland hierin het voortouw blijven nemen?

Het is goed dat het Europees Parlement erin is geslaagd een statuut te ontwerpen dat misschien niet op alle onderdelen een schoonheidsprijs verdient, maar dat toch een transparante situatie tot stand brengt wat de salarissen betreft, schadeloosstellingen of hoe je het ook moet noemen. Het is van groot belang dat deze kwestie zo snel mogelijk wordt geregeld, zodat de campagne voor de verkiezing van het Europees Parlement niet nodeloos wordt belast met een relatieve bijzaak die een absolute hoofdzaak dreigt te worden als die kwestie niet wordt geregeld. Welke stappen denkt de regering te nemen om een spoedige afronding mogelijk te maken?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter! Ik begin ook met een aantal opmerkingen over de actie die op dit moment tegen Irak gaande is, want de eerste slachtoffers zijn helaas al gevallen. Er bestaat natuurlijk overeenstemming over het karakter van het regime van Saddam Hussein; er is geen twijfel mogelijk over de vraag om wat voor een regime het gaat. Voor mijn fractie is ook duidelijk dat Saddam Hussein niet langer spelletjes mag bedrijven met de internationale gemeenschap. De vraag is wat de goede strategie is tegen het probleem van de massavernietigingswapens en de ontmanteling daarvan. Volgens mijn fractie blijkt, ook uit vorige problemen rond Unscom, dat het ontmantelen van massavernietigingswapens met het huidige regime in Irak haast onmogelijk is. De strategie zou dan ook eigenlijk het omverwerpen van het regime van Saddam Hussein moeten zijn; deze conclusie werd de vorige keer ook door de Amerikanen getrokken. De vraag is dan of de actie die sinds gisteren wordt gevoerd, een juist en effectief middel is om het doel van het omverwerpen van het regime van Saddam te bereiken. Volgens mijn fractie is dat niet het geval en zou daarvoor een andere manier moeten worden gezocht. Als Saddam de actie immers overleeft, komt hij waarschijnlijk als enige en grote overwinnaar van de actie naar buiten. Het Iraakse volk, dat door het regime gegijzeld is, zal dan nog steeds gegijzeld blijven. Wij zetten ook vraagtekens bij de proportionaliteit van de actie die nu gevoerd wordt, alsmede bij de legitimiteit ervan. Drie van de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad hebben zich er namelijk tegen uitgesproken.

Ik kom dan op de Europese Raad van Wenen. 'EU tilt moeilijke besluiten over de jaarwisseling heen', 'Nu even het geld, straks weer Europa', 'Kok voorziet crisis in EU over financiën', aldus de krantenkoppen over de top van Wenen. Dat is niet echt hoopgevend. Kan de minister-president aangeven wat nu eigenlijk de meerwaarde van deze top was, behalve dat Kohl terecht de titel ereburger van Europa heeft gekregen? Mijn vraag is ook of Jacques Delors de volgende wordt, want dat zou ook op zijn plaats zijn.

Dan wil ik een aantal opmerkingen maken over de financiële perspectieven. Men heeft voornamelijk de agenda's voor het komende jaar volgeboekt met maar liefst vier toppen, waarvan de eerste in maart over het geld van Agenda 2000 gaat. Als die hobbel niet in één keer genomen wordt, kunnen al die prachtige inhoudelijke toppen ook wel worden vergeten. Dan is het gewoon een jaar ruzie. Te eng gedefinieerd nationaal eigenbelang kan meer stukmaken dan je lief is. De positie van Nederland is hierbij niet echt constructief met een open en bloot van tevoren ingeboekt bezuinigingsbedrag en het gehamer op de reële nulgroei. Een onpartijdige voorzitter is Duitsland ook al niet. Afgesproken is dat iedere lidstaat compromisbereidheid moet tonen. Mag ik vragen waaruit de Nederlandse compromisbereidheid zal bestaan? Zal daaruit, naast het financiële eigenbelang, ook de verantwoordelijkheid voor het gezamenlijk project Europa blijken?

In The Financial Times van vanochtend stond een interview met de Duitse minister van financiën, Oscar Lafontaine, waarin hij zijn compromisbereidheid voor het financiële probleem koppelt aan de belastingkwestie. Hij zegt: als de oneerlijke concurrentie op het terrein van belastingen wordt opgelost, zou dat voor Duitsland aanleiding zijn om niet meer te hameren op een lagere afdracht aan de Europese Unie. Ik zou de minister-president willen vragen of de houding die de Duitse regering nu blijkbaar aanneemt ook tijdens de Europese top kenbaar is gemaakt. Wat is de reactie van de minister-president hierop?

In het verslag staat dat alle taboes op tafel moeten komen. Kan de minister-president die taboes benoemen? Zijn er taboes die wij nog niet kennen?

Ik dank de staatssecretaris voor zijn informatieve brief over de accessiesteun en de preaccessiesteun. Toch wil ik weten of de 75 mld. aan verplichtingen voor deze steun daadwerkelijk wordt omgezet in betalingen tot en met 2006. Ondertussen blokkeert Nederland begrotingsvoorstellen, zoals dat met betrekking tot het cultuurprogramma vanaf 2000. Als er in maart geen besluit valt, wat gebeurt er dan? Is er dan geen Europees cultuurbeleid meer? Kan de regering aangeven voor welke programma's hetzelfde geldt op dit moment?

Wenen gaf weer een rituele werkgelegenheidswals te zien. Veel passen op de plaats als het gaat om de werkgelegenheid. Wij zijn geneigd om de nieuw afgesproken werkgelegenheidshulp positief te benaderen. De eerste top daarover verleden jaar in Luxemburg was min of meer door Frankrijk afgedwongen, maar nu zullen er resultaten moeten worden geboekt. Dat is pure winst. In de conclusies van Wenen wordt gesproken van gekwantificeerde doelen en termijnen voor de werkgelegenheid. Het Duitse voorzitterschapsprogramma spreekt van verbindende en verifieerbare voorstellen. Zijn dit elementen die Nederland ook voorstaat? Ik hoop het van harte. In de brief van Schröder en Chirac wordt gesproken over het geven van een opdracht aan de Algemene Raad om het werkgelegenheidspact voor te bereiden. Gebeurt dat? In het verslag staat dat er uitgebreid over sociale maatregelen is gesproken, waaronder werkgelegenheid. Welke andere sociale maatregelen zijn besproken?

Ik herinner de minister-president aan mijn verleden week niet beantwoorde vraag over de onterechte angst, met name in Duitsland, voor een vrij verkeer van werknemers van de nieuwe Oost-Europese lidstaten en de daarbij behorende noodzaak van een Europees minimumloon. Dat betoogde premier Jospin onlangs ook. Is dat in het rijtje taboes aan de orde geweest? Wat vindt Nederland daarvan?

GroenLinks betreurt het zeer dat de aanbeveling van commissaris Van den Broek om met Letland te spreken over een IGC als de vorderingen zo snel blijven gaan, niet is overgenomen. Waarom zou je een land wat dat betreft ontmoedigen door 1999 in die zin uit te sluiten? Dit staat ook haaks op wat de regering bij monde van de toenmalige minister Van Mierlo altijd heeft beweerd.

De top van Wenen vond plaats op een historisch moment, namelijk aan de vooravond van de definitieve start van de euro. Het monetaire Europa is vanaf nu voornamelijk nog een uitvoeringsprobleem. Het economische, of liever het sociaal-economische Europa ligt echter nog als een leeg vel op de tekentafel. Wat dat betreft was deze eerste sociaal-democratische top een teleurstelling. Maar wat niet is, kan altijd nog komen, bijvoorbeeld op de belastingtop in juni in Keulen. Mijn fractie vindt het geven van uitstel aan de taxfreesector een slecht voorteken. Het geeft die sector ten onrechte hoop. Regels zijn toch regels, mag ik hopen. Het scheelt 4 mld. aan belastingen per jaar en het is een premie op extra vliegmobiliteit. Iets hoopgevender was, na meer dan tien jaar getouwtrek, de instemming met een experiment over het lage BTW-tarief voor arbeidsintensieve diensten. Ik vraag de minister met nadruk of alle reparatiediensten voor Nederland deel uitmaken van het experiment, dus ook fietsenmakers. Heeft de minister het ook over een energieheffing gehad toen er over belastingplannen werd gesproken? GroenLinks mist in de vrije rij van inhoudelijke topics voor 1999 tot haar verdriet het milieu.

In het najaar komt er een extra top over de ruimte voor vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Mijn fractie vindt dat te laat. Het schuift de door Nederland aangekaarte asielproblematiek een jaar vooruit. Ondertussen constateer ik tot mijn spijt dat de negatieve beleidsconcurrentie tussen de lidstaten als het om migratie- en asielbeleid gaat, onverminderd doorgaat. Bovendien behelst die ruimte een menigte aan onderwerpen tot aan de Russische maffia toe. Welke garantie is er dat er ook daadwerkelijk iets gebeurt en het geen vrijblijvende verkennende top wordt. Heeft de Europese Raad bijvoorbeeld de JBZ-raad of de Commissie een duidelijke opdracht gegeven? Zo ja, welke?

Voorzitter! Mijn fractie had dan ook graag het onderwerp gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid op de top in juni gezien en het nu geplande defensiedebat later. Dat kan, hoe belangrijke het ook is, nog wel even wachten. De eerste stap voor een mogelijk doortastender gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, namelijk het benoemen van mijnheer of mevrouw GBVB, is immers vooruitgeschoven. Graag een verklaring voor dit manifeste gebaar van gebrek aan gevoel voor urgentie. Graag wil ik ook weten waarom het defensieonderwerp plots zo snel moet. Ik dacht toch niet dat de val van de regering-Blair te voorzien is?

Tot slot kort wat vragen over de buitenlandse kwesties, te beginnen met het Midden-Oosten. Jasser Arafat was te gast in Pörtschach. De premier maakte zich toen hard voor meer steun aan de Palestijnen. Toen kon echter vanwege het informele karakter niets besloten worden. Waarom is dit nu dan in Wenen niet gebeurd? Zeker gezien de mislukte top van Clinton is meer steun een belangrijk signaal vanuit Europa.

Wat de voedselhulp aan Rusland betreft sluit ik mij aan bij vorige sprekers.

De heer Weisglas (VVD):

Ik hoor u praten over 'meer steun' aan de Palestijnen. Laat er geen misverstand over bestaan, de VVD-fractie is ook voorstander van steun, maar zou u eigenlijk niet moeten zeggen 'nog meer steun'? Europa is nog steeds de grootste donor en heeft al ongelofelijk veel steun toegezegd op verschillende conferenties. Dus zou het niet beter zijn als u zegt 'nog meer steun'?

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik heb er geen moeite mee om dat te zeggen. Mij gaat het erom dat de minister-president steun aan de Palestijnen toegezegd heeft in Pörtschach. Ik vraag de minister-president of deze toezegging nader geconcretiseerd is.

Voorzitter! Een onderwerp dat ik ontzettend belangrijk vind betreft de situatie in Centraal-Afrika, in Congo. Daar is blijkbaar over gesproken. Nederland zou volgens minister Van Aartsen een voortrekkersrol spelen bij het organiseren van een EU-conferentie over het conflict in Centraal-Afrika. Dat juichen wij natuurlijk van harte toe. De minister heeft aangegeven dat Nederland mede gezien het feit dat wij goede contacten met Afrika onderhouden en er geen sprake is van een koloniaal verleden, een positieve rol kan spelen. Is er al vooruitgang geboekt op dit punt? Het is namelijk pijnlijk stil rondom de genocide en etnische zuivering die onverminderd gaande is in Afrika. Opnieuw een teken van het onvermogen van de economische reus Europa om daadkrachtig op te kunnen treden bij conflicten. Hierop krijg ik graag een reactie van de minister van Buitenlandse Zaken.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter! Dit debat ligt duidelijk in de schaduw van de recente gebeurtenissen in het Midden-Oosten. Het bedroeft de SGP-fractie dat geweld nodig bleek. Helaas moeten wij zeggen dat deze acties nodig waren, volledig gerechtvaardigd waren door de provocaties van de dictator Saddam Hussein. De internationale gemeenschap heeft de uiterst gevaarlijke en bedreigende provocaties van Iraakse zijde al veel te lang gedoogd. Wij zijn blij met de snelle en positieve reactie van de Nederlandse regering bij monde van minister Van Aartsen. Steun aan Amerika en het Verenigd Koninkrijk die toch weer de kastanjes uit het vuur moeten halen, vinden wij zeer op z'n plaats. Des te treuriger is de opnieuw geëtaleerde verdeeldheid in Europa, met name de Franse reactie. Wij willen daar krachtig afstand van nemen en hopen dat de regering duidelijk uiting zal geven aan de teleurstelling over de Franse opstelling. Wij horen hier vaak roerende verhalen over een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, maar in de praktijk blijkt daar op cruciale momenten absoluut geen sprake van te zijn. In dit geval is het een zeer schadelijke actie van Frankrijk.

Voorzitter! Ik kom nu bij de top van Wenen, waarover wij gesproken hebben, volgens vele berichten een mislukte top. Hoe je het ook bekijkt, er is niet veel tot stand gekomen. Een enkel klein punt kan misschien positief begroet worden – ik kom daar nog op terug – maar alle wezenlijke kwesties zijn vooruitgeschoven. Een positieve noot is misschien dat wij uit de berichten hebben kunnen constateren dat wij een toenemende steun zien voor de Nederlandse visie op het punt van de toekomstige financiering van Europa. Graag hoor ik daar een reactie van de minister-president op. Dat is op zich een goede zaak. Nederland zet zich in voor het invoeren van een generiek correctiemechanisme. Ook enkele andere landen waaronder Duitsland gaan zich steeds duidelijker verzetten tegen excessieve nettoposities. Mijn vraag is echter of dit niet leidt tot een nieuwe patstelling binnen de Unie. Hadden we vroeger een tweedeling, rijke noordelijke en arme zuidelijke lidstaten, we krijgen er nu een groep arme lidstaten bij in het licht van de komende uitbreiding met de Oost-Europese kandidaat-lidstaten. Dat schept met name in het licht van de financiering een bijzonder moeilijke positie. Stabilisering van de EU-uitgaven zonder dat financiering van de uitbreiding en Agenda 2000 in de knel komen, zou wel eens ten koste kunnen gaan van de ontvangsten van Zuid-Europese landen uit structuurfondsen en cohesiefonds. Het is maar zeer de vraag hoe daar een voor ieder aanvaardbare oplossing in gevonden kan worden. Onze fractie is in ieder geval van mening dat het proces van uitbreiding in oostwaartse richting onverminderd voortgang moet hebben, maar dat tegelijkertijd gestreefd moet worden naar invoering van generieke correctiemechanismen, zodat netto-uitgaven en -ontvangsten meer in evenwicht komen. Ook strikte begrotingsdiscipline op Europees niveau is van groot belang. Het bevriezen van de uitgaven is dan ook zeker noodzakelijk. Ik heb begrepen dat ook daarvoor een toenemende steun is.

Voorzitter! Het probleem is de financiering van de uitbreiding. Ik hoor graag de reactie van de regering op dit spanningsveld. Ik wijs op het recente AIV-advies 'Europa inclusief 2'. Ik zal dit kortheidshalve niet aanhalen. Wij steunen de regering in haar inzet voor begrotingsdiscipline en invoering van een nettobegrenzer, maar blijven met de vraag zitten hoe de kosten van uitbreiding hier verantwoord een plaats in kunnen vinden.

Voorzitter! Onze fractie hecht aan een goed en zorgvuldig beheer van de Uniegelden. Wij hebben daar ook in deze discussies meerdere malen voor gepleit. Vandaag zal het Europees Parlement stemmen over de verantwoording van de Commissie voor 1996. Daar is nogal wat over te doen. Volgens de persberichten van hedenmorgen heeft de Europese Commissie zelfs met opstappen gedreigd. Dat is nogal wat. Het is in ieder geval duidelijk dat er nog steeds veel te verbeteren valt aan de verslaglegging op financieel gebied, de beheersing van de uitgaven, de zorgvuldigheid en regelmatigheid van het financieel beheer in Europa. Ik wil daar in dit debat nog eens extra aandacht voor vragen van de Nederlandse regering.

Voorzitter! Wij constateren met treurnis en zorg dat op de top van Wenen toch weer een aantal taboes doorbroken lijken te zijn. De federale tendensen – waar de nieuwe socialistische regeringen zeker debet aan zijn – zetten weer door. Terreinen die tot nu toe niet als terreinen voor integratie werden betiteld, schijnen dat nu wel te worden. Ik denk aan de belastingpolitiek, het werkgelegenheidsbeleid en defensie, waar ik zo afzonderlijk op terugkom. Ik heb begrepen dat er zelfs een Europees sportbeleid wordt ontwikkeld. Voorzitter! Waar zijn wij nu toch allemaal mee bezig! Over subsidiariteit gesproken! Ik neem aan dat de regering dit soort ontwikkelingen zeer kritisch blijft volgen. Wij constateren dat de Unie steeds meer terreinen gaat opslokken en er van beperking van de Unie tot de economische kerntaken, waar wij altijd voor gepleit hebben, steeds minder sprake lijkt te zijn.

Voorzitter! Dan een zeer kritische opmerking over het werkgelegenheidsbeleid. Onze fractie verwacht niets van een pact voor werkgelegenheid. Ik dacht dat de Nederlandse regering nog niet zo lang geleden ook tamelijk kritisch was op dat soort ontwikkelingen en dat de minister-president gezegd heeft: Europa schept geen banen. Nu schijnt ook hij 'om' te zijn en de nieuwe ontwikkeling te steunen. Graag een verklaring voor deze koerswijziging. Wij zien daar niets in.

Voorzitter! Ik blijf nog even bij het financiële hoofdstuk. Wij zijn positief over het besluit om de lidstaten in de gelegenheid te stellen te experimenteren met verlaagde BTW-tarieven voor arbeidsintensieve diensten, die niet blootstaan aan grensoverschrijdende concurrentie. Nederland heeft zich daar terecht altijd warm voor gemaakt en de SGP steunt dat van harte. Wij nemen aan dat de regering deze mogelijkheid nu ook met spoed gebruikt en deze verkregen ruimte volledig benut.

Voorzitter! Mede in het licht van nieuwe initiatieven van Frankrijk en Duitsland zeg ik in dit debat graag dat mijn fractie absoluut tegen een eigen Europese defensie-identiteit is. Naar onze mening dient het Europese veiligheidsbeleid blijvend verankerd te zijn in de NAVO. Ook recente ontwikkelingen zoals in Kosovo hebben alleen maar aangetoond dat de EU geen eigen potentieel heeft om complexe militaire operaties uit te voeren zonder Amerika, maar ook zonder de eenheid in het buitenlands beleid. Die is absoluut niet gegarandeerd. Zojuist wees ik nog op de Franse opstelling inzake Irak. Institutionele hervormingen in de EU zullen dat gebrek echt niet verhelpen. Wij vinden dat dit aantoont dat de Europese veiligheid gegarandeerd moet worden en blijven binnen de bestaande NAVO-structuren en wij zien dus niets in de ontwikkeling van een Europese defensie- en veiligheidsidentiteit. Ik hoor hierop graag een duidelijke reactie van de regering, want ik proef helaas ook bij haar een zwenking in andere richting.

Voorzitter! Enkele woordvoerders hebben al gesproken over het vredesproces in het Midden-Oosten in het licht van de recente ontwikkelingen. Daar lijkt een patstelling te ontstaan, ook na het bezoek van Clinton. In deze situatie willen wij graag onze solidariteit met Israël uitspreken. Wij hopen dat de regering de veiligheid van Israël ook steeds als leidend beginsel zal blijven beschouwen.

De voedselhulp aan de Russische bevolking is al even ter sprake geweest. Er is natuurlijk terecht vrees voor allerlei misbruik, zeker in Rusland, maar wij vinden dat deze vrees een humanitaire aanpak niet in de weg mag staan en wij zijn dus blij met de mogelijkheden die zijn geschapen om voedselhulp te bieden. Wij nemen echter aan dat er bij de uitwerking daarvan voor gezorgd zal worden dat de hulp daar terechtkomt waar zij terecht moet komen.

Ik heb begrepen dat de beëindiging van de belastingvrijdom in het verkeer binnen de Unie weer is uitgesteld. Dat vinden wij geen goede ontwikkeling, want wij hebben helemaal geen behoefte aan die belastingvrijdom. Het geeft misschien wel de mogelijkheid om een probleem op te lossen dat de Kamer al eens eerder is aangereikt en waarvoor volgens mij nog geen adequate oplossing is gevonden. De Nederlandse redersvereniging heeft gezegd dat er nog steeds geen goede oplossing is voor de problematiek die met name bij de ferries, maar ook in de luchtvaart, ontstaat bij de beëindiging van de belastingvrijdom. Er wordt gezocht naar een goed systeem van hantering van BTW-tarieven wanneer men heen en weer vaart of vliegt tussen verschillende Europese landen met verschillende BTW-tarieven. Dit probleem schijnt niet adequaat opgelost te zijn en een geweldige rompslomp te geven die in de praktijk niet werkbaar is. Ik vraag aandacht voor dat dossier. Misschien geeft deze tijdsruimte die helaas is ontstaan, de mogelijkheid om op dit punt nog praktische oplossingen te bewerkstelligen.

Minister Kok:

Mevrouw de voorzitter! Ik dank de leden voor hun inbreng in eerste termijn.

Ik wil ook enkele opmerkingen maken naar aanleiding van de gebeurtenissen van de afgelopen nacht. Het is natuurlijk buitengewoon te betreuren dat Saddam Hussein aanleiding heeft gegeven tot dit noodzakelijke ingrijpen. Hij heeft met regelmaat de opvatting van de wereldgemeenschap aan zijn laars gelapt en heeft geheel eigen spelregels. Dan komt er een moment dat het zo niet langer kan. Volgens ons was dit ook onontkoombaar, zoals minister Van Aartsen vannacht namens en in goed overleg met ons heeft gezegd. Wij moeten hopen dat de actie van korte duur kan zijn en dat de wijze waarop de actie wordt uitgevoerd, zo weinig mogelijk schade berokkent aan onschuldige burgers die het absoluut niet verdienen hiervan het slachtoffer te zijn. Als Irak keer op keer eerder gemaakte afspraken totaal verwaarloost, kun je niet blijven aarzelen en niet blijven zeggen dat hier geen daadkrachtig antwoord op nodig is. Met alle respect voor degenen die hier kanttekeningen bij plaatsen, en voor de overwegingen van diverse kanten, in de Kamer en daarbuiten, wij betreuren het bijzonder dat Saddam Hussein een oplossing zonder geweld niet mogelijk heeft willen maken. Hij zelf, en niemand anders, draagt tegenover het Iraakse volk de verantwoordelijkheid voor het ingrijpen met militaire middelen.

Dat geheel overschaduwt in belangrijke mate onze bespreking van de Europese top. Ik ben het niet eens de typering in de media en vanmorgen dat deze een grote uitsteloperaties is geweest, waarbij geen belangrijke onderwerpen aan de orde waren. Bij deze top waren onderwerpen aan de orde die van betekenis zijn voor het Europa van de toekomst. Het Oostenrijkse voorzitterschap kon niet meer doen dan het heeft gedaan: een aantal beslissingen mede mogelijk maken die nodig waren, en bij een aantal grote kwesties de voorbereidingen treffen die nodig zijn om het voorzitterschap in 1999 en daarna succesvol te laten verlopen.

Het is inderdaad een wat groot woord om daar het predikaat 'Wiener Strategie' aan te hechten, maar het is niet terecht om deze Europese top onder het Oostenrijkse voorzitterschap af te doen met dat er niets is beslist en dat alles is doorgeschoven naar morgen. Wij hebben te maken met een paar historische kwesties, zoals de invoering van de euro over enkele weken. Dat is geen technische operatie, maar de voltooiing van een tijdperk en het begin van een geheel nieuwe fase, ook voor de wijze waarop Europa zijn ambities waarmaakt.

Helmut Kohl heeft onder andere voor zijn bijdrage daaraan het belangrijke ereburgerschap van Europa gekregen, en dat gunnen wij hem van harte. Hij heeft samen met anderen de Duitse eenwording mogelijk gemaakt en ervoor gezorgd dat er sprake is van een Europees Duitsland in plaats van een Duits Europa. Dat is van grote betekenis.

De invoering van de euro heeft ook consequenties, naar buiten en naar binnen. Naar buiten omdat wij ons bewust moeten zijn van de bijdrage die wij kunnen leveren aan en de verantwoordelijkheid die wij hebben tegenover de internationale gemeenschap. De euro is een anker van stabiliteit in de internationale monetaire en economische omgeving. Er wordt naar Europa gekeken. Wij hebben goede afspraken gemaakt over de externe vertegenwoordiging en wij zullen voortgaan goede afspraken te maken over de boodschap zelf. Wat is de inbreng die Europa internationaal levert?

De invoering van de euro heeft ook gevolgen voor de verwachtingen die onze burgers hebben, nu de markt is voltooid en de munt tot stand is gekomen. Zij verwachten dat de positieve effecten daarvan op een heel verstandige manier worden vertaald in sociale en ecologische vooruitgang. Sociaal heeft in de kern alles te maken met de werkgelegenheidsontwikkeling. Die wordt thuis, nationaal beïnvloed; heel vaak sectoraal, in de bedrijven en instellingen. Als wij spreken over werkgelegenheidsbeleid in Europa, gaan wij niet de verantwoordelijkheidsverdeling veranderen, maar wij willen voortgang boeken door benchmarking, door te leren van best practices en door elkaar positief te beïnvloeden wat betreft de kwaliteit van de beleidsprestaties.

Velen onderschatten wat er op dit gebied in de afgelopen periode is gebeurd. Na het Verdrag van Amsterdam is de afspraak gemaakt om de ruimte die dit verdrag aan werkgelegenheid geeft, door de gedragsbepaling op de eerste top van Luxemburg in te vullen in de vorm van concrete richtsnoeren, nationale actieplannen, enzovoorts. Daarbij zijn een groot aantal kwantitatieve en soms ook kwalitatieve afspraken gemaakt, die op de tijdas naar de toekomst zijn geplaatst. Het gaat vaak om het inzetten van processen. Op grond van bepaalde maatstaven wordt dan beoordeeld of er vooruitgang is, zodat er geen vrijblijvende afspraken worden gemaakt.

Naar mijn mening verdiende het pakket afspraken van Luxemburg wel de benaming 'werkgelegenheidspact'. Wij hebben trouwens heel wat pacten, bijvoorbeeld een stabiliteits- en groeipact rondom het Verdrag van Amsterdam. Feitelijk werken wij dus met een pakket dat ook best de naam 'pact' zou kunnen hebben.

De vraag is: hoe stel je je nu op ten opzichte van het bereikte en wat zijn je verdergaande ambities? De eerste prioriteit is het voluit implementeren van wat in Luxemburg is afgesproken en wat in de nationale actieplannen z'n vertaling heeft gekregen. Dat laat onverlet dat er natuurlijk ruimte moet zijn voor het nadenken met elkaar over verdere versterkingen van het gecoördineerde werkgelegenheidsbeleid. Die aandacht voor het nieuwe mag nimmer afleiden van een volle aandacht voor het bestaande. Immers, niets is zo gevaarlijk als met elkaar begerig naar een nieuwe gedachte staren en vervolgens vergeten om datgene wat je echt de afgelopen tijd in gang hebt gezet, in te vullen en uit te werken. Dat moet nog een heel forse implementatie krijgen. De Nederlandse regering heeft zich, ook als wij naar vernieuwingen, verbeteringen en versterkingen van het Europese werkgelegenheidsbeleid gaan, nooit opgewonden over de naam die daaraan moet worden gegeven. Wat mij betreft mocht het al 'pact' heten en wat mij betreft mag het 'pact' heten. Belangrijk is de inhoud.

Wij hebben gezegd dat wij ons openstellen voor nieuwe gedachten, voor een verdere uitwerking en voor uitbreiding. De vraag was: wat zijn die nieuwe gedachten? Dat is een wat moeilijke vraag aan degene die zegt dat hij zich daar open voor stelt. Wij hebben dat in de top van Wenen niet aan de orde gesteld en de Duitsers en de Fransen hebben ook geen concrete nieuwe ideeën naar voren gebracht. Men zegt alleen: wij willen in het voortgangsproces toch wel nagaan of kwalitatief en wellicht op een aantal punten ook kwantitatief verdere versterkingen in dat gezamenlijke werkgelegenheidsbeleid kunnen worden aangebracht.

Ik heb daar om twee redenen geen enkele moeite mee. In de eerste plaats, omdat het nogal arrogant is om te denken dat je een jaar nadat je met zoiets bent begonnen, alles wat er wellicht te bedenken is, al hebt ontdekt en ontwikkeld. Dat is vrij zelfgenoegzaam in een Europa waarin nog 10% van de bevolking werkloos is. In de tweede plaats vind ik het vanuit Nederland zeker ook van belang om in die richting te werken. Immers – zonder inderdaad nu zelfgenoegzaam te worden – wij doen het op een aantal terreinen, ook waar het gaat om het terugdringen van de werkloosheid en de langdurige werkloosheid, duidelijk beter dan menig ander land. Ik heb er niets op tegen om ook op basis van best practices die aan onze ervaringen zijn ontleend, te kijken of je een aantal elementen ook in gezamenlijke op de toekomst gerichte afspraken in het Europees verband kunt neerleggen. De heer Van den Akker gaf met zijn opmerking over het beroepsonderwijs een treffend voorbeeld van de manier waarop je van elkaar kunt leren. Hij zei onder verwijzing naar een aantal landen dat wij op het punt van beroepsonderwijs beter zouden kunnen presteren. Dat is een van de illustraties van het feit dat je niet naar binnen gekeerd, maar inderdaad in overleg, lerend van elkaar, op al deze projecten te werk moet gaan.

De heer Van den Akker (CDA):

Hoe is het mogelijk dat een woordvoerster van de Europese Commissie zegt dat er nu afspraken mogelijk zijn geweest die een jaar geleden volstrekt onmogelijk bleken te zijn? Dan moet er toch iets meer achter zitten? Aan de hand van de woorden van de minister-president kun je zeggen: nou ja, oké, dat is misschien wat meer van hetzelfde; misschien kan het beroepsonderwijs ook als richtsnoer gaan fungeren. Het is dus niet wezenlijk ander beleid, maar hooguit een punt dat je in de vergelijking met andere landen meeneemt. Maar als een woordvoerster zegt dat er nu afspraken zijn gemaakt die vorig jaar nog volstrekt onmogelijk waren, dan moet er toch iets meer zijn? Of is die uitspraak van de woordvoerster van de Europese Commissie niet goed?

Minister Kok:

Voorzitter! Ik kan absoluut niet beoordelen wat een woordvoerster van de Commissie allemaal heeft gezegd en bedacht. Als je beziet wat er tussen november 1997 en december 1998 is gebeurd, dan zijn wij inderdaad enorm ver gekomen. Volgens mij heeft menigeen ook nog niet goed in de gaten welke verbeteringen de verdere implementatie van wat al afgesproken is, met zich brengt. In die zin is er sprake van een proces van voortgang, dat niet alleen achter ons ligt, omdat wij in die twaalf maanden een heel eind zijn gekomen, maar ook prachtige uitdagingen voor de verdere toekomst bevat.

Ik wil er nog twee dingen over zeggen. Ik heb benadrukt dat, als wij die weg willen gaan van het verder versterken van het Europese werkgelegenheidsbeleid, vanuit het uitgangspunt dat die werkgelegenheid toch in de lidstaten tot stand wordt gebracht en wordt behouden, dan is de betrokkenheid van sociale partners van grote betekenis, ook op het Europese vlak. Zoals bekend, hebben landen op dat punt verschillende tradities. Een tweede opmerking die ik heb gemaakt, sloot aan bij hetgeen premier Blair en enkele anderen hebben gezegd, namelijk dat de werkgelegenheid onderdeel is van een breder, ruimer kader. Dit is ook terug te vinden in de conclusies en ik heb er ook op gewezen in het algemeen overleg van verleden week voorafgaand aan de top te Wenen. Het is te steriel om uitsluitend naar werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid te kijken en daaraan invulling te geven, als dat niet wordt geplaatst in het kader van concurrentiekracht, innovatie, research en development. Een Europa dus dat met voldoening kennis kan nemen van zijn huidige economische plaats in de wereld, maar ook buitengewoon kritisch dient te zijn op zichzelf en bereid moet zijn aanpassingen tot stand te brengen die door internationale ontwikkelingen nodig zijn, uiteraard altijd rekening houdend met het evenwicht tussen flexibiliteit en het handhaven of versterken van zekerheden voor mensen die in dat veranderingsproces onvoldoende mee kunnen. Het werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid moet dus worden gezien in het kader van de dynamiek van een vitale economische ontwikkeling. Ik meen dat ook in het denken over het beleid in de komende jaren die samenhang altijd zal moeten worden aangebracht. Er kan niet naar werkgelegenheid alleen worden gekeken; dat moet altijd gebeuren in het ruimere kader. Daarbij moeten wij ons er rekenschap van geven dat niet wijzelf uitmaken hoe sterk wij zijn, maar anderen dat doen; er moet dus altijd een open oog zijn naar de internationale omgeving.

De heer Weisglas (VVD):

De minister-president zei dat het Nederlandse werkgelegenheidsbeleid goed is, gelet op onze cijfers. Het is een goed beleid van deze regering, gesteund door een meerderheid van het parlement, en het is prima als andere landen dit voorbeeld volgen, aldus de minister-president. Mijn vraag is, wat dan de toegevoegde waarde kan zijn van een Europees overkoepelend werkgelegenheidspact. Dat geeft toch de indruk – en dat is ook gezegd door de initiatiefnemers, de heren Schröder en Jospin – van bindende afspraken. Wat is daar de meerwaarde van, nu Nederland bewijst dat goed nationaal beleid tot goede resultaten leidt?

Minister Kok:

Dit debat wordt al geruime tijd gevoerd met de heer Weisglas en zijn fractie. In ieder geval is het de afgelopen vier jaar voortdurend een onderwerp van gesprek. Europa is een gebied waar de interne markt een enorme stimulans heeft gegeven aan kracht, potentie en economische mogelijkheden. Europa voert nu zeer binnenkort een gezamenlijke munt in. De lidstaten hebben veel geïnvesteerd en investeren nog veel in het elkaar de maat nemen op het punt van budgettair beleid en financiële gezondmaking. Men mag van mij aannemen dat ik dit belangrijk vind; het heeft trouwens ook te maken met het ontstaan van het Verdrag van Maastricht, alweer zo'n zeven jaar geleden. Wij moeten echter in Europa ook de ambitie hebben om, beter dan in het verleden is gebeurd, echt met benchmarking, best practices en kwalitatieve en kwantitatieve taakstellingen van elkaar te leren en gezamenlijk voortgang te boeken. Los van het feit dat Nederland het op een aantal punten meer dan gemiddeld goed doet, hetgeen ons ook in een positie brengt waarbij wij – als ik het wat defensief formuleer – niet zo hebben te vrezen dat anderen ons zaken vragen of suggereren die wij niet kunnen waarmaken, vind ik het echt verkeerd als wij een lijn zouden kiezen waarbij de bankiers, de ministers van financiën en de thesauriers-generaal dag in dag uit bij elkaar komen om te spreken over de budgettair-monetaire kant, en waar aan een verdere kwaliteitsverbetering, ook lering trekkend uit de ervaringen die wij in de lidstaten opdoen, op werkgelegenheids- en sociaal vlak te weinig aandacht wordt besteed, ook in fysieke zin. Dat heeft niets te maken met de vraag wie wat aan wie voorschrijft, want de EMU heeft de kaders geschapen waarbinnen iedere lidstaat zich moet bewegen. Dat heeft ook niets te maken met de opmerking 'maar wij zijn toch in de lidstaten ook zo gewend aan deregulering en decentralisatie', want ook binnen het geheel van deregulering en decentralisatie kunnen lidstaten heel veel méér als zij het samen doen. Niemand in Europa zal zo zelfgenoegzaam zijn dat hij denkt dat hij alle wijsheden zelf in pacht heeft. Zelfs als men dat in bijzondere uitzonderingsgevallen toch van zichzelf zou denken, dan nog is mijn stelling dat de kwaliteit van werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid, ook geplaatst in het ruimere kader van economische hervorming en vernieuwing, een terrein is waar niet de centralisatie is opgetreden zoals dat is gebeurd bij de M van de EMU – die is immers in het kader van het monetaire beleid volledig onderdeel van Uniebeleid geworden – maar waar de E vraagt om een sterkere afstemming en coördinatie, zonder daarbij iets af te doen aan subsidiariteit en eigen verantwoordelijkheid van lidstaten. Dat is niet alleen terug te vinden in de verdragsteksten, het heeft ook te maken met een politiek oordeel en ambitie. Als ik het heel persoonlijk mag zeggen: voor mij moet Europa meer aan die maatstaf gaan voldoen. Wij hebben elkaar nodig en kunnen veel van elkaar leren als wij met elkaar dat project aandurven.

De heer Van Middelkoop (GPV):

In de veronderstelling dat de minister-president klaar is met het blokje werkgelegenheid en in aansluiting aan de opmerking van de heer Weisglas teken ik bezwaar aan tegen het gebruik van het woord 'werkgelegenheidspact'. De minister-president reageert daar wat nonchalant op. Het stabiliteitspact is bindend, dit zogenaamde pact is juist niet bindend. In de vorige periode was het de inzet van de Nederlandse regering om geen bevoegdheden en ook geen geld voor werkgelegenheidsbeleid naar het Europese niveau te tillen. Dan is het terminologisch niet zuiver om nu te praten over een werkgelegenheidspact.

Minister Kok:

Ik zie dat anders. Aan het stabiliteitspact hebben wij in Amsterdam een uitbreiding gegeven: het stabiliteits- en groeipact. Er is sprake van een combinatie van elementen die rechttoe rechtaan met de EMU-criteria verband houden. Daarnaast is er een element, dat laat zien dat budgettaire stabiliteit en discipline en het voldoen aan de EMU-criteria niet het hele verhaal vormen, als het gaat om monetair en economisch beleid. Als je afspreekt dat een set van actieplannen inzake arbeidsmarkt en werkgelegenheid een pact is en je je verplicht om daaraan uitvoering te geven, dan is daarmee geen opperhoofd aangewezen die dat met toegewezen mandaten controleert. Je doet het samen. Er is geen overdracht van bevoegdheden aan Brussel, er is geen overdracht van nieuw geld aan Brussel en er is geen sprake van ondermijning van de EMU-criteria. Binnen die drie randvoorwaarden kun je een zekere zelfverplichting aangaan ten opzichte van elkaar en de burgers die je terzake van de werkgelegenheid een beter perspectief wilt bieden. Er moet aan de toekomst worden gewerkt.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Doel en strekking zijn prima. Wij kunnen elkaar waarschijnlijk vinden in de formulering, dat een zelfverplichting daarin vervat zit, maar dat je ten principale via de kaders van de EU geen verplichtingen aan anderen kunt opleggen. Op basis van het verdrag kan het slechts gaan om het uitwisselen van informatie, het toetsen van elkaars beleid, daarover praten, enz. Er mogen geen verplichtingen worden opgelegd. Daarover hebben wij de afgelopen jaren gediscussieerd, met de bekende afloop.

Minister Kok:

In formele zin kan ik met uw redenering meegaan, materieel betekent het een verplichting die je jezelf oplegt. Het kan een kwantitatieve verplichting zijn: in vijf jaar tijd een sluitende aanpak, stap voor stap, om te voorkomen dat mensen langer dan twaalf maanden werkloos zijn. Gevraagd kan worden wat ervan terecht is gekomen. Soms kun je kritisch zijn. Anderen kunnen ook kritisch op ons zijn. Je hebt geen bovenmeester. Je bent met elkaar in een proces, waarin je een zekere kwetsbaarheid hebt. Dat is de andere kant van de medaille.

De heer Van den Akker (CDA):

Ik vind het zo tweeslachtig als het over Duitsland gaat. Duitsland is een groot voorstander van het werkgelegenheidspact. De doelstelling moet zijn 1 miljoen werklozen minder in 2002. Tegelijkertijd staat diezelfde regering een looneis van 6,5% te promoten. Dat zou de koopkracht vergroten. Het staat haaks op elkaar. Wij kunnen wel richtlijnen maken till he sees blue in the face, maar zulke loonstijgingen leiden niet tot meer werkgelegenheid. Wij weten dat maar al te goed uit de jaren zeventig en begin jaren tachtig.

Verder ben ik blij te horen dat de minister-president ook het beroepsonderwijs graag wil opnemen als een element van benchmarking met betrekking tot andere landen, omdat Nederland op dat terrein heel slecht scoort en omdat dit erg goed kan bijdragen aan het oplossen van een deel van de werkloosheid en aan het bevorderen van de werkgelegenheid. De minister van Economische Zaken is het daarmee niet eens, zoals bleek in een AO over de Industrieraad. Zij heeft gezegd: dat moet elk land zelf oplossen. Ik hoop dat de minister-president kan zorgen voor enige afstemming in het kabinet hieromtrent.

Minister Kok:

Voorzitter! Ik begin met het laatste. Ik ben de heer Van den Akker er erkentelijk voor dat hij zo duidelijk aangeeft dat alleen al door te vergelijken en van elkaar te leren, vooruitgang kan worden geboekt op belangrijke terreinen. In dit geval gaat het om beroepsonderwijs. Ik neem aan dat niet gedoeld wordt op de hele inrichting van het beroepsonderwijs, maar met name op de manier waarop zich dit verhoudt tot arbeidsmarktproblematiek en voldoende vaardigheden om knelpunten op te lossen. Ik ben het eens met de minister van Economische Zaken dat ieder land daarvoor een eigen verantwoordelijkheid heeft. Wij zullen zeker het gesprek nog eens voortzetten in het kader van de voortgang van arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsbeleid over de vraag hoe je op een wat gesystematiseerde manier op een terrein als dit van elkaar kunt leren in Europees verband. Dit neemt van de eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid niets weg. Ik vind dit in de hele benadering trouwens een heel belangrijk uitgangspunt. Het gaat er niet om in Europa op elkaars stoel te gaan zitten. Het gaat erom wat burgers verwachten gezamenlijk beter tot realisatie te brengen. Daarbij gaat het ook om vooruitgang en verbetering op die terreinen.

Wat de eerste opmerking betreft, denk ik dat de heer Van den Akker wel weet uit een ander leven, zou ik bijna zeggen, dat met betrekking tot arbeidsvoorwaarden er één partij is die gewoon nee kan zeggen tegen te hoge eisen en dit ook met enige regelmaat doet. Overigens heb ik in Nederland de ervaring opgedaan dat wij altijd geweldig moeten oppassen met het doen van oproepen als het gaat om cijfers. De fractie van het CDA staat meen ik snel vooraan in de rij bij het benadrukken van ieders verantwoordelijkheid. Als wij al voorzichtig moeten zijn met het doen van oproepen in het eigen land, wil ik zulks zeker over de grenzen heen volhouden.

De heer Van den Akker (CDA):

Natuurlijk kunnen werkgevers nee zeggen op een vraag van werknemers. Dat is prima. Mij gaat het om een aansporing van de Duitse regering die enerzijds een werkgelegenheidspact wil en anderzijds zegt: een verhoging van 6,5% is prima; dat zouden wij eigenlijk moeten doen, want dat verhoogt de koopkracht. Ik doelde op die tweeslachtigheid van de Duitse regering. Wat werknemers en werkgevers doen, is hun eigen verantwoordelijkheid. Dat ben ik helemaal met de minister-president eens. Het gaat mij erom wat de minister van financiën hierover heeft gezegd in Duitsland.

Minister Kok:

Ik heb gehoord wat in de eerste bijeenkomst rond het Bündnis für Arbeit dat onder leiding van bondskanselier Schröder heeft plaatsgehad, is besproken. Ik heb niet de indruk dat daar van de kant van het Duitse kabinet de voorkeur centraal heeft gestaan om tot een dergelijke loonsverhoging te komen. Ik maak mij dus wat dit betreft minder bezorgd om de positie van de Duitse regering.

Voorzitter! Door verschillende geachte afgevaardigden is gesproken over de kwestie van de belastingen. In het Europa met één markt en één munt dat ik probeerde te schetsen, is het enigszins naar elkaar toegroeien op een aantal punten, het belastingbeleid betreffende, te verwachten. Ook hier gaat het niet om iets opleggen, maar om een procesmatige ontwikkeling. Dat is logisch. De ministers van financiën hebben in Ecofin-verband heel goed voorwerk gedaan op dat terrein. Het lijkt mij juist dat minister Zalm en staatssecretaris Vermeend op niet al te lange termijn de mogelijkheid hebben om op basis van bestaande notities, aangevuld eventueel met nieuwe inzichten, hierover met de Kamer te praten. Dit is voor de vaste commissie voor Financiën en voor de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van belang. Dít lijkt mij niet het moment daarover uitgebreid te spreken. Dat er een proces van toenadering is, ligt denk ik voor de hand. Er zijn een aantal terreinen door de ministers van financiën gesignaleerd in Ecofin-verband waaraan in de komende tijd meer aandacht moet worden gegeven. Het gaat daarbij om schadelijke belastingbeleidsconcurrentie, regelingen ten aanzien van spaartegoeden enz. Ook kan men zich richten op terreinen als de energiebelasting en de CO2-heffingen om vervolgens de opbrengsten in te zetten voor het oplossen van problemen in het kader van de tarievenstructuur. Die ontwikkeling moet worden doorgezet. Er is echter in de afgelopen weken enige verwarring ontstaan als gevolg van het taalgebruik bij de beantwoording van de vraag hoe de agenda eruitziet. Men heeft zich afgevraagd of de spelregels worden veranderd naar aanleiding van een suggestie van Duitsland. De Duitse minister van financiën heeft meegedeeld dat hij het zo niet heeft gezegd, maar er is in Engeland en elders een misverstand ontstaan, alsof straks over belastingkwesties met meerderheid van stemmen zou worden beslist, in plaats van unaniem. Welnu dat is niet de bedoeling. Niemand twijfelt eraan dat de bestaande spelregels moeten worden gehandhaafd. Wat de door mij genoemde dossiers betreft moet nu worden getracht om knelpunten voor het marktfunctioneren weg te nemen.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Het is ook mij bekend dat er voornemens zijn die nader moeten worden uitgewerkt. Echter, ik dacht dat op dit terrein een staaltje van daadkracht was getoond, in die zin dat één ding in elk geval mogelijk zou moeten worden gemaakt: experimenten in verband met de verlaging van de BTW voor arbeidsintensieve diensten, zoals het schoenherstellen. Wil Nederland inderdaad wat dit betreft spoedig een experiment starten en zich daarvoor bij de Commissie aanmelden? Dat zouden wij graag zien. Wij koesteren deze wens allang.

Minister Kok:

Voorzitter! Gisteren heb ik in mijn werkkamer zeer zorgvuldig zitten luisteren naar het Kamerdebat over de Najaarsnota. Daarin werd deze kwestie ook aan de minister van Financiën voorgelegd. Deze legde toen zeer precies de geschiedenis uit en gaf aan hoe de conclusies van Wenen moeten worden geïnterpreteerd. Ook gaf hij te kennen dat Nederland op dit terrein voortgang wil boeken; hierbij vermeldde hij aan welke categorieën de Nederlandse regering het eerst denkt. Op de vraag of hij al termijnen kon aangeven, antwoordde hij ontkennend. Nu de Europese Raad zo'n duidelijk groen licht heeft gegeven, is het onze bedoeling om op de terreinen die eerder op dit dossier tot speerpunt zijn verheven, snel voortgang te boeken. Toch wil ik mij aansluiten bij de heel precieze bewoordingen die de minister van Financiën gisteren sprak.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter! Voor de helderheid: zegt de minister-president dat de Kamer begin volgend jaar, bijvoorbeeld voor eind januari, een notitie van de regering kan verwachten met een coherent verhaal over de belastingcoördinatie, gekoppeld aan de Nederlandse belastingplannen voor de 21ste eeuw?

Minister Kok:

Nee, zo heb ik het niet gezegd. De heer Timmermans vraagt hiermee wel een zeer grootscheepse aanpak. Ik heb gezegd dat er al het nodige voorwerk ligt, ook bij de Kamer. De Kamer is bekend met de Ecofin-werkzaamheden die tot nu toe zijn verricht. Natuurlijk wordt er verder gewerkt aan de voorbereiding van de belastingherziening in Nederland. Wij hebben het hierbij over wetgeving die in maart of april naar de Raad van State moet en vóór de komende zomer bij de Tweede Kamer moet zijn ingediend. Wellicht vinden de minister en de staatssecretaris van Financiën een manier om hierover contact te houden met de voorzitters van enkele vaste commissies, waarbij kan worden nagegaan of de nu bekende ideeën over het Europese fiscale dossier voldoende zijn of aanvulling behoeven. Ik zeg nu niet toe dat er nieuwe notities komen over onderwerpen die al genoeg bekend zijn. Een en ander kan in goed overleg worden bekeken. Ik ben ervan overtuigd dat de bewindslieden bereid zullen zijn om op deze wijze hierover met de Kamer te communiceren.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter! Ik zie de opmerking van de minister-president dat er een bepaalde belastinghervorming moet komen omdat straks de euro daar is, als een onderstreping van de vrees die mijn fractie altijd heeft gehad: de invoering van de euro wordt een soort autonome legitimatie voor een verdere federalisering op allerlei nieuwe terreinen.

Minister Kok:

Voorzitter! Ik herken de vrees die bij de heer Van den Berg en bij anderen leeft. Wij verschillen hierover echter van mening. Voordat wij misschien zouden praten over dingen waar wij echt anders over denken, wil ik toch nog even in een paar zinnen formuleren hoe ik dit zie. Er is op een aantal terreinen, gegeven de ene markt en gegeven de ene munt, behoefte aan afstemming. Ik nam de CO2-heffing als voorbeeld. Wij doen dat nationaal en wij hebben er in het belastingplan naar 2001 weer een schep bovenop gedaan. Dat gebeurt allemaal binnen de mogelijkheden die wij nationaal hebben. Maar wij zouden op dit punt verder kunnen komen als wij met andere Europese landen gezamenlijk afspraken zouden maken. Men kan er misschien beleidsinhoudelijk verschillend over denken, maar ik vind het van groot belang dat wij energiegebruik, en in het algemeen milieuschadelijke activiteiten, zwaarder belasten. Er zijn ook andere manieren waarmee je het kunt beïnvloeden, maar het prijsmechanisme en de prijsmaatregelen werken wel. Dat gebeurt niet om de minister van Financiën te spekken met geld, maar om de opbrengsten te gebruiken, via vergroening, voor het goedkoper maken van arbeid, het verlagen van de arbeidskosten, het verlagen van tarieven, het wegnemen van andersoortige knelpunten. Je loopt op enig moment, als je alle ruimte voor het nationaal beleid hebt opgesoupeerd, tegen grenzen op. Wanneer je vindt dat je verder zou moeten gaan – het spreekt vanzelf dat je er eerst een goed verhaal voor moet hebben – dan is het van belang om dat samen te doen. Dat is het eerste aspect.

Het tweede aspect is dat je door de loop der dingen in dat Europa waar de beweeglijkheid van personen en kapitaal en economische activiteiten almaar groter wordt, er wel voor moet zorgen dat de zaak binnen redelijke grenzen blijft, ook al is het prima om elkaar met enige concurrentie scherp te houden. Er zouden echt voorbeelden zijn te geven van ontwikkelingen die ook in de komende tijd dreigen en waarbij het fiscaal klimaat voor ondernemingen in sommige lidstaten zo genereus wordt en zo schadelijk concurrerend, dat het geweldige effecten gaat krijgen in het geheel. Met erkenning van ieders recht om principieel te denken over Europa of over de EMU, is het binnen dat gegeven van betekenis om aan de ministers van financiën en daarmee ook aan alle andere beleidsmakers te vragen om daarop toe te zien en er ideeën over te ontwikkelen. Voor het overige begrijp ik heel goed dat een aantal van dit soort ontwikkelingen een zekere bevestiging kan opleveren bij degenen die gewoon tegen dit hele proces waren. Zij zeggen: zie je wel, dat hebben wij altijd voorspeld. Ik vind niet erg als datgene gebeurt wat is voorspeld, want er kunnen gewoon verschillende zienswijzen zijn.

Het is vervelend dat de kwestie van de taxfree weer zo hoog is opgespeeld. Maar op een gegeven moment is er een bepaalde realiteit. Er is dus een enorme weerstand bij een groot aantal landen, ook grote landen, om die kwestie waartoe zeven jaar geleden is besloten, per 1 juli a.s. tot realisatie te brengen. Uiteindelijk hebben wij met lange tanden gezegd dat als er zo'n massieve druk is om nog eens naar een paar aspecten te kijken, het maar moet. Maar één ding moet vooropstaan: het eventuele uitstel zal van heel korte duur moeten zijn. Dit wordt niet op de heel lange baan geschoven. De vraag is gesteld hoe het nu verder moet. De Ecofin-raad zal hierover praten. De Commissie is absoluut niet gemotiveerd om enig voorstel te doen om de termijnen te gaan verlengen, want volgens de Commissie is taxfree shoppen, hoe leuk dat misschien voor sommigen is, niet in overeenstemming met de interne markt. Wij hebben ons zeven jaar lang kunnen voorbereiden en nu gaat het dus eindelijk eens een keer gebeuren. De Commissie zal dus niet met nieuwe initiatieven komen. In de Ecofin-raad wordt door Nederland op minstens dezelfde toon hierover worden gesproken als ik dat heb gedaan.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter! In verband met het vorige punt wil ik de minister-president vragen of hij wil ingaan op datgene wat ik daarover in mijn eerste termijn naar voren heb gebracht. Het ging over het interview dat de heer Lafontaine vanochtend in The Financial Times heeft gegeven. Is de relatie tussen het belastingdossier van Europa en de financiële positie van Duitsland tijdens de top gelegd? Zo niet, hoe interpreteert de minister-president nu die houding?

Minister Kok:

Nee, het is in de top absoluut niet op die wijze naar voren gebracht, maar de heer Lafontaine heeft daar ook niet gesproken. Het onderwerp EU-financiën is ook besproken door de ministers-presidenten. De ministers van financiën waren uiteraard wel aanwezig, want dat is hun recht in de nieuwe regels die wij sinds een aantal jaren hebben. Ik kan verder niet in het brein van de heer Lafontaine kijken. Het lijkt mij nogal onlogisch wat hij hier heeft geconstrueerd. De ambitie, ook van het Duitse voorzitterschap, is dat de EU-financiën eind maart afgerond zijn. De kwestie van de fiscaliteit in Europa is geagendeerd voor de komende tijd langs de lijnen die ik heb geprobeerd aan te geven, maar de zaak is weerbarstig en heeft een wat langere adem. Het lijkt mij dan ook niet mogelijk om dat met elkaar te verbinden. Ik zou dat overigens politiek niet wenselijk vinden. Wij hebben onze handen meer dan vol aan het Agenda 2000-dossier. Het is een enorme opgave voor het voorzitterschap en voor ons allemaal om dat binnen die paar maanden af te ronden. Als wij dat verknopen met andere belangrijke projecten, dan zal dat de mogelijkheid verkleinen om binnen drie maanden te slagen. Bovendien vind ik dat de inhoudelijke logica totaal ontbreekt. Ik zal dat artikel nog eens goed lezen, maar ik ben het in ieder geval niet eens met het citaat dat mevrouw Karimi heeft gegeven.

De heer Van den Berg (SGP):

Ik heb op zichzelf geen behoefte aan uitstel van de afschaffing van het belastingvrij winkelen. Ik heb wel gevraagd of het praktische probleem dat ook door de reders bij de Kamer is neergelegd, in ieder geval wordt meegenomen. Er zijn nog steeds geen goede praktische oplossingen voor.

Minister Kok:

De hoofdlijn is dat wij na de besprekingen in Wenen nog niet gemotiveerd zijn om er meer tijd voor te nemen. Wij hebben het in de Ecofin-raad natuurlijk niet alleen voor het zeggen. Mocht het toch de kant opgaan dat er enige tijd aan wordt besteed – dat moet dan een korte tijd zijn – dan zal ook Nederland aandacht geven aan dergelijke zaken. De heer Van den Berg zal het mij echter niet kwalijk nemen als ik zeg dat de reders en andere belangenorganisaties al zeven jaar lang de tijd hebben gehad om toe te werken naar een nieuw stelsel. Sommige van de opmerkingen maken wel eens de indruk wat opportunistisch te zijn. Ik doel dan niet op de heer Van den Berg, maar op belangengroepen. Een positieve reactie van mij moet straks niet binnen of buiten de Kamer worden uitgelegd alsof Nederland ook al heeft gepleit voor uitstel. De hoofdlijn is 'geen uitstel'. Als er tegen onze zin een beetje uitstel komt, dan zal ook Nederland aandacht geven aan dergelijke zaken.

De heer Van den Berg (SGP):

Ik ben het helemaal met de minister-president eens. Ik heb ook niet gepleit voor uitstel. Ik wil er ook vanaf; het hoeft voor mij allemaal niet. Ik heb wel begrepen dat het probleem niet door de branche alleen kan worden opgelost, maar dat het ook te maken heeft met de verschillen in regelgeving. Er moeten goede overgangsregelingen zijn voor dergelijke problemen.

Minister Kok:

Ik heb dat goed begrepen. Ik heb het alleen gezegd om te voorkomen dat de reders straks deze uitspraak hanteren als een argument in hun pleidooi.

Inzake de uitbreiding is een koers ingezet die inhoudt dat wij volledig op schema blijven. Dat is echt nodig. Ik heb in het algemeen overleg vrij uitgebreid aangegeven dat onze opvattingen inzake de EU-financiën, Agenda 2000, op geen enkele wijze het uitbreidingsproces frustreren, ook niet in financiële zin. Ik voeg daaraan toe dat het onder andere nodig is om Agenda 2000 snel af te ronden, omdat dat de weg vrijmaakt voor het in tempo en langs de lijnen van de eerder gemaakte afspraken voortzetten van de uitbreiding.

De verleiding is natuurlijk heel groot om rondom Agenda 2000 uitgebreide beschouwingen te houden. Ik doe dat niet. Wij zijn er in het algemeen overleg uitgebreid op ingegaan. Er zijn heel veel contacten geweest met bewindslieden. Ik noem de minister van Financiën en de minister en staatssecretaris van Buitenlandse Zaken. Onze positie is helder. Hoe is het in Wenen gegaan? Hebben wij elkaar daar de hersens ingeslagen vanuit de verschillende posities? Het antwoord is 'neen'. Had het gesprek geen betekenis? Het antwoord is opnieuw 'neen'. Het is van belang dat minister-presidenten en staatshoofden het grootste deel van de middagvergadering hebben benut, niet alleen om de posities nog eens toe te lichten, maar ook om misverstanden weg te nemen en te analyseren welke ontwikkelingen misschien bruikbaar zijn voor het vervolg. Natuurlijk laat niemand dan zijn finale kaarten zien die in het kader van een eindakkoord kunnen worden gespeeld. Dat is logisch; dat kan ik ook hier niet doen. Sommige sprekers vroegen of Nederland ook bereid was tot een compromis. Ja, natuurlijk is Nederland daartoe bereid vanuit de uitgangspunten die wij hebben en waarvoor wij zullen knokken. Maar wij weten dat wij een ernstig probleem hebben als Europa er niet in slaagt om hieruit te komen. Het heeft onze voorkeur dat wij er al eind maart uitkomen. Ik vind het heel jammer dat in een van de ochtendbladen op zaterdag de kop verscheen: 'Kok voorziet crisis in de EU'. Als men dat artikel heeft gelezen, zal men zien dat ik juist vind dat die crisis er niet moet en ook niet hoeft te komen. Ik heb alleen gezegd dat ik een crisis voorzie, als wij er onverhoopt niet uitkomen en wij helemaal tegenover elkaar blijven staan. Het feit dat wij in Europa allemaal menen dat wij verder moeten met Europa, dat de trein in Europa verder moet rijden in plaats van definitief uitgerangeerd te raken, geeft mij de overtuiging dat geen van de lidstaten, als het er echt op aankomt, thuis durft te komen met de boodschap: ik heb het in mijn eentje laten knallen. Dat is de winst van de Europese ontwikkeling van de afgelopen tientallen jaren. Wij voeren spijkerharde onderhandelingen met grote belangentegenstellingen, waarin iedereen zich tot het laatste moment zo zal willen positioneren dat hij als beste uit dat overleg komt. Dat is doodnormaal; dat doen wij allemaal. Maar als het gaat om de eindvraag of je daardoor de Europese integratie en de basis onder onze samenwerking laat breken, dan denk ik dat in het Europa van vandaag geen enkele lidstaat of regering van een lidstaat zich dat durft en kan permitteren. Die opmerking is absoluut geen zwaktebod, want dat wordt je ook wel eens verweten: de minister-president van Nederland zegt dit, dus dat zal op het eind wel betekenen dat hij eieren voor zijn geld kiest. Natuurlijk zal ook Nederland op enig moment de knopen van zijn jas moeten tellen en aan een compromis moeten bijdragen, maar dat moet dan wel evenwichtig en fair zijn. De woorden 'eerlijke lastenverdeling' konden natuurlijk nog niet in de conclusies komen, omdat sommige lidstaten zeiden dat zij al te veel van hun positie zouden verspelen als dat al met zoveel woorden zou worden afgesproken. Het woord 'eerlijk' is wel in de conclusies gekomen. Je moet soms ook op heel kleine onderdelen je zegeningen tellen, want dat 'eerlijk' heeft ook met een faire lastenverdeling te maken. Dat hebben de voorstellers hiervan trouwens ook verwoord. Soms zijn het kleine woordjes waarmee je kleine stapjes kunt zetten.

Ik zou niet kunnen zeggen of het Duitse voorzitterschap uiteindelijk voor ons een voor- of een nadeel is. Ik ben ervan overtuigd dat ook de nieuwe regering van Duitsland zal proberen om objectief in het belang van Europa tot een eindplaatje te komen dat voor het geheel aanvaardbaar is, want het ging toch om een Europees Duitsland en niet een Duits Europa. Maar het is uit alle uitlatingen, ook van de bondskanselier in de vergadering van de Bundestag van vorige week donderdag, gebleken hoezeer hier ook vanuit het Duitse belang de zaak scherp wordt gespeeld. Wij zullen daarmee in onze inbreng van de komende weken en maanden duidelijk rekening houden en elkaars inbreng ook, waar dat kan, versterken, hoewel er op onderdelen verschillen zijn. Dat heb ik aangegeven.

Ik heb nog twee slotopmerkingen voordat de minister en de staatssecretaris op andere kwesties kunnen ingaan. De eerste opmerking betreft de taskforce of high-level group op asielgebied. De vraag was of dat allemaal niet te traag verloopt. De heer Van den Akker ging er zelfs nog verder in, want hij stelde al vast dat het allemaal veel te langzaam gaat. Ik wil de aandacht vestigen op het feit dat de initiatieven om hiertoe te komen, slechts enkele maanden oud zijn. In de JBZ-raad, in de Algemene Raad en nu ook in de Europese Raad is duidelijk gebleken, ook in de bilaterale contacten in de marge, dat heel veel lidstaten dit krachtig steunen. In al die pagina's tekst met conclusies zie je natuurlijk heel veel gelegenheidsteksten waarvan je zegt: daar zit weinig onder of achter. Maar dit is ook voor andere lidstaten echt een heel aangelegen onderwerp. Ik weet overigens dat in sommige Zuid-Europese landen het accent meer ligt op illegale immigratie, terwijl in Noord- en West-Europese landen het asielvraagstuk met meer scherpte de aandacht krijgt. Het wordt evenwel breed gesteund. De Europese Raad heeft niet meer kunnen doen maar ook niet minder willen doen dan afzegenen wat een paar dagen geleden door de JBZ-raad en de Algemene Raad is besloten. Het is nadrukkelijk de bedoeling om die agenda de komende tijd in de daarvoor bestemde organen in te vullen met een heel concreet werkplan of plan van aanpak. Daarvoor is, over de zomer heen en na de raad van Tampere in het najaar van 1999, slechts een beperkt aantal maanden beschikbaar, in ieder geval een minder lange tijd dan men zou denken. In die maanden moet er heel hard en heel concreet worden gewerkt, want wij zitten hier niet om over dit onderwerp algemeenheden uit te wisselen. Als je echt voortgang wilt maken, dan moeten de ministers, de staatssecretarissen en de topmedewerkers op die terreinen een heel concrete werkagenda afwerken.

Dan de laatste kwestie. Ik was daar al bang voor. Ik ben natuurlijk met het lood in de schoenen hier naartoe gekomen vanochtend, omdat ik wel dacht dat die gewetensvraag over de Europese Commissie zou worden gesteld. Dat heeft de heer Van den Akker inderdaad gedaan. De heer Van Middelkoop heeft er een kritische vraag in meer algemene zin over gesteld. Ik wil om te beginnen stellen dat dit totaal niet aan de orde is. Het is interessant dat een ochtendblad mij plotseling nomineert, maar het is totaal niet aan de orde. Ik heb in het leven geleerd dat je maar één ding tegelijk kunt. Ik heb afspraken gemaakt in de campagne en daarna op basis van de formatie. Die staan voor mij voorop. Dat is misschien jammer voor sommige Kamerleden, maar men zal het toch nog een poosje met mij moeten doen. Ik had overigens niet speciaal de heer Weisglas op het oog.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Als oudste van de woordvoerders heb ik de coalitiepartners even geconsulteerd. Het resultaat daarvan is dat wij de minister-president niet kwijt willen.

Minister Kok:

Fantastisch! Is dit een opdracht?

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzitter! Ik heb de oppositiewoordvoerders niet geconsulteerd, maar ik neem aan dat dit bij hen wel eens anders kan liggen.

Minister Kok:

Zij sturen mij liever op strafexpeditie naar Brussel.

De andere vraag van de heer Van Middelkoop, namelijk of in principe iedereen in Europa voorzitter van de Europese Commissie kan worden als er sprake is van genoeg draagvlak, met uitzondering van de 15 regeringsleiders, waarvoor dat niet zou gelden, is heel interessant. Ik ben echter altijd tegen discriminatie. Voor die redenering ben ik dus niet in, maar ik ben het wel eens met de onderliggende opmerking van de heer Van Middelkoop. Als gevolg van de nieuwe configuratie na Amsterdam wijst de Europese Raad straks de beoogd voorzitter van de Commissie voor benoeming aan. Deze persoon moet dan een hele procedure door, gehoord het Europees Parlement, dat ook een rol heeft bij de benoeming van andere commissarissen. Ik heb zojuist al gezegd dat men niet aan mij hoeft te denken, maar ik denk dat het voor een zittend minister-president lastig wordt. Die komt namelijk al heel snel voor de vraag te staan: hoe dien je je land, de regering van je land en de belangen van je land in een bepaalde periode, afgezet tegen je nieuwe functie? Als zich zo'n situatie eventueel aandient, in die zin dat een zittend minister-president de meest gewenste kandidaat zou zijn, dan zou daarvoor een passende en praktische oplossing moeten worden gevonden. De heer Santer was ook minister-president van Luxemburg, maar nu is er dus een andere procedure van voordracht en benoeming. De heer Santer kwam ook pas later naar voren, na de impasse met betrekking tot de heren Lubbers en Dehaene in Corfu. Dat was dieper in het najaar, maar nu wordt er al in de tweede helft van het eerste halfjaar heel concreet over de voorzitter gesproken.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzitter! Het is wel mooi zo, maar als de minister-president echt tegen discriminatie is, dan zou hij ook moeten durven uitspreken dat de kandidaat niet uitsluitend moet worden gezocht onder de grote Europese politieke partijen.

Minister Kok:

Dat ben ik absoluut met de heer Van Middelkoop eens. Ik vind het van het grootste belang, ook gelet op de nieuwe fase die Europa ingaat, dat wij daar met een open mind mee omgaan. Ik weet niet of er in deze zaal nog kandidaten zitten. Af en toe was het proces van een zekere wisseling van de politieke kleur een onderdeel van het patroon, maar dat mag nooit dwingend zijn.

De voorzitter:

U zegt dat op een manier alsof wie nu niet interrumpeert geen kandidaat meer kan zijn.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Even over datgene wat de heer Van Middelkoop zei. Misschien helaas voor hem, maar ook hem willen wij niet kwijt.

De heer Van Middelkoop (GPV):

De heer Weisglas heeft door dat ik een campagne ben begonnen.

Minister Kok:

Voorzitter! Ik merk dat mijn antwoord is begrepen. Zo gaan wij samen over de drempel.

Minister Van Aartsen:

Mevrouw de voorzitter! Om te beginnen zal ik ingaan op de opmerkingen over de voedselhulp aan de Russische Federatie. Ik wil vooropstellen dat het goed is om steun te geven, maar dat dit wel moet gebeuren onder de juiste voorwaarden. Daar hebben zowel de premier als ik ons in de afgelopen periode voor ingezet. Er is nu sprake van een zodanig stelsel van afspraken, dat wij kunnen zeggen dat hulp onder deze voorwaarden kan. Voor de goede orde zal ik de voorwaarden opsommen, omdat er nogal wat veranderd is ten opzichte van de afspraken die eerst gemaakt waren. Er zal sprake zijn van toezicht, van een audit en van controle en evaluatie binnen het Russische grondgebied. De Commissie zal via een openbare of besloten aanbesteding of via een onderhandse procedure externe technische bijstand inschakelen voor toezicht, audit, controle en evaluatie. De Commissie geeft aan dat de Raad de mogelijkheid heeft om over het voorstel het advies van de Rekenkamer in te winnen. De Rekenkamer kan ter plaatse controles verrichten. Een van de belangrijke punten die Nederland heeft ingebracht betreft het in fasen en tranches leveren van de producten. Bovendien – en dat is wat ons betreft het belangrijkste punt – kunnen de leveranties worden geschorst als er aanwijzingen zijn dat de Russische Federatie zijn verplichtingen niet nakomt. Daaronder vallen dan ook eventuele grove onregelmatigheden bij de storting in of de besteding van de tegenwaardefondsen, die in dit kader ook een rol spelen. Uiteraard zal de Russische regering regelmatig verslag moeten doen.

Gegeven dit stelsel van voorwaarden heeft de Nederlandse regering tijdens de Landbouwraad van 14 december ingestemd met de voedselhulp aan de Russische Federatie. Daarbij teken ik aan dat de Nederlandse regering grote zorg ten aanzien van het geven van die voedselhulp houdt. Wat dat betreft zijn bepaalde bange voorgevoelens die wij hadden direct bevestigd, doordat de Russische regering de distributie die via een tenderprocedure zou plaatsvinden, gegeven heeft aan een aantal overheidsbedrijven die ook bij de mislukte actie in 1991-1992 waren betrokken. Dat zet de clausule die betrekking heeft op de tranches en de fasen en de clausule die zegt dat bij onregelmatigheden de leveranties kunnen worden geschorst in een extra licht. De Kamer kan wat dat betreft ook rekenen op een alert kabinet in dit kader.

Mevrouw de voorzitter! Dan kom ik bij het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, waar een aantal geachte afgevaardigden over heeft gesproken. Dit onderwerp is in Wenen duidelijk aan de orde geweest. Daar ben ik gelukkig mee. Dat is gedaan op grond van de voorstellen van de Algemene Raad. Het staat ook tot onze grote vreugde – ik heb daar afgelopen maandag ook met mijn Duitse collega over kunnen spreken – zeer hoog op de Duitse agenda voor het komende voorzitterschap. Het is overigens niet zo – althans, dat is niet terug te vinden in de verklaring over de Europese Raad – dat hieraan al in Keulen een vervolg zal worden gegeven, met name in de geest van de ontwikkeling van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid in het licht van de Engelse en Franse voorstellen. Afgesproken is dat hierover in Helsinki – ook weer op voet van voorstellen van de Algemene Raad – inhoudelijk verder zal worden gesproken.

De heer Van den Akker meende een spanning te ontdekken tussen wat er namens de regering is gezegd bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken en de conclusies van de Europese Raad van Wenen. Ik kan die spanning zelf niet ontdekken. Tijdens de begrotingsbehandeling was overigens nog niet veel meer bekend over de Britse ideeën dan wat de minister-president daarover had gezegd. Ik denk dat in St. Malo aan het idee iets verder vorm is gegeven tussen de Britten en de Fransen. Het Britse idee sluit nu in wezen nauw aan bij wat door de NAVO-partners al eerder is bepleit, onder andere in de uitspraken van de NAVO ministeriële raad van Berlijn in 1994 en 1996. De heer Van den Berg heeft gezegd een zekere zwenking te ontwaren in het beleid van de Nederlandse regering. Ik wil dat toch tegenspreken. Een ding staat in ieder geval als een huis voor de Nederlandse regering maar ook – blijkens het communiqué – voor de top van St. Malo, dat een eventuele Europese veiligheids- en defensie-identiteit in de NAVO moet worden ontwikkeld. Mevrouw Scheltema en de heer Weisglas hebben daar woorden over gesproken die onzerzijds als muziek in de oren hebben geklonken.

Mevrouw de voorzitter! Dan de benoeming van de hoge vertegenwoordiger. Het is op zich jammer – mevrouw Karimi heeft daarover gesproken – dat de benoeming niet kon plaatsvinden op de top van Wenen. We hebben daar in de Kamer over gesproken, terwijl de minister-president er ook over heeft gesproken tijdens het algemeen overleg ter voorbereiding van de Europese Raad. Het was al eerder duidelijk dat een fors aantal lidstaten er de voorkeur aan gaf om deze benoeming te laten samenvallen met een aantal andere belangrijke benoemingen in het Europese kader. De Nederlandse regering heeft dat gegeven uiteraard geaccepteerd. Daar zijn wij nu van uitgegaan. De afspraak is in ieder geval gemaakt in de Europese Raad dat de hoge vertegenwoordiger bij de top in Keulen zal worden benoemd. Dat maakt overigens duidelijk dat in de komende periode niet alleen over personen zal moeten worden gesproken, maar parallel daaraan ook over de verdere uitwerking van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Is gesproken over en wellicht consensus bereikt over de status van de hoge vertegenwoordiger? Wordt het een meer politieke of een meer ambtelijke figuur?

Minister Van Aartsen:

Mevrouw de voorzitter! Daarover is op de top een zeer duidelijke afspraak gemaakt. Een vooraanstaande politieke persoonlijkheid zal deze belangrijke functie moeten gaan vervullen. Voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid is het van grote betekenis dat de Europese Raad nu ook heeft besloten tot het ontwikkelen van gemeenschappelijke strategieën voor de Russische Federatie, Oekraïne en het Middellandse-Zeegebied en de westelijke Balkan. De Kamer weet dat dat in het licht van het Verdrag van Amsterdam een duidelijk innoverend element zal zijn bij het ontwikkelen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie. De Nederlandse regering juicht dat onverkort toe.

De heer Van Middelkoop sprak over Turkije. Ik heb ook kennisgenomen van de opmerkingen die mijn Duitse collega daarover in de pers heeft gemaakt. In die zin is er uiteraard tijdens de bijeenkomst in Wenen niet over gesproken. Dat is ook niet terug te vinden in de officiële stukken. Voorop moet staan – dat is herhaald – dat de uitspraken van Cardiff en Luxemburg in het kader van de eventuele Turkse toetreding tot de Unie blijven gelden. Het is duidelijk dat een eventuele toetreding van Turkije geen zaak zal zijn van vandaag of morgen. Het perspectief daarop moet echter zeer duidelijk in de gaten worden gehouden. Een dergelijke toetreding kan uiteraard ook weer positieve effecten hebben op het probleem van de mensenrechten in Turkije, op het probleem van de Koerden en op de economische ontwikkeling in Turkije.

De heer Van Middelkoop heeft geïnformeerd naar de clustering van raden. Daar heeft de Europese Raad geen besluiten over kunnen nemen, maar er is wel over gesproken. In de stukken van de Algemene Raad en de conclusies van het conclaaf van zondag en maandag voorafgaande aan de Europese Raad, was te vinden dat de Algemene Raad zes à zeven voorstellen heeft gedaan tot clustering van raden. Deze voorstel len zijn zeer concreet en er zal in de komende periode verder over worden gesproken. Wat dit betreft was de top in Wenen ook een zaak van onderhoud en werk in voorbereiding voor het vervolg, met name voor het Duitse voorzitterschap.

Mevrouw Karimi sprak over het Midden-Oosten. Naar mijn mening is hierover een heldere verklaring van de Europese Raad tot stand gekomen. Er heeft gelukkig een goede donorconferentie plaatsgevonden, waarbij niet alleen door de Europese Unie maar ook door de Verenigde Staten toezeggingen zijn gedaan over investeringen ten dienste van de Palestijnse gebieden. Het is bekend dat Nederland daar met name een rol speelt bij de ontwikkeling van de haven van Gaza. Wij kunnen alleen maar hopen dat wij daarmee in 1999 voortgang kunnen boeken.

De Nederlandse regering is gelukkig met de heldere verklaring die in de verklaring van Wenen is opgenomen over de Grote Meren. Uiteraard zal zij dit vraagstuk in de Algemene Raad met zeer veel belangstelling, maar ook alertheid blijven volgen. De heer Ajello is bezig om zich breed te informeren bij alle partijen die zijn betrokken bij het Grote Merenconflict. Het is echt een zaak van de juiste timing, maar op het moment dat wij mogelijkheden zien, zullen wij de gedachte die door Nederland is gekoesterd om tot een conferentie hierover te komen, uiteraard op de agenda plaatsen.

Mevrouw de voorzitter! De heer Timmermans vroeg om een notitie naar aanleiding van de suggesties van de Franse en Engelse regering. Het vervolg hiervan, zoals ook is aangegeven bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken, kan het best zijn plaats vinden bij de discussie over de hoofdlijnennotitie van defensie, maar uiteraard ook bij de bespreking van de voorbereiding van de top van Washington die in april 1999 zal plaatsvinden.

Staatssecretaris Benschop:

Voorzitter! Ik ben de heer Van Middelkoop erkentelijk voor het intrekken van de motie over de middelen die beschikbaar zijn voor de preaccessie en de uitbreiding van de Europese Unie. Ik hoop dat hij dit mede heeft gedaan op grond van de informatie die is verstrekt in de brief die na afgelopen donderdag is verschenen. In deze brief is ook het onderscheid uitgelegd tussen verplichtingen en betalingen in het financiële systeem van de Unie. Dit houdt logischerwijs in dat verplichtingen wel tot betalingen zullen leiden, maar dit betekent niet dat bijvoorbeeld in 2006 alle tot dat jaar aangegane verplichtingen ook dan al tot betalingen hebben geleid, omdat die wat achter de verplichtingen aanlopen. Dit zal altijd blijven gebeuren en dat verklaart ook het verschil tussen de cijfers. Maar verplichtingen zijn verplichtingen. In het kader van de nieuwe financiële perspectieven is hiermee een duidelijk beeld gegeven van de financiering van de kosten van de uitbreiding.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Er ligt een Deens voorstel om de gelden die voor de toetreding beschikbaar zijn, te gebruiken als preaccessiesteun, omdat de toetreding van de eerste landen waarschijnlijk toch niet in 2002 zal gebeuren. Hoe kijkt de Nederlandse regering daartegenaan?

Staatssecretaris Benschop:

Dat voorstel willen wij niet steunen, omdat de middelen die voor de uitbreiding beschikbaar zijn, veel groter zijn dan de middelen die voor de preaccessie beschikbaar zijn. In die zin is het moeilijk om dat te vergelijken. In eerdere debatten heb ik al gezegd dat je in principe open moet staan voor een heroverweging, als er bij de preaccessie en bij de uitbreiding reële tekorten worden geconstateerd. Ik wil het houden bij deze algemene toezegging.

Mevrouw Karimi en mevrouw Scheltema hebben gevraagd naar de opstelling van de Nederlandse regering bij het cultuurprogramma. Met de besluitvorming over de programma's in categorie 3, intern beleid, wordt vooruitgelopen op de financiële perspectieven en verplichtingen die voor het jaar 2000 worden aangegaan. Bij dit programma liepen de Nederlandse inzet en de mogelijke uitkomst die door anderen werd voorgestaan, zozeer uit elkaar, dat wij op dit moment niet tot besluitvorming moesten overgaan, in lijn met onze inhoudelijke opvatting over de ontwikkeling van de Europese begroting en de brieven van de minister van Financiën en de minister van Buitenlandse Zaken. Het programma is niet verworpen, maar aan het voorzitterschap is gevraagd om de besluitvorming te hervatten, zodra Agenda 2000 beschikbaar is en de financiële perspectieven bekend zijn. Dan weten wij binnen welk kader wij praten en dan kunnen wij opnieuw kijken welke gelden voor dat programma beschikbaar zijn.

Mevrouw Scheltema heeft gevraagd naar de Schengenintegratie in de Unie. Daarover is niets nieuws bekend sinds afgelopen donderdag. Deze kwestie heeft de aandacht van de Nederlandse regering. Ik denk dat wij daar in januari en februari nog eens naar moeten kijken.

De heer Timmermans vroeg naar het statuut van het Europees Parlement. Dat is door de Nederlandse regering positief ontvangen, omdat er op hoofdlijnen is gekozen voor goede oplossingen voor de salariëring van de parlementsleden, de onkostenvergoeding, die alleen beschikbaar moet zijn voor reëel gemaakte kosten, en een redelijke pensioenregeling. Dat was ook de mening van veel regering die in Wenen aanwezig waren.

Er is op één punt bezwaar gemaakt van Deense en Zweedse zijde. Dat is gericht op de combinatie van het Europees gemiddelde salaris en de Europese belastingheffing die daarover moet plaatsvinden. Door de Europese top is aan de Algemene Raad opdracht gegeven om zo snel mogelijk in overleg te treden met het Europees Parlement om tot een oplossing te komen. Er is de Nederlandse regering veel aan gelegen om die zaak zo spoedig mogelijk uit de wereld te helpen, langs de lijnen van het voorstel van het Parlement, om de weg vrij te maken voor Europese verkiezingen over echte Europese politieke onderwerpen.

De heer Weisglas maakte melding van de woede van mevrouw Mouskouri over de opstelling van Nederland bij het Europese cultuurprogramma. Ik denk dat wij die woede wel zullen overleven. Collega Van der Ploeg en ik waren een tikje teleurgesteld, maar misschien ook wel opgelucht, dat mevrouw Mouskouri op zoek is naar de telefoonnummers van de heren Kok en Zalm en niet naar die van ons. Maar goed, cultuur gaat over smaak.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Dit geeft mij de gelegenheid om een fout te herstellen. Ik had het over mevrouw Mercouri. Zij is echter een aantal jaren geleden overleden. Ik bedoelde natuurlijk mevrouw Mouskouri, die lid is van het Europees Parlement. Via deze correctie wil ik mijn excuses maken voor die verspreking.

De voorzitter:

Het is mij gebleken dat er geen behoefte is aan een tweede termijn.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 13.00 uur tot 14.00 uur geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven