Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35470-VII nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 35470-VII nr. 1 |
Ontvangen 20 mei 2020
Vergaderjaar 2019–2020Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal € 5.616.794.000,-
Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal € 753.124.000,-
AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bied ik. mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) over het jaar 2019 aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties decharge te verlenen over het in het jaar 2019 gevoerde financiële beheer.
Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:
1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;
3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
4. de totstandkoming van de niet-financiele verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.
Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:
1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2019;
2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2019 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2019, alsmede over de saldibalans over 2019 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,K.H. Ollongren
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
Algemeen
Voor u ligt het jaarverslag 2019 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Het jaarverslag 2019 is als volgt opgebouwd:
A. Een algemeen deel met de dechargeverlening;
B. Het beleidsverslag met daarin de beleidsprioriteiten, de (niet-)beleidsartikelen en de bedrijfsvoeringsparagraaf;
C. De jaarrekening met daarin de verantwoordingsstaat, de saldibalans en de WNT-verantwoording;
D. De bijlagen.
Grondslagen voor de vastlegging en de waardering
De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2020 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel.
Groeiparagraaf
De Rijksbegrotingsvoorschriften 2020 schrijft een vernieuwde opzet voor voor de bijlage inzake toezichtsrelaties zelfstandige bestuursorganen (zbo) en rechtspersonen met een wettelijke taak (rwt).
Focusonderwerpen
De Tweede Kamer heeft voor de verantwoording 2019 focusonderwerpen aangewezen, welke door het Ministerie van Financiën geïllustreerd worden middels een aantal specifieke casussen. Deze casussen hebben geen betrekking op de begrotingen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Het beleidsverslag
Beleidsprioriteiten
In de paragraaf «Beleidsprioriteiten» wordt verslag gedaan van de beleidsprioriteiten die zijn opgenomen in de begroting 2019. Daarnaast worden ook de prioriteiten uit het regeerakkoord van het kabinet Rutte-III toegelicht. Zoals gebruikelijk is ook dit jaar een tabel opgenomen met daarin de realisatie van de beleidsdoorlichtingen.
De beleidsartikelen
In de paragraaf «Beleidsartikelen» wordt meer in detail ingegaan op de verantwoording over de verschillende onderwerpen. De paragraaf kent per beleidsartikel de volgende opzet:
A. Algemene doelstelling;
B. Rol en verantwoordelijkheid;
C. Beleidsconclusies;
D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid;
E. Toelichting op de financiële instrumenten.
De paragraaf «Niet-beleidsartikelen» kent een andere indeling, te weten:
A. Tabel Budgettaire gevolgen;
B. Toelichting op de financiële instrumenten.
Algemene doelstelling en rol en verantwoordelijkheid
Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften 2020 zijn voor de onderdelen «Algemene doelstelling» en «Rol en verantwoordelijkheid» in de beleidsartikelen de teksten uit de vastgestelde begroting 2019 als basis gebruikt.
Toelichting op de financiële instrumenten
In de toelichting op de financiële instrumenten wordt aangegeven voor welke activiteiten en doelen de financiële overdracht in het begrotingsjaar is aangewend. Verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar worden toegelicht, hierbij wordt indien van toepassing verwezen naar de eerste en tweede suppletoire begrotingswetten of de slotwet.
Bedrijfsvoeringsparagraaf
In het jaarverslag Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2019 is een bedrijfsvoeringparagraaf opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan over specifieke punten in de bedrijfsvoering van het begrotingshoofdstuk Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) en begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties (IV).
De jaarrekening
Verantwoordingsstaten
In de jaarrekening treft u de departementale verantwoordingsstaat voor de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties evenals de samenvattende verantwoordingsstaat voor de baten-lastenagentschappen.
Jaarverantwoording agentschappen
De jaarrekening bevat tevens de jaarverantwoording van de verschillende baten-lastenagentschappen, te weten de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG), Logius, P-Direkt, Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR), FMHaaglanden (FMH), Shared Service Center-ICT (SSC-ICT), Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en de Dienst van de Huurcommissie (DHC).
Saldibalans
De saldibalans en de bij dit onderdeel behorende financiële toelichting maken eveneens onderdeel uit van de jaarrekening.
WNT-verantwoording
De jaarrekening wordt afgesloten met de verantwoording Wet Normering Topinkomens (WNT).
De bijlagen
In het jaarverslag Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn bijlagen opgenomen inzake toezichtsrelaties zelfstandige bestuursorganen (zbo) en rechtspersonen met een wettelijke taak (rwt), afgerond evaluatie- en overig onderzoek, inhuur externen en een overzicht van de burgemeestersbenoemingen in 2019. De bijlage toezichtsrelaties zbo's/rwt's bevat conform RBV 2019 meer financiële informatie over de zbo's die onder toezicht van het ministerie vallen.
Beleidsprioriteiten
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) staat voor een sterke en levende democratie en een slagvaardig openbaar bestuur waar inwoners uit het hele Koninkrijk op kunnen vertrouwen. Nu en in de toekomst. Samen met medeoverheden zorgen we ervoor dat mensen in hun dagelijks leven ervaren dat het beter gaat. Dat zij prettig kunnen wonen in betaalbare, veilige en energiezuinige woningen in een buurt waar iedereen meetelt en meedoet. We willen dat alle mensen het gevoel hebben dat de overheid er voor hen is.
In oktober 2019 is het Ministerie van BZK verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van de versterkingsoperatie en het Rijksbeleid van het Nationaal Programma Groningen. De versterkingsoperatie komt hiermee in een volgende fase. Er komt meer accent op de uitvoering, met voor Groningers zichtbare resultaten.
Het afgelopen jaar hebben we belangrijke stappen gezet om de complexe opgaven van vandaag samen aan te pakken. Zoals de woningbouwopgave, de energietransitie en de vernieuwing van de democratie. Deze opgaven kunnen we niet alleen oplossen.
Daarom zijn we als één overheid aan de slag gegaan. Dit beleidsverslag laat de belangrijkste resultaten van 2019 zien. Op basis van de behaalde resultaten kijken we ook vooruit. Bijvoorbeeld door te werken met proeftuinen leren we van onze ervaringen en blijven we onze aanpak continu verbeteren.
Samen meer bereiken als één overheid
De maatschappelijke opgaven van nu beslaan verschillende schaalniveaus van lokaal tot regionaal, nationaal en daar voorbij. Dat vraagt om samenwerking. Het Interbestuurlijk Programma (IBP) biedt een platform voor het Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen om samen te werken aan een duurzame toekomst van Nederland en om de raakvlakken tussen grote maatschappelijke opgaven te benutten. We hebben interbestuurlijke bijeenkomsten georganiseerd over zowel samenwerking tussen overheden als inhoudelijke vraagstukken. Door het opzetten van een leer- en inspiratietraject komen we samen tot innovatieve oplossingen voor opgaven zoals de regionale economie, laaggeletterdheid en wonen en zorg.
In het IBP en de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) pakken we opgaven gebiedsgericht aan, want we zien regionaal en lokaal grote verschillen in opgaven, problemen en kansen. In juni 2019 publiceerden we in de ontwerp NOVI de langetermijnvisie van het Rijk op de fysieke leefomgeving in Nederland. In Nederland is het altijd passen en meten geweest om ruimte te vinden om te wonen, werken, bewegen en recreëren. Veel ruimtelijke keuzes worden op lokaal of regionaal niveau gemaakt. Daarom staat samenwerking ook hier centraal, tussen overheden, bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en burgers. De NOVI houdt ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. De NOVI helpt om bij tegengestelde belangen keuzes mee te maken, bijvoorbeeld aan de hand van afwegingsprincipes of voorkeursvolgordes.
In 2019 zijn vanuit de Regio envelop, die gecoördineerd wordt door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), twaalf Regio Deals tot stand gekomen. BZK was voor de deals met de Achterhoek, Zuid- en Oost-Drenthe, Parkstad Limburg en Twente co-trekker. Daarnaast zijn de deals uit de eerste tranche verder uitgevoerd (Kamerstukken II 2019/20, 29697, nr. 72). In 2019 zijn vier City Deals afgerond en in zeven deals hebben steden, departementen, bedrijven en kennisinstellingen samengewerkt. Daarnaast zijn we gestart met de verkenning van potentiële City Deals op actuele thema’s waaronder cyber security en de circulaire stad. Om te blijven leren van onze ervaringen, heeft de projectgroep Agenda Stad twee bijeenkomsten georganiseerd voor actief betrokkenen bij City Deals. Evenals studiebijeenkomsten op basis van diverse maatschappelijke vraagstukken zoals het aardgasvrij maken van wijken.
Op 28 oktober 2019 vond de derde Dag van de Stad in Den Haag plaats. Het thema was ‘Wie durft’. Deze editie trok ruim 2.000 mensen onder wie actieve inwoners, wetenschappers, vertegenwoordigers van bedrijven en maatschappelijke organisaties. Zij hebben tijdens de Dag van de Stad samengewerkt aan innovatieve oplossingen voor stedelijke vraagstukken.
In krimp- en grensregio’s hebben maatschappelijke opgaven vaak een ander effect. Daarom hebben we in 2019 gebiedsgerichte afspraken gemaakt om economische groei en sociale en fysieke leefbaarheid te versterken en de kansen van grensoverschrijdende samenwerking te benutten als onderdeel van de Regio Deals. Om zowel taal- en cultuurbarrières weg te nemen als te voorkomen, hebben we ruim twintig jongerenevenementen ondersteund. Met twee expertisetrajecten hebben we een impuls gegeven aan kennisuitwisseling over woningmarkt en energietransitie in krimpgebieden. Beide domeinen vragen om een andere, slimme aanpak in dunbevolkte gebieden en kunnen een belangrijke investering geven aan de vitaliteit van een krimpgebied.
Met het Regionaal Ontwikkelprogramma (ROP) laat het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) zien hoe met rijksvastgoed de uitvoeringskracht kan worden vergroot om concrete resultaten te boeken voor de strategische opgaven van dit kabinet (waaronder duurzaamheid en woningbouw). Door samen te werken in coalities van rijkspartijen, medeoverheden, marktpartijen en andere organisaties, ontstaat er een gebiedsgerichte aanpak die meer dan een enkel gebouw aanpakt. Op 2 juli 2019 heeft de Staatssecretaris van BZK een tweede brief aan de Kamer gestuurd over het ROP (Kamerstukken II 2018/19, 31490, nr. 256). Daarin is de voortgang van de ROP-projecten beschreven, alsmede de door het Rijksvastgoedbedrijf ontwikkelde routekaart verduurzaming rijkskantoren. Zo is de alliantie van het programma EnergieRijk Den Haag in 2019 versterkt met de organisaties en gebouwen van de Bank Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Deze nieuwe deelnemers brengen hun expertise over (project)financiering en aquathermie in, zo groeit de alliantie in omvang en kracht.
Vernieuwing van de democratie en openbaar bestuur
Democratie in beweging
De lokale democratie is volop in beweging en werkt aan complexe opgaven, zoals de energietransitie, de invoering van de Omgevingswet en de uitvoering van de decentralisaties in het sociaal domein. Zoals aangekondigd in het Plan van aanpak Versterking lokale democratie en bestuur (Kamerstukken II 2017/18, 34775 VII, nr. 69) is met het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie (initiatief van het ministerie van BZK, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de beroeps- en belangenverenigingen) de afgelopen twee jaar een concreet en divers aanbod gecreëerd om lokale volksvertegenwoordigers en bestuurders te ondersteunen. Zo hebben 25 van de 50 reeds geïnteresseerde gemeenten de Quick Scan Lokale Democratie ingezet om inzicht te krijgen in het functioneren en de verbetermogelijkheden van hun lokale democratie.
In 2019 hebben de partijen in het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie veel geïnvesteerd in het stimuleren van het uitdaagrecht (Right to Challenge), waarbij inwoners de uitvoering van een taak van de gemeente overnemen. In de vorm van bijeenkomsten met betrokkenen en ervaringsdeskundigen, diverse leerateliers en inspiratiegidsen zijn kennis en goede voorbeelden met gemeenten en actieve bewoners(groepen) gedeeld. Inmiddels werken 167 gemeenten met dit uitdaagrecht, dat is ruim een verdubbeling ten opzichte van 2018. Eind 2019 is daarnaast een wetsvoorstel voor verbreding van artikel 150 van de Gemeentewet in consultatie gegaan. Het voornemen is om hiermee het uitdaagrecht expliciet in de Gemeentewet te verankeren. In de Gemeentewet wordt opgenomen dat de gemeenteraad regels kan stellen over de wijze waarop inwoners en lokale verenigingen een alternatief voorstel kunnen indienen voor de uitvoering van collectieve voorzieningen in hun directe omgeving.
Mensen maken het bestuur. Om inclusiviteit en diversiteit van het openbaar bestuur te stimuleren hebben we een pakket aan maatregelen aangekondigd (Kamerstukken II 2018/19, 30420, nr. 328). Daarnaast hebben we het afgelopen jaar een breed aanbod gecreëerd voor de mensen in het bestuur – van gemeenteraadslid, burgemeester tot griffier – om hun rol binnen onze democratie goed op te kunnen pakken. Zo heeft het trainings- en opleidingsaanbod voor raadsleden een impuls gekregen en is voor Statenleden en leden van het algemeen bestuur van waterschappen een digitale leeromgeving gelanceerd, waarmee zij zich snel kunnen inwerken op thema’s als de Omgevingswet en de Regionale Energiestrategie.
In 2019 is de verworvenheid van 100 jaar algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen herdacht. Onder het motto ‘Ik vier mijn stem’ vonden onder organisatie van de Tweede Kamer verschillende activiteiten plaats. Het jaar 2019 kon ook met recht een ‘verkiezingsjaar’ worden genoemd. In totaal waren er zes verkiezingen. In de evaluatie is geconcludeerd dat de verkiezingen goed zijn verlopen, met enkele verbeteringen voor de toekomst. Voor het eerst gold bij de verkiezingen in 2019 de wettelijke verplichting om de processen-verbaal van de stembureaus en van de opgaven van de burgemeester met de stemtotalen van de gemeente openbaar te maken op internet, zodat iedereen de verkiezingsuitslag kan controleren (Stb. 2018, 470). In 2019 ging ook het voorstel van wet tot tijdelijke experimenten met een nieuw stembiljet in consultatie.
Het kabinet heeft op 26 juni 2019 een kabinetsstandpunt uitgebracht over het in december 2018 aangeboden rapport «Lage drempels, hoge dijken» van de Staatscommissie Parlementair Stelsel (Kamerstukken II 2018/19, 34430, nr. 10). In het kabinetsstandpunt beschrijft het kabinet de maatregelen waarmee zij het parlementair stelsel wil gaan moderniseren. De maatregelen zijn zowel gericht op de verbetering van de inhoudelijke vertegenwoordiging in het parlementair stelsel als op de versterking van de weerbaarheid van de democratische rechtsstaat. Het gaat onder andere om aanpassing van het kiesstelsel, de invoering van een Wet op de politieke partijen, bevordering van het burgerschapsonderwijs en om maatregelen gericht op een betere positionering van de Eerste Kamer.
Op weg naar een digitale overheid
In 2018 zijn we aan de slag gegaan met Agenda Digitale Overheid: NL DIGIbeter (Kamerstukken II 2017/18, 26643, nr. 549). De geactualiseerde versie is in juli 2019 aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2019/20, 26643, nr. 621). Deze geactualiseerde versie geeft meer focus door zich te richten op vijf pijlers: innovatie, digitale inclusie, identiteit, regie op gegevens en data. Zo stimuleren we bijvoorbeeld met Startup in Residence, een samenwerking tussen overheid en startups, innovatieve oplossingen voor maatschappelijke opgaven. Om de regie op gegevens te vergroten hebben we onder andere de mogelijkheden verbeterd voor burgers en ondernemers om de gegevens die de overheid over hen heeft in te zien en om onjuiste gegevens te laten corrigeren.
Een onderdeel van NL DIGIbeter is het programma Digitaal Machtigen. Het kabinet streeft ernaar dat iedereen mee kan doen. We maken het makkelijker voor burgers, die dat zelf willen en mogen, om een ander te machtigen om voor hen zaken te doen met de overheid. Het afgelopen jaar is gewerkt aan machtigingsmogelijkheden voor personen die zelf hun zaken met de overheid niet mogen regelen, bijvoorbeeld omdat zij onder bewind of curatele staan, of minderjarig zijn (wettelijke vertegenwoordiging). De invoering van deze mogelijkheden gebeurt stapsgewijs. Als proef konden ouders in 2019 een machtiging krijgen die hen toegang gaf tot de medische gegevens van hun kinderen. Deze mogelijkheid komt breed beschikbaar in 2020.
Data bieden enorme kansen. Tegelijkertijd roept het gebruik van data nieuwe vragen op. Om data (nog) beter in te zetten, hebben we de NL DIGITAAL: Data Agenda Overheid opgesteld, voor goed en verantwoord datagebruik door de overheid. Om gemeenten inzicht te geven in de ethische dilemma’s die voorkomen bij datagebruik in de publieke ruimte, hebben we samen met steden als Amsterdam, Eindhoven en Groningen en diverse wetenschappers een aantal beleidsadviezen en reflecties uitgewerkt in de bundel «Behoorlijk datagebruik in de openbare ruimte»1. Omdat overheidsorganisaties in verschillende mate voorbereid zijn op het werken met data, hebben we het Leer- en Expertisepunt Datagedreven werken opgestart, dat een ‘toolkit’ heeft ontwikkeld met de beste lessen voor overheidsorganisaties. Nederland heeft in OECD-verband ook internationaal het voortouw genomen om overheidsbrede principes voor het verantwoord omgaan met data vast te stellen.
In een informatiesamenleving is het van belang dat we nauwkeurig omgaan met basisgegevens van personen. Op 4 november 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd over gerealiseerde en voorgenomen vernieuwingen in de Basisregistratie Personen (BRP) (Kamerstukken II 2019/20, 27859, nr. 143). De belangrijkste vernieuwing in 2019 was dat ouders sinds 5 februari 2019 hun levenloos geboren kinderen kunnen laten registreren in de BRP. Op 30 januari 2020 hadden daar al meer dan 19.000 ouders gebruik van gemaakt. In de brief werd tevens een in 2019 uitgewerkte nieuwe aanpak voor stapsgewijze doorontwikkeling van de BRP gepresenteerd, waarmee een einde is gekomen aan de lange periode waarin slechts beperkt wijzigingen werden doorgevoerd.
Meer samenhang in de fysieke leefomgeving
In 2019 is er hard gewerkt aan de zorgvuldige totstandkoming van het nieuwe stelsel van de Omgevingswet. De totstandkoming van de wetgeving is erop gericht om het stelsel op 1 januari 2021 in werking te laten treden. Door de stelselherziening van het omgevingsrecht worden de regels over de leefomgeving inzichtelijker en toegankelijker. Dat versterkt de verbinding tussen mensen en overheden.
Eind 2019 is het grootste deel van het basisniveau van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) opgeleverd, waarop alle bevoegde gezagen kunnen aansluiten, waarmee ze kunnen oefenen en wat ze kunnen vullen met hun eigen regelgeving. We blijven dit systeem doorontwikkelen: niet alles kan en hoeft in één keer. Al vanaf het begin van het programma Aan de Slag met de Omgevingswet wordt het DSO samen met medeoverheden ontwikkeld. Zo weten we zeker dat het ook naar hun wensen wordt ingericht. Het primaire proces staat voorop: burgers en bedrijven moeten vanaf 1 januari 2021 vergunningen kunnen aanvragen, overheden moeten die kunnen behandelen en het moet duidelijk zijn welke regels wanneer gelden. Daarnaast is het DSO gebruikersvriendelijk en toegankelijk voor mensen met een visuele beperking. De publieksteksten worden op taalniveau B1 geschreven. De inrichting van het beheer van het DSO heeft grotendeels in 2019 plaatsgevonden, zodat de verantwoordelijkheid voor de landelijke voorziening in 2020 gefaseerd kan worden overgedragen van het programma Aan de Slag met de Omgevingswet naar de beheerorganisatie (Kadaster). Hierover zijn met de koepels bestuurlijke afspraken gemaakt (Kamerstukken II 2018/19, 33118, nr. 116).
Om goed op de Omgevingswet voorbereid te zijn werken gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk in het interbestuurlijk programma Aan de slag met de Omgevingswet samen. We hebben regelmatige bijeenkomsten in het land georganiseerd en hebben hulpmiddelen ontwikkeld, zoals roadmaps, staalkaarten voor het Omgevingsplan, handreikingen en Train de trainer opleidingen. Daarnaast ondersteunt het Informatiepunt Omgevingswet overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijven en ook inwoners bij de voorbereiding op de Omgevingswet met onder andere een uitgebreide website2 met informatie over de wet en regelgeving.
In de informatiesamenleving van nu wordt ook van bodem- en ondergrondgegevens steeds meer gebruik gemaakt en meer verwacht. In 2019 is verder gewerkt aan de Doorontwikkeling in Samenhang van de Geo-Basisregistraties. Dat wil zeggen dat er waardevolle basisregistraties met samenhangende structuur worden gerealiseerd, zoals de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT), de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) en de Basisregistratie WOZ. Om betrouwbare en integrale informatie over de ondergrond beschikbaar te hebben werken we aan de Basisregistratie Ondergrond (BRO). Voor het inwinnen en bijhouden van de authentieke gegevens in de BRO werken we nauw samen met medeoverheden, de bronhouders. Alle bronhouders minus vier gemeenten zijn in 2019 aangesloten en leveren gegevens aan.
Door de recente ontwikkelingen op het gebied van bodemverontreiniging groeit ook de behoefte aan informatie daarover. Naar aanleiding van de motie Ronnes en van Gerwen en Kamervragen over de opname van bodemverontreinigingsgegevens en PFAS in de basisregistratie heeft de Minister voor Milieu en Wonen aan de Tweede Kamer gemeld (Kamerstukken II 2019/20, 33136, nr. 23) dat zij positief staat ten opzichte van opname van bodemverontreinigingsgegevens in de BRO aansluitend aan het huidige programma, dat is na 1 januari 2022. We onderzoeken of en hoe de uitbreiding van de BRO met bodemverontreinigingsgegevens gestalte zou kunnen krijgen.
Bescherming van de democratie en grondrechten
De dreigingen tegen onze democratische rechtstaat zijn in een kort tijdsbestek blijvend veranderd. De jihadistische dreiging is onverminderd groot. Daarnaast nemen de (geo)politieke- en de cyberdreigingen fors toe.
De Minister-president heeft in 2019 samen met de Ministers van BZK en Defensie de prioriteiten vastgesteld voor de onderzoeken van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) voor de komende jaren. De Ministers van Justitie en Veiligheid (JenV) en Buitenlandse Zaken (BZ) zijn nauw betrokken bij het bepalen van de prioriteiten van de diensten. De gemaakte afspraken zijn opgetekend in de Geïntegreerde Aanwijzing Inlichtingen en Veiligheid3 (GA I&V). Ter ondersteuning van de GA I&V is bij de Voorjaars- en Najaarsnota (structureel en incidenteel) extra geld toegekend aan de AIVD voor bestrijding van terrorisme en statelijke (al dan niet digitale) dreiging. De Tweede Kamer is in 2019 middels een brief van de Minister voor de AIVD, die vanaf oktober 2019 verantwoordelijk is voor de AIVD, geïnformeerd over de hoofdlijnen van de plannen van de AIVD voor 2020 (Kamerstukken II 2019/20, 29924, nr. 197).
Andere staten zetten met regelmaat digitale middelen in om toegang te krijgen tot vitale onderdelen van de Nederlandse samenleving, zoals de energie- of telecombranche. Rusland, China en Iran zijn voorbeelden van landen die een bovenmatige interesse tonen in informatie van de Nederlandse overheid en bedrijven die in Nederland actief zijn. Dit soort activiteiten kan schade aanrichten aan de nationale veiligheid, onze soevereiniteit en onze economische belangen. De AIVD verschaft informatiebeveiligingsadvies op maat aan de Nederlandse overheid en vitale bedrijven. Zo wordt de weerstand tegen statelijke digitale aanvallen verhoogd en (digitale) schade beperkt of voorkomen. In 2019 heeft de AIVD de intenties, capaciteiten en activiteiten van statelijke actoren met een offensief cyberprogramma onderzocht en hier een openbare publicatie over uitgebracht met de titel ‘Offensief cyberprogramma: een ideaal businessmodel voor staten’4.
De dreiging tegen de democratische rechtstaat is veelzijdig. De bestuurlijke weerbaarheid wordt versterkt door in te zetten op de bewustwording van politieke ambtsdragers op thema's als veiligheid, beveiliging en integriteit. De door het Netwerk Weerbaar Bestuur ontwikkelde instrumenten en producten zijn via de nieuwe website5 beschikbaar gekomen. De ontwikkelde veiligheidspakketten zijn aan alle nieuwe burgemeesters uitgereikt. In nauwe samenwerking met het Ministerie van JenV, de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid (NCTV) en de Nationale Politie hebben we gewerkt aan preventieve beveiligingsmaatregelen voor de woningen van decentrale bestuurders (Kamerstukken II 2018/19, 28684, nr. 576). Tegelijkertijd zijn we een experiment binnen tien gemeenten begonnen met integrale beveiligingsplannen en ontwikkelden we de leergang Democratische Rechtsorde. Ook is ingezet op het aanpakken van gelegenheidsstructuren voor ondermijning, zoals bepaalde vakantieparken. In samenwerking met onder andere gemeenten, provincies en kennisinstellingen is gewerkt aan de actieagenda Vakantieparken 2018-2020. Met twaalf gemeenten, het Ministerie van JenV, het Openbaar Ministerie (OM), de Politie en de Belastingdienst is daarnaast een publiek dashboard6 ontwikkeld, waarmee inzicht ontstaat in patronen (op gebied van vastgoedbezit en transacties en drugshandel en productie) die kunnen duiden op ondermijnende criminaliteit.
In september 2019 is onder leiding van BZK de beleidsbrief AI, publieke waarden en mensenrechten naar de Kamer gestuurd, waarin het kabinetsbeleid voor kunstmatige intelligentie (Artificial Intelligence, AI) uiteen is gezet (Kamerstukken II 2019/20, 26643, nr. 642). Om begrip en bewustwording over de effecten van AI onder burgers te versterken, hebben we in 2019 verschillende burgerdialogen georganiseerd en publiceerden we voorlichtingsmateriaal zoals een speciale editie van de Donald Duck over AI en grondrechten. Daarnaast hebben we de gereedschapskist voor ethisch verantwoord innoveren gepubliceerd, die overheden ondersteunt bij het meenemen van belangrijke publieke waarden bij technologische ontwikkelingen.
Om ervoor te zorgen dat algoritmen transparant en verantwoord worden ingezet, hebben we in 2019 samen met het Ministerie van JenV richtlijnen voor algoritmegebruik door de overheid opgesteld. Vervolgens zijn we begonnen met het toetsen van die richtlijnen op bruikbaarheid en volledigheid. Uit de toetsing kwam onder andere naar voren dat de richtlijnen niet goed kunnen worden toegepast zonder ook de sociaal-technologische context en het grotere vraagstuk rondom (keten)verantwoording mee te nemen.
De samenleving waarin iedereen mee kan doen
De samenleving verandert voortdurend. Wij vinden het belangrijk dat iedereen mee moet kunnen blijven doen in deze samenleving. Dat geldt vooral voor mensen met een beperking, voor mensen die digitaal minder vaardig zijn en voor mensen die moeite hebben om berichten van diensten van de overheid te begrijpen.
We communiceren in Nederland steeds vaker digitaal. Met de aanpak van digitale inclusie streven we ernaar dat iedereen ook in een digitale samenleving mee kan doen. Om de overheidsdienstverlening te verbeteren, is in het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid7 geregeld dat overheden hun websites en apps toegankelijk moeten maken. Met de lancering van de Direct Duidelijk Brigade hebben we een impuls gegeven aan het gebruik van begrijpelijke taal in overheidsteksten. Ook hebben we gewerkt aan een ondersteuningsnetwerk voor mensen die moeite hebben met digitalisering. Het interdepartementale programma Tel mee met Taal ondersteunt cursusaanbod voor mensen die hun digitale vaardigheden willen verbeteren. In 2019 zijn de eerste vijftien informatiepunten Digitale Overheid geopend, waar mensen terecht kunnen voor informatie en hulp bij overheidsdiensten, zoals huurtoeslag, WW, AOW, zorg, boetes, kinderbijslag of gezondheidsverklaringen voor rijvaardigheidsbewijzen voor 75-plussers.
Met het programma ‘Onbeperkt Meedoen!’ werken we samen met andere departementen aan de invoering van het ‘VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap’ (Kamerstukken II 2017/18, 24170, nr. 177). De Minister van BZK is in dit programma de trekker van de actielijn Rijk als organisatie. In 2019 hebben we ook gewerkt aan het actieplan ‘Toegankelijk stemmen’ om de verkiezingen voor mensen met een beperking beter toegankelijk te maken. Dit actieplan is onder andere gericht op begrijpelijkere en toegankelijkere informatie over het stemproces. Begin 2020 wordt het actieplan gepresenteerd.
Daarnaast hebben we in 2019 een bestuurlijk akkoord gesloten met de overheids- en onderwijssectoren om een overheidsbrede impuls te geven aan de realisatie van banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Op basis van dit akkoord hebben alle sectoren een werkagenda (Kamerstukken II 2019/20, 34352, nr. 191) vastgesteld, met concrete acties om banen te realiseren. De basis voor de werkagenda van het Rijk is de rijksbrede meerjarenaanpak met vier methodes: individuele instroom, groepsgewijze instroom, partnerschappen met leveranciers en doorontwikkeling van social return en samenwerking met andere werkgevers. Ook werkt het Rijk actief aan een inclusief werkklimaat bij de ministeries.
Met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is in 2019 een aantal overheidsbrede maatregelen getroffen. We hebben bijvoorbeeld samenwerking gestimuleerd tussen opdrachtgevers uit de overheid en hun leveranciers uit de marktsector, een ervaren inspirator ingezet en de Kennisalliantie ingezet. De Kennisalliantie hield in 2019 verschillende bijeenkomsten en workshops en beantwoordde meer dan honderd vragen uit het veld.
De inkoopkracht van de Rijksdienst benutten we om onze leveranciers aan te zetten om mee te doen. In 2019 is de rijksbrede werkwijze social return doorontwikkeld. Dit doen we met Maatwerk voor Mensen als belangrijk uitgangspunt. Dat wil zeggen dat we in de volle breedte nauw samenwerken met leveranciers om zo veel mogelijk mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt via inkoop naar werk(ervaringsplekken) te begeleiden. Via proeftuinen gaven we hier in 2019 invulling aan. Een proeftuin is een werkwijze die ruimte biedt om tijdens een aanbestedingstraject en de gehele contractperiode te leren en experimenteren met de inzet van social return. In 2019 waren er met 25 nieuwe proeftuinen positieve ervaringen bij zowel markt als overheid. Op de website van Maatwerk voor Mensen8 staan verschillende praktijkvoorbeelden van proeftuinen.
De Minister van BZK heeft op 12 december 2019 het Nationaal Actieplan Mensenrechten (Kamerstukken II 2019/20, 33826, nr. 33) uitgebracht. Met het Actieplan wil het kabinet de toegankelijkheid van voorzieningen verbeteren en daarmee een gerichte impuls geven aan de bescherming en bevordering van mensenrechten in Nederland. Voorbeelden van acties zijn de oprichting van een platform voor gemeenten en mensenrechten en het begin van een evaluatie van het passend onderwijs met inclusief onderwijs als speerpunt. Daarnaast wordt ingezet op de verbetering van verschillende informatiepunten met betrekking tot digitale overheid, langdurige zorg en rechtshulp. Door het Actieplan op te stellen samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties wordt het belang onderstreept van het onderhouden en verbeteren van mensenrechtenbescherming in Nederland.
In het kader van het programma ‘Onbeperkt Meedoen!’ hebben we ons ook ingezet voor de toegankelijkheid van rijkskantoren. Op basis van de toegankelijkheidsscans van rijkskantoren zorgt het RVB ervoor dat onder meer de hoofdentree van een aantal kantoren wordt verbreed en verbeterd, belijning wordt vernieuwd en waar nodig deurbediening wordt aangepast. Daarnaast is in 2019 in kaart gebracht welke maatregelen het RVB op korte en lange termijn zal uitvoeren om zeven ministeriegebouwen in Den Haag beter toegankelijk te maken. Hoewel rijksgebouwen voldoen aan het wettelijk kader, kan met deze maatregelen de toegankelijkheid verder worden verbeterd. Denk hierbij aan verduidelijking van bewegwijzering, verbetering van sanitaire ruimtes en het toevoegen van voorzieningen in liften.
Wonen in energiezuinige woningen en in een prettige leefomgeving
Woningbouwopgave staat centraal
De woningbouw heeft in 2019 te maken gehad met een enorme vraag naar nieuwbouw en tegelijkertijd hinder ondervonden van de stikstofproblematiek. In het kader van de Nationale woonagenda en het Interbestuurlijk programma zijn afspraken gemaakt waarin marktpartijen, medeoverheden en het Rijk streven naar de bouw van 75.000 woningen per jaar. De partijen hebben dit gedaan met inzet op het vergroten en versnellen van het aanbod, aandacht voor betaalbaarheid en een betere benutting van de huidige voorraad. In 2019 is het doel van 75.000 nieuwe toevoegingen aan de woningvoorraad gehaald. Als invulling van de afspraken uit de Nationale woonagenda zijn diverse trajecten verder uitgewerkt, bijvoorbeeld het sociaal huurakkoord dat Aedes en de Woonbond hebben gesloten en het traject Goed Verhuurderschap.
Voor de (groot)stedelijke regio’s begonnen Rijk en regio in 2019, in lijn met de NOVI, met de uitwerking van regionale verstedelijkingsstrategieën. We werken aan deze strategieën om toekomstige locaties voor verstedelijking goed te combineren met infrastructuurinvesteringen en andere gebiedsgerichte opgaven zoals de vraag naar duurzame energie. Zo is er voor Utrecht besloten om met een voorlopige reservering uit de Woningbouwimpuls de ontsluiting van nieuwe woon- en werklocaties mogelijk te maken, waardoor 9.000 extra woningen kunnen worden gerealiseerd. De aanvraag van Utrecht zal het reguliere proces van de woningbouwimpuls moeten doorlopen.
In 2019 zijn met vijf regio’s woondeals gesloten: de stad Groningen, het Stedelijk Gebied Eindhoven, de zuidelijke Randstad, de regio Utrecht en de Metropoolregio Amsterdam. De woondeals zijn gesloten met stedelijke regio’s waar het woningtekort hoog is en waar ook op de langere termijn nog een grote bouwopgave ligt. Het Rijk gaat met de woondeals een langjarige samenwerking met deze regio’s aan op het gebied van wonen en bouwen. De woondeals zijn maatwerk en verschillen onderling, omdat elke regio zijn eigen specifieke uitdagingen, knelpunten en oplossingen kent. Vast onderdeel zijn afspraken over bouwambities, voldoende plancapaciteit, concrete locaties waar de bouw op korte termijn versneld kan worden, grote gebiedsontwikkelingen die belangrijk zijn voor de lange termijn en afspraken over betaalbaarheid en de aanpak van excessen, zoals huisjesmelkerij. In de woondeals wordt ook de relatie gelegd met bredere fysieke en sociaaleconomische opgaven als bereikbaarheid, verduurzaming en leefbaarheid in relatie tot gebiedsontwikkelingen en wijken waar stadsvernieuwing wenselijk is.
Afgelopen jaar is het expertteam Woningbouw, naast dat zij gemeenten bijstaan bij vastgelopen woningbouwprojecten, ook ingezet voor de stikstofproblematiek. Zij kunnen op verzoek van gemeenten meedenken over oplossingen en/of ondersteuning bieden in de begeleiding van noodzakelijke onderzoeken. Het expertteam heeft tot nu toe enkele gesprekken met gemeenten gevoerd, wat in een gemeente heeft geleid tot het op gang komen van de vergunningverlening.
Het kabinet beoogt een sterkere positie van de consument als opdrachtgever in de bouw. Daar werken we aan door in het wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen (Kamerstukken II 2015/16, 34453, nr. 2) een nieuw stelsel van kwaliteitsborging te introduceren en daarnaast de aansprakelijkheid van de aannemer, na de oplevering van het bouwwerk, te vergroten. De Minister van BZK heeft hierover begin 2019 een bestuursakkoord gesloten met de VNG. In het voorjaar van 2019 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel aanvaard. Inwerkingtreding wordt voorzien per 1 januari 2021. Ter voorbereiding hierop is in samenwerking met bij de bouw betrokken partijen een voorbereidingstraject begonnen.
Toegankelijke woningmarkt
Naast de verschillende activiteiten op het gebied van woningbouw, werden er in 2019 ook verschillende maatregelen genomen, gericht op het tegengaan van excessen op de woningmarkt die zich als gevolg van schaarste nadrukkelijk manifesteren. Op het gebied van discriminatie is wetenschappelijk onderzoek verricht waarvan de resultaten helpen bij het nader maken van beleid. In de strijd tegen de malafide verhuurder was kennisdeling tussen steden behulpzaam bij het mogelijk maken of verbeteren van een scala aan lokale aanpakken. In het verlengde daarvan is het gesprek met steden over de richting van nieuwe wetgeving geïntensiveerd. Parallel loopt een aantal pilots om meer te leren over de problemen, mogelijke aanpakken en de lokale behoefte aan wetgeving voor goed verhuurderschap. Om gemeenten een aanvullend instrumentarium te bieden tegen negatieve effecten van toeristische verhuur, is het wetsvoorstel Toeristische verhuur van woonruimte voorbereid en aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2019/20, 35353, nr. 3). Om de problematiek (waaronder verloedering, permanente bewoning, onveiligheid, en sociale problemen) van vakantieparken aan te pakken, is begonnen met een interbestuurlijke aanpak. Deze richt zich op de revitalisering van vakantieparken, maar ook wordt door middel van pilots verkend in hoeverre vakantieparken kunnen functioneren als (tijdelijke) aanvulling op de woningmarkt.
In 2019 is de Wet maatregelen middenhuur aangenomen (Stb. 2019, nr. 207). Middenhuurwoningen zijn woningen met een huurprijs vanaf de liberalisatiegrens van € 710,68 tot circa € 1.000. Met de wijziging van de Huisvestingswet 2014 wordt verduidelijkt dat ook middenhuurwoningen onder de woonruimteverdeling op basis van deze wet kunnen worden toegewezen. Hierdoor kunnen gemeenten middenhuurwoningen toewijzen aan huishoudens die op basis van hun inkomen van dit segment afhankelijk zijn. De wijziging van de Woningwet heeft betrekking op het aanpassen van de markttoets voor toegelaten instellingen. Zo kunnen woningcorporaties eenvoudiger een bijdrage leveren aan het verruimen van het aanbod middenhuurwoningen.
Binnen het Platform hypotheken hebben we in 2019 onder andere met de sector knelpunten en oplossingen in de hypotheekverstrekking voor senioren en koopstarters besproken. Voor senioren zijn er de afgelopen tijd meer hypotheekmogelijkheden gekomen, mede omdat tijdens het platform duidelijk is geworden wanneer maatwerk verantwoord is. Voor starters met een flexibel inkomen zijn er initiatieven ontwikkeld waardoor de mogelijkheden zijn toegenomen om een hypotheek te krijgen. De uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) is gestart met een proef waardoor meer mensen met een flexibel inkomen een hypotheek kunnen krijgen.
Vanaf 2019 is het tarief in de verhuurderheffing structureel met € 100 mln. verlaagd. Daarnaast is er een heffingsvermindering op de verhuurderheffing geïntroduceerd voor het verduurzamen van woningen. Hiervoor is jaarlijks budget beschikbaar. Vanwege de vele aanvragen is deze regeling tijdelijk gesloten per 1 juli 2019. De heffingsvermindering zal weer geopend worden voor nieuwe aanvragen zodra het beschikbare budget in de pas loopt met het aantal gehonoreerde definitieve aanvragen. Daarnaast is in 2019 besloten tot het introduceren van de Stimuleringsregeling Aardgasvrije Huurwoningen (SAH). Daarmee wordt vanaf 2020 gedurende vier jaar in totaal € 200 mln. beschikbaar gesteld voor het versneld aardgasvrij maken van sociale huurwoningen.
Op weg naar een duurzame gebouwde omgeving
We hebben stappen gemaakt met innovatieve technieken en ontwikkelingen op het gebied van de energietransitie, zoals de wijkgerichte aanpak waarmee we wijk voor wijk aan de slag gaan met de energietransitie. Het programma Aardgasvrije Wijken onderzoekt wat er nodig is voor een haalbare en betaalbare aanpak die op te schalen is naar alle gemeenten in Nederland. In 2019 zijn de eerste lessen en ervaringen opgehaald uit de 27 geselecteerde proeftuinen die in 2018 een rijksbijdrage hebben gekregen. In 2019 is het programma begonnen met een kennis- en leerprogramma voor alle gemeenten. Daarin worden lessen en ervaringen gemeenten met de transitie naar aardgasvrije wijken gedeeld. Doel van het programma is om te leren op welke wijze de wijkgerichte aanpak kan worden ingericht en opgeschaald. Hierbij staat lokaal, collectief en institutioneel leren centraal. Op 19 november 2019 is een tweede uitvraag aan gemeenten gestuurd om een aanvraag te doen voor een rijksbijdrage als proeftuin.
Op 28 juni 2019 heeft het kabinet het voorstel voor een Klimaatakkoord gepresenteerd (Kamerstukken II 2018/19, 32813, nr. 342). Voor de gebouwde omgeving bevat dit akkoord voorstellen om tot en met 2030 te komen tot een reductie van 3,4 Mton CO2. Daarmee zetten we een belangrijke stap om richting 2050 alle gebouwen de overgang te laten maken van aardgas naar duurzame warmtebronnen. Het akkoord voor de gebouwde omgeving is tot stand gekomen aan de sectortafel gebouwde omgeving waar onder andere medeoverheden, organisaties van verhuurders, huurders, eigenaar-bewoners, netbeheerders, energieleveranciers, banken en bouw- en installatiebedrijven hebben samengewerkt. De ruimtelijke principes en richtinggevende uitspraken voor de ruimtelijke inpassing van de energietransitie zijn verankerd in het Klimaatakkoord en de Ontwerp-NOVI.
Bij het verduurzamen van de leefomgeving zijn kaders voor nieuwbouw belangrijk. Zo houden we de omgeving ook duurzaam in de toekomst. 2019 was een belangrijk jaar voor de definitieve eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG) en de bijbehorende systematiek voor de bepalingsmethode voor de energieprestatie van gebouwen. Met de BENG-eisen wordt aan de markt duidelijkheid verschaft over de eisen voor de energieprestatie van nieuw te bouwen woningen en andere gebouwen. De nieuwe bepalingsmethode trekt de wijze waarop de energieprestatie wordt vastgesteld voor de nieuwbouw en de bestaande bouw gelijk. Met de introductie van BENG en de nieuwe bepalingsmethode wordt de energiebehoefte namelijk per m2 uitgedrukt, met een betere voorspellende waarde van het daadwerkelijk energiegebruik. De BENG-eisen zijn in 2019 gepubliceerd (Stb. 2019, nr. 501). Vanwege vertraging bij de oplevering van de rekensoftware en om bouwende partijen voldoende voorbereidingstijd te geven, treden de BENG-eisen, de NTA8800 en het vernieuwde energielabel per 1 januari 2021 in werking.
Voor individuele huiseigenaren en verenigingen van eigenaren biedt het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) financiering aan tegen lage rente. Het NEF is in 2019 verder gegroeid. In 2020 zal het NEF stapsgewijs worden omgevormd tot het Warmtefonds, waarbij de voorwaarden voor financiering verder zullen worden verbeterd. Hierover is in december 2019 een brief aan de Tweede Kamer verstuurd (Kamerstukken II 2019/20, 32847, nr. 585). In 2019 is ook begonnen met de pilot voor de Scholen Energiebespaarlening. De eerste leningen zijn inmiddels verstrekt.
Wij zetten ons in om kantoren, scholen, zorginstellingen, sporthallen en andere utiliteitsgebouwen te verduurzamen. Vanaf 2023 mogen kantoren met een oppervlakte van 100m2 of meer, met uitzondering van monumentale panden, alleen nog gebruikt worden wanneer zij minstens energielabel C hebben (Stb. 2018, 380). Inmiddels zijn diverse programma’s voor verduurzaming van het maatschappelijk vastgoed gecontinueerd of in 2019 in gang gezet, zoals het Innovatieprogramma Aardgasvrije en Frisse Basisscholen, het nieuwe programma Scholen besparen energie, de openstelling van de Scholen Energiebespaarlening en het in oktober gelanceerde Kennis- en Innovatieplatform Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed. Het doel van het Innovatieprogramma aardgasvrije en frisse basisscholen is verduurzaming van de meest energie-onzuinige schoolgebouwen. We ondersteunen pilots waarin energie-onzuinige schoolgebouwen omgebouwd worden tot aardgasvrije en frisse scholen met ondersteunende financiering uit de Klimaatenvelop 2018. De opgedane kennis en ervaringen uit de pilots worden breed gedeeld via een ondersteuningsprogramma. Naar verwachting zal medio 2020 het eerste gerenoveerde schoolgebouw uit het Innovatieprogramma worden geopend.
Ook de vastgoedportefeuille van het Rijk houden we toekomstbestendig. In het kader van het ROP heeft het Rijksvastgoedbedrijf de routekaart verduurzaming rijkskantoren ontwikkeld (Kamerstukken II 2018/19, 31490, nr. 256). Het belangrijkste uitgangspunt bij het verduurzamen van gebouwen is het benutten van natuurlijke momenten. Bij renovatie staan met het oog op uitvoerbaarheid en kosteneffectiviteit de einddoelen voor duurzaamheid centraal, niet de tussenliggende mijlpalen. Elk gebouw komt tot 2050 naar verwachting nog één keer grootschalig aan de beurt en die gelegenheid moet dus zo goed mogelijk worden benut om de einddoelen, een CO2 neutrale portefeuille, te realiseren.
Een Rijksdienst die met de tijd meegaat vraagt continue aandacht
Per 1 januari 2020 is de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) in werking getreden. Daaraan voorafgaand hebben we de voorwaarden voor een succesvolle invoering geschapen in de vorm van communicatie, procesbegeleiding en het tot stand brengen van de benodigde aanpassings- en invoeringsregelgeving. Voor de sector Rijk is in september 2019 de eerste genormaliseerde rijkscao met een looptijd tot 1 juli 2020 ondertekend.
Maar we werken niet alleen aan moderne arbeidsvoorwaarden. Bij vrijwel alle betrokken partijen groeit het besef dat het huidige overlegmodel van het bovensectorale overleg in de publieke sector aan vernieuwing toe is. De Sociaal Economische Raad heeft in augustus 2019 de verkenning «Overleg met en consultatie van sociale partners in de publieke sector» uitgebracht9. Het kabinet heeft met de betrokken sociale partners gesproken over de vormgeving van het overleg over bovensectorale thema’s na inwerkingtreding van de Wnra en zo de basis gelegd voor een nieuw stelsel dat in 2020 uitgewerkt wordt.
Mede vanwege de nieuwe positie van ambtenaren binnen het arbeidsrecht hebben we de Gedragscode Integriteit Rijk (GIR) geactualiseerd en op 31 december 2019 gepubliceerd in de Staatscourant (Stcr. 2019, 71141). De gewijzigde GIR gaat onder andere in op omgang met lobbyisten en werken in het buitenland. Op het gebied van integriteit werken we daarnaast onder andere aan versterking van de positie van vertrouwenspersonen, bijvoorbeeld door een mix te realiseren van interne en externe vertrouwenspersonen waarop een beroep kan worden gedaan.
Voor het kabinet staan maatschappelijke opgaven centraal. Na de zomer is de Ministeriële Commissie Uitvoering (MCU) ingesteld, waar ook de Minister van BZK in deelneemt. Via deze commissie en de bijbehorende werkagenda werkt het kabinet aan een samenhangende aanpak van urgente uitdagingen in de uitvoering (Kamerstukken II 2019/20, 31490, nr. 269). Het doel hiervan is een betere dienstverlening aan burgers door het leveren van meer maatwerk. In aanvulling daarop hebben we in oktober 2019 een brede evaluatie aangekondigd naar de regulering van rijksorganisaties op afstand (Kamerstukken I 2019/20, 34430, nr. I).
De rijksbrede bedrijfsvoering ondersteunt de verschillende onderdelen van het Rijk in de uitvoering van hun primaire proces. We werken met departementen en rijksbreed werkende uitvoeringsorganisaties aan een doeltreffende en doelmatige Rijksoverheid, die zich optimaal op de aanpak van maatschappelijke problemen kan richten. Interdepartementaal hebben we samengewerkt aan verbetering van de kwaliteit van dienstverlening en hebben we nieuwe initiatieven ontwikkeld op thema’s als digitalisering en informatiebeveiliging.
De Algemene Rekenkamer constateerde in haar Verantwoordingsonderzoek 2018 een toename in het aantal onvolkomenheden op het gebied van informatiebeveiliging en ICT binnen de Rijksoverheid. Voor een veilige en goed functionerende Rijksoverheid is informatiebeveiliging cruciaal en essentieel. Technologische ontwikkelingen en de toename van digitale dreigingen vragen om blijvende aandacht. In het kabinet zijn afspraken gemaakt over de coördinatie en noodzakelijke stappen om de informatiebeveiliging en ICT stap voor stap te verbeteren. Op basis hiervan zijn interne procedures op het terrein van informatiebeveiliging bijgesteld en ingevoerd. Ook is in 2019 besloten de functie van Chief Information Security Office Rijk (CISO Rijk) in te richten (Kamerstukken II 2019/20, 26643, nr. 620).
Er zijn onderzoeken uitgevoerd naar het bestuur binnen het informatievoorziening (IV) stelsel en het functioneren en de toekomst van het Bureau ICT-Toetsing (BIT). Op 20 december 2019 heeft de Minister van BZK via een brief aan de Tweede Kamer zijn besluit kenbaar gemaakt over de opvolging van de aanbevelingen uit deze onderzoeken (Kamerstukken II 2019/20, 26643, nr. 656). In dezelfde brief heeft de minister ook aangegeven dat het BIT na 2020 verder gaat als een onafhankelijk adviescollege, met een wettelijke grondslag.
Om de kennis over digitalisering onder rijksambtenaren te vergroten, heeft de Rijks Academie voor Digitalisering en Informatisering Overheid (RADIO) klassikale cursussen Digitale Transitie en Privacy, e-learnings en webinars gemaakt en aan hen aangeboden. Om ook nieuwe ICT-expertise aan het Rijk te verbinden, hebben we in 2019 het I-traineeship uitgebreid met een cyber security spoor. Via het I-traineeship zijn 75 nieuwe I-talenten Rijksbreed ingestroomd. Daarnaast zijn we onder andere een omscholingstraject voor schaarse ICT-expertises begonnen om de juiste kandidaten voor de vraag van Rijksorganisaties te vinden.
Het Rijksprogramma voor Duurzaam Digitale Informatiehuishouding (RDDI) is in 2019 formeel begonnen met het Meerjarenplan verbetering informatie huishouding Rijk (Kamerstukken II 2019/20, 35112, nr. 4). Er zijn projecten geïnitieerd die Rijksorganisaties ondersteunen in het verbeteren van de informatiehuishouding en het invoeren van deze verbeteringen. De projecten betreffen emailarchivering, websitearchivering, berichtenapps, actieve openbaarmaking, vervroegd overbrengen, digitaal vernietigen en het vergroten van de kennis van de medewerkers.
Om de rijksbrede bedrijfsvoering te blijven verbeteren, leren we van onze ervaringen. In 2019 is de beleidsdoorlichting Kwaliteit Rijksdienst uitgevoerd (Kamerstukken II 2019/20, 30985, nr. 40). Op basis hiervan worden er in het vervolg meer prioriteiten aangebracht in de invulling van de kaderstellende rol binnen de rijksbrede bedrijfsvoering. Daarnaast gaan we in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR) meer sturingsinformatie opnemen. Tevens hebben we op verzoek van de Tweede Kamer eind oktober 2019 een brief gestuurd met een overzicht van alles dat er gebeurt op het gebied van monitoring en doorlichting van de Shared Service Organisaties binnen het Rijk (Kamerstukken II 2019/20, 31490, nr. 260). De doorlichting van FMH loopt momenteel nog. De doorlichting van SSC-ICT is recent gepubliceerd. SSC-ICT heeft de afgelopen jaren te maken gehad met (door afnemers ervaren) teruglopende kwaliteit van de dienstverlening, veiligheidskwesties en negatieve resultaten. Om dit aan te pakken is in 2019 een transitieplan opgesteld dat in 2020 tot en met 2022 wordt uitgevoerd (Kamerstukken II 2019/20, 31490, nr. 274).
In de zomer van 2019 hebben we de masterplannen voor huisvesting geactualiseerd en vastgesteld (Kamerstukken II 2019/20, 31490, nr. 255). Bij de actualisatie zijn rijksbrede thema’s meegenomen, zoals spreiding van de rijkswerkgelegenheid, verduurzaming van de gebouwde omgeving, maatschappelijk gewenste gebiedsontwikkeling en herbestemming en herontwikkeling van het rijksvastgoed voor maatschappelijke doeleinden. Met de masterplannen sturen we strategisch op het verbeteren van de samenstelling en kwaliteit van de kantorenvoorraad van het Rijk en op de vastgoedontwikkelingen op de langere termijn. Daarnaast ligt meer dan voorheen de nadruk op maatschappelijke waarde die met vastgoed kan worden gecreëerd. Beide strategische doelen hebben we in de in 2019 geactualiseerde portefeuillestrategie van het Rijksvastgoedbedrijf uitgewerkt, onder andere in de routekaart verduurzaming rijkskantoren (Kamerstukken II 2019/20, 31490, nr. 256). Verder heeft het Rijksvastgoedbedrijf op 15 november 2019 het nieuwe kantoorgebouw met een conferentiecentrum op de Amsterdamse Zuidas opgeleverd aan het European Medicines Agency (EMA). Dit project is dankzij de inzet van een aantal bijzondere maatregelen in zeer korte tijd gerealiseerd.
Daarnaast ziet het kabinet overheidsinkoop en de samenwerking met de leveranciers van het Rijk, als een krachtig instrument om duurzame, innovatieve en sociale ontwikkeling te stimuleren. Het Rijk koopt jaarlijks voor ruim € 10 mld. in bij vele bedrijven. Daarmee kan een verschil worden gemaakt. Zoals in het Klimaatakkoord is vastgelegd heeft het Rijk bovendien een voorbeeldrol voor de rest van Nederland. De in oktober 2019 aan de Kamer gezonden inkoopstrategie (Kamerstukken II 2019/20, 30196, nr. 679) sluit aan op het Klimaatakkoord, de kabinetsreactie circulaire economie en de banenafspraak en ondersteunt daarmee de ambities van het Rijk. Bovendien hebben we deze nieuwe inkoopstrategie, anders dan in het verleden, nadrukkelijk gericht op de gehele organisatie en het duurzaam opdrachtgeverschap van en binnen het Rijk. In 2019 hebben we ook de praktisch toepasbare criteria voor maatschappelijk verantwoord inkopen geactualiseerd en hebben we via de klimaatenvelop veertien projecten gericht op klimaatneutraal en circulair inkopen door het Rijk gestimuleerd.
Realisatie beleidsdoorlichtingen
Art. | Naam artikel | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | Geheel artikel? |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1.1 | Openbaar bestuur en democratie: Bestuur en regio | Ja | |||||||
1.2 | Openbaar bestuur en democratie: Democratie | Ja | |||||||
2 | Nationale veiligheid | NVT | |||||||
3 | Woningmarkt | Ja | |||||||
4.1 | Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit: Energietransitie en duurzaamheid | Nee | |||||||
4.2 | Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit: Bouwregelgeving en bouwkwaliteit | Nee | |||||||
5.1 | Ruimtelijke ordening en omgevingswet: Ruimtelijke ordening | Ja | |||||||
5.2 | Ruimtelijke ordening en omgevingswet: Omgevingswet | ||||||||
6.2 | Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving: Overheidsdienstverlening, informatiebeleid en informatiesamenleving | Nee | |||||||
6.3 | Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving: Betrouwbare levering van e-overheidsvoorzieningen | Nee | |||||||
6.5 | Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving: Identiteitsstelsel | X1 | Nee | ||||||
6.6 | Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving: Investeringspost digitale overheid | ||||||||
7.1 | Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid: Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid | Nee | |||||||
7.2 | Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid: Pensioenen en uitkeringen | Nee | |||||||
9.1 | Uitvoering Rijksvastgoedbeleid: Doelmatige Rijkshuisvesting | ||||||||
9.2 | Uitvoering Rijksvastgoedbeleid: Beheer materiële activa |
Naast de beleidsdoorlichting kwaliteit Rijksdienst 2014-2018, is in 2019 het rapport BIT-beleidsdoorlichting gepubliceerd. https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-917404.pdf
Het meest recente overzicht van de programmering van evaluaties en beleidsdoorlichtingen vindt u op rijksbegroting.nl.
Voor de realisatie van andere onderzoeken, zie bijlage 2 «Afgerond evaluatie en overig onderzoek».
Overzicht van risicoregelingen
Artikel | Omschrijving | Uitstaande garanties 2018 | Verleend 2019 | Vervallen 2019 | Uitstaande garanties 2019 | Garantieplafond | Totaal plafond | Totaalstand risicovoorziening 2019 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Artikel 3 Woningmarkt1 | Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) | 79.763.000 | 6.327.000 | 6.029.000 | 80.061.000 | ‒ | ‒ | n.v.t. |
Artikel 3 Woningmarkt2 | Nationale Hypotheekgarantie (NHG) | 205.000.000 | 23.000.000 | 28.000.000 | 200.000.000 | ‒ | ‒ | 167.300.000 |
Artikel 7 Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid3 | Rijkshypotheeksgaranties | 23 | 0 | 6 | 17 | ‒ | 170 | ‒ |
Totaal | 284.763.023 | 29.327.000 | 34.029.006 | 280.061.017 | ‒ | 170 | 167.300.000 |
Bron: Jaarverslag WEW 2018 en voorlopige cijfers 2019. Het gegarandeerd vermogen was, volgens het vierde kwartaalbericht van 2019 van NHG, ultimo 2019 € 214 mld. NHG voert in de eerste helft 2020 echter verbeteringen door in de kwaliteit van NHG-garantiegegevens. Correctie hiervoor leidt tot een daling van het aantal actieve garanties en het gegarandeerd vermogen, waarbij het gegarandeerd vermogen ultimo 2019 naar verwachting uitkomt op € 200 mld. In het jaarverslag van NHG over 2019 zal het definitieve gegarandeerd vermogen ultimo 2019 gerapporteerd worden.
Tot en met 2017 viel dit onder artikel 3 van begrotingshoofdstuk 18 - Wonen en Rijksdienst. In 2018 viel dit onder artikel 8 van begrotingshoofdstuk 7 - Binnenlandse Zaken en koninkrijksrelaties.
Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)
Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) zorgt dat de deelnemende woningcorporaties toegang hebben tot de kapitaalmarkt tegen zo optimaal mogelijke financieringskosten. Dit doet het WSW door borg te staan voor de rente- en aflossingsverplichting van door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties. Op het moment dat een woningcorporatie niet aan de rente- en aflossingsverplichting voor een door WSW geborgde lening voldoet, kan een geldverstrekker aanspraak doen op het WSW.
Het Rijk en de gemeenten vormen de achtervang voor het WSW. Dit houdt in dat het Rijk en de gemeenten (beide voor 50%) een renteloze lening aan het WSW verstrekken, indien het WSW onvoldoende liquide middelen heeft om aan zijn verplichtingen te voldoen.
Het WSW beschikt over een fondsvermogen en kan daarnaast indien nodig obligo ophalen bij de deelnemende woningcorporaties ter hoogte van maximaal € 3 mld. Ook kunnen woningcorporaties in financiële problemen onder bepaalde voorwaarden een aanvraag doen voor saneringssteun. Saneringssteun wordt bekostigd via een heffing aan corporaties. Alle woningcorporaties zijn op basis van de wet verplicht om deze heffing te betalen. Er kan tot maximaal 5% van de huursom (circa € 760 mln.) per jaar worden geheven. Financiële problemen bij corporaties worden in eerste instantie dus betaald door WSW en de corporatiesector zelf via het obligo en de saneringsheffing. Pas daarna komen Rijk en gemeenten in beeld via de achtervang. De achtervang is nog nooit aangesproken. De kans dat dit in de toekomst zal gebeuren, wordt zeer klein geacht. Per eind 2019 heeft het WSW € 80,1 mld. (voorlopig cijfer) aan garanties uitstaan.
Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)1 | 2018 | 2019 |
---|---|---|
Achterborgstelling | 79.763 | 80.061 |
Bufferkapitaal | 535 | 527 |
Obligo | 3.017 | 3.036 |
Stand risicovoorziening | n.v.t. | n.v.t. |
De achterborgstelling (bedrag aan gegarandeerde leningen) en het obligo nemen toe. Dit is in lijn met de Prognose Informatie. Daarmee is sprake van een kentering van de trend van de afgelopen jaren waarin de achterborgstelling en het obligo een dalende lijn lieten zien. Het bufferkapitaal daalde in 2019 door het kortlopende deel van de betaalverplichting voor de dienst der lening van woningcorporaties Stichting Humanitas Huisvesting (SHH) en de Woonstichting Geertruidenberg (WSG).
Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)
De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het Rijk is de achtervanger bij het WEW. Dit betekent dat, zodra het WEW onvoldoende risicovermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen, het Rijk zich verplicht heeft gesteld om achtergestelde renteloze leningen te verschaffen. Tot 2011 was het Rijk samen met de gemeenten achtervanger. Vanaf 1 januari 2011 is alleen het Rijk achtervanger, voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.
Nationale Hypotheekgarantie (NHG)1 | 2018 | 2019 |
---|---|---|
Achterborgstelling | 205.000 | 200.000 |
Bufferkapitaal | 1.265 | 1.380 |
Obligo | n.v.t. | n.v.t. |
Stand risicovoorziening | 137,6 | 167,3 |
Bron: Jaarverslag WEW 2018 en voorlopige cijfers 2019. Het gegarandeerd vermogen was, volgens het vierde kwartaalbericht van 2019 van NHG, ultimo 2019 € 214 mld. NHG voert in de eerste helft 2020 echter verbeteringen door in de kwaliteit van NHG-garantiegegevens. Correctie hiervoor leidt tot een daling van het aantal actieve garanties en het gegarandeerd vermogen, waarbij het gegarandeerd vermogen ultimo 2019 naar verwachting uitkomt op € 200 mld. In het jaarverslag van NHG over 2019 zal het definitieve gegarandeerd vermogen ultimo 2019 gerapporteerd worden.
De ontwikkeling van het aantal verliesdeclaraties is in 2019 verder gedaald van € 16,8 mln. in 2018 naar € 5,3 mln. in 2019. Deze afname is te verklaren door marktontwikkelingen en het beleid van het WEW. De prognose van de achterborgstelling ultimo 2019 is € 200 mld. Tegelijkertijd is het garantievermogen van het waarborgfonds verder toegenomen tot, naar verwachting, € 1,38 mld.
Deze ontwikkeling is voornamelijk toe te schrijven aan een verdere groei van het aantal afgesloten garanties, in combinatie met een verdere afname van het aantal verliesdeclaraties en het gemiddelde verliesbedrag. In het actuarieel onderzoek van het WEW uit het derde kwartaal van 2019 wordt voor de periode 2019 ‒ 2024 geen aanspraak op de achtervang van het Rijk voorzien.
Voor de achtervangfunctie van het Rijk draagt het WEW een vergoeding af aan het Rijk. In 2019 bedroeg deze afdracht 0,15% van iedere nieuwe afgegeven hypotheekgarantie. Deze afdracht wordt doorberekend aan de consument. In 2019 heeft het Rijk de afdrachten over het boekjaar 2018, ter grootte van afgerond € 29,8 mln., ontvangen. Dit bedrag is in de daartoe bestemde risicovoorziening gestort.
Rijkshypotheekgaranties
De Rijkshypotheekgaranties is een aflopende regeling. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid gecreëerd om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten. Er zijn nog 2 garanties geldig. De laatste garantie vervalt in 2024. Het theoretische risico bedraagt € 17.000. Voor deze garantie is geen begrotingsreserve aanwezig en wordt geen premie afgedragen als vergoeding voor de afgegeven garantie.
Een goed functionerende democratie en een slagvaardig en weerbaar openbaar bestuur waar inwoners op kunnen vertrouwen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is verantwoordelijk voor het functioneren van het stelsel van het openbaar bestuur. Die verantwoordelijkheid richt zich op de bestuurlijke verhoudingen, het medebeheer van het Gemeentefonds en het Provinciefonds en interbestuurlijk toezicht. De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de bestuurlijke organisatie (de Grondwet, de Gemeente- en Provinciewet, de Financiële-verhoudingswet en de Wet gemeenschappelijke regelingen). In het regeerakkoord van het kabinet Rutte-III zijn op dit vlak ambitieuze beleidsvoornemens geformuleerd. Maatschappelijke opgaven spelen steeds vaker op meerdere schaalniveaus tegelijk en oplossingen liggen niet binnen het bereik van één overheidslaag. Een toenemend aantal maatschappelijke opgaven is alleen op te lossen wanneer gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk als één overheid samenwerken richting partners. Samenwerking vindt ook in toenemende mate plaats op regionaal niveau. Vrijwel overal in Nederland zijn regionale coalities van overheden en andere partijen op zoek naar passende governance arrangementen om aan te sluiten op hun regionale opgaven. De Minister van BZK draagt er samen met medeoverheden zorg voor dat het openbaar bestuur in staat is om op deze veranderingen in te spelen. BZK biedt ruimte voor maatwerk in de werkwijze en inrichting van het openbaar bestuur. Dit komt onder andere tot uiting in de ontwikkeling en uitvoering van Agenda Stad. Dit programma richt zich op het (bevorderen van) groei, leefbaarheid en innovatie in Nederlandse steden door middel van City Deals.
Een belangrijke pijler van de legitimiteit van het Nederlandse openbaar bestuur is het democratische en rechtsstatelijke gehalte van de publieke besluitvorming en beleidsvoering. De Minister van BZK waarborgt het functioneren van het constitutionele bestel, waaronder het stelsel van de representatieve democratie. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de verkiezingen (de Kieswet) voor vertegenwoordigende lichamen op de verschillende bestuurlijke niveaus.
De Minister van BZK werkt verder aan het versterken van de (lokale) democratie. De Minister van BZK voert daarbij de regie, stimuleert en faciliteert betrokken partijen en draagt zorg voor kennisontwikkeling en -verspreiding langs drie lijnen:
1. Versterking van de verbinding tussen inwoners en hun overheid.
2. Betere toerusting en ondersteuning van politieke ambtsdragers.
3. Een weerbaar bestuur.
Interbestuurlijk programma (IBP)
In 2019 hebben Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen verder gewerkt aan oplossingen voor de maatschappelijke opgaven zoals geformuleerd in de programmastart van het interbestuurlijk programma (IBP) (Kamerstukken II 2017/18, 29362, nr. 266). Onder regie van het Ministerie van BZK biedt het IBP een platform om samen te werken en raakvlakken tussen grote maatschappelijke opgaven te benutten. Dit is onder andere gedaan door het organiseren van interbestuurlijke bijeenkomsten, waarin zowel aspecten van samenwerking tussen overheden als inhoudelijke vraagstukken centraal staan, en het opzetten van een leer- en inspiratietraject waarin lessen worden getrokken uit de verschillende opgaven uit het IBP om zo tot innovatieve oplossingen te komen.
Het Ministerie van BZK heeft aan de Tweede Kamer gerapporteerd over de voortgang van de maatschappelijke opgaven waarin onder andere uitgebreid is ingegaan op de raakvlakken tussen de verschillende opgaven (Kamerstukken II 2018/19, 29362, nr. 279). Zo staat de verbinding tussen zorg en veiligheid inmiddels prominent op de agenda en zitten voor de aanpak van problematische schulden nu zeven ministeries, zes uitvoeringsinstanties en gemeenten aan tafel om samen tot werkbare arrangementen te komen. In het IBP is gesignaleerd dat er aandachtspunten zijn in het werken als één overheid. Daarom werken we gezamenlijk aan verbeteringen in de interbestuurlijke en financiële verhoudingen.
Gebiedsspecifieke aanpak
In het regeerakkoord heeft dit kabinet gekozen voor een gebiedsspecifieke maatwerk gerichte aanpak. De verschillen tussen gebieden nemen toe en een uniforme sectorale inzet volstond niet langer. Dit wordt op vele verschillende manieren vormgegeven, op een meer generieke manier via bijvoorbeeld landsdelige omgevingsagenda’s of grenslandagenda’s met regio’s meer gelegen aan de grens. Als ook op een specifieke gebiedsgerichte manier. Voorbeelden hiervan zijn de twee lopende Nationale programma’s in Groningen en Rotterdam Zuid, de vijf lopende woondeals die gesloten zijn met de Metropool Regio Amsterdam, de zuidelijke randstad, de regio Eindhoven, de regio Utrecht en Groningen en de Regiodeals waarvoor de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in overleg met de Minister van BZK voor verantwoordelijk is. In 2019 zijn er 12 regiodeals afgesloten in het kader van de tweede tranche Regio Envelop. In deze specifieke gebiedsgerichte aanpak zijn Rijk en regio samen aan de slag met een integrale gebiedsgerichte aanpak zowel gericht op het verbeteren van de sociaal fysieke leefbaarheid en veiligheid, als op het versterken van de ruimtelijk economische structuur, inclusief de governance.
Toekomst toezicht
Begin 2019 is de Agenda Toekomst Toezicht vastgesteld door de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2018/19, 29362, nr. 275). Vervolgens is een actieplan opgesteld, waarover de Tweede Kamer in het eerste kwartaal van 2020 zal worden geïnformeerd. Het actieplan is in goed overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), het Ministerie van Financiën en deelnemers vanuit gemeenten en provincies vorm gegeven. Daarvoor zijn diverse bijeenkomsten gehouden. Uitkomst daarvan is een beeld waar het interbestuurlijk toezicht over 5 jaar moet staan en welke acties daarvoor nodig zijn. De uitvoering van de acties wordt in een meerjarig programma opgenomen en er is al gestart met een eerste werksessie gericht op het in beeld brengen van risico’s. Dat krijgt een verder vervolg in 2020 waarbij ook het uitvoeringsprogramma een nadere invulling krijgt.
Versterking lokale democratie
In 2019 bood het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie (DiA) ondersteuning aan gemeenten, provincies en waterschappen bij complexe opgaven, zoals de energietransitie, de invoering van de Omgevingswet en de uitvoering van de decentralisaties in het sociaal domein (Kamerstukken II 2018/19, 35000 VII, nr. 100). In Groningen zijn zeven gemeenteraden extra ondersteund bij de complexe versterkingsopgave en het nationaal programma. DiA ondersteunde gemeenten bij kennisdeling en gebruik van nieuwe vormen van digitale participatie, bijvoorbeeld in de Proeftuin Lokale Digitale Democratie. Volop goede voorbeelden zijn gedeeld met gemeenten en actieve bewoners(groepen), bijvoorbeeld ten aanzien van het uitdaagrecht (Right to Challenge), waarbij inwoners de uitvoering van een taak van de gemeente overnemen. Er is ondersteund in de energietransitie bij het sterker in positie brengen van volksvertegenwoordigers, bijvoorbeeld met de start van een innovatietraject in West-Overijssel waarin raadsleden, statenleden en AB-leden van de Waterschappen ontmoeten en ondersteund worden. Om lokale volksvertegenwoordigers en bestuurders kennis te laten maken met het ondersteuningsaanbod van DiA vond in augustus 2019 de Summer School Democratie plaats.
Pilots integrale beveilingsplannen
Door de toename van ondermijnende invloeden hebben gemeenten meer aandacht voor de interne beveiliging en integriteit van ambtenaren en bestuurders. Daarom is gestart met de pilots integrale beveiligingsplannen in het najaar van 2019 in 10 gemeenten die aan de slag willen met het versterking van weerbaarheid (Kamerstukken II 2019/20, 28844, nr. 190). In de pilot, die duurt tot medio 2021, worden de veiligheid van objecten en personen, ambtenaren, bestuurders en bezoekers van het gemeentehuis, veilig en integer werken en de continuïteit van bedrijfsvoering doorgelicht . Er wordt toegewerkt naar een modelplan medio 2021.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 49.536 | 35.380 | 30.876 | 40.314 | 66.807 | 59.323 | 7.484 |
Uitgaven | 33.112 | 34.425 | 34.147 | 37.196 | 56.472 | 59.323 | ‒ 2.851 |
1.1 Bestuur en regio | 11.426 | 11.935 | 12.159 | 16.356 | 11.213 | 12.772 | ‒ 1.559 |
Subsidies | 5.323 | 7.928 | 6.492 | 5.796 | 5.419 | 5.411 | 8 |
Communicatie, kennisdeling en onderzoek | 1.630 | 105 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Diverse subsidies | 518 | 4.312 | 2.922 | 1.488 | 0 | 0 | 0 |
Oorlogsgravenstichting (OGS) | 3.175 | 3.511 | 3.570 | 4.308 | 3.414 | 3.338 | 76 |
Bestuur en regio | 0 | 0 | 0 | 0 | 2.005 | 2.073 | ‒ 68 |
Opdrachten | 5.997 | 3.942 | 3.321 | 1.799 | 1.879 | 5.161 | ‒ 3.282 |
Communicatie, kennisdeling en onderzoek | 5.997 | 3.942 | 3.321 | 1.799 | 0 | 0 | 0 |
Bestuur en regio | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.879 | 5.161 | ‒ 3.282 |
Bijdragen aan zbo's/rwt's | 0 | 0 | 2.282 | 8.661 | 3.880 | 2.200 | 1.680 |
Diverse bijdragen | 0 | 0 | 2.282 | 8.661 | 3.880 | 2.200 | 1.680 |
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties | 106 | 65 | 64 | 100 | 35 | 0 | 35 |
Bijdragen internationaal | 106 | 65 | 64 | 100 | 35 | 0 | 35 |
1.2 Democratie | 21.686 | 22.490 | 21.988 | 20.840 | 45.259 | 46.551 | ‒ 1.292 |
Subsidies | 16.653 | 17.330 | 17.996 | 16.125 | 29.673 | 26.356 | 3.317 |
Politieke partijen | 16.653 | 17.330 | 17.992 | 16.125 | 17.444 | 17.820 | ‒ 376 |
Raadgevend referendum | 0 | 0 | 4 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Comite 4/5 mei | 0 | 0 | 0 | 0 | 113 | 110 | 3 |
ProDemos | 0 | 0 | 0 | 0 | 5.266 | 4.403 | 863 |
Verbinding inwoner en overheid | 0 | 0 | 0 | 0 | 3.896 | 500 | 3.396 |
Toerusting en ondersteuning politieke ambtsdragers | 0 | 0 | 0 | 0 | 2.186 | 3.059 | ‒ 873 |
Weerbaar bestuur | 0 | 0 | 0 | 0 | 603 | 464 | 139 |
Stichting Thorbeckeleerstoel | 0 | 0 | 0 | 0 | 165 | 0 | 165 |
Opdrachten | 4.047 | 3.167 | 2.390 | 3.099 | 3.842 | 12.346 | ‒ 8.504 |
Kiesraad | 2.558 | 401 | 711 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Raadgevend referendum | 147 | 987 | 62 | 1.309 | 0 | 0 | 0 |
Verkiezingen | 1.342 | 1.779 | 1.617 | 1.790 | 0 | 0 | 0 |
Verbinding inwoner en overheid | 0 | 0 | 0 | 0 | 2.295 | 10.462 | ‒ 8.167 |
Toerusting en ondersteuning politieke ambtsdragers | 0 | 0 | 0 | 0 | 277 | 1.123 | ‒ 846 |
Weerbaar bestuur | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.270 | 761 | 509 |
Inkomensoverdrachten | 0 | 0 | 0 | 0 | 6.274 | 7.782 | ‒ 1.508 |
Toerusting en ondersteuning politieke ambtsdragers | 0 | 0 | 0 | 0 | 6.274 | 7.782 | ‒ 1.508 |
Bijdragen aan zbo's/rwt's | 0 | 1.639 | 0 | 1.374 | 2.891 | 0 | 2.891 |
Raadgevend referendum | 0 | 1.639 | 0 | 1.374 | 0 | 0 | 0 |
Diverse bijdragen | 0 | 0 | 0 | 0 | 2.891 | 0 | 2.891 |
Bijdragen aan medeoverheden | 943 | 350 | 1.602 | 242 | 496 | 0 | 496 |
Experiment centrale stemopneming | 943 | 304 | 1.203 | 10 | 0 | 0 | 0 |
Raadgevend referendum | 0 | 0 | 399 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Verkiezingen | 0 | 46 | 0 | 232 | 396 | 0 | 396 |
Diverse bijdragen | 0 | 0 | 0 | 0 | 100 | 0 | 100 |
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties | 0 | 0 | 0 | 0 | 231 | 67 | 164 |
Bijdragen internationaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 231 | 67 | 164 |
Bijdragen aan agentschappen | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.852 | 0 | 1.852 |
Dienst Publiek en Communicatie | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.852 | 0 | 1.852 |
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken | 43 | 4 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Kiesraad (H2B) | 43 | 4 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 25.768 | 26.733 | 26.952 | 25.025 | 21.590 | 21.965 | ‒ 375 |
Uitgaven
1.1 Bestuur en regio
Subsidies
Oorlogsgravenstichting (OGS)
Namens de Nederlandse overheid onderhoudt de Oorlogsgravenstichting wereldwijd ongeveer 50.000 graven van Nederlandse oorlogsslachtoffers. Deze graven liggen in meer dan vijftig landen, verspreid over vijf continenten. Het zwaartepunt ligt daarbij in Indonesië. Tevens verzorgt de Stichting ruim 10.000 graven van militairen van de geallieerde strijdkrachten in Nederland. De Oorlogsgravenstichting ontvangt een subsidie voor de uitvoering hiervan op basis van de Subsidieregeling Oorlogsgravenstichting 2019-2022.
Bestuur en regio
COELO
Het COELO heeft de jaarlijkse subsidie ontvangen voor informatieverstrekking over lokale lasten aan burgers en bedrijven.
OTAV
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de laatste termijnbetaling ontvangen van de subsidie voor de activiteiten van het Ondersteuningsteam Asielzoekers Vergunninghouders (OTAV) voor het project lokale preventieve aanpak gezondheidsbevordering statushouders.
Kenniscentrum Europa Decentraal (KED)
Er is subsidie verstrekt aan het KED. Het KED is een gezamenlijk initiatief van het Ministerie van BZK, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW). Het Kenniscentrum heeft subsidies van BZK en de koepels ontvangen voor het geven van voorlichting en advies aan gemeenten, provincies, waterschappen en decentrale samenwerkingsverbanden over de toepassing van Europees recht en beleid. Naast de subsidie voor de reguliere dienstverlening heeft het KED subsidie ontvangen voor de uitvoering van een aantal taken voor het Coördinatiepunt Staatssteun Decentrale Overheden (CSDO). Het KED zet deze subsidie in voor het begeleiden van decentrale overheden bij het kennisgeven van hun steunmaatregelen aan de Europese Commissie en voor de werkzaamheden met betrekking tot de jaarlijkse staatssteunrapportage.
Platform 31
De derde Dag van de Stad vond op 28 oktober 2019 in Den Haag plaats. Hiervoor is een subsidie verstrekt aan Stichting Platform 31. Het thema was 'Wie durft'. Deze editie trok ruim 2.000 mensen, die werken aan stedelijke vraagstukken, waaronder actieve inwoners, wetenschappers, bedrijven en maatschappelijke organisaties, om samen te werken aan innovatieve oplossingen voor stedelijke vraagstukken. Zo zijn tijdens de Dag van de Stad nieuwe thema’s voor City Deals toegelicht. De volgende City Deals zijn in verkenning: Mobiliteit in de Stad, Zorg en Innovatie, Samenleven in de Wijk, Wijkvernieuwing, Circulaire Stad, Smart Cities, Cyber Security en Digitaal Maatwerk.
Daarnaast heeft Stichting Platform 31 subsidie ontvangen voor het ontwikkelen van een ondersteuningsprogramma City Deals en voor de doorontwikkeling van Agenda Stad om een constante bijdrage te kunnen leveren aan de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG's) waaronder doelstelling 11: Maak steden en menselijke nederzettingen inclusief, veilig, veerkrachtig en duurzaam.
Ook heeft de Universiteit Utrecht een subsidie ontvangen voor het project Community of Practice voor het ontwikkelen van een leeromgeving, het opzetten, beheren en ontsluiten van de database Experimenteren en zorgen voor verbinding tussen praktijk en wetenschap. Een community of Practice is een groep van leerpartners die zelfgestuurd van en met elkaar leren om beter te worden in een gedeelde uitdaging, passie of interesse.
Opdrachten
Bestuur en Regio
Agenda Stad
In 2019 zijn vier City Deals afgerond en in zeven deals is actief door steden, bedrijven, kennisinstellingen en het Rijk samengewerkt. Door het gebruikmaken van het instrument City Deals weten steden, Rijk en andere partners elkaar op concrete vraagstukken sneller te vinden. Bijvoorbeeld in de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit bundelen gemeenten, politiek, de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie hun krachten met behulp van data-analyse.
In het kader van Agenda Stad zijn twee Community of Practices georganiseerd voor en door actief betrokkenen bij City Deals. Ook zijn studiebijeenkomsten georganiseerd op basis van diverse maatschappelijke vraagstukken zoals het aardgasvrij maken van wijken. Doel van zowel de Communities of Practices als de studiebijeenkomsten is van en met elkaar leren om een gedeeld vraagstuk beter aan te kunnen pakken.
Grensoverschrijdende samenwerking/Bevolkingsdaling
Maatschappelijke opgaven hebben vaak een ander of sterker effect in gebieden aan de randen van het land. In 2019 zijn, als onderdeel van regio deals, met krimp- en grensregio’s gebiedsgerichte afspraken gemaakt om de economische groei en de sociale en fysieke leefbaarheid te versterken en de kansen van grensoverschrijdende samenwerking te benutten (Kamerstukken II 2018/19, 32851, nr. 56). Met de buurlanden wordt gewerkt aan gezamenlijke samenwerkings- c.q. grenslandagenda's. Zo is een Vlaams-Nederlandse bestuurlijke werkgroep aan de slag met de aanpak van grensbelemmeringen in het grensgebied, met name het havengebied Gent-Terneuzen, en wordt een verdiepende studie naar grensoverschrijdende infraprojecten uitgevoerd. Daarnaast zijn er ruim twintig jongerenevenementen ondersteund om taal- en cultuurbarrières weg te nemen, dan wel te voorkomen. Ook is met twee expertisetrajecten een impuls gegeven aan kennisuitwisseling over woningmarkt en energietransitie in krimpgebieden. Naast de inzet in regio deals zijn ook met een aantal krimpregio’s maatwerktrajecten afgesproken voor o.a. de aanpak van de woningmarkt (Kamerstukken II 2019/20, 31757, nr. 99).
Gedurende het jaar hebben diverse reallocaties plaatsgevonden op deze regeling waardoor de realisatie op deze regeling lager uitvalt dan begroot. Zo zijn op diverse begrotingsmomenten vanuit dit instrument middelen gerealloceerd naar het instrument bijdragen aan zbo’s/rwt's ten behoeve van de bijdragen voor het Interbestuurlijk Programma. Daarnaast is bij de tweede suppletoire begroting 2019 vanuit deze regeling herschikt om de waterschappen te compenseren voor de teveel betaalde WOZ-bijdrage in 2019. Ook zijn er bij tweede suppletoire begroting 2019 middelen herschikt naar artikel 5 ten behoeve van het Tactisch Beheer Digitale Stelsel Omgevingswet - Landelijke voorziening (TBO-LV). Tot slot hebben er diverse overboekingen plaatsgevonden, zoals overboekingen naar het Gemeentefonds voor het Programma Sociaal Domein.
Bijdragen aan zbo's/rwt's
Diverse bijdragen
Interbestuurlijk Programma (IBP)
In 2019 zijn verschillende bijdragen beschikbaar gesteld voor het IBP aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), ICTU en de Unie van Waterschappen. Om deze bijdragen op het juiste instrument te verantwoorden hebben gedurende het jaar diverse reallocaties plaatsgevonden van het instrument Opdrachten naar het instrument Bijdragen aan zbo's/rwt's. Doel van het IBP is om als Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen tot betere oplossingen te komen voor grote maatschappelijke opgaven zoals geformuleerd in de programmastart IBP (Kamerstukken II 2017/18, 29362, nr. 266). BZK is onder andere verantwoordelijk voor het monitoren van de voortgang en het versterken van de interbestuurlijke samenwerking binnen en tussen de opgaven. Met de beschikbaar gestelde middelen is onder andere ingezet op het ondersteunen en bevorderen van de voortgang van de opgaven. Dit is gedaan door waar nodig inhoudelijke experts in te zetten, ondersteuningsstructuren op te zetten en daarbij ook ondersteuning te bieden in de regio. Daarnaast zijn er diverse bijeenkomsten georganiseerd in het land om kennis uit te wisselen en te verdiepen rondom interbestuurlijke samenwerking en is een start gemaakt met een leer- en inspiratietraject gericht op het inrichten en werkend houden van een goede interbestuurlijke samenwerking.
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties
Bijdragen internationaal
Het European Knowledge Network (EUKN) heeft de jaarlijkse contributie ontvangen voor het lidmaatschap van Nederland van dit instrument voor transnationale en interregionale samenwerking. Het EUKN heeft met deze bijdrage onder andere samen met het European Urban Knowledge Center en Polen een Policy Lab georganiseerd in Wroclaw. Ook werd tijdens de European Week of Cities and Regions de bijeenkomst Green Cities, Green Europe georganiseerd. Het doel van alle bijeenkomsten is gericht op het vergaren van input voor het actualiseren van het Leipzig Charter en de Europese Agenda Stad, een van de EU-prioriteiten van BZK.
1.2 Democratie
Subsidies
Politieke partijen
Politieke partijen krijgen subsidie op grond van de Wet financiering politieke partijen (Wfpp). Een politieke partij komt voor subsidie in aanmerking als zij voldoet aan een aantal in deze wet genoemde voorwaarden. In 2019 ontvingen dertien politieke partijen subsidie. Het gerealiseerde bedrag over 2019 valt lager uit omdat niet alle in de Tweede Kamer vertegenwoordigde partijen aanspraak hebben gemaakt op de mogelijkheid van financiering op basis van de Wfpp.
Partij1 | Waarde 2015 | Waarde 2016 | Waarde 2017 | Waarde 2018 | Waarde 20192 |
(in €) | (in €) | (in €) | (in €) | (in €) | |
---|---|---|---|---|---|
VVD | 3.702.152 | 3.565.054 | 3.332.009 | 3.207.731 | 3.112.395 |
PvdA | 3.558.735 | 3.437.283 | 2.432.252 | 1.422.969 | 1.364.618 |
SP | 1.524.176 | 1.601.846 | 1.581.598 | 1.531.678 | 1.513.747 |
CDA | 1.648.734 | 1.651.300 | 1.924.344 | 2.138.116 | 2.058.115 |
D66 | 1.570.213 | 1.561.302 | 1.870.175 | 2.140.093 | 2.054.396 |
CU | 938.383 | 948.044 | 963.474 | 967.365 | 927.838 |
GL | 820.801 | 840.522 | 1.250.993 | 1.712.145 | 1.670.739 |
SGP | 908.654 | 905.595 | 939.131 | 882.669 | 856.545 |
PvdD | 621.330 | 632.359 | 763.276 | 913.596 | 881.966 |
50PLUS | 458.533 | 399.277 | 504.017 | 609.746 | 683.309 |
OSF | 333.942 | 233.002 | 366.571 | 375.519 | 381.851 |
VNL | 0 | 349.831 | 138.482 | 0 | 0 |
DENK | 0 | 157.231 | 303.606 | 533.358 | 607.763 |
FvD | 0 | 0 | 589.458 | 703.746 | 811.720 |
Totaal | 16.085.652 | 16.282.645 | 16.959.386 | 17.138.730 | 16.925.002 |
In de tabel Subsidie politieke partijen neemt het Ministerie van BZK de subsidiebedragen in gehele bedragen op. In het rekenschema gaat het Ministerie van BZK uit van niet afgeronde bedragen. Dit kan tot afrondingsverschillen leiden.
Het betreft hier voorlopige bedragen. 80% daarvan is inmiddels uitgekeerd. Uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het subsidiejaar moeten partijen een definitieve subsidieaanvraag indienen. Als bij de beoordeling daarvan blijkt dat de partijen voldoen aan de voorwaarden, wordt de resterende 20% uitgekeerd. De loon- en prijsbijstellingen over 2018 moeten nog in deze bedragen worden verwerkt.
Daarnaast is bij eerste suppletoire begroting 2019 een bedrag van circa € 0,5 mln. overgeboekt vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken conform de Wfpp. Deze middelen gebruiken politieke partijen voor de steun die zusterpartijen in het buitenland geven aan de opbouw van een solide functionerend democratisch meerpartijensysteem.
Comite 4/5 mei
Het Nationaal Comité 4 en 5 mei besteedde de jaarlijkse subsidie aan het creëren van (meer) kennis en bewustzijn over democratie, grondrechten en actief burgerschap via een deel van het inhoudelijke programma op de 14 Bevrijdingsfestivals op 5 mei. De Bevrijdingsfestivals laten een groot en jong publiek in aanraking komen met deze waarden en thema’s. In 2019 stonden deze bevrijdingsfestivals in het teken van «In vrijheid kiezen».
ProDemos
ProDemos, Huis voor democratie en rechtsstaat, heeft de subsidie besteed aan het vergroten van de betrokkenheid en kennis van de democratische rechtstaat, het vergroten van vaardigheden om deel te nemen aan democratische processen en het bevorderen van actief democratisch burgerschap, onder meer door het bezoek van scholieren aan het parlement. Bij de eerste suppletoire begroting 2019 structureel extra middelen toegevoegd aan het subsidiebudget voor ProDemos om jaarlijks meer leerlingen in het voortgezet onderwijs de gelegenheid te bieden om het Parlement te bezoeken.
Verbinding inwoner en overheid
Voor de uitvoering van de activiteiten binnen het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie (DiA) is subsidie verstrekt aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Het betreft activiteiten ter versterking van de lokale democratie en het vergroten van de participatiemogelijkheden van inwoners bij thema’s als de energietransitie, Omgevingswet en Zorg en Welzijn.
De VNG organiseerde het eerste landelijk Democratiefestival op 30 en 31 augustus 2019 om de democratie in Nederland te vieren, democratische vaardigheden van inwoners te verrijken en de verbinding tussen bestuur en inwoners én tussen inwoners onderling en hun betrokkenheid bij de democratie te vergroten.
In het kader van democratie en burgerschap zijn incidentele subsidies verleend aan het Prinsjesfestival, Nationale Jeugdraad om jongeren te betrekken bij democratie en politiek en aan Stichting Nederlands Debat Instituut ter bevordering van debatvaardigheden van jongeren.
Diverse instellingen en universiteiten voerden onderzoeken uit op het terrein van democratie en bestuur. Zo heeft de Rijksuniversiteit Groningen, in lijn met de afspraken gemaakt in de Bestjoersôfspraken Fryske Taal en Kultuer (BFTK) 2019-2023, een jaarlijkse subsidie ontvangen voor de leerstoel Friese taal- en letterkunde.
Ter bevordering van mediawijsheid en weerbaarheid van de samenleving tegen desinformatie is een subsidie verstrekt aan Netwerk Mediawijsheid voor het project «BeeReal» waarin verschillende organisaties samenwerken aan een aanpak gericht op de ontwikkeling van vaardigheden en bewustzijn van jongvolwassenen binnen het (beroeps-)onderwijs.
Ten behoeve van de diverse subsidies zijn bij de eerste suppletoire begroting 2019 middelen gerealloceerd van het instrument opdrachten naar deze regeling.
Toerusting en ondersteuning politieke ambtsdragers
Diverse organisaties, zoals de beroeps- en belangenverenigingen voor burgemeesters (NGB), raadsleden, griffiers, wethouders, statenleden en het Netwerk Politieke Opleiders van politieke partijen hebben subsidie ontvangen voor adequate inwerk- en opleidingsprogramma’s voor politieke ambtsdragers. Het Professionaliseringsfonds burgemeesters stelt het NGB in staat om activiteiten te organiseren, zoals trainingen en conferenties, die gericht zijn op de uitoefening van het ambt van burgemeester en de verdere professionalisering daarvan. Bij de tweede suppletoire begroting 2019 middelen zijn vanuit dit budget gerealloceerd ten behoeve van de bijdrage aan tien gemeenten voor de pilots integrale beveiligingsplannen.
Weerbaar bestuur
De Nederlandse vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR) en Vereniging Juridische Kwaliteitszorg Lokaal Bestuur hebben subsidie ontvangen voor verdere professionalisering van lokale rekenkamers en gemeentejuristen.
Daarnaast hebben tien gemeenten een bijdrage ontvangen ten behoeve van pilots integrale beveiligingsplannen om een brede aanpak van interne veiligheid en weerbaarheid aan te jagen. COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement begeleidt deze pilots.
ProDemos heeft, in samenwerking met lokale politieke partijen, het Kennispunt Lokale Politieke Partijen opgezet. Het kennispunt is sinds februari 2019 operationeel en biedt ondersteuning aan lokale politieke partijen, die geen gebruik kunnen maken van ondersteuning van een landelijke partij.
Stichting Thorbeckeleerstoel
De Stichting prof. mr. J.R. Thorbeckeleerstoel ontving subsidie voor onderzoek en onderwijs op het gebied van het decentraal bestuur als bestuurlijk, politiek en juridisch systeem.
Opdrachten
Verbinding inwoner en overheid
Verkiezingen
In het kader van verkiezingen zijn verschillende activiteiten uitgevoerd. Er is een landelijke voorlichtingscampagne ontwikkeld om meer bewustwording te creëren over desinformatie en nepnieuws in aanloop naar de verkiezingen. Openbare lichamen zijn bij de uitvoering van de verkiezingen in Caribisch Nederland gefaciliteerd. De verkiezingen zijn geëvalueerd, onder meer voor wat betreft kennis en vaardigheden van stembureauleden en tellers, toegankelijkheid van stemlokalen en er is een enquête onder gemeenteambtenaren uitgevoerd (Kamerstukken II 2018/19, 35165, nr. 2 en Kamerstukken II 2018/19, 35165 nr. 9).
Het voornemen bestaat om experimenten mogelijk te maken met nieuwe stembiljetten. Ten behoeve van het wetsvoorstel om de experimenten te regelen is gewerkt aan de ontwerpen van de voorzieningen die nodig zullen zijn, zoals het overzicht van kandidaten, het stemhokje, een mal voor blinden en slechtzienden.
De gemeente Den Haag heeft een bijdrage ontvangen voor de permanente registratie voor kiezers in het buitenland en de organisatie van verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer en leden van het Europees Parlement voor de kiezers in het buitenland. Met de invoering van de permanente registratie zijn de verkiezingen voor Nederlanders die buiten Nederland woonachtig zijn toegankelijker geworden. Daarnaast hebben gemeenten die deelnamen aan het experiment centrale stemopneming bij de gecombineerde provinciale staten- en waterschapsverkiezingen in maart 2019 en/of bij de Europees Parlementsverkiezing in mei 2019 een bijdrage ontvangen voor de hogere kosten per verkiezing. Voor de bijdragen aan de gemeente Den Haag en de gemeenten betrokken bij het experiment centrale stemopneming zijn middelen overgeheveld naar het Gemeentefonds.
Versterking lokale democratie en bestuur
In het kader van Democratie in Actie (DiA) zijn diverse advies-, onderzoeks en communicatieopdrachten verstrekt ter versterking van de lokale democratie, zoals een onderzoek over belemmeringen bij het uitdaagrecht (Right to Challenge) en de doorontwikkeling van de website www.lokale-democratie.nl naar hèt kennisplatform voor versterking en vernieuwing van de lokale democratie en het lokaal bestuur. Tevens is een bijdrage verstrekt aan de Provincie Friesland voor de ontwikkeling van een campagne om jongeren, in aanloop naar de verkiezingen in 2019, intensiever bij het openbaar bestuur te betrekken. Daarnaast hebben 7 Groningse gemeenten in het aardbevingsgebied een bijdrage ontvangen voor de ondersteuning van hun gemeenteraad.
Overig
Provincie Friesland ontving een bijdrage in lijn met de afspraken in de Bestjoersôfspraken Fryske Taal en Kultuer (BFTK) 2019-2023 voor de uitvoering van taken in het kader van de Wet Gebruik Friese taal. Ook ontving het adviesorgaan voor de Friese taal DINGTIID een jaarlijkse bijdrage. De provincies Limburg en Overijssel ontvingen een bijdrage voor projecten die het gebruik van de Limburgse en Nedersaksische taal bevorderen.
De realisatie valt lager uit dan begroot. Gedurende het jaar hebben diverse reallocaties plaatsgevonden vanuit dit budget, waaronder een herschikking naar het instrument subsidies. Daarnaast zijn bij tweede suppletoire begroting 2019 middelen overgeheveld naar de begroting van de Kiesraad voor het maken van een nieuwe versie van de programmatuur die gebruikt wordt om de verkiezingsuitslag te berekenen.
Toerusting en ondersteuning politieke ambtsdragers
Om te sturen op een meer inclusief en divers samengesteld bestuur zijn diverse opdrachten verstrekt, bijvoorbeeld voor onderzoek naar een betere balans van vrouw/man in politiek en bestuur, de organisatie van een expertmeeting en een netwerkbijeenkomst voor vrouwen in politiek en bestuur.
Het onderzoek naar mensen met een beperking in de politiek is afgerond.10 Het onderzoeksrapport is op 4 juli 2019 tijdens een landelijke bijeenkomst gepresenteerd. Het onderzoeksrapport en de resultaten van deze bijeenkomst worden gebruikt voor een actieplan dat er voor moet zorgen dat er meer mensen met een beperking in politiek en bestuur actief worden.
Ter ondersteuning van de primaire processen met betrekking tot de rechtspositie van politieke ambtsdragers zijn kosten gemaakt voor juridisch advies, softwaresystemen, assessments, sollicitatiekosten en medische begeleiding. De doelgroep bestaat voornamelijk uit (kandidaat) burgemeesters en commissarissen van de Koning. Ook zijn uitgaven gedaan voor de aansluiting van gerechtigden van de Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (Appa) bij het Pensioenregister en om de jaarlijkse openstelling van de applicatie Verrekening nevenkomsten decentrale politieke ambtsdragers mogelijk te maken. In vervolg op de Kamerbrief over de resultaten van de evaluatie van nieuwe wet- en regelgeving op het gebied van de rechtspositie van politieke ambtsdragers (Kamerstukken II 2017/18, 28479, nr. 78) is in 2019 een aantal toegezegde onderzoeken en pilots gestart met het oog op het verder verbeteren van de zorg voor politieke ambtsdragers.
De realisatie valt lager uit dan begroot. Dit komt doordat er bij 2e suppletoire begroting 2019 diverse herschikkingen hebben plaatsgevonden, waaronder een overboeking naar de begroting van de Kiesraad voor het onderhoud van verkiezingssoftware.
Weerbaar bestuur
Ter versterking van de weerbaarheid van het bestuur zijn producten ontwikkeld zoals de ‘Handreiking Integriteitstoetsing kandidaten voor decentrale politieke partijen’ en de opleiding democratische rechtsorde voor ambtenaren en lokale bestuurders over besturen in tijden van maatschappelijke onrust. Deze producten zijn o.a. onder de aandacht gebracht tijdens de Dag van Weerbaar Bestuur op 12 september 2019, waar gemeenten ook van elkaar konden leren.
Daarnaast hebben twee Friese gemeenten een bijdrage ontvangen voor innoverende initiatieven. In Tytsjerksteradiel ging het om het versterken van de ‘binnenspiegel’, dat wil zeggen de bewustwording van ondermijning bij ambtenaren en bestuurders en het inrichten van een meldpunt en een helder protocol m.b.t. agressie, geweld en integriteit. In Achtkarspelen richt het initiatief zich op bewustwording van ondermijning bij ondernemers, om op deze manier vertrouwen te kweken zodat zij signalen melden (en weten waar dit moet) bij een politie en overheid waar zij vertrouwen in hebben.
Ook zijn diverse opdrachten verstrekt voor onderzoeken en adviezen over de inrichting en het functioneren van het lokaal bestuur, waaronder een advies over het benutten van de bestaande ruimte in de organieke wetgeving11. Ook is in het kader van de herziening van de Wet op de lijkbezorging opdracht gegeven aan de Gezondheidsraad voor een advies over nieuwe vormen van lijkbezorging. Het advies wordt in mei 2020 verwacht.
Inkomensoverdrachten
Toerusting en ondersteuning politieke ambtsdragers
Het Ministerie van BZK is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Dit betreft ten eerste de betaling van de uitkeringen en de kosten van de begeleiding en ondersteuning bij het vinden van een nieuwe baan van gewezen ministers en staatssecretarissen, van waarnemend burgemeesters en van (waarnemend) burgemeesters die betrokken zijn bij gemeentelijke herindeling. Ten tweede betreft het de betaling van de pensioenen van ministers en staatssecretarissen. De realisatie is lager uitgevallen ten opzichte van de ontwerpbegroting doordat er minder uitkeringen aan ministers en staatssecretarissen zijn verstrekt in 2019.
Bijdragen aan zbo's/rwt's
Diverse bijdragen
ICTU en CBS ontwikkelden in het kader van City Deal ‘Zicht op Ondermijning’ met 12 gemeenten, Ministerie van Justitie en Veiligheid, Openbaar Ministerie, Politie en de Belastingdienst een dashboard dat inzicht geeft in patronen op gebied van vastgoedbezit en transacties en drugshandel en productie, die kunnen duiden op ondermijnende criminaliteit. De Tweede Kamer is in oktober 2019 geïnformeerd met een voortgangsrapportage van de eerste fase van de City Deal (Kamerstukken II 2019/20, 30995, nr. 97). Op 18 december 2019 is het dashboard publiek toegankelijk gemaakt via www.zichtopondermijning.nl.
De werkwijze van City Deal Zicht op Ondermijning wordt door CBS en ICTU ook toegepast in het kader van de Actie-agenda vakantieparken voor het verkrijgen van meer inzicht in ondermijnende activiteiten op vakantieparken in Drenthe, Gelderland, Brabant, Zeeland en Midden Nederland.
Voor de bijdragen aan ICTU en het CBS zijn bij eerste en tweede suppletoire begroting 2019 middelen vanuit onder andere artikel 6 herschikt naar deze regeling.
Bijdragen aan medeoverheden
Verkiezingen
Rijksdienst Caribisch Nederland heeft een bijdrage ontvangen voor gemaakte kosten bij de verkiezingscampagne voor Kieskolleges en verkiezing van het Europees Parlement in Caribisch Nederland. Het openbaar lichaam Sint Eustatius heeft een bijdrage ontvangen voor kosten van het raadgevend referendum in 2018.
Diverse bijdragen
Gemeente Den haag heeft een bijdrage ontvangen voor de pilot Burger Alert Real Time (BART!). Eind 2019 is een concept-methodiek opgeleverd voor wederkerige communicatie via sociale media tussen burgers, politie en gemeenten, waarbij meldingen van burgers rechtstreeks bij de politiemeldkamer komen en via kunstmatige intelligentie aan elkaar worden gekoppeld. Dit is getest in een wijk van Den Haag en gereed om in 2020 in andere gemeenten te worden geïmplementeerd.
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties
Bijdragen internationaal
Het programma «Europa voor de burger» biedt financiële ondersteuning aan burgers en organisaties die een actief Europees burgerschap bevorderen om zo het proces van Europese integratie te stimuleren en de kloof tussen de burger en de Europese Unie te verkleinen. Om het programma bekendheid te geven en belangstellenden bij te staan bij het indienen van subsidieaanvragen, faciliteert de Europese Commissie in samenwerking met de lidstaten Europe for Citizens Points (ECP). In Nederland is het ECP belegd bij Dutch Culture, waaraan ook in 2019 een jaarlijkse bijdrage is verstrekt.
De Taalunie voerde de Campagne Direct Duidelijk uit, waarmee landelijk aandacht wordt gevraagd voor begrijpelijke overheidscommunicatie. Ook is een instrumentarium is ontwikkeld waarmee overheden begrijpelijker kunnen communiceren. Via congressen, workshops, www.directduidelijk.nl en landelijke media-aandacht is het belang van begrijpelijke overheidscommunicatie breed onder de aandacht van gemeenten, provincies, waterschappen en uitvoeringsorganisaties gebracht.
In 2019 is contributie betaald aan het Open Government Partnership (OGP), dat zich richt op het versterken van de transparantie en de openheid van de overheid.
Bijdragen aan agentschappen
Dienst Publiek en Communicatie
De Dienst Publieke Communicatie (DPC) voerde voorlichtingscampagnes uit voor de verkiezingen voor provinciale staten en waterschappen en de Europees Parlementsverkiezing in 2019. Daarnaast heeft DPC een bewustwordingscampagne over desinformatie in aanloop naar de verkiezingen begeleid. De campagne-effectrapportages van de voorlichtingscampagnes zijn gepubliceerd op rijksoverheid.nl (Kamerstukken II 2019/20, 30821, nr. 91, Kamerstukken II 2019/20, 35165, nr. 9 en Kamerstukken II 2019/20, 35165, nr. 10). Hiervoor is bij eerste suppletoire begroting 2019 meerjarig budget overgeheveld vanuit opdrachten Verbinding inwoner en overheid om deze middelen op het juiste instrument te verantwoorden. Daarnaast is in 2019 circa € 0,9 mln. beschikbaar gesteld voor een bewustwordingscampagne over desinformatie.
Ontvangsten
Dit betreft voornamelijk de bijdrage van de waterschappen voor hun aandeel in de Waardering Onroerende Zaken kosten (WOZ-kosten) van de gemeenten en hun aandeel in de kosten van de Landelijke Voorziening WOZ (LV WOZ).
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) beschermt de nationale veiligheid. Dit doet de AIVD door tijdig dreigingen, internationale politieke ontwikkelingen en risico’s te onderkennen, die niet direct zichtbaar zijn en doet daartoe onderzoek in binnen- en buitenland. De AIVD signaleert, adviseert en deelt gericht informatie met zijn samenwerkingspartners zodat deze de dreiging en risico’s kunnen reduceren. Waar nodig reduceert de AIVD zelfstandig risico’s.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is verantwoordelijk voor de taakuitvoering van de AIVD. De AIVD verricht onderzoek in binnen- en buitenland met behulp van inlichtingenmiddelen. Op basis van de bevindingen informeert en adviseert de AIVD de samenwerkingspartners met ambtsberichten en analyses (waaronder openbare publicaties). De Minister van BZK legt zo veel als mogelijk in het openbaar verantwoording af aan de Tweede Kamer. Waar dat niet kan, vanwege geheimhoudings-noodzaak, gebeurt dit via de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) van de Tweede Kamer.
2018 | 2019 | |
---|---|---|
Aantal (gedrukte) openbare publicaties | 2 | 2 |
Aantal ambtsberichten aan het Openbaar Ministerie | 69 | 57 |
Aantal ambtsberichten aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het kader van exportcontrole op strategische goederen (o.a. dual use)1 | 32 | 17 |
Aantal dreigingsinformatieproducten t.b.v. stelsel bewaken en beveiligen (art 8.2.e WIV 2017)2 | 81 | 43 |
Aantal dreigingsinformatieproducten t.b.v. beveiligingsbevorderende taak (art 8.2.c WIV 2017)** | 56 | 50 |
Aantal door AIVD afgeronde veiligheidsonderzoeken | 10.538 | 10.228 |
Aantal herhaalonderzoeken | 1.446 | 1.444 |
Aantal geweigerde VGB’s (Verklaring van Geen Bezwaar) | 1.034 | 1.110 |
Het aantal ambtsberichten inzake de exportvergunning is afhankelijk van het aantal voorleggingen vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het aantal voorleggingen is weer afhankelijk van het aantal verzoeken vanuit het bedrijfsleven om te mogen exporteren.
Het aantal vervaardigde dreigingsinformatieproducten zijn voor een belangrijk deel vraaggestuurd. De dreigingsproducten worden opgesteld op verzoek van de NCTV.
(Jihadistisch) terrorisme
De dreiging van terroristische aanslagen in het Westen door mondiaal actieve jihadistische organisaties, lokale jihadistische bewegingen of jihadistische individuen was het afgelopen jaar onverminderd aanwezig. De belangrijkste terroristische dreiging blijft uitgaan van jihadisten die het radicale gedachtegoed aanhangen van internationale terroristische organisaties zoals Islamitische Staat in Irak, al-Sham (ISIS) en Al Qaida, maar kan eveneens afkomstig zijn van lokale netwerken en individuen. Bij de Voorjaarsnota 2019 heeft het kabinet besloten om structureel € 5 mln. toe te kennen aan de AIVD ter bestendiging van de bestrijding van jihadisten.
Begin 2019 heeft de AIVD via het verstrekken van een ambtsbericht aan het Openbaar Ministerie (OM) bijgedragen aan de aanhouding van een man voor het voorbereiden van een terroristisch misdrijf. Op zijn adres zijn een vuurwapen, scherpe munitie en jihadistisch materiaal aangetroffen. Een andere illustratie van de geweldsdreiging die van Nederlandse jihadisten uitgaat, zijn de twee mannen uit Zoetermeer die op 25 november 2019 op grond van een ambtsbericht van de AIVD werden aangehouden. Zij worden verdacht van het voorbereiden van een terroristische aanslag in Nederland. ISIS heeft zich omgevormd tot een decentraal opererende organisatie, maar heeft nog altijd de intentie om aanslagen in westerse landen te (laten) plegen. Ook Al Qaida heeft nog steeds een intentie om aanslagen in het Westen te plegen. Het afgelopen jaar heeft de AIVD de publicatie ‘Doelwitten in beeld. Vijftien jaar jihadistische aanslagen in het Westen’ uitgebracht.
Cybersecurity
Hoogwaardige digitale aanvallen van andere staten, met als inzet spionage, beïnvloeding, sabotage of terrorisme, zijn een omvangrijke en toenemende bedreiging voor de integriteit en vertrouwelijkheid van Nederlandse bedrijven en overheidsorganisaties. De AIVD verstrekt, in nauwe samenwerking met nationale partners zoals de MIVD en het Nationaal Cyber Security Center (NCSC), informatiebeveiligingsadvies op maat aan de Nederlandse overheid en vitale bedrijven. Dit advies is (mede) gebaseerd op inlichtingenmatig (staatgeheim gerubriceerd) verkregen inzicht door de AIVD. Daarnaast ontwikkelt de AIVD zelf middelen om vertrouwelijke en staatsgeheime informatie veilig te houden.
Zo heeft de AIVD het afgelopen jaar vanuit verschillende disciplines een belangrijke bijdrage geleverd aan het formuleren van maatregelen ter bescherming van de telecomnetwerken en 5G, onder meer door de actuele dreiging tegen deze netwerken in kaart te brengen.
Werving
Het afgelopen jaar heeft de AIVD circa 250 fte geworven. Voor het eerst in de geschiedenis werkten meer dan 2.000 medewerkers bij de AIVD. Naast het uitzetten van traditionele vacatures ontplooide de AIVD ook andere wervingsactiviteiten, zoals de organisatie van een Cyber Summerschool (samen met de MIVD). Daarnaast nam de AIVD deel aan het Rijks-I-Traineeprogramma, waarin pas afgestudeerden een leer/werktraject op het gebied van cyber en informatiebeveiliging konden volgen binnen de AIVD.
Co-locatie AIVD en MIVD
De co-locatie voorziet in gezamenlijke huisvesting van de AIVD en de MIVD. In de Kamerbrief van 1 juli 2019 (Kamerstukken II 2018/19, 30977, nr. 155) is het voornemen van gezamenlijke huisvesting door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie herbevestigd. Gezamenlijke huisvesting wordt volledig gerealiseerd binnen de begrotingen van de Ministeries van BZK en Defensie. Naar verwachting wordt de gezamenlijk huisvesting voor de AIVD en de MIVD opgeleverd en in gebruik genomen in 2029.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 242.487 | 206.751 | 241.762 | 260.757 | 308.373 | 274.253 | 34.120 |
Uitgaven | 207.693 | 229.289 | 233.767 | 265.091 | 296.971 | 274.253 | 22.718 |
2.1 AIVD apparaat | 196.794 | 217.938 | 216.917 | 249.741 | 279.626 | 262.958 | 16.668 |
2.2 AIVD geheim | 10.899 | 11.351 | 16.850 | 15.350 | 17.345 | 11.295 | 6.050 |
Ontvangsten | 6.199 | 12.862 | 14.646 | 16.233 | 15.306 | 13.214 | 2.092 |
Uitgaven
Vanwege het bijzondere karakter van dit begrotingsartikel en de gedeeltelijke geheime uitgaven zijn de uitgaven niet nader uitgesplitst en zijn de apparaatsuitgaven niet opgenomen in het centraal apparaatsartikel.
Ontvangsten
De Unit Veiligheidsonderzoeken (UVO), het samenwerkingsverband tussen de AIVD en de MIVD, verricht veiligheidsonderzoeken voor andere (overheids-)organisaties en brengt daarvoor een tarief in rekening. De ontvangsten hebben voornamelijk hier betrekking op.
Een vrij toegankelijke, vraaggerichte woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) voert de regie over een heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen op het terrein van wonen. Tevens voert de Minister van BZK de regie ten aanzien van het bevorderen van een evenwichtige omvang en verdeling van de woningvoorraad.
De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het beleid en de regelgeving met betrekking tot de betaalbaarheid van het wonen, onder meer via de Wet op de huurtoeslag, de huur(prijs)regulering en maatregelen ten aanzien van de koopwoningmarkt.
De Minister van BZK is medeverantwoordelijk voor regelgeving met betrekking tot de fiscale behandeling van de eigen woning en de hypothecaire leennormen. Tevens draagt de Minister van BZK zorg voor het kapitaalmarktbeleid betreffende investeringen in de woningmarkt, bijvoorbeeld via het beleid ten aanzien van de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW).
De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het beleid en de regelgeving inzake de verhuurderheffing en de huurtoeslag. Tevens is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het budgettair beheer van de huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag. De uitvoering van de verhuurderheffing en de huurtoeslag is onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën belegd bij de Belastingdienst/Toeslagen. De Belastingdienst is ook verantwoordelijk voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de verhuurderheffing en huurtoeslag.
De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de regelgeving ten aanzien van (het stelsel van) woningcorporaties. Woningcorporaties zijn via de Woningwet gebonden aan een begrensd werkdomein waarbinnen zij werkzaamheden met staatssteun mogen uitvoeren. Deze zijn het bouwen, verhuren en beheren van woningen met een lage huur voor huishoudens met een laag inkomen en andere doelgroepen die op de reguliere woningmarkt moeilijk een woning kunnen vinden.
De Minister van BZK draagt zorg voor een adequate uitvoering van een laagdrempelige beslechting van huurgeschillen. In het Burgerlijk Wetboek (art. 7:249 t/m 7:261) is vastgelegd dat huurders en verhuurders een beroep kunnen doen op de Huurcommissie. De organisatie en werkwijze van de Huurcommissie, evenals de administratieve ondersteuning door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), is vastgelegd in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw).
Administratieve lastenvermindering corporaties
In 2019 is een aantal maatregelen genomen om de administratieve lasten te verlichten. De Autoriteit woningcorporaties (Aw), het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW), Aedes en het Ministerie van BZK hebben gezamenlijk gewerkt aan een beperking van de informatie-uitvraag. Het resultaat hiervan was dat de gewijzigde Verantwoordingsinformatie (dVi) 2018 voor woningcorporaties in 2019 leidde tot een structurele vermindering van de administratieve lasten van in totaal 24,5% ten opzichte van de uitvraag dVi 2017. Dit is een besparing van € 713.000 per jaar voor de sector. Deze wijziging leidde tot eenmalige lasten van circa € 43.000 (Stcrt. 2019, 16761). Het resultaat was verder dat de wijziging van de Prognoseinformatie (dPi)-uitvraag leidde tot een structurele reductie van de administratieve lasten van € 203.000. Verder daalden de administratieve lasten van woningcorporaties met 6%, ofwel € 10.800 per jaar door de vereenvoudiging van de markttoets.
Herziening Woningwet
In 2019 is de evaluatie van de herziene Woningwet naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2018/19, 32847, nr. 470). Naar aanleiding van de conclusie is gewerkt aan een concept-wetsvoorstel en –besluit met als doel beter werkende, uitvoerbare, toekomstbestendige regelgeving voor corporaties. In november 2019 zijn het concept-wetsvoorstel en –besluit waarin deze voornemens gestalte krijgen, in internetconsultatie gegaan.
Fiscale regels eigenwoningbezit
In 2019 heeft een aantal wijzigingen plaatsgevonden in de fiscale regels rondom het eigenwoningbezit. Het maximale percentage waartegen rente en kosten met betrekking tot de eigen woning mogen worden afgetrokken is met 0,5 procentpunt gedaald naar 49%. Vanaf 2020 zal dit percentage in stappen van 3 procentpunt verder dalen totdat het basistarief van ongeveer 37% in 2023 bereikt is. Verder is eind 2017 besloten de aftrek die eigenwoningbezitters hebben wanneer zij geen of een geringe eigenwoningschuld hebben, in 30 jaar geleidelijk uit te faseren. In 2019 vond de eerste stap plaats. De aftrek daalde naar 96,7% van de oorspronkelijke aftrek. Ook is in 2019 de doeltreffendheid, doelmatigheid en complexiteit van de fiscale eigenwoningregeling geëvalueerd (Kamerstukken II 2019/20, 32847, nr. 583).
Wet maatregelen middenhuur
In 2019 is de Wet maatregelen middenhuur aangenomen. De wijzigingen van de Huisvestingswet 2014 en de Woningwet zorgen dat er meer vrije sector woningen komen ten behoeve van een goed functionerende woningmarkt.
Middenhuurwoningen zijn woningen met een huurprijs vanaf de liberalisatiegrens van € 720,42 tot circa € 1.000. De wijziging van de Huisvestingswet 2014 verduidelijkt dat ook middenhuurwoningen onder de woonruimteverdeling op basis van deze wet kunnen worden toegewezen. De wijziging van de Woningwet heeft betrekking op het aanpassen van de markttoets voor toegelaten instellingen.
Nationale woonagenda
In 2019 is het doel van 75.000 nieuwe toevoegingen aan de woningvoorraad gehaald12. Met de Nationale woonagenda en het Interbestuurlijk programma streven marktpartijen, medeoverheden en het Rijk naar de bouw van 75.000 woningen per jaar. Partijen doen dit door in te zetten op het vergroten en versnellen van het aanbod, aandacht voor betaalbaarheid en een betere benutting van de huidige voorraad. Afspraken uit de Nationale woonagenda zijn en worden in verschillende snelheden en samenstellingen opgepakt en uitgewerkt. Voorbeelden hierven zijn het sociaal huurakkoord dat Aedes en de Woonbond hebben gesloten en het traject Goed Verhuurderschap.
Goed verhuurderschap
In 2019 werden verschillende maatregelen ingevoerd gericht op het tegengaan van excessen op de woningmarkt omtrent malafide verhuurderschap. In 2019 is wetenschappelijk onderzoek naar discriminatie op de woningmarkt verricht waarvan de resultaten helpen bij het nader richten van beleid. In de strijd tegen de malafide verhuurder was kennisdeling tussen steden behulpzaam bij het mogelijk maken of verbeteren van een scala aan lokale aanpakken. Parallel loopt een aantal pilots om meer licht te werpen op problematiek, mogelijke aanpakken en de lokale behoefte aan wetgeving, zoals rond lokale vergunningsinitiatieven voor verhuurders. In de praktijk worden verschillende modaliteiten getest. Aan het begin van het jaar werden vijf pilots gestart en aan het einde van het jaar nog eens drie. Op basis van de Kamerbrief Goed Verhuurderschap (Kamerstukken ll 2018/19, 32847, nr. 439) deed de Autoriteit Consument en Markt (ACM) in de strijd tegen de dubbele bemiddelingskosten onderzoek en kwam in een aantal gevallen tot sancties tegen partijen.
Versterking gemeentelijk woonbeleid
In het verlengde van bovenstaande is ter versterking van het gemeentelijk woonbeleid het gesprek met steden over de richting van nieuwe wetgeving geïntensiveerd. Dit moet de aanpak van malafide verhuurders door gemeenten ondersteunen.
Voor het tegengaan van negatieve effecten van de toeristische verhuur van woonruimte is in 2019 het wetsvoorstel Toeristische verhuur van woonruimte voorbereid en aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2019/20, 35353, nr. 2). Het wetsvoorstel zet in op aanvullend instrumentarium voor gemeenten zoals een facultatieve registratieplicht voor aanbieders.
Huurtoeslag
Om inzicht te geven in de uitwerking van de huurtoeslag op de huurlasten is in de onderstaande tabel aangegeven welk aandeel van de bruto huur per saldo (na aftrek van de huurtoeslag) nog netto door ontvangers van huurtoeslag is verschuldigd.
Uit de tabel blijkt dat het aandeel van de netto huur dat door de huurtoeslagontvanger zelf netto nog betaald moet worden in 2019 nagenoeg gelijk is gebleven ten opzichte van 2018. Deze cijfers zijn nagenoeg gelijk aan de cijfers zoals verwacht in de vastgestelde begroting 2019.
Realisatie2 | Begroting | Afwijking | ||||||
Huishoudtype | Netto Huur | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 |
Eenpersoonshuishouden | Netto (huur rond kwaliteitskortingsgrens) | 62,6% | 62,2% | 60,0% | 59,9% | 59,8% | 59,8% | 0,0% |
Netto (huur rond aftoppingsgrens) | 51,5% | 51,3% | 49,7% | 49,7% | 49,6% | 49,6% | 0,0% | |
Netto (huur rond huurgrens) | 50,9% | 50,5% | 49,1% | 49,0% | 48,9% | 48,9% | 0,0% | |
Bruto Huur | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% |
De daling in 2017 is het gevolg van het besluit om de koopkracht voor lagere inkomens te ondersteunen. Hierdoor is de eigen bijdrage in 2017 met € 10,50 per maand verlaagd.
Eigen berekening Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. het percentage netto huur is de te betalen huurprijs (bruto huur) minus de huurtoeslag gedeeld door de bruto huur (%-netto huur=(bruto huur -/- huurtoeslag)/bruto huur).
Heffingsvermindering verhuurderheffing
In 2019 is er een heffingsvermindering op de verhuurderheffing geïntroduceerd voor het verduurzamen van woningen (Kamerstukken II 2018/19, 35029, nr. 2). Hiervoor is jaarlijks budget beschikbaar. Vanwege de vele aanvragen is deze regeling tijdelijk gesloten per 1 juli 2019. De heffingsvermindering zal weer geopend worden voor nieuwe aanvragen zodra het beschikbare budget in de pas loopt met het aantal gehonoreerde definitieve aanvragen.
Tariefsverlaging verhuurderheffing
Vanaf 2019 is het tarief in de verhuurderheffing structureel met € 100 mln. verlaagd.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 3.959.739 | 3.928.119 | 4.002.525 | 4.511.926 | 4.040.201 | 4.104.088 | ‒ 63.887 |
Uitgaven | 3.965.674 | 3.933.646 | 4.022.685 | 4.518.316 | 4.069.601 | 4.104.213 | ‒ 34.612 |
3.1 Woningmarkt | 3.957.657 | 3.926.645 | 4.017.614 | 4.513.949 | 4.069.601 | 4.104.213 | ‒ 34.612 |
Subsidies | 19.517 | 22.805 | 36.092 | 505.468 | 21.138 | 23.366 | ‒ 2.228 |
Binnenstedelijke transformatie | 0 | 0 | 0 | 28.000 | 10.000 | 10.000 | 0 |
Woonconsumentenorganisaties | 1.201 | 1.020 | 1.036 | 1.181 | 0 | 0 | 0 |
Woningmarkt | 0 | 0 | 0 | 0 | 7.161 | 3.227 | 3.934 |
Beleidsprogramma betaalbaarheid | 201 | 135 | 184 | 256 | 0 | 0 | 0 |
Bevordering eigen woningbezit (BEW) | 9.748 | 6.411 | 4.501 | 4.033 | 3.877 | 6.239 | ‒ 2.362 |
Huisvestingsvoorziening statushouders | 0 | 206 | 1.900 | 1.231 | 100 | 3.900 | ‒ 3.800 |
Saneringsbijdrage woningcorporatie WSG | 8.367 | 15.033 | 28.471 | 470.767 | 0 | 0 | 0 |
Opdrachten | 295.812 | 29.578 | 31.823 | 32.655 | 38.012 | 3.366 | 34.646 |
WSW risicovoorziening | 294.314 | 1.706 | 1.176 | 1.132 | 4.654 | 0 | 4.654 |
NHG risicovoorziening | 0 | 26.932 | 30.018 | 30.608 | 29.768 | 0 | 29.768 |
Beleidsprogramma betaalbaarheid | 1.496 | 940 | 629 | 915 | 0 | 0 | 0 |
Onderzoek en kennisoverdracht | 2 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Woningmarkt | 0 | 0 | 0 | 0 | 3.590 | 3.366 | 224 |
Inkomensoverdrachten | 3.629.966 | 3.860.443 | 3.934.868 | 3.963.679 | 3.996.521 | 4.063.600 | ‒ 67.079 |
Huurtoeslag | 3.629.966 | 3.860.443 | 3.934.868 | 3.963.679 | 3.996.521 | 4.063.600 | ‒ 67.079 |
Bijdragen aan agentschappen | 170 | 373 | 14.831 | 12.147 | 9.148 | 11.291 | ‒ 2.143 |
Dienst van de Huurcommissie | 0 | 0 | 14.456 | 11.214 | 8.816 | 6.908 | 1.908 |
ILT (Autoriteit Woningcorporaties) | 0 | 373 | 375 | 933 | 332 | 653 | ‒ 321 |
RVO.nl (Uitvoeringskosten BEW) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 3.011 | ‒ 3.011 |
RVO.nl (Uitvoeringskosten huisvestingsvoorziening | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 719 | ‒ 719 |
Overige uitvoeringsinstanties | 170 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan zbo’s/rwt’s | 12.192 | 12.646 | 0 | 0 | 2.432 | 1.150 | 1.282 |
Huurcommissie | 12.048 | 12.646 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige uitvoeringsinstanties | 144 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Woningmarkt | 0 | 0 | 0 | 0 | 2.432 | 1.150 | 1.282 |
Bijdragen aan medeoverheden | 0 | 0 | 0 | 0 | 2.350 | 0 | 2.350 |
Woningmarkt | 0 | 0 | 0 | 0 | 2.350 | 0 | 2.350 |
Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken | 0 | 800 | 0 | 0 | 0 | 1.440 | ‒ 1.440 |
Financien en Nationale Schuld (H9) | 0 | 800 | 0 | 0 | 0 | 1.440 | ‒ 1.440 |
3.2 Onderzoek en kennisoverdracht | 8.017 | 7.001 | 5.071 | 4.367 | 0 | 0 | 0 |
Subsidies | 4.679 | 2.062 | 1.625 | 1.147 | 0 | 0 | 0 |
Samenwerkende kennisinstellingen e.a. | 4.679 | 2.062 | 1.625 | 1.147 | 0 | 0 | 0 |
Opdrachten | 3.338 | 1.904 | 1.136 | 2.269 | 0 | 0 | 0 |
Basisonderzoek en verkenningen | 3.338 | 1.904 | 1.136 | 2.269 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan zbo’s/rwt’s | 0 | 3.035 | 2.310 | 951 | 0 | 0 | 0 |
Basisonderzoek en verkenningen | 0 | 3.035 | 2.310 | 951 | 0 | 0 | 0 |
Planbureaus | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 810.381 | 553.191 | 557.315 | 957.719 | 459.522 | 521.000 | ‒ 61.478 |
Uitgaven
3.1 Woningmarkt
Subsidies
Binnenstedelijke transformatie
Om woningbouw op binnenstedelijke transformatielocaties te versnellen is de Financieringsfaciliteit binnenstedelijke transformatie (Transformatiefaciliteit) opgericht. Vanuit de faciliteit kunnen geldleningen verstrekt worden aan initiatiefnemers ten behoeve van voorinvesteringen op transformatielocaties. Deze faciliteit wordt beheerd door het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting. In 2019 heeft het Ministerie van BZK € 10 mln. aangevuld op het eigen vermogen van de transformatiefaciliteit.
Woningmarkt
Platform31, een kennis- en netwerkorganisatie, heeft subsidie ontvangen voor het uitvoeren van activiteiten met betrekking tot trends in stad en regio. Saba, Bonaire en Sint Eustatius hebben een bijdrage ontvangen om de woonlasten van huurders in de sociale sector te verminderen. Bonaire heeft tevens een bijdrage ontvangen voor infrastructuur ten behoeve van sociale woningbouw.
Aan de corporatie Woonlinie is subsidie verstrekt voor de bouw van sociale huurwoningen op Sint Eustatius. Tevens is subsidie verstrekt voor de Monitor studentenhuisvesting (Kences), en Weer Thuis (Stichting Federatie Opvang).
Zoals gemeld bij eerste en tweede suppletoire begroting 2019 hebben er herschikkingen plaatsgevonden voor woondeals, het verbeteren van huurwoningen op Sint Eustatius en Stimulering woningcoöperaties.
Bevordering eigen woningbezit (BEW)
De wet bevordering eigenwoningbezit (BEW) is gericht op de bevordering van het eigenwoningbezit onder lagere inkomensgroepen. Er is voor nieuwe toekenningen op grond van de wet bevordering eigenwoningbezit geen budget meer beschikbaar en de meerjarig beschikbare middelen dienen uitsluitend voor de betaling van in het verleden aangegane verplichtingen. De uitgaven aan de wet bevordering eigenwoningbezit zijn in 2019 lager uitgevallen door hoge uitval bij de inkomenstoetsen en door verhuizingen.
Huisvestingsvoorziening statushouders
Vanwege de verhoogde asielinstroom in 2015 heeft het Ministerie van BZK een subsidieregeling ingesteld waarmee woningcorporaties, gemeenten en andere verhuurders woonvoorzieningen voor asielzoekers met een verblijfsvergunning – zogeheten vergunninghouders – kunnen realiseren. Voorafgaand aan de realisatie van de woonvoorziening kon budget worden gereserveerd, de definitieve subsidie wordt aangevraagd na oplevering. Tot eind 2018 konden voorgenomen investeringen worden aangemeld. In 2019 zijn daarom geen nieuwe voorgenomen investeringen aangemeld. Vanaf het begin van de regeling tot en met 2019 zijn 113 subsidieaanvragen ingediend voor in totaal € 3,5 mln. De toename ten opzichte van 2018 is beperkt en kleiner dan in de begroting verwacht, omdat is gebleken dat een groot deel van de voorgenomen investeringen niet in de beoogde vorm tot realisatie zijn gekomen.
Opdrachten
WSW risicovoorziening
De uitvoerende taken voor de sanering van woningcorporaties zijn gemandateerd aan het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). De kosten die gemaakt worden voor de sanering en de uitvoeringkosten komen uit de risicovoorziening. In het kader van de sanering van Vestia is destijds tussen het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV) en Vestia afgesproken dat 40% van de kosten die worden gemaakt voor het onderzoek naar de aansprakelijkheid van banken wordt vergoed uit de risicovoorziening. In 2019 heeft Vestia hiervoor een bijdrage van circa € 4,5 mln. ontvangen. Tevens worden elk jaar kosten gemaakt voor de uitvoering van de saneringstaak, deze bedroegen in 2019 circa € 0,1 mln. Deze bijdragen zijn onttrokken aan de risicovoorziening.
NHG risicovoorziening
Voor de achtervangfunctie van het Rijk draagt het WEW een vergoeding af aan het Rijk. In 2019 bedroeg deze afdracht 0,15% van iedere nieuwe afgegeven hypotheekgarantie. Deze afdracht wordt doorberekend aan de consument. In 2019 heeft het Rijk de afdrachten over het boekjaar 2018, ter grootte van afgerond € 29,8 mln., ontvangen. Dit bedrag is in de daartoe bestemde risicovoorziening gestort.
Woningmarkt
In 2019 zijn verschillende onderzoeken naar woningbehoefte, woonwensen, woningmarktontwikkelingen en plancapaciteit gedaan. Daarnaast hebben er diverse onderzoeken voor monitoring van beleid, demografische ontwikkelingen, het WoON-congres en de kernpublicatie WoON, de evaluatie van de heffingsvermindering verhuurderheffing, de evaluatie van het woningwaarderingsstelsel en naar de campagne «Wegwijs met je huurprijs» plaatsgevonden.
Inkomensoverdrachten
Huurtoeslag
Aan huurtoeslag is in 2019 € 67,1 mln. minder uitgegeven dan begroot. De lagere uitgaven zijn het saldo van lagere voorschotten en hogere nabetalingen. Bij de ontvangsten is € 98,5 mln. minder binnengekomen, als gevolg van lagere terugvorderingen. Hierdoor laat de huurtoeslag in 2019 een netto overuitputting van het budget zien van € 31,4 mln. ten opzichte van de ontwerpbegroting 2019.
Bijdragen aan agentschappen
Dienst van de Huurcommissie
In 2019 zijn de onderstaande aantallen gerealiseerd, vergeleken met de begroting 2019.
Procedure | Realisatie 2018 | Begroting 2019 | Realisatie 2019 |
---|---|---|---|
Beslechting huurprijsgeschillen | 4.089 | 4.356 | 4.888 |
Beslechting servicekostengeschillen | 1.819 | 1.872 | 1.610 |
Beslechting van huurverhogingsgeschillen op basis van punten | 550 | 441 | 1.913 |
Beslechting van huurverhogingsgeschillen op basis van inkomen | 385 | 657 | 1170 |
Beslechting van Wohv-geschillen | 1 | 5 | 14 |
Onderzoeksrapporten rechtbank | 10 | 0 | |
Onderzoeksrapporten publieksrechtelijke organen | 60 | 0 | |
Advies geliberaliseerde huurprijs | 50 | 2 | |
Klachten van huurder over verhuurder | 250 | 195 | |
Verklaring over redelijkheid van de huurprijs | 0 | 0 | |
Totaal1 | 6.844 | 7.701 | 9.792 |
Bron: Eigen cijfers van de Huurcommissie. Deze worden ook opgenomen in hun eigen jaarverslag over 2019.
In 2019 was de instroom 9.874 zaken, hiermee is de instroom van het aantal zaken gestabiliseerd. Als onderdeel van de vermelde productie van 8.640 zaken zijn er in 2019 nog 1152 huurverhogingsgeschillen die nog betrekking hadden op 2018, afgehandeld. Van de 8.640 geschillen zijn er 6.001 (58%) afgehandeld in de zogenaamde «brede intake en bemiddeling» procedure. Bij de brede inhoudelijke intake wordt gekeken of het verzoek ontvankelijk is en of er juridisch sprake is van een geschil. De Huurcommissie biedt informatie die relevant is voor het gedane verzoek en informatie over de rechten en plichten van huurders en verhuurders. Hiermee kan de huurder beter zijn kansen inschatten en kunnen huurder en verhuurder mogelijk zelf hun geschil oplossen.
ILT (Autoriteit Woningcorporaties)
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT, hier valt de Autoriteit woningcorporaties (Aw) onder) heeft in 2019 een bijdrage ontvangen voor het opvragen van gegevens bij woningcorporaties voor beleidsontwikkeling en voor het toezicht op de Wet normering topinkomens (WNT).
RVO.nl (Uitvoeringskosten BEW)
RVO.nl voert de regeling BEW, als ook de Regeling Vermindering Verhuurderheffing (RVV) en de Regeling vermindering Verhuurderheffing Verduurzaming (RVV Verduurzaming) uit en ontvangt hiervoor een bijdrage. Het budget is bij eerste suppletoire begroting 2019 overgeheveld naar artikel 4. De uitgaven worden op dat artikel verantwoord vanwege gecentraliseerd opdrachtgeverschap.
RVO.nl (Uitvoeringskosten huisvestingsvoorziening)
RVO.nl voert de Tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunninghouders (TRSHV) uit en ontvangt hiervoor een bijdrage. Het budget is bij eerste suppletoire begroting 2019 overgeheveld naar artikel 4. De uitgaven worden op dat artikel verantwoord vanwege gecentraliseerd opdrachtgeverschap.
Bijdragen aan zbo's/rwt's
Woningmarkt
Aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zijn bijdragen verstrekt voor de Huurenquête, onderzoek naar verhuiskansen, diverse woning-marktonderzoeken, het WoON2018, het WoON2021 en de bewonersenquête van de Energiemodule.
Aan het Kadaster zijn bijdragen verstrekt voor het leveren van data. Tevens is er een bijdrage verstrekt voor SBR Wonen.
Bijdragen aan medeoverheden
Woningmarkt
In 2019 is er € 2.4 mln. uitgegeven aan gemeenten voor de uitvoering van de afspraken die in de woondeals zijn gemaakt en voor pilots omtrent Goed Verhuurderschap.
Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken
Financiën en Nationale Schuld (H9)
Er is een bijdrage aan de Belastingdienst verstrekt ter bekostiging van de portokosten van informatiebrieven, die de Belastingdienst verstuurt voor de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurverhoging. Het hiervoor benodigde budget is bij tweede suppletoire begroting 2019 naar de Belastingdienst overgeboekt. Tevens is een bijdrage aan het WSW verstrekt voor SBR-wonen.
Ontvangsten
De ontvangsten zijn toegelicht bij de uitgaven huurtoeslag, uitgaven WSW risicovoorziening en de NHG risicovoorziening.
Stimuleren van een goede kwaliteit van de gebouwde omgeving op de aspecten duurzaamheid, energiezuinigheid, veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en toegankelijkheid.
Met deze doelstelling doet het Ministerie van BZK recht aan diverse publieke waarden:
– De energietransitie in de gebouwde omgeving zorgt voor vermindering van de CO2-uitstoot en kan de woonlasten/gebruikslasten voor eigenaren en huurders van gebouwen verminderen.
– Gebouwen voldoen aan de eisen van bouwregelgeving op het gebied van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en toegankelijkheid.
– Vermindering van het gebruik van primaire grondstoffen in de bouw door onder meer zo hoogwaardig mogelijk gebruik van bouw- en sloopafval draagt bij aan de beschikbaarheid en betaalbaarheid van producten en diensten op de langere termijn.
Deze publieke waarden worden op onderdelen concreet gemaakt in de volgende op termijn te bereiken resultaten:
– Vermindering van de CO2-uitstoot van de gebouwde omgeving met minstens 3,4 Mton in 2030 in het kader van de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met minstens 49% ten opzichte van 1990, zoals afgesproken in het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-III.
– Met het oog op een aardgasvrije gebouwde omgeving richting 2050 zullen conform het Regeerakkoord aan het eind van de kabinetsperiode nieuwe woningen en andere nieuwe gebouwen in de regel niet meer op gas verwarmd worden en zullen 30.000–50.000 bestaande woningen per jaar aardgasvrij of aardgasvrij-ready gemaakt worden.
– Het programma «Nederland circulair in 2050» heeft als einddoel een volledig circulaire economie in 2050 (Kamerstukken II 2015–2016, 32852, nr. 33). Onderdeel hiervan is de ambitie om samen met maatschappelijke partners 50% minder gebruik van primaire grondstoffen (mineraal, fossiel en metalen) te realiseren in 2030 als tussendoel. Het kabinet heeft onlangs aangegeven zich met maatschappelijke partners in te zetten om de transitie naar een circulaire (bouw-)economie te versnellen, en om de doelstelling voor 2030 verder te preciseren op basis van de gewenste effecten op milieu, leveringszekerheid en economisch concurrentievermogen (Kamerstukken II 2017–2018, 32852, nr. 59).
Met het oog op de doelen binnen dit beleidsartikel is de inzet van burgers, instellingen, bedrijven en de gehele overheid noodzakelijk. Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen zijn gestart met het Interbestuurlijke Programma (IBP) van 2018 en een gezamenlijke agenda (Kamerstukken II 2017/18, 29362, nr. 266). Het belangrijkste doel van het IBP is een optimale samenwerking tussen de overheden, zodat er rond belangrijke maatschappelijke opgaven een meer gezamenlijke aanpak tot stand komt. De Minister van BZK heeft hierbij een stimulerende en regisserende rol.
Stimuleren:
Op basis van de Woningwet (artikel 120), de Wet milieubeheer (hoofdstuk 4) en de Kadasterwet is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het stimuleren van energiebesparing en reductie van CO2-uitstoot in de gebouwde omgeving. De Minister van BZK geeft invulling aan deze verantwoordelijkheid door kaderstelling (wet- en regelgeving), het uitvoeren van de acties van het Energieakkoord en afspraken die volgen uit het nog af te sluiten het klimaatakkoord, ondersteuning van innovatie (onder andere door middel van subsidies en «zachte» leningen) en monitoring. Daarnaast stimuleert de Minister van BZK energietransitie in de gebouwde omgeving met verschillende (subsidie)instrumenten, afspraken en ondersteuningsmaatregelen.
Regisseren:
Op basis van de Woningwet (artikel 2) is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het opstellen en het beheer van de bouwregelgeving en stelselverantwoordelijk voor het borgen van de bouwkwaliteit. Op grond van deze verantwoordelijkheid worden in ieder geval regels gesteld over het bouwen van nieuwe bouwwerken, de staat van bestaande bouwwerken en het gebruiken en slopen van bouwwerken. Deze regels worden gesteld vanuit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid of milieu. Door naleving van deze regels is de minimumkwaliteit van bouwwerken gewaarborgd. Toezicht en handhaving hierop berust bij gemeenten.
Op 28 juni 2019 heeft het kabinet het voorstel voor een klimaatakkoord gepresenteerd (Kamerstukken II 2018/19, 32813, nr. 342). Het akkoord voor de gebouwde omgeving is tot stand gekomen aan de sectortafel gebouwde omgeving waar onder andere medeoverheden, organisaties van verhuurders, huurders, eigenaar-bewoners, netbeheerders, energieleveranciers, banken en bouw- en installatiebedrijven hebben samengewerkt. De inzet van deze partijen krijgt een vervolg in het uitvoeringsoverleg voor de gebouwde omgeving.
Voor de gebouwde omgeving bevat dit akkoord voorstellen om tot en met 2030 te komen tot een reductie van 3,4 Mton CO2. Dit wordt onder meer vormgegeven door tot en met 2030 1,5 miljoen bestaande gebouwen te verduurzamen. Daarmee wordt een belangrijke stap gezet om richting 2050 alle gebouwen de overgang te laten maken van aardgas naar duurzame warmtebronnen.
Om een succesvolle start met de uitvoering te kunnen maken, is het essentieel dat iedereen meegenomen wordt in de aard en omvang van de opgave en hier ook actief in kan participeren. Draagvlak is cruciaal. Bewoners en gebouweigenaren zullen bereid moeten zijn om over te stappen van aardgas naar andere warmtealternatieven. Daarom dient stap-voor-stap invulling te worden gegeven aan de noodzakelijke voorwaarden om de transitie betaalbaar en behapbaar te maken voor iedereen.
De afspraken in het klimaatakkoord voor de gebouwde omgeving vormen een samenhangend geheel. Deze samenhang is figuur 3 grafisch vormgegeven.
Figuur 3
Energiebesparing huursector
Met de wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II inzake de invoering van een heffingsvermindering voor verduurzaming van huurwoningen introduceerde het kabinet in 2019 een heffingsvermindering voor verduurzaming van huurwoningen, zoals aangekondigd in het regeerakkoord 2017-2021 ‘Vertrouwen in de toekomst’. De vermindering van de verhuurderheffing voor huurwoningen levert een bijdrage aan de energiebesparing en CO2-reductie door isolatie van sociale huurwoningen en door duurzame opwekking van energie op of nabij deze woningen. Hiervoor is jaarlijks budget beschikbaar. Vanwege de vele aanvragen is deze regeling tijdelijk gesloten per 1 juli 2019. De heffingsvermindering zal weer geopend worden voor nieuwe aanvragen zodra het beschikbare budget in de pas loopt met het aantal gehonoreerde definitieve aanvragen.
De Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) is in 2019 verder uitgeput, waardoor in totaal meer dan 75.000 woningen een bijdrage hebben ontvangen, waarvan 45.000 in 2019. Met brancheorganisaties in de huursector en de bouw zijn in 2019 afspraken met betrekking tot de huursector verder uitgewerkt. Over de voortgang van deze afspraken heeft de Minister van BZK in december 2019 een brief aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2019/20, 32847, nr. 586).
Energiebesparing koopsector
Het beroep op het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) voor leningen aan woningeigenaren en VvE’s met minimaal tien appartementen voor energiebesparende maatregelen is in 2019 verder toegenomen. In 2019 is voor bijna € 150 mln. aan leningen verstrekt. Van januari 2014 tot en met 31 december 2019 hebben inmiddels ruim 23.000 particuliere woningeigenaren een lening uit het fonds ontvangen voor in totaal ruim € 300 mln. en hebben bijna 200 VvE’s voor in totaal ruim € 90 mln. een lening uit het fonds ontvangen.
Gemeenten maakten gretig gebruik van de Regeling Reductie Energiegebruik (RRE) die het Ministerie van BZK heeft opgesteld. Gemeenten zetten met deze regeling projecten op om huiseigenaren te stimuleren tot kleine energiebesparende maatregelen in huis. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het inregelen van de cv-installatie, het aanbrengen van radiatorfolie en tochtstrips of het plaatsen van ledlampen. Daarnaast gebruiken gemeenten de regeling om advies te geven aan huiseigenaren over energiebesparende maatregelen, zoals dak-, raam- of gevelisolatie. In de vijf weken dat gemeenten een aanvraag konden indienen zijn er 223 voorstellen binnengekomen voor in totaal € 98 mln. Er was € 87 mln. beschikbaar waarmee 200 aanvragen zijn beschikt. Met de ingediende plannen worden in totaal naar verwachting ruim 1 miljoen woningen bereikt met kleine energiebesparende maatregelen.
De RRE is onderdeel van de uitvoering van de Urgenda-uitspraak waarin het gerechtshof heeft bepaald dat Nederland de CO2-uitstoot met een kwart moet verminderen in 2020.
Mede als gevolg van de gedaalde marktrente is bij eerste suppletoire begroting 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 34960, nr. 1) besloten tot intrekken van de regeling Fonds Energiebesparing Huursector (FEH). Het budget voor FEH (€ 70 mln.) is voor andere doeleinden ingezet. De Tweede Kamer had eerder gevraagd deze middelen alternatief aan te wenden. Het vrijgekomen budget is ingezet voor het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) (€ 40 mln. meerjarig en € 5 mln. in 2018) en voor het vanuit Europa verplichte energielabel voor woningen (en andere gebouwen) (€ 30 mln. meerjarig, € 6 mln. in 2018) (Kamerstukken II 2017/18, 30196, nr. 607). Voor sluiting van het FEH zijn nog twee subsidie-aanvragen ingediend en gehonoreerd. Daartoe in 2018 nog € 2,7 mln. aan leningen verstrekt. FEH is daarmee gesloten.
Energiebesparing utiliteitsbouw
Diverse programma’s voor verduurzaming van het maatschappelijk vastgoed zijn gecontinueerd of in 2019 opgestart, zoals het Innovatieprogramma Aardgasvrije en Frisse Basisscholen, het nieuwe programma Scholen besparen energie, de openstelling van de Scholen Energiebespaarlening en het in oktober 2019 gelanceerde Kennis- en Innovatieplatform Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed.
In 2019 zijn de geselecteerde projecten van het Innovatieprogramma Aardgasvrije en Frisse Basisscholen van start gegaan. Vanuit een ondersteuningsprogramma worden de betrokken gemeenten en schoolbesturen geholpen bij het proces om van planvorming tot realisatie te komen. Daarnaast is een ondersteunende rekentool ontwikkeld. De niet-geselecteerde gemeenten en scholen blijven betrokken bij het ondersteuningsprogramma, zodat de kennis en ervaring die bij de geselecteerde gemeenten en schoolbesturen wordt opgedaan breed wordt gedeeld en toegepast. Naar verwachting zal medio 2020 het eerste gerenoveerde schoolgebouw uit het Innovatieprogramma worden geopend.
Op 10 oktober 2019 is het Kennis en Innovatieplatform Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed gestart. Het platform gaat aan de slag om energiebesparing en inzet van duurzame energie bij renovatie en nieuwbouw van maatschappelijk vastgoed te stimuleren en innovatie te bevorderen. Het platform doet dit door middel van het verzamelen en verspreiden van kennis. Meer concrete resultaten worden in 2020 verwacht (Kamerstukken II 2019/20, 32813, nr. 437).
Er zijn drie energiebespaarleningen verstrekt aan drie scholen (peildatum 11 december 2019). De verwachting is dat dit aantal in 2020 verder oploopt (Kamerstukken II 2019/20, 32813, nr. 400).
Circulair Bouwen
In oktober 2019 heeft de Minister van BZK een brief naar de Tweede Kamer gestuurd waarin maatregelen zijn aangekondigd in de bouwregelgeving ter bevordering van circulair bouwen (Kamerstukken II 2019/20, 32852, nr. 94). In samenwerking met partijen in de bouw en andere overheden is met het Uitvoeringsprogramma circulaire bouweconomie een volgende stap gezet in het bereiken van de doelen van het programma «Nederland circulair in 2050» (Kamerstukken II 2015/16, 32852, nr. 33). Onderdeel hiervan is het circulair beheer en aanbesteden door het Rijk (Rijksvastgoedbedrijf, Rijkswaterstaat en Prorail), waarmee zij een voorbeeldrol vervult richting andere vastgoedeigenaren en opdrachtgevers. Het mede door BZK financieel ondersteunde Platform Circulair Bouwen 2023 (CB’23) richt zich op het maken van bouwbrede afspraken over onder meer nieuwe werkwijzen, uniformering en normering. CB’23 heeft in 2019 in afstemming met betrokken partijen in de bouw de eerste leidraden opgeleverd13. Ook is ondersteunend beleid ingezet voor kennisontwikkeling en -verspreiding. Hiertoe heeft het Ministerie van BZK financiële bijdragen verstrekt aan onder meer Cirkelstad en aan de Stichting Bouwkwaliteit voor beheer, onderhoud en verdere ontwikkeling van de Nationale Milieudatabase.
Bouw en innovatie
In 2019 is ingezet op innovatie in de bouw onder meer via de start van Meerjarig Missiegedreven Innovatieprogramma’s (MMIP’s) en de oprichting van een Kennis- innovatieplatform Energietransitie Maatschappelijk Vastgoed (Kamerstukken II 2019/20, 32847, nr. 586). De Bouwagenda heeft bij innovatie in de bouw een aanjagende rol gehad, onder andere door het intiëren van de oprichting van het Bouw Techniek Innovatie Centrum (BTIC), en bijgedragen aan digitalisering via de Digitaliseringsdeal voor de Gebouwde Omgeving.
Bouwregelgeving
2019 was een belangrijk jaar voor de definitieve BENG- eisen en het gereedmaken van de bijbehorende systematiek rondom de bepalingmethode voor de energieprestatie van gebouwen. Er is door alle betrokken partijen veel en belangrijk werk verzet. Na de internetconsultatie, de behandeling in de Tweede Kamer, de notificatie in Brussel en de beoordeling van de Raad van State zijn de BENG-eisen in het Staatsblad gepubliceerd (Stb. 2019, nr. 501). Eind 2019 bleek dat de rekensoftware vertraging op had gelopen. Bouwende partijen hebben verzocht om uitstel van de inwerkingtreding van de BENG-eisen om tenminste een half jaar voorbereidingstijd te behouden, welke is toegekend door de Minister van BZK. De BENG-eisen, de NTA8800 en het vernieuwde energielabel zullen per 1 januari 2021 in werking treden.
Kwaliteitsborging voor het bouwen
Het wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen beoogt een nieuw stelsel van kwaliteitsborging, waarbij ook de aansprakelijkheid van de aannemer, na de oplevering van het bouwwerk wordt vergroot (Kamerstukken II 2015/16, 34453, nr. 2). In het voorjaar 2019 is het wetsvoorstel door de Eerste Kamer aanvaard. De inwerkingtreding wordt voorzien per 1 januari 2021. Ter voorbereiding hierop is in samenwerking met bij de bouw betrokken partijen een implementatietraject gestart, zoals afgesproken in het bestuursakkoord met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (Kamerstukken II 2018/19, 34453, nr. 31).
Stelsel certificering werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties
Op 5 november 2019 is de wijziging van de Woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties in het staatsblad gepubliceerd (Stb. 2019, nr. 383). Het wettelijk stelsel wordt nader uitgewerkt bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Het ontwerpbesluit dat hier invulling aan geeft is op 17 december 2019 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2019/20, 32757, nr. 158). Het stelsel volgt op het rapport Koolmonoxide - onderschat en onbegrepen gevaar van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) van november 2015. De inwerkingtreding van het wettelijk stelsel is voorzien per 1 juli 2020 en de inwerkingtreding van de daarin opgenomen verbodsbepaling per 1 januari 2022.
Groningen
In oktober 2019 is de Minister van BZK verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van de versterkingsoperatie en het Rijksbeleid van het Nationaal Programma Groningen. BZK zet in op meer regie voor bewoners en bestuurders, het versterken van uitvoeringskracht en op een vereenvoudiging en versnelling van het versterkingsproces. Een versnellingsteam is ingericht voor het treffen van versnellingsmaatregelen en er is gewerkt aan een Wijzigingswet van de Tijdelijke Wet Groningen voor versterking. Vanuit het Ministerie van EZK en en het Ministerie van BZK is toegewerkt naar het inrichten van één slagvaardige uitvoeringsorganisatie waarbij het eigenaarschap van de uitvoeringsorganisatie per 1 januari 2020 bij BZK is gelegd. In het Nationaal Programma Groningen werken het Rijk en de regio samen om te zorgen dat Groningen een toekomstbestendig en leefbaar gebied blijft, met behoud van de eigen identiteit, waar het goed wonen, werken en recreëren is.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 34.918 | 149.371 | 232.210 | 231.354 | 245.813 | 155.508 | 90.305 |
Uitgaven | 49.839 | 82.607 | 96.521 | 176.053 | 206.163 | 286.508 | ‒ 80.345 |
4.1 Energietransitie en duurzaamheid | 19.508 | 54.497 | 71.398 | 148.722 | 198.792 | 280.455 | ‒ 81.663 |
Subsidies | 18.073 | 51.934 | 68.823 | 146.076 | 166.987 | 186.889 | ‒ 19.902 |
Beleidsprogramma energiebesparing | 12.869 | 8.270 | 5.923 | 6.264 | 0 | 3.500 | ‒ 3.500 |
Energietransitie en duurzaamheid | 0 | 0 | 0 | 0 | 11.014 | 4.912 | 6.102 |
Beleidsprogramma bouwregelgeving | 3.320 | 1.298 | 2.713 | 5.788 | 0 | 0 | 0 |
Energiebesparing Koopsector | 0 | 7.169 | 39.917 | 3.348 | 3.664 | 13.000 | ‒ 9.336 |
Energiebesparing Huursector | 0 | 0 | 0 | 105.676 | 134.309 | 130.477 | 3.832 |
FES IAGO | 975 | 197 | 270 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Fonds duurzaam funderingsherstel | 0 | 0 | 20.000 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Revolverend fonds EGO | 0 | 35.000 | 0 | 25.000 | 0 | 0 | 0 |
Tijdelijke regeling blok voor blok | 302 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparing | 607 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) | 0 | 0 | 0 | 0 | 18.000 | 35.000 | ‒ 17.000 |
Opdrachten | 1.435 | 1.663 | 1.432 | 1.473 | 1.545 | 2.600 | ‒ 1.055 |
Beleidsprogramma Energiebesparing | 574 | 973 | 635 | 659 | 0 | 1.500 | ‒ 1.500 |
Beleidsprogramma bouwregelgeving | 861 | 690 | 797 | 814 | 0 | 0 | 0 |
Energietransitie en duurzaamheid | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.545 | 1.100 | 445 |
Bijdragen aan agentschappen | 0 | 900 | 1.143 | 1.173 | 28.383 | 45.717 | ‒ 17.334 |
Dienst Publiek en Communicatie | 0 | 900 | 1.143 | 1.173 | 630 | 60 | 570 |
Diverse Agentschappen | 0 | 0 | 0 | 0 | 900 | 750 | 150 |
ILT(handhaving energielabel) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 500 | ‒ 500 |
RVO.nl (Energietransitie en duurzaamheid) | 0 | 0 | 0 | 0 | 26.853 | 6.580 | 20.273 |
RVO.nl (uitvoering Energieakkoord) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 37.413 | ‒ 37.413 |
RVO.nl (uitvoeringskosten FEH) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 414 | ‒ 414 |
Bijdragen aan zbo’s/rwt’s | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.877 | 0 | 1877 |
Energietransitie en duurzaamheid | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.877 | 0 | 1877 |
Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 45.249 | ‒ 45.249 |
Economische Zaken (H13) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 249 | ‒ 249 |
Gemeentefonds (H50) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 45.000 | ‒ 45.000 |
4.2 Bouwregelgeving en bouwkwaliteit | 27.448 | 25.029 | 22.617 | 22.427 | 7.371 | 6.053 | 1.318 |
Subsidies | 515 | 641 | 337 | 294 | 6.183 | 1.751 | 4.432 |
Beleidsprogramma woningbouw | 515 | 641 | 337 | 294 | 0 | 0 | 0 |
Bouwregelgeving en bouwkwaliteit | 0 | 0 | 0 | 0 | 6.183 | 1.751 | 4.432 |
Opdrachten | 516 | 400 | 165 | 104 | 1.144 | 3.273 | ‒ 2.129 |
Beleidsprogramma woningbouw | 516 | 400 | 165 | 104 | 0 | 0 | 0 |
Bouwregelgeving en bouwkwaliteit | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.144 | 3.273 | ‒ 2.129 |
Bijdragen aan agentschappen | 26.417 | 23.988 | 22.062 | 22.029 | 0 | 51 | ‒ 51 |
ILT (toezicht EU-bouwregelgeving) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 51 | ‒ 51 |
RVO Beleidsprogramma Woningbouw | 26.417 | 23.988 | 22.062 | 22.029 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan zbo’s/rwt’s | 0 | 0 | 0 | 0 | 44 | 650 | ‒ 606 |
Toelatingsorganisatie | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 650 | ‒ 650 |
Overige bijdragen | 0 | 0 | 0 | 0 | 44 | 0 | 44 |
Bijdragen aan medeoverheden | 0 | 0 | 53 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdrage woningbouw | 0 | 0 | 53 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 328 | ‒ 328 |
Infrastructuur en Waterstaat (H12) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 328 | ‒ 328 |
4.3 Kwaliteit woonomgeving | 2.530 | 2.994 | 2.462 | 2.256 | 0 | 0 | 0 |
Subsidies | 1.901 | 2.035 | 1.356 | 1.844 | 0 | 0 | 0 |
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. | 1.901 | 2.035 | 1.356 | 1.844 | 0 | 0 | 0 |
Opdrachten | 629 | 959 | 1.005 | 412 | 0 | 0 | 0 |
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. | 616 | 959 | 1.005 | 412 | 0 | 0 | 0 |
Wijkverpleegkundigen | 13 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan zbo’s/rwt’s | 0 | 0 | 75 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. | 0 | 0 | 75 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan medeoverheden | 0 | 0 | 26 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Beleidsprogramma woonomgeving e.a. | 0 | 0 | 26 | 0 | 0 | 0 | 0 |
4.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders | 353 | 87 | 44 | 2.648 | 0 | 0 | 0 |
Leningen | 0 | 0 | 0 | 2.640 | 0 | 0 | 0 |
Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders | 0 | 0 | 0 | 2.640 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan agentschappen | 353 | 87 | 44 | 8 | 0 | 0 | 0 |
Uitvoeringskosten RFE Verhuurders | 353 | 87 | 44 | 8 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 116 | 912 | 605 | 470 | 270 | 91 | 179 |
Uitgaven
4.1 Energietransitie en duurzaamheid
Subsidies
Beleidsprogramma energiebesparing
De beschikbare middelen zijn bij Miljoenennota 2020 herschikt naar de regeling Energietransitie en duurzaamheid ten behoeve van diverse subsidies.
Energietransitie en duurzaamheid
Er zijn diverse subsidies verstrekt voor onder andere het klimaatprogramma participatiecoalitie (ondersteuningsprogramma bewonersparticipatie), het kennis- en leerprogramma aardgasvrije wijken en de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed. Daarnaast heeft het kabinet in het kader van de Urgenda-aanpak budget beschikbaar gesteld voor het Programma Reductie Energieverbruik aan (private) partijen. Dit programma draagt daar aan bij door het stimuleren van de uitvoering van (een aantal) laagdrempelige energiebesparingsmaatregelen bij huishoudens in de koopsector. Via een incidentele suppletoire begroting (ISB) is hiervoor € 6,3 mln. beschikbaar gesteld. Dit budget is bij tweede suppletoire begroting 2019 teruggeboekt naar de begrotingsreverve Urgenda op de begroting van het Ministerie van EZK. Deze middelen worden in 2020 weer toegevoegd aan de BZK-begroting.
Energiebesparing koopsector
Er is in 2019 circa € 3,6 mln. uitgegeven aan de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH). Op basis van de jaarprognose zijn de beschikbare middelen bij de eerste suppletoire begroting 2019 in het juiste kasritme gezet, waarbij er € 11 mln. is doorgeschoven naar latere jaren. Daarnaast heeft het kabinet in het kader van de Urgenda-aanpak extra middelen beschikbaar gesteld voor de SEEH, welke middels een incidentele suppletoire begroting aan de BZK-begroting zijn toegevoegd. Hiervan is € 8,5 mln. in 2019 niet tot besteding gekomen, o.a. omdat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) twee maanden extra nodig had om de uitvoering van de regeling voor te bereiden en het aantal aanvragen lager was dan op grond van ervaring uit 2016 en 2017 verwacht werd. Bij tweede suppletoire begroting 2019 zijn de middelen teruggeboekt naar de begrotingsreverve Urgenda op de begroting van het Ministerie van EZK. Deze middelen worden in 2020 weer toegevoegd aan de BZK-begroting.
Energiebesparing huursector
De uitgaven in 2019 voor de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) bedragen € 134,3 mln. RVO.nl heeft in 2019 meer vaststellingen behandeld dan verwacht, waardoor het uitgekeerde subsidiebedrag hoger uitkomt dan begroot.
Nationaal Energiebespaarfonds (NEF)
Bij de tweede suppletoire begroting 2018 is € 20 mln. vanuit de Stimuleringsregeling Energieprestatie Huursector (STEP) ingezet voor het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF). Dit is gecorrigeerd bij de eerste suppletoire begroting 2019 door € 20 mln. vanuit het NEF-budget over te hevelen naar STEP. Daarnaast heeft ook een overboeking plaatsgevonden vanuit de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) naar de BZK-begroting voor de financiering van laadpalen voor elektrische auto’s op parkeerterreinen van VvE’s (€ 2 mln.). Gedurende het jaar is € 18 mln. verstrekt aan het NEF voor Energiebespaarleningen.
Opdrachten
Beleidsprogramma Energiebesparing
De beschikbare middelen zijn bij Miljoenennota 2020 herschikt naar de regeling Energietransitie en duurzaamheid ten behoeve van diverse opdrachten.
Energietransitie en duurzaamheid
Met budget uit de klimaatenvelop heeft het Ministerie van BZK bijgedragen aan de start van een programma gericht op de ontwikkeling van repeteerbare verduurzamingsconcepten voor basisschoolgebouwen. In het «Innovatieprogramma aardgasvrije en frisse basisscholen» leren gemeenten en schoolbesturen in pilots hoe een bestaand schoolgebouw succesvol van het aardgas af kan worden gehaald, hoe het binnenklimaat verbeterd kan worden en de energierekening betaalbaar blijft. Daarnaast is een ondersteunende rekentool ontwikkeld. De niet-geselecteerde gemeenten en scholen blijven betrokken bij het ondersteuningsprogramma, zodat de kennis en ervaring die bij de geselecteerde gemeenten en schoolbesturen wordt opgedaan breed wordt gedeeld en toegepast. Tot slot is een aanvullende opdracht aan RVO.nl verstrekt voor het programma aardgasvrije wijken. Het gaat hierbij onder andere om advisering over de opzet van proeftuinen data en monitoring en de opzet van de website en nieuwsbrief.
Bijdragen aan agentschappen
Dienst Publiek en Communicatie
Dienst Publiek en Communicatie heeft een bijdrage ontvangen voor de koepelcampagne voor Energiebesparing14.
Diverse agentschappen
Het betreft een bijdrage voor het versnellen van de bestaande duurzaamheidsaanpak van het Rijksvastgoedbedrijf. Het gaat om het versnellen van duurzaamheid door o.a. stimulering van zonnepanelen op rijksgebouwen en het naar voren halen van investeringen voor EnergieRijk DenHaag.
ILT (handhaving energielabel)
Bij de eerste suppletoire begroting 2019 zijn de beschikbare middelen overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van IenW ten behoeve van de handhaving van energielabels.
RVO.nl (energietransitie en duurzaamheid)
Bij de eerste suppletoire begroting 2019 is er vanuit de regeling RVO.nl (Uitvoering Energieakkoord) € 6 mln. overgeheveld voor het beheer van het energielabel. Daarnaast heeft een technische herschikking plaatsgevonden van € 12 mln. Tot slot is vanuit artikel 3.1 Woningmarkt circa € 3,8 mln. overgeheveld voor de uitvoering van woonregelingen zoals de Tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunningshouders. De middelen zijn besteed aan het jaarprogramma 2019 dat RVO.nl in opdracht van het Ministerie van BZK uitvoert op het gebied van energietransitie in de gebouwde omgeving. Het programma behelst onder andere kennisverspreiding, beleidsonderbouwing en uitvoering van subsidieregelingen over de hele breedte van dit beleidsterrein waaronder de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) en de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH).
RVO.nl (uitvoering energieakkoord)
Bij eerste suppletoire begroting 2019 hebben diverse herschikkingen plaatsgevonden, waaronder een herschikking van bijdragen aan agentschappen naar bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken om de middelen voor het innovatieprogramma CO2-neutrale gebouwde omgeving op het juiste instrument te verantwoorden (€ 20,8 mln.). Daarnaast zijn er middelen overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van EZK voor de Demonstratie energie-innovatie regeling (DEI-regeling) en de regeling Meerjarig Missiegedreven Innovatieprogramma’s (MMIP) (circa € 12 mln.). Ook is € 6 mln. gerealloceerd naar RVO.nl (Energietransitie en duurzaamheid) ten behoeve van de RVO jaaropdracht 2019. Tot slot is € 1,5 mln. doorgeschoven naar 2020 voor de nieuwe bepalingsmethode energieprestatie (BENG-eisen), die op 1 januari 2021 van kracht wordt.
RVO.nl (uitvoeringskosten FEH)
De uitvoeringskosten voor de bij eerste suppletoire begroting 2018 ingetrokken regeling Fonds Energiebesparing Huursector (FEH) zijn niet gerealiseerd.
Bijdragen aan zbo’s/rwt’s
Energietransitie een duurzaamheid
Het betreft onder andere een bijdrage aan de Unie van Waterschappen (UvW) voor het Nationaal Programma Regionale Energie Strategie (NP RES). Het gaat hierbij om middelen voor een gedragen programmaplan voor het NP RES, een goed ingerichte projectorganisatie en een uitgewerkte aanpak voor de monitoring van het NP RES.
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken
Gemeentefonds (H50)
Het betreft een overboeking aan het gemeentefonds ten behoeve van de uitkering van het tweede deel van de decentralisatie-uitkering aan gemeenten met een proeftuin in het kader van het programma Aardgasvrije Wijken. Het eerste deel van de uitkering heeft in 2018 plaatsgevonden. Het doel is om met de geselecteerde gemeenten te leren op welke wijze de wijkgerichte aanpak kan worden ingericht en worden opgeschaald.
4.2 Bouwregelgeving en bouwkwaliteit
Subsidies
Bouwregelgeving en bouwkwaliteit
Er zijn diverse subsidies verstrekt, waaronder subsidies ten behoeve van de Wet kwaliteitsborging, de digideal gebouwde omgeving en de herziening NEN 9998 (aardbevingen). Daarnaast zijn er bij de eerste suppletoire begroting 2019 meerjarige middelen voor het bouwbesluit herschikt van het instrument opdrachten naar deze regeling. Tevens zijn bij tweede suppletoire begroting 2019 middelen herschikt van het instrument bijdragen aan agentschappen van artikelonderdeel 4.1 naar deze regeling voor het bestuursakkoord VNG als tegemoetkoming voor de kosten die de VNG maakt aan collectieve invoeringsondersteuning voor alle gemeenten en hun uitvoeringsorganisaties.
Opdrachten
Bouwregelgeving en bouwkwaliteit
Er zijn diverse opdrachten voor beleidsadvies- en onderzoek verstrekt, waaronder onderzoek naar breedplaatvloeren (Kamerstukken II 2018/19, 28325, nr. 199). Daarnaast zijn bij eerste suppletoire begroting 2019 meerjarige middelen voor het bouwbesluit herschikt van het instrument opdrachten naar het instrument subsidies om de middelen op het juiste instrument te verantwoorden.
Bijdragen aan agentschappen.
ILT (Toezicht EU-bouwregelgeving)
Bij tweede suppletoire begroting 2019 zijn middelen herschikt naar het instrument subsidies voor de jaaropdracht Stichting Bouwkwaliteit (SBK).
Bijdragen aan zbo’s/rwt’s
Toelatingsorganisatie
BZK verstrekt een bijdrage voor de Toelatingsorganisatie in het kader van de voorbereiding van het nieuwe stelstel voor kwaliteitsborging voor het bouwen. Het verschil tussen raming en realisatie wordt verklaard doordat de toelatingsorganisatie later start dan gepland en de kosten schuiven daardoor door naar 2020.
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken
Infrastructuur en Waterstaat (H12)
De beschikbare middelen voor de bijdrage aan het Omgevingsloket Online (OLO) zijn bij Miljoenennota 2020 herschikt naar artikel 5. Voorheen werd dit overgeboekt naar het Ministerie van I&W. Inmiddels valt dit onderdeel onder het Ministerie van BZK. Daarnaast zijn er middelen overgeboekt naar de begroting van het Ministerie van I&W voor een bijdrage aan de rekenmeesterfunctie van het Planbureau voor de Leefomgeving voor de doorrekening van het klimaatakkoord.
Ontvangsten
Dit betreft de afrekening van de RVO.nl opdrachten.
Een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Gericht op het realiseren van een concurrerend, duurzaam en leefbaar Nederland, waarin sprake is van regionale differentiatie en maatwerk.
Het huidige rijksbeleid voor ruimtelijke ordening is beschreven in de in 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (Kamerstukken II 2011/12, 32660, nr. 50). De nieuwe Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zal naar verwachting in 2020 worden vastgesteld. Deze zal het kader vormen voor het omgevingsbeleid en de aanpak kenmerkt zich als integraal en gebiedsgericht. Er wordt gewerkt vanuit een richtinggevende en uitnodigende visie met duidelijke kaders die gebaseerd zijn op nationale belangen en die ruimte laat voor regionale en lokale activiteiten. Deze nieuwe sturingsfilosofie wordt «Ruimtelijke Activering» genoemd en hierin heeft de Minister van BZK zowel een stimulerende als een regisserende rol.
De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de stelselherziening omgevingsrecht (Omgevingswet), gericht op een samenhangende benadering van de leefomgeving, eenvoudiger regels voor burgers en bedrijven en betere en snellere besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving. De Minister van BZK is ook verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening en het stimuleren van (de kwaliteit van) ruimtelijke investeringen.
Stimuleren
Het ruimtelijk beleid kent een selectieve beleidsinzet op de nationale belangen uit de SVIR, het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-III en de NOVI (na vaststelling in 2020). De Minister van BZK is hierbij (mede)verantwoordelijk voor:
– Het zorgdragen voor een gestructureerde afstemming met de regio in de vorm van het Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT), waarin het Rijk en de regio afspraken kunnen maken over afgestemde acties en investeringsbeslissingen;
– Het – via de gebiedsagenda’s – in kaart brengen van de inhoudelijke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het ruimtelijk-fysieke domein (o.a. woningbouw, bereikbaarheid, economie, energie, natuur en waterveiligheid). In het kader van de NOVI worden de gebiedsagenda’s geactualiseerd en verbreed naar omgevingsagenda’s;
– Het ontwikkelen van nationale ruimtelijke visies, zoals een visie op de ruimtelijke vertaling voor duurzame energieopwekking, -opslag en -transport in 2050 en een visie op verstedelijking en krimp;
– De inhoudelijke inbreng vanuit het ruimtelijk beleid, een aspect van de fysieke leefomgeving, in de NOVI;
– De inbreng van ontwerp in ruimtelijke projecten en programma’s bij het Ministerie van BZK en het stimuleren van ontwerp bij projecten en programma’s, zowel interdepartementaal als bij andere overheden.
De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de stelselherziening omgevingsrecht. Deze omvat:
– De bundeling, vereenvoudiging, stroomlijning en harmonisering van wet- en regelgeving met betrekking tot het fysieke domein;
– De implementatie van het nieuwe stelsel via het implementatieprogramma Aan de slag met de Omgevingswet met een interbestuurlijk opdrachtgeverschap van Rijk, Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW);
• Het ondersteunen van burgers, bedrijven en overheden bij de stelselherziening door het vergroten van kennis over het leren werken met de nieuwe wet- en regelgeving;
• Het ontwikkelen van een landelijke voorziening in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO-LV) die ondersteunt bij de uitvoeringsprocessen van de Omgevingswet ondersteunen.
– De realisatie en – na vaststelling – uitvoering van de NOVI.
Regisseren
De Minister van BZK heeft een systeemverantwoordelijkheid voor het goed laten verlopen van processen op het gebied van omgevingsbeleid en de ruimtelijke ordening, ongeacht wie verantwoordelijk is voor het resultaat of welke doelen worden nagestreefd. De Minister van BZK is vanuit deze rolopvatting eerstverantwoordelijk voor:
– De uitvoering van de SVIR en voor het beheer en onderhoud van het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
– Het opstellen, onderhouden en coördineren van nationale en Europese kaders en wet- en regelgeving op ruimtelijk gebied en ten aanzien van interbestuurlijke geo-informatie en de bijbehorende informatievoorziening;
– Het vertalen en implementeren van relevante Europese beleidskaders;
– Het samenwerken met het bedrijfsleven en wetenschap in een topteam geo-informatie om de gezamenlijke opgestelde toekomstvisie GeoSamen te realiseren;
– Het versterken van de samenhang tussen de bestaande geo-basisregistraties in het kader van het programma Doorontwikkeling in Samenhang;
– Het zorg dragen voor zorgvuldige ruimtelijke keuzes en de structurele verankering van het ruimtelijk ontwerp in de beleidsprocessen en projecten van de ruimtelijke ontwikkeling van medeoverheden;
– De verdere ontwikkeling van kennis van de fysieke leefomgeving ten behoeve van beleid in relatie tot maatschappelijke opgaven en het faciliteren van de toepassing daarvan door de andere overheden.
Ten slotte is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 4).
Basis Registratie Ondergrond (BRO)
De eerste tranche met drie registratieobjecten is, tegelijk met de wet, op 1 januari 2018 in werking getreden en in beheer genomen. Voor de tweede tranche is het besluitvormingsproces in het afgelopen jaar afgerond. Het gewijzigde Besluit Basisregistratie Ondergrond (BRO en de gewijzigde Regeling BRO is sinds 1 januari 2020 van kracht en de relevante onderdelen van de BRO zijn vanaf die datum in beheer genomen. Voor de derde tranche is het standaardisatie proces afgerond en zijn de werkzaamheden voor Besluit en Regeling in volle gang. De verwachting is dat deze tranche op 1 januari 2021 kan worden ingevoerd. In totaal zijn er dan in de eerste drie tranches negentien registratieobjecten gerealiseerd. Alle bronhouders, op vier gemeenten na, zijn inmiddels aangesloten en leveren aan. Ook is in 2019 het BRO loket opgeleverd, operationeel en in beheer genomen.
Doorontwikkeling in Samenhang van de Geo-Basisregistraties
In 2019 heeft een verkenning plaatsgevonden naar de mogelijkheden de bestaande Geo-Basisregistraties verder te integreren tot één samenhangend beeld van de fysieke omgeving. Deze verkenning heeft geresulteerd in een visie, die verder wordt uitgewerkt in 2020.
De reeds eerder gestarte doorontwikkelingen van de Basisregistratie Grootschalig Topografie (BGT) en de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) zijn voorspoedig verlopen in 2019 en zullen in de eerste helft van 2020 worden afgerond.
In het belang van een «common operational picture» is het afgelopen jaar de mogelijkheid verkend om te komen tot gezamenlijk gebruik van hetzelfde beeldmateriaal (met name jaarlijkse luchtfoto's) door de hele overheid. Deze verkenning wordt in 2020 afgerond.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
In juni 2019 zijn de ontwerp-NOVI en bijbehorende PlanMer NOVI openbaar gemaakt tijdens een lanceerevent en aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2018/19, 43682, nr. 27). Dit is een belangrijke stap naar de oplevering van de definitieve NOVI in 2020. Het is voor een gedragen NOVI van groot belang dat de NOVI breed bekend is en dat er een levendig maatschappelijk debat over gevoerd wordt.
De ontwerp-NOVI is in een beperkte oplage gedrukt, maar is vooral online te lezen. Dit vergroot de toegankelijkheid tot de NOVI en leidt tot een eenvoudigere aanpassing wanneer dat in de toekomst nodig is. Door middel van een terinzagelegging kregen alle burgers, overheden, maatschappelijke partijen en bedrijven in Nederland de mogelijk om hun zienswijze op de ontwerp-NOVI in te dienen. In deze periode is een informatieavond gehouden in alle provincies om alle geïnteresseerde partijen de mogelijkheid te geven zich te laten informeren over de NOVI. Ook zijn er verschillende, goed bezochte debatten georganiseerd om het gesprek aan te gaan over de NOVI.
Het maatschappelijk debat zet zich voort door middel van Algemeen Overleggen in de Tweede Kamer, de beantwoording van de zienswijzen en door middel van opiniestukken in landelijke media. Daaruit is op te maken dat gevraagd wordt om scherpere keuzes voor de ontwikkeling van de leefomgeving in de NOVI ten opzichte van de ontwerp-NOVI.
Omgevingswet
Gedurende 2019 zijn er bij het stelsel van Omgevingswet een aantal belangrijke mijlpalen behaald:
– De vier Aanvullingswetten (grondeigendom, bodem, geluid en natuur) zijn aangenomen door de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2017/18, 34864, nr. 2, Kamerstukken II 2017/18, 34985, nr. 2., Kamerstukken II 2018/19, 35133, nr. 2., Kamerstukken II 2018/19, 35054, nr. 2.) De aanvullingsbesluiten zijn allen ter voorhang aangeboden;
– De Invoeringswet en het Invoeringsbesluit is door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen.
– De Omgevingsregeling is gepubliceerd volgens de nieuwe standaard voor overheidspublicaties. De Invoeringsregeling en Aanvullingsregeling grondeigendom zijn ter consultatie gegaan.
Bovengenoemde producten zijn allemaal conform planning opgeleverd in 2019. Belangrijk hierbij is dat deze hoofdpunten en alle andere resultaten zijn behaald door een nauwe samenwerking met andere departementen, medeoverheden en een brede vertegenwoordiging vanuit het fysieke domein.
Eind 2019 is het grootste deel van het basisniveau van het Digitale Stelsel Omgevingswet Landelijke Voorzieningen (DSO-LV) opgeleverd, waarop alle bevoegd gezagen kunnen aansluiten, waarmee ze kunnen oefenen en wat ze kunnen vullen met hun eigen regelgeving. Met deze oplevering is het gedefinieerde basisniveau DSO-LV in belangrijke mate gerealiseerd, maar niet volledig af op het oorspronkelijk geplande moment. In overleg met de koepels en het Rijk is geïnventariseerd welke punten nog openstaan en geprioriteerd welke functionaliteiten nodig zijn om wel meteen in 2020 te kunnen starten met aansluiten en oefenen. Het basisniveau van het DSO-LV zal vervolgens in 2020 worden voltooid.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 0 | 0 | 0 | 113.283 | 113.294 | 94.897 | 18.397 |
Uitgaven | 0 | 0 | 0 | 107.456 | 123.230 | 102.919 | 20.311 |
5.1 Ruimtelijke ordening | 0 | 0 | 0 | 49.240 | 58.422 | 59.745 | ‒ 1.323 |
Subsidies | 0 | 0 | 0 | 2.211 | 3.156 | 1.895 | 1.261 |
Programma Ruimtelijk Ontwerp | 0 | 0 | 0 | 1.365 | 1.615 | 1.215 | 400 |
Basisregistraties | 0 | 0 | 0 | 680 | 830 | 680 | 150 |
Gebiedsontwikkeling | 0 | 0 | 0 | 6 | 0 | 0 | 0 |
Ruimtelijk instrumentarium (diversen) | 0 | 0 | 0 | 160 | 666 | 0 | 666 |
Geo-informatie | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Basisregistraties Ondergrond (BRO) | 0 | 0 | 0 | 0 | 45 | 0 | 45 |
Opdrachten | 0 | 0 | 0 | 5.187 | 4.415 | 9.304 | ‒ 4.889 |
Basisregistratie Ondergrond (BRO) | 0 | 0 | 0 | 2.014 | 845 | 1.651 | ‒ 806 |
Gebiedsontwikkeling | 0 | 0 | 0 | 436 | 538 | 1.416 | ‒ 878 |
Nationale Omgevingsvisie | 0 | 0 | 0 | 388 | 960 | 1.450 | ‒ 490 |
Programma Ruimtelijk Ontwerp1 | 0 | 0 | 0 | 1.232 | 1.300 | 2.377 | ‒ 1.077 |
Geo-informatie | 0 | 0 | 0 | 227 | 97 | 0 | 97 |
OLO | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ruimtegebruik bodem (diversen) | 0 | 0 | 0 | 17 | 77 | 265 | ‒ 188 |
Ruimtelijk instrumentarium (diversen) | 0 | 0 | 0 | 821 | 598 | 1.865 | ‒ 1.267 |
Windenergie op zee | 0 | 0 | 0 | 36 | 0 | 280 | ‒ 280 |
Uitvoering ruimtelijk beleid | 0 | 0 | 0 | 16 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan zbo’s/rwt’s | 0 | 0 | 0 | 28.651 | 37.179 | 36.945 | 234 |
Kadaster (basisregistraties) | 0 | 0 | 0 | 22.959 | 28.748 | 25.767 | 2.981 |
Geo-informatie | 0 | 0 | 0 | 2.982 | 3.626 | 2.278 | 1.348 |
Basisregistratie Ondergrond (BRO) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 8.900 | ‒ 8.900 |
Diverse bijdragen | 0 | 0 | 0 | 2.710 | 4.805 | 0 | 4.805 |
Bijdragen aan medeoverheden | 0 | 0 | 0 | 2.717 | 2.871 | 2.550 | 321 |
Gemeenten2 | 0 | 0 | 0 | 2.550 | 2.550 | 0 | 2550 |
Diverse projecten ruimtelijke kwaliteit | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 2.550 | ‒ 2550 |
Diverse bijdragen | 0 | 0 | 0 | 167 | 110 | 0 | 110 |
Gebiedsontwikkeling | 0 | 0 | 0 | 0 | 109 | 0 | 109 |
Ruimtelijk instrumentarium (diversen) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Nationale omgevingsvisie | 0 | 0 | 0 | 0 | 102 | 0 | 102 |
Bijdragen aan agentschappen | 0 | 0 | 0 | 10.474 | 10.801 | 9.051 | 1.750 |
RVB | 0 | 0 | 0 | 3.026 | 3.964 | 2.356 | 1.608 |
RIVM | 0 | 0 | 0 | 0 | 100 | 0 | 100 |
RWS (leefomgeving) | 0 | 0 | 0 | 7.448 | 6.437 | 6.245 | 192 |
Basisregistratie Ondergrond (BRO) | 0 | 0 | 0 | 0 | 300 | 450 | ‒ 150 |
5.2 Omgevingswet | 0 | 0 | 0 | 58.216 | 64.808 | 43.174 | 21.634 |
Subsidies | 0 | 0 | 0 | 5.000 | 2.367 | 4.000 | ‒ 1.633 |
Eenvoudig Beter | 0 | 0 | 0 | 5.000 | 2.367 | 4.000 | ‒ 1.633 |
Opdrachten | 0 | 0 | 0 | 2.882 | 2.054 | 20.172 | ‒ 18.118 |
Eenvoudig Beter | 0 | 0 | 0 | 665 | 535 | 1.900 | ‒ 1.365 |
Aan de Slag | 0 | 0 | 0 | 2.217 | 1.519 | 18.272 | ‒ 16.753 |
Bijdragen aan zbo’s/rwt’s | 0 | 0 | 0 | 13.559 | 29.104 | 0 | 29.104 |
Kadaster | 0 | 0 | 0 | 9.652 | 22.381 | 0 | 22.381 |
Geonovum | 0 | 0 | 0 | 3.029 | 5.193 | 0 | 5193 |
ICTU | 0 | 0 | 0 | 878 | 521 | 0 | 521 |
Aan de Slag | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.009 | 0 | 1.009 |
Bijdragen aan medeoverheden | 0 | 0 | 0 | 1.570 | 1.045 | 10.098 | ‒ 9.053 |
Aan de Slag | 0 | 0 | 0 | 1.570 | 958 | 10.098 | ‒ 9.140 |
Eenvoudig Beter | 0 | 0 | 0 | 0 | 87 | 0 | 87 |
Bijdragen aan agentschappen | 0 | 0 | 0 | 35.190 | 30.238 | 8.904 | 21.334 |
Aan de Slag | 0 | 0 | 0 | 33.558 | 28.127 | 8.104 | 20.023 |
RIVM | 0 | 0 | 0 | 642 | 201 | 0 | 201 |
RWS (eenvoudig beter) | 0 | 0 | 0 | 990 | 1.910 | 800 | 1110 |
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken | 0 | 0 | 0 | 15 | 0 | 0 | 0 |
Aan de Slag | 0 | 0 | 0 | 15 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 11.065 | 16.740 | 3.824 | 12.916 |
Uitgaven
5.1 Ruimtelijke ordening
Subsidies
Programma Ruimtelijk Ontwerp
Een deel van het budget van de Actieagenda Ruimtelijke Ontwerp 2017-2020 is vastgelegd in meerjarige subsidies met de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam, het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Architectuur Lokaal, de Academies van Bouwkunst en de TU Delft (leerstoel + netwerkprogramma met WUR en TU Eindhoven). Met deze programma’s sluit de Actieagenda direct aan op ontwikkelingen en concrete activiteiten in de praktijk en in het onderwijs. De subsidies zijn bedoeld om ontwerpend onderzoek in te zetten bij lokale en regionale transitie- en transformatie vraagstukken in de fysieke leefomgeving. De ervaringen uit deze projecten worden gedeeld op digitale platforms, handreikingen en masterclasses. Daarnaast is bij tweede suppletoire begroting 2019 herschikt vanuit het instrument opdrachten voor subsidie aan de stichting internationale architectuur.
Basisregistraties
De subsidies voor Basisregistraties zijn verstrekt aan het Samenwerkingsverband Bronhouders BGT voor het uitvoeren van de werkzaamheden, die zijn uitgevoerd in het kader van de tweede tranche van de BGT-Transitie en de kwaliteitszorg voor de BGT. Daarnaast ging het om een subsidie aan Geonovum voor het basisprogramma. Dit basisprogramma is gericht op generieke ontwikkeling van standaarden en op verkenningen ten aanzien van innovatie.
Verder is er in 2019, als onderdeel van een 4-jarige projectsubsidie (2018-2021), een subsidie aan de Stichting Geofort toegekend. Het doel is het vergroten van kennis, inzicht en bewustwording van het belang van de geo-informatie bij het publiek. Met behulp van de financiering heeft Geofort ook in 2019 diverse nieuwe lesmodules en workshops kunnen ontwikkelen waarbij jongeren met ruimtelijke vraagstukken aan de slag gaan.
Ruimtelijk instrumentarium (diversen)
In het kader van de Places of Hope heeft de Universiteit van Utrecht in Leeuwarden een tentoonstelling, ontwerpsessies en lezingen georganiseerd gericht op het gezamenlijk vormgeven van de toekomst van Nederland. Daarnaast is subsidie verstrekt aan de Universiteit van Wageningen voor de monitor Landschap. Voor deze subsidies hebben bij eerste en tweede suppletoire begroting 2019 herschikkingen plaatsgevonden vanuit het instrument opdrachten.
Opdrachten
Basisregistratie Ondergrond (BRO)
De opdrachten voor de Basisregistratie Ondergrond (BRO) betroffen in 2019 de doorontwikkeling van de tweede tranche van deze basisregistratie. De wet BRO is op 1 januari 2018 in werking getreden voor de eerste tranche. Daarbij is de verplichting ingegaan voor de eerste drie registratieobjecten. De opdrachten die in dit derde jaar van het Programma BRO zijn uitgezet hadden betrekking op: regeldrukonderzoek tranche 2, standaardisatie van een achttal additionele registratieobjecten tranche 2 en zeven additionele registratieobjecten tranche 3, scopeonderzoek registratieobjecten tranche 4 en bodemverontreinigingen, juridische en ICT- ondersteuning, implementatie ondersteuning bronhouders registratieobjecten, additionele praktijkvoorbeelden gekoppeld aan de NOVI thema’s energietransitie en woonopgave alsmede de organisatie van een aantal kwartaal events en de realisatie van het BRO loket. Bij eerste suppletoire begroting 2019 is budget overgeboekt naar de begroting van het Ministerie van LNV voor het Bodemkundig Informatiesysteem (BIS). Daarnaast zijn bij tweede suppletoire begroting 2019 middelen overgeboekt naar de begroting van het Ministerie van EZK voor het GIP 2019 programma.
Gebiedsontwikkeling
In 2019 is verder uitvoering gegeven aan het uitvoeringsprogramma van de Ruimtelijk Economische Ontwikkelstrategie (REOS) (Kamerstukken II 2017/18, 34775 A, nr. 12). Het Ministerie van BZK heeft een aantal acties van de uitvoering (mede) bekostigd, in het bijzonder de actie «Ruim baan voor digitale infrastructuur» uit het uitvoeringsprogramma van de REOS. Dit ging onder andere om een onderzoek naar de digitale randvoorwaarden van het economische kerngebied van Nederland en de vormgeving van de Ruimtelijke Strategie Datacenters. Ook zijn er bijdragen verstrekt aan de gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma's in het kader van het MIRT. Verder zijn bij eerste suppletoire begroting 2019 middelen overgeboekt naar de begroting van het Ministerie van LNV, waaronder middelen ten behoeve van de RIVM-opdracht 2019. Daarnaast zijn bij tweede suppletoire begroting 2019 middelen herschikt naar onder andere het instrument bijdragen aan agentschappen om de bijdrage aan het expertise netwerk windenergie op het juiste instrument te verantwoorden.
Nationale Omgevingsvisie
Er zijn opdrachten verstrekt voor de ontwikkeling van de NOVI. Het betreft onderzoek, bijeenkomsten en inspraaksessies in de verschillende provincies. Daarnaast is bij tweede suppletoire begroting 2019 de bijdrage aan RVO.nl voor de uitwerking en uitvoering van de NOVI herschikt naar het instrument bijdragen aan agentschappen op artikelonderdeel 4.1. De jaaropdracht RVO.nl wordt centraal vanaf artikel 4 verantwoord.
Programma Ruimtelijk Ontwerp
Met de Actieagenda Ruimtelijk Ontwerp 2017-2020 hebben de Ministeries van BZK en Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) hun inzet meerjarig bepaald. Doel is de kracht van ontwerpend onderzoek bij urgente maatschappelijke vraagstukken effectief in te zetten, onder meer bij het opstellen van omgevingsvisies en –plannen. In 2019 is het budget ingezet voor het O-team, ter ondersteuning van ontwerp bij medeoverheden. Daarnaast zijn middelen ingezet voor het programma "Atelier X", waarmee ontwerpend onderzoek is ingezet op de thema’s energietransitie (Klimaatakkoord), mobiliteitstransitie en verstedelijking, zeespiegelstijging en klimaatadaptatie. De middelen zijn onder andere ingezet bij klimaattafels en pilots voor regionale energietransitie. Het werkbudget van het College van Rijksadviseurs en het organiseren van de Rijksprijs Gouden Piramide was op deze regeling begroot, maar is bij tweede suppletoire begroting 2019 gerealloceerd naar het instrument bijdragen aan agentschappen om de middelen op het juiste instrument te verantwoorden.
Geo-informatie (w.o. BRO)
Zie toelichting bij Basisregistratie Ondergrond.
Ruimtegebruik bodem (diversen)
In 2019 zijn enkele verdiepende onderzoeken bekostigd en verkenningen gedaan voor het opzetten van Nationale Programma’s voor de NOVI en het Klimaatakkoord. Tevens is er ingezet op de kennisstructuur voor magneetvelden en Wind op Land.
Ruimtelijk instrumentarium (diversen)
Ten behoeve van vitale krimpregio's is in 2019 ontwerpend onderzoek verricht naar de kansen die de klimaat- en energietransitie biedt voor deze gebieden. Er zijn uitwerkingen op kaarten gemaakt voor verschillende soorten regio's (van groot-stedelijk tot krimp) met een perspectief op duurzame verstedelijking. In het kader van het REOS is een routekaart voor datacenters opgesteld15. Daarnaast heeft het College van Rijksadviseurs geadviseerd over het ontwikkelen van hoogstedelijke gemengde gebieden16. Beide studies hebben hun uitwerking gekregen in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). In 2019 is gestart met de evaluatie van het gebiedsgericht beleid en is de monitor van de SVIR omgevormd naar een monitor voor de NOVI. Om inzicht te krijgen in de gevolgen van een circulaire economie voor de fysieke leefomgeving is in 2019 als pilot de bouwketen geanalyseerd. Daarnaast hebben bij tweede suppletoire begroting 2019 diverse herschikkingen plaatsgevonden. Zo zijn middelen overgeheveld naar het instrument subsidies voor de subsidie aan de stichting Internationale architectuur. Ook zijn middelen herschikt naar het instrument bijdragen aan zbo's/rwt's voor de bijdrage aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor het bestand bodemgebruik.
Bijdragen aan zbo's/rwt's
Kadaster (basisregistraties)
De bijdrage aan het Kadaster betreft beheer en ontwikkeling van de Geo-Basisregistraties en een aantal infrastructurele voorzieningen op het gebied van Geo-Informatie. In 2019 zijn meerjarige afspraken gemaakt over de inzet van deze middelen in het kader van de Doorontwikkeling in Samenhang van de Geo-Basisregistraties. Bij tweede suppletoire begroting 2019 heeft het Kadaster een voorschot ontvangen vanwege de versnelling van de digitalisering gebouwde omgeving.
Geo-informatie
Het gaat hier om de bijdragen aan Geonovum en ICTU in het kader van de doorontwikkeling van de Geo-Basisregistraties en aan Geonovum voor de Europese richtlijn Inspire en Geo-Samen. Bij eerste suppletoire begroting 2019 is er binnen het instrument gerealloceerd voor de inzet van Geonovum voor de BRO.
Basisregistratie Ondergrond (BRO)
Bij eerste suppletoire begroting 2019 is budget overgeheveld naar het instrument bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken voor de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) voor het beheer en de realisatie van de BRO. Daarnaast is bij eerste suppletoire begroting 2019 binnen het instrument herschikt voor Geo-informatie, het Kadaster, ICT-Uitvoeringsorganisatie (ICTU) en Rijkswaterstaat (RWS) voor de doorontwikkeling van de standaarden tranche 2 en 3, het Bronhouderpotaal tranche 2, de Landelijke Voorziening BRO tranche 2 en implementatieondersteuning tranche 1.
Diverse bijdragen
In 2019 zijn bijdragen verstrekt aan het Kadaster en ICTU voor het programma BRO en aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor het bestand Bodemgebruik. Daarnaast is een bijdrage gedaan voor Proof of Concepts in het project «Amstelstad» om inzicht te verkrijgen in de ondergrond. Bij eerste en tweede suppletoire begroting 2019 is hiervoor budget herschikt binnen het instrument en vanuit het instrument opdrachten.
Bijdragen aan medeoverheden
Gemeenten
Bij eerste suppletoire begroting 2019 zijn middelen binnen het instrument herschikt vanuit de regeling diverse projecten ruimtelijke kwaliteit ten behoeve van het programma Bestaand Rotterdams Gebied (BRG). Het programma BRG maakt onderdeel uit van het project Mainportontwikkeling Rotterdam. Dit project heeft tot doel de Rotterdamse haven te ontwikkelen en gelijktijdig te zorgen voor een verbetering van het woon- en leefklimaat. Het BRG-programma omvat projecten die hieraan bijdragen; intensiveringsprojecten (reeds in 2009 afgerond) en leefbaarheidsprojecten. In 2019 heeft er met betrekking tot deze leefbaarheidsprojecten een jaarlijkse bijdrage plaatsgevonden. De realisatie van de leefbaarheidsprojecten loopt door tot 2021.
Diverse projecten ruimtelijke kwaliteit
Het beschikbare budget is bij eerste suppletoire begroting 2019 herschikt binnen het instrument naar de regeling Gemeenten voor het programma Bestaand Rotterdams gebied.
Diverse bijdragen
Het Ministerie van IenW heeft in 2019 een bijdrage ontvangen voor het beheer van het ICT systeem voor ruimtelijke ordening. Bij Miljoenennota 2020 en slotwet 2019 is hiervoor budget gerealloceerd.
Gebiedsontwikkeling
Voor een onderzoek naar de programmalijn Zuidwestkant Amsterdam-Schiphol-Haarlemmermeer (ZWASH) heeft de vervoerregio Amsterdam een bijdrage ontvangen. Hiervoor is bij Miljoenennota 2020 en tweede suppletoire begroting 2019 budget overgeheveld vanuit het instrument opdrachten.
Nationale omgevingsvisie
De Commissie voor Milieueffectrapportage (MER) heeft een bijdrage ontvangen voor een toetsadvies over het PlanMER NOVI. Hiervoor is bij tweede suppletoire begroting 2019 budget gerealloceerd vanuit het instrument opdrachten.
Bijdragen aan agentschappen
RVB
Het College van Rijksadviseurs en Atelier Rijksbouwmeester hebben een open oproep georganiseerd om bestaande woonwijken een nieuwe impuls te geven. De centrale vraag hierin was hoe de wijken uit jaren 60, 70 en 80 toekomstbestendig gemaakt kunnen worden door het bouwen van extra woningen, de overstap naar hernieuwbare energie en het aanpassen aan een veranderend klimaat. Er is naast de open oproep een kennis en leertraject opgezet, waaraan invulling wordt gegeven door de TU Delft. De oproep loopt door in 2020.
Ook heeft het RVB een bijdrage ontvangen in het kader van de coördinatie op beleid voor rijksvastgoed en de energietransitie en verduurzaming. Het doel is kennis verbreden en aansprekende, innovatieve werkwijzen te ontwikkelen die maatschappelijk rendement en lange termijn oplossingen voor de energietransitie opleveren.
Voor de bijdragen aan het RVB zijn bij tweede suppletoire begroting 2019 middelen gerealloceerd vanuit onder andere het instrument opdrachten.
RIVM
Dit betreft een bijdrage aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) voor het expertise netwerk windenergie. Hiervoor is bij tweede suppletoire begroting 2019 budget gerealloceerd vanuit het instrument opdrachten om deze bijdrage op het juiste instrument te verantwoorden.
RWS (leefomgeving)
Rijkswaterstaat (RWS) heeft een bijdrage ontvangen voor diverse activiteiten die het verricht in het ruimtelijk domein. Zo heeft RWS een jaarlijkse bijdrage ontvangen voor het beheer en onderhoud van het systeem Omgevingsloket-online (OLO). Het OLO is de digitale voorziening waarin aanvragen om omgevingsvergunningen en meldingen kunnen worden gedaan. Daarnaast verricht Rijkswaterstaat activiteiten voor het Ministerie van BZK in het kader van de BeleidsOndersteuning- en Advisering (BOA).
Basisregistratie Ondergrond (BRO)
RWS heeft in 2019 een bijdrage ontvangen voor ondersteuning van de implementatie van de BRO. De bijdrage was € 150.000 lager dan verwacht.
5.2 Omgevingswet
Subsidies
Eenvoudig Beter
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW) ontvangen subsidie om hun achterban te kunnen faciliteren bij het implementeren van en het werken met de Omgevingswet, om zo de invoering van de Omgevingswet tot een succes te maken.
In samenspraak met beide koepels is door het verlengen van de subsidieperiode, naar aanleiding van het verzetten van de invoeringsdatum van de wet naar 1 januari 2021, het kasritme aangepast.
Opdrachten
Eenvoudig Beter
Het beteft een aantal kleinere opdrachten, waaronder onderzoeksopdrachten en advisering over het fysieke domein. Deze opdrachten hebben bijgedragen aan de producten die zijn opgleverd of nog worden opgeleverd binnen het stelsel van Omgevingswet. Het verschil tussen de begroting en de realisatie komt voort uit een aanpassing van instrumentkeuze en middelen zijn daarom overgeboekt van het instrument opdracht naar het instrument bijdragen aan agentschappen (bijdrage aan Rijkswaterstaat).
Aan de Slag
Het betreft opdrachten aan marktpartijen voor activiteiten zoals onderzoeken, adviezen en communicatiemiddelen en -producten, zodat met ingang van 2021 betrokken partijen en organisaties kunnen werken met het nieuwe digitale stelsel Omgevingswet. Verder zijn er ook in 2019 weer vele bijeenkomsten voor diverse doelgroepen, zoals communicatieadviseurs, beleidsmedewerkers, softwareleveranciers, georganiseerd ter voorbereiding op het leren werken met de Omgevingswet.
Bij de departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van het Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is in 2019 verder aangepast en heeft geleid tot aanpassingen inzake de instrumentkeuze. De bij Voorjaarsnota 2019 extra beschikbaar gestelde middelen voor de ontwikkeling van fase 1 van het Digitaal Stelsel Omgevingswet zijn in eerste instantie terecht gekomen op het opdrachtenbudget en later gerealloceerd naar de verschillende instrumenten.
Bijdragen aan zbo's/rwt's
De regelingen vallend onder het instrument bijdragen aan zbo's/rwt's laten grote verschillen zien tussen de realisatie en de vastgestelde begroting 2019. Deze verschillen zijn als volgt te verklaren. Bij de departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van het Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is in 2019 verder aangepast en heeft geleid tot aanpassingen inzake de instrumentkeuze. De bij Voorjaarsnota 2019 extra beschikbaar gestelde middelen voor de ontwikkeling van fase 1 van het Digitaal Stelsel Omgevingswet zijn in eerste instantie terecht gekomen op het opdrachtenbudget en later gerealloceerd naar de verschillende instrumenten.
Kadaster
Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die het Kadaster uitvoert in het kader van de ontwikkeling van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Samen met een aantal ontwikkelpartners, namelijk Rijkswaterstaat, KOOP, Geonovum, RIVM en Kadaster, werkt het Ministerie van BZK aan de ontwikkeling en de implementatie van het DSO. Elke ontwikkelpartner zet daarvoor expertise in. In 2019 zijn de voorbereidingen gestart voor in het beheer nemen van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) na oplevering. Hierover zijn met de koepels bestuurlijke afspraken gemaakt (Kamerstukken II 2018/19, 33118, nr. 116).
Geonovum
Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die Geonovum uitvoert in het kader van de ontwikkeling van het DSO. Samen met ontwikkelpartner Geonovum werkt het Ministerie van BZK aan de ontwikkeling en de implementatie van het DSO. Geonovum ontwikkelt standaarden voor overheidspublicaties en toepassingsprofiel voor omgevingsdocumenten. Aan de hand van deze standaarden kan informatie-uitwisseling tussen organisaties en systemen in het Digitale Stelsel plaatsvinden.
ICTU
Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die ICTU uitvoert in het kader van de monitor op de implementatie van het DSO. Hiermee wordt beoogd te monitoren in hoeverre betrokken partijen en organisaties gesteld staan om te kunnen werken met het DSO.
Aan de Slag
Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die organisaties, zoals VNG, IPO en Unie van Waterschappen, uitvoeren in het kader van de ontwikkeling van het DSO en het leveren van invoeringsondersteuning voor de stelselwijziging.
Bijdragen aan medeoverheden
Aan de Slag
Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die de medeoverheden uitvoeren in het kader van de ontwikkeling van het DSO en het leveren van invoeringsondersteuning voor de stelselwijziging.
Bij de departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van het Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is in 2019 verder aangepast en heeft geleid tot correcties inzake de instrumentkeuze.
Eenvoudig Beter
De Stichting Bureau Commissie voor Milieurapportage, het UvW en de VNG hebben bijdragen ontvangen voor pilots over de werking van de MER en Geometrische begrenzing.
Bijdragen aan agentschappen
Aan de Slag
Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die RWS uitvoert in het kader van de ontwikkeling van het DSO, de ontwikkeling van het Informatiepunt en het leveren van invoeringsondersteuning voor de stelselwijziging. Samen met ontwikkelpartner RWS werkt het Ministerie van BZK aan de ontwikkeling en implementatie van het DSO. Hiervoor is bij RWS een Informatiepunt ingericht met een loket waar informatie over de wetgeving en het DSO te vinden is op de website, dan wel opgevraagd kan worden. Daarnaast voert RWS activiteiten uit om samen met betrokken partijen en organisaties kennis en gebruikerservaringen uit te wisselen en te borgen. Dit onder andere door praktijkproeven te organiseren dan wel bij te wonen.
Bij de departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van het Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is in 2019 verder aangepast en heeft geleid tot correcties inzake de instrumentkeuze.
RIVM
Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die het RIVM uitvoert in het kader van de ontwikkeling van het DSO.
RWS (eenvoudig beter)
Voor ondersteuning bij de invoering van het stelsel van de Omgevingswet ontvangt RWS een bijdrage. Inzet van deze expertise is een continuering van hetgeen gebruikelijk was bij het Ministerie van IenW. Ook is RWS gevraagd om zorg te dragen voor de digitalisering van regelgeving.
Ontvangsten
Bufferzonegronden
De verkoop van bufferzonegronden heeft geleid tot een incidentele extra opbrengst van circa € 8,8 mln.
Basisregistraties waterschappen
Dit betreft de bijdrage van de Unie van Waterschappen voor de basisregistraties van € 3,8 mln.
Omgevingswet
Bij de afrekening over 2018 is een totaalbedrag van € 4,1 mln. van verschillende ontwikkelpartners teruggekomen.
Zorgen voor veilige, gebruiksvriendelijke en inclusieve (digitale) overheidsdienstverlening, waaronder een veilig en betrouwbaar identiteitsstelsel waarbij veilig en efficiënt gebruik wordt gemaakt van (persoons)gegevens. De informatiepositie van burgers en bedrijven verbeteren door te zorgen voor toegankelijke en transparante overheidsinformatie en daarmee bijdragen aan het vertrouwen in de overheid. Het bewaken van rechten en publieke waarden, zoals privacybescherming en zelfbeschikking, in de informatiesamenleving en daarmee bijdragen aan de borging van de kernwaarden van de democratie.
De Minister van BZK is verantwoordelijk voor een doelmatig, doeltreffend en democratisch openbaar bestuur en een goede organisatie daarvan, met het oog op een adequate dienstverlening voor burgers en bedrijven. De Minister van BZK is stelselverantwoordelijk voor de inrichting en governance van de digitale overheid, waaronder de digitale basisinfrastructuur die deze mogelijk maakt. In het verlengde van de verantwoordelijkheid een adequate digitale dienstverlening te bevorderen, heeft ook de Minister van BZK de verantwoordelijkheid te zorgen voor maatregelen die burgers rechten geven en beschermen tegen ongewenste aspecten van digitalisering. De Minister van BZK pakt de rol om voortdurend de beleidsagenda op het terrein van de informatiesamenleving en overheid te herijken aan de eisen van de tijd.
De Minister van BZK heeft een kaderstellende rol op het gebied van de digitale overheid. Kaderstellen gebeurt in de vorm van wetgeving, standaarden, architectuurkaders en richtlijnen rekening houdend met Europese ontwikkelingen en verplichtingen. Onder deze verantwoordelijkheid valt de inrichting, beschikbaarstelling, instandhouding, werking, beveiliging en betrouwbaarheid van generieke voorzieningen voor elektronisch berichtenverkeer en informatieverschaffing, alsmede van voorzieningen voor elektronische authenticatie en registratie van machtigingen in het burgerservicenummer (BSN)-domein.
De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het beleid rondom het vaststellen van de identiteit alsmede de verstrekking van reisdocumenten op basis daarvan. Ook is de Minister van BZK verantwoordelijk voor de vastlegging van persoons- en adresgegevens in de Basisregistratie Personen (BRP). In dat kader houdt de Minister van BZK toezicht op de uitvoering van de Paspoortwet, monitort de uitvoering van de wet BRP en ondersteunt de gemeenten die primair verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van deze wetten. De Minister van BZK faciliteert hiermee het juiste gebruik van persoons- en adresgegevens door andere overheidsinstanties. Het tegengaan van fraude met, en het corrigeren van fouten van, persoons- en adresgegevens en reisdocumenten vormt hiervan een integraal onderdeel.
Regeerakkoord kabinet Rutte-III
Het programma Machtigen heeft onderzoeken uitgevoerd om inzicht te krijgen in de behoeften van burgers, bedrijven en dienstverleners en in de mogelijkheden om voor diverse doelgroepen machtigen mogelijk te maken. Het afgeven van een vrijwillige machtiging is gebruiksvriendelijker gemaakt. Er is een pilot gestart waarbij de moeder - door middel van een geautomatiseerde controle op ouderlijk gezag - gemachtigd wordt voor haar minderjarige kind. Het programma Regie op Gegevens heeft in 2019 geresulteerd in een beleidsbrief Regie op Gegevens (Kamerstukken II 2018/19, 32761, nr. 147), waarin het kabinet aangeeft dat burgers hun gegevens bij de overheid digitaal moeten kunnen delen met private dienstverleners en aankondigt kaders te zullen ontwikkelen, te verankeren in de Wet digitale overheid. In 2019 is een concept van deze kaders opgeleverd. Daarnaast zijn activiteiten ontwikkeld om bekendheid en draagvlak te creëren voor het concept van digitaal delen van gegevens en om de ontwikkelde kennis en ervaring te bundelen. Hieruit is een kenniscommunity ontstaan. Verder zijn pilots uitgevoerd om het concept in de praktijk te toetsen en leerervaringen te delen. Zo is eind 2019 een aanzet gemaakt voor een pilot om via MijnOverheid inkomensgegevens te delen met woningcorporaties.
Healthcheck Basisregistratie Personen (BRP)
Op 4 november 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de Basisregistratie Personen (BRP), inclusief de Health check BRP. Daarbij is gemeld dat, op basis van gesprekken met stakeholders en ervaring met andere programma’s is gekozen voor een andere aanpak dan in 2018 voorzien. In plaats van eerst een volledig uitgewerkte visie voor het BRP-stelsel in de toekomst op te leveren, wordt versneld gewerkt aan een stapsgewijze doorontwikkeling van de huidige BRP.
Bundeling verantwoordelijkheid digitale overheid voor burgers en bedrijven
In de begroting 2019 zijn de budgetten voor de digitale overheid voor burgers en bedrijven voor het eerst samen opgenomen. Deze bundeling heeft onder meer geresulteerd in een interbestuurlijke agenda voor de Digitale Overheid: NL DIGIbeter.
Doorbelasting GDI-voorzieningen
Het besluit van het kabinet Rutte-II (24 februari 2017 (Stcrt. 2018, 9728)) om de toerekenbare beheer- en exploitatiekosten van de Generieke Digitale Infrastructuur (digitale basisinfrastructuur) door te belasten aan de afnemers van de voorzieningen, is ten uitvoer gebracht. Dit betreft zowel DigiD, MijnOverheid en Digipoort. Met ingang van 2019 worden ook de overige voorzieningen van de digitale basisinfrastructuur doorbelast. Eind 2019 heeft een evaluatie plaatsgevonden van de doorbelasting van de beheer- en exploitatiekosten. Deze evaluatie wordt in 2020 afgerond.
Governance digitale overheid
Conform het instellingsbesluit (Kamerstukken II 2017/18, 26643, nr. 525) is door het Overheidsbreed Beleidsoverleg Digitale Overheid (OBDO) de Agenda Digitale Overheid NL DIGIbeter geactualiseerd. In de totstandkoming daarvan is nauw samengewerkt met de bestuurlijke partners vanuit gemeenten, provincies, waterschappen en de uitvoeringsorganisaties. In 2019 is het concept Programmaplan Basisinfrastructuur opgesteld. Deze wordt naar verwachting in de eerste helft van 2020 afgerond. De middelen van de Investeringspost zijn in afstemming met het OBDO ingezet voor de projecten gericht op de gezamenlijke doorontwikkeling en innovatie van de digitale overheid en de digitale basisinfrastructuur. Voorbeelden zijn het programma eID en de inrichting van informatiepunten digitale overheid in samenwerking met bibliotheken.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 242.013 | 170.392 | 147.334 | 188.839 | 159.454 | 174.479 | ‒ 15.025 |
Uitgaven | 178.095 | 193.829 | 198.313 | 188.841 | 170.827 | 174.479 | ‒ 3.652 |
6.1 Verminderen regeldruk | 1.799 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Subsidies | 190 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Vermindering regeldruk en administratieve lasten | 190 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Opdrachten | 1.109 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Vermindering regeldruk en administratieve lasten | 1.109 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan agentschappen | 388 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Vermindering regeldruk en administratieve lasten | 388 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties | 112 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen internationaal | 112 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
6.2 Overheidsdienstverlening, informatiebeleid en informatiesamenleving | 43.812 | 34.653 | 47.165 | 67.266 | 76.764 | 78.034 | ‒ 1.270 |
Subsidies | 741 | 282 | 688 | 1.457 | 2.976 | 200 | 2.776 |
(Door)ontwikkeling e-overheidvoorzieningen | 741 | 282 | 287 | 413 | 0 | 0 | 0 |
Communicatie, kennisdeling en onderzoek | 0 | 0 | 321 | 1.024 | 0 | 0 | 0 |
Digitale dienstverlening | 0 | 0 | 80 | 20 | 0 | 0 | 0 |
Overheidsdienstverlening | 0 | 0 | 0 | 0 | 2.976 | 200 | 2776 |
Opdrachten | 29.008 | 19.917 | 15.748 | 15.195 | 4.120 | 19.028 | ‒ 14.908 |
(Door)ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen | 17.702 | 10.616 | 1.991 | 1.205 | 0 | 0 | 0 |
Aanpak fraudebestrijding | 11.306 | 9.301 | 10.849 | 11.100 | 0 | 0 | 0 |
Digitale dienstverlening | 0 | 0 | 1.114 | 1.423 | 72 | 0 | 72 |
Informatiebeleid | 0 | 0 | 1.794 | 1.467 | 1.961 | 6.687 | ‒ 4.726 |
Informatiesamenleving | 0 | 0 | 0 | 0 | 704 | 2.000 | ‒ 1.296 |
Overheidsdienstverlening | 0 | 0 | 0 | 0 | 1383 | 10.341 | ‒ 8.958 |
Bijdragen aan agentschappen | 13.838 | 14.121 | 28.627 | 39.305 | 50.930 | 45.156 | 5.774 |
Agentschap Telecom | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.679 | 1.600 | 79 |
Logius | 5.209 | 9.823 | 24.496 | 30.991 | 26.056 | 22.860 | 3.196 |
RvIG | 5.365 | 1.259 | 2.731 | 2.150 | 5.362 | 5.560 | ‒ 198 |
Aanpak fraudebestrijding | 3.049 | 2.460 | 657 | 1.490 | 0 | 0 | 0 |
RVO.nl | 0 | 0 | 35 | 2.613 | 6.647 | 7.150 | ‒ 503 |
UBR | 215 | 579 | 708 | 1.617 | 11.075 | 7.986 | 3.089 |
Diverse bijdragen | 0 | 0 | 0 | 444 | 111 | 0 | 111 |
Bijdragen aan zbo’s/rwt’s | 0 | 0 | 1600 | 9.260 | 17.678 | 12.900 | 4.778 |
CBS | 0 | 0 | 0 | 154 | 575 | 500 | 75 |
RDW | 0 | 0 | 1600 | 1.458 | 966 | 0 | 966 |
KvK | 0 | 0 | 0 | 2.651 | 6.167 | 7.900 | ‒ 1.733 |
ICTU | 0 | 0 | 0 | 4.477 | 8.964 | 4.500 | 4.464 |
Kadaster | 0 | 0 | 0 | 130 | 120 | 0 | 120 |
Diverse bijdragen | 0 | 0 | 0 | 390 | 886 | 0 | 886 |
Bijdragen aan medeoverheden | 225 | 273 | 502 | 1.597 | 579 | 700 | ‒ 121 |
Provincies | 0 | 0 | 0 | 12 | 0 | 0 | 0 |
Waterschappen | 0 | 0 | 0 | 104 | 0 | 0 | 0 |
Gemeenten | 0 | 273 | 502 | 1.481 | 579 | 700 | ‒ 121 |
Loketkosten gemeenten | 225 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties | 0 | 60 | 0 | 191 | 150 | 0 | 150 |
Digitale dienstverlening | 0 | 60 | 0 | 191 | 150 | 0 | 150 |
Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken | 0 | 0 | 0 | 261 | 331 | 50 | 281 |
Ministerie van Buitenlandse Zaken (H5) | 0 | 0 | 0 | 20 | 35 | 50 | ‒ 15 |
Diverse bijdragen | 0 | 0 | 0 | 241 | 296 | 0 | 296 |
6.3 Betrouwbare levering van e-overheidsvoorzieningen | 89.800 | 97.910 | 101.511 | 74.146 | 0 | 0 | 0 |
Opdrachten | 2.052 | 2.447 | 2.206 | 2.188 | 0 | 0 | 0 |
Beheer e-overheidvoorzieningen | 0 | 600 | 415 | 423 | 0 | 0 | 0 |
Officiele publicaties en wettenbank | 2.052 | 1.847 | 1.791 | 1.765 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan agentschappen | 87.748 | 95.463 | 99.305 | 65.872 | 0 | 0 | 0 |
RVO | 0 | 0 | 0 | 6.959 | 0 | 0 | 0 |
Telecom | 0 | 0 | 0 | 1.683 | 0 | 0 | 0 |
Logius | 75.009 | 85.924 | 88.522 | 45.946 | 0 | 0 | 0 |
RvIG | 6.165 | 3.631 | 3.434 | 3.767 | 0 | 0 | 0 |
UBR | 6.574 | 5.908 | 7.349 | 7.517 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan zbo’s/rwt’s | 0 | 0 | 0 | 6.086 | 0 | 0 | 0 |
KvK | 0 | 0 | 0 | 4.700 | 0 | 0 | 0 |
CBS | 0 | 0 | 0 | 1.141 | 0 | 0 | 0 |
ICTU | 0 | 0 | 0 | 245 | 0 | 0 | 0 |
6.4 Burgerschap | 5.581 | 6.028 | 7.365 | 10.072 | 0 | 0 | 0 |
Subsidies | 4.846 | 4.596 | 5.012 | 7.704 | 0 | 0 | 0 |
Democratie | 0 | 0 | 0 | 1.108 | 0 | 0 | 0 |
Comité 4/5 mei | 106 | 106 | 106 | 216 | 0 | 0 | 0 |
ProDemos | 4.188 | 4.238 | 4.312 | 4.403 | 0 | 0 | 0 |
Programma burgerschap | 552 | 252 | 594 | 1.977 | 0 | 0 | 0 |
Opdrachten | 735 | 1.432 | 2.353 | 2.368 | 0 | 0 | 0 |
Democratie | 0 | 847 | 1.057 | 1.750 | 0 | 0 | 0 |
Programma burgerschap | 735 | 585 | 1.296 | 618 | 0 | 0 | 0 |
6.5 Identiteitstelsel | 37.103 | 55.238 | 42.272 | 37.357 | 46.184 | 39.502 | 6.682 |
Opdrachten | 15.493 | 18.407 | 9.287 | 1.230 | 818 | 19.938 | ‒ 19.120 |
Beleid BRP en reisdocumenten | 4.335 | 6.578 | 146 | 1.230 | 0 | 0 | 0 |
Operatie BRP | 11.158 | 11.829 | 9.141 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Identiteitsstelsel | 0 | 0 | 0 | 0 | 818 | 19.938 | ‒ 19.120 |
Bijdragen aan agentschappen | 21.610 | 36.661 | 32.659 | 35.360 | 36.602 | 19.564 | 17.038 |
RvIG | 21.610 | 36.661 | 32.659 | 35.360 | 36.602 | 19.564 | 17.038 |
Bijdragen aan zbo’s/rwt’s | 0 | 0 | 0 | 0 | 8.451 | 0 | 8.451 |
ICTU | 0 | 0 | 0 | 0 | 8.451 | 0 | 8.451 |
Bijdragen aan medeoverheden | 0 | 170 | 326 | 767 | 313 | 0 | 313 |
Gemeenten | 0 | 170 | 326 | 767 | 313 | 0 | 313 |
6.6 Investeringspost digitale overheid | 0 | 0 | 0 | 0 | 47.879 | 56.943 | ‒ 9.064 |
Subsidies | 0 | 0 | 0 | 0 | 5.379 | 0 | 5.379 |
Doorontwikkeling en innovatie digitale overheid | 0 | 0 | 0 | 0 | 5.379 | 0 | 5.379 |
Opdrachten | 0 | 0 | 0 | 0 | 259 | 56.943 | ‒ 56.684 |
Doorontwikkeling en innovatie digitale overheid | 0 | 0 | 0 | 0 | 259 | 56.943 | ‒ 56.684 |
Bijdragen aan agentschappen | 0 | 0 | 0 | 0 | 35.564 | 0 | 35.564 |
Logius | 0 | 0 | 0 | 0 | 26.332 | 0 | 26.332 |
RvIG | 0 | 0 | 0 | 0 | 3.500 | 0 | 3.500 |
RVO.nl | 0 | 0 | 0 | 0 | 2.300 | 0 | 2.300 |
UBR | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.478 | 0 | 1.478 |
Diverse bijdragen | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.954 | 0 | 1.954 |
Bijdragen aan zbo’s/rwt’s | 0 | 0 | 0 | 0 | 4.627 | 0 | 4.627 |
KvK | 0 | 0 | 0 | 0 | 175 | 0 | 175 |
ICTU | 0 | 0 | 0 | 0 | 984 | 0 | 984 |
Diverse bijdragen | 0 | 0 | 0 | 0 | 3.468 | 0 | 3.468 |
Bijdragen aan medeoverheden | 0 | 0 | 0 | 0 | 150 | 0 | 150 |
Waterschappen | 0 | 0 | 0 | 0 | 150 | 0 | 150 |
Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.900 | 0 | 1.900 |
Diverse bijdragen | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.900 | 0 | 1.900 |
Ontvangsten | 13.053 | 17.246 | 25.255 | 18.911 | 18.419 | 1.609 | 16.810 |
Uitgaven
6.2 Overheidsdienstverlening, informatiebeleid en informatiesamenleving
Subsidies
Overheidsdienstverlening
Er zijn diverse subsidies verstrekt, onder andere gericht op digitale inclusie van mensen met de grootste afstand tot de digitale wereld. De Vrije Universiteit Amsterdam ontving een subsidie voor praktijkgericht onderzoek om de verbindingen tussen burgers, beleidsmakers en diverse initiatieven in kaart te brengen. De universiteit van Tilburg ontving een subsidie om meer inzicht te krijgen in de positieve en negatieve gevolgen van digitalisering voor het welzijn van mensen. De Rijksuniversiteit van Groningen ontving een subsidie voor onderzoek naar het effect van digitale geletterdheid en digitale in- en exclusie in het dagelijks leven van burgers. Een overkoepelend project evalueert de resultaten van deze onderzoeken en zal op basis hiervan een onderzoeksframework ontwikkelen. Dit traject loopt door tot en met 2021.
In 2019 is het Platform voor de InformatieSamenleving aan de slag gegaan om vanuit een kwartiermakersrol de Alliantie Digitaal Samenleven op te zetten. Het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid heeft een instellingssubsidie ontvangen om het dagelijks bestuur van de Alliantie Digitaal Samenleven vorm te geven. Samen met het Netwerk Mediawijsheid (OCW) is in 2019 gestart met een oudereninitiatief. Het resultaat is onder meer zichtbaar geworden tijdens het Grijs en Wijs festival dat in 2019 voor het eerst is gehouden maar een jaarlijks terugkerend initiatief betreft.
De VNG heeft een subsidie ontvangen om meer datagedreven werken in te zetten voor maatschappelijke opgaven als het bestrijden van armoede/ schuldenproblematiek en ondermijnende criminaliteit. Het project loopt door in 2020.
Ook is een subsidie verstrekt voor GovTech Summit in november 2019. Dit is een jaarlijkse summit in Parijs rondom digitale overheid. Deelname aan de GovTech Summit had tot doel om de Nederlandse kennis en kunde op het gebied van de digitale overheid internationaal te profileren en kennis uit te wisselen op het gebied van digitalisering.
De Vereniging voor Overheidsmanagement heeft een subsidie ontvangen voor het een interbestuurlijk programma voor Startup In Residence (SIR) waarin challenges en aanbestedingen interbestuurlijk kunnen worden opgepakt en uitgerold.
Ten behoeve van bovengenoemde subsidies is bij eerste suppletoire begroting 2019 en bij tweede suppletoire begroting 2019 ruim € 2,4 mln. naar dit instrument overgeheveld.
Opdrachten
Digitale Dienstverlening
Er is een opdracht verstrekt voor advisering over de wijze waarop een communicatiestrategie naar burgers en bedrijven kan ondersteunen bij veranderingen op het terrein van inloggen en digitaal identificeren.
Informatiebeleid
Dit betreft met name een aantal opdrachten aan Sdu voor elektronische publicaties zoals de Staatscourant en de Wettenbank op Overheid.nl.
Bij Miljoenennota 2020 zijn middelen herschikt om de uitgaven op het juiste instrument te verantwoorden. Het betreft onder andere uitgaven ten behoeve van de Nationale Data Agenda, informatieveiligheid en de Wet electronische Publicatie.
Informatiesamenleving
Er is een aantal opdrachten verstrekt, waaronder voor de ontwikkeling en verspreiding van ’Donald Duck duikt in de digitale wereld’. Deze speciale editie van de Donald Duck maakte onderdeel uit van de maatschappelijke dialoog over grondrechten en nieuwe technologieën. De Donald Duck is ook in Caribisch Nederland verspreid. Daarnaast is een opdracht verstrekt voor de ontwikkeling van een website om mee te praten over digitaliseringsvraagstukken. De dialogen die op de website hebben plaatsvonden zijn input geweest voor beleid.
In 2019 is ook een onderzoek uitgevoerd naar de wijze waarop het toezicht op het algoritmen gebruik door overheden is ingericht en hoe dit verbeterd kan worden. Daarnaast zijn enkele inventarisaties gedaan naar de inzet en het gebruik van artificiële intelligentie (AI) projecten binnen de overheid.
Bij Miljoenennota 2020 is een deel van het budget veschoven naar het instrument bijdragen aan zbo's/rwt's ten behoeve van een opdracht voor het Transparantielab.
Overheidsdienstverlening
Er is advies ingeschakeld rondom de inrichting van taken en verantwoordelijkheden van de Pan-European Public Procurement Online (PePPOL)-autoriteit in het publieke domein. Ook is een opdracht verstrekt voor de conversie van e-facturen aan de rijksoverheid en het verzorgen van rapportages rondom e-facturatie. Deze rapportages helpen om de kwaliteit van aangeleverde e-facturen te kunnen verhogen.
Ook is er onderzoek gedaan onder ruim 3700 burgers en ondernemers naar hun oordeel over de overheidsdienstverlening. Over de uitkomsten en het vervolg is de Tweede Kamer in oktober 2019 geïnformeerd (Kamerstukken II 2019/20, 26643, nr. 644).
Er is een bijdrage verstrekt voor de organisatie van het iBestuurcongres op 1 juli 2019. Op dit congres is NL DIGIbeter 2019 gepresenteerd.
Voor het programma Start up in Residence (SIR) is een bijdrage verstrekt aan winnende startups om samen met het Ministerie van BZK hun innovatieve oplossingen voor een maatschappelijk probleem verder te ontwikkelen.
Bij de eerste suppletoire begroting 2019 is er € 0,5 mln. overgeboekt naar het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) in het kader van het programma Tel mee met Taal. Bij de Miljoenennota 2020 en de tweede suppletoire begroting 2019 is in totaal ruim € 7 mln. herschikt om uitgaven op het juiste instrument te verantwoorden. Het gaat onder andere om middelen ten behoeve van het programmabureau van de programmeringsraad Logius, Europese digitale dienstverlening en Digitale Inclusie.
Bijdragen aan agentschappen
Agentschap Telecom
Agentschap Telecom heeft een bijdrage ontvangen voor het toezicht op het afsprakenstelsel Elektronisch Toegangsdiensten (ETD)/ eHerkenning. Zij voeren inspecties uit om de kwaliteit, betrouwbaarheid en veiligheid van de authenticatiemiddelen en routeringsinfrastructuur te controleren.
Logius
Logius ontving een bijdrage voor het beheer van het eID stelsel en voor eIDAS (Electronic Identities And Trust Services). Ook voor het beheer van de voorziening eHerkenning heeft Logius een bijdrage ontvangen. Per december 2019 zijn in totaal 443 (overheids)dienstverleners aangesloten op eHerkenning. Logius heeft ook een bijdrage ontvangen om het ETD-stelsel in Europa aan te melden voor notificatie. Het stelsel is op 13 september 2019 succesvol genotificeerd.
Daarnaast ontving Logius een bijdrage voor de werkzaamheden van het Forum Standaardisatie. Het gaat hierbij om het onderhoud en samenstelling van de ‘pas toe of leg uit’-lijst en de lijst aanbevolen standaarden, de adoptie en het gebruik van open standaarden door overheidsorganisaties en de bureaukosten van het Forum Standaardisatie.
Logius heeft eveneens een bijdrage ontvangen voor e-procurement diensten om e-facturen te kunnen ontvangen en verwerken. Ook ontving Logius een bijdrage voor Mijn Overheid voor Ondernemers in samenhang met het Federatief Berichten Stelsel.
In verband met de doorbelasting van DigiD, MijnOverheid en de niet transactie gerichte voorzieningen ten laste van gemeenten en provincies zijn bij eerste suppletoire begroting 2019 middelen vanuit het gemeentefonds en het provinciefonds toegevoegd aan deze regeling. Daarnaast is bij de tweede suppletoire begroting 2019 het budget verhoogd voor onder meer de kosten van de aanbesteding SAMEN (met name ten behoeve van Digipoort) in 2019.
RvIG
De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) heeft een bijdrage ontvangen voor de beheervoorziening Burgerservicenummer (BSN). Met het BSN wordt een efficiënte koppeling tussen burgers en instanties mogelijk. Daarnaast heeft RvIG een bijdrage ontvangen voor de inrichting en beheer van een Autorisatielijst BSN om inloggen met een inlogmiddel van een ander EU-land mogelijk te maken.
RVO.nl
RVO.nl heeft een bijdrage ontvangen voor het beheer en de exploitatie van e-overheidsvoorzieningen die ondereel zijn van de digitale basisinfrastructuur voor ondernemers. Dit zijn onder andere het Ondernemersplein, de Berichtenbox voor Bedrijven, regelhulpen en Mijn Overheid voor Ondernemers in samenhang met de Berichtenbox voor Bedrijven. In 2019 is een app ontwikkeld om wetgeving voor ondernemers inzichtelijk te maken via het digitaal ondernemersplein en de nieuwe wetten app. Er is ook een pilot uitgevoerd om informatie te ontsluiten met een Chatbot, deze is inmiddels beschikbaar voor het onderwerp bedrijfsoverdrachten.
Voor e-facturatie heeft RVO.nl een bijdrage ontvangen. RVO.nl zorgt enerzijds voor advies en ondersteuning van medeoverheden om te voldoen aan de Europese Richtlijn over e-factureren en anderzijds voor het informeren en ondersteuning van leveranciers aan Rijksoverheid.
RVO.nl heeft ook een bijdrage ontvangen voor de doorontwikkeling van de bestaande innovatiekoffer met aanbestedingsinstrumenten om innovaties uit de markt te halen. Deze doorontwikkeling is in samenwerking met PIANOo, expertisecentrum aanbesteden, opgepakt.
UBR
Het Kennis- en Exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties (KOOP), onderdeel van Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR), ontving een bijdrage voor het beheer en de uitbreiding van de Wettenbank en voor het beheer van het open data portal en Overheid.nl. De publicatie van officiële elektronische publicatiebladen en van wet- en regelgeving van alle overheden, draagt bij aan een transparante overheid. Het ontsluiten van open data van alle overheden heeft als doel het stimuleren van het hergebruik van overheidsinformatie. Ook ontving KOOP een bijdrage om de kwaliteit van het register overheidsorganisaties te verhogen.
De Nederlandse overheid heeft het afgelopen decennium ingezet op het creëren van een aanbod van open data. De beschikbare data wordt nog onvoldoende benut. Om die reden is, naar voorbeeld van andere Europese lidstaten, een project gestart om hergebruikers van overheidsinformatie (vraag) en data-eigenaren (aanbod) met elkaar in gesprek te brengen. KOOP heeft hiervoor een bijdrage ontvangen. Medio 2020 worden de resultaten van deze aanpak verwacht.
Datagedreven werken stelt ook hogere eisen aan het beheer van informatie (data governance). UBR heeft in 2019 ook een bijdrage ontvangen voor het doorvoeren van forse verbeteringen in het Nederlandse Data Portaal. Er zijn referentiedatasets beschikbaar gesteld, extra zoekmogelijkheden, high value datasets en er is nu een groepsfunctie die het mogelijk maakt om rond een maatschappelijke opgave alle relevante datasets te verzamelen en datadeling te faciliteren.
UBR ontving ook een bijdrage voor het faciliteren van het Programmabureau van de Programmeringsraad Logius. Hiervoor en voor de verbetering van de kwaliteit van het register van overheidsorganisaties, de uitbreiding van de wettenbank in verband met toekomstige wetgeving en het hergebruik van overheidsdata heeft bij tweede suppletoire begroting 2019 een herschikking plaatsgevonden vanuit onder andere het instrument opdrachten naar deze regeling.
Diverse bijdragen
Er zijn diverse bijdragen verstrekt waaronder aan de Dienst Publiek en Communicatie voor een kwalitatief onderzoek naar digitale berichtgeving van de overheid. Dit onderzoek loopt door in 2020.
Bijdragen aan zbo's/rwt's
CBS
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft onder meer een bijdrage ontvangen voor het beheer en de exploitatie van Standard Business Reporting (SBR) waarmee rechtstreekse communicatie tussen systemen van aanleverende partijen en Belastingdienst, KvK, DUO en CBS mogelijk wordt. Daarnaast heeft het CBS een bijdrage ontvangen voor een aantal big data experimenten rondom de dienstverlening van MijnOverheid.
RDW
De Dienst Wegverkeer (RDW) heeft een bijdrage ontvangen voor de meerkosten voor het realiseren van rijbewijzen met een eID-applicatie. Deze worden sinds juni 2018 uitgegeven.
KvK
De Kamer van Koophandel (KvK) heeft een bijdrage ontvangen voor beheer en exploitatie van het digitaal ondernemersplein. Via het ondernemersplein kunnen ondernemers alle voor hen relevante informatie van de overheid vinden.
De KvK heeft ook een bijdrage ontvangen voor de uitvoering van het programma Mijn Overheid voor Ondernemers (MOvO). In 2019 is een praktijktest uitgevoerd, waarna het programma in september is afgerond. De Programmeringsraad Logius heeft op basis van de praktijktest besloten een portaal te laten bouwen waar ondernemers hun digitale formele correspondentie kunnen lezen.
Bij tweede suppletoire begroting 2019 is een deel van het budget herschikt onder meer om het beheer na afronding van het programma op het juiste instrument te zetten en ten behoeve van de kosten van de aanbesteding SAMEN. De kosten voor het programma MOvO zijn uiteindelijk lager uitgevallen dan was voorzien.
ICTU
Aan ICTU zijn diverse bijdragen verstrekt, waaronder een bijdrage voor het programma Burgers en Bedrijven in Regie op hun Gegevens. In 2019 heeft dit onder andere geresulteerd in een beleidsbrief Regie op Gegevens (Kamerstukken II 2018/19, 32761, nr. 147).
ICTU heeft een bijdrage ontvangen voor het beheer van de website Digitaleoverheid.nl en het onderhoud van de Nederlandse Overheid Referentie Architectuur (NORA). De NORA bevat kaders en bestaande afspraken voor het inrichten van de informatiehuishouding van de Nederlandse overheid. Het bezoek van de NORA-wiki is in 2019 toegenomen.
Daarnaast is een bijdrage verstrekt voor de begeleiding van de implementatie van de Europese verordening Single Digital Gateway, voor het onderzoeken en coördineren van verbeteringen in het stelsel van basisregistraties en voor de begeleiding van de stuurgroep Implementatiestrategie van de eDelivery. eDelivery richt zich op een veilige en grensoverschrijdende digitale dienstverlening tussen Nederland en andere EU-lidstaten, zonder dat een burger of bedrijf daarvoor fysiek informatie moet ophalen of brengen. eDelivery is succesvol opgeleverd en bij Stichting RINIS in beheer gegeven.
Ook heeft ICTU een bijdrage ontvangen voor het transparantielab en voor het Leer en Expertisepunt Datagedreven werken (LED). Het LED ondersteunt gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk bij vraagstukken en barrières bij het datagedreven werken. Het verbinden en delen van kennis tussen de vele datagedreven initiatieven bij Rijk en decentrale overheden staat daarbij centraal.
Bij de tweede suppletoire begroting 2019 hebben diverse herschikkingen plaatsgevonden om de middelen op het juiste instrument te kunnen verantwoorden, waaronder een herschikking ten behoeve van Europese digitale dienstverlening en het transparantielab.
Kadaster
Het Kadaster heeft in 2019 een bijdrage ontvangen om het mogelijk te maken dat afnemers van gegevens uit de geo-basisregistraties onjuiste gegevens kunnen melden via de generieke voorziening Digimelding. Dit project loopt door in 2020.
Diverse bijdragen
De Verening van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft een bijdrage ontvangen in verband met de invoering van de Wet Open Overheid. Het betreft een bijdrage aan zes proeftuinen die eind 2020 worden afgerond. Doel is om kennis en ervaring op te doen en om de betrokken organisaties te motiveren invulling te geven aan het meerjarenplan informatiehuishouding. Ook de Unie van Waterschappen (UvW) heeft een bijdrage ontvangen voor ditzelfde doel. Daarnaast heeft de VNG een bijdrage ontvangen voor een impactanalyse naar aanleiding van de Europese Open Data richtlijn die in juni 2019 is vastgesteld. Deze wordt naar verwachting voor juni 2021 omgezet in nationale wetgeving. De impactanalyse geeft inzicht in welke uitvoeringskosten voor gemeenten zijn verbonden aan deze nieuwe wetgeving.
Bijdragen aan medeoverheden
Gemeenten
Gemeenten hebben een bijdrage ontvangen voor het verstrekken van DigiD's aan niet-ingezetenen.
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties
Digitale dienstverlening
Het Routeringsinstituut (inter-) Nationale InformatieStromen (RINIS) en de stichting Nederlandse Normalisatie hebben een lidmaatschapsbijdrage ontvangen. De kosten voor RINIS waren voorzien op het instrument bijdragen aan agentschappen, maar zijn op deze wijze op het juiste instrument verantwoord.
Daarnaast heeft de Taalunie een bijdrage ontvangen voor het organiseren van landelijke aandacht voor begrijpelijke overheidstaal en de start van de nieuw ingerichte Direct Duidelijk Brigade. De Direct Duidelijk Brigade heeft als doel om organisaties te stimuleren om begrijpelijke overheidstaal op de agenda te plaatsen en zodat duidelijk is dat er een kennisnetwerk, hulp en ondersteuning beschikbaar is (Kamerstukken II 2019/20, 26643, nr. 644 ).
Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken
Ministerie van Buitenlandse Zaken (H5)
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een bijdrage ontvangen voor de uitgifte van DigiD's in het buitenland.
Diverse bijdragen
Het Ministerie van Jusititie en Veiligheid heeft een bijdrage ontvangen in het kader van de afronding van een Europees eIDAS Project.
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) beheert het platform waarvan het programma MijnOverheid voor Ondernemers gebruik heeft gemaakt. Voor het beheer heeft I&W een bijdrage ontvangen.
Het Ministerie van Financiën heeft een bijdrage ontvangen voor het beheer van de Kamerdebat app.
6.5 Identiteitsstelsel
Opdrachten
Identiteitsstelsel
Het Basisregistratie Personen-stelsel en het reisdocumentenstelsel zijn belangrijke onderdelen van het Nederlandse Identiteitsstelsel. Het identiteitsstelsel wordt gemoderniseerd. Doorontwikkeling en verbetering van genoemde stelsels is daarvoor belangrijk. In 2019 zijn diverse onderzoeken als voorbereiding daarop uitgevoerd. Het ging daarbij onder andere om internationale vergelijkingen, een onderzoek naar toepassing van biometrie en onderzoek in verband met mogelijke aanpassingen rond geslachtsregistratie. Ook werd er ten behoeve van de beleidsdoorlichting van artikel 6.5 aanvullend onderzoek gedaan, onder andere een doelmatigheidsonderzoek Basisregistratie Personen (BRP). Over de resultaten wordt in 2020 gerapporteerd.
Burgers kunnen in de knel raken door ontbreken van of incorrecte registratie. In dat kader is ook in 2019 gewerkt aan voorlichting en instructie met betrekking tot de juiste registratie in de BRP. In samenwerking met de Nationale Ombudsman is een educatieve voorstelling voor burgerzakenambtenaren ontwikkeld, die dertien keer door het hele land is opgevoerd.
Ook zijn er drie bijeenkomsten geweest met leidinggevenden en adviseurs van afdelingen burgerzaken over de toekomst van burgerzaken.
Bij de eerste suppletoire begroting 2019 is het budget voor de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (€ 11,9 mln.) naar de juiste instrumenten herschikt. Bij de tweede suppletoire begroting 2019 is het budget voor de Health Check BRP op het juiste instrument gezet.
Bijdragen aan agentschappen
RvIG
De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) heeft bijdragen ontvangen voor het beheer en de exploitatie van de centrale voorzieningen voor de BRP, de registratie met persoonsgegevens van inwoners van Nederland en van niet-ingezetenen met een band met de Nederlandse overheid. In verband met meerverbruik heeft RvIG extra bijdragen ontvangen. Omdat door het stopzetten van Operatie BRP in 2017 extra onderhoud aan de bestaande voorzieningen nodig is, is daarnaast een bijdrage verleend voor het uitvoeren van activiteiten in het kader van de health check BRP. Over de stand van zaken is aan de Tweede Kamer gerapporteerd (Kamerstukken II 2019/20, 27859, nr. 143).
RvIG heeft ook bijdragen ontvangen voor het beheer van het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude en fouten (CMI) en voor een onderzoek op Sint Eustatius naar de kwaliteit van de bevolkingsadministratie van dit eiland. In 2019 is het kiesregister op orde gebracht.
In 2019 heeft de RvIG de taken van ICTU voor de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA) overgenomen. Ook hiervoor heeft de RvIG een bijdrage ontvangen. LAA is een belangrijk instrument in de verbetering van de adreskwaliteit in de BRP en het bestrijden van adres gerelateerde fraude. Hiervoor begeleidt en faciliteert RvIG de gemeentelijke huisbezoeken. RvIG monitort deze huisbezoeken en de daaruit volgende mutaties en bespreekt met belanghebbenden de resultaten. Verder houdt RvIG o.a. draagvlak presentaties voor startende gemeenten; RvIG stimuleert op deze wijze deelname aan de LAA.
Bijdragen aan zbo's/rwt's
ICTU
ICTU ontving een bijdrage voor de LAA. Dit programma is in de loop van 2019 grotendeels overgenomen door de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG).
Daarnaast heeft ICTU een bijdrage ontvangen voor het afronden van de pilot Registratie Eerste VerblijfAdres rondom de problematiek van registratie van arbeidsmigranten. Over de aanpak van die problematiek is de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerstukken II 2019/20, 29861, nr. 48).
Bijdragen aan medeoverheden
Gemeenten
Saba heeft een bijdrage ontvangen ten behoeve van ondersteuning van de afdeling Burgerzaken. De gemeente Haarlemmermeer heeft een bijdrage ontvangen voor de exploitatie van een balie op Schiphol voor dienstverlening aan Nederlanders die in het buitenland wonen. Zij kunnen er terecht voor reisdocumenten en DigiD’s.
6.6 Investeringspost digitale overheid
De investeringspost is één van de instrumenten om de doelstellingen van de agenda NL DIGIbeter en de doorontwikkeling van de basisinfrastructuur te realiseren. De bestemming van de Investeringspost wordt afgestemd in het Overheidsbreed Beleidsoverleg Digitale Overheid (OBDO) en vastgelegd in de investeringsagenda. Bij de eerste suppletoire begroting 2019 zijn de beschikbare middelen vanuit het instrument opdrachten herschikt naar de juiste instrumenten. Bij de tweede suppletoire begroting 2019 is de bijstelling van de Investeringsagenda verwerkt.
Subsidies
Doorontwikkeling en innovatie digitale overheid
De VNG heeft subsidies ontvangen voor de projecten Common Ground, Haal Centraal en Notificatie Service. Common Ground richt zich op onder andere op een nieuwe infrastructuur voor uitwisseling van gegevens binnen en tussen gemeenten. Met Haal Centraal wordt gewerkt aan een eenvoudige standaard om gegevens uit de basisregistraties te halen voor primaire processen binnen de gemeenten. Daarnaast betreft het een subsidie aan de stichting FIBREE voor het project Regie op Bouwgegevens, welke aanhaakt bij de doelstellingen rondom Regie op Gegevens. Het betreft projecten die doorlopen in 2020.
Opdrachten
Doorontwikkeling en innovatie digitale overheid
Bij de eerste suppletoire begroting 2019 is het merendeel van de beschikbare middelen vanuit opdrachten herschikt naar de juiste instrumenten. Daarnaast is er een opdracht verstrekt voor een campagne rondom het gebruik van de DigiD app.
Bijdragen aan agentschappen
Logius
Logius is verantwoordelijk voor een aantal centrale voorzieningen in het domein Toegang. In het kader van de ontwikkeling daarvan ontving Logius 2019 bijdragen voor doorontwikkeling van het BSN-koppelregister (BSNk), de Routeringsvoorziening, het project doelgroepverbreding DigiD Substantieel, het programma Machtigen en voor de verwerving van private authenticatiediensten. Met de doelgroepverbreding DigiD Substantieel wordt gestimuleerd dat alle burgers met een DigiD, gebruik gaan maken van het DigiD op niveau substantieel.
Ook ontving Logius een bijdrage voor een onderzoek naar een herinrichting van de basisinfrastructuur en een onderzoek naar de obstakels in het gebruik van Standard Business Reporting (SBR). Dit onderzoek heeft als doel om de barrières die overheid en markt ondervinden bij het aansluiten op- en gebruik van SBR te identificeren en hiervoor oplossingsrichtingen te bepalen.
RvIG
De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) ontving een bijdrage voor een project om samen met grote afnemers van BRP-informatie nieuwe mogelijkheden te onderzoeken om deze informatie te distribueren. In 2019 is gewerkt aan fase 1 van het project: onderzoeken wat de beste oplossing is voor dataontsluiting binnen gegeven de randvoorwaarden uit het wetgevend kader, de governance en technische belemmeringen.
Daarnaast ontving de RvIG een bijdrage voor de koppeling van de BRP aan de eIDAS (Electronic Identities And Trust Services) infrastructuur. Hierdoor is geborgd dat brongegevens worden gebruikt en wordt gecontroleerd of Nederlandse dienstverleners ook daadwerkelijk het Burgerservicenummer in het kader van eIDAS mogen gebruiken.
RVO.nl
RVO.nl heeft een bijdrage ontvangen voor beheer en ontwikkeling van eIDAS, waarmee op Europees niveau digitale identificatie en inloggen bij de overheid wordt geregeld.
UBR
Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) heeft een bijdrage ontvangen voor de ontwikkeling van een Platform voor Open Overheidsinformatie. Dit platform moet een publicatieomgeving bieden voor elke overheidsorganisatie die informatie openbaar wenst te maken in het kader van de Wet Open Overheid. Dit project loopt door in 2020.
Diverse bijdragen
Dienst Publiek en Communicatie (DPC) heeft een bijdrage ontvangen voor het meerjarige project Aanpak Levensgebeurtenissen. Het doel is de overheidsdienstverlening rondom levensgebeurtenissen beter aan te laten sluiten op de leefwereld van burgers en bedrijven. In 2019 is ondermeer gestart met onderzoek (klantreizen) naar de dienstverlening rondom een overlijden. Voor de knelpunten die daarbij naar voren zijn gekomen, zijn oplossingsrichtingen geformuleerd om in 2020 met alle betrokken overheden de ketens daadwerkelijk anders in te richten. Op deze wijze worden verschillende levensgebeurtenissen aangepakt.
Daarnaast heeft DUO een bijdrage ontvangen voor het project Blauwe Knop waarmee een praktische tool wordt ontwikkeld dat burgers kan helpen bij het voeren van regie op hun eigen gegevens.
Bijdragen aan zbo's/rwt's
Kamer van Koophandel
De Kamer van Koophandel heeft een bijdrage ontvangen als één van de participanten van het project Levensgebeurtenissen voor startende Ondernemers.
ICTU
ICTU heeft een bijdrage ontvangen voor de ondersteuning van de implementatie van de API strategie en voor het project Regie op Bouwgegevens. API staat voor Application Program Interface en het is een set definities waarmee applicaties geautomatiseerd met elkaar kunnen samenwerken. Voor Regie op Bouwgegevens zijn drie Proof of Concepts ontwikkeld om te laten zien wat met de beoogde digitale infrastructuur mogelijk is.
Diverse bijdragen
De Dienst Wegverkeer (RDW) heeft uit de Investeringspost een bijdrage ontvangen voor de meerkosten voor het realiseren van rijbewijzen met een eID-applicatie. Deze worden sinds juni 2018 uitgegeven. Hiermee is het mogelijk om in te loggen op betrouwbaarheidsniveau DigiD Hoog.
Daarnaast is een bijdrage verstrekt aan de Raad voor de Rechtspraak voor de koppeling van het Bewindspersonenregister met de Machtigingsvoorziening. In 2019 is een risicoanalyse uitgevoerd en gestart met de bouw om betere data-uitwisseling mogelijk te maken.
Bijdragen aan medeoverheden
Waterschappen
Dit betreft een bijdrage aan de waterschappen voor het voorstel innovatie perceelwijzer.
Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken
Diverse bijdragen
Er is een bijdrage verstrekt aan het Ministerie van OCW voor het ondersteunen van minder digivaardigen via het netwerk van bibliotheken. Per 1 juli 2019 zijn vijftien kopgroep bibliotheken gestart met het informatiepunt Digitale Overheid.
Ontvangsten
Bij tweede suppletoire begroting 2019 is de ontvangstenraming bijgesteld in verband met onder andere de bijdragen van afnemers van de BRP voor het beheer van de BRP. Daarnaast is meer ontvangen dan verwacht in verband met afrekening van in 2018 afgeronde opdrachten van RvIG, Logius, RVO.nl en Kamer van Koophandel.
Bijdragen aan goed werkgeverschap voor ambtenaren en aan een goede Bedrijfsvoering van het Rijk.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) staat voor een (Rijks)overheid die een aantrekkelijke werkgever is. Om dit te bereiken wordt ingezet op goede arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden, efficiënte arbeidsmarktcommunicatie en modern personeelsbeleid. De Minister van BZK heeft een kaderstellende rol op het terrein van de organisatie en bedrijfsvoering van de Rijksdienst. Daarnaast zet de Minister van BZK zich in om via de bedrijfsvoering kabinetsambities rond verduurzaming en diversiteit op te pakken.
Regisseren
De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de werking van het stelsel waarin (organisaties van) werkgevers en werknemers in verschillende overheids- en onderwijssectoren afspraken over de collectieve arbeidsvoorwaarden maken. Dit is vastgelegd in de Ambtenarenwet, de Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers en de Wet privatisering ABP.
De Minister van BZK is medeverantwoordelijk voor het realiseren van een hoogwaardig leidinggevend kader in de Rijksdienst, is werkgever voor de circa 90 managers op het hoogste niveau en verzorgt voor een grote groep (top)managers de werving en selectie, loopbaanbegeleiding en een gericht ontwikkelaanbod. Daarnaast ondersteunt de Minister van BZK de departementen bij de doelstelling om ten minste 30% van de topfuncties binnen de Rijksdienst vervuld te hebben door een vrouw.
De Minister van BZK stimuleert een veilige, integere en gezonde werkomgeving en creëert voorwaarden ter bescherming van klokkenluiders binnen de publieke en private sector.
De publieke verantwoordelijkheid van de overheid vraagt om het tegengaan van bovenmatige topbeloningen in de (semi-)publieke sector. De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het goed functioneren van het op de Wet normering topinkomens (WNT) gebaseerde stelsel dat hiervoor de grondslag biedt.
De Minister van BZK regisseert, in samenwerking met de andere ministeries, de totstandkoming van samenhangende kaders voor een efficiënte organisatie en bedrijfsvoering van de Rijksdienst. Daarbij is ook aandacht voor maatschappelijke verantwoordelijkheid en de voorbeeldrol van de rijksoverheid richting partners. Het gaat om het benutten van inkoopkracht voor het realiseren van maatschappelijk effect en in de masterplannen voor de rijkskantoorhuisvesting rekening houden met kabinetsbrede ambities op het terrein van duurzaamheid.
Binnen die kaders zijn de afzonderlijke ministers verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van hun eigen ministerie. De Minister van BZK adviseert over organisatievormen en werkwijzen en monitort de naleving van de kaders en spreekt betrokkenen waar nodig aan op de naleving van normen en standaarden of het aanpassen van de kaders aan de geconstateerde tekortkomingen.
Uitvoeren
De Minister van BZK is uitvoeringsverantwoordelijk voor de pensioenregelingen van Nederlandse ambtenaren uit de voormalige overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen.
Geactualiseerde masterplannen rijkskantoorhuisvesting
In 2019 zijn de masterplannen voor rijkskantoorhuisvesting geactualiseerd en vastgesteld. Bij de actualisatie zijn rijksbrede thema’s meegenomen zoals verduurzaming van de gebouwde omgeving, maatschappelijk gewenste gebiedsontwikkeling en herbestemming en herontwikkeling van het rijksvastgoed voor maatschappelijke doeleinden. De nieuwe masterplannen zijn meer dan voorheen vanuit een integraal bedrijfsvoeringperspectief opgesteld waarbij de huisvesting van rijksdiensten is gecombineerd met facilitair management, beveiliging en ICT-voorzieningen. De masterplannen geven strategische sturing aan de optimalisatie van de samenstelling en kwaliteit van de kantorenvoorraad van het Rijk. Naar verwachting wordt de besparing, die is gemeld in de Kamerbrief van 19 januari 2016 van de toenmalige Minister voor Wonen en Rijksdienst (Kamerstukken II 2019/20, 31490, nr. 195), in 2020 gehaald. De masterplannen voor rijkskantoorhuisvesting dragen bij aan een efficiënte bedrijfsvoering van het Rijk.
Uitkomsten beleidsdoorlichting Kwaliteit Rijksdienst
In 2019 is de beleidsdoorlichting Kwaliteit Rijksdienst (voorheen artikel 3 begrotingshoofdstuk XVII Wonen & Rijksdienst, nu artikel 7 begrotingshoofdstuk VII BZK) uitgevoerd. De beleidsdoorlichting gaat in op de doeltreffendheid en doelmatigheid van het op dit beleidsartikel gevoerde beleid in de periode 2014-2018 (Kamerstukken II 2019/20, 30985, nr. 40). Op basis van de uitkomsten van de beleidsdoorlichting wordt er meer prioritering aangebracht in de invulling van de kaderstellende rol binnen de rijksbrede bedrijfsvoering. Daarnaast gaan we in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR) meer sturingsinformatie opnemen.
Implementatie WNRA
Per 1 januari 2020 is de nieuwe genormaliseerde ambtelijke rechtspositie in werking getreden. In 2019 zijn de voorwaarden voor een succesvolle implementatie geschapen in de vorm van communicatie, procesbegeleiding en het totstand brengen van de benodigde aanpassings- en implementatieregelgeving. Bij de sector Rijk is in september 2019 de eerste genormaliseerde rijkscao ondertekend.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 33.972 | 23.326 | 29.068 | 27.379 | 35.758 | 33.427 | 2.331 |
Uitgaven | 35.019 | 29.118 | 28.566 | 26.403 | 41.061 | 33.427 | 7.634 |
7.1 Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid | 12.998 | 10.870 | 12.159 | 9.887 | 32.274 | 24.941 | 7.333 |
Subsidies | 7.914 | 7.135 | 7.121 | 6.600 | 7.646 | 7.165 | 481 |
Diverse subsidies | 2.498 | 2.493 | 3.819 | 3.300 | 1.463 | 0 | 1.463 |
Programma Veilige Publieke Taak | 729 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overlegstelsel | 4.422 | 4.445 | 3.066 | 3.125 | 2.503 | 2.834 | ‒ 331 |
Internationaal | 265 | 197 | 236 | 175 | 0 | 0 | 0 |
Bedrijfsvoeringsbeleid | 0 | 0 | 0 | 0 | 280 | 200 | 80 |
A&O-fonds | 0 | 0 | 0 | 0 | 3.400 | 3.400 | 0 |
Werkgeversbeleid | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 731 | ‒ 731 |
Opdrachten | 5.084 | 3.728 | 5.038 | 2.606 | 6.646 | 10.916 | ‒ 4.270 |
Arbeidsmarktbeleid | 4.427 | 3.211 | 4.242 | 2.150 | 0 | 0 | 0 |
Programma Veilige Publieke Taak | 152 | 20 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Zorg voor politieke ambtsdragers | 505 | 497 | 796 | 456 | 0 | 0 | 0 |
Bedrijfsvoeringsbeleid | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.795 | 3.530 | ‒ 1.735 |
Kwaliteit management rijksdienst | 0 | 0 | 0 | 0 | 2.811 | 2.739 | 72 |
Werkgeversbeleid | 0 | 0 | 0 | 0 | 2.040 | 4.647 | ‒ 2.607 |
Bijdragen aan agentschappen | 0 | 0 | 0 | 13 | 15.041 | 6.860 | 8.181 |
Kwaliteitsverbetering | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.431 | 1.528 | ‒ 97 |
UBR (arbeidsmarkt communicatie) | 0 | 0 | 0 | 0 | 9.161 | 5.332 | 3.829 |
Werkgeversbeleid | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.264 | 0 | 1.264 |
Bedrijfsvoeringsbeleid | 0 | 0 | 0 | 0 | 2.579 | 0 | 2.579 |
I-functie Rijk | 0 | 0 | 0 | 0 | 118 | 0 | 118 |
Doorontw. Rijksbrede ICT voorziening | 0 | 0 | 0 | 0 | 488 | 0 | 488 |
Arbeidsmarktbeleid | 0 | 0 | 0 | 13 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan zbo’s/rwt’s | 0 | 0 | 0 | 668 | 2.575 | 0 | 2.575 |
Diverse bijdragen | 0 | 0 | 0 | 668 | 0 | 0 | 0 |
Bedrijfsvoeringsbeleid | 0 | 0 | 0 | 0 | 392 | 0 | 392 |
Werkgeversbeleid | 0 | 0 | 0 | 0 | 2.183 | 0 | 2.183 |
Bijdragen aan medeoverheden | 0 | 0 | 0 | 0 | 144 | 0 | 144 |
Werkgeversbeleid | 0 | 0 | 0 | 0 | 144 | 0 | 144 |
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties | 0 | 7 | 0 | 0 | 13 | 0 | 13 |
Arbeidsmarktbeleid | 0 | 7 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Werkgeversbeleid | 0 | 0 | 0 | 0 | 13 | 0 | 13 |
Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken | 0 | 0 | 0 | 0 | 209 | 0 | 209 |
Bedrijfsvoeringsbeleid | 0 | 0 | 0 | 0 | 209 | 0 | 209 |
7.2 Pensioenen en uitkeringen | 22.021 | 18.248 | 16.407 | 16.516 | 8.787 | 8.486 | 301 |
Inkomensoverdrachten | 7.920 | 5.815 | 5.428 | 6.687 | 0 | 0 | 0 |
Pensioenen en uitkeringen Politieke ambtsdragers | 7.920 | 5.815 | 5.428 | 6.687 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan zbo’s/rwt’s | 14.101 | 12.433 | 10.979 | 9.829 | 8.787 | 8.486 | 301 |
Stichting Administratie Indonesische Pensioenen | 14.101 | 12.433 | 10.979 | 9.829 | 8.787 | 8.486 | 301 |
Ontvangsten | 1.919 | 2.791 | 25 | 1.432 | 2.108 | 520 | 1.588 |
Uitgaven
7.1 Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid
Subsidies
Diverse subsidies
Er zijn diverse incidentele subsidies verstrekt ter bevordering van modern en goed werkgeverschap binnen de publieke sector. Zo heeft Stichting IPSE een bijdrage ontvangen voor het onderzoeksprogramma ‘productiviteit van de overheid’. Daarnaast heeft het European Institute of Public Administration een subsidie ontvangen voor het bevorderen van de vaardigheden van overheidsfunctionarissen bij het afhandelen van zaken van de Europese Unie. Verder ontving Stichting Studeren en Werken op Maat een subsidie voor een informatiedesk met als doel een verdere ontsluiting van het potentieel van jonge hoogopgeleide mensen met een arbeidsbeperking. Tevens heeft de Stichting De Normaalste Zaak een subsidie ontvangen voor het project creëren van effectieve partnerschappen tussen facilitaire bedrijven en overheidsopdrachtgevers in inkoopcontracten van de overheidssectoren.
Overlegstelsel
Door het subsidiëren van de Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP) draagt de Minister van BZK bij aan het in stand houden van een adequaat overlegstelsel inzake arbeidsmarktbeleid. Daarnaast worden, via het Steunpunt Integriteitsonderzoek Politieke Ambtsdragers, politieke ambtsdragers ondersteund bij integriteitskwesties.
De Subsidieregeling Stichting CAOP is in 2019 geëvalueerd en openbaar gemaakt. De evaluatie heeft als input gediend voor de Subsidieregeling Stichting CAOP 2020 die per 1 februari 2020 in werking is getreden. Op basis van de evaluatie is onder andere besloten om de subsidiebijdrage voor de verschillende leerstoelen op het terrein van arbeidszaken bij de overheid af te bouwen. Uit de evaluatie komt een positief beeld voor wat betreft de verleende ondersteuning aan de verschillende commissies op het terrein van arbeidszaken bij de overheid, CAOP blijft deze ondersteuning verzorgen.
De subsidies aan de Stichting Verdeling Overheidsbijdragen (SVO) en het Verbond Sector-werkgevers Overheid (VSO) worden per 1 januari 2021 beëindigd met een afbouw van twee jaar (Kamerstukken II 2018/19, 35000 VII, nr. 71). In 2019 zijn de subsidies conform planning afgebouwd. Het VSO heeft geen beroep gedaan op het resterende subsidiebedrag. Als overgangsmaatregel is een (doel)subsidie verstrekt voor de invoering van de Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren (WNRA).
Bedrijfsvoeringsbeleid
Het kennisinstituut Center for People and Buildings (CfPB) heeft subsidie ontvangen voor onderzoek en ontwikkeling van instrumenten ter ondersteuning van de uitvoering van het beleid en de bijbehorende kaders voor de werkomgeving voor ambtenaren van de Rijksoverheid. De kennisontwikkeling van het CfPB over kwaliteit, normatiek, gebruik en beleving van de werkomgeving in kantoren wordt ingezet voor de verbetering van de Fysieke Werkomgeving Rijk. De subsidieregeling aan het CfPB is in 2019 door de Minister van BZK verlengd.
A&O-fonds
De Minister van BZK heeft in 2019 voor de laatste maal een bijdrage verstrekt aan het Arbeidsmarkt- en opleidingsfonds Rijk in de vorm van een subsidie. Deze bijdrage is onderdeel van de cao-afspraken. Het fonds zet deze middelen in voor arbeidsmarktprojecten binnen het Rijk.
Om te benadrukken dat het bij het A&O fonds Rijk arbeidsvoorwaardengeld betreft, zijn partijen in de CAO Rijk 2018-2020 overeengekomen dat de werkgever vanaf 2020 jaarlijks een bijdrage doet per fte gefinancierd vanuit de loonsom en dat vanaf die datum derhalve geen subsidie meer wordt toegekend.
Werkgeversbeleid
Zoals gemeld bij eerste suppletoire begroting 2019 heeft er een technische herschikking plaatsgevonden van de regeling Werkgeversbeleid naar de regeling Diverse subsidies.
Opdrachten
Bedrijfsvoeringsbeleid
Inkoopbeleid
In 2019 heeft het kabinet de ambities voor de duurzaamheid van de Rijksoverheid verstevigd. De doelen zijn vastgelegd in het het klimaatakkoord. Daarnaast heeft het kabinet een nieuwe inkoopstrategie opgesteld gericht op duurzaam, sociaal en innovatief opdrachtgeverschap door de Rijksoverheid (Kamerstukken II 2019/20, 30196, nr. 679). Voor het verduurzamen van de rijkskantoren is een routekaart opgesteld en in uitvoering gebracht. Via de klimaatenvelop voor klimaatneutraal en circulair inkopen zijn veertien projecten ondersteund, variërend van het realiseren van circulair meubilair tot een duurzame logistieke hub voor leveringen van goederen aan de ministeries, gemeente Den Haag en enkele grote bedrijven in het centrum van Den Haag. Het programma duurzame bedrijfsvoering heeft deze beweging gestimuleerd en geholpen door onder meer het delen van voorbeelden, het realiseren van samenwerking tussen de departementen en het aanbieden van instrumenten als de MVI-criteria (via www.mvicriteria.nl). Via de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk wordt inzicht gegeven in de getalsmatige voortgang.
De informatiehuishouding van het Rijk
In 2019 is rijksbrede programma Duurzaam Digitale Informatiehuishouding (RDDI) formeel van start gegaan met het Meerjarenplan verbetering informatie huishouding Rijk. Er zijn projecten geïnitieerd die rijksonderdelen ondersteunen in het verbeteren van de informatiehuishouding. De projecten betreffen email-archivering, websitearchivering, berichtenapps, actieve openbaarmaking, vervroegd overbrengen, digitaal vernietigen en het vergroten van de kennis van de medewerkers.
RADIO
Voor de Rijksacademie voor Digitalisering en Informatisering Overheid (RADIO) zijn opdrachten verstrekt voor de ontwikkeling van klassikale cursussen, e-learnings en webinars aangaande Digitale Transitie en Privacy.
Overig
Vanuit de Privacy Adviseur Rijksbreed (PAR) zijn opdrachten verstrekt voor het opstellen van privacy adviezen voor rijksbrede trajecten («PAR-adviezen») en het ondersteunen van de departementen bij de implementatie van de privacywetgeving. Tevens is een onderzoek gestart naar Authenticatiefunctie ten behoeve van inzageverzoeken. Voor verbetering van rijksbrede voorzieningen zijn opdrachten verstrekt die betrekking hebben op de uitvoering en begeleiding van een benchmarkonderzoek naar werkplekken voor rijks ICT-leveranciers en ter voorbereiding op vernieuwing van voorzieningen en softwarekosten.
De realisatie op de regeling Bedrijfsvoeringsbeleid valt lager uit dan begroot. Dit komt onder andere door een vertraging in het e-learning project (RADIO). Daarnaast is er aan een marktpartij een opdracht verstrekt voor de beleidsdoorlichting van het Bureau ICT Toetsing (BIT). Onder andere vanwege een langere doorlooptijd dan gepland vallen de kosten in 2020.
Kwaliteit management rijksdienst
Sinds 2018 bestaat de Algemene Bestuursdienst (ABD) uit ongeveer 1.400 managementfuncties bij de Rijksoverheid. De functionarissen op deze functies zijn de lijnmanagers in schaal 15 en hoger, en bepaalde project- en programmamanagers in schaal 15 en hoger. Bureau ABD ondersteunt de ministeries bij de werving en selectie voor ABD-functies en verzorgt een gericht leer- en ontwikkelaanbod voor (top)managers bij het Rijk. Door werving en selectie voor de ABD rijksbreed te harmoniseren, worden de mobiliteit en flexibele inzet bevorderd en worden gelijktijdig de mogelijkheden vergroot om rijksbreed te sturen op bijvoorbeeld diversiteit.
In het streven naar diversiteit begeleidt Bureau ABD de ministeries in het verwezenlijken van de doelstelling om tenminste 30% van de topfuncties binnen de Rijksdienst vervuld te hebben door een vrouw. Op 31 december 2019 was 41% van de ABD-managers, 38% van de ABD-topmanagers en 36% van de circa 90 managers op het hoogste niveau vrouw.
Hiernaast verzorgde het Bureau loopbaanbegeleiding voor deze groep, onder andere door met iedere manager op een ABD-functie minstens één loopbaangesprek per jaar te hebben.
Tot slot verzorgde Bureau ABD namens de Minister van BZK de werkgeverstaken voor de circa 90 managers op het hoogste niveau, daar waar het gaat om benoeming, arbeidsvoorwaarden en ontslag. Deze Topmanagementgroep (TMG) bestaat uit de (plaatsvervangend) secretarissen-generaal, directeuren-generaal, inspecteurs-generaal, ABDTOPConsultants en enkele vergelijkbare functies. Vergelijkbaar hieraan verzorgde Bureau ABD enkele HR-diensten aan de kabinetsleden, waaronder de salarisadministratie.
Werkgeversbeleid
Er zijn diverse opdrachten verstrekt om de kennisbasis op het gebied van arbeidsmarktbeleid te vergroten. Het gaat hierbij onder andere om het vergaren van kennis over de omvang en samenstelling van het werknemersbestand in de publieke sector, over de drijfveren en betrokkenheid van de medewerkers, de mate van tevredenheid over de organisatie. Hiermee ondersteunt de Minister van BZK het werkgeverschap op landelijk en lokaal niveau binnen de overheid.
Er zijn opdrachten verstrekt ten behoeve van de tweede wetsevaluatie van de wet Normering Topinkomens. De tweede wetsevaluatie van de wet Normering Topinkomens beslaat de periode van 2015-2020 en is in 2019 gestart met drie deelonderzoeken naar de doeltreffendheid van de wet.
Daarnaast zijn opdrachten verstrekt voor communicatie en opleidingen in verband met de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren per 1 januari 2020. De communicatie rond de invoering van de WNRA vindt onder andere plaats via de website www.wnra.nl, waarvoor de webredactie en -beheer is uitbesteed. Ook zijn voor de WNRA opleidingen arbeidsrecht georganiseerd en maatwerkopleidingen voor arbeidsjuristen bij de Rijksoverheid.
Voor het beter benutten en het gebruiken van het Functiegebouw Rijk zijn opdrachten verstrekt om de website te vernieuwen met onder andere film en animaties.
In 2019 zijn via het project Partnerships voor meer Banen (overheidsbreed) en via Maatwerk voor Mensen (Rijksbreed) partijen gestimuleerd en ondersteund om samen te werken aan het realiseren van banen voor mensen met een arbeidsbeperking. In deze beweging gaan HR en Inkoop samen met leveranciers in gesprek over de mogelijkheden. Er is veel enthousiasme en de eerste resultaten zijn veel belovend. In proeftuinen leert men in de eigen praktijk hoe - vanuit bestaande contracten - meer banen voor de doelgroep gerealiseerd kunnen worden. Er zijn in 2019 vanuit de projecten ten minste 40 proeftuinen begeleid, binnen het Rijk maar ook daarbuiten (onderwijs, gemeenten, provincies, MC). Vanuit de ervaring van de proeftuinen heeft De Normaalste Zaak in september 2019 een handreiking met stappenplan uitgebracht: Partnership en inkoopkracht.
Ook wordt bij het Rijk social return 2.0 inmiddels in Europese aanbestedingen (categoriemanagement) opgenomen (o.a. verhuisdiensten, sanitaire supplies, beveiliging RBO, catering). Op deze wijze organiseren wij een nieuwe manier van werken waarbij (rijks)ambtenaren meer betrokken worden om via Inkoop mensen met een arbeidsbeperking perspectief te bieden op werk en inkomen.
De realisatie valt lager uit dan begroot. Bij eerste en tweede suppletoire begroting 2019 hebben er namelijk herschikkingen plaatsgevonden van de regeling naar de instrumenten bijdragen aan agentschappen en bijdragen aan zbo's/rwt's voor bijdragen aan onder andere UBR en ICTU.
Bijdragen aan agentschappen
Kwaliteitsverbetering
Het beschikbare budget is grotendeels ingezet voor verdere kwaliteitsverbetering van de dienstverlening.
UBR (arbeidsmarkt communicatie)
UBR Personeel heeft een bijdrage ontvangen voor onder andere het uitvoeren van de rijksbrede arbeidscommunicatie. Hierbij zorgt UBR Personeel ervoor dat de Rijksoverheid zich positioneert en profileert als één aantrekkelijke werkgever bij kandidaten, onder meer via de website WerkenvoorNederland.nl. Zij ondersteunt organisatieonderdelen binnen het Rijk bij arbeidsmarktvraagstukken en zorgt voor betere verbinding met en tussen de organisaties. In 2019 was het delen van kennis en het bevorderen van rijksbrede samenwerking (o.a. met rijksbrede themabijeenkomsten) een speerpunt.
Daarnaast is aan UBR een bijdrage verstrekt in het kader van het programma Versterking HR ICT-Rijksdienst om het tekort aan I-capaciteit binnen het Rijk aan te pakken. Zo is onder andere het Rijks I-Traineeship uitgebreid met een Cyber Security spoor, is ingezet op gerichte en continue werving onder de ICT doelgroep en is een omscholingstraject opgezet op het gebied van schaarse ICT-expertises voor het zittende personeel en zij-instromers. Ook zijn andere activiteiten, zoals de IT-wervingscampagnes, het Rijks I-Stagebureau en I-match waarin cv’s van kansrijke I-kandidaten aan vraag van rijksorganisaties worden gekoppeld zijn voortgezet. Voor deze bijdrage zijn er op verschillende begrotingsmomenten middelen herschikt binnen artikel 7. Verder is bij tweede suppletoire begroting 2019 € 1,1 mln. gerealloceerd voor opstartkosten van I-Partnership tussen het Hoger Onderwijs en de rijksdienst.
Werkgeversbeleid
UBR heeft diverse bijdragen ontvangen. Zo heeft het onderdeel KOOP een bijdrage ontvangen voor de ontwikkeling en het beheer van het register voor overheidsinstellingen. Begin 2019 is het register voor overheidsorganisatie in exploitatie genomen als onderdeel van de website Overheid.nl. Tevens is gestart met de voorbereiding van het ontsluiten van arbeidsgerelateerde organisatiekenmerken. Uiteindelijk doel is om alle nu separaat beheerde administraties met kenmerken van overheidsorganisaties te koppelen aan het Overheidsregister.
Daarnaast heeft het onderdeel EC O&P een bijdrage ontvangen voor het uitvoeren van diverse werkzaamheden ten behoeve van het realiseren van het Personeelsbeleid, het Organisatiebeleid, ambtelijk vakmanschap en rechtpositie, en de introductie van de Wet Normalisering Rechtpositie Ambtenaren.
Voor deze bijdragen zijn bij eerste suppletoire begroting 2019 middelen vanaf het instrument opdrachten naar het instrument bijdragen aan agentschappen gerealloceerd.
Bedrijfsvoeringsbeleid
De rijksbrede inkoopcategorie ICT werkomgeving Rijk (IWR) wordt uitgevoerd door BZK. BZK bereidt een sourcingstrategie voor DigiInkoop voor. In 2019 is gestart met het opstellen van een projectplan en –planning voor de noodzakelijke voorzieningen inclusief begroting en governance. Tevens zijn stappen genomen om een overbruggingsperiode te faciliteren totdat de alternatieve voorzieningen zijn gerealiseerd. Ook wordt een architectuurkader ontwikkeld waarin de verschillende componenten helder zijn afgebakend (wat wordt centraal gefaciliteerd en welke voorzieningen dienen departementen zelf te realiseren) en dat bruikbaar is voor aanbestedingen.
In 2019 heeft PIANOo, het inkoopexpertisecentrum van EZK, diverse activiteiten voor BZK uitgevoerd. Het betrof ondermeer het onderhouden van een centraal loket voor maatschappelijk verantwoord inkopen, het ondersteunen van innnovatiegericht inkopen, het verzorgen van een centraal informatie- en adviespunt en het beheren en actualiseren van uitvoeringsinstrumenten.
Ook is in 2019 gestart met een rijksbrede en permanente wervingsaanpak voor inkoopprofessionals. In dit kader is onder meer een gerichte contactstrategie met de doelgroep en een talentpool opgezet. Ook is middels een interactief dashboard de instroombehoefte op de korte, middellange en lange termijn in kaart gebracht.
I-functie Rijk
In 2019 zijn aan DICTU bijdragen verstrekt voor het technische beheer en doorontwikkeling van het Rijks ICT-dashboard. De doorontwikkeling bestond enerzijds uit het continu verbeteren van het dashboard en anderzijds uit de ontwikkeling van een vernieuwde startpagina. Het gaat daarbij om een eerste zichtbare stap om de inzichtelijkheid van de informatie die reeds op het Rijks ICT-dashboard aanwezig is te verbeteren.
Doorontwikkeling Rijksbrede ICT voorziening
In het kader van de doorontwikkeling rijksbrede ICT-voorzieningen zijn aan SSC-ICT bijdragen verstrekt voor regie en onderhoud van diverse rijksbrede ICT-voorzieningen zoals upgrade SharePoint en Ontwerpfase upgrade Samenwerkfunctionaliteit (SWF).
Bijdragen aan zbo's/rwt's
Bedrijfsvoeringsbeleid
Aan ICTU zijn bijdragen verstrekt voor het functioneel beheer en de doorontwikkeling van het Rijks ICT-Dashboard.
Onderhoud migratie Datawarehouse
Voor het Datawarehouse zijn in 2019 onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd en grotendeels afgerond. Verdere afronding loopt door tot begin 2020. Daarnaast is de migratie naar een nieuwe hostingpartij voorbereid en is de documentatie bijgewerkt.
Werkgeversbeleid
Bijdrage aan ICTU
ICTU heeft in 2019 diverse bijdragen ontvangen voor het uitvoeren van bestaande benchmarks, zoals InternetSpiegel, Medewerkerbetrokkenheidsonderzoek en ‘Vensters voor bedrijfsvoering’. Daarnaast is een nieuw instrument ontwikkeld. Met dit instrument wordt gefocust op het ethisch niveau van handelen in organisaties. In de tweede helft 2019 hebben organisaties deelgenomen aan een pilot. Aan de hand van die resultaten wordt bezien of het instrument in 2020 in exploitatie kan worden genomen.
Bijdrage aan CBS
Het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) heeft bijdragen ontvangen voor een (deel)onderzoek ten behoeve van de evaluatie Wet Normering Topinkomens (WNT) en voor het onderhoud van het WNT-register.
Voor de bijdragen aan ICTU en het CBS zijn bij eerste suppletoire begroting 2019 middelen gerealloceerd van het instrument opdrachten naar het instrument bijdragen aan zbo’s/rwt’s.
Bijdragen aan medeoverheden
Werkgeversbeleid
Aan Saba is een bijdrage verstrekt in het kader van het versterken van weerbaar bestuur en een veilige en integere organisatie. Het Ministerie van BZK heeft samen met een aantal netwerkpartners (o.a. Ministerie van JenV, VNG en het OM) een pilot opgezet binnen gemeenten, waaronder het openbaar lichaam Saba.
De pilot heeft als doel gemeenten (waaronder het openbaar lichaam Saba) te helpen en stimuleren met het bedenken en uitvoeren van integraal beveiligingsbeleid. Uit onderzoek, uitgevoerd in opdracht van BZK, bleek namelijk dat een meer integrale aanpak van veiligheidsproblemen kan helpen om de organisatie weerbaarder en de werkomgeving veiliger te maken. In de pilot experimenteren gemeenten met de aanpak van veiligheidsproblemen om te zien wat wel en wat niet werkt. Uiteindelijk zullen die inzichten worden gebruikt om een modelplan/afwegingskader op te stellen waar andere Nederlandse gemeenten gebruik van kunnen maken.
De gemeente Tiel heeft een bijdrage ontvangen als vergoeding voor een deel van de kosten die zij gemaakt heeft in het kader van een aanslag op een gemeenteambtenaar.
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties
Werkgeversbeleid
De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek heeft het laatste termijnbedrag ontvangen voor het programma Innovating HRM.
Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken
Bedrijfsvoeringsbeleid
Door middel van Strategisch Leveranciersmanagement Rijk is de sturing op een aantal grote ICT- leveranciers waar het Rijk zaken mee doet de afgelopen jaren effectiever en efficiënter georganiseerd. Vanuit de verantwoordelijkheid voor het rijksbrede inkoopstelsel is in 2019 onder andere geïnvesteerd in versterking van Maatschappelijk Verantwoord Inkopen, gebruik van open standaarden, verbetering van voorwaarden en verbetering van inkoopeisen ten aanzien van veilige software.
7.2 Pensioenen en uitkeringen
Bijdragen aan zbo's/rwt's
Stichting Administratie Indonesische Pensioenen
Dit betreft de pensioenregelingen van (voormalige) Nederlandse ambtenaren uit de voormalige overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen.
Ontvangsten
De ontvangsten hebben betrekking op de jaarlijkse verrekening voor de Garantiewet Surinaamse Pensioenen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarnaast zijn er niet-begrote ontvangsten gerealiseerd die onder meer betrekking hebben op ontvangsten van SSC-ICT voor de doorontwikkeling van rijksbrede ICT voorzieningen en afrekeningen met UBR.
Het tot stand brengen van een moderne rijksoverheid met goede prestaties op het gebied van de Rijksbrede bedrijfsvoering, goed werkgeverschap, en management van de Rijksdienst van hoge kwaliteit.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft een beleidsontwikkelende en kaderstellende rol op het terrein van de organisatie en bedrijfsvoering van de Rijksdienst. De Minister van BZK bevordert eenheid in het Rijksbreed bedrijfsvoeringbeleid en is systeemverantwoordelijke op de terreinen personeel, organisatie, ICT, facilitaire dienstverlening, huisvesting en beveiliging. De Minister van BZK is daarnaast verantwoordelijk voor de arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van de ambtenaren werkzaam bij de sector Rijk, inclusief de modernisering van het werkgeverschap.
De Minister van BZK regisseert, in samenwerking met de andere ministeries, de totstandkoming van kaders en brengt daarin meer samenhang aan, met als doel een beter bestuurbare, data gedreven en efficiëntere bedrijfsvoering binnen de Rijksdienst. Binnen die kaders zijn de afzonderlijke ministers verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van hun eigen ministerie.
De uitgaven voor de bedrijfsvoering worden verantwoord door de individuele ministers, tenzij de taak is gecentraliseerd en het budget is overgeheveld. Op dit begrotingsartikel zijn middelen beschikbaar die de Minister van BZK inzet voor het invullen van zijn systeemverantwoordelijkheid ten aanzien van de bedrijfsvoering van het Rijk. Deze verantwoordelijkheid krijgt in de praktijk vorm door één of meer van de volgende componenten:
• Kaderstelling door het vastleggen van normen en standaarden;
• Monitoring door het volgen van de uitvoering in de praktijk;
• Het zo nodig plegen van interventies door het aanspreken van betrokkenen op de naleving van normen en standaarden of het aanpassen van de kaders aan de geconstateerde tekortkomingen.
Bovendien is de Minister van BZK werkgever voor de circa 90 managers op het hoogste niveau, daar waar het gaat om benoeming, arbeidsvoorwaarden en ontslag.
Om de kwaliteit van de Rijksdienst te bevorderen, verzorgt Bureau Algemene Bestuursdienst (ABD) de werving en selectie en loopbaanbegeleiding voor (top)managers in Rijksdienst en bij de Nationale Politie. Tevens zorgt het bureau voor een gericht ontwikkelaanbod voor managers op het gebied van leiderschaps- en talentontwikkeling.
Bureau ABD ondersteunt de departementen bij de doelstelling om ten minste 30% van de topfuncties binnen de Rijksdienst vervuld te hebben door een vrouw. Om de instroom van vrouwen in de ABD te vergroten, zorgt Bureau ABD er onder meer voor dat er voldoende zicht is op talent en managementpotentieel binnen de Rijksdienst. Daarnaast verleent het bureau diensten aan nieuwe doelgroepen, zoals publiekrechtelijke ZBO's en diverse gemeenten. Ook verzorgt Bureau ABD enkele HR-diensten aan de kabinetsleden, waaronder de salarisadministratie.
Vanaf de ontwerpbegroting 2019 kent de begroting van BZK een nieuwe begrotingsstructuur. In deze nieuwe begrotingsstructuur is beleidsartikel 8 samengevoegd met beleidsartikel 7. De middelen voor het begrotingsjaar 2019 en verder worden verantwoord op beleidsartikel 7.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 28.862 | 25.341 | 48.620 | 78.884 | 0 | 0 | 0 |
Uitgaven | 29.318 | 24.897 | 47.648 | 74.031 | 0 | 0 | 0 |
8.1 Kwaliteit Rijksdienst | 29.318 | 24.897 | 47.648 | 74.031 | 0 | 0 | 0 |
Subsidies | 3.680 | 3.600 | 3.600 | 3.600 | 0 | 0 | 0 |
Fysieke Werkomgeving Rijk | 180 | 200 | 200 | 200 | 0 | 0 | 0 |
A&O-fonds | 3.400 | 3.400 | 3.400 | 3.400 | 0 | 0 | 0 |
Subsidie Qiy | 100 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Opdrachten | 11.556 | 9.399 | 9.931 | 6.873 | 0 | 0 | 0 |
Bedrijfsvoering Rijk | 11.556 | 9.399 | 9.931 | 6.873 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan agentschappen | 14.012 | 11.898 | 34.060 | 62.686 | 0 | 0 | 0 |
Logius | 0 | 2.112 | 2.067 | 3.500 | 0 | 0 | 0 |
RidM (Bedrijfsvoering Rijk) | 699 | 100 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
FMHaaglanden | 0 | 1.000 | 0 | 1.582 | 0 | 0 | 0 |
UBR | 4.550 | 708 | 7.493 | 2.927 | 0 | 0 | 0 |
UBR lage loonschalen | 2.750 | 1.223 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
UBR (Arbeidsmarkt Communicatie) | 6.013 | 5.755 | 6.709 | 7.416 | 0 | 0 | 0 |
P-Direkt | 0 | 1.000 | 2.210 | 0 | 0 | 0 | 0 |
SSC-ICT | 0 | 0 | 15.231 | 45.804 | 0 | 0 | 0 |
Rijkswaterstaat | 0 | 0 | 200 | 0 | 0 | 0 | 0 |
DICTU | 0 | 0 | 150 | 275 | 0 | 0 | 0 |
Bedrijfsvoering beleid | 0 | 0 | 0 | 1.182 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan zbo’s/rwt’s | 0 | 0 | 57 | 420 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan het CBS | 0 | 0 | 3 | 23 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan de VNG | 0 | 0 | 54 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bedrijfsvoering Rijk | 0 | 0 | 0 | 397 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken | 70 | 0 | 0 | 452 | 0 | 0 | 0 |
Bedrijfsvoering Rijk | 70 | 0 | 0 | 452 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 1.334 | 10.347 | 90.455 | 37.074 | 0 | 0 | 0 |
Uitvoering geven aan Rijksvastgoedbeleid door:
– het verzorgen van de Rijkshuisvesting van Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken (AZ) en het Koninklijk Huis, het beheren van monumenten die, naar hun aard, niet geschikt zijn voor Rijkshuisvesting en het uitvoeren van het Rijkshuisvestingsbeleid;
– het realiseren van een optimaal financieel resultaat en maatschappelijk rendement bij het verwerven, beheren, ontwikkelen en vervreemden van materiële activa van/voor het Rijk voor de realisatie van Rijksdoelstellingen, gerelateerd aan de strategische opgaven van het kabinet.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is, als opdrachtgever en uitvoerder, verantwoordelijk voor:
– de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van AZ;
– de huisvesting van het Koninklijk Huis, voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat;
– het beheer en onderhoud van de monumenten die aan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) zijn toevertrouwd en die naar hun aard niet geschikt zijn voor de huisvesting van rijksdiensten;
– de doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting binnen de wettelijke en afgesproken kaders.
Daarnaast is de Minister van BZK als uitvoerder op het terrein van Rijksvastgoed verantwoordelijk voor:
– het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere ministers is gelegd;
– de vertegenwoordiging namens het Rijk bij gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij meervoudige Rijksdoelstellingen aanwezig zijn. Ook hierbij wordt gestreefd naar een optimale inzet van (overtollige) Rijksactiva en/of financiële bijdragen van het Rijk;
– ingebruikgeving en vervreemding van (overtollige) onroerende zaken van andere ministeries. Voor zover er op basis van de huidige begrotingsregels van het kabinet sprake is van een generieke middelenafspraak met een Minister, wordt de opbrengst uit ingebruikgeving en/of vervreemding door de betreffende Minister begroot en verantwoord op de eigen begroting.
De Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken (AZ) en de Koning hebben gezamenlijk de beschikking over circa 250.000 m2 bruto vloeroppervlak, waarop onderhoudswerkzaamheden zijn uitgevoerd. Het Koninklijk gezin heeft in 2019 zijn intrek genomen in het paleis Huis ten Bosch. Verder is besloten om de verhuizing van de gebruikers van het Binnenhof met één jaar tot de zomer van 2021 uit te stellen (Kamerstukken II 2019/20, 34293, nr. 85). In 2019 is verder gegaan met de werkzaamheden voor het gereed maken van de tijdelijke huisvesting voor de gebruikers.
In het kader van bijdragen aan (een doelmatige werking van de) rijkshuisvesting heeft het RVB diverse activiteiten gerealiseerd:
– Het Programma Groene Technologieën test innovatieve technologieën om langs deze weg bij te dragen aan sneller en goedkoper beschikbaar komen van innovaties die ook als vliegwiel kunnen fungeren om de duurzaamheidsdoelen van de Rijksoverheid te behalen. Het gaat hierbij om innovatieve duurzame technologieën en circulaire bouwwijzen/producten die bijdragen aan energiebesparing, CO2-vermindering en circulaire bouw. Zo is in 2019 het energielab Valkenburg ingericht, waar voornamelijk innovaties rond energieopwekking en energieopslag vanaf 2020 getest zullen worden. Inzake circulariteit zijn er voor een rijkskantoor in Utrecht loketten gebouwd met behulp van bio-grondstoffen en is een studie gefinancierd voor het opstellen van een gebouwpaspoort.
– Op de Bouwcampus heeft het RVB bijgedragen aan de opgave 'Verduurzaming Gebouwen en Omgeving'. Dit is één van de drie maatschappelijke opgaven waarop De Bouwcampus zich sinds 2019 richt. Samen met opdrachtnemers, kennisinstellingen, vrijdenkers en andere opdrachtgevers wordt gezocht naar integrale en repeteerbare oplossingen voor vraagstukken die samenhangen met de vertaalslag van de routekaarten, die de basis vormen hoe gebouwen en gronden te gaan verduurzamen. Het RVB neemt de uitkomsten mee in concrete marktuitvragen.
– Het Atelier Rijksbouwmeester (ARbm) en het College van Rijksadviseurs (CRa) hebben in 2019 hun activiteiten en samenwerking verder geïntensiveerd op het programma Panorama Nederland. Met dit Panorama heeft het CRa gewerkt aan een samenhangend perspectief voor de ruimtelijke inrichting van Nederland, dat laat zien hoe de grote maatschappelijke vraagstukken van nu de sleutel kunnen zijn voor structurele verbeteringen in de toekomst. Panorama Nederland bestaat uit een fysiek panorama en een publicatie waarin de keuzes en principes om daar te komen worden toegelicht. Het Panorama NL On Tour heeft op 53 locaties in Nederland als inspiratiebron gediend. Tot slot is op de Toogdag 2019 ‘Van gedeelde ruimte naar gedeelde principes’ gereflecteerd en vooruitgekeken naar wat het RVB kan betekenen voor de transities waar de maatschappij voor staat.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 221.781 | 170.868 | 102.003 | 115.700 | 118.271 | 117.329 | 942 |
Uitgaven | 220.862 | 167.431 | 105.319 | 117.433 | 118.271 | 117.329 | 942 |
9.1 Doelmatige Rijkshuisvesting | 118.385 | 67.357 | 44.673 | 48.954 | 50.295 | 52.758 | ‒ 2.463 |
Bijdragen aan agentschappen | 118.385 | 67.357 | 44.673 | 48.954 | 50.295 | 52.758 | ‒ 2.463 |
RVB (Bijdrage voor huisvesting Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en AZ)1 | 36.507 | 52.224 | 31.760 | 38.544 | 0 | 41.395 | ‒ 41.395 |
waarvan: | |||||||
begroting I, de Koning | 0 | 15.129 | 11.686 | 13.130 | 0 | 15.713 | ‒ 15.713 |
begroting IIA, Tweede Kamer en Eerste Kamer | 0 | 0 | 5.664 | 0 | 0 | 9.207 | ‒ 9.207 |
begroting IIB, Overige Hoge College's van Staat | 0 | 0 | 8.453 | 0 | 0 | 10.177 | ‒ 10.177 |
begroting III, | 0 | 0 | 5.434 | 0 | 0 | 2.884 | ‒ 2.884 |
overig | 523 | 25.414 | 0 | 0 | 0 | ||
RVB (bijdrage voor huisvesting Koninklijk Huis) | 0 | 0 | 0 | 0 | 13.823 | 0 | 13.823 |
RVB (bijdrage voor huisvesting Hoge Colleges van Staat) | 0 | 0 | 0 | 0 | 22.373 | 0 | 22.373 |
RVB (Bijdrage voor huisvesting Ministerie van AZ) | 0 | 0 | 0 | 0 | 2.198 | 0 | 2198 |
RVB (Bijdrage voor monumenten) | 73.224 | 7.161 | 5.344 | 3.811 | 4.809 | 4.791 | 18 |
RVB (Bijdrage voor rijkshuisvesting) | 8.654 | 7.972 | 7.569 | 6.599 | 7.093 | 6.572 | 521 |
9.2 Beheer materiële activa | 102.477 | 100.074 | 60.646 | 68.479 | 67.976 | 64.571 | 3.405 |
Opdrachten | 17.316 | 13.829 | 4.779 | 7.462 | 0 | 6.987 | ‒ 6.987 |
Onderhoud- en beheerkosten | 17.316 | 13.829 | 4.779 | 7.462 | 0 | 6.987 | ‒ 6.987 |
Bekostiging | 63.726 | 65.497 | 44.142 | 49.296 | 0 | 45.860 | ‒ 45.860 |
Zakelijke lasten | 63.726 | 65.497 | 44.142 | 49.296 | 0 | 45.860 | ‒ 45.860 |
Bijdragen aan agentschappen | 21.435 | 20.748 | 11.725 | 11.721 | 67.976 | 11.724 | 56.252 |
RVB | 21.435 | 20.748 | 11.725 | 11.721 | 11.926 | 11.724 | 202 |
RVB (Onderhoud en beheerkosten) | 0 | 0 | 0 | 0 | 7.092 | 0 | 7.092 |
RVB (Zakelijke lasten) | 0 | 0 | 0 | 0 | 48.958 | 0 | 48.958 |
Ontvangsten | 161.904 | 390.783 | 134.313 | 224.364 | 127.681 | 99.782 | 27.899 |
Deze regeling is vanaf de eerste suppletoire begroting 2019 gesplitst in drie nieuwe regelingen: 1) RVB (bijdrage voor huisvesting Koninklijk Huis) 2) RVB (bijdrage voor huisvesting Hoge Colleges van Staat) 3) RVB (bijdrage voor huisvesting Ministerie van AZ).
9.1 Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting
Bijdragen aan agentschappen
RVB (Bijdrage voor huisvesting Koninklijk Huis, HoCoSta’s en AZ)
Deze regeling is vanaf de eerste suppletoire begroting 2019 gesplitst in drie nieuwe regelingen: RVB (bijdrage voor huisvesting Koninklijk Huis), RVB (bijdrage voor huisvesting Hoge Colleges van Staat) en RVB (bijdrage voor huisvesting Ministerie van AZ).
RVB (bijdrage voor huisvesting Koninklijk Huis)
Specifieke toelichting huisvesting Koninklijk Huis
In mei 2015 heeft het kabinet naar aanleiding van de evaluatie van de begroting van de Koning besloten om de uitgaven die worden gedaan voor de Koning uitgebreider toe te lichten.
Hieronder volgt een nadere toelichting. Bij het jaarverslag van de Koning (I) is een extra-comptabele bijlage opgenomen waarin deze uitgaven ook worden gepresenteerd.
De bijdrage van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) aan het RVB voor de huisvesting (Paleizen) van het Koninklijk Huis bedroeg in 2019 € 13,8 mln. Dit bedrag is lager dan begroot, omdat een aantal activiteiten later worden uitgevoerd dan gepland.
Genoemd bedrag voor de paleizen bestaat uit een aantal componenten. In 2019 heeft het RVB circa € 5 mln. in rekening gebracht voor rente en afschrijvingen voor investeringen die vanaf 2010 via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het RVB. Daarnaast zijn voor de in 2019 opgeleverde projecten € 1 mln. aan gebruiksvergoedingen in rekening gebracht, waaronder de renovatie van Huis ten Bosch.
Voor de vergoeding voor regulier dagelijks en planmatig onderhoud is circa € 4,1 mln. afgerekend en voor vergoeding voor kleinere investeringen, functionele verbeteringen en projecten op basis van wet- en regelgeving waaronder veilig werken op hoogte circa € 3,7 mln.
Paleis Huis ten Bosch
Eind 2018 heeft de oplevering plaatsgevonden en in 2019 heeft het Koninklijk gezin zijn intrek genomen in het paleis. Vanaf de zomer heeft het paleis zijn representatieve functie voor ontvangsten en officiële gelegenheden vervuld. De kosten van het project, vastgesteld door de stuurgroep van het project d.d. 5 november 2019, komen uit binnen de financiële randvoorwaarden (Kamerstukken II 2017/18, 34775 XVIII, nr. 6).
Paleis Noordeinde
In 2019 zijn er geen renovaties of verbouwingen uitgevoerd. Op het ogenblik vindt er een onderzoek plaats.
Koninklijk Paleis Amsterdam
Het multidisciplinair bouwhistorisch onderzoek naar de Burgerzaal is aangevuld met een vervolgonderzoek dat nog doorloopt in 2020.
RVB (bijdrage voor huisvesting Hoge Colleges van Staat)
Het betreft hier de kosten voor huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Binnenhof. Vanaf 2019 worden de uitgaven voor het Ministerie van AZ en Hoge Colleges van Staat op de huidige wijze verantwoord. De uitgaven voor de Hoge Colleges van Staat zijn hoger dan begroot, omdat de verdeling van de budgetten niet geheel aansluit bij de toedeling van de uitgaven. Dit wordt in 2020 hersteld. Voor het Binnenhof betreft het de zogeheten niet-huisvestingskosten van de gebruikers, waarvoor middelen beschikbaar zijn (Kamerstukken II 2015/16, 34293, nr. 3). Ook is op verzoek van de opdrachtgever in 2019 capaciteit door het RVB ingezet voor activiteiten die gegeven hun aard bij het RVB apart gefinancierd worden, aangezien zij geen onderdeel vormen van het reguliere investeringsbudget bij huisvestingsprojecten.
RVB (Bijdrage voor huisvesting Ministerie van AZ)
Het betreft hier een bijdrage voor de huisvesting van het Ministerie van AZ. Vanaf 2019 worden de uitgaven voor het Ministerie van AZ en Hoge Colleges van Staat op de huidige wijze verantwoord. De uitgaven voor AZ zijn lager dan begroot, omdat de verdeling van de budgetten niet geheel aansluit bij de toedeling van de uitgaven. Dit wordt in 2020 hersteld.
RVB (Bijdrage voor monumenten)
De bijdrage is voor de kosten die het RVB maakt voor het onderhoud monumenten met een erfgoedfunctie, maar zonder huisvestingsfunctie. In 2019 heeft er onder meer onderhoud aan het park van Huis Doorn plaatsgevonden. De bijdrage wordt als voorschot versterkt en in het jaar t+1 afgerekend.
RVB (Bijdrage voor rijkshuisvesting)
De bijdrage aan het RVB betreft met name de bekostiging van het Atelier Rijksbouwmeester, het programma Groene Technologieën en de coördinatie van het rijksopdrachtgeverschap in de bouw. De bijdrage wordt als voorschot versterkt en in het jaar t+1 afgerekend.
9.2. Beheer materiële activa
Opdrachten
Onderhoud- en beheerkosten
Deze uitgaven voor het beheer van materiële activa zijn in 2019 bij de Miljoenennota 2020 gerealloceerd naar het juiste instrument, omdat ze middels bevoorschotting aan het RVB worden gerealiseerd en hiermee verantwoord dienen te worden onder het instrument bijdragen aan agentschappen.
Bekostiging
Zakelijke lasten
Deze uitgaven voor het beheer van materiële activa zijn in 2019 bij de Miljoenennota 2020 gerealloceerd naar het juiste instrument, omdat ze middels bevoorschotting aan het RVB worden gerealiseerd en hiermee verantwoord dienen te worden onder het instrument bijdragen aan agentschappen.
Bijdragen aan agentschappen
RVB
Het betreft de bijdrage aan het RVB voor de uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die de Staat toebehoren. Het gaat hierbij met name om de verwerking van (erf)pachtcontracten, de verwerking van de zakelijke lasten en het beheren van onroerende zaken. De bijdrage wordt als voorschot versterkt en in het jaar t+1 afgerekend.
RVB (Onderhoud en beheerkosten)
Het betreft de bijdrage voor onderhoud- en beheerkosten van onroerende zaken in het bezit van het RVB voor zover het niet de rijkshuisvesting betreft. Het gaat bijvoorbeeld om energiekosten, bewakingskosten, transitiekosten en het onderhoud van het Staatsdomein bij het Loo en het Staatsdomein in Brabant. De bijdrage is ook voor de onderhoudskosten van de pachtboerderijen die het RVB in beheer heeft. De bijdrage wordt als voorschot versterkt en in het jaar t+1 afgerekend.
RVB (Zakelijke lasten)
Het gaat hier om de betaling van, door gemeenten en waterschappen opgelegde, belastingen en heffingen op onroerende zaken in eigendom bij de Staat, zoals met name onroerendzaak-belasting (circa 80%) en waterschaps- en rioolheffingen (circa 20%), voor zover deze kosten niet zijn toegerekend aan de rijkshuisvesting (zie baten-lastenbegroting RVB).
De bijdrage wordt als voorschot verstrekt en in het jaar t+1 afgerekend. Daarnaast heeft, zoals bij tweede suppletoire begroting 2019 gemeld, de afrekening 2018 plaatsgevonden. Door deze afrekening vallen de uitgaven circa € 3 mln. hoger uit dan geraamd bij de vastgestelde begroting 2019.
Ontvangsten
Voor alle ontvangsten geldt dat deze via bevoorschotting/afrekening met het Ministerie van BZK worden verwerkt. Een verschil tussen begroting en realisatie wordt in jaar t+1 afgerekend. Zoals gemeld bij tweede suppletoire begroting 2019 komen de meerontvangsten voort uit hogere opbrengsten van de veiling van een aantal locaties van benzinestations langs Rijkswegen en de definitieve afrekening van de bevoorschotting aan het RVB uit de begroting van het Ministerie van BZK (VII).
Zakelijke lasten
Het betreft hier de terugbetalingen door de huurders van door het RVB betaalde gebruikerslasten en de terugontvangsten van betaalde zakelijke lasten op basis van bij gemeenten ingediende bezwaarschriften (totaal € 3,3 mln.).
Ingebruikgevingen
Het gaat hierbij om de ingebruikgeving van de onroerende zaken van de Staat voor zover er voor de opbrengst uit ingebruikgeving geen middelenafspraak bestaat. Dit leidde in 2019 tot € 50,6 mln. inkomsten uit verpachting, huur en verhuur jachtgenot.
Vervreemding
Het betreft de vervreemding van de onroerende zaken van de Staat voor zover er voor de opbrengst uit vervreemding geen middelenafspraak bestaat. Dit leidde in 2019 tot € 9,3 mln. inkomsten uit vervreemding van met name agrarische onroerende zaken en van overige onroerende zaken.
Generale ontvangsten
Verkoop bodemmaterialen
Hieronder vallen de ontvangsten uit de verkoop van bodemmaterialen, zoals zand (€ 21,5 mln.).
Veiling huurrechten benzinestations
Het betreft de ontvangsten uit de veiling van huurrechten van benzinestations langs rijkswegen (€ 33 mln.).
Afrekeningen voorschotten 2018
Dit betreft ontvangsten naar aanleiding van het afrekenen van uitbetaalde voorschotten in 2018 (€ 9,9 mln.). Het betreft voornamelijk generale ontvangsten.
A. Apparaatsuitgaven Kerndepartement Budgettaire gevolgen
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 347.673 | 414.415 | 362.821 | 431.675 | 476.442 | 401.397 | 75.045 |
Uitgaven | 343.635 | 415.748 | 366.513 | 433.319 | 467.234 | 401.397 | 65.837 |
11.1 Apparaat (excl. AIVD) | 343.635 | 415.748 | 366.513 | 433.319 | 467.234 | 401.397 | 65.837 |
Personele uitgaven | 153.539 | 164.799 | 175.581 | 216.040 | 227.752 | 206.202 | 21.550 |
waarvan eigen personeel | 144.658 | 155.327 | 167.527 | 198.271 | 206.082 | 187.349 | 18.733 |
waarvan inhuur externen | 6.043 | 6.050 | 4.725 | 14.298 | 18.043 | 14.842 | 3.201 |
waarvan overige personele uitgaven | 2.838 | 3.422 | 3.329 | 3.471 | 3.627 | 4.011 | ‒ 384 |
Materiele uitgaven | 190.096 | 250.949 | 190.932 | 217.279 | 239.482 | 195.195 | 44.287 |
waarvan ICT | 357 | 164 | 1.525 | 946 | 2.122 | 0 | 2.122 |
waarvan bijdrage aan SSO P-Direkt | 67.019 | 65.287 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
waarvan bijdrage aan SSO's | 88.476 | 159.330 | 177.366 | 199.074 | 220.333 | 179.375 | 40.958 |
waarvan overige materiele uitgaven | 34.244 | 26.168 | 12.041 | 17.259 | 17.027 | 15.820 | 1.207 |
Ontvangsten | 95.921 | 95.359 | 81.708 | 45.253 | 78.343 | 17.432 | 60.911 |
Toelichting op de financiële instrumenten
Personele uitgaven
Waarvan eigen personeel
De uitgaven aan eigen personeel zijn ten opzichte van de oorspronkelijke begroting toegenomen door:
– binnen de begroting van het Ministerie van BZK herschikte middelen voor onder andere de communicatie rondom Agenda NL DIGIbeter, de implementatie van eIDAS en juridische ondersteuning rondom de wet Digitale Overheid;
– de kosten voor eigen personeel in het kader van dienstverlening door Doc-Direkt aan notarissen voor archiefbewerking, -beheer, opslag en digitale documenthuishouding worden via tarieven bekostigd. De uitgaven zijn niet hoger dan begroot, maar hangen samen met de toegenomen ontvangsten van overige departementen en derden (notariaat);
– het uitvoeren van de Dienstverleningsafspraken 2019 (DVA) tussen de baten-lastenagentschappen van het Ministerie van BZK. De uitgaven zijn niet hoger dan begroot, maar hangen samen met de toegenomen ontvangsten;
– de toedeling van de loon- en prijsbijstelling 2019.
Waarvan inhuur externen
De uitgaven aan inhuur van externen zijn ten opzichte van de oorspronkelijke begroting toegenomen door:
– de inhuur externen van Doc-Direkt die samen hangen met de toegenomen ontvangsten van overige departementen en derden (notariaat);
– verhoging van het budget bij eerste suppletoire begroting 2019 voor de ontwikkeling van fase-1 van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO).
Materiële uitgaven
Waarvan bijdrage aan SSO's
De gerealiseerde bijdrage aan SSO's is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting toegenomen door:
– bijdragen van andere departementen aan BZK voor de dienstverlening van FMH. Het opdrachtgeversbudget is opgehoogd om een tekort op de centrale bekostiging, als gevolg van een herijking van de tarieven in 2017, op te vangen;
– bijdragen aan SSO’s van Doc-Direkt, die samenhangen met de inkomsten gedurende het jaar van overige departementen en derden (notariaat);
– het uitvoeren van de Dienstverleningsafspraken 2019 (DVA) tussen de baten-lastenagentschappen van het Ministerie van BZK. De uitgaven zijn niet hoger dan begroot, maar hangen samen met de toegenomen ontvangsten;
– de toedeling van de loon- en prijsbijstelling 2019.
Ontvangsten
De gerealiseerde ontvangsten vallen hoger uit dan begroot door:
– inkomsten die Doc-Direkt gedurende het jaar heeft gehad van overige departementen en derden (notariaat). Deze inkomsten waren ter dekking van de personele en materiële uitgaven. De ontvangsten worden geboekt bij de eerste suppletoire begroting 2019, wat leidt tot een jaarlijkse afwijking;
– ontvangsten van de Dienstverleningsovereenkomsten (DVA) 2019 voor de standaard dienstverlening aan de baten-lastenagentschappen. Deze ontvangsten worden jaarlijks bij eerste suppletoire begroting 2019 toegevoegd.
B. Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en Zelfstandige Bestuursorganen/Rechtspersonen met een wettelijke taak
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Totaal apparaatsuitgaven Ministerie | 540.429 | 633.686 | 583.430 | 683.060 | 746.860 | 662.955 | 83.905 |
Kerndepartement | 343.635 | 415.748 | 366.513 | 433.319 | 467.234 | 399.997 | 67.237 |
Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) | 196.794 | 217.938 | 216.917 | 249.741 | 279.626 | 262.958 | 16.668 |
Totaal apparaatskosten agentschappen | 782.172 | 1.087.228 | 1.149.179 | 1.211.958 | 1.314.739 | 1.265.306 | 49.433 |
Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) | 121.637 | 118.549 | 130.722 | 115.032 | 106.660 | 91.148 | 15.512 |
Logius | 143.099 | 169.242 | 175.837 | 177.205 | 207.100 | 228.368 | ‒ 21.268 |
P-Direkt | 63.187 | 69.970 | 71.324 | 78.522 | 89.583 | 86.871 | 2.712 |
Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) | 133.926 | 183.768 | 199.791 | 232.415 | 271.502 | 233.320 | 38.182 |
FMHaaglanden | 110.509 | 99.781 | 112.968 | 118.422 | 128.643 | 115.336 | 13.307 |
SSC-ICT Haaglanden | 197.552 | 215.754 | 211.638 | 224.4281 | 216.197 | 248.826 | ‒ 32.629 |
Rijksvastgoedbedrijf (RVB) | 0 | 219.164 | 235.036 | 257.0472 | 285.477 | 251.706 | 33.771 |
Dienst van de Huurcommissie (DHC) | 12.262 | 11.000 | 11.863 | 8.887 | 9.577 | 9.731 | ‒ 154 |
Totaal apparaatskosten zbo’s en rwt's3 | |||||||
Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP) | 1.281 | 1.338 | 1.320 | 1.345 | 1.193 | 1.522 | ‒ 329 |
Bureau Architectenregister | 794 | 842 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Referendumcommissie | 130 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Kadaster | 165.000 | 169.000 | 179.000 | 182.000 | 191.000 | 199.000 | ‒ 8.000 |
De apparaatskosten van SSC-ICT in 2018 zijn vanwege een correctie in de huisvestingskosten gewijzigd ten opzichte van het jaarverslag van 2018.
In het jaarverslag van 2018 is per abuis een foutief bedrag in het overzicht 'Totaal apparaatskosten agentschappen' opgenomen.
Het Ministerie van BZK verstrekt bijdragen aan vier begrotingsgefinancierde zbo's en rwt's: Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP), Huis voor Klokkenluiders (HVK), de Huurcommissie en het Kadaster. De apparaatskosten van het HVK en de Huurcommissie zijn hier niet vermeld, omdat ze respectievelijk worden bekostigd vanuit de apparaatskosten van het kerndepartement en de apparaatskosten van het agentschap Dienst van de Huurcommissie (DHC).
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 952 | 825 | 13.328 | 6.978 | 68.482 | 6.558 | 61.924 |
Uitgaven | 824 | 871 | 13.354 | 7.262 | 66.964 | 6.558 | 60.406 |
12.1 Algemeen | 824 | 871 | 13.354 | 7.262 | 66.964 | 6.558 | 60.406 |
Subsidies(-regelingen) | 539 | 522 | 776 | 458 | 979 | 444 | 535 |
Diverse subsidies | 366 | 349 | 603 | 408 | 929 | 394 | 535 |
Koninklijk Paleis Amsterdam | 173 | 173 | 173 | 50 | 50 | 50 | 0 |
Opdrachten | 285 | 349 | 662 | 885 | 621 | 912 | ‒ 291 |
Internationale Samenwerking | 222 | 349 | 522 | 593 | 385 | 599 | ‒ 214 |
Diverse opdrachten | 63 | 0 | 140 | 292 | 236 | 313 | ‒ 77 |
Bijdragen aan zbo’s/rwt’s | 0 | 0 | 13 | 19 | 41 | 0 | 41 |
Diverse bijdragen | 0 | 0 | 13 | 19 | 41 | 0 | 41 |
Bijdragen aan medeoverheden | 0 | 0 | 0 | 0 | 119 | 0 | 119 |
Diverse bijdragen | 0 | 0 | 0 | 0 | 119 | 0 | 119 |
Bijdragen aan agentschappen | 0 | 0 | 0 | 0 | 22.435 | 0 | 22.435 |
SSC-ICT (Eigenaarsbijdrage) | 0 | 0 | 0 | 0 | 22.435 | 0 | 22.435 |
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken | 0 | 0 | 11.903 | 5.900 | 42.769 | 5.202 | 37.567 |
Financien en Nationale Schuld (H9) | 0 | 0 | 11.903 | 5.875 | 42.744 | 5.202 | 37.542 |
J&V (H6) | 0 | 0 | 0 | 25 | 25 | 0 | 25 |
0 | |||||||
12.2 Verzameluitkeringen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan medeoverheden | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
IPSV en impulsbudget | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
IPSV en impulsbudget | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 1.500 | 5.924 | 13.145 | 0 | 13.145 |
Toelichting op de financiële instrumenten
Uitgaven
Subsidies
Diverse subsidies
Het betreft onder andere een subsidie aan de Stichting Parlementaire Geschiedenis voor de exploitatie van het Centrum Parlementaire Geschiedenis (CPG). Tevens is er een subsidie verstrekt aan de TU Delft in het kader van een wetenschappelijk samenwerkingsverband met de AIVD. Hiervoor zijn bij eerste suppletoire begroting 2019 middelen herschikt vanuit artikel 2 Nationale Veiligheid. Bij tweede suppletoire begroting 2019 zijn daarnaast middelen herschikt vanuit het instrument opdrachten naar subsidies, omdat er meer subsidieopdrachten zijn verstrekt dan opdrachten.
Koninklijk Paleis Amsterdam
De stichting Koninklijk Paleis Amsterdam heeft de jaarlijkse subsidie ontvangen.
Opdrachten
Internationale Samenwerking
Dit betreft onder andere een bijdrage aan ICTU voor de kennisbank openbaar bestuur.
Diverse opdrachten
Het betreft diverse kleine opdrachten in het kader van ICT en informatiemanagement.
Bijdragen aan medeoverheden
Diverse bijdragen
Dit betreft met name een bijdrage aan het Sociaal Cultureel Planbureau voor de nog te publiceren studie «Verschil in Nederland Voorbij».
Bijdragen aan agentschappen
SSC-ICT (Eigenaarsbijdrage)
Het tekort op het eigen vermogen van SSC-ICT is bij eerste suppletoire begroting 2019 conform de Regeling agentschappen aangevuld tot nul, dit betreft een aanvulling van € 22,4 mln. Hiervoor zijn onder andere de ontvangsten gebruikt die zijn ontstaan uit de afroming van het surplus eigen vermogen van FMH (€ 3,6 mln.) en RVB (€ 9,5 mln.). Daarnaast is er € 9,3 mln. uit de eindejaarsmarge 2018 ingezet.
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken
Financiën en Nationale Schuld (H9)
Dit betreft een actualisatie van de afgedragen vennootschapsbelasting (circa € 34,5 mln.) over de generale ontvangsten voor de veiling van locaties voor benzinestations langs Rijkswegen en bodemwinning over 2016, 2017 en 2018.
Daarnaast hebben we in 2019 vennootschapsbelasting betaald naar aanleiding van de (voorlopige) aanslagen voor 2016, 2017 , 2018 en 2019 (circa € 8,2 mln.).
Ontvangsten
De ontvangsten zijn ontstaan uit de afroming van het surplus eigen vermogen van FMH (€ 3,6 mln.) en RVB (€ 9,5 mln.). Deze ontvangsten zijn ingezet voor de dekking van het tekort op het eigen vermogen van SSC-ICT.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Uitgaven | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
13.1 Loonbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Loonbijstelling apparaat | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Loonbijstelling apparaat | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Loonbijstelling programma | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Loonbijstelling programma | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
13.2 Prijsbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Prijsbijstelling apparaat | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Prijsbijstelling apparaat | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Prijsbijstelling programma | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Prijsbijstelling programma | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
13.3 Onvoorzien | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Onvoorzien apparaat | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Onvoorzien apparaat | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Onvoorzien programma | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Onvoorzien Programma | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
0 | |||||||
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | 2019 | |
Verplichtingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Uitgaven | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
14.1 VUT-fonds | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 741.290 | 51.007 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Paragraaf 1 - uitzonderingsrapportage voor de volgende vier verplichte onderdelen:
1. Rechtmatigheid
Overzicht overschrijdingen rapporteringstoleranties fouten en onzekerheden
1) Rapporterings-tolerantie | (2) Verantwoord bedrag in € (omvangsbasis) | (3) Rapporterings-tolerantie voor fouten en onzekerheden in € | (4) Bedrag aan fouten in € | (5) Bedrag aan onzekerheden in € | (6) Bedrag aan fouten en onzekerheden in € | (7)Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag = (6)/(2) |
---|---|---|---|---|---|---|
Artikel 6 uitgaven | 189.246.000 | 18.924.600 | 0 | 43.609.410 | 43.609.410 | 23% |
De overschrijding op artikel 6 wordt veroorzaakt door bijdragen aan agentschappen waarbij de monitoring op de afgesproken werkzaamheden ten opzichte van de begroting en kostenrealisatie onvoldoende heeft plaatsgevonden.
Naleving van de wet- en regelgeving voor huurtoeslag
De uitgaven en ontvangsten voor de huurtoeslag worden door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoord op beleidsartikel 03 Woningmarkt van het begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Rijksbegrotingsvoorschriften schrijven voor dat – indien bij statistische steekproeven het bedrag van de meest waarschijnlijke fout en de meest waarschijnlijke onzekerheid vermeerderd met het bedrag van de basisonnauwkeurigheid en het nauwkeurigheidsverval, samen de maximale fout en onzekerheid, de tolerantiegrens overschrijdt – de som van de meest waarschijnlijke fouten en/of onzekerheden wordt gerapporteerd in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het ministerie verantwoordelijk voor de uitvoering.
De maximale fout en onzekerheid in de uitgaven en ontvangsten voor de huurtoeslag overschrijdt de rapporteringstolerantie voor het totaal van de uitgaven- en ontvangstenstroom in de verantwoordingsstaat van Hoofdstuk VII. De maximale fout blijft overigens wel onder de rapporteringstolerantie van beleidsartikel 3. De som van de meest waarschijnlijke fouten en onzekerheden van de Huurtoeslag in deze uitgaven en ontvangsten bedraagt circa € 74 mln.
2. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie
Er zijn geen bijzonderheden te melden.
3. Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering
Onvolkomenheden over 2018 m.b.t. financieel en materieel beheer
Inkoopbeheer UBR|HIS
In 2019 zijn aanvullende maatregelen getroffen om de processen te verbeteren waaronder het aanscherpen van het proces rondom tegenlezen en periodiek uitvoeren van verbijzonderde interne controles. Deze verbetermaatregelen zijn geïmplementeerd vanaf mei waardoor het proces qua opzet voldoet aan de adviezen en aanbevelingen zoals gedaan door ADR en AR. De effecten van deze maatregelen zijn derhalve nog niet voor geheel 2019 zichtbaar in de werking. Op basis van de uitkomsten van de controle 2019 zal een verdere verfijning van processen binnen de HIS plaatsvinden.
Inkoopbeheer UBR|ECO&P
De Inhuurdesk van UBR|EC O&P is verantwoordelijk voor een juiste en rechtmatige bemiddeling van inhuurvragen, op basis van raamovereenkomsten die door Inhuur Uitvoerings Centra binnen het Rijk zijn aanbesteed. In 2019 is gewerkt op basis van de in 2018 geïmplementeerde adviezen van de ADR en AR. Alle verbetermaatregelen zijn ingevoerd. De nadruk ligt op het bestendigen van het bestaande proces waarbij vooral aandacht nodig is op het dilemma snelheid en doelmatigheid versus kwaliteit/juistheid/rechtmatigheid. Daarbij vraagt het bevorderen van de consistentie in het werkproces de continue aandacht.
Toepassing decentralisatieuitkeringen
De AR heeft over 2018 geconstateerd dat er in de praktijk bij diverse decentralisatie-uitkeringen beperkingen zijn gesteld aan de beleids- en bestedingsvrijheid van de ontvangende decentrale overheden. Deze beperkingen vloeien voort uit de bestuurlijke afspraken (bijvoorbeeld in de vorm van een convenant), die annex zijn aan de decentralisatie-uitkeringen. De AR heeft dit als onvolkomen beoordeeld.
Er wordt gewerkt aan een aanpassing van de Financiële verhoudingswet. Ondertussen is een tijdelijke oplossing nodig voor de bestaande (en nieuwe) decentralisatie-uitkeringen in periode tot aan die wetswijziging.
De herziening van de Financiële verhoudingswet bevindt zich in de fase van consultatie. Het huidige uitkeringsstelsel is gebaseerd op het uitgangspunt ‘je gaat erover of niet’. Dit blijft de hoeksteen van het nieuwe uitkeringsstelsel. Veel opgaven kunnen doeltreffend en doelmatig door één overheidslaag worden opgepakt. Daarnaast zijn er opgaven waarbij meerdere overheidslagen tegelijk betrokken zijn. Het huidige uitkeringsstelsel is niet op deze opgaven geënt, waardoor op dit punt het stelsel aanpassing behoeft. Voor deze situaties komt er een nieuwe uitkeringsvorm; de uitkering gezamenlijke opgave. Daarnaast wordt de mogelijkheid voor het opvragen van beleidsinformatie bij de toekenning van een decentralisatie uitkering geëxpliciteerd.
Met het instellen van het loket voorafgaand aan het verschijnen van de septembercirculaire 2019 zijn de nieuwe en bestaande decentralisatie-uitkeringen getoetst door de fondsbeheerders. Deze toetsing kan leiden tot bijvoorbeeld een aanpassing voorafgaand in de (concept-) bestuurlijke afspraken of een omzetting naar een specifieke uitkering.
Alle 28 decentralisatie-uitkeringen die vermeld stonden in de septembercirculaire 2019 zijn getoetst aan het kader dat met de Kamer gedeeld is (Kamerstuk 35 000 B, nr. 13). Hetzelfde kan worden opgemerkt voor de 39 decentralisatie uitkeringen die opgenomen zijn in de decembercirculaire 2019.
De toetsing wordt voortgezet in 2020. Ook zullen in 2020 de decentralisatie-uitkeringen getoetst worden die reeds voor meerdere jaren al in de fondsen afgestort waren.
Volledigheid van de BRP opbrengsten RvIG
Over 2018 is een onvolkomenheid toegekend aan de volledigheid van de BRP opbrengsten. De BRP-opbrengsten worden gegenereerd op basis van aantallen uitgewisselde berichten maal een tarief. De onvolkomenheid heeft betrekking op het aantoonbaar maken van de betrouwbaarheid van de aantallen uitgewisselde berichten BRP en de aansluiting op de facturatie. Er zijn diverse trajecten gestart waarvan de voortgang periodiek met de ADR en de AR zijn besproken. Het gaat om een wetswijzigingstraject BRP, het aantoonbaar maken van de betrouwbaarheid van het aantal uitgewisselde berichten en de aansluiting op de facturatie. De opzet van het aantoonbaar maken van de betrouwbaarheid van het aantal uitgewisselde berichten is in 2019 gereed. De werking zal vanaf 2020 aangetoond kunnen worden.
4. Overige aspecten van de bedrijfsvoering
Onvolkomenheden over 2018, niet zijnde van toepassing op financieel en materieel beheer
IT Beheer P-Direkt
De AR heeft over 2018 de toegekende onvolkomenheid van 2017 gehandhaafd. In 2019 heeft P-Direkt veel verbeteringen doorgevoerd. Omdat er is gekozen voor structurele oplossingen met draagvlak zijn de effecten hiervan pas gedurende 2019 zichtbaar geworden.
Ten aanzien van het productiebeheer heeft P-Direkt de beheersing over het productieproces onder andere versterkt door een betere vastlegging van verrichte acties en verantwoordelijkheden.
Op gebruikersbeheer is in 2019 een groot aantal verbeteracties doorgevoerd om de stijgende lijn, die in oktober 2018 door de ADR is vastgesteld, verder te kunnen voortzetten. Een vernieuwde gebruikers- en autorisatiematrix alsmede het in gebruik nemen van een uitzonderingenlog maken hiervan deel uit. Het aantal voorlopige bevindingen van de ADR is in omvang afgenomen, maar leidt nog tot een beperking in 2019. De verwachting is dat het effect van deze inspanningen in 2020 zal leiden tot een volledige oplossing van de onvolkomenheid op dit punt.
Het proces wijzigingenbeheer was in 2018 onvoldoende aantoonbaar beheerst. Met de invoering van Agile/Scrum is onvoldoende rekening gehouden met de vereiste aantoonbaarheid van een juiste werking. De beheersing van het proces was hierdoor niet goed controleerbaar. P-Direkt heeft ten behoeve van de aantoonbare beheersing in 2019 een groot aantal maatregelen getroffen. De voornaamste wijzigingen betroffen het beter vastleggen van verantwoordelijkheden en kunnen aantonen wie welke actie heeft gedaan. Ook is ingezet op het versterken van de ketengedachte binnen P-Direkt en het uniformeren van de vastlegging. Inmiddels zijn er vernieuwde verbeter-, change-, release- en implementatieprocessen opgesteld.
De bevindingen ten aanzien van het gebruikersbeheer en de beveiliging van componenten slaan terug op SSC-ICT. In 2018 is gestart met het doorvoeren van een stelsel van verbeteringen, waarbij de verwachting was dat de bevindingen begin 2019 zouden zijn opgelost. Toen begin 2019 bleek dat niet het geval was, is het doorvoeren van die verbeteringen in 2019 voortgezet. Vooral in de tweede helft van 2019 is het resultaat daarvan goed zichtbaar. Door de ADR is aangegeven dat de bevindingen in 2019 zijn opgepakt en is verbetering geconstateerd. De opzet van de getroffen beheersmaatregelen is daarbij als goed beoordeeld, maar over de gehele onderzoeksperiode de werking nog niet. Het tempo van de implementatie van verbetermaatregelen wordt mede beïnvloed door de omvang en complexiteit van het P-Direkt landschap tezamen met de hoge beschikbaarheidseisen, waardoor maatregelen getemporiseerd uitgerold dienen te worden. Het doorvoeren van verbeteringen zal in 2020 daarom gecontinueerd worden, waarbij de verwachting is dat dit zal leiden tot het oplossen van alle bevindingen in 2020 en daarmee zal bijdragen aan het wegnemen van de onvolkomenheid op het IT-beheer bij P-Direkt.
Gebruikersbeheer en beveiliging van IT-componenten SSC-ICT
Over 2018 concentreerden de bevindingen van de ADR, en ook de door de AR toegekende onvolkomenheden, zich op de beheerprocessen gebruikersbeheer en beveiliging van componenten. In 2019 lag de prioriteit derhalve op het opvolgen en oplossen van die bevindingen en onvolkomenheden. SSC-ICT stelt vast dat, ondanks de zichtbare verbeteringen die in 2019 zijn doorgevoerd, de beheerprocessen nog niet volledig op orde zijn. Uit de resultaten van uitgevoerde audits op de door SSC-ICT beheerde informatiesystemen blijkt dat de ADR tot eenzelfde conclusie komt. Daarom zal het uitvoeren van verbetermaatregelen ten aanzien van het gebruikersbeheer, de beveiliging van componenten en de overige beheerprocessen in 2020 gecontinueerd worden en zal de werkwijze omtrent het monitoren van en rapporteren over de opvolging van de bevindingen verbeterd worden, alsmede de communicatie daarover naar de afnemers. De transitie van SSC-ICT zal daarnaast bijdragen aan een organisatie waarbij de structuur, processen, technologie en governance een beheerste en veilige uitvoering van de ICT-processen optimaal ondersteunen.
Informatiebeveiliging BZK Kerndepartement
Over het jaar 2019 heeft de AR opmerkingen gemaakt ten aanzien van bestuur en organisatie van informatiebeveiliging. Daarnaast heeft zij aanbevelingen gedaan op het vlak van incidentmanagement. Met de formele ingebruikname van het beleidskader Privacy- en informatiebescherming, aangevuld met een specifiek jaarplan voor informatiebeveiliging heeft BZK een belangrijke stap gezet in de besturing van de informatiebeveiliging en privacy binnen BZK. Daarnaast is eind 2019 gestart met een strategisch incidentmanagementproces in pilotvorm, wat na evaluatie en bijstelling in de eerste helft van 2020 moet leiden tot een volwassen incidentproces op departementsniveau. Dit proces heeft tot doel heeft om bestuurlijk en politiek relevante incidenten op gestructureerde wijze naar de ambtelijke top te geleiden.
Rijksbreed IT-beheer
De aanbeveling van de AR met betrekking tot het ontwikkelen van een rijksbreed IT kader is door BZK zodanig vorm en opvolging gegeven dat er aan een verbeterd IT-beheer gewerkt wordt, meetbaar en onderbouwd. Met de AR is gesproken over de huidige kaders als GITC, BIR/BIO die in opzet invulling geven aan de door de AR gegeven aanbeveling. De aandacht zal daarom worden gericht op het aanvullen van en het optimaliseren van bestaan en werking van deze kaders. Daarbij wordt met name geïnvesteerd in de organisatie en control-cyclus rond het IT-beheer. In 2019 is gestart met de volgende activiteiten die in 2020 verder geïmplementeerd zullen worden:
– Een kwaliteitsraamwerk en een kwaliteitskader voor I-plannen wordt ontwikkeld om vervolgens bij aanstaande begrotingsindiening te gaan gebruiken;
– Het profiel van departementale CIO’s en CISO’s wordt vastgesteld, evenals dat van de CISO Rijk.
– Het ‘Handboek Integrale Beveiliging en Veiligheid van de Rijksdienst 2019-2022’ verschenen en is er een model In Control Verklaring (ICV) met toelichting opgesteld en vrijgegeven;
– De toepassing van bestaande kaders als de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst (BIR2017) wordt vergeleken met ISAE standaarden en assurance rapportages;
– De ADR heeft in opdracht van CIO Rijk onderzoek uitgevoerd naar de verantwoording door SSO’s;
– Er wordt nader onderzocht hoe sturing en control op de IT-dienstverlening is georganiseerd en functioneert (governance op specifieke IT-dienstverlening).
Informatiebeveiliging SSO CN
In 2019 zijn de ingezette verbeteringen ten behoeve van de informatiebeveiliging verder door gezet. De restpunten uit het verbeterproject zijn ondergebracht in de reguliere planning van het SSO en hier wordt binnen de reguliere verantwoordingscyclus op gerapporteerd. Deze maatregelen zijn geen onderdeel van de eerder in het verbeterplan benoemde urgente verbeteringen, waardoor het des te belangrijker is de urgentie te wegen tegen eventuele nieuwe aandachtspunten zoals deze naar voren komen uit de PDCA-cyclus.
Daarnaast is in 2019 door een extern bureau onderzoek gedaan naar de capaciteit en expertise bij de beheerorganisatie. Vanuit het verbeterproject zijn nu 5 fte structureel toegevoegd aan het ICT-team. Momenteel zijn er voorbereidingen getroffen voor een ICT mbo-opleiding die na de zomer van 2020 van start gaat. Er zijn nog gesprekken gaande met departementen om convenanten af sluiten ter ondersteuning op senior beheer niveau.
Paragraaf 2 - Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
1. MenO- risico's en ontwikkelingen betreffende het M&O-beleid
BZK heeft ter voorkoming van Misbruik & Oneigenlijk (M&O) gebruik van subsidies een M&O-beleid vastgesteld en geïmplementeerd. BZK werkt volgens dit M&O-beleid en houdt het departementale M&O-register bij. Het M&O-register wordt risicogericht geraadpleegd bij subsidieaanvragen, met het oog op de vraag of betrokkene is geregistreerd wegens (vermoedens van) misbruik of oneigenlijk gebruik van subsidie.
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) voert een aantal subsidieregelingen uit voor BZK en houdt een eigen M&O-register bij. RVO levert periodiek rapportages over M&O-meldingen aan BZK.
Om de informatie-uitwisseling tussen departementen te verbeteren is in 2019 Rijksbreed een centrale verwijsindex ontwikkeld. De verwijsindex is in beheer bij RVO en per september 2019 bij BZK in gebruik genomen. Het doel ervan is informatie uitwisselen tussen departementen, met inachtneming van relevante privacywetgeving.
Daarnaast heeft BZK in 2019 gewerkt aan het vastleggen en het uitwerken van het reviewbeleid. Naar verwachting zal het reviewbeleid in het eerste halfjaar van 2020 gereed zijn.
2. Grote lopende ICT-projecten
Het Ministerie van BZK rapporteert over alle projecten met een ICT component groter dan € 5 mln. op het rijksictdashboard.nl. Op basis hiervan rapporteert het ministerie over deze projecten aan de Tweede Kamer middels de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk. De CIO BZK monitort deze projecten conform de afspraken in het CIO-stelsel. Conform het «Handboek Portfoliomanagement Rijk voor projecten met een ICT-component van ten minste € 5 miljoen» toetst de CIO BZK of een goede invulling gegeven wordt aan eisen zoals deze voortkomen uit regelgeving rondom privacy en beheermaatregelen. Indien daar in een project aanleiding voor is, worden gerichte aanwijzingen voor verbetering gegeven.
Ter versterking van het CIO-stelsel verbetert het ministerie van BZK vanuit haar coördinerende rol de bruikbaarheid van het Rijks ICT-dashboard de komende jaren stapsgewijs. Een eerste zichtbare stap is inmiddels gezet in een verbeterde visuele presentatie van de rijksbrede informatie [TK 26643, nr. 671]. Dit vertaalt zich ook door in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR).
3. Gebruik open standaarden en open source software
Het Ministerie van BZK heeft in 2019 gehandeld conform artikel 3, eerste lid van de «Instructie rijksdienst bij aanschaf ICT-diensten of ICT-producten». Er zijn in de regel geen nieuwe ICT-diensten of -producten aangeschaft waarbij is afgeweken van de open standaarden op de «pas toe of leg uit»-lijst van het Forum Standaardisatie. Binnen BZK stuurt de CIO-BZK, in samenwerking met de partners uit het interne CIO-beraad, er zoveel mogelijk op aan dat er actief invulling wordt gegeven aan het gebruik van open standaarden en open source. Jaarlijks publiceert Logius in zijn online jaaroverzicht een overzicht van de toepassing van open standaarden binnen de Logius-producten met eventuele afwijkingen en toelichting.
4. Betaalgedrag
Het streefcijfer voor tijdig betalen is 95 procent van alle handelsfacturen binnen 30 dagen na datum van ontvangst van de factuur. Over 2019 bedraagt het percentage tijdig betaalde facturen van het BZK-kerndepartement 95,5% en van de AIVD 85,2%. Daarnaast is in onderstaande tabel het betaalgedrag van de SSO’s en agentschappen gepresenteerd:
SSC-ICT | 95% |
UBR | 89% |
FMH | 98% |
P-Direkt | 98% |
RVB | 90,2% |
Logius | 91,2% |
DHC | 84,8% |
RvIG | 94% |
De AIVD heeft in 2019 niet voldaan aan de streefwaarde om 95% van de facturen binnen 30 dagen te betalen. Belangrijkste oorzaken waren gelegen in de eindejaarsdrukte waardoor facturen niet met de gebruikelijke snelheid konden worden afgehandeld. Daarnaast was gedurende het jaar sprake van procesmatige omstandigheden die een soepele afwikkeling van facturen in de weg stonden, zoals de gebrekkige vervangingsregeling en de personele bezetting op de financiële administratie.
Bij de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) wordt het niet halen van de streefwaarde van 95% veroorzaakt door een tweetal factoren. Ten eerste doordat facturen niet tijdig door de bevoegde personen worden goedgekeurd. Daarnaast is geconstateerd dat het registreren van dispuutfacturen (opschortende werking) nog niet bij alle organisatieonderdelen secuur geschiedt waardoor een onterecht negatief effect op het betaalpercentage ontstaat. UBR streeft ernaar om in 2020 over te gaan op een nieuwe bestelapplicatie. Door automatisering van factuurcontrole, factuur-onafhankelijk prestatie verklaren en geautomatiseerde routing zal hierbij verbetering zichtbaar moeten zijn in de doorlooptijden. Dit zal ook een positief effect hebben op het financieel beheer en daarmee ook de betaalsnelheid. Het verbeteren van het betaalgedrag krijgt daarnaast aandacht doordat extra aandacht gegeven gaat worden aan het signalerings-, aanmanings- en escalatieproces.
Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) voldoet met 90,2% niet aan de Rijksbrede streefwaarde om 95% van de facturen binnen 30 dagen te betalen. Dit wordt veroorzaakt door de migratie van SAP naar Oracle die gaande is. Het RVB streeft naar een percentage tijdig betaalde facturen van 90%. Naast het oplossen van knelpunten als gevolg van bovengenoemde migratie werkt het RVB aan een plan van aanpak ter verbetering van het betaalgedrag. Dit is met name gericht op het verbeteren van de goedkeuringsdiscipline en het oplossen van problemen bij het goedkeuren van facturen.
Het betaalgedrag van Logius om facturen binnen 30 dagen te betalen ligt met een percentage van 91,2% in 2019 onder de Rijksbrede norm van 95%. Door de reorganisatie van Logius is met name in de eerste paar maanden een deel van de facturen niet binnen de termijn van 30 dagen betaald. Dat komt door aanpassingen in systemen. Een tweede oorzaak is dat bij een deel van de facturen het Logius ordernummer of referentienummer ontbreekt. Een derde oorzaak is dat het interne goedkeuringsproces van de factuur soms te lang duurt. Dit is het gevolg van nieuwe functies en rollen door de invoering van een nieuwe organisatiestructuur per 1 januari 2019. In 2019 is vanaf het eerste kwartaal een stijgende lijn zichtbaar in het betaalgedrag, die zich verder zal moeten doorzetten om aan de norm te voldoen.
Het percentage van facturen betaald binnen 30 dagen is bij de Dienst van de Huurcommissie (DHC) cumulatief over 2019 uitgekomen op 84,6%. De oorzaak voor het niet behalen van deze streefwaarde is tweeledig. Enerzijds is dit het gevolg van het niet goed doorkomen van mails in het systeem zelf. Dit probleem is doorgegeven aan de leverancier en er wordt aan een oplossing gewerkt. Anderzijds betreft het interne oorzaken. Zo wordt niet altijd tijdig de prestatieverklaring gegeven, waardoor het proces van ontvangst van de factuur tot aan de betaalbaarstelling vertraging oploopt. Over de interne afhandeling zijn afspraken gemaakt om de facturen sneller door het betalingsproces te laten gaan.
Medio juni is de kantoorautomatisering van De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) gemigreerd naar de DWR Next. Als gevolg van deze migratie is de daaropvolgende weken een groot aantal facturen niet binnengekomen op het daarvoor bestemde e-mailadres. Dit technische probleem is onderkend en eind juni opgelost. In november zijn de betreffende facturen alsnog (mede o.b.v. ontvangen herinneringen) opgevraagd en betaald. Logischerwijs had dit een aanzienlijke impact op de betaalsnelheid.
5. Audit Committee
Het Audit Committee (AC) is in 2019 vier keer bijeengekomen. In 2019 is besloten om het AC op een andere manier in te richten. Een deel van het AC wordt door een DG voorbereid met een onderwerp en de daarbij behorende vraagstukken waarop hij/zij graag reflectie wil hebben van de AC leden. Het andere deel blijft voor de reguliere bedrijfsvoeringsonderwerpen, waaronder de rapporten en bevindingen van de AR en ADR, gereserveerd. De in 2019 aangekondigde evaluatie vindt begin 2020 plaats.
6. Departementale checks and balances
Om de interne organisatie en de kwaliteit van subsidie-instrumenten te bewaken en te verbeteren, heeft BZK diverse vormen van checks and balances ingevoerd. Het Ministerie van BZK voert de volgende checks and balances uit:
– Beleidsdirecties werken met een procesbeschrijving volgens de subsidieregelgeving met een stappenplan. Verder zijn er diverse hulpmiddelen beschikbaar, zoals modelbeschikkingen en checklists.
– Over 2019 hebben beleidsdirecties decentrale financiële ondersteuning van de DG-bureaus gekregen.
– Subsidies werden ter toetsing (ex ante check) voorgelegd aan de Expertise Commissie Subsidies (ECS) bij FEZ. ECS is in 2019 geëvalueerd. De uitkomst is dat subsidies sinds 1 juli 2019 risicogericht getoetst wordenen de nadruk van ECS meer op advisering ligt. ECS geeft voorlichting ter kennisdeling.
– Het Uniform Subsidie Kader (USK) vormt voor het subsidiebeleid het uitgangspunt. Het USK is gebaseerd op een aantal uitgangspunten, namelijk: proportionaliteit, sturing op prestaties en hoofdlijnen, uniformering en vereenvoudiging, en verantwoord vertrouwen.
– Het Ministerie van BZK hanteert naast het USK het Raamwerk Uitvoering Subsidies (RUS), waarin de subsidies(regelingen) worden gecategoriseerd in uitvoeringsvarianten.
7. Normenkader financieel beheer
Er zijn geen ontwikkelingen geweest in 2019 met betrekking tot het toezicht op het normenkader.
Paragraaf 3 - Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering
Organisatieontwikkeling BZK
De Bestuursraad van BZK heeft na een evaluatie over de organisatie van de staf medio mei 2019 besloten tot een herschikking van de staf en ondersteunende diensten. De Bestuursraad meent dat een hoogwaardige staf en ondersteunende diensten een belangrijke voorwaarde zijn om als departement effectief te opereren en adaptief te interacteren met de omgeving. Deze visie en ambitie kan gerealiseerd worden door integraler werken, een meer proactieve opstelling, duidelijkheid over de eigen rol en professioneel werken.
Vervolgens zijn de hoofdlijnen van de herschikking uitgewerkt en eind augustus 2019 vastgesteld in het ‘Ondernemings-besluit Hoofdlijnen herschikking staf en ondersteuning’. Er komen vanaf 2020 twee clusters met elk drie directies en daarnaast blijft de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving (CZW) bestaan. De stafdirecties zijn naar inhoudelijke samenhang geclusterd. De clustering is als volgt:
a. Cluster Mensen en Middelen
Dit cluster wordt gevormd door de directies Financieel Economische Zaken (FEZ), Personeel&Organisatie (P&O) en Chief Information Officer & Informatiemanagement (CIO & I).
b. Cluster Bestuursondersteuning
Dit cluster wordt gevormd door de directies Kennis, Internationaal, Europa en Macro-Economie (KIEM), Bestuursadvisering (BA) en Communicatie.
c. Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving (CWZ)
Daarnaast wordt de financiële functie centraal belegd binnen de directie FEZ. Financieel beheer en control komen daarmee organisatorisch onder FEZ te vallen.
Transitie SSC-ICT
In navolging op het onderzoek en strategisch advies van een extern onderzoeksbureau, is ultimo 2019 gestart met de inrichting van een programmaorganisatie om geconstateerde onvolkomenheden te verhelpen en de adviezen van dat onderzoeksbureau te implementeren. Naast verbeteringen op het gebied van security en het wegwerken van de technische schuld, behelst het advies een majeure verandering in werkwijze en structuur waardoor SSC-ICT toekomstbestendig wordt gemaakt. In nauwe samenwerking met de Ondernemingsraad heeft de directie van SSC-ICT per 1 januari 2020 besloten tot een herziene organisatiestructuur waarin maatwerk- en standaarddienstverlening is gescheiden alsmede kaderstelling en uitvoering. Vanuit een Tijdelijke Werkorganisatie wordt door de programmaorganisatie de transitie van SSC-ICT opgepakt en gefaciliteerd.
E-facturatie
Conform de EU-Richtlijn ‘Elektronische facturering bij overheidsopdrachten’ zijn alle aanbestedende diensten in Europa verplicht per november 2018 e-factureren te implementeren. Dit betekent dat de diensten e-facturen van leveranciers moeten kunnen ontvangen en verwerken. In Nederland is de EU-richtlijn uitgewerkt in de Aanbestedingswet en het Aanbestedingsbesluit. Deze wijzigingen zijn ingegaan op 18 april 2019. Vooruitlopend op de EU-Richtlijn is in de Aanbestedingswet en het Aanbestedingsbesluit besloten dat de Rijksoverheid vanaf 1 januari 2017 een elektronische factuur eist bij nieuwe overeenkomsten voor de levering van producten, verrichting van diensten of voor de uitvoering van werken van leveranciers. Dit ligt vast in het ‘Toepassingskader elektronisch factureren Rijksoverheid’. Tot nu toe werden leveranciers nog niet structureel aangesproken op de niet-naleving van de plicht tot e-facturatie. In de loop van 2019 is hier na een zorgvuldige, gezamenlijke voorbereiding door de vijf bij het FDC aangesloten departementen verandering in gekomen. De voorbereiding hield onder andere in dat leveranciers op verschillende manieren (aanvullend op de bestaande informatie in het contract tussen leverancier en departement) zijn geïnformeerd over de start van de controle op het naleven van de inkoopvoorwaarde e-facturatie. Er is tevens ingeregeld dat leveranciers in heel uitzonderlijke gevallen een tijdelijke ontheffing kunnen krijgen. De controle is medio 2019 gestart waarbij 1 augustus 2019 van start is gegaan met het terugsturen van niet-e-facturen. Sindsdien neemt het aantal e-facturen toe.
Breedplaatvloeren
Bij een te zware belasting (onjuist gebruik) van betonnen breedplaatvloeren kunnen scheuren optreden. In 2017 en 2018 heeft het RVB onderzocht bij welke gebouwen van het Rijk en Defensie dit risico aanwezig is. In 2019 is in samenwerking met marktpartijen een aantal herstelmethoden ontwikkeld. Het RVB bepaalt welke gebouwen hersteld moeten worden en via welke methode. Een betrouwbare schatting van de kosten kan nog niet gemaakt worden, dit is mede afhankelijk van de aard, omvang van de gebreken en de gebruikte methode.
Informatievoorziening governance & BIT
De Minister van BZK heeft aangekondigd dat het kabinet de sturing op alle aspecten van IV (waaronder informatiebeveiliging, ICT-beheersing en IT-beheer) binnen de Rijksdienst verder wil versterken. Ten behoeve hiervan zijn de coördinerende bevoegdheden voor de Minister van BZK vergroot en is een nieuw pakket aan maatregelen aangekondigd, waar nu binnen de Strategische I-agenda 2019–2021 door CIO Rijk en het CIO-beraad uitvoering aan wordt gegeven [Kamerstukken II 2019/20, 26643, nr. 656].
Alles overwegende is gekozen voor een positionering van het Bureau ICT Toetsing (BIT) als op afstand geplaatste toetsingsautoriteit. Het BIT gaat na 2020 verder als onafhankelijk adviescollege met een wettelijke grondslag. De rode draad uit de verschillende onderzoeken is dat de positionering passend is bij de integrale stelselverantwoordelijkheid van BZK voor ICT en digitalisering binnen de rijksoverheid.
Implementatie Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV)
In 2019 heeft de AIVD veel werk verzet voor de verdere implementatie van de Wet op de Inlichtingen-en Veiligheidsdiensten (Wiv) 2017 die op 1 mei 2018 in werking is getreden. De Commissie van Toezicht op de Inlichtingen-en Veiligheidsdiensten (CTIVD) heeft eveneens geconstateerd dat de AIVD fundamentele veranderingen in gang heeft gezet en concrete voortgang heeft geboekt ten aanzien van de implementatie. Het vaststellen van beleid en werkinstructies is grotendeels in orde gemaakt in 2019. De verankering hiervan in de werkwijze van de AIVD is in 2019 reeds in gang gezet maar vergt per definitie meer tijd, mede vanwege de complexiteit van de datahuishouding en ICT-infrastructuur.
Beheer raamovereenkomsten
Op 19 december 2018 heeft het Europese Hof van Justitie arrest gewezen dat mogelijk gevolgen heeft voor onze raamovereenkomsten. Een van deze gevolgen houdt in dat als de totale aanbestede waarde of hoeveelheid van een raamovereenkomst is bereikt, deze als het ware is uitgeput en dat geen nieuwe opdracht op grond van die raamovereenkomst mag worden geplaatst (HvJ C-216/17). Dit arrest en het daarop ingewonnen advies van de interdepartementale commissie van bedrijfsjuristen (CBA) van 29 oktober 2019 gaat ervan uit dat dan geen nieuwe opdracht op grond van die raamovereenkomst mag worden geplaatst. Op basis van deze ontwikkelingen moet BZK als stelselverantwoordelijke in samenspraak met de coördinerend directeur inkopen van de departementen en de inkoopuitvoeringsorganisaties (IUC’s) op het standpunt dat een zo eenduidig mogelijke wijze voor het omgaan met het arrest en CBA advies noodzakelijk is en dat tot een zoveel mogelijke uniforme werkwijze moet worden gekomen. De komende periode zullen onder regie van BZK DGOO verdere stappen gezet worden om tot deze uniforme werkwijze te komen met als doel om tijdig nieuwe Europese aanbestedingen te starten ter voorkoming van onrechtmatig inkopen van goederen of diensten.
Art. | Omschrijving | (1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3) = (2) - (1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | ||
Totaal | 5.421.259 | 5.560.406 | 679.437 | 5.632.895 | 5.616.794 | 753.124 | 211.636 | 56.388 | 73.687 | |
Beleidsartikelen | 5.013.304 | 5.152.451 | 662.005 | 5.087.971 | 5.082.596 | 661.636 | 74.667 | ‒ 69.855 | ‒ 369 | |
1 | Openbaar bestuur en democratie | 59.323 | 59.323 | 21.965 | 66.807 | 56.472 | 21.590 | 7.484 | ‒ 2.851 | ‒ 375 |
2 | Nationale veiligheid | 274.253 | 274.253 | 13.214 | 308.373 | 296.971 | 15.306 | 34.120 | 22.718 | 2.092 |
3 | Woningmarkt | 4.104.088 | 4.104.213 | 521.000 | 4.040.201 | 4.069.601 | 459.522 | ‒ 63.887 | ‒ 34.612 | ‒ 61.478 |
4 | Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit | 155.508 | 286.508 | 91 | 245.813 | 206.163 | 270 | 90.305 | ‒ 80.345 | 179 |
5 | Ruimtelijke ordening en omgevingswet | 94.897 | 102.919 | 3.824 | 113.294 | 123.230 | 16.740 | 18.397 | 20.311 | 12.916 |
6 | Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving | 174.479 | 174.479 | 1.609 | 159.454 | 170.827 | 18.419 | ‒ 15.025 | ‒ 3.652 | 16.810 |
7 | Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid | 33.427 | 33.427 | 520 | 35.758 | 41.061 | 2.108 | 2.331 | 7.634 | 1.588 |
8 | Kwaliteit Rijksdienst | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
9 | Uitvoering Rijksvastgoedbeleid | 117.329 | 117.329 | 99.782 | 118.271 | 118.271 | 127.681 | 942 | 942 | 27.899 |
Niet-beleidsartikelen | 407.955 | 407.955 | 17.432 | 544.924 | 534.198 | 91.488 | 136.969 | 126.243 | 74.056 | |
11 | Centraal apparaat | 401.397 | 401.397 | 17.432 | 476.442 | 467.234 | 78.343 | 75.045 | 65.837 | 60.911 |
12 | Algemeen | 6.558 | 6.558 | 0 | 68.482 | 66.964 | 13.145 | 61.924 | 60.406 | 13.145 |
13 | Nog onverdeeld | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
14 | VUT-fonds | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Omschrijving | (1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | (4) Realisatie 2018 |
---|---|---|---|---|
Rijksdienst voor identiteitsgegevens | ||||
Totale baten | 93.691 | 106.448 | 12.757 | 146.241 |
Totale lasten | 93.691 | 107.804 | 14.113 | 138.361 |
Saldo van baten en lasten | 0 | ‒ 1.356 | ‒ 1.356 | 7.880 |
Totale kapitaaluitgaven | 4.000 | 15.110 | 11.110 | 1.281 |
Totale kapitaalontvangsten | 2.000 | 0 | ‒ 2.000 | 0 |
Logius | ||||
Totale baten | 228.779 | 207.518 | ‒ 21.261 | 179.029 |
Totale lasten | 228.779 | 207.565 | ‒ 21.214 | 177.611 |
Saldo van baten en lasten | 0 | ‒ 47 | ‒ 47 | 1.418 |
Totale kapitaaluitgaven | 400 | 410 | 10 | 410 |
Totale kapitaalontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 |
P-Direkt | ||||
Totale baten | 98.656 | 101.099 | 2.443 | 93.170 |
Totale lasten | 98.656 | 100.244 | 1.588 | 93.164 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 855 | 855 | 6 |
Totale kapitaaluitgaven | 18.317 | 12.493 | ‒ 5.824 | 15.666 |
Totale kapitaalontvangsten | 8.000 | 5.110 | ‒ 2.890 | 0 |
Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk | ||||
Totale baten | 235.286 | 280.824 | 45.538 | 238.861 |
Totale lasten | 235.286 | 273.524 | 38.238 | 238.647 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 7.300 | 7.300 | 214 |
Totale kapitaaluitgaven | 1.727 | 1.603 | ‒ 124 | 1.465 |
Totale kapitaalontvangsten | 1.000 | 318 | ‒ 682 | 3.611 |
FMHaaglanden | ||||
Totale baten | 122.438 | 135.286 | 12.848 | 127.999 |
Totale lasten | 122.438 | 134.725 | 12.287 | 124.325 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 561 | 561 | 3.674 |
Totale kapitaaluitgaven | 16.062 | 13.112 | ‒ 2.950 | 9.239 |
Totale kapitaalontvangsten | 9.100 | 4.369 | ‒ 4.731 | 4.373 |
SSC ICT | ||||
Totale baten | 318.791 | 293.742 | ‒ 25.049 | 260.401 |
Totale lasten | 318.791 | 272.421 | ‒ 46.370 | 283.139 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 21.321 | 21.321 | ‒ 22.738 |
Totale kapitaaluitgaven | 116.833 | 92.886 | ‒ 23.947 | 107.620 |
Totale kapitaalontvangsten | 47.118 | 49.392 | 2.274 | 80.923 |
Rijksvastgoedbedrijf | ||||
Totale baten | 1.185.175 | 1.235.494 | 50.319 | 1.267.839 |
Totale lasten | 1.185.175 | 1.221.561 | 36.386 | 1.256.669 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 13.933 | 13.933 | 11.170 |
Totale kapitaaluitgaven | 1.032.105 | 872.691 | ‒ 159.414 | 1.082.787 |
Totale kapitaalontvangsten | 701.000 | 594.964 | ‒ 106.036 | 723.653 |
Dienst van de Huurcommissie | ||||
Totale baten | 12.630 | 11.878 | ‒ 752 | 10.320 |
Totale lasten | 12.630 | 12.210 | ‒ 420 | 14.630 |
Saldo van baten en lasten | 0 | ‒ 332 | ‒ 332 | ‒ 4.310 |
Totale kapitaaluitgaven | 0 | 2.380 | 2.380 | 0 |
Totale kapitaalontvangsten | 0 | 3.545 | 3.545 | 6.884 |
De Regeling agentschappen en de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2020 laten enige ruimte voor interpretatie ten aanzien van de vraag wat als omzet van een baten-lastenagentschap kan of dient te worden aangemerkt. In bepaalde gevallen is hieraan daarom via de begrotingswet nadere invulling gegeven. Bij de herziening van de Regeling agentschappen in 2020 zullen verduidelijkingen worden aangebracht, zodat voortaan alleen bedragen die een directe relatie hebben met geleverde producten/diensten als omzet kunnen worden verantwoord en het niet meer nodig is in de begrotingswet nadere duiding te geven aan het begrip omzet. Om dit over 2020 mogelijk te maken, zullen door de regering voorstellen worden ingediend om de inmiddels door de Staten-Generaal goedgekeurde begrotingen bij suppletoire wet aan te passen in lijn met deze voorgenomen herziening van de Regeling agentschappen. Om ook over 2019 een transparant beeld te geven, is in de toelichting bij de jaarrekening van elk agentschap een nadere specificatie opgenomen van de gerealiseerde omzet, waaruit aard en omvang duidelijk blijken.
Inleiding
De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) maakt een goed beheer en een juist gebruik mogelijk van persoonsgegevens en reisdocumenten in het Koninkrijk der Nederlanden. De missie van RvIG is het zorgen voor een betrouwbare registratie en levering van persoonsgegevens en reisdocumenten. RvIG streeft naar een hoog kwaliteitsniveau. Dat wil zeggen dat RvIG betrouwbaar, professioneel en relatiegericht werkt.
De visie van RvIG is: In een constant veranderde samenleving is de veiligheid en betrouwbaarheid van identiteitsgegevens van essentieel belang.
De doelstellingen van RvIG zijn:
– voor uitstekende dienstverlening
– samen met ketenpartners
– toekomstbestendig door innovatie voor burgers
– zowel analoog als digitaal
Basis Registratie Personen (BRP)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is verantwoordelijk voor de registratie van ingezetenen, de Basis Registratie Personen (BRP) en de Registratie niet-ingezetenen (RNI). Deze registraties vormen samen het BRP stelsel en is een kernproduct uit de RvIG productportfolio. Onderstaand de speerpunten voor 2019 van RvIG in het kader van de BRP werkzaamheden:
– Kwaliteitsmonitor
Uitvoering van de kwaliteitsmonitor is een jaarlijkse kwaliteitsmeting die deels uit een zelfevaluatie en deels uit een bestandscontrole bestaat. Ook in 2019 hebben alle gemeenten deze kwaliteitsmeting onder toezicht van RvIG uitgevoerd. De resultaten van deze meting zijn eind 2019 gepresenteerd.
– Health check
Aanleiding voor de health check is het beëindigen van Operatie BRP zoals door de toenmalig Minister van BZK in het Algemeen Overleg op 5 juli 2017 aan de Tweede Kamer is toegezegd. Daarop heeft de minister ook de toezegging gedaan dat er onderzoek naar het toekomstvast maken van de bestaande centrale voorziening GBA-V zal worden uitgevoerd. De werkzaamheden die onder de health check vallen, zijn de volgende:
A. Uitgesteld onderhoud van de RNI, Schouwen & Toetsen, Wet Besluit en Regeling BRP en het Logisch Ontwerp BRP;
B. Gegevensverstrekking volgens overheidsstandaarden;
C. Oplossen van knelpunten.
Burgerservicenummer (BSN)
RvIG is verantwoordelijk voor de beheervoorziening BSN. Hieronder valt het beheer van de voorziening voor het genereren, distribueren, toekennen en beheren van Burgerservicenummers.
Reisdocumenten
RvIG ziet in haar verantwoordelijkheid voor het reisdocumentenstelsel toe op de productie van paspoorten en Nederlandse identiteitskaarten (NIK) en het aanvraag- en uitgifte proces bij uitgevende instanties. Daarnaast beheert RvIG drie registers.
In 2019 is een start gemaakt met de voorbereidende werkzaamheden voor de aanbesteding van de paspoorten en de vervanging van het Reisdocumenten Aanvraag- en Archiefstation (RAAS). Deze twee contracten voor het reisdocumentenstelsel vervallen begin 2021.
Caribisch gebied
In 2019 is gezamenlijk met het Caribisch gebied, zijnde de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Caribisch Nederland) en de landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden (Aruba, Curaçao en Sint Maarten), gewerkt aan verdere kwaliteitsverbetering van de bevolkingsadministraties. In samenwerking met het openbaar lichaam Sint Eustatius wordt over de periode 1 maart 2017 tot 1 maart 2021 duurzame ondersteuning geboden in de vorm van personele inzet van RvIG medewerkers bij de afdeling burgerzaken. Daarbij wordt met name aandacht besteed aan het opleiden van de lokale medewerkers. Samen met de Rijksdiensten en de afdelingen burgerzaken in Caribisch Nederland wordt verder gewerkt aan verbetering van de kwaliteit en het gebruik van PIVA-V (Persoonsinformatievoorziening Nederlandse Antillen en Aruba–Verstrekkingen). Daarnaast zullen de beheer- en onderhoudstaken van de PIVA-V, PGK (PIVA-GBA Koppeling) en de Sédula worden voortgezet.
Elektronische Identiteit (eID(AS)-stelsel)
Dit is een programma om met behulp van elektronische Identiteit (eID) op een hoogbetrouwbare manier digitale dienstverlening mogelijk te maken van (semi-)overheid aan burgers, en bedrijven binnen Europa. In 2019 heeft RvIG ook het stelselbeheer over het BRP koppelpunt gevoerd, één van de voorzieningen binnen eIDAS.
Centraal Meldpunt Identiteitsfraude (CMI)
Het CMI begeleidt slachtoffers van identiteitsfraude. Tevens begeleidt het CMI burgers met fouten met betrekking tot hun persoonsgegevens. Het aantal meldingen blijft jaarlijks toenemen. Het aantal meldingen bij het CMI komt in 2019 op 4.192 (in 2018: 3.307). Er is een plan opgesteld voor doorontwikkeling van het Meldpunt. RvIG fungeert als ketenregisseur en schakelt indien nodig ketenpartners als Politie, Belastingdienst, RDW, IND en Logius in.
Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA)
In 2018 is RvIG gestart met de structurele inbedding van LAA. Deze inbedding wordt naar verwachting, met de inwerkingtreding van de benodigde wijziging in regelgeving, in 2020 afgerond. LAA is dan het kwaliteitsinstrumentarium van RvIG en is dan blijvend uitgebreid met een risicogerichte en datagedreven kwaliteitsaanpak passend in de organisatie. Dit is niet alleen een technisch nieuw instrument. Ook de stevige begeleiding van de samenwerkingspartners, dat wil zeggen alle gemeenten en steeds meer grote en kleine uitvoerders, is een belangrijke ontwikkeling in de organisatie en dienstverlening van RvIG.
Ontwikkelingen
RvIG vervult een rol in de strategische Digitale agenda Rijkdienst. Hierbij wordt samengewerkt met publieke-, private- en wetenschappelijke partijen. RvIG wil de essentie van e-governance en digital citizenship verkennen. In 2019 zijn diverse initiatieven met betrekking tot Blockchain-technologie opgestart.
Bedrijfsvoering
De exploitatie van de BRP is in 2019 gebaseerd op abonnementenstructuur. Binnen deze abonnementenstructuur is een onderverdeling in budgetfinanciering en tarieffinanciering. Voor zowel de tarief gefinancierde als de budget gefinancierde gebruikers zijn 200 mln. berichten begroot. Net als voorgaande jaren is het gebruik van de BRP in 2019 toegenomen.
Soort | Begroting 2019 | Realisatie 2019 | Verschil | |
---|---|---|---|---|
x 1.000 | x 1.000 | x 1.000 | % | |
Tarieffinanciering | 200.000 | 232.070 | 32.070 | 16% |
Budgetfinanciering | 200.000 | 227.898 | 27.898 | 14% |
Totaal | 400.000 | 459.968 | 59.968 | 15% |
In verband met de verlenging van de geldigheid van diverse reisdocumenten van vijf naar tien jaar in 2014, werd vanaf 2019 een sterke afname in het aantal uit te geven documenten verwacht. De afname is echter pas later en minder sterk ingezet dan verwacht. De hogere realisatie van 2019 en de jaren daarvoor was aanleiding de raming te actualiseren voor de komende jaren.
Soort | Begroting 2019 | Realisatie 2019 | Verschil | |
---|---|---|---|---|
x 1.000 | x 1.000 | x 1.000 | % | |
Paspoorten 5 jaar geldigheid | 188 | 376 | 188 | 100% |
Paspoorten 10 jaar geldigheid | 229 | 537 | 308 | 134% |
Identiteitskaarten 5 jaar geldigheid | 236 | 342 | 106 | 45% |
Identiteitskaarten 10 jaar geldigheid | 285 | 368 | 83 | 29% |
Totaal | 938 | 1.623 | 685 | 73% |
Staat van baten en lasten
Omschrijving | (1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | (4) Realisatie t-1 |
---|---|---|---|---|
Baten | ||||
Omzet | 68.547 | 100.900 | 32.353 | 146.241 |
Omzet moederdepartement | 35.944 | 41.702 | 5.758 | 37.824 |
Omzet overige departementen | 0 | 0 | 0 | 0 |
Omzet derden | 32.603 | 59.198 | 26.595 | 108.417 |
Rentebaten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Vrijval voorzieningen | 20.407 | 5.548 | ‒ 14.859 | 0 |
Bijzondere baten | 4.737 | 0 | ‒ 4.737 | 0 |
Totaal baten | 93.691 | 106.448 | 12.757 | 146.241 |
Lasten | ||||
Apparaatskosten | 91.148 | 106.660 | 15.512 | 115.032 |
Personele kosten | 16.788 | 27.335 | 10.547 | 19.447 |
Waarvan eigen personeel | 13.859 | 15.946 | 2.087 | 13.459 |
Waarvan inhuur externen | 2.929 | 10.872 | 7.943 | 5.988 |
Waarvan overige personele kosten | 0 | 517 | 517 | 0 |
Materiële kosten | 74.360 | 79.325 | 4.965 | 95.585 |
Waarvan apparaat ICT | 1.250 | 956 | ‒ 294 | 549 |
Waarvan bijdrage aan SSO's | 165 | 110 | ‒ 55 | 60 |
Waarvan overige materiële kosten | 72.945 | 78.259 | 5.314 | 94.976 |
Rentelasten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Afschrijvingskosten | 1.350 | 1.144 | ‒ 206 | 1.281 |
Materieel | 1.350 | 812 | ‒ 538 | 910 |
Waarvan apparaat ICT | 1.350 | 0 | ‒ 1.350 | 0 |
Immaterieel | 0 | 332 | 332 | 371 |
Overige lasten | 1.193 | 0 | ‒ 1.193 | 22.048 |
Dotaties voorzieningen | 1.193 | 0 | ‒ 1.193 | 22.048 |
Bijzondere lasten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal lasten | 93.691 | 107.804 | 14.113 | 138.361 |
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening | 0 | ‒ 1.356 | ‒ 1.356 | 7.880 |
waarvan te restitueren aan BRP gebruikers | 0 | ‒ 1.356 | ‒ 1.356 | 7.471 |
waarvan te restitueren aan opdrachtgever Reisdoc. | 0 | 0 | 0 | 409 |
Agentschapsdeel Vpb-lasten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Saldo van baten en lasten | 0 | ‒ 1.356 | ‒ 1.356 | 7.880 |
Toelichting
Omzet moederdepartement
De omzet is bijna € 5,8 mln. hoger dan de begroting. Dit komt doordat de activiteiten voor o.a. Landelijke Aanpak Adreskwaliteit en eNIK niet in de begroting zijn opgenomen. Van het moederdepartement heeft RvIG ruim € 4,3 mln. meer ontvangen voor de budget gefinancierde afnemers.
Omzet Derden
De omzet derden bestaat uit het tarief gefinancierde BRP-berichtenverkeer en de verstrekte reisdocumenten. De realisatie van de omzet reisdocumenten is hoger dan begroot. Dit komt doordat de uitgifte van reisdocumenten in 2019 aanzienlijk minder is afgenomen ten opzichte van voorgaande jaren dan was begroot. Dit was aanleiding de raming te actualiseren voor de komende vijf jaar.
Vrijval voorzieningen
De vrijval voorziening heeft betrekking op de voorziening reisdocumenten. Vanwege de verlenging van de geldigheidsduur van paspoorten en identiteitskaarten (reisdocumenten) voor volwassenen heeft RvIG toestemming van het Ministerie van Financiën een langlopend vreemd vermogen, namelijk een egalisatierekening op de balans op te voeren. In 2019 heeft voor het eerst een vrijval van deze voorziening plaatsgevonden. Deze is lager (€ 14,9 mln.) dan begroot door de mindere daling in aantallen dan was begroot.
Personele kosten
De ambtelijke personele kosten zijn hoger dan begroot. Dit komt onder andere door sneller dan begroot ambtelijk invullen van de nieuwe organisatiestructuur. De kosten voor extern personeel zijn het gevolg van grote tijdelijke projecten, waarvoor niet voldoende capaciteit binnen RvIG beschikbaar was. Tevens is een aantal vacatures tijdelijk ingevuld met extern ingehuurd personeel.
Materiële kosten
De materiële kosten omvatten de kosten voor overhead en de kosten die direct of indirect nodig zijn voor het realiseren van de producten van RvIG, zoals de kosten voor het berichtenverkeer of de productiekosten van de reisdocumenten. De materiële kosten zijn bijna € 5 mln. hoger dan begroot. Dit komt doordat er meer reisdocumenten zijn verstrekt dan geraamd waardoor de productiekosten hoger zijn en door de kosten van activiteiten voor onder andere Landelijke aanpak adreskwaliteit en eNIK die niet in de begroting waren opgenomen.
Afschrijvingskosten
De totale afschrijvingskosten zijn lager dan begroot. Dit komt door dat in 2019 minder geïnvesteerd is in materiële vaste activa en bestaande activa reeds volledig zijn afgeschreven.
Saldo baten en lasten
Over het jaar 2019 is een negatief exploitatieresultaat behaald van bijna € 1,4 mln. bij het regulier beheer van de BRP. Conform Besluit Basisregistratie Personen (BRP) artikel 13 lid 3 wordt dit bedrag verrekend met de gebruikers van de BRP.
Bij het beheer van de reisdocumenten is een exploitatieresultaat van nihil behaald.
Balans
Balans 2019 | Balans 2018 | |
---|---|---|
Activa | ||
Vaste activa | 15.493 | 1.528 |
Immateriële vaste activa | 0 | 332 |
Materiële vaste activa | 15.493 | 1.196 |
Grond en gebouwen | 0 | 0 |
Installaties en inventarissen | 2.792 | 77 |
Projecten in uitvoering | 11.779 | 0 |
Overige materiële vaste activa | 922 | 1.119 |
Vlottende activa | 143.455 | 156.815 |
Voorraden en onderhanden projecten | 0 | 0 |
Vorderingen | 12.614 | 11.504 |
Debiteuren | 3.319 | 8.518 |
Overige vorderingen en overlopende activa | 9.295 | 2.986 |
Liquide middelen | 130.841 | 145.311 |
Totaal activa | 158.948 | 158.343 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | 5.400 | 5.400 |
Exploitatiereserve | 5.400 | 5.400 |
Onverdeeld resultaat | 0 | 0 |
Voorzieningen | 107.793 | 111.338 |
Langlopende schulden | 0 | 0 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën | 0 | 0 |
Kortlopende schulden | 45.755 | 41.605 |
Crediteuren | 4.286 | 10.987 |
Schulden bij het Rijk | 0 | 0 |
Belastingen en premies sociale lasten | 0 | 0 |
Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën | 0 | 0 |
Overige schulden en overlopende passiva | 41.469 | 30.618 |
Totaal passiva | 158.948 | 158.343 |
Toelichting
Materiële vaste activa
Projecten in uitvoering
In 2019 zijn wereldwijd de systemen ten behoeve van het aanvragen en uitgeven van reisdocumenten vervangen. Begin 2020 worden de vervangen systemen in gebruik genomen.
Vorderingen
Debiteuren
De post debiteuren is als volgt opgebouwd:
– De totale vordering op het moederdepartement is € 1,8 mln. Hiervan heeft € 0,8 mln. betrekking op de BRP staffels en € 1,0 mln. bijdrage van ICTU voor LAA;
– De totale vordering op andere departementen van € 1,0 mln.
– De vordering op derden is € 0,5 mln. en heeft betrekking op de BRP staffels (waterschappen en pensioenverzekeraars).
Overige vorderingen en overlopende activa
De overige vorderingen en overlopende activa zijn:
– De nog te ontvangen bedragen moederdepartement van € 2,8 mln. bestaan onder andere uit de opdrachten CMI en SSI. Daarnaast dient ultimo 2019 de eindafrekening BRP ten behoeve van de budgetgefinancierde afnemers nog verzonden te worden;
– De overige vorderingen en overlopende activa met betrekking tot derden van € 6,4 mln. bestaan grotendeels uit vooruitbetaalde kosten van € 2,4 mln. en nog op te stellen facturen BRP en reisdocumenten van € 3,6 mln.
Liquide middelen
RvIG beschikt per 31 december 2019 over € 131 mln. aan liquide middelen. De stand van de liquide middelen per 31 december 2019 is lager dan aan het begin van het jaar 2019. De afname van de liquide middelen komt onder andere door het ingaan van een dipperiode als gevolg van de 10-jarige geldigheid van de reisdocumenten (zie post egalisatierekening € 3,5 mln.).
Eigen vermogen
Het eigen vermogen is in 2019 ruim € 1,4 mln. lager dan de gemaximeerde omvang (€ 6,8 mln.).
Voorzieningen
De voorziening heeft betrekking op de egalisatierekening reisdocumenten.
Kortlopende schulden
Crediteuren
De stand van de post crediteuren per 31 december 2019 is ruim € 4 mln.
Deze bestaat uit:
– De schuld aan moederdepartement van € 0,4 mln. heeft betrekking op kosten SSC-ICT. Deze factuur is in januari 2020 voldaan.
– De facturen die nog betaald moeten worden aan andere ministeries van € 0,3 mln. worden in 2020 voldaan.
– De facturen die betrekking hebben op derden van € 3,6 mln. zijn de productiekosten van de reisdocumenten, maandelijkse berichtkosten, licenties en de inhuur van externen. Deze facturen zijn in 2020 voldaan.
Overige schulden en overlopende passiva
De overige schulden en overlopende passiva bestaan uit:
– Nog te betalen bedragen aan het moederdepartement van ruim € 16 mln. bestaan uit vooruitontvangen bedragen (o.a. Healthcheck BRP), nog te betalen huisvestingskosten en namens het moederdepartement geïnde extra bijdragen BRP.
– De nog te betalen bedragen aan andere ministeries van € 1,5 mln. zijn voornamelijk de bedragen die aan het Ministerie van EZK moeten betaald worden.
– De nog te betalen bedragen aan derden van circa € 24 mln. worden in de loop van 2020 verrekend. Dit bedrag heeft onder andere betrekking op de schuld aan gebruikers BRP (dit bedrag wordt betrokken bij de bepaling van het toekomstige tarief) en schuld aan het personeel (reservering vakantiegeld, eindejaarsuitkering en verlofdagen).
Kasstroomoverzicht
(1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | ||
---|---|---|---|---|
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen | 139.446 | 145.311 | 5.865 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 68.547 | 116.414 | 47.867 | |
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) | ‒ 91.148 | ‒ 115.774 | ‒ 24.626 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | ‒ 22.601 | 640 | 23.241 |
Totaal investeringen (-/-) | ‒ 2.000 | ‒ 15.110 | ‒ 17.110 | |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 0 | 0 | |
3. | Totaal investeringskasstroom | ‒ 2.000 | ‒ 15.110 | ‒ 17.110 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | 0 | 0 | |
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 | |
Aflossingen op leningen (-/-) | ‒ 2.000 | 0 | 2.000 | |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 2.000 | 0 | ‒ 2.000 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | 0 | 0 | 0 |
5. | Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is € 0,5 mln. | 114.845 | 130.841 | 15.996 |
Toelichting
Operationele kasstroom
Door het ingaan van een dipperiode als gevolg van de 10-jarige geldigheid van de reisdocumenten is er sprake van een negatieve kasstroom. Op deze negatieve kasstroom is geanticipeerd middels het vormen van een voorziening in voorgaande jaren (egalisatie-rekening).
Investeringskasstroom
In 2019 heeft RvIG ruim € 15,1 mln. geïnvesteerd. Dit betreft de systemen ten behoeve van het aanvragen en uitgeven van reisdocumenten. In 2019 zijn wereldwijd de systemen ten behoeve van het aanvragen en uitgeven van reisdocumenten vervangen. Begin 2020 worden de vervangen systemen in gebruik genomen.
Financieringskasstroom
In 2019 is er geen beroep gedaan op de leenfaciliteit. Dit had betrekking op de voorgenomen investering in de nieuwe infrastructuur. Inmiddels is vastgesteld dat de nieuwe infrastructuur niet in eigendom van RvIG wordt aangeschaft, maar door de externe partij die het beheer uitvoert.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren
Realisatie | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Vastgestelde begroting | |
---|---|---|---|---|---|
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | |
Omschrijving Generiek Deel | |||||
Kostprijzen per product (in euro) | |||||
Abonnementsstructuur (B) | 1.700 | 2.430 | 2.430 | 2.430 | 2.430 |
Reisdocumenten: Paspoort 5 jaar | 21,20 | 21,31 | 21,31 | 22,60 | 21,78 |
Reisdocumenten: Paspoort 10 jaar | 34,44 | 34,61 | 34,61 | 40,00 | 35,37 |
Identiteitskaart 5 jaar | 5,30 | 5,33 | 5,33 | 5,71 | 5,45 |
Identiteitskaart 10 jaar | 27,22 | 27,36 | 27,36 | 32,59 | 27,96 |
Omzet per productgroep (bedragen x € 1.000 ): | |||||
BRP | 26.148 | 33.547 | 35.344 | 36.727 | 31.742 |
Reisdocumenten | 108.691 | 111.008 | 102.188 | 47.022 | 23.049 |
FTE-totaal (excl. externe inhuur) | 156 | 170 | 160 | 185 | 167 |
Saldo van baten en lasten (%) | 0% | 0% | 5,7% | ‒ 1,3% | 0% |
Omschrijving Specifiek Deel ICT diensten | |||||
Kwaliteitsindicatoren | |||||
Beschikbaarheid GBA netwerk | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% |
Beschikbaarheid GBA -V | 100% | 100% | 100% | 100% | 99,9% |
Responstijd GBA-V | <3 sec | <3 sec | <3 sec | <3 sec | <3 sec |
Beschikbaarheid basisregister | 100% | 100% | 100% | 100% | 99,9% |
Beschikbaarheid verificatieregister | 100% | 100% | 100% | 100% | 99,9% |
Beschikbaarheid BSN | 100% | 100% | 100% | 100% | 99,9% |
Klanttevredenheid | n.v.t. | 7,4 | n.v.t. | n.v.t. | 7,5% |
Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in: |
Toelichting
1. Kostprijzen per product
– Het werkelijke tarief van BRP is in overleg met de gebruikers niet kostendekkend. Het tekort wordt aangevuld vanuit een in voorgaande jaren opgebouwde schuld aan de gebruikers.
– De werkelijke kostprijs van de paspoorten en de identiteitskaarten zijn gelijk aan de begroting.
2. Omzet per productgroep
– De omzet BRP bestaat uit in rekening gebrachte staffels aan de afnemers van de BRP berichtenverkeer.
– De omzet van de reisdocumenten bestaat uit in rekening gebrachte rijksleges aan de uitgevende instanties.
3. In 2019 is als gevolg van een reorganisatie extra ambtelijk personeel aangetrokken.
4. In 2019 heeft geen klanttevredenheidsonderzoek plaatsgevonden.
Inleiding
Logius is de dienst digitale overheid en onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Logius biedt voorzieningen en standaarden die alle overheidsorganisaties gebruiken in hun digitale dienstverlening.
Met onze producten zorgen we voor een veilige toegang en gegevensuitwisseling binnen de digitale overheid. Zo helpen wij overheid, bedrijven en burgers om snel, eenvoudig en veilig met elkaar te communiceren én zorgen we voor een digitale overheid die werkt voor iedereen. Dit doen wij vakkundig, betrouwbaar en in eenvoud. Doordat we de voorzieningen voor de digitale overheid centraal beheren, dragen we bij aan de kostenbesparing voor de overheid. Het merendeel van de voorzieningen die bij Logius in beheer zijn vallen onder de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) van de Nederlandse overheid. De eindgebruikers van Logius zijn burgers en bedrijven, die ons bijvoorbeeld kennen van DigiD, MijnOverheid en Digipoort. Dankzij deze diensten van Logius kunnen mensen veilig en digitaal hun belastingaangifte doen en kan een overheidsorganisatie digitaal post sturen naar burgers en bedrijven.
Speerpunten
Logius bevindt zich in een dynamische omgeving en heeft in 2019 op het niveau van de organisatie, van de dienstverlening en van de bedrijfsvoering veranderingen doorgevoerd en verschillende mijlpalen bereikt.
Organisatieontwikkeling
In 2018 is Logius de doorontwikkeling van de organisatie gestart en ontstond een visie over waar Logius naartoe moest. Het doel is in onze dienstverlening burgers en bedrijven als eindgebruiker meer centraal te zetten. Per 1 januari 2019 is die visie in werking getreden door middel van de invoering van een nieuwe organisatiestructuur en de werkwijze SAFe, het Scaled Agile Framework (SAFe). Op deze manier kan Logius meer kort-cyclisch en wendbaar werken en klanten, opdrachtgevers en (eind)gebruikers actief in het productieproces betrekken. Het levert daarmee meer flexibiliteit op. Zowel in de diensten die we leveren, als in de wijze waarop we werken. Dit doen we samen met mensen en organisaties om ons heen én vanuit onze opgebouwde ervaring en visie op hoe de digitale overheid werkt in de praktijk. Logius speelt zo beter in op veranderende omstandigheden in onze samenleving en de eisen die worden gesteld aan onze dienstverlening. De investeringen in de nieuwe werkwijze hebben geleid tot een iets lagere omzet in 2019.
Ontwikkelingen doorbelasting
Per 1 januari 2019 geldt de doorbelasting van alle GDI-voorzieningen, voortvloeiend uit een kabinetsbesluit dat is genomen in februari 2017. Dit betekent dat de exploitatiekosten van de GDI-voorzieningen worden doorbelast aan de publieke en private organisaties die de voorzieningen gebruiken in hun dienstverlening aan burgers en bedrijven. De doorbelasting heeft omvangrijke administratieve gevolgen voor het facturatieproces, daarnaast is Logius hierdoor sinds 2018 BTW plichtig. De werkzaamheden heeft Logius met bestaand personeel opgevangen.
Staat van baten en lasten
Omschrijving | (1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | (4) Realisatie t-1 |
---|---|---|---|---|
Baten | ||||
Omzet | 228.779 | 207.518 | ‒ 21.261 | 178.472 |
Omzet moederdepartement | 26.471 | 51.858 | 25.387 | 70.907 |
Omzet overige departementen | 153.580 | 131.177 | ‒ 22.403 | 87.486 |
Omzet derden | 48.728 | 24.483 | ‒ 24.245 | 20.079 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 0 | 0 | 65 |
Bijzondere baten | 0 | 0 | 0 | 492 |
Rentebaten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal baten | 228.779 | 207.518 | ‒ 21.261 | 179.029 |
Lasten | ||||
Apparaatskosten | 228.368 | 207.100 | ‒ 21.268 | 177.205 |
Personele kosten | 53.613 | 62.348 | 8.735 | 54.667 |
Waarvan eigen personeel | 29.967 | 28.491 | ‒ 1.476 | 26.541 |
Waarvan inhuur externen | 21.394 | 31.238 | 9.844 | 26.416 |
Waarvan overige personele kosten | 2.252 | 2.619 | 367 | 1.711 |
Materiële kosten | 174.755 | 144.752 | ‒ 30.003 | 122.538 |
Waarvan apparaat ICT | 3.500 | 5.249 | 1.749 | 3.648 |
Waarvan bijdrage aan SSO's | 200 | 403 | 203 | 131 |
Waarvan overige materiële kosten | 171.055 | 139.100 | ‒ 31.955 | 118.759 |
Rentelasten | 1 | 0 | ‒ 1 | 0 |
Afschrijvingskosten | 410 | 402 | ‒ 8 | 406 |
Materieel | 410 | 402 | ‒ 8 | 406 |
Waarvan apparaat ICT | 0 | 0 | 0 | 4 |
Immaterieel | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige lasten | 0 | 23 | 23 | 0 |
Dotaties voorzieningen | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijzondere lasten | 0 | 23 | 23 | 0 |
Totaal lasten | 228.779 | 207.525 | ‒ 21.254 | 177.611 |
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening | 0 | ‒ 7 | ‒ 7 | 1.418 |
Agentschapsdeel Vpb-lasten | 0 | 40 | 40 | 0 |
Saldo van baten en lasten | 0 | ‒ 47 | ‒ 47 | 1.418 |
Toelichting
Omzet moederdepartement, overige departementen en derden
Hieronder is een tabel opgenomen met een uitsplitsing van de omzet.
Opdrachten | (1) Vastgestelde begroting | (2) Omzet moederdepartement | (3) Omzet overige departementen | (4) Omzet derden | (5) = (2)+(3)+(4) Realisatie omzet | (6)=(5)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
---|---|---|---|---|---|---|
Beheer en exploitatie | ||||||
Digipoort (H&T, SBR, FS, EBF-BVV, UWV/DigiZSM) | 91.293 | 745 | 52.953 | 4.111 | 57.809 | ‒ 33.484 |
MijnOverheid incl. Berichtenvoorziening | 38.514 | 1.666 | 24.412 | 10.232 | 36.310 | ‒ 2.204 |
DigiD | 33.550 | 1.543 | 17.330 | 9.694 | 28.567 | ‒ 4.983 |
Stelselvoorzieningen | 15.119 | 2.776 | 12.729 | 173 | 15.678 | 559 |
DigiD Machtigen | 13.684 | ‒ | 12.772 | ‒ | 12.772 | ‒ 912 |
Overig | 33.683 | 18.116 | 9.759 | 272 | 28.147 | ‒ 5.536 |
Totaal beheer en exploitatie | 225.843 | 24.846 | 129.955 | 24.483 | 179.283 | ‒ 46.560 |
Doorontwikkeling | ||||||
Investeringsagenda: | ||||||
Programma Machtigen | ‒ | 5.599 | ‒ | ‒ | 5.599 | 5.599 |
Federatief berichtenstelsel | ‒ | 2.951 | ‒ | ‒ | 2.951 | 2.951 |
Ontwikkeling Platform services | ‒ | 2.037 | ‒ | ‒ | 2.037 | 2.037 |
Overig | ‒ | 5.517 | ‒ | ‒ | 5.517 | 5.517 |
Totaal Investeringsagenda | ‒ | 16.104 | ‒ | ‒ | 16.104 | 16.104 |
Overige doorontwikkeling: | ||||||
eID Ontzorging doorontwikkeling | 2.748 | ‒ | ‒ | 2.748 | 2.748 | |
Programma Samen | ‒ | 2.607 | ‒ | ‒ | 2.607 | 2.607 |
DigiD Hoog 2018 | ‒ | 1.821 | ‒ | ‒ | 1.821 | 1.821 |
eIDAS 2019 | 836 | 642 | ‒ | ‒ | 642 | ‒ 194 |
Overig | ‒ | 1.450 | 520 | ‒ | 1.970 | 1.970 |
Totaal overige doorontwikkeling | 836 | 9.268 | 520 | ‒ | 9.788 | 8.952 |
Totaal doorontwikkeling | 836 | 25.372 | 520 | ‒ | 25.892 | 25.056 |
BFS | ||||||
BFS-Ondersteuning Forum en College | 2.100 | 1.473 | 702 | ‒ | 2.175 | 75 |
Aanvullende opdrachten | ‒ | 167 | ‒ | ‒ | 167 | 167 |
Totaal BFS | 2.100 | 1.640 | 702 | ‒ | 2.342 | 242 |
TOTAAL | 228.779 | 51.858 | 131.177 | 24.483 | 207.517 | ‒ 21.262 |
Op totaalniveau komt de realisatie € 21,3 mln. (9%) lager uit dan begroot.
Toelichting bij de post omzet moederdepartement | |||
---|---|---|---|
Omzet moederdepartement | 51.858 | ||
Waarvan direct gerelateerd aan geleverde producten/diensten | 51.858 | ||
Waarvan opdrachten Beheer & Exploitatie | 24.846 | ||
Waarvan opdrachten Doorontwikkeling | 25.372 | ||
Waarvan opdrachten FBS | 1.640 | ||
Waarvan overige ontvangsten/bijdragen van het moederdepartement | 0 |
Beheer en exploitatie
De grootste onderuitputting is zichtbaar bij de Digipoort. De realisatie komt € 33,5 mln. lager uit dan begroot. In de begroting van de Digipoort is circa € 28 mln. opgenomen voor de aanbesteding, migratie en transitie van enkele grote contracten in het kader van infrastructuur, middleware en applicatiesoftware. Deze kosten zijn in 2019 voor maar € 2,6 mln. gerealiseerd omdat het programma voor de aanbesteding vertraging heeft opgelopen. De kosten van € 2,6 mln. voor het programma worden niet bekostigd door de afnemers van de dienstverlening Digipoort maar vanuit beleidsgeld. Het bedrag is opgenomen bij Programma Samen.
Voor Mijn Overheid is € 38,5 mln. opgenomen in de begroting. De realisatie betreft € 36,3 mln. In de begroting is geen rekening gehouden met de btw-teruggave van € 1,4 mln. Om een goede vergelijking tussen begroting en realisatie mogelijk te maken dient deze post in mindering te worden gebracht. De juiste referentie komt daarmee op € 37,1 mln. De realisatie komt derhalve € 0,8 mln. lager uit. Dit wordt veroorzaakt door lagere personele kosten bij de Berichtenvoorziening.
Voor DigiD is € 33,6 mln. opgenomen in de begroting. De realisatie bedraagt € 28,6 mln. Ter voorkoming van een dubbele telling is de realisatie DigiD exclusief de kosten van authenticaties die zijn doorbelast aan MijnOverheid. Dit betreft een bedrag van € 7,5 mln. die onterecht in de begroting opgenomen is. Daarnaast is in de begroting geen rekening gehouden met een btw-teruggave ad € 1,0 mln. Om een goede vergelijking te kunnen maken tussen begroting en realisatie dienen de net genoemde posten bij de begroting in mindering te worden gebracht. De referentie komt daarmee op € 25,1 mln. De realisatie komt hoger uit. Dat komt doordat de kosten voor DigiD hoger uitgevallen zijn. Dit heeft als oorzaak dat de authenticatie (op twee-factor-authenticatie met DigiD app of met sms) succesvol naar een hoger betrouwbaarheidsniveau is gebracht. Dit betreft vooral de kosten voor sms, print & porto en BRP-bevragingen.
Bij de overige opdrachten bedraagt de onderuitputting € 5,5 mln. in totaal, waarvan de grootste onderuitputting zichtbaar is bij eID. In de begroting is € 12,0 mln. opgenomen. Realisatie betreft € 8,6 mln. De onderuitputting bij eID wordt veroorzaakt door de vertraging van de start van de Routeringsvoorziening (€ 3,1 mln.) en vertraging inwerkingtreding wet Digitale Overheid (€ 0,3 mln.).
Doorontwikkeling
Bij de doorontwikkelopdrachten is een grote overuitputting te zien. Er is € 0,8 mln. begroot voor doorontwikkeling. De realisatie bedraagt € 25,9 mln. In de begroting konden geen kosten worden begroot voor opdrachten die vanuit de Investeringspost werden gefinancierd, omdat hierover nog geen besluitvorming had plaats gevonden. Bij de Investeringsagenda bedraagt de realisatie en daarmee ook de overuitputting € 16,1 mln. Opdrachten met de grootste realisatie zijn Programma Machtigen (€ 5,6 mln.), Federatief berichtenstelsel (€ 3,0 mln.) en Ontwikkeling Platformservices (€ 2,0 mln.).
Bij de overige doorontwikkeling bedraagt de overuitputting € 9,0 mln. Er is € 0,8 mln. begroot en € 9,8 mln. is gerealiseerd. Met uitzondering van Programma Samen betreft het met name nieuwe opdrachten of doorlopende opdrachten uit 2018 waarvan onduidelijk was of deze in 2019 door zouden lopen. De kosten voor Programma Samen zijn in de begroting bij beheer en exploitatie opgenomen.
Bureau Forum Standaardisatie
Bij BFS is een lichte overschrijding ten opzichte van de begroting zichtbaar. Dit wordt met name veroorzaakt door nieuwe opdrachten, zoals onderzoek herkenning overheidswebsites en vragen om open standaarden bij inkoop.
Omzet moederdepartement
De omzet moederdepartement is € 25,4 mln. hoger dan begroot. Een oorzaak hiervan is dat in de begroting geen rekening is gehouden met opdrachten die vanuit de Investeringspost worden gefinancierd en nieuwe opdrachten die vanuit beleidsgeld worden gefinancierd. Er zijn van het moederdepartement in 2019 geen bijdragen ontvangen waar geen prestatie tegenover staat.
Omzet overige departementen
De omzet overige departementen is € 22,4 mln. lager dan begroot. Dat komt met name door het uitblijven van de kosten voor de aanbesteding, migratie en transitie van enkele grote contracten in het kader van infrastructuur, middleware en applicatiesoftware. Er is in totaal € 28,0 mln. begroot, waarvan het grootste deel van de kosten bij omzet overige departementen is begroot. Bij omzet overige departementen bedraagt de realisatie van deze kosten € 0. Daartegenover staat dat bij DigiD de omzet overige departementen € 8,0 mln. hoger is dan begroot. Een oorzaak hiervan is een onjuiste verdeling tussen omzet overige departementen en omzet derden in de begroting.
Omzet derden
De omzet derden is € 24,2 mln. lager dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door een lagere omzet derden bij DigiD. Bij DigiD is een lagere realisatie van € 14,6 mln. zichtbaar. Het verschil kan worden verklaard door een onjuiste verdeling van omzet tussen derden en overige departementen in de begroting.
Bij MijnOverheid is een lagere realisatie van € 3,7 mln. zichtbaar bij omzet derden. Dit wordt veroorzaakt door de btw-teruggave van € 1,3 mln. en een lager aantal berichten van afnemers buiten het Rijk. Het lagere aantal berichten is een aantal gevallen duidelijk het gevolg van sturing op efficiency. Verder is bij een aantal andere diensten een lagere omzet derden zichtbaar dan begroot.
Bijzondere baten
Er is geen sprake van bijzondere baten.
Personele kosten
Tot de personele kosten zijn gerekend de lonen en salarissen van eigen personeel en de kosten van externe inhuur. Deze capaciteit aan medewerkers is nodig voor het kunnen uitvoeren van alle geplande activiteiten. De begrote kosten voor capaciteit hangen samen met de begrote omzet. Voor het merendeel van de dienstverlening geldt dat de werkelijke kosten worden afgerekend. Dit houdt in dat wanneer werkzaamheden niet doorgaan dit invloed heeft op zowel de kosten als de omzet. De personele kosten zijn ten opzichte van 2018 met 14% toegenomen, maar het aandeel van de personele kosten van de totale kosten is gelijk gebleven en bedraagt evenals in 2018 30%.
Ten opzichte van de begroting zijn de totale personeelskosten € 8,7 mln. hoger. Dit is met name veroorzaakt doordat in de begroting voor een groot deel geen rekening is gehouden met doorontwikkelactiviteiten gefinancierd vanuit de investeringspost. Deze bestaan voor een deel uit personele kosten.
De kosten voor externe inhuur zijn € 9,8 mln. hoger dan begroot. De verhouding externe inhuur ten opzichte van het eigen personeel is hoger dan begroot. Dit is veroorzaakt doordat veel interne vacatures niet vervuld konden worden (schaarste van ICT-personeel) en de reorganisatie (nieuwe functies die snel ingevuld moesten worden). In 2019 was de gemiddelde bezetting 312 fte’s eigen personeel en 187 fte’s externe inhuur. Daarmee zijn de gemiddelde salariskosten per fte eigen personeel € 91.000 en de gemiddelde kosten van externe inhuur inclusief btw € 167.000. In 2018 was de gemiddelde bezetting 298 fte’s eigen personeel en 150 fte’s externe inhuur. De stijging in het aantal fte’s is veroorzaakt door meer activiteiten op zowel beheer en exploitatie als doorontwikkeling.
Materiële kosten
De materiële kosten van € 144,7 mln. zijn € 30,1 mln. lager dan begroot. In de begroting is rekening gehouden met € 28,0 mln. kosten voor de aanbesteding, migratie en transitie van enkele grote contracten in het kader van infrastructuur, middleware en applicatiesoftware van Digipoort. Hiervan is in 2019 in totaal € 2,6 mln. gerealiseerd, waarvan € 1,4 mln. materiële kosten. Verder is op de overige beheer en exploitatie activiteiten in totaal € 19,0 mln. minder gerealiseerd. Hiervan betreft een groot deel materiële kosten. Daarnaast is in de begroting een dubbeltelling van de DigiD authenticaties die zijn doorbelast aan MijnOverheid van € 7,5 mln. Daarentegen is bij de doorontwikkelactiviteiten een overschrijding van € 25,0 mln. ten opzichte van de begroting te zien. Hiervan is een deel materiële kosten. De materiële kosten bestaan uit kosten voor beheer en exploitatie, doorontwikkeling en overige kosten van de voorzieningen (€ 135,8 mln.) en kosten voor bedrijfsvoering (€ 8,9 mln.). De kosten voor de voorzieningen zijn voornamelijk ICT-kosten die aan private partijen worden betaald voor infrastructuur, applicatiebeheer, licenties, migraties, ontwikkelfees, sms-dienstverlening, servicedesks, veiligheidsmaatregelen, testen, audits en benchmarks. De kosten voor de bedrijfsvoering betreffen voornamelijk kosten voor huisvesting, ICT, werkplekkosten en overige bedrijfsvoeringaspecten.
Afschrijvingskosten
Logius heeft in 2019 zelf geen investeringen gedaan, maar deze uitbesteed aan de markt. Hierdoor is er in 2019 geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit.
Saldo van baten en lasten
Het incidentele negatieve resultaat van € 47.000 is ontstaan door zowel incidentele baten en lasten. Namelijk door een positief resultaat ad € 16.000 op de kosten voor bedrijfsvoering en personeel met de dekkingsverschillen op de opslag overhead en tarieven. Daarnaast is er een negatief resultaat van € 23.000 als gevolg van resultaten van voorgaande boekjaren en vrijval van transitorische posten uit 2018. Ook de vennootschapsbelasting over 2018 leidt tot een negatief resultaat van € 40.000. Aangezien het hier incidentele baten en lasten betreffen, heeft het geen effect op het toekomstig resultaat van Logius. Het resultaat wordt ten laste van het eigen vermogen gebracht.
Balans
Balans 2019 | Balans 2018 | |
---|---|---|
Activa | ||
Vaste activa | 800 | 1.202 |
Immateriële vaste activa | 0 | 0 |
Materiële vaste activa | 800 | 1.202 |
Grond en gebouwen | 0 | 0 |
Installaties en inventarissen | 0 | 2 |
Projecten in uitvoering | 0 | 0 |
Overige materiële vaste activa | 800 | 1.200 |
Vlottende activa | 99.472 | 116.352 |
Voorraden en onderhanden projecten | 0 | 0 |
Vorderingen | 27.068 | 48.681 |
Debiteuren | 5.632 | 28.405 |
Overige vorderingen en overlopende activa | 21.436 | 20.276 |
Liquide middelen | 72.404 | 67.670 |
Totaal activa | 100.272 | 117.554 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | 7.265 | 7.312 |
Exploitatiereserve | 7.312 | 5.894 |
Onverdeeld resultaat | ‒ 47 | 1.418 |
Voorzieningen | 0 | 0 |
Langlopende schulden | 0 | 270 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën | 0 | 270 |
Kortlopende schulden | 93.007 | 109.972 |
Crediteuren | 2.669 | 15.116 |
Schulden bij het Rijk | 0 | 0 |
Belastingen en premies sociale lasten | ‒ 2.113 | ‒ 2.305 |
Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën | 270 | 410 |
Overige schulden en overlopende passiva | 92.181 | 96.751 |
Totaal passiva | 100.272 | 117.554 |
Toelichting
Vorderingen
Debiteuren
De debiteuren betreffen alle openstaande verkoopfacturen per 31 december 2019. Het gaat grotendeels om facturen aan opdrachtgevers over het laatste kwartaal 2019, te weten het moederdepartement € 0,9 mln., overige departementen € 1,7 mln. en derden € 3,0 mln.
Overige vorderingen en overlopende activa
Deze post overige vorderingen en overlopende activa bedraagt € 21,4 mln. Dit betreft voornamelijk posten van projecten waarbij de werkzaamheden in 2019 hebben plaatsgevonden. Hierbij kan het zijn dat de projecten worden afgerekend met de opdrachtgevers (€ 15,0 mln.) of projecten die nog doorlopen in 2020 (€ 4,0 mln.). Deze post is onder te verdelen naar moederdepartement € 11,8 mln., overige departementen € 7,0 mln. en derden € 2,6 mln.
Eigen vermogen
Het eigen vermogen blijft onder de toegestane maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet over drie jaar, zijnde € 9,4 mln. Het eigen vermogen bedraagt € 7,3 mln. Het negatieve resultaat van € 47.000 wordt hierop in mindering gebracht.
Kortlopende schulden
Crediteuren
De post crediteuren bestaat uit alle openstaande facturen per 31 december 2019 waarvan de prestatie per balansdatum is geleverd. Het merendeel betreft geleverde prestaties in het laatste kwartaal 2019, onder te verdelen naar moederdepartement € 0,1 mln., overige departementen € 1,5 mln. en derden € 1,0 mln.
Belastingen en premies sociale lasten
Van de omzet komt 12,1 % van derden. Voor een deel van deze omzet is Logius vanaf 2018 BTW-plichtig. De vooraftrek BTW voor afnemers (€ 2,9 mln.) van de dienstverlening Logius is in 2019 extracomptabel bepaald en wordt in mindering gebracht middels een eindafrekening aan betreffende derden. Verder betreft dit de BTW die afgedragen (€ 0,7 mln.) moet worden na toepassing van de BTW-verleggingsregeling (buitenlandse leveranciers). Ook de af te dragen vennootschapsbelasting van 2018 en 2019 is hierin opgenomen (€ 48.000). De sociale lasten van opgebouwd vakantiegeld en eindejaarsuitkering in 2019 zijn opgenomen in de post overige verplichtingen en overlopende passiva.
Overige verplichtingen en overlopende passiva
De post overige verplichtingen en overlopende passiva bestaat voornamelijk uit nog te ontvangen facturen van leveranciers en vooruitgefactureerde voorschotten. Het aandeel van het moederdepartement in de overlopende verplichtingen en overlopende passiva is € 36,1 mln., van overige departementen € 39,3 mln. en van derden € 16,7 mln.
Kasstroomoverzicht
(1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | ||
---|---|---|---|---|
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen | 48.000 | 67.670 | 19.670 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 228.779 | 234.362 | 5.583 | |
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) | ‒ 228.379 | ‒ 229.218 | ‒ 839 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 400 | 5.144 | 4.744 |
Totaal investeringen (-/-) | 0 | 0 | 0 | |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 0 | 0 | |
3. | Totaal investeringskasstroom | 0 | 0 | 0 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | 0 | 0 | |
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 | |
Aflossingen op leningen (-/-) | ‒ 400 | ‒ 410 | ‒ 10 | |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 0 | 0 | 0 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | ‒ 400 | ‒ 410 | ‒ 10 |
5. | Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €. | 48.000 | 72.404 | 24.404 |
Toelichting
De kasstroom uit operationele activiteiten heeft betrekking op de dagelijkse bedrijfsvoering en is hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door een hogere beginstand (€ 19,7 mln.) en hogere operationele ontvangsten dan uitgaven (€ 4,7 mln.) dan begroot. In 2019 zijn er geen investeringen gepleegd. De kasstroom uit financieringsactiviteiten betreft een aflossing op de langlopende lening bij het Ministerie van Financiën van € 0,4 mln.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren
Realisatie | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Vastgestelde begroting | |
---|---|---|---|---|---|
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | |
Omschrijving generiek Deel | |||||
Verloop kostprijs (basisjaar 2017 = 100 | 128 | 100 | 129 | 139 | 99 |
Verloop kostprijs MijnOverheid | n.v.t. | n.v.t. | € 0,38 | € 0,47 | € 0,44 |
Verloop kostprijs DigiD | n.v.t. | n.v.t. | € 0,10 | € 0,12 | € 0,12 |
Verloop kostprijs DigiD Machtigen | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | € 0,71 | € 0,71 |
Verloop tarieven (basisjaar 2011 = 100) | 94 | 94 | 94 | 94 | 94 |
Verloop uurtarief | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Doorlichting BLA's | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Totale omzet Logius | € 169 mln. | € 180 mln. | € 179 mln. | € 208 mln. | € 229 mln. |
Omzet per cluster (in %): | |||||
Identificatie & Autorisatie | n.v.t. | 35% | n.v.t. | 32% | 28% |
Dienstverlening | n.v.t. | 35% | n.v.t. | 35% | 36% |
Gegevens | n.v.t. | 6% | n.v.t. | 8% | 7% |
Interconnectiviteit | n.v.t. | 17% | n.v.t. | 18% | 24% |
Overige voorzieningen | n.v.t. | 7% | n.v.t. | 7% | 6% |
Fte overhead | 24% | 31% | 30% | 23% | 30% |
Fte-totaal (excl. externe inhuur) | 238 | 290 | 306 fte | 329 fte | 356 fte |
Saldo van baten en lasten | ‒ 0,40% | 1,00% | 0,79% | ‒ 0,02% | 0,0% |
Klanttevredenheid (KTO) | niet uitgevoerd | uitgevoerd | niet uitgevoerd | n.v.t. | |
Medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) | 7,1 | n.v.t. | n.v.t. | 7,0 | n.v.t. |
Benchmark | uitgevoerd | uitgevoerd | uitgevoerd | uitgevoerd | n.v.t. |
Omschrijving specifiek Deel | |||||
DigiD | |||||
*Aantal DigiD authenticaties | 258 mln. | 280 mln. | 308 mln. | 341 mln. | 341 mln. |
MijnOverheid | |||||
* Aantal berichten | 75 mln. | 82 mln. | 81 mln. | 106 mln. | |
Digipoort (OTP) | |||||
* Aantal berichten via Digipoort | 75 mln. | 143 mln. | 184 mln. | 193 mln. | 169 mln. |
* Doorlooptijd 1e lijns vraagbeantwoording | 96% 48 uur | 96% 48 uur | 92% 48 uur | 90% 24 uur |
Toelichting
– Indexcijfer verloop kostprijs is gebaseerd op het gemiddelde verloop van de volwassen producten DigiD, Digipoort Handel en Transport en MijnOverheid. Het indexcijfer (99) in de begroting 2019 is niet bijgesteld voor de daadwerkelijk begrote bedragen. Daardoor is het niet goed vergelijkbaar met de realisatie. De stijging in 2019 ten opzichte van 2018 wordt veroorzaakt doordat in 2019 ook de kostprijs van MijnOverheid onderdeel is van het realisatiecijfer.
– Verloop kostprijs MijnOverheid: de kostprijs van MijnOverheid is gebaseerd op de kosten MijnOverheid (buiten de btw) gedeeld door het aantal berichten (netto). De stijging van het werkelijk tarief ten opzichte van het voorschottarief in 2019 wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door een lager aantal berichten dan begroot. In 2018 ten opzichte van. 2019 waren de kosten lager door latere migratie van MijnOverheid vanuit de RDW, ook was in 2018 de benodigde geplande beheercapaciteit niet aanwezig. In 2019 was de benodigde geplande beheercapaciteit wel aanwezig. Verder stegen de DigiD authenticaties en BRP bevragingen onder ander door het gebruik van de App.
– Verloop kostprijs DigiD: de kostprijs van DigiD is gebaseerd op de kosten DigiD (buiten de btw) gedeeld door het aantal authenticaties (netto). De kosten voor DigiD zijn in 2019 gestegen door het meer toepassen van DigiD Midden, dit brengt sms-kosten met zich mee als de App niet gebruikt wordt. De kostprijs is echter wel conform begroting.
– Verloop kostprijs DigiD Machtigen: de kostprijs van DigiD Machtigen is gebaseerd op de kosten DigiD Machtigen gedeeld door het aantal machtigingen (netto). De kostprijs is conform begroting.
– De tarieven per uur zijn de directe loonkosten eigen personeel en gebaseerd op de handleiding overheidstarieven. De tariefontwikkeling is conform begroting.
– Klanttevredenheid: Logius organiseert onderzoeken naar klanttevredenheid met betrekking tot de prestaties betreffende de dienstverlening. In 2019 heeft geen KTO plaatsgevonden.
– Medewerkerstevredenheidonderzoek: in 2019 is een medewerkerstevredenheidonderzoek onder de medewerkers van Logius uitgevoerd. De behaalde score is een 7,0.
– Benchmark: Logius doet jaarlijks mee met de Rijksbrede Benchmark.
– Fte-totaal (excl. externe inhuur): de bezetting per jaareinde 2019 is 329 fte. Dit is 27 fte. lager dan begroot.
– DigiD aantal authenticaties: het aantal authenticaties DigiD is 341 miljoen.. (bruto). Dit is gelijk aan de begroting.
– MijnOverheid aantal berichten: het aantal berichten MijnOverheid voor 2019 is 81 mln. (bruto). Het aantal berichten is in de begroting te hoog ingeschat. In de begroting is aangegeven dat een goed toekomstig inzicht ontbreekt door de volgende ontwikkelingen: (1) het mogelijk verdwijnen van de verplichtstelling uit de Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst (Wet EBV), (2) signalen over terughoudendheid op aansluiten of verzenden vanwege de doorbelasting en (3) de ontwikkelingen rond het federatief stelsel.
– Digipoort aantal berichten: de berichtenstromen die meetellen in het kengetal t/m 2016 zijn aangepast. Vanaf het jaar 2017 tellen er meer berichtenstromen mee. Hierdoor wijken de getallen t/m 2016 af. Het aantal berichten dat via Digipoort is verstuurd in 2019 is 193 miljoen. De toename betreft met name Single Window.
– Digipoort doorlooptijd eerstelijns vraagbeantwoording: 92% van de vragen is binnen 48 uur beantwoord. In de begroting is een onjuiste norm gehanteerd, de norm is 80% in 48 uur.
Inleiding
P-Direkt levert voor circa 130.000 medewerkers en managers, werkzaam binnen de Rijksoverheid, moderne, efficiënte, betrouwbare en direct toegankelijke administratieve dienstverlening voor personeelszaken. De diensten zijn gericht op eigen verantwoordelijkheid, vertrouwen en zelfbediening. De salarisbetaling en informatievoorziening zijn belangrijke eindproducten.
P-Direkt hanteert daarbij de volgende kernwaarden: Betrouwbaar, Efficiënt, Klantgericht en Innovatief (BEKI).
Ontwikkelingen 2019
Nieuwe aansluitingen
In 2019 heeft P-Direkt dienstverlening verricht voor een aantal nieuwe onderdelen. Met ingang van 1 januari zijn de Eerste Kamer, de Tweede Kamer, de Autoriteit Persoonsgegevens en het Bureau Financieel Toezicht aangesloten.
Ontwikkelingen in de rechtspositie en de arbeidsvoorwaarden van de Rijksambtenaar
Per 1 januari 2020 is de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (WNRA) in werking getreden en is het individueel keuzebudget (IKB) van kracht. Dit heeft een grote impact gehad op de dienstverlening van P-Direkt. In 2019 moest daarom nieuwe software worden aangeschaft en vervolgens worden aangepast tot een gebruiksvriendelijke portaaloplossing. Ook zijn de medewerkers van het contact center opgeleid over de nieuwe terminologie en rechtspositie. Daarnaast is er aandacht besteed aan communicatie richting de departementen en Rijksambtenaren.
Het continu verbeteren van de efficiency
In 2019 is gestart met de implementatie van een workloadmanager, waarmee op basis van het kennisniveau van een contact center medewerker een koppeling wordt gelegd met de afhandelingsverzoeken die P-Direkt ontvangt. Daarmee wordt een basis gelegd voor het steeds beter worden in het FTR (First Time Right) bedienen van de klant.
Het continu ontwikkelen van de dienstverlening
In 2019 is de vervanging van de portaal technologie («front–end») afgerond. De zichtbare voorkant van de systemen van P-Direkt is nu technisch integraal vervangen. De volgende stap is het vervangen van de hardware om in 2020 te kunnen beginnen met de installatie van de nieuwe databases. Verder zijn er in 2019 verbeteringen doorgevoerd in de GesprekscyclusRijk, is de personeelsschouw doorontwikkeld en de FunctieRuil-app met bijbehorende ondersteunende website beschikbaar gekomen.
Verbeteren informatievoorziening vanuit «veilige haven»
In 2019 is nieuwe tooling voor dashboards aangeschaft, is het ontwikkelteam opgeleid in het gebruiken ervan en is in samenwerking met SSC-ICT de ontwikkelomgeving opgebouwd. In 2020 kan dan worden gestart met het maken van aansprekender dashboards en rapportages.
Samenwerking met de bedrijfsketen
In het kader van de samenwerking met UBR|Personeel i.o. in het digitaal ondersteunen van de HRM processen zijn in 2019 de processen Werving en Selectie, Modern in dienst treden en onboarden gerealiseerd. Ook is een start gemaakt met de (harde) onboarding in samenwerking met UBR|Personeel i.o., SSC-ICT en FM-Haaglanden.
Nieuwe dienstverlening
P-Direkt heeft de opdracht gekregen om te voorzien in dienstverlening op ondersteuning in Rijksbrede roosterprocessen. In 2019 zijn de leden van de bonden niet akkoord gegaan met de geharmoniseerde wet- en regelgeving op dit gebied. Omdat vanuit de ministeries de wens voor centrale ondersteuning met een Rijksbreed systeem nog steeds groot is, heeft de stuurgroep besloten om het Rijksroosteren verder vorm en inhoud te laten geven.
Staat van baten en lasten
Omschrijving | (1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | (4) Realisatie t-1 |
---|---|---|---|---|
Baten | ||||
Omzet | 98.656 | 100.903 | 2.247 | 92.446 |
Omzet moederdepartement | 89.826 | 91.252 | 1.426 | 87.873 |
Omzet overige departementen | 8.830 | 9.420 | 590 | 4.563 |
Omzet derden | 0 | 231 | 231 | 10 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 196 | 196 | 556 |
Bijzondere baten | 0 | 0 | 0 | 168 |
Rentebaten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal baten | 98.656 | 101.099 | 2.443 | 93.170 |
Lasten | ||||
Apparaatskosten | 86.871 | 89.583 | 2.712 | 78.522 |
Personele kosten | 50.118 | 50.552 | 434 | 47.425 |
Waarvan eigen personeel | 42.166 | 41.343 | ‒ 823 | 38.846 |
Waarvan inhuur externen | 6.717 | 8.377 | 1.660 | 7.931 |
Waarvan overige personele kosten | 1.235 | 832 | ‒ 403 | 648 |
Materiële kosten | 36.753 | 39.031 | 2.278 | 31.097 |
Waarvan apparaat ICT | 11.109 | 10.879 | ‒ 230 | 6.228 |
Waarvan bijdrage aan SSO's | 23.394 | 25.537 | 2.143 | 22.284 |
Waarvan overige materiële kosten | 2.250 | 2.615 | 365 | 2.585 |
Rentelasten | 340 | 333 | ‒ 7 | 652 |
Afschrijvingskosten | 11.445 | 10.154 | ‒ 1.291 | 13.667 |
Materieel | 95 | 162 | 67 | 233 |
Waarvan apparaat ICT | 95 | 89 | ‒ 6 | 38 |
Immaterieel | 11.350 | 9.992 | ‒ 1.358 | 13.434 |
Overige lasten | 0 | 174 | 174 | 323 |
Dotaties voorzieningen | 0 | 174 | 174 | 323 |
Bijzondere lasten | 0 | 0 | 0 | |
Totaal lasten | 98.656 | 100.244 | 1.588 | 93.164 |
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening | 0 | 855 | 855 | 6 |
Agentschapsdeel Vpb-lasten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 855 | 855 | 6 |
Toelichting
Baten
Onderverdeling naar | Moederdepartement | Overige departementen | Derden | Totaal |
---|---|---|---|---|
Generieke Dienst | 84.866 | 804 | 152 | 85.822 |
Specifiek/Maatwerk | 5.045 | 7.508 | 30 | 12.583 |
Projecten | 1.341 | 1.108 | 49 | 2.498 |
Overige Ontvangsten / bijdragen | 0 | n.v.t. | n.v.t. | 0 |
Totaal | 91.252 | 9.420 | 231 | 100.903 |
Omzet moederdepartement
De gerealiseerde baten zijn hoger dan begroot. Dit betreft voornamelijk doorbelasting van de projectinspanningen in het kader van de WNRA en de samenwerking met UBR|Personeel i.o. P-Direkt heeft geen bijdrage ontvangen zonder dat daar dienstverlening tegenover stond.
Omzet overige departementen
De gerealiseerde baten zijn hoger dan begroot. Dit betreft voornamelijk doorbelasting van de projectinspanningen in het kader van de roosterprocessen, de leverancierskosten in het kader van de aanmaak van Rijkspassen en de aansluiting van nieuwe deelnemers.
Omzet derden
Met ingang van 2019 levert P-Direkt dienstverlening aan twee zbo's met eigen rechtspersoonlijkheid.
Vrijval voorzieningen
P-Direkt heeft in 2018 een voorziening gevormd in verband met onzekerheid over de mogelijke invordering van een aantal openstaande debiteuren. Doordat in 2019 toch nog een betaling is binnengekomen kan deze voorziening weer (deels) vrijvallen. Het betreft daarnaast de vrijval van de 2019 tranche van een meerjarige personele voorziening.
Personele kosten
De hogere kosten van externe inhuur betreft de inzet op Rijksbrede projecten in het kader van productaanpassing en modernisering en samenwerking met andere ketenpartners. Daar staan ook extra opbrengsten tegenover.
De lagere kosten van intern personeel worden veroorzaakt door een onderbezetting (96%). Dit betreft voornamelijk de uitbreiding van de IT-capaciteit waar P-Direkt wordt geconfronteerd met concurrentie op de arbeidsmarkt. De opleidingskosten zijn lager dan begroot, doordat P-Direkt veel opleidingen intern organiseert.
Materiële kosten
Bijdrage aan SSO’s
Dit betreft voornamelijk de kosten van kantoorautomatisering, ICT-applicatiebeheer en de huisvestingskosten. De stijging ten opzichte van de begroting wordt veroorzaakt door een kostenstijging van de storage bij SSC-ICT en de extra kostenfactuur van SSC-ICT ten bedrage van € 778.000. Daarmee heeft P-Direkt een bijdrage geleverd aan het oplossen van het exploitatietekort bij SSC-ICT.
Apparaat ICT
Dit betreft voornamelijk de kosten van systeemlicenties en uitbestede systeemontwikkeling.
Overige materiële kosten
Dit betreft bureaukosten en overige personeelskosten, zoals de dienstreis- en forensenvergoedingen.
Afschrijvingskosten
De in 2018 en 2019 geplande investeringen in het verbeteren van de bestaande dienstverleningssystemen zijn gedeeltelijk uitgesteld, om de ICT-leverancier de tijd te geven het huidige beheer op orde te brengen. Dit resulteert in een lagere dan begrote realisatie.
Dotaties voorzieningen
P-Direkt heeft een voorziening gevormd voor openstaande debiteuren waarvan de betaling onzeker is. Daarnaast is een voorziening getroffen ter dekking van mogelijke claims van afnemers in verband met gederfd loonkostenvoordeel als gevolg van een fout van P-Direkt.
Toelichting saldo baten-lasten
Het positieve resultaat wordt voornamelijk veroorzaakt door een onderbezetting op de ambtelijke formatie.
Balans
Balans 2019 | Balans 2018 | |
---|---|---|
Activa | ||
Vaste activa | 13.941 | 21.434 |
Immateriële vaste activa | 13.579 | 21.179 |
Materiële vaste activa | 362 | 255 |
Grond en gebouwen | 0 | 0 |
Installaties en inventarissen | 125 | 198 |
Projecten in uitvoering | 0 | 0 |
Overige materiële vaste activa | 237 | 57 |
Vlottende activa | 22.418 | 23.589 |
Voorraden en onderhanden projecten | 0 | 0 |
Vorderingen | 4.909 | 3.190 |
Debiteuren | 2.254 | 768 |
Overige vorderingen en overlopende activa | 2.655 | 2.422 |
Liquide middelen | 17.509 | 20.399 |
Totaal activa | 36.359 | 45.023 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | 5.048 | 4.193 |
Exploitatiereserve | 4.193 | 4.187 |
Onverdeeld resultaat | 855 | 6 |
Voorzieningen | 241 | 429 |
Langlopende schulden | 7.482 | 8.733 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën | 7.482 | 8.733 |
Kortlopende schulden | 23.588 | 31.668 |
Crediteuren | 2.129 | 2.870 |
Belastingen en premies sociale lasten | 752 | 729 |
Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën | 5.152 | 8.622 |
Overige schulden en overlopende passiva | 15.555 | 19.447 |
Totaal passiva | 36.359 | 45.023 |
Toelichting
Debiteuren en overige vorderingen en overlopende activa
De post debiteuren betreft de gefactureerde en nog te ontvangen bedragen voor verrichte diensten en leveringen. De post overige vorderingen en overlopende activa betreft voornamelijk vooruitbetaalde onderhoudskosten van licenties en een klein deel nog te factureren projectkosten en rijkspasproductie 2019.
Onderverdeling naar | Moederdepartement | Overige departementen | Derden | Totaal |
---|---|---|---|---|
Debiteuren | 1.643 | 319 | 292 | 2.254 |
Overige vorderingen en overlopende activa | 245 | 55 | 2.355 | 2655 |
Totaal | 1.888 | 374 | 2.647 | 4.909 |
Eigen Vermogen
De Regeling Agentschappen stelt dat het een baten-lastenagentschap is toegestaan om reserves tot een bedrag van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaren aan te houden.
De gemiddelde jaaromzet komt ultimo 2019 uit op € 4,699 mln. Met het resultaat van 2019 wordt deze maximaal toegestane reserve met € 0,349 mln. overschreden. Dit bedrag zal in 2020 aan de eigenaar worden overgedragen.
Voorzieningen
In 2018 heeft P-Direkt een voorziening getroffen van € 323.000 ter dekking van waarschijnlijk oninbare vorderingen. In 2019 is alsnog € 158.000 binnengekomen en derhalve kon dit deel vrijvallen ten gunste van het resultaat 2019. Daartegenover staat een dotatie aan de voorziening dubieuze debiteuren van € 60.500.
Voorziening Dubieuze Debiteuren | 31-12-2019 | 31-12-2018 |
---|---|---|
Stand per 31-12-2018 | 323 | 0 |
Dotatie 2018 | ‒ | 323 |
Dotatie 2019 | 60 | |
Afboeking 2019 | ‒ 165 | |
Vrijval 2019 | ‒ 158 | |
Stand per 31-12-2019 | 60 | 323 |
Een tweede deel van de vrijval voorzieningen betreft de eenmalige dotatie aan een voorziening in 2011 voor de uitvoering van personele regelingen. De aard van de voorziening is langlopend. Het niet-aangesproken deel van € 38.000 dat betrekking heeft op het jaar 2019, is vrijgevallen ten gunste van het resultaat 2019. Daarnaast is een voorziening getroffen ter dekking van mogelijke claims van afnemers.
Overige Voorzieningen | 31-12-2019 | 31-12-2018 |
---|---|---|
Stand per 31-12-2018 | 106 | 662 |
Dotatie 2019 ivm mogelijke schadeclaims | 113 | |
Vrijval Voorziening Personele Regelingen | ‒ 38 | ‒ 39 |
Vrijval Voorziening Herindeling Rijk | ‒ 517 | |
Stand per 31-12-2019 | 181 | 106 |
Totaal Voorzieningen | 241 | 429 |
Langlopende schulden
In 2019 is er een lening van € 3,9 mln. afgeroepen ter financiering van de investeringen in immateriële vaste activa. De aflossingsverplichtingen van de leningen voor het jaar 2020 zijn opgenomen onder de kortlopende schulden.
Kortlopende schulden
De facturen die zijn opgenomen onder de post crediteuren per ultimo 2019 zijn nagenoeg allemaal in de eerste weken van 2020 betaald.
Onder de post overige schulden zijn opgenomen de vooruitontvangen omzet 2020 en volgende jaren, de nog te betalen kosten 2019 aan interne en externe dienstverleners en de schuld aan het personeel. Deze verplichting is qua premies verantwoord onder de post Belastingen en Premies.
Onderverdeling naar: | Moederdepartement | Overige departementen | Derden | Totaal |
---|---|---|---|---|
Crediteuren | 545 | 21 | 1.563 | 2.129 |
Belasting en Premies | 0 | 42 | 710 | 752 |
Aflossing 2020 | 0 | 5.152 | 0 | 5.152 |
Overige schulden | 6.143 | 5.728 | 3.684 | 15.555 |
Totaal | 6.688 | 10.943 | 5.957 | 23.588 |
Kasstroomoverzicht
(1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | ||
---|---|---|---|---|
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen | 3.919 | 20.399 | 16.480 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 98.656 | 101.917 | 3.261 | |
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) | ‒ 87.211 | ‒ 97.424 | ‒ 10.213 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 11.445 | 4.493 | ‒ 6.952 |
Totaal investeringen (-/-) | ‒ 8.095 | ‒ 3.871 | 4.224 | |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 1.210 | 1.210 | |
3. | Totaal investeringskasstroom | ‒ 8.095 | ‒ 2.661 | 5.434 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | 0 | 0 | |
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 | |
Aflossingen op leningen (-/-) | ‒ 10.222 | ‒ 8.622 | 1.600 | |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 8.000 | 3.900 | ‒ 4.100 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | ‒ 2.222 | ‒ 4.722 | ‒ 2.500 |
5. | Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) | 5.047 | 17.509 | 12.462 |
Toelichting
Operationele kasstroom
De lagere operationele kasstroom wordt voornamelijk veroorzaakt door een stijging van de vorderingen (+ € 1,7 mln.) en een afloop van de schuldposten vooruitgefactureerde termijnen (- € 1,7 mln.) en nog te ontvangen facturen (- € 2,3 mln.).
Investeringskasstroom
De investeringen betreffen voornamelijk de aanschaf en desinvestering van licenties en de vervanging van de carrièresites van de overheid.
Van de in 2019 geplande investeringen in het verbeteren van de bestaande dienstverleningssystemen is een deel uitgesteld om de ICT-leverancier de tijd te geven het huidige beheer op orde te brengen.
Financieringsstroom
Het beroep op de leenaanvraag is gelijk aan het totaal van de investeringen.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren
P-Direkt werkt met een Producten- en dienstengids (PDG) inclusief servicelevels. In de PDG zijn de verschillende diensten en activiteiten, leveringsvoorwaarden en de kwaliteitsborging vastgelegd die de ministeries van P-Direkt kunnen verwachten.
Om beter aan te sluiten op het huidige takenpakket, de huidige sturingsbeginselen en meetmethoden is met ingang van 2019 gekozen voor een nieuw stelsel van servicelevels. Hierin staat de maandelijks gemeten gebruikerstevredenheid centraal en een aantal daarvan afgeleide servicelevels.
Omschrijving generiek deel | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Vastgestelde begroting |
---|---|---|---|---|---|
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | |
Omschrijving Generiek Deel | |||||
Kostprijzen per product (groep) | 693,74 | 691,8 | 697 | 676,1 | 689,6 |
Verloop tarieven/uur (basisjaar 2011=100) | 120,7 | 120,3 | 121,2 | 117,6 | 119,9 |
Aantal individuele arbeidsrelaties (IAR) | 125.328 | 125.532 | 126.812 | 131.862 | 128.630 |
Totale omzet basisdienstverlening (x1.000) | 82.220 | 83.154 | 84.643 | 85.822 | 84.126 |
Totale omzet overige + projecten (x1.000) | 3.546 | 5.446 | 7.803 | 15.081 | 14.530 |
Fte-totaal (excl. externe inhuur) | 559 | 582,77 | 606,9 | 595,6 | 622 |
Saldo van baten en lasten (%) | – 5,18% | 3,69% | 0,01% | 0,85% | 0,00% |
Medewerkerstevredenheid | 6,9 | ng | 7- | ng | 7 |
Gebruikerstevredenheid: | |||||
De mate waarin medewerkers en managers tevreden zijn over de dienstverlening van P-Direkt. | 7,2 | 7 | 7,3 | 7,3 | >7 |
Tijdige afhandeling vragen, klachten, wijzigingen en documenten: | |||||
P-Direkt beantwoordt vragen en klachten binnen 5 werkdagen. | ng | ng | ng | 92,4% | 90% |
P-Direkt verwerkt wijzigingen binnen 5 werkdagen. | ng | ng | ng | 83,8% | 90% |
P-Direkt archiveert documenten binnen 10 werkdagen. | ng | ng | ng | 50,9% | 90% |
De gemiddelde wachttijd per dag aan de telefoon is maximaal 45 seconden. | ng | 43 sec | ng | 54 sec | 45 sec |
Beschikbaarheid systeem: | |||||
Het P-Direktportaal is zeven dagen per week en 24 uur per dag beschikbaar. Op werkdagen geldt een beschikbaarheidsnorm tussen 8.00 uur tot 17.00 uur. | 98,90% | 96,7% | 99,5% | 99,5% | 98% |
Bereikbaarheid: | |||||
Het contactcenter is bereikbaar van 8.00 uur tot 22.00 uur. | ng | ng | ng | 97,5% | 98% |
Betrouwbaarheid: | |||||
P-Direkt zorgt voor volledige en tijdige dataleveringen via interfaces. | ng | ng | 99,4 | 100,0% | 98% |
P-Direkt verwerkt wijzigingen op een juiste manier. | ng | ng | 99,2 | 99,2 | 98% |
Toelichting
Kostprijs per productgroep
P-Direkt realiseert in opdracht van de eigenaar jaarlijks een efficiencydoelstelling van 1%. Daarnaast is met de centraal opdrachtgever een incidentele absolute korting op het tarief afgesproken in verband met lagere investeringen in de (door)ontwikkeling van de dienstverlening. De gerealiseerde kostprijs is lager doordat in 2019 tegen dezelfde absolute doorbelasting ongeveer 3.000 IAR meer departementale medewerkers zijn bediend.
Fte-totaal
Omdat er tegelijkertijd sprake is van nieuwe dienstverlening en toename van de basis dienstverlening en de intensivering van onderhoud, beheer en ontwikkeling door ambtelijk personeel is er sprake van groei van de personele formatie. Het aantrekken van IT-medewerkers is in 2019 lastiger dan voorgaande jaren waardoor het bezettingspercentage is uitgekomen op 96%.
Gebruikerstevredenheid
Met een klanttevredenheid van 7,3 haalt P-Direkt de norm in 2019. Ook de tijdige afhandeling vragen en klachten komt met 92,4% boven de norm uit.
Tijdige afhandeling vragen, klachten, wijzigingen en documenten
De tijdige afhandeling van wijzigingen is met 83,8% onder de gestelde norm van 90% uitgekomen. Dit is veroorzaakt door de implementatie van een nieuw systeem en meer aanbod dan verwacht. Daarmee samenhangend is ook de norm voor tijdige beantwoording van telefoongesprekken niet gehaald. P-Direkt heeft extra capaciteit ingehuurd om de opgebouwde voorraad weg te werken in 2020.
Inleiding
Samen met de andere Shared Service Organisaties (SSO’s) en het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) draagt Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) bij aan een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering van de rijksdienst. UBR levert (kennisintensieve) dienstverlening op het gebied van ICT, personeel, organisatie, inkoop, overheidspublicaties, beveiliging en logistiek.
Niet alleen ondersteunt UBR rijksoverheidsorganisaties door bedrijfsvoeringstaken voor hen uit te voeren, ook ondersteunt UBR hen in het realiseren van hun maatschappelijke opgaven. Onze hoogwaardige expertise en realisatiekracht zetten we in voor het begeleiden van (digitale) transformaties en het ontwikkelen van nieuwe dienstverlening.
Voor het ontwikkelen van nieuwe dienstverlening heeft UBR het Ontwikkelbedrijf. In opdracht van bestuurders worden hier nieuwe dienstverleningsconcepten ontwikkelt. Op het moment dat deze concepten stabiel uitontwikkeld zijn, wordt het dienstverleningsconcept/organisatie overgedragen aan een van de UBR-onderdelen dan wel een partij binnen/buiten de Rijksoverheid. Het Ontwikkelbedrijf zorgt ervoor dat onze dienstverlening voor het Rijk actueel en relevant is en blijft.
Onderstaand volgt per organisatieonderdeel een greep uit de dienstverlening in 2019:
– UBR|I-Interim Rijk vormt een ecosysteem samen met het Rijks ICT Gilde en ICT traineeprogramma’s. Om te zorgen dat de kennis binnen de overheid actueel blijft, wordt actief kennis uitgewisseld met onderwijsinstellingen en bedrijven.
– UBR|Rijksconsultants is ontstaan uit de integratie van Interimmanagement en Organisatieadvies. Rijksconsultants heeft in 2019 ruim 300 opdrachten uitgevoerd bij verschillende onderdelen binnen het Rijk. De gemiddelde waardering van onze klanten is een 8+.
– UBR|Ontwikkelbedrijf heeft in 2019 de logistieke HUB voor de regio Den Haag verder doorontwikkeld en succesvol aanbesteed. Het programma is eind 2019 afgerond, waardoor deze januari 2020 geopend kon worden door bewindspersoon Knops.
– UBR|HIS heeft in 2019 gebouwd aan een inkoop ecosysteem. Zo is er een hoogleraarsstoel Publieke Inkoop gerealiseerd zodat het vakgebied een impuls krijgt. Daarnaast heeft HIS binnen de publieke sector als inspiratiebron en aanjager gefungeerd om aanbesteden op drie A4 pagina’s als uitgangspunt te hanteren.
– UBR|Personeel heeft met het oog op de invoering van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (WNRA) per 1-1-2020 haar eigen juristen omgeschoold naar het Civiel Recht. Tevens zijn bijna 2.000 HR adviseurs van de departementen opgeleid in de nieuwe regelgeving. Daarnaast zijn de personeelsreglementen per departement aangepast. Verder is ter ondersteuning van functieruilen de FunctieRuil app is gelanceerd. Hierop zijn reeds meer dan 1000 functieprofielen actief. Ten slotte publiceren we samen met Rijkspartners zo’n 9.000 vacatures per jaar op Werken voor Nederland.
– UBR|KOOP was ook in 2019 de betrouwbare dienstverlener voor Officiële Bekendmakingen en publicatie van wetgeving. Daarnaast werden er opdrachten uitgevoerd omtrent het (door)ontwikkelen van Omgevingswet, modernisering Open Overheid, linked data en open data.
– UBR|Rijks Beveiligings en UBR|Interdepartementale Post- en Koeriersdienst zijn in 2019 gestart met de integratie van hun dienstverlening met het oog op het vormen van een organisatie voor Rijks Beveiliging en Logistiek. Een bijzonder project afgelopen jaar was het verzorgen van de beveiliging van de Global Entrepreneurship Summit (GES). Dit internationaal congres vond begin juni plaats en trok zo’n 2.000 ondernemers, investeerders, beleidsmakers, CEO’s van grote bedrijven uit heel de wereld.
Staat van baten en lasten
Omschrijving | (1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | (4) Realisatie t-1 |
---|---|---|---|---|
Baten | ||||
Omzet | 235.286 | 279.900 | 44.614 | 238.808 |
Omzet moederdepartement | 70.235 | 104.528 | 34.293 | 75.653 |
Omzet overige departementen | 154.556 | 166.979 | 12.423 | 156.087 |
Omzet derden | 10.495 | 8.393 | ‒ 2.102 | 7.068 |
Rentebaten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 924 | 924 | 44 |
Bijzondere baten | 0 | 0 | 0 | 9 |
Totaal baten | 235.286 | 280.824 | 45.538 | 238.861 |
Lasten | ||||
Apparaatskosten | 233.320 | 271.502 | 38.182 | 232.415 |
Personele kosten | 152.598 | 169.368 | 16.770 | 148.063 |
Waarvan eigen personeel | 132.593 | 136.577 | 3.984 | 121.720 |
Waarvan inhuur externen | 13.756 | 27.776 | 14.020 | 22.574 |
Waarvan overige personele kosten | 6.249 | 5.015 | ‒ 1.234 | 3.769 |
Materiële kosten | 80.722 | 102.134 | 21.412 | 84.352 |
Waarvan apparaat ICT | 2.815 | 10.928 | 8.113 | 8.875 |
Waarvan bijdrage aan SSO's | 15.931 | 18.940 | 3.009 | 16.676 |
Waarvan overige materiële kosten | 61.976 | 72.266 | 10.290 | 58.801 |
Rentelasten | 2 | 0 | ‒ 2 | 1 |
Afschrijvingskosten | 1.964 | 1.430 | ‒ 534 | 2.436 |
Materieel | 797 | 411 | ‒ 386 | 426 |
Waarvan apparaat ICT | 17 | 39 | 22 | 18 |
Immaterieel | 1.167 | 1.019 | ‒ 148 | 2.010 |
Overige lasten | 0 | 579 | 579 | 3.795 |
Dotaties voorzieningen | 0 | 579 | 579 | 3.795 |
Bijzondere lasten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal lasten | 235.286 | 273.511 | 38.225 | 238.647 |
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening | 0 | 7.313 | 7.313 | 214 |
Agentschapsdeel Vpb-lasten | 13 | 13 | 0 | |
Saldo van baten en lasten | 0 | 7.300 | 7.300 | 214 |
Toelichting
Omzet
Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2019 | Realisatie 2019 | |
---|---|---|
Moederdepartement | 70.235 | 104.528 |
waarvan direct gerelateerd aan geleverde producten/diensten | 70.235 | 104.528 |
waarvan overige ontvangsten/bijdragen | 0 | 0 |
Overige departementen | 154.556 | 166.979 |
Economische Zaken en Klimaat | 14.067 | 13.739 |
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 0 | 4.024 |
Justitie en Veiligheid | 46.426 | 53.505 |
Buitenlandse Zaken | 4.179 | 6.350 |
Defensie | 687 | 4.390 |
Financiën | 25.892 | 13.857 |
Sociale Zaken en Werkgelegenheid | 8.824 | 11.115 |
Infrastructuur en Waterstaat | 25.036 | 32.049 |
Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 12.632 | 15.619 |
Algemene Zaken | 2.673 | 2.280 |
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | 14.140 | 10.051 |
Derden | 10.495 | 8.393 |
Totaal | 235.286 | 279.900 |
De omzet van UBR is voor de meeste dienstonderdelen gestegen. De belangrijkste reden is de toegenomen vraag vanuit de verschillende opdrachtgevers/afnemers vanaf het moment van begrotingsindiening tot de uiteindelijke begrotingsrealisatie per jaareinde 2019. Naast de stijging van de vraag is de omzet ook gestegen vanwege kostenstijgingen en daarmee de verkooptariefstijgingen. Belangrijkste reden daarvoor is de niet in de ontwerpbegroting verwerkte CAO-stijging voor 2019. Daarnaast valt op dat de omzetgroei bij het moederdepartement hoog is. Dit wordt bijna volledig veroorzaakt door de omzetgroei die is gerealiseerd bij UBR|RBO met betrekking tot de dienstverlening aan FM-Haaglanden (FMH). FMH fungeert daarbij als tussenpersoon op facilitair terrein voor alle departementale afnemers van het Rijk.
De toename in de omzet is met name een gevolg van een groeiende vraag naar de producten en diensten van UBR:
– UBR|OW is met name gegroeid door de uitrol van het ict-traineeship (€ 3 mln.);
– De stijging bij UBR|Personeel i.o. is deels het gevolg van een stijging van maatwerkopdrachten (€ 4 mln.). De indexering van de budgetgefinancierde dienstverlening (€ 3 mln.) heeft ook tot een extra omzetstijging geleid;
– UBR|Organisatie.i.o heeft meer omzet gerealiseerd als gevolg van overname van taken vanuit UBR|Personeel i.o.;
– UBR|HIS heeft meer omzet gerealiseerd (€ 2 mln.) als gevolg van gestegen vraag naar dienstverlening;
– Specifiek voor UBR|KOOP geldt dat er veel extra (incidentele) werkzaamheden zijn verricht voor onder andere de implementatie van de Omgevingswet. Ten opzichte van de ontwerpbegroting is er € 9 mln. meer omzet gerealiseerd bij UBR|KOOP.
– Bij UBR|Rijksbeveiligingsorganisatie (RBO) is als gevolg van uitbreiding van het leveringsgebied en een aantal incidentele opdrachten de omzet gestegen (€ 12 mln.).
Vrijval voorzieningen
De gerealiseerde vrijval van € 0,9 mln. heeft betrekking op posten die eind 2018 waren opgenomen in de voorziening dubieuze debiteuren, die grotendeels wel inbaar zijn gebleken.
Personele kosten
De loonkosten eigen personeel zijn gestegen als gevolg van de nog niet in de ontwerpbegroting verwerkte CAO-afspraken. De externe inhuur 2019 is € 14,0 mln. hoger dan de ontwerpbegroting 2019. De toename is vraaggestuurd en is met name veroorzaakt bij UBR|Personeel i.o. en UBR|KOOP. De overige personele kosten zijn € 1,2 mln. lager uitgevallen dan begroot in de ontwerpbegroting. Dit wordt met name veroorzaakt door onderuitputting op het opleidingsbudget (€ 0,7 mln.) en overige personele uitgaven (€ 0,5 mln.).
Materiële kosten
De materiële kostenpost met betrekking tot de bijdrage aan SSO’s is hoger uitgevallen dan begroot, voornamelijk door hogere kosten van SSC-ICT en kosten met betrekking tot arbeidsparticipanten. Ook de realisatie van de post ICT is hoger dan verwacht. Dit betreft met name UBR|KOOP. De hogere inkoop ten behoeve van productie wordt met name gerealiseerd bij UBR|RBO.
Afschrijvingskosten
De materiële afschrijvingskosten op vervoersmiddelen zijn lager uitgevallen dan begroot. Daarnaast zijn de immateriële afschrijvingskosten gedaald doordat de kosten voor het project Ontwikkeling In Beeld lager zijn dan waren begroot.
Dotatie voorzieningen
De dotatie aan de voorziening dubieuze debiteuren is een gevolg van een aantal oninbare debiteurenvorderingen.
Saldo van baten en lasten
Het positief saldo van baten en lasten 2019 van € 7,3 mln. is ten gunste van de balanspost ‘onverdeeld resultaat’ gebracht. Het positieve saldo heeft een aantal oorzaken met een eenmalig karakter. Het saldo baten en lasten voorgaand boekjaar bedraagt € 1,8 mln. Deze post is hoger vanwege aangescherpt financieel/administratief beheer en vanwege vertraging in vastlegging van aangegane verkoopcontracten. De vrijval van de voorziening dubieuze debiteuren bedraagt € 0,9 mln.
Achterblijvende kosten (roosterplanning (RBO), opleidingen (IIR)) en meer vraag van klanten dan begroot leveren een bijdrage aan het positieve saldo. De vraag vanuit de afnemers in relatie tot de vaste budgetfinanciering bij UBR|Personeel i.o. is achtergebleven hetgeen tot een onderuitputtingsmarge heeft geleid van ruim € 2 mln. Tegelijkertijd is de declarabiliteit bij UBR|Personeel i.o. met 4% gestegen waardoor een positievere marge is ontstaan dan begroot.
Balans
Balans 2019 | Balans 2018 | |
---|---|---|
Activa | ||
Vaste activa | 2.522 | 3.154 |
Immateriële vaste activa | 1.901 | 1.955 |
Materiële vaste activa | 621 | 1.199 |
Grond en gebouwen | 0 | 0 |
Installaties en inventarissen | 69 | 75 |
Projecten in uitvoering | 0 | 0 |
Overige materiële vaste activa | 552 | 1.124 |
Vlottende activa | 79.276 | 61.193 |
Voorraden en onderhanden projecten | 0 | 53 |
Vorderingen | 32.342 | 26.117 |
Debiteuren | 14.907 | 13.100 |
Overige vorderingen en overlopende activa | 17.435 | 13.017 |
Liquide middelen | 46.934 | 35.023 |
Totaal activa | 81.798 | 64.347 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | 7.514 | 214 |
Exploitatiereserve | 214 | 0 |
Onverdeeld resultaat | 7.300 | 214 |
Voorzieningen | 7.436 | 8.914 |
Langlopende schulden | 143 | 516 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën | 143 | 516 |
Kortlopende schulden | 66.705 | 54.703 |
Crediteuren | 3.381 | 3.617 |
Schulden bij het Rijk | 0 | 0 |
Belastingen en premies sociale lasten | 587 | 680 |
Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën | 375 | 527 |
Overige schulden en overlopende passiva | 62.362 | 49.879 |
Totaal passiva | 81.798 | 64.347 |
Toelichting
Vorderingen
Debiteuren
De post debiteuren bestaat uit: moederdepartement inclusief de rijksbreed opererende agentschappen € 1,9 mln., overige departementen € 10,2 mln. en overige debiteuren € 3,5 mln.
Overige vorderingen en overlopende activa
De overige vorderingen bestaan voornamelijk uit € 15,7 mln. nog te factureren termijnen, overige nog te vorderen bedragen van € 0,1 mln. en € 1,4 mln. vooruitbetaalde kosten. Het aandeel van het moederdepartement inclusief de rijksbreed opererende agentschappen in deze vorderingen bedraagt € 4,5 mln., van de overige departementen € 10,8 mln. en van derden € 2,1 mln.
Eigen vermogen
Na verwerking van het resultaat 2019 resteert een positief eigen vermogen van € 7,5 mln. Het eigen vermogen van UBR bedraagt 3,1% van de gemiddelde omzet over de afgelopen 3 jaar en blijft daarbij onder de norm voor het maximum eigen vermogen van 5%.
Voorzieningen
IIn het kader van de sanering bij een aantal organisatieonderdelen van UBR hebben 20 medewerkers de VWNW-status gekregen en zijn met 19 medewerkers nadere afspraken (vaststellingsovereenkomsten) gemaakt over een aanstaande beëindiging van het dienstverband. De eind 2014 gevormde saneringsvoorziening (€ 7,3 mln.) bedraagt na de onttrekkingen in de jaren 2015 tot en met 2019 € 1,7 mln. In 2019 is € 0,4 mln. aan deze voorziening onttrokken.
Voor de afbouw van de grafische dienst is €12,1 mln. gereserveerd door verschillende departementen voor de periode 2014-2024. Na de onttrekkingen in 2014 tot en met 2018 en 2019 (€ 8,0 mln., resp. € 0,4 mln.) resteert eind 2019 een voorziening van € 3,7 mln.
Op basis van de huidige berekeningen kan worden geconcludeerd dat bovenstaande mobiliteitsvoorzieningen tot en met de einddatum van 2024 toereikend zijn.
De voorziening verliesgevende opdrachten is in 2019 verhoogd naar € 0,3 mln.
Vanwege een juridische claim als gevolg van onvolledige BTW-heffing voor dienstverlening bedrijfszorg heeft UBR eind 2018 een voorziening van € 1 mln. getroffen. In 2019 is € 0,8 mln. aan deze voorziening onttrokken. Daarnaast is er eind 2018 een voorziening getroffen als gevolg van een juridisch geschil over de kostenontwikkeling van een ICT-applicatie (€ 1,5 mln.), waarbij in 2019 nog geen onttrekking heeft plaatsgevonden. Daarmee resteert een eind 2019 een voorziening juridische geschillen van € 1,7 mln.
Kortlopende schulden
Crediteuren
Van het openstaande saldo heeft € 0,1 mln. betrekking op het moederdepartement inclusief de rijksbrede opererende agentschappen, € 0,6 mln. op de overige departementen en € 2,7 mln. op derden.
Belastingen en premies sociale lasten
De belastingen en premies sociale lasten bestaan voornamelijk uit af te dragen btw € 0,5 mln.
Overige schulden en overlopende passiva
Het aandeel van het moederdepartement in de overige schulden en overlopende passiva ad € 62,4 mln. is € 39,0 mln. en van overige departementen € 4,4 mln. en van derden € 19,0 mln.
De overige schulden en overlopende passiva bestaan uit € 28,7 mln. nog te betalen kosten, € 13,7 mln. vooruitgefactureerde bedragen, € 11,5 mln. voor personeelsgerelateerde verplichtingen, € 3,4 mln. nog te besteden gelden en € 5,1 mln. overige schulden.
Kasstroomoverzicht
(1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | ||
---|---|---|---|---|
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen | 7.404 | 35.022 | 27.618 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 235.286 | 327.472 | 92.186 | |
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) | ‒ 233.322 | ‒ 314.276 | ‒ 80.954 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 1.964 | 13.196 | 11.232 |
Totaal investeringen (-/-) | ‒ 1.000 | ‒ 1.077 | ‒ 77 | |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 318 | 318 | |
3. | Totaal investeringskasstroom | ‒ 1.000 | ‒ 759 | 241 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | 0 | 0 | |
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 | |
Aflossingen op leningen (-/-) | ‒ 727 | ‒ 526 | 201 | |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 1.000 | 0 | ‒ 1.000 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | 273 | ‒ 526 | ‒ 799 |
5. | Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €. | 8.641 | 46.933 | 38.292 |
Toelichting
Operationele kasstroom
De positieve operationele kasstroom is een gevolg een toename in de nog te betalen kosten en de vooruit gefactureerde bedragen.
Investeringskasstroom
De investeringen in 2019 bestaan voornamelijk uit investering in immateriële vaste activa van € 1,0 mln. bij UBR|Personeel i.o. en voor € 0,1 mln. aan hardware bij UBR|KOOP en UBR|Bv&F.
De desinvestering heeft betrekking op de verkoop van vervoersmiddelen bij UBR|IPKD en UBR|IIR.
Financieringskasstroom
De aflossingen op de leningen Ministerie van Financiën betreffen de drie aflossingsdelen van de leningen bij UBR|IPKD.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren
Omschrijving generiek deel | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Vastgestelde begroting |
---|---|---|---|---|---|
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | |
Kostprijzen per product (groep) (indexcijfer) | 102,8 | 107,3 | 110,1 | 113,0 | 113,4 |
Tarieven/uur (indexcijfer) | 103,1 | 105,8 | 110,2 | 114,7 | 113,4 |
Omzet per fte | 148.229 | 142.431 | 159.773 | 168.920 | 143.906 |
Fte-totaal (excl. externe inhuur) | 1.256 | 1.391 | 1.495 | 1.657 | 1.635 |
Saldo van baten en lasten (%) | ‒ 3,9% | ‒ 1,5% | 0,1% | 2,6% | 0,00% |
Kwaliteitsindicator 1 - KTO | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t | 7,1 | |
Kwaliteitsindicator 2 - MTO | in 2018 | 6,8 | 2020 | ||
Werkplezier | 6,9 | ‒ | 6,8 | n.v.t. | |
Werkdruk | 5,3 | ‒ | 5,6 | n.v.t. | |
Omschrijving Specifiek Deel | |||||
Tevredenheid dienstverlening: | |||||
UBR|Bv&F | 7 | n.v.t | 7 | ||
UBR|ECO&P | n.v.t. | n.v.t | 7 | ||
UBR|HIS | 8,8 | 8,2 | 7 | ||
UBR|ICG | 8,1 | 8,1 | 8 | ||
UBR|IIR | n.v.t | 8,1 | 8 | ||
UBR|KOOP | n.v.t | 7,9 | 7 | ||
UBR|IPKD | n.v.t | n.v.t | 7 | ||
UBR|RBO | n.v.t | n.v.t | 7 |
Toelichting
Gezien de grote verscheidenheid aan productgroepen heeft UBR ervoor gekozen te werken met een indexcijfer. In de jaarrekening van UBR geeft de specificatie van de omzet per organisatieonderdeel het inzicht in de omzet per productgroep.
Verloop indexcijfers
UBR heeft rekening gehouden in haar kostprijzen en verkooptarieven met loon- en prijsstijgingen en compenserende factoren. De gehanteerde tarieven zijn gelijk aan de door de eigenaar goedgekeurde tarieven zoals opgenomen in het jaarplan UBR 2019. In 2019 heeft UBR de tarieven verhoogd ter dekking van de gestegen looncomponenten en een beperkte prijsstijging op materiële kosten. Het gerealiseerde indexcijfer voor de kostprijzen is minder gestegen dan het indexcijfer voor de verkooptarieven, vanwege een gerealiseerde stijging van de declarabiliteit en eenmalige meevallers in de kosten.
Omzet per fte
De begrote omzet per fte bedraagt € 143.906 ten opzichte van een gerealiseerde omzet per fte van € 168.920. De gerealiseerde omzet per fte is ruim hoger dan begroot. Omzetgroei heeft zich UBR-breed voorgedaan. Het onderliggende fte-aantal is beperkt meegegroeid. Groei in werkzaamheden is deels opgevangen door stijgende inzet van externe inhuur. Naast verhoging van de onderliggende prestaties is de stijging van omzet ook een gevolg van de gestegen verkooptarieven.
Saldo van baten en lasten
Het saldo van de baten en lasten uitgedrukt in een percentage van de omzet bedraagt 2,6%.
MTO en KTO
Het MTO vindt tweejaarlijks plaats en zal in 2020 weer plaatsvinden. De klanttevredenheid (KTO) is niet op UBR-niveau, maar per organisatieonderdeel gemeten. Daar waar de meting niet heeft plaatsgevonden is een n.b. (niet beschikbaar) gerapporteerd. In 2020 voert UBR voor elk onderdeel een KTO uit. Voor elk organisatieonderdeel waar de meting wel heeft plaatsgevonden geldt dat de score beter uitvalt dan de vastgestelde norm in de begroting.
Inleiding
FMHaaglanden (FMH) is de professionele dienstverlener voor Rijksorganisaties in de Haagse regio. FMH levert werkplekken met faciliteiten die het mogelijk maken dat mensen comfortabel kunnen werken, met aandacht voor service in nabijheid, klanttevredenheid en eenvoud in bekostiging en aansturing. Alle dienstverlening wordt door FMH gecontracteerd en geregisseerd en in samenhang op en rond de werkomgeving aangeboden.
In 2019 heeft FMH dienstverlening voor kerndepartementen (uitgezonderd het Ministerie van Algemene Zaken en Defensie) geleverd, en diverse Rijksorganisaties in de regio Den Haag. Voor het Ministerie van Financiën levert FMH alleen personenvervoer. FMH is naast dienstverlener ook regievoerder en heeft met de implementatie van Design Build Maintain Operate (DBFMO)-contracten op de panden Bezuidenhoutseweg 30 en Rijnstraat 8 een hybride karakter gekregen.
Producten en diensten
FMH verzorgt producten en diensten zoals: vergaderservices en catering, inrichting van werkplekken, verhuizingen, post en reprografie, kantoorartikelen, schoonmaak, vervoer, gebouwbeheer en onderhoud, verbouwingen, telefonie, veiligheid, receptiediensten en advisering.
Levert FMH een product niet rechtstreeks zelf aan de klant, dan zorgt het voor de benodigde contractuele afspraken met markt- of Rijkstoeleveranciers.
Speerpunten 2019
Veranderingen verzorgingsgebied
In 2019 is FMH actief betrokken geweest bij de uitvoering van diverse masterplanprojecten waarvan het Directoraat-generaal Overheidsorganisatie (DGOO) opdrachtgever is.
De verhuizing van de Raad voor de Kinderbescherming en Algemene Zaken naar het Alexanderveld is afgerond.
Als onderdeel van het masterplan ‘Haagse schuif’ is het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) verhuisd vanaf de Turfmarkt naar de Koningskade en heeft een herschikking plaatsgevonden op het Beatrixpark.
Vormgeven en intensiveren samenwerking en partnerschap
Binnen het Directoraat-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk (DGVBR) is verder gewerkt aan voorstellen om de klantnabijheid op operationeel, tactisch en strategisch niveau beter en in verbinding te organiseren. Het gaat hierbij om het vormgeven van een gestroomlijnd proces van integrale dienstverlening waarin de klanten en hun primaire proces centraal staan.
Naast de samenwerking binnen DGVBR heeft FMH samen met Belastingdienst, Dienst Justitiële Inrichtingen en Rijkswaterstaat als concerndienstverleners in het Landelijk Facilitair Management Overleg (LFMO) de ambitie voor de komende jaren nader uitgewerkt. Het LFMO streeft naar een integrale aanpak, die de Rijksambtenaar optimaal ontzorgt en bijdraagt aan de positionering van het Rijk als aantrekkelijke werkgever.
Staat van baten en lasten
Omschrijving | (1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | (4) Realisatie t-1 |
---|---|---|---|---|
Baten | ||||
Omzet | 122.438 | 135.286 | 12.848 | 127.994 |
Omzet moederdepartement | 83.111 | 86.815 | 3.704 | 87.066 |
Omzet overige departementen | 36.208 | 44.920 | 8.712 | 38.042 |
Omzet derden | 3.119 | 3.551 | 432 | 2.886 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 0 | 0 | 5 |
Bijzondere baten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Rentebaten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal baten | 122.438 | 135.286 | 12.848 | 127.999 |
Lasten | ||||
Apparaatskosten | 115.336 | 128.643 | 13.307 | 118.422 |
Personele kosten | 39.263 | 40.469 | 1.206 | 38.389 |
Waarvan eigen personeel | 35.466 | 35.592 | 125 | 33.552 |
Waarvan inhuur externen | 3.796 | 4.877 | 1.081 | 4.837 |
Waarvan overige personele kosten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Materiële kosten | 76.073 | 88.174 | 12.101 | 80.033 |
Waarvan apparaat ICT | 61 | 45 | ‒ 16 | 40 |
Waarvan bijdrage aan SSO's | 47.383 | 60.831 | 13.448 | 55.338 |
Waarvan overige materiële kosten | 28.629 | 27.298 | ‒ 1.331 | 24.654 |
Rentelasten | 341 | 242 | ‒ 99 | 282 |
Afschrijvingskosten | 6.761 | 5.840 | ‒ 921 | 5.621 |
Materieel | 6.761 | 5.840 | ‒ 921 | 5.621 |
Waarvan apparaat ICT | 0 | 0 | 0 | 0 |
Immaterieel | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige lasten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Dotaties voorzieningen | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijzondere lasten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal lasten | 122.438 | 134.725 | 12.287 | 124.325 |
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening | 0 | 561 | 561 | 3.674 |
Agentschapsdeel Vpb-lasten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 561 | 561 | 3.674 |
Toelichting
Omzet
In de onderstaande tabel is de omzet van het moederdepartement nader uitgesplitst:
Omzet moederdepartement | 86.815 | |
---|---|---|
Waarvan direct gerelateerd aan geleverde producten/diensten | 86.815 | |
- Generiek | 81.929 | |
- Specifiek | 4.886 | |
Waarvan overige ontvangsten/bijdragen van het moederdepartement | 0 |
De toename van de omzet moederdepartement wordt met name veroorzaakt door een stijging in dienstverlening en uitbreiding (of verschuiving) van het aantal werkplekken door intensiveringen. Een ander deel is het gevolg van nieuwe dienstverlening zoals Rijksbrede kunstvoorziening en kunstadvies.
De omzet overige departementen is als volgt onderverdeeld:
Departementen | 2019 |
---|---|
AZ | 61 |
BZ | 14.376 |
DEF | 398 |
Eerste Kamer | 128 |
EZK | 3.131 |
FIN | 1.419 |
IenW | 14.778 |
JenV | 8.957 |
OCW | 651 |
SZW | 218 |
VWS | 804 |
Totaal | 44.920 |
De toename bij de overige departementen heeft betrekking op de doorbelasting van de verzoeken tot wijziging (VTW’s) Rijnstraat 8 uit de realisatiefase. Daarnaast zijn de verzoeken tot de wijziging uit de exploitatiefase meer dan aanvankelijk ingeschat.
De omzet derden heeft met name betrekking op de facilitaire dienstverlening die geleverd wordt aan de Kansspelautoriteit, Centraal Orgaan opvang asielzoekers en Autoriteit Persoonsgegevens.
De baten kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Omschrijving | (1) vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting |
---|---|---|---|
Productgroepen | |||
Generiek | 109.107 | 108.986 | ‒ 121 |
Specifiek | 13.331 | 26.206 | 12.875 |
Overige opbrengsten | 0 | 94 | 94 |
Totaal | 122.438 | 135.286 | 12.848 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 0 | 0 |
Rentebaten | 0 | 0 | 0 |
Bijzondere baten | 0 | 0 | 0 |
Totaal baten | 122.438 | 135.286 | 12.848 |
Generiek
De Productgroep Generiek is een afgesproken pakket producten en diensten dat wordt afgenomen waarvoor een vaste prijs per vaste verrekeneenheid wordt betaald. De prijs (p) en hoeveelheid (q) staan gedurende het jaar vast. Bij substantiële wijzigingen in de dienstverlening zijn aanpassingen gedurende het jaar mogelijk.
De standaard dienstverlening in de DBFMO-panden die wordt geleverd door de consortia is ook verantwoord onder generieke dienstverlening.
Specifiek
De productgroep Specifiek heeft betrekking op producten en diensten waarvoor de opdrachtgever afhankelijk van de afgenomen hoeveelheid, een prijs per product/dienst betaalt (onder andere catering) en/of producten en diensten waarover tussen opdrachtgever en opdrachtnemer aparte afspraken worden gemaakt (onder andere uitvoering van maatwerkprojecten).
De toename van de specifieke dienstverlening heeft betrekking op de doorbelasting van de VTW’s Rijnstraat 8 uit de realisatiefase. Daarnaast zijn de verzoeken tot de wijziging uit de exploitatiefase meer dan aanvankelijk ingeschat.
Overige opbrengsten
De overige opbrengsten hebben betrekking op de verkoop van roerende zaken.
Personele kosten
De hogere personele kosten zijn met name het gevolg van een toename in facilitaire dienstverlening. Als gevolg van structureel meer dienstverlening heeft FMH aanpassingen in de organisatie en formatie doorgevoerd. De invulling van vacatures verliep moeizamer dan verwacht waardoor er tijdelijk gebruik is gemaakt van externe inhuur om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen.
Materiële kosten
De toename van de materiële kosten is het gevolg van een toename in de facilitaire dienstverlening.
De toename van de post bijdrage aan SSO’s (Shared Service Organisaties) heeft betrekking op de doorbelasting van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) voor de dienstverlening op de DBFMO-panden. Daarnaast is de toename het gevolg van de uitbreiding van de dienstverlening van de Rijksschoonmaakorganisatie binnen het verzorgingsgebied van FMH.
Rentelasten
De lagere rentelasten zijn het gevolg van de aflossing van de oudere leningen waar het rentepercentage relatief hoog is en nieuwe leningen waarbij het rentepercentage bijna nihil is.
Afschrijvingskosten
De lagere afschrijvingskosten ten opzichte van de begroting zijn het gevolg van een verschuiving van de investeringen in audiovisuele middelen (AV-middelen) naar volgend jaar.
Saldo van baten en lasten
FMH heeft in 2019 meer dienstverlening geleverd. De toename in de dienstverlening is ook de oorzaak van de toename in omzet en kosten. De kosten laten echter een beperktere stijging zien door lagere afschrijvingslasten. Dit heeft geresulteerd in een positief resultaat van bijna € 0,6 mln.
Balans
Balans 2019 | Balans 2018 | |
---|---|---|
Activa | ||
Vaste activa | 24.086 | 25.313 |
Immateriële vaste activa | 0 | 0 |
Materiële vaste activa | 24.086 | 25.313 |
Grond en gebouwen | 0 | 0 |
Installaties en inventarissen | 23.008 | 24.963 |
Projecten in uitvoering | 682 | 0 |
Overige materiële vaste activa | 396 | 351 |
Vlottende activa | 32.052 | 35.808 |
Voorraden en onderhanden projecten | 0 | 0 |
Vorderingen | 9.470 | 23.210 |
Debiteuren | 3.549 | 12.234 |
Overige vorderingen en overlopende activa | 5.921 | 10.976 |
Liquide middelen | 22.582 | 12.598 |
Totaal activa | 56.138 | 61.121 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | 6.636 | 9.694 |
Exploitatiereserve | 6.075 | 6.020 |
Onverdeeld resultaat | 561 | 3.674 |
Voorzieningen | 0 | 0 |
Langlopende schulden | 19.848 | 20.770 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën | 19.848 | 20.770 |
Kortlopende schulden | 29.654 | 30.657 |
Crediteuren | 3.725 | 3.190 |
Schulden bij het Rijk | 0 | 0 |
Belastingen en premies sociale lasten | 0 | 0 |
Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën | 5.279 | 4.868 |
Overige schulden en overlopende passiva | 20.650 | 22.599 |
Totaal passiva | 56.138 | 61.121 |
Toelichting
Materiële vaste activa
De investeringen hebben betrekking op het vervangen van meubilair en van de AV-voorzieningen.
De post ‘projecten in uitvoering’ betreft het vervangen van de AV-voorzieningen op twee locaties. De oplevering voor beide locaties vindt in 2020 plaats.
Vorderingen
Debiteuren
De post debiteuren bestaat uit: moederdepartement (€ 0,2 mln.), overige departementen (€ 3,1 mln.) en derden (€ 0,2 mln.).
De daling heeft betrekking op de dienstverlening leegstandsbeheer die door het RVB is voldaan.
Overige vorderingen en overlopende activa
De post overige vorderingen en overlopende activa bestaat uit vooruit ontvangen en vooruitbetaalde facturen (€ 0,2 mln.), nog te factureren bedragen (€ 2,9 mln.) en onderhanden werk (€ 2,8 mln.).
Het aandeel van het moederdepartement in de overige vorderingen en overlopende activa is € 3,2 mln., van overige departementen € 2,5 mln. en van derden € 0,2 mln.
Eigen vermogen
De Regeling Agentschappen stelt dat het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap gebonden is aan een maximum van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaar.
FMH mag hierdoor een maximum eigen vermogen hebben van € 6,4 mln. Het eigen vermogen ultimo 2019 komt uit op € 6,6 mln. en is € 0,2 mln. hoger dan de maximumomvang. Het surplus op het eigen vermogen zal bij voorjaarsnota 2020 worden afgeroomd door de eigenaar.
Het surplus over 2018 (€ 3,6 mln.) heeft FMH in 2019 afgedragen aan de eigenaar.
Kortlopende schulden
Crediteuren
Het aandeel in de crediteuren van het moederdepartement is € 1,4 mln., van overige departementen € 0,8 mln. en van derden € 1,5 mln.
Overige schulden en overlopende passiva
Onder de post overige schulden en overlopende passiva zijn alle bedragen opgenomen die (kortlopend) verschuldigd zijn per 31 december 2019 en die niet verantwoord zijn onder de crediteuren.
Het aandeel van het moederdepartement in de overige verplichtingen en overlopende passiva is € 14,4 mln., van overige departementen € 7,9 mln. en derden € 3,7 mln.
Kasstroomoverzicht
(1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | ||
---|---|---|---|---|
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen | 16.973 | 12.598 | ‒ 4.375 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 122.438 | 150.844 | 28.406 | |
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) | ‒ 115.677 | ‒ 132.129 | ‒ 16.452 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 6.761 | 18.715 | 11.954 |
Totaal investeringen (-/-) | ‒ 9.100 | ‒ 4.625 | 4.475 | |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 12 | 12 | |
3. | Totaal investeringskasstroom | ‒ 9.100 | ‒ 4.613 | 4.487 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | ‒ 3.619 | ‒ 3.619 | |
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 | |
Aflossingen op leningen (-/-) | ‒ 6.962 | ‒ 4.868 | 2.094 | |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 9.100 | 4.357 | ‒ 4.743 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | 2.138 | ‒ 4.130 | ‒ 6.268 |
5. | Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €. | 16.772 | 22.570 | 5.798 |
Toelichting
Operationele kasstroom
De hogere ontvangsten zijn enerzijds het gevolg van meer dienstverlening die in 2019 is geleverd en anderzijds door dienstverlening uit voorgaande jaren die in 2019 is voldaan.
Investeringskasstroom
De investeringen hebben met name betrekking op de aanschaf van meubilair.
Financieringsstroom
De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft de afroming van het eigen vermogen vanwege het overschrijden van het toegestane maximum van het eigen vermogen in 2018.
Het beroep op de leenfaciliteit is lager doordat de investeringen in AV-voorzieningen zijn verschoven naar volgend jaar.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren
Omschrijving generiek deel | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Vastgestelde begroting |
---|---|---|---|---|---|
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | |
Verloop tarieven generieke dienstverlening | 100% | 100% | ‒ | ‒ | ntb |
Omzet per productgroep (pxq) | 115.165 | 121.362 | 127.994 | 135.286 | 122.438 |
Generiek | 97.639 | 108.155 | 109.345 | 108.986 | 109.107 |
Specifiek | 15.651 | 13.106 | 18.856 | 26.206 | 13.331 |
Overig | 1.875 | 101 | ‒ 207 | 94 | 0 |
Saldo van baten en lasten (%) | 6,2% | 1,2% | 2,9% | 0,4% | 0,0% |
Personele kosten als % van de totale kosten | 32,0% | 30,0% | 30,9% | 30,0% | 32,1% |
Materiële kosten als % van de totale kosten | 68,0% | 70,0% | 69,1% | 70,0% | 67,9% |
Apparaatskosten (in €) | 44.111 | 45.077 | 47.907 | 49.862 | 48.392 |
Klanttevredenheid | nvt | nvt | Tevreden | nvt | nvt |
Tevredenheid specifieke dienstverlening (maatwerk) | 8 | 7,7 | 7,7 | 9,3 | 7 |
Medewerkerstevredenheid | Tevreden | nvt | Tevreden | nvt | nvt |
Fte-totaal (excl. Externe inhuur) | 439 | 451 | 476 | 472 | 492 |
Toelichting
Verloop tarieven generieke dienstverlening
De eigenaar heeft met FMH een jaarlijkse efficiencytaakstelling op het apparaat afgesproken van 1,5%. FMH heeft deze taakstelling verwerkt in de tarieven.
Door wijzigingen in het verzorgingsgebied en dienstverlening is zowel prijs als de afname van dienstverlening (uitbreiding werkplekken en uitbreiding/intensivering van de te leveren producten/diensten) in 2019 gewijzigd. Een vergelijking met voorgaande jaren geeft een vertekend beeld.
Omzet per productgroep
De toename van de specifieke dienstverlening heeft betrekking op de doorbelasting van de VTW’s Rijnstraat 8 uit de realisatiefase. Daarnaast zijn de verzoeken tot de wijziging uit de exploitatiefase meer dan aanvankelijk ingeschat.
Tevredenheid maatwerk
Na de afronding van een project wordt een evaluatieformulier naar de klant gestuurd. De klant waardeert de uitvoering van maatwerkprojecten gemiddeld met een 9,3. Dit ligt ruim boven de streefwaarde (7,0).
Fte-totaal (excl. externe inhuur)
De lagere ambtelijke bezetting is het gevolg van moeilijk vervulbare vacatures waardoor er tijdelijk gebruik is gemaakt van externe inhuur om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen.
Inleiding
SSC-ICT is partner van en voor het Rijk. Samen met zeven ministeries werkt SSC-ICT aan eeneigentijdse en compacte Rijksdienst. Naast de werkplekautomatisering wordt gewerkt aan de ontwikkeling en het beheer van applicaties, housing en hosting, en ICT-infrastructuren voor rijksgebouwen en tijdens evenementen. 40.000 ambtenaren werken via de ICT-omgeving. Steeds meer doen zij dit mobiel, dus via een flexibele werklocatie. SSC-ICT beheert verder ruim 2.000 applicaties en ondersteunt internationale missies.
SSC-ICT bundelt ICT-services tot diensten waarvan alle ministeries kunnen profiteren. Te denken valt aan het innovatieve overheidsdatacenter (ODC) waar alle ministeries in het verzorgingsgebied van SSC-ICT hun data onderbrengen. Door de toenemende behoefte aan flexibel werken is DWR Next geïmplementeerd, waarbij in 2019 het Ministerie van Justitie en Veiligheid als laatste is aangesloten. Hierdoor kunnen gebruikers plaats- en tijd-onafhankelijk werken op de eigen werkomgeving.
Op basis van de resultaten van een extern onderzoek naar verbetering van de dienstverlening zijn prioriteiten bepaald voor 2019. Naast inzet op storingsarme dienstverlening en verbetering van security, is ook veel effort gestoken in verbetering van de leverbetrouwbaarheid, de (wendbare) organisatie en het realiseren van een positief financieel resultaat.
In 2019 is het aantal major incidents, ten opzichte van 2018, gedaald van 134 naar 57. Verbetering van leverbetrouwbaarheid en de wendbare organisatie zijn in gang gezet op basis van de gesignaleerde knelpunten. Dit is een doorlopende veranderopgave die gedurende de transitieperiode van twee jaar verder gaat. Er is brede consensus dat standaard en maatwerk in al hun facetten (beter) moeten worden gescheiden en dat de technische schuld wordt ingelopen, door middel van extra investeringen. In 2020 gaat SSC-ICT dan ook verder met deze transitie.
Afgelopen jaar is er een stringent financieel beleid gevoerd. Dit heeft, na 4 jaar van verlies, geleid tot een positief saldo van € 21,3 mln. over 2019. In de loop van 2019 is een nieuw kostprijsmodel ontwikkeld, een meerjarig investeringsplan is opgesteld en zijn de bronadministraties verbeterd. Dit zal in de toekomst gaan leiden tot meer grip op- en transparantie over de dienstverlening.
Staat van baten en lasten
Omschrijving | (1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | (4) Realisatie t-1 |
---|---|---|---|---|
Baten | ||||
Omzet | 318.791 | 292.465 | ‒ 26.326 | 258.312 |
Omzet moederdepartement | 69.896 | 81.371 | 11.475 | 67.882 |
Omzet overige departementen | 248.510 | 210.402 | ‒ 38.108 | 189.764 |
Omzet derden | 385 | 692 | 307 | 666 |
Rentebaten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 937 | 937 | 2.060 |
Bijzondere baten | 0 | 340 | 340 | 29 |
Totaal baten | 318.791 | 293.742 | ‒ 25.049 | 260.401 |
Lasten | ||||
Apparaatskosten | 248.826 | 216.197 | ‒ 32.629 | 224.4281 |
Personele kosten | 139.353 | 112.937 | ‒ 26.416 | 122.022 |
Waarvan eigen personeel | 90.872 | 79.459 | ‒ 11.413 | 76.382 |
Waarvan inhuur externen | 42.826 | 30.474 | ‒ 12.352 | 40.916 |
Waarvan overige personele kosten | 5.655 | 3.004 | ‒ 2.651 | 4.724 |
Materiële kosten | 109.473 | 103.260 | ‒ 6.213 | 102.4061 |
Waarvan apparaat ICT | 93.250 | 81.061 | ‒ 12.189 | 79.7261 |
Waarvan bijdrage aan SSO's | 14.223 | 20.253 | 6.030 | 20.5391 |
Waarvan overige materiële kosten | 2.000 | 1.946 | ‒ 54 | 2.141 |
Rentelasten | 250 | 203 | ‒ 47 | 23 |
Afschrijvingskosten | 69.715 | 53.068 | ‒ 16.647 | 55.987 |
Materieel | 62.023 | 42.987 | ‒ 19.036 | 46.860 |
Waarvan apparaat ICT | 62.023 | 42.987 | ‒ 19.036 | 46.860 |
Immaterieel | 7.692 | 10.081 | 2.389 | 9.127 |
Overige lasten | 0 | 2.912 | 2.912 | 2.682 |
Dotaties voorzieningen | 0 | 1.354 | 1.354 | 1.424 |
Bijzondere lasten | 0 | 1.558 | 1.558 | 1.258 |
Totaal lasten | 318.791 | 272.380 | ‒ 46.411 | 283.1201 |
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening | 0 | 21.362 | 21.362 | ‒ 22.7191 |
Agentschapsdeel Vpb-lasten | ‒ 41 | ‒ 41 | ‒ 19 | |
Saldo van baten en lasten | 0 | 21.321 | 21.321 | ‒ 22.7381 |
Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden, vanwege foutherstel datalijnen Haagse Ring 2018 en de correctie huisvestingskosten ODC.
Toelichting
Herijking bij Eerste suppletoire begroting 2019
Op basis van een analyse van de tekorten die de afgelopen jaren zijn geleden door SSC-ICT is begin 2019 een herijkt financieel jaarplan opgesteld. Hierin is een pakket van bezuinigen van € 20,9 mln. doorgevoerd. Dit financieel jaarplan vormt de basis voor de begroting zoals deze is verwerkt in de eerste suppletoire begroting 2019. Deze begroting wijkt sterk af van de vastgestelde begroting 2019.
In de Ontwerpbegroting werd nog rekening gehouden met een significante groei van de dienstverlening van circa € 60 mln. ten opzichte van 2018. In het najaar van 2018 bleek dit, mede naar aanleiding van problematiek in de dienstverlening, niet meer realistisch en is deze raming neerwaarts bijgesteld. Dit kon deels worden opgevangen met vermijdbare variabele kosten die samenhangen met een lagere verwachte groei. Op dat moment resteerde nog een tekort van € 32,9 mln. dat langs twee lijnen is opgelost. Ten eerste middels invoering van stringent financieel management dat gepaard ging met de € 20,9 mln. aan bezuinigingen. Ten tweede zijn de afnemers van SSC-ICT bereid gevonden om gezamenlijk een eenmalige bijdrage te verstrekken van € 12 mln. De algemene mening op dat moment was namelijk dat verder bezuinigen onverantwoorde gevolgen kon hebben voor de dienstverlening. In de eerste suppletoire begroting 2019 is op basis van voorgenoemde besluiten, voor baten en lasten een bedrag van € 275,2 mln. opgenomen. Om deze reden wordt in de onderstaande toelichting vooral het verschil verklaard tussen de stand van de eerste suppletoire begroting 2019 en de realisatie 2019.
Baten
De realisatie van de totale baten voor 2019 komt uit op € 293,7 mln. In de eerste suppletoire begroting 2019 was dit geraamd op € 275,2 mln. Het verschil van € 18,5 mln. wordt veroorzaakt door een hogere omzet, extra bijzondere baten en vrijval van voorzieningen. (In vergelijking met de vastgestelde begroting 2019 is de realisatie van de totale baten € 25,0 mln. lager).
Omzet
De omzet van generiek en gemeenschappelijk tezamen betreft de omzet uit de dienstverleningsafspraken (DVA’s). Klantspecifiek betreft hoofdzakelijk de omzet van maatwerk en overige klantspecifieke dienstverlening.
De gerealiseerde omzet komt uit op € 292,5 mln. In de eerste suppletoire begroting 2019 was dit geraamd op € 275,2 mln. Het verschil van € 17,3 mln. wordt veroorzaakt door zowel meer maatwerk (klantspecifiek) en meer vraag naar gemeenschappelijke voorzieningen.
Omschrijving | Vastgestelde begroting | 1e suppletoire begroting | Realisatie 2019 | Realisatie 2018 |
---|---|---|---|---|
Generiek | 11.500 | 11.500 | 8.067 | 10.646 |
Gemeenschappelijk | 273.791 | 240.800 | 251.868 | 215.767 |
Klantspecifiek | 33.500 | 22.900 | 32.530 | 31.899 |
Totaal | 318.791 | 275.200 | 292.465 | 258.312 |
De realisatie van generiek en gemeenschappelijk komt uit op € 259,9 mln. In de eerste suppletoire begroting was dit geraamd op € 252,3 mln. Het verschil van € 7,6 mln. wordt veroorzaakt door de toename in aantallen accounts, devices en licenties als gevolg van uitbreiding van de bezetting bij de afnemers. Voor accounts is de toename 5.500, devices (smartphones, tablets) 8.400, laptops (8.400) en PC‘s (1.200). Naast de financiële afspraken met de afnemers op basis van afgesloten DVA’s gaat het hier ook om extra aanvragen voor diverse standaardvoorzieningen.
Ten opzichte van de vastgestelde begroting is de raming van de omzet van de klantspecifieke dienstverlening neerwaarts bijgesteld met € 10,6 mln. Dit was ingegeven door de forse terugloop in 2018 ten opzichte van 2017. Uiteindelijk blijkt dat de realisatie in 2019 zich heeft gestabiliseerd ten opzichte van 2018.
Omschrijving | Realisatie 2019 | Realisatie 2019 |
---|---|---|
Waarvan generiek | 709 | 779 |
Waarvan gemeenschappelijk | 69.603 | 55.029 |
Waarvan klantspecifiek | 11.059 | 12.074 |
Waarvan bijdrage van het moederdepartement | 0 | 0 |
Totaal | 81.371 | 67.882 |
Vrijval voorzieningen
Dit betreft de vrijval voorziening dubieuze debiteuren en de vrijval voorziening onderhoud licenties (tezamen € 0,9 mln.).
Bijzondere baten
De toename in gebruik van extra licenties in 2019 heeft geleid tot een herberekening van de boekwaarde van de activapost licenties. Dit heeft geresulteerd in een hogere boekwaarde van € 0,3 mln. wat ten gunste van de bijzondere baten is geboekt.
Lasten
De gerealiseerde totale lasten zijn € 272,4 mln. In de eerste suppletoire begroting 2019 was dit geraamd op € 275,2 mln. Het verschil van € 2,8 mln. is het resultaat van lagere lasten op personeel, afschrijvingen en hogere lasten voor materieel.
Personele kosten
De realisatie van de personele kosten komt uit op € 112,9 mln. In de eerste suppletoire begroting 2019 was dit geraamd op € 114,8 mln. Het verschil van € 1,9 mln. wordt veroorzaakt door lagere lasten voor ambtelijk personeel en hogere lasten voor externe inhuur.
De gerealiseerde lasten voor ambtelijk personeel, inclusief overige personeelskosten, komen uit op € 82,5 mln. In de eerste suppletoire begroting 2019 was dit geraamd op € 85,8 mln. Het verschil van € 3,3 mln. wordt veroorzaakt door de krimpende bezetting, welke in 2019 is gedaald van 1.006,9 fte per 1 januari 2019 naar 950,6 fte per 31 december 2019. In de oorspronkelijke begroting 2019 werd nog van een groei uitgegaan.
De realisatie van de lasten voor inhuur van externen komt uit op € 30,5 mln. In de eerste suppletoire begroting 2019 was dit geraamd op € 29 mln. Het verschil van € 1,5 mln. wordt met name veroorzaakt door de uitvoering van de no-regret-maatregelen. De dekking van deze maatregelen was geraamd bij de overige lasten. In 2018 was de realisatie op externe inhuur nog € 40,9 mln. Het aantal externen is in 2019 gestegen van 191,2 fte in januari naar 197 op 31 december. Ten opzichte van de ambtelijke bezetting is dit een stijging van 16% naar 17%. Dit is voornamelijk het gevolg van de krimpende ambtelijke bezetting.
Materiële kosten
De realisatie van de materiële kosten komt uit op € 103,3 mln. In de eerste suppletoire begroting 2019 was dit geraamd op € 94,4 mln. Het verschil van € 8,9 mln. wordt veroorzaakt door hogere apparaatskosten ICT en hogere bijdragen SSO‘s.
Bij apparaatskosten ICT betreft het voornamelijk extra storage- en licentiekosten. Door toename van circa 2.200 gebruikers bij de afnemers in 2019 zijn meerkosten gemaakt voor support als gevolg van uitbreiding van storage (€1,5 mln.) alsmede voor Citrix- en Microsoftlicenties (€ 2 mln.). Tevens heeft intensivering plaatsgevonden op de virtuele servers (€ 1,2 mln.).
De realisatie van de bijdragen aan SSO’s is € 20,3 mln. In de eerste suppletoire begroting 2019 was dit geraamd op € 16,1 mln. Het verschil van € 4,2 mln. wordt veroorzaakt door een stijging in de vaste lasten voor huur en facilitaire dienstverlening alsmede door extra verhuis- en verbouwkosten. Tevens is € 3,7 mln. bijdragen aan SSO's gerealiseerd waarvan de dekking bij overige lasten was gereserveerd.
Rentelasten
De realisatie van de rentelasten komt uit op € 0,2 mln. In de eerste suppletoire begroting 2019 was dit geraamd op nihil. Het verschil betreft de terugbetaling van een aantal leningen aan het Ministerie van Financiën met betrekking tot overbelening. Dit heeft geleid tot een (boete)rente. In de afgelopen jaren was het bedrag aan uitstaande leningen hoger dan de waarde van de totale activa. Tevens hebben wij ook een boeterente betaald aan de intermediair voor de vervoerskosten Rijk.
Afschrijvingskosten
De realisatie van de afschrijvingskosten komt uit op € 53,1 mln. In de eerste suppletoire begroting 2019 was dit geraamd op € 56,5 mln. Het verschil van € 3,4 mln. wordt veroorzaakt door het achterblijven van de investeringen. Begin 2019 is een meerjarig investeringsplan SSC-ICT opgesteld met een plafond van € 43,4 mln. Ten opzichte van dit plan zijn de investeringen – als gevolg van een stringent financieel beleid - achtergebleven. Voor circa € 9,9 mln. zijn in 2019 geen daadwerkelijke inkoopaanvragen ingediend (dus niet geactiveerd en afgeschreven).
Overige lasten
In de eerste suppletoire begroting was de raming € 9,6 mln. Hierin was een bedrag van € 3,7 mln. gereserveerd voor bijdragen SSO's, zijnde FMH, P-Direkt, UBR en Doc-Direkt. Daarnaast was voor de uitvoering van de no-regret-maatregelen € 2,0 mln. geraamd.
Dotaties voorzieningen
Ten behoeve van het uitfaseren van ruim 1.700 Windows servers 2008 is een voorziening getroffen van € 1,4 mln. De voorziening betreft de niet te vermijden uitgaven voor de noodzakelijke aankoop van extended security updates en manuren voor servers die geen toegevoegde waarde meer hebben.
Bijzondere lasten
De bijzondere lasten worden gevormd door de desinvesteringen van met name devices die vervroegd worden afgeschreven, bijvoorbeeld vanwege diefstal of verlies maar ook bij dusdanige beschadiging dat ze niet langer bruikbaar zijn. De realisatie komt uit op € 1,6 mln.
Saldo van baten en lasten
Het saldo van baten en lasten over 2019 komt uit op € 21,3 mln. positief. Door het voeren van stringent financieel beleid is de realisatie van de totale lasten € 2,8 mln. lager dan geraamd in de eerste suppletoire begroting. Lagere personeelskosten van € 1,9 mln. als gevolg van een krimpende ambtelijke bezetting en lagere afschrijvingskosten van € 3,4 mln. als het gevolg van het achterblijven van investeringen (mede door de krimpende ambtelijke bezetting). Ook de kosten voor datalijnen, telefonie en uitbesteding komen lager uit dan de raming.
De totale baten komen € 18,5 mln. hoger uit dan geraamd in de eerste suppletoire begroting 2019. Dit is met name het gevolg van een toename in de afname van accounts, devices (smartphones, tablets), laptops en PC’s als gevolg van uitbreiding bij de afnemers. Tevens speelt de behoedzame raming van de omzet, ingegeven door de forse terugloop hiervan in 2018, een rol.
Stringent financieel management heeft er in geresulteerd dat de extra dienstverlening (die heeft geleid tot de omzetstijging) vrijwel volledig is gerealiseerd zonder meerkosten.
Balans
Balans 2019 | Balans 2018 | |
---|---|---|
Activa | ||
Vaste activa | 86.491 | 107.604 |
Immateriële vaste activa | 19.727 | 22.351 |
Materiële vaste activa | 66.764 | 85.253 |
Grond en gebouwen | 0 | 0 |
Installaties en inventarissen | 2.603 | 1.797 |
Projecten in uitvoering | 0 | 0 |
Overige materiële vaste activa | 64.161 | 83.456 |
Vlottende activa | 58.547 | 50.368 |
Voorraden en onderhanden projecten | 4.351 | 2.948 |
Vorderingen | 45.589 | 39.964 |
Debiteuren | 11.463 | 11.618 |
Overige vorderingen en overlopende activa | 34.126 | 28.346 |
Liquide middelen | 8.607 | 7.456 |
Totaal activa | 145.038 | 157.972 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | 23.555 | ‒ 20.2001 |
Exploitatiereserve | 2.234 | 2.5381 |
Onverdeeld resultaat | 21.321 | ‒ 22.738 |
Voorzieningen | 6.830 | 9.129 |
Langlopende schulden | 39.892 | 55.762 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën | 39.892 | 55.762 |
Kortlopende schulden | 74.761 | 113.2811 |
Crediteuren | 8.803 | 17.409 |
Belastingen en premies sociale lasten | 72 | 191 |
Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën | 42.738 | 60.841 |
Overige schulden en overlopende passiva | 23.148 | 34.8401 |
Totaal passiva | 145.038 | 157.972 |
Toelichting
Debiteuren
De stand van de debiteuren kan als volgt worden gespecificeerd:
Omschrijving | 31-12-2019 | 31-12-2018 |
---|---|---|
Debiteuren moederdepartement | 1.508 | 3.811 |
Debiteuren overige departementen | 9.955 | 9.568 |
Debiteuren derden | 0 | 48 |
11.463 | 13.427 | |
-/- Voorziening dubieuze debiteuren | 0 | ‒ 1.809 |
Totaal | 11.463 | 11.618 |
Overige vorderingen en overlopende activa
De specificatie naar afnemersgroep is als volgt:
Omschrijving | 31-12-2019 | 31-12-2018 |
---|---|---|
Overige vorderingen en overlopende activa Moederdepartement | 893 | 974 |
Overige vorderingen en overlopende activa overige departementen | 3.415 | 3.400 |
Overige vorderingen en overlopende activa derden | 29.818 | 23.972 |
34.126 | 28.346 |
Eigen vermogen
2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|
Saldo per 1 januari | ‒ 17.330 | ‒ 43.267 | ‒ 20.200 |
Foutherstel | ‒ 3.463 | 2.234 | 0 |
Gecorrigeerd saldo per 31 december | ‒ 20.793 | ‒ 41.033 | ‒ 20.200 |
Saldo van baten en lasten | 37.704 | 24.972 | 21.321 |
Directie mutaties in het eigen vermogen | |||
Uitkering aan het moederdepartement | 0 | 0 | 0 |
Bijdrage door het moederdepartement | 15.230 | 45.805 | 22.434 |
Overige mutaties | 0 | 0 | 0 |
Saldo per 31 december | ‒ 43.267 | ‒ 20.200 | 23.555 |
Op grond van 5% van de gemiddelde omzet over de jaren 2017 tot en met 2019, bedraagt de maximaal toegestane stand eigen vermogen € 13,2 mln. Conform artikel 25 van de Regeling Agentschappen zal het surplus eigen vermogen, uiterlijk bij de 1e suppletoire begrotingswet worden hersteld. Dit herstel vindt plaats door afstorting naar het moederdepartement.
Het Ministerie van Financiën heeft begin 2020 ingestemd met het verzoek voor het inrichten van een bestemmingsfonds met eenzelfde looptijd als het transitieplan SSC-ICT, te weten drie jaar (2020-2023). Daarmee verleent het Ministerie van Financiën een uitzondering op artikel 27 lid 4a van de Regeling Agentschappen voor een periode van drie jaar (tot 2023).
Dit biedt SSC-ICT de mogelijkheid een bestemmingsfonds voor de transitie 2020-2023 op te nemen onder het eigen vermogen. Hiertoe zal SSC-ICT, voor 2020, een bedrag van € 6,5 mln. van het resultaat over 2019 doteren aan het bestemmingsfonds.
Het surplus eigen vermogen van € 3,8 mln. wordt hersteld bij de 1e suppletoire begrotingswet door afstorting naar het moederdepartement.
Voorzieningen
Omschrijving | Stand per 31-12-2018 | Vrijval 2019 | Dotatie 2019 | Onttrekking 2019 | Stand per 31-12-2019 |
---|---|---|---|---|---|
Voorziening onderhoud licenties | 9.129 | ‒ 737 | 0 | ‒ 2.916 | 5.476 |
Voorziening Windows servers 2008 | 0 | 0 | 1.354 | 0 | 1.354 |
Totaal | 9.129 | ‒ 737 | 1.354 | ‒ 2.916 | 6.830 |
Kortlopende schulden
Omschrijving | 31-12-2019 | 31-12-2018 |
---|---|---|
Crediteuren moederdepartement | 357 | 9.288 |
Crediteuren overige departementen | 0 | 26 |
Crediteuren derden | 8.446 | 8.095 |
Totaal | 8.803 | 17.409 |
Omschrijving | 31-12-2019 | 31-12-2018 | |
---|---|---|---|
Nog te ontvangen facturen | 14.491 | 24.4891 | |
Nog te verrekenen | 463 | 2.024 | |
Vooruit gefactureerde bedragen | 1.288 | 1.980 | |
Opgebouwde rechten personeel | 6.906 | 6.347 | |
Totaal | 23.148 | 34.8401 |
31-12-2019 | 31-12-2018 | ||
---|---|---|---|
Overige verplichtingen en overlopende passiva Moederdepartement | 11.632 | 15.3081 | |
Overige verplichtingen en overlopende passiva overige departementen | 485 | 1.950 | |
Overige verplichtingen en overlopende passiva Derden | 11.031 | 17.582 | |
23.148 | 34.8401 |
Kasstroomoverzicht
(1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | ||
---|---|---|---|---|
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen | 17.000 | 7.451 | ‒ 9.549 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 318.791 | 292.630 | ‒ 26.161 | |
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) | ‒ 249.076 | ‒ 247.985 | 1.091 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 69.715 | 44.645 | ‒ 25.070 |
Totaal investeringen (-/-) | ‒ 47.118 | ‒ 33.513 | 13.605 | |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 1.558 | 1.558 | |
3. | Totaal investeringskasstroom | ‒ 47.118 | ‒ 31.995 | 15.163 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | 0 | 0 | |
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) | 0 | 22.434 | 22.434 | |
Aflossingen op leningen (-/-) | ‒ 69.715 | ‒ 59.373 | 10.342 | |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 47.118 | 25.400 | ‒ 21.718 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | ‒ 22.597 | ‒ 11.539 | 11.058 |
5. | Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €. | 17.000 | 8.602 | ‒ 8.393 |
Toelichting
Investeringskasstroom
Het totaal van de investeringen in ICT goederen (hard- en software) in 2019 bedroeg € 33,5 mln. De investeringen zijn per saldo lager dan begroot. Dit wordt, ondanks een toename in de waarde, veroorzaakt door een begin 2019 afgekondigde bestedingsstop en invoering van voorafgaand financieel toezicht.
Financieringskasstroom
De eenmalige storting van € 22,4 mln. van het moederdepartement betreft de aanvulling van de eigenaar van het negatieve eigen vermogen over 2018, conform de regeling Agentschappen. SSC-ICT roept enkele keren per jaar de leningen af. Voor 2019 bedraagt het beroep op de leenfaciliteit € 25,4 mln. De stand van de rekening courant RHB per 31 december 2019 ad € 8,6 mln. is de resultante van het behaalde resultaat en het saldo van de in de jaren opgebouwde vorderingen- en schuldenpositie.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren
Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Vastgestelde begroting 2019 | |
---|---|---|---|---|---|
Omschrijving generiek deel | |||||
Kostprijs backend werkomgeving | 670 | 780 | 865 | 1.015 | 865 |
Kostprijs locatiegebonden werkplek | 650 | 680 | 795 | 870 | 795 |
Kostprijs Kiosk PC incl. monitor | 310 | 270 | 325 | 340 | 245 |
Omzet per productgroep (PxQ) | 234.744 | 242.362 | 258.312 | 292.465 | 318.791 |
Generiek | 12.105 | 11.514 | 10.646 | 8.067 | 11.500 |
Gemeenschappelijk | 168.293 | 191.903 | 215.767 | 251.868 | 273.791 |
Klantspecifiek | 54.346 | 38.945 | 31.899 | 32.530 | 33.500 |
Fte-totaal (excl. externe inhuur) | 720,2 | 834,4 | 963,8 | 974,9 | 1.043 |
Saldo van baten en lasten (%) | 7,8% | ‒ 17,0% | ‒ 8,8% | 7,3% | 0,0%1 |
Klanttevredenheid (KTO) | 7 | 6,9 | 6,8 | niet uitgevoerd | 7 |
Medewerkertevredenheid (MTO) | NB | 6,8 | 6,2 | niet uitgevoerd | 7 |
Omschrijving Specifiek Deel ICT diensten | |||||
Beschik-/betrouwbaarheid basisfunctionaliteit2 | 100,0% | 100,0% | NB | NB | 99,9% |
Geleverd binnen gestelde termijn | 91,0% | 90,0% | 71,0% | 89,9% | 90,0% |
Incidenten hersteld binnen afgesproken tijd | 88,0% | 87,0% | 96,0% | 77,2% | 90,0% |
Kwaliteit beantwoorden vragen | |||||
Beantwoorden helpdeskvragen binnen afgesproken tijd2 | 99,0% | 97,0% | NB | NB | 95,0% |
Direct beantwoorden helpdeskvragen2 | 88,2% | 86,0% | 83,0% | NB | 85,0% |
Als gevolg van het niet meer bijhouden van de voortgang kan geen waarde meer worden bepaald voor deze KPI's.
Toelichting
Generiek deel doelmatigheidsindicatoren
De gemiddelde bezetting van ambtelijk personeel in 2019 komt uit 974,9 fte. De bezetting is gedaald van 1.006,9 fte per 1 januari 2019 naar 950,6 fte per 31 december 2019. In de vastgestelde begroting 2019 werd nog van een groei uitgegaan. Voor de eerste helft van 2019 was, als bezuinigingsmaatregel, een vacaturestop afgekondigd. Daarbij, als gevolg van de krapte op de ICT arbeidsmarkt, is gebleken dat het moeilijk is om ICT personeel te werven teneinde de uitstroom op te vangen.
Het klanttevredenheidsonderzoek (KTO) en het medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) zijn in 2019 niet uitgevoerd. Er wordtgewerkt aan een voorstel om verschillende tevredenheidsmetingen te integreren. In 2019 is wel een projecttevredenheidsonderzoek uitgevoerd bij klantprojecten waar een score van 8,1 uit is gekomen.
Toelichting specifieke deel doelmatigheidsindicatoren
Gebleken is dat een aantal specifieke doelmatigheidsindicatoren niet goed kan worden bijgehouden. Voor het verbeteren van de Kritieke Prestatie Indicatoren (KPI ‘s), welke ten grondslag liggen aan bovenstaand overzicht, zal een analyse worden uitgevoerd voor wat betreft de omvang van de informatie en de meetbaarheid van de indicatoren. Tevens zal de verantwoordelijkheid voor de KPI ’s voor wat betreft kaderstelling en monitoring transparant worden belegd in de organisatie.
Geleverd binnen de gestelde termijn
Dit betreft standaard aanvragen die binnen de afgesproken servicelevels zijn afgehandeld. De gemiddelde score over 2019 komt uit op 89,9% ten opzichte van een norm van 90%. In 2019 is het Lifecycle Management (LCM), mede in het licht van doelstelling in 2019 zwarte cijfers te schrijven, nader bezien. Hierdoor zijn de leveringen aan de afnemers van devices enigszins onder druk komen te staan.
Incidenten hersteld binnen de afgesproken tijd
Dit betreft de functiehersteltijd van major incidents met een norm van 90% hersteld binnen 8 uur. De score over 2019 komt uit op 77,2%, oftewel 13 van de 57 major incidents voldeden niet aan de norm. In voorgaande jaren lag dit percentage boven de 90%. Gezien de diversiteit in major incidents is de snelheid van oplossen per incident anders. Het aantal major incidents was in 2018 beduidend hoger, namelijk 134. De maatregelen die zijn genomen zoals het wegnemen van oorzaken na verstoringen, verbeteren van het changeproces en bewustwording door communicatie naar de teams, hebben effect gehad op het aantal major incidents.
Inleiding
Het Rijksvastgoedbedrijf is de vastgoedorganisatie van en voor de Rijksoverheid en is als baten- lastenagentschap onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het Rijksvastgoedbedrijf is verantwoordelijk voor het beheer en instandhouding van vastgoedobjecten in gebruik door de Nederlandse staat.
Om het Rijksvastgoedbedrijf gereed te maken voor de toekomst is in 2019 verder vormgegeven aan het verbetertraject RVB 2.0 en is een meerjarige organisatiestrategie tot stand gekomen. Ook is in 2019 de missie van het Rijksvastgoedbedrijf aangescherpt: «Het Rijksvastgoedbedrijf realiseert en beheert zijn vastgoedportefeuille voor zijn gebruikers en zet gebouwen en terreinen in voor de realisatie van economische en maatschappelijke meerwaarde op basis van beleidsdoelen». Dit is een logisch gevolg van de eerder ingezette taakverbreding van het Rijksvastgoedbedrijf om met vastgoed ook maatschappelijke meerwaarde te creëren. De missie onderstreept het belang van economische en maatschappelijke meerwaarde creëren met vastgoed om zo bij te kunnen dragen aan beleidsdoelen voor duurzaamheid, wonen en gebiedsontwikkeling.
Met het Regionaal Ontwikkelprogramma (ROP) laat het Rijksvastgoedbedrijf zien hoe met rijksvastgoed de uitvoeringskracht kan worden vergroot om concrete bijdragen te leveren aan de strategische opgaven van het Regeerakkoord zoals de duurzaamheidsopgave en de woningbouw. Voor de woningbouw zijn onder andere de onderhandelingen over vliegveld Valkenburg, het Marineterrein Amsterdam en Almere van belang. In 2019 is besloten om het Rijksvastgoedbedrijf, Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer, in opdracht van de Ministeries van BZK en EZK, gezamenlijk een verkenning uit te laten voeren naar de mogelijkheid rijksvastgoed aan te wenden voor maatschappelijke doelen voor een landelijke Regionale Energie Strategie (RES) regio (Flevoland) en stedelijke RES-regio (Rotterdam-Den Haag). Doordat de drie vastgoedhoudende organisaties complementair zijn aan elkaar, kunnen ze naar verwachting gezamenlijk meer ‘impact’ maken. Doel van de verkenning is leren voor de overige 28 RES-regio’s en een bijdrage leveren aan het afwegingskader. In het kader van de regionale energiestrategieën wordt verder met lokale overheden gekeken naar de inzet van hernieuwbare energie op rijksgronden. Bij stedelijke ontwikkeling wordt ook maatschappelijke rendement zoals werkgelegenheid verder uitgewerkt.
Rond duurzaamheid is de routekaart voor kantoren gepresenteerd, waarmee een belangrijke basis is gelegd hoe rijksgebouwen in 2050 CO2-neutraal kunnen zijn. In de periode voor de uitvoering wordt bezien hoe een versnelling van energiebesparing en overgang naar duurzame warmte kan worden gerealiseerd vanuit de bestaande onderhouds- en instandhoudingsprocessen. Tevens is in 2019 aangevangen met een onderzoek naar het versneld plaatsen van zonnepanelen op daken van rijksgebouwen.
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft het afgelopen jaar fors ingezet op het verhogen van de productiecapaciteit om aan de vragen van onze gebruikers te voorzien. Bij instandhouding, voor zowel de Rijksportefeuille als bij Defensie, zijn de effecten van de fors toegenomen productie al in 2019 zichtbaar geweest. Nog niet over de hele linie zijn de beschikbare budgetten van de gebruikers in lijn gebracht met de daadwerkelijke behoefte aan te realiseren projecten. Met de jaaropdrachten 2020, die eind 2019 zijn opgesteld, is een belangrijke stap gezet in het in beeld krijgen van het werkpakket en het maken van realistische afspraken met onze gebruikers. In 2019 was overigens over nagenoeg de gehele linie sprake van een hogere productie dan in eerdere jaren. Mooie voorbeelden van opgeleverde huisvestingsprojecten in 2019 zijn daarbij de oplevering van de EMA en het nieuwe gezondheids- en tandheelkundig centrum op Defensieterrein in Stroe.
Het bedrijfsresultaat van het Rijksvastgoedbedrijf is in 2019 uitgekomen op € 13,9 mln. positief. Belangrijkste oorzaken zijn gerealiseerde verkoopresultaten en incidentele meevallers zoals vrijval van voorzieningen en een btw-suppletie. In 2019 is een ambitieus traject uitgevoerd om de kostendekkendheid van het apparaat te verhogen van 84% in 2018 tot 93% in 2019. Deze maatregelen, een mix van tariefverhogingen en meer efficiency in het apparaat hebben daadwerkelijk tot het gewenste resultaat geleid. De kostendekkendheid van het apparaat in 2019 is uitgekomen op 93,5%. Een eerste belangrijke stap in het streven om 100% kostendekkend te kunnen opereren.
Staat van baten en lasten
Omschrijving | (1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | (4) Realisatie 2018 |
---|---|---|---|---|
Baten | ||||
Omzet | 1.134.590 | 1.168.767 | 34.177 | 1.205.013 |
Omzet moederdepartement | 148.757 | 121.190 | ‒ 27.567 | 104.533 |
Omzet overige departementen | 856.165 | 900.837 | 44.672 | 830.398 |
Omzet derden | 129.668 | 146.740 | 17.072 | 270.082 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 2.960 | 2.960 | 8.304 |
Bijzondere baten | 50.085 | 63.735 | 13.650 | 54.379 |
Rentebaten | 500 | 32 | ‒ 468 | 143 |
Totaal baten | 1.185.175 | 1.235.494 | 50.319 | 1.267.839 |
Lasten | ||||
Apparaatskosten | 251.706 | 285.477 | 33.771 | 257.046 |
Personele kosten | 191.029 | 222.156 | 31.127 | 202.925 |
Waarvan eigen personeel | 172.279 | 191.429 | 19.150 | 175.064 |
Waarvan inhuur externen | 18.750 | 30.437 | 11.687 | 27.610 |
Waarvan overige personele kosten | 0 | 290 | 290 | 251 |
Materiële kosten | 60.677 | 63.321 | 2.644 | 54.121 |
Waarvan apparaat ICT | 31.400 | 31.722 | 322 | 24.590 |
Waarvan overige materiële kosten | 29.277 | 31.599 | 2.322 | 29.531 |
Afschrijvingskosten | 350.583 | 311.082 | ‒ 39.501 | 303.553 |
Materieel | 350.583 | 311.082 | ‒ 39.501 | 303.553 |
Dotaties voorzieningen | 4.000 | 0 | ‒ 4.000 | 1.847 |
Overige kosten1 | 489.173 | 547.364 | 58.191 | 618.320 |
Rentelasten | 89.713 | 77.327 | ‒ 12.386 | 75.153 |
Totaal lasten | 1.185.175 | 1.221.250 | 36.075 | 1.255.919 |
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening | 0 | 14.244 | 14.244 | 11.920 |
Agentschapsdeel Vpb-lasten | 311 | 311 | 750 | |
Saldo van baten en lasten | 0 | 13.933 | 13.933 | 11.170 |
Toelichting
Baten
Omzet
Omzet moederdepartement
Onder de omzet moederdepartement worden de gebruiksvergoeding van het Ministerie van BZK, de omzet voor de uitvoering van taken die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet (zoals de verkoop en verhuur van vastgoed en grondstoffen aan partijen buiten het Rijk, behandeling zakelijke lasten en afwikkeling onbeheerde nalatenschappen) en de vergoedingen voor de apparaatskosten buiten de huur- en verhuurrelatie verantwoord. Onder deze laatste categorie vallen het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie, de beleidsondersteunende taken van het Rijksvastgoedbedrijf en het Energiebesparingsprogramma Rijkshuisvesting. Het moederdepartement heeft gedurende 2019 voorschotten aan het Rijksvastgoedbedrijf verstrekt. Op basis van de definitieve realisatiecijfers wordt het verschil tussen de voorschotten en de realisatie afgerekend met het moederdepartement.
In 2019 is sprake van een lagere omzet dan begroot. De omzet moederdepartement valt lager uit omdat de omzet voor kantoren van BZK oorspronkelijk te hoog was ingeschat (ruim € 28 mln.).
De specificatie van deze omzet is als volgt:
Omschrijving | Realisatie 2019 | Realisatie 2018 |
---|---|---|
Waarvan geleverde producten/diensten | 121.190 | 104.533 |
1.1. Intern in gebruik geven kantoren | 56.987 | 51.422 |
1.2. Intern in gebruik geven specialties | 12.833 | 9.114 |
1.3. Intern in gebruik geven bijzondere specialties | 28.861 | 25.162 |
1.4. Extern In gebruik geven | 8.776 | 8.108 |
2.2. Onderhoud specialties | 95 | 27 |
3.1. Projectrealisatie t.b.v. RVB portefeuille | 2.351 | 0 |
4.1. Verkopen vastgoed | 1.155 | 1.208 |
4.2. Verkopen grondstoffen | 212 | 219 |
5.1. Strategische advisering/ondersteuning beleidsdirecties | 6.793 | 6.445 |
5.2. Expertise en advies aan opdrachtgevers | 1.963 | 2.159 |
5.3. Afhandelen onbeheerde nalatenschappen | 1.164 | 669 |
Waarvan overige bijdragen | 0 | 0 |
Totaal | 121.190 | 104.533 |
Omzet overige departementen
Onder de omzet overige departementen vallen de opbrengsten van de interne verhuurcontracten met de ministeries, services die zowel via incidentele opdrachten als contracten worden uitgevoerd en huisvestingsadviezen aan rijksdiensten. Tevens valt hieronder de honorariumomzet aan Defensie.
De gerealiseerde omzet is hoger dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt doordat er meer kleine investeringen direct zijn afgerekend (€ 43 mln.), er meer productie is gerealiseerd voor de Defensieportefeuille (€ 15,8 mln.) en voor de separate dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) inzake eigenaarszaken (€ 16,6 mln.). De omzet voor ingebruikgeving valt € 32 mln. lager uit dan begroot.
De omzet overige departementen is € 70 mln. hoger dan in 2018. Dit wordt met name veroorzaakt door een hogere productie op de Defensieportefeuille (€ 40,0 mln.) en een stijging van de omzet ingebruikgeving (circa € 30 mln.).
Omzet derden
Onder de omzet derden vallen de opbrengsten van de verkoop en verhuur van vastgoed aan partijen buiten het Rijk. Onder deze post vallen tevens de opbrengsten uit de exploitatie van bijzondere objecten (parkeergarages en de grafelijke zalen) en taxaties voor derden. De realisatie is hoger dan begroot. De stijging wordt voor circa € 10,6 mln. verklaard uit separate DVO’s, evenals bij de omzet overige departementen. Daarnaast zijn er meer kleine investeringen direct afgerekend (€ 15,1 mln.). De omzet voor verkopen valt € 42,2 mln. lager uit, daartegenover staat dat de omzet voor ingebruikgevingen € 32 mln. hoger uitvalt dan begroot. De omzet derden is € 123 mln. lager dan in 2018. Dit wordt met name veroorzaakt door een lagere omzet verkopen vastgoed (€ 114 mln.).
Omzet per product
De producten zijn in de volgende omzetcategorieën te verdelen:
– Ingebruikgeving: betreft ter beschikking stellen van kantoren en (bijzondere) specialties, het leveren van huisvestingsdiensten conform het Rijkshuisvestingsstelsel en het in gebruik geven van Rijksvastgoed aan partijen buiten de Rijksoverheid.
– In stand houden vastgoed: betreft onderhoud van kantoren, (bijzondere) specialties en vastgoed en infrastructuur in eigendom van het Ministerie van Defensie.
– Projectrealisatie: betreft projectrealisatie voor kantoren, (bijzondere) specialties en het Ministerie van Defensie.
– Verkoop: betreft verkoop van vastgoed en grondstoffen.
– Expertise en advies: betreft strategische advisering en ondersteuning beleidsdirecties, expertise en adviesdiensten aan opdrachtgevers en het afhandelen van onbeheerde nalatenschappen.
Omschrijving | (1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | (4) Realisatie 2018 |
---|---|---|---|---|
Ingebruikgeving | 853.289 | 928.912 | 75.623 | 888.147 |
Waarvan extern | 10.804 | 17.422 | 6.618 | 17.607 |
In stand houden vastgoed | 142.192 | 75.257 | ‒ 66.935 | 68.236 |
Waarvan andere eigenaar | 37.917 | 45.429 | 7.512 | 40.091 |
Projectrealisatie | 33.470 | 93.236 | 59.766 | 81.256 |
Waarvan andere eigenaar | 33.116 | 32.283 | ‒ 833 | 15.345 |
Verkoop | 70.294 | 32.818 | ‒ 37.476 | 146.650 |
Expertise en advies | 35.345 | 38.544 | 3.199 | 20.724 |
Totaal | 1.134.590 | 1.168.767 | 34.177 | 1.205.013 |
Ingebruikgeving
De omzet is hoger dan begroot, omdat in de realisatie de dekking voor In stand houden vastgoed is opgenomen. Deze is begroot onder In stand houden vastgoed (€ 101,7 mln.). Per saldo valt daarmee de realisatie € 26,1 mln. lager uit, dit wordt met name veroorzaakt doordat de omzet voor kantoren van BZK oorspronkelijk te hoog was ingeschat (€ 28 mln.) en de omzet voor externe ingebruikgeving te laag (€ 6,6 mln.).
In stand houden vastgoed
De omzet is lager dan begroot, omdat in de begroting de dekking In stand houden vastgoed is opgenomen zoals vermeld onder Ingebruikgeving. Per saldo komt de realisatie daarmee € 34,8 mln. hoger uit. Dit wordt met name veroorzaakt doordat er € 7,5 mln. meer productie is gerealiseerd voor de Defensieportefeuille. Ook is meer productie (€ 27,3 mln.) gerealiseerd in het kader van de separate dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) inzake eigenaarszaken.
Projectrealisatie
De omzet is hoger dan begroot, omdat in de begroting geen rekening is gehouden met de directe afrekening van kleine investeringen (realisatie € 60,9 mln.).
Verkoop
Er is minder verkocht dan van tevoren is geraamd. Dit betreft de verkoop van enkele specialties die zijn doorgeschoven naar volgend jaar. Ook de opbrengsten voor KORV zijn lager uitgevallen.
Vrijval voorzieningen
Van de voorziening geschillen rechtsgedingen is een post van € 2 mln. vrijgevallen. Van de voorziening bodemsanering is een post van € 1 mln. vrijgevallen. Er waren geen vrijvallen begroot.
Bijzondere baten
Omschrijving | Realisatie 2019 | Realisatie 2018 |
(Terugneming) bijzondere waardeverminderingsverliezen | 4.194 | 0 |
Overige baten | 59.541 | 54.379 |
Totaal | 63.735 | 54.379 |
Terugneming bijzondere waardeverminderingsverliezen
Er zijn terugnemingen geboekt voor een object te Arnhem (€ 1,3 mln.) en een object te Den Haag (€ 2,9 mln.).
Overige baten
De post overige baten bestaat met name uit de mutaties van onderhanden werk en onderhanden projecten en het geactiveerde honorarium.
De mutaties onderhanden werk en onderhanden projecten zijn het verschil tussen de begin- en eindstand van het jaar inclusief de mutatie in de voorziene verliezen, met uitzondering van de geactiveerde rente voor herontwikkelingsprojecten (zie toelichting bij Leningen bij het Ministerie van Financiën) en met uitzondering van projecten waarbij het risico niet bij een derde ligt.
Het geactiveerde honorarium heeft betrekking op de huisvestingsprojecten van het Rijk.
Het geactiveerde honorarium is hoger dan begroot (€ 10 mln.). Er is sprake van meer geactiveerde uren als gevolg van een grotere capaciteitsinzet op deze projecten in combinatie met een betere sturing en beheersing van het tijdschrijven. Ook is sprake van positieve resultaten op de apparaatsinzet na afronding van projecten.
Lasten
Apparaatskosten
De personele kosten van het eigen personeel betreffen voor € 146,6 mln. lonen, € 16,5 mln. sociale lasten, € 22,4 mln. pensioenlasten en € 5,9 mln. aan personele exploitatie. De capaciteitsinzet in 2019 is hoger uitgevallen. Dit geldt voor zowel de ambtelijke fte’s als het aantal fte’s inhuur. Het gemiddelde aantal gedurende 2019 werkzame werknemers bedroeg 2105 fte. Dit is een groei van circa zeventig fte ten opzichte van 2018. De gerealiseerde apparaatskosten zijn € 33,8 mln. hoger dan oorspronkelijk begroot. Dit is deels toe te schrijven aan meer inhuur (€ 11,7 mln.). Het restant van € 22,1 mln. wordt enerzijds veroorzaakt door de groei in fte’s (in lijn met de hogere productie) en anderzijds door het fors hoger uitvallen van de gemiddelde personeelskosten per fte. Dit als gevolg van cao-verhogingen, premieverhoging ABP en hogere «overige P kosten» zoals reis- en verblijfkosten.
Afschrijvingskosten
Onder deze post worden de afschrijvingskosten voor materiële vaste activa (gebouwen, inclusief inbouwpakketten en bedrijfsmiddelen) in het kader van de Rijkshuisvesting (inclusief DBFMO-objecten) verantwoord. De begroting is gebaseerd op geplande opleveringen in de projectenportefeuille. De realisatie is afhankelijk van het moment van de werkelijke oplevering. Het verschil tussen de begroting en de realisatie is het gevolg van het feit dat nieuwe opleveringen van projecten naar achteren geschoven zijn. Dit was al gemeld in de tweede suppletoire begroting.
Dotaties voorzieningen
De begrote dotaties (€ 4 mln.) zijn niet gerealiseerd. Dit hangt samen met de nieuwe gedragslijn binnen het Rijksvastgoedbedrijf om alleen een beroep te doen op voorzieningen bij zaken > € 0,5 mln. De kleinere bedragen zijn geboekt onder de rubriek «overige kosten», waarbij het totaal van de asbestkosten, herstelkosten, kosten brandveiligheid en geschillen en rechtsgedingen € 6,2 mln. bedraagt.
Overige kosten
Omschrijving | (1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | (4) Realisatie 2018 |
---|---|---|---|---|
Markthuren | 180.007 | 167.649 | ‒ 12.358 | 184.869 |
DBFMO-lasten | 71.829 | 66.383 | ‒ 5.446 | 55.395 |
Onderhoud rijkshuisvesting | 106.505 | 147.404 | 40.899 | 133.213 |
Belastingen en heffingen | 23.251 | 23.274 | 23 | 22.881 |
Energielasten | 26.478 | 34.294 | 7.816 | 27.101 |
Ontwikkeling en verkoop OG | 57.500 | 21.731 | ‒ 35.769 | 61.292 |
Overige lasten | 23.603 | 86.629 | 63.026 | 133.569 |
Totaal | 489.173 | 547.364 | 58.190 | 618.320 |
Markthuren
Onder deze post worden de huren verantwoord die het Rijksvastgoedbedrijf aan de markt betaalt. De raming van de begroting is intern Rijksvastgoedbedrijf al aan het begin van het begrotingsjaar bijgesteld naar € 174 mln. Het restant van de daling is toe te schrijven aan het beëindigen van een viertal grote contracten gedurende het jaar.
DBFMO-lasten
Onder deze post vallen de kosten die aan de consortia van de DBFMO-objecten zijn betaald, onder aftrek van de rente- en afschrijvingskosten. Door latere oplevering van een DBFMO-project zijn deze kosten lager uitgevallen.
Onderhoud rijkshuisvesting
Onder deze post vallen onderhoud voor de rijkshuisvesting, het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie en het beheer van bijzondere objecten. De project-gerelateerde onderhoudskosten zijn in de laatste maanden hoger uitgevallen dan verwacht. Daarnaast is er sprake van boekingen uit voorgaande jaren en door marktwerking zijn de kwartaalbedragen voor de nieuwe contracten in 2019 hoger uitgevallen. Tenslotte speelt hierin mee dat er een post is toegevoegd voor «servicekosten inhuurpanden» die niet in de begroting 2019 was meegenomen.
Belastingen en heffingen
Het betreft hier de kosten van met name onroerendezaakbelasting en waterschapslasten.
Energielasten
Deze post bevat de energiekosten van de kantorenvoorraad. De overschrijding ten opzichte van de begroting is voor een belangrijk deel veroorzaakt door afrekeningen uit voorgaande jaren.
Ontwikkeling en verkoop onroerend goed
Dit betreft de kostprijs van de verkochte objecten, voor zover deze verkopen in de omzet zijn opgenomen. Een belangrijk deel van de verkopen wordt, in tegenstelling tot de verwachting bij het opstellen van de begroting, buiten de baten en lastensystematiek geadministreerd. Verkopen van objecten die binnen het specialty stelsel vallen, leiden alleen tot een kasmutatie. Dit geldt eveneens voor de verkopen van objecten die in 2014 niet onder KORV zijn gebracht. Deze worden via de middelenafspraak verrekend met de overige departementen.
De opbrengsten uit verkopen inclusief KORV zijn in de begroting opgenomen op basis van de afstootprognoses van de materieel beheerders. De realisatie is hierbij achtergebleven. Deels omdat een aantal objecten is doorgeschoven, maar ook omdat materieel beheerders vaker objecten terugnemen in de eigen voorraad.
Overige lasten
De post overige lasten betreft met name facilitaire kosten leegstand (€ 7,3 mln.), servicekosten inhuurpanden (€ 8 mln.), kleine investeringen (€ 66,2 mln.), kosten van onderhanden werken en projecten (-/- € 5,5 mln.), herstel-, bodemsanering- en asbestkosten (€ 6,2 mln.) en projectresultaten (€ 3,2 mln.). De toename ten opzichte van de begroting houdt verband met de toename van de omzet derden (zie toelichting bij omzet derden).
Rentelasten
Onder deze post worden de rentekosten van de leningen en debetrente van de rekening courant Rijkshoofdboekhouding verantwoord. De gerealiseerde rentelasten bestaan uit € 30,4 mln. voor leningen van het Ministerie van Financiën en € 47 mln. voor DBFMO-contracten. In het verslagjaar is € 6 mln. rente geactiveerd tegen een gemiddelde rentevoet van 0,9%.
Voor DBFMO-contracten zijn er geen opleveringen geweest in 2019 en is er geen rente geactiveerd.
Het verschil tussen de begroting en de realisatie is het gevolg van het feit dat nieuwe opleveringen van projecten naar achteren geschoven zijn. Dit was al gemeld in de tweede suppletoire begroting 2019.
Balans
Balans 2019 | Balans 2018 | |
---|---|---|
Activa | ||
Vaste activa | 6.765.460 | 6.526.037 |
Materiële vaste activa | 6.765.460 | 6.526.037 |
Grond en gebouwen | 5.433.972 | 5.321.102 |
Installaties, inventarissen en overig | 840.747 | 757.264 |
Projecten in uitvoering | 490.741 | 447.671 |
Vlottende activa | 793.628 | 854.211 |
Voorraden en onderhanden projecten | 343.504 | 340.787 |
Vorderingen | 91.849 | 121.383 |
Debiteuren | 34.759 | 49.447 |
Overige vorderingen en overlopende activa | 57.090 | 71.936 |
Liquide middelen | 358.275 | 392.041 |
Totaal activa | 7.559.088 | 7.380.248 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | 70.894 | 66.487 |
Exploitatiereserve | 56.961 | 55.317 |
Onverdeeld resultaat | 13.933 | 11.170 |
Voorzieningen | 33.756 | 48.655 |
Langlopende schulden | 6.806.229 | 6.580.537 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën | 6.018.653 | 5.752.145 |
Overige schulden | 787.576 | 828.392 |
Kortlopende schulden | 648.209 | 684.569 |
Crediteuren | 82.906 | 84.351 |
Belastingen en premies sociale lasten | 410 | 100 |
Kortlopend deel leningen | 353.341 | 321.077 |
Overige schulden en overlopende passiva | 211.552 | 279.041 |
Totaal passiva | 7.559.088 | 7.380.248 |
Toelichting
Materiële vaste activa
Het Rijksvastgoedbedrijf is geen juridisch eigenaar voor die objecten waarvoor het Ministerie van Financiën een financial leaseovereenkomst heeft gesloten met het ABP. De boekwaarde van deze objecten bedraagt per 31 december 2019 € 89,6 mln. De schulden in verband met de financial leasecontracten zijn met ingang van 1 januari 1999 ondergebracht bij het Ministerie van Financiën en omgezet in een lening bij dit ministerie conform de Regeling leen- en depositofaciliteit Agentschappen.
Van de boekwaarde per 31 december 2019 heeft € 823,1 mln. betrekking op objecten waarvoor het Rijksvastgoedbedrijf DBFMO-contracten heeft afgesloten.
Van de boekwaarde per 31 december 2019 heeft € 2.454,3 mln. betrekking op specialties. Een specialty is een rijksgebouw met voorzieningen toegespitst op de te huisvesten organisatie: bijvoorbeeld penitentiaire inrichtingen en gerechtsgebouwen. Omdat de specialty houdende organisaties als kader- en behoeftesteller de meerjarenvisie bepalen dragen zij ook het leegstand- en afstootrisico.
In het verslagjaar is € 6,0 mln. rente geactiveerd tegen een gemiddelde rentevoet van 0,9%.
Het totaal van de boekwaarde van de afgekochte erfpachtrechten bedraagt € 80,2 mln.
In de cumulatieve afschrijvingen en overige waardeverminderingen zit een afwaardering van DJI-objecten van € 30,0 mln. Deze zijn afgewaardeerd omdat de taxatiewaarde hiervan lager was dan de boekwaarde, het RVB heeft hiervoor een afkoopsom ontvangen van DJI.
Het Rijksvastgoedbedrijf activeert de nazorg op investeringsprojecten. Een deel daarvan is nog niet verplicht aan leveranciers. In de overige waardeverminderingen is daarom € 25,3 mln. teruggenomen op de boekwaarde van de activa. Dit is tevens in mindering gebracht op de nog te betalen nazorg.
Vlottende activa
Voorraden en onderhanden projecten
Onder deze post zijn onder andere de gebouwen en terreinen van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen die beschikbaar zijn voor verkoop. Deze objecten zijn getaxeerd en afgewaardeerd indien de taxatiewaarde lager is dan de boekwaarde.
Voorraad te verkopen onroerend goed
De voorraad te verkopen onroerend goed in eigendom is in 2019 afgenomen. De objecten worden gewaardeerd tegen kostprijs of de lagere opbrengstwaarde. De opbrengstwaarde is gebaseerd op uitgevoerde (interne) taxaties.
De voorraad te verkopen Kader Overname Rijksvastgoed (KORV) objecten is toegenomen. Voor een nadere toelichting omtrent KORV, verwijzen wij naar de toelichting in de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen.
De post niet-KORV bestaat uit kosten die het Rijksvastgoedbedrijf maakt voor vastgoedobjecten (waaronder PLUKZE-objecten) die in opdracht van derden worden verkocht. Deze kosten bestaan uit beheerkosten, onderhoudskosten en verkoopkosten. De betreffende vastgoedobjecten zijn geen eigendom van het Rijksvastgoedbedrijf en maken dan ook geen onderdeel uit van deze balanspost.
Onderhanden werk
Het gaat om de grondexploitatieprojecten die door het Rijksvastgoedbedrijf voor eigen rekening en risico worden uitgevoerd en waarbij sprake is van inherente risico’s en onzekerheden ten aanzien van de waardering. Op basis van de huidige waardebepaling hoeft geen beroep te worden gedaan op de garantiestelling van het Ministerie van Financiën via het Ministerie van BZK.
Met de brief van de Ministers van Financiën en VROM van 14 november 2008 (Kamerstukken II 2008/09, 31700 XIV, nr. 18) heeft het kabinet kenbaar gemaakt het instrumentarium en de organisatorische inbedding voor deelname aan gebiedsontwikkeling door het Rijk te willen versterken. In het zogeheten Financieel Kader Kamerstukken II 2010, 32275, nr. 1) is beschreven hoe de sturing en beheersing van deze ontwikkelingsprojecten -waar het in de regel gaat om langlopende, complexe projecten met veel (private) partijen, grote marktonzekerheden en mede daardoor financiële risico's- plaatsvindt. Eén van de instrumenten betreft de jaarlijkse waardebepaling van het project om vast te stellen of de balanswaardering wordt terugverdiend bij verkoop van de grond.
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft in 2019 een deel van het onderhanden werk, met betrekking tot het Hembrugterrein in Zaandam, voor € 1,3 mln. verkocht.
Onderhanden projecten
De post onderhanden projecten bestaat uit projecten die in opdracht van departementen en derden worden uitgevoerd.
Vorderingen
Debiteuren
31-12-2019 | 31-12-2018 | |
---|---|---|
Debiteuren | 35.002 | 49.689 |
Voorziening dubieuze debiteuren | ‒ 243 | ‒ 242 |
Totaal | 34.759 | 49.447 |
Van het debiteurensaldo betreft € 0,6 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 8,0 mln. op overige departementen en € 26,2 mln. op derden.
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft voor een deel vorderingen op derden waarvan het debiteurenrisico ligt bij andere materieelbeheerders. Zo ligt het debiteurenrisico voor een bedrag van € 4,9 mln. bij BZK (briefkenmerk 2017-0000422585 d.d. 13 september 2017).
Overige vorderingen en overlopende activa
Van de overige vorderingen en overlopende activa ultimo 2019 betreft € 0,2 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 49 mln. op overige departementen en € 7,9 mln. op derden.
Liquide middelen
31-12-2019 | 31-12-2018 | |
---|---|---|
Rekening-courant RHB | 358.275 | 392.041 |
Saldo per 31 december | 358.275 | 392.041 |
Eigen vermogen
2017 | 2018 | 2019 | ||
---|---|---|---|---|
Saldo per 1 januari | 115.462 | 89.803 | 66.487 | |
Saldo van baten en lasten | 54.142 | 11.170 | 13.933 | |
Directe mutaties in het eigen vermogen | ||||
Uitkering aan het moederdepartement | ‒ 79.801 | ‒ 34.486 | ‒ 9.526 | |
Bijdrage door het moederdepartement | 0 | 0 | 0 | |
Overige mutaties | 0 | 0 | 0 | |
Saldo per 31 december | 89.803 | 66.487 | 70.894 |
Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Voor het Rijksvastgoedbedrijf mag conform de 5%-regel € 57,7 mln. worden aangehouden. Het restant van € 13,2 mln. wordt aan het moederdepartement afgedragen.
Voorzieningen
Omschrijving | 1-1-2019 | Onttrekking | Dotatie | Vrijval | 31-12-2019 |
---|---|---|---|---|---|
Asbestverontreiniging | 40.573 | ‒ 10.193 | 0 | 0 | 30.380 |
Bodemsanering | 1.847 | ‒ 887 | 0 | ‒ 960 | 0 |
Geschillen en rechtsgedingen | 6.235 | ‒ 859 | 0 | ‒ 2.000 | 3.376 |
Totaal | 48.655 | ‒ 11.939 | 0 | ‒ 2.960 | 33.756 |
Asbestverontreiniging
De ‘voorziening asbestverontreiniging’ is opgenomen voor verwijdering van asbest (saneren van aangebrachte asbestelementen) in de gebouwenvoorraad, voor zover deze bekend zijn bij het Rijksvastgoedbedrijf. De komende jaren wordt asbest verwijderd in te renoveren en af te stoten eigendomsobjecten. Hierdoor heeft het grootste deel van de voorziening een langlopend karakter. Het grootste deel van de voorziening zal naar verwachting binnen vijf jaar worden afgewikkeld.
Bodemsanering
De voorziening bodemsanering bestaat voor situaties waarbij sprake is van grondvervuiling en waarbij het Rijksvastgoedbedrijf een saneringsplicht heeft, dan wel sanering noodzakelijk acht. De voorziening is in 2019 volledig afgewikkeld.
Geschillen en rechtsgedingen
De voorziening voor geschillen en rechtsgedingen is opgenomen voor alle lopende geschillen en rechtsgedingen, waarvoor met een redelijke mate van zekerheid de uitkomst van deze zaken en de hieraan gerelateerde juridische kosten zijn in te schatten. De omvang van de voorziening is bepaald op basis van een kostenraming die continu wordt bewaakt. De huidige posten in de voorziening zullen geheel binnen vijf jaar worden afgewikkeld. In 2019 is een post van € 2 mln. vrijgevallen.
Langlopende schulden
Leningen bij het Ministerie van Financiën
Dit betreffen leningen die bij het Ministerie van Financiën ter financiering van grond en gebouwen zijn afgesloten. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de beschikking over een bouwrekening bij het Ministerie van Financiën, waarmee projecten in aanbouw, tot het moment van oplevering, worden gefinancierd. Na afronding van een bouwproject wordt een definitieve lening afgesloten.
Het Ministerie van Financiën staat het Rijksvastgoedbedrijf een aantal uitzonderingen toe op de Regeling Agentschappen voor het gebruik en de procedure leenfaciliteit. Zo is onder andere toegestaan:
– te lenen voor investeringen in grondposities en buiten gebruik gestelde activa.
– te lenen voor de financiering van bijkomende kosten.
– de rente op de leningen voor herontwikkelingsprojecten toe te voegen aan de hoofdsom.
De rentevoet van de leningen ligt tussen de 0,00% en 1,25%. Van de leningen heeft € 5.472,9 mln. een looptijd langer dan 5 jaar.
Overige schulden
Onder deze schulden worden de lange termijnschulden aan consortia opgenomen als gevolg van de DBFMO–contracten. Tegenover deze schulden (kort en lang) staan onder de materiële vaste activa de objecten gewaardeerd tegen een boekwaarde die hieraan gelijk is. Het Ministerie van Financiën heeft ermee ingestemd het langlopende deel van de schulden in afwijking van de Regeling agentschappen onder de langlopende schulden op te nemen. De rentevoet van de langlopende schulden ligt tussen de 3,58% en 7,13%. Van de langlopende schulden heeft € 560,7 mln. een looptijd langer dan 5 jaar.
Kortlopende schulden
De kortlopende schulden bevatten crediteuren (inclusief overige departementen), schulden aan het moederdepartement, het kortlopende deel van de langlopende schulden en overige schulden en overlopende passiva. In deze laatste zijn onder meer de resterende betalingsverplichtingen uit opgeleverde investeringsprojecten opgenomen.
Crediteuren
De crediteuren bestaan voor € 0,3 mln. uit schulden aan het moederdepartement, voor € 8,9 mln. aan overige departementen en voor € 73,7 mln. aan derden.
Belastingen en premies sociale lasten
Deze post bestaat uit een saldo van de nog te betalen VPB over 2016, 2018 en 2019 (€ 1,0 mln.) en de terug te ontvangen VPB 2017 (€ 0,6 mln.).
Kortlopend deel langlopende schulden
Deze post bestaat uit het kortlopend deel van de leningen bij het Ministerie van Financiën (€ 312,5 mln.) en het kortlopend deel van de langlopende schulden DBFMO (€ 40,8 mln.).
Overige schulden en overlopende passiva
Van de overige schulden en overlopende passiva betreft € 44,3 mln. schulden aan het moederdepartement, € 108,2 mln. aan overige departementen en € 59,1 mln. aan derden.
Kasstroomoverzicht
(1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil | ||
---|---|---|---|---|
realisatie en | ||||
vastgestelde begroting | ||||
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen | 454.661 | 392.041 | ‒ 62.620 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 1.812.028 | 2.172.106 | 360.078 | |
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) | ‒ 1.522.301 | ‒ 1.928.145 | ‒ 405.844 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 289.727 | 243.961 | ‒ 45.766 |
Totaal investeringen (-/-) | ‒ 665.000 | ‒ 582.919 | 82.081 | |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 36.000 | 17.535 | ‒ 18.465 | |
3. | Totaal investeringskasstroom | ‒ 629.000 | ‒ 565.384 | 63.616 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | ‒ 9.526 | ‒ 9.526 | |
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 | |
Aflossingen op leningen (-/-) | ‒ 367.105 | ‒ 280.246 | 86.859 | |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 665.000 | 577.429 | ‒ 87.571 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | 297.895 | 287.657 | ‒ 10.238 |
5. | Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €. | 413.283 | 358.275 | ‒ 55.008 |
Toelichting
Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en -ontvangsten toegelicht.
Operationele kasstroom
De ontvangsten en uitgaven zijn met name hoger door een toename in de dienstverlening aan Defensie. De mutatie is al bij de suppletoire begroting 2019 verwerkt in zowel de ontvangsten als de uitgaven.
Investeringskasstroom
De investeringen zijn met name voor de KORV-aankopen lager dan voorzien in de begroting. Bij de suppletoire begroting 2019 is hiervoor de begroting verlaagd, inclusief het beroep op de leenfaciliteit en de aflossingen van deze leenfaciliteit onder de financieringskasstroom.
Financieringskasstroom
In 2019 is het surplus eigen vermogen van € 9,5 mln. aan het moederdepartement afgedragen. Deze afdracht vloeit voort uit de jaarrekening 2018 en is bij het indienen van de ontwerpbegroting in het jaar 2018 nog niet bekend en derhalve niet begroot. Het lagere beroep op en de lagere aflossing van de leenfaciliteit hangt samen met het uitblijven van KORV-aankopen (zie investeringskasstroom).
Overzicht doelmatigheidsindicatoren
Omschrijving generiek deel | Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Vastgestelde begroting 2019 |
---|---|---|---|---|---|
Omzet per product | |||||
Ingebruikgeving | 871.261 | 894.211 | 888.147 | 928.912 | 853.289 |
waarvan extern | 19.363 | 16.584 | 17.607 | 17.422 | 10.804 |
In stand houden vastgoed | 50.113 | 59.901 | 68.236 | 75.257 | 142.192 |
waarvan andere eigenaar | 50.113 | 41.506 | 40.091 | 45.429 | 37.917 |
Projectrealisatie | 88.767 | 61.839 | 81.256 | 93.236 | 33.470 |
waarvan andere eigenaar | 19.980 | 21.335 | 15.345 | 32.283 | 33.116 |
Verkoop | 80.333 | 43.319 | 146.650 | 32.818 | 70.294 |
Expertise en advies | 34.844 | 28.105 | 20.724 | 38.544 | 35.345 |
Saldo baten en lasten | 77.110 | 54.142 | 11.170 | 13.933 | 0 |
Saldo van baten en lasten (% t.o.v. de baten) | 5,8% | 4,5% | 0,9% | 1,1% | 0,0% |
6.211 | 6.189 | 5.993 | 5.770 | 5.725 | |
waarvan verhuurd | 5.881 | 5.403 | 5.067 | 4.865 | 4.855 |
waarvan leeg frictie | NNB | NNB | NNB | 46 | 63 |
waarvan leeg renovatie | NNB | NNB | NNB | 458 | 367 |
waarvan leeg afstoot | NNB | NNB | NNB | 401 | 439 |
waarvan eigendom | 4.975 | 4.867 | 4.870 | 4.715 | 4.656 |
waarvan huur | 1.236 | 1.322 | 1.123 | 1.055 | 1.069 |
Gemiddelde leegstand rijkshuisvesting voor rekening RVB (% t.o.v. voorraad) | 5,3% | 5,9% | 6,2% | NNB | NNB |
ITK rijkshuisvesting | 2,39 | 2,22 | 2,21 | 2,20 | 2,1–2,8 |
Voorraad beheerde Defensieobjecten | |||||
Gebouwen x 1.000 m2 BVO | 6.161 | 6.033 | 5.973 | 5.970 | 5.959 |
Terreinen x 1.000 m2 | 350.387 | 350.575 | 349.814 | 388.602 | 348.899 |
Doelmatigheid verkoop vastgoed | 12.890 | 11.385 | 50.128 | 3.874 | >0 |
Bezetting ambtelijke fte's ultimo | 1.885 | 2.009 | 2.070 | 2.140 | 2.122 |
Apparaat-omzetindicator | 19,5% | 21,6% | 21,3% | 24,4% | 22,2% |
Projecten binnen budget gerealiseerd | NNB | 87% | 97% | 83% | 83% |
Projecten tijdig gerealiseerd | NNB | 97% | 97% | 94% | 83% |
Productiviteit | NNB | 914 | 954 | 1.033 | 965 |
Toelichting
Omzet per product
Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.
Saldo van baten en lasten
Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.
Rijkshuisvestingsvoorraad
De voorraad bedraagt ultimo 2019 45.000 m2 meer dan begroot. Ten opzichte van 2018 is de voorraad met 223.000 m2 afgenomen. De rijkshuisvestings-voorraad is minder gedaald dan aanvankelijk in de begroting was voorzien. Dit komt door het langer aanhouden van gebouwen en objecten voor studie en verwachte toename in rijkshuisvestings-behoefte.
Indicator Technische Kwaliteit
De Indicator Technische Kwaliteit (ITK) geeft in een cijfer de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille weer op een bepaald tijdstip. Het cijfer loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De ITK is een gewogen gemiddelde van de technische condities van alle gebouwelementen. Deze technische condities worden bepaald door inspecties en bedraagt voor 2019 2,20. Dit is nagenoeg gelijk aan de ITK van 2018 (2,21).
Voorraad beheerde defensieobjecten
Het Ministerie van Defensie is zelf verantwoordelijk voor de opbouw en afname van haar vastgoedbestand. Het Rijksvastgoedbedrijf beheert die portefeuille en adviseert Defensie daarbij. De toename in de defensie voorraad is te verklaren doordat onder meer de kazerne te Budel (strategische ruimte) weer in beheer is genomen en door de opname van nieuwe oefenterreinen in Vlissingen.
Doelmatigheid verkoop vastgoed
De verkopen van op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen vastgoed hebben in 2019 tot een positief resultaat geleid.
Bezetting ambtelijke fte’s ultimo
Het Rijksvastgoedbedrijf is een vraag gestuurde dienst. De bezetting ultimo 2019 is ten opzichte van de begroting met 18 fte toegenomen. De groei in ambtelijke bezetting ligt in lijn met de hoger gerealiseerde productie in 2019.
Apparaat/omzet indicator
Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.
Projecten binnen budget gerealiseerd
In 2019 is de doelstelling om 83% van de projecten binnen budget af te ronden gerealiseerd conform de norm.
Projecten tijdig gerealiseerd
In 2019 is de doelstelling om 83% van de projecten tijdig conform afspraken met de opdrachtgever te realiseren ruim gehaald met 94%.
Productiviteit
De productiviteit van het gehele Rijksvastgoedbedrijf, dus inclusief niet schrijvende medewerkers (Indirecte medewerkers en Medewerkers die Direct zijn, maar conform de Tijdschrijfregeling 2019 Niet meer behoeven te schrijven), ligt ultimo 2019 op 1.033 uren. Dit ligt ruim boven de norm van 965.
Inleiding
De Huurcommissie is een zelfstandig bestuursorgaan. Dit zelfstandig bestuursorgaan wordt ambtelijk ondersteund door de Dienst van de Huurcommissie, die de status van baten-lastenagentschap heeft. Jaarlijks verstrekt de directie Woningmarkt (onderdeel van DG Bestuur, Ruimte en Wonen bij het ministerie van BZK) een opdracht aan de Huurcommissie voor de uitvoering van de huurgeschillenbeslechting- en overige werkzaamheden. De opdracht wordt vanaf 2018 deels gefinancierd door de directie Woningmarkt, deels door de verhuurders middels een verhuurderbijdrage en deels uit de leges.
Staat van baten en lasten
Omschrijving | (1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | (4) Realisatie 2018 |
---|---|---|---|---|
Baten | ||||
Omzet | 12.630 | 11.101 | ‒ 1.529 | 9.860 |
Omzet moederdepartement | 6.776 | 5.271 | ‒ 1.505 | 4.330 |
Omzet overige departementen | 0 | 0 | 0 | 0 |
Omzet derden | 5.854 | 5.830 | ‒ 24 | 5.530 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 385 | 385 | 0 |
Bijzondere baten | 0 | 392 | 392 | 460 |
Rentebaten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal baten | 12.630 | 11.878 | ‒ 752 | 10.320 |
Lasten | ||||
Apparaatskosten | 9.731 | 9.577 | ‒ 154 | 8.887 |
Personele kosten | 6.449 | 6.810 | 361 | 6.248 |
Waarvan eigen personeel | 5.259 | 4.833 | ‒ 426 | 4.819 |
Waarvan inhuur externen | 700 | 1.639 | 939 | 1.052 |
Waarvan overige personele kosten | 490 | 338 | ‒ 152 | 377 |
Materiële kosten | 3.282 | 2.767 | ‒ 515 | 2.639 |
Waarvan apparaat ICT | 1.184 | 1.072 | ‒ 112 | 1.035 |
Waarvan bijdrage aan SSO's | 0 | 0 | 0 | 0 |
Waarvan overige materiele kosten | 2.098 | 1.695 | ‒ 403 | 1.604 |
Rentelasten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Afschrijvingskosten | 75 | 58 | ‒ 17 | 93 |
Materieel | 75 | 58 | ‒ 17 | 93 |
Waarvan apparaat ICT | 74 | 58 | ‒ 16 | 0 |
Immaterieel | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige lasten | 2.824 | 2.575 | ‒ 249 | 5.650 |
Dotaties voorzieningen | 0 | 283 | 283 | 2.588 |
Bijzondere lasten | 2.824 | 2.292 | ‒ 532 | 3.062 |
Totaal lasten | 12.630 | 12.210 | ‒ 420 | 14.630 |
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening | 0 | ‒ 332 | ‒ 332 | ‒ 4.310 |
Agentschapsdeel Vpb-lasten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Saldo van baten en lasten | 0 | ‒ 332 | ‒ 332 | ‒ 4.310 |
Toelichting
Baten
Omzet moederdepartement
De omzet moederdepartement bestaat uit de vergoeding van de opdrachtgevende beleidsdirectie Woningmarkt. De totale bijdrage voor de opdracht bedroeg € 8,8 mln, hiervan was € 3,5 mln. bestemd voor een bijdrage in de transitiekosten. Deze bijdrage is verwerkt als een vermogensstorting. De opdracht voor 2019 is aangegaan op basis van lump sum financiering. In de Voorjaarsnota 2019 is de mutatie van € 1,5 mln. in de omzet moederdepartement opgenomen en in het eigen vermogen verwerkt.
Toelichting op de post omzet moederdepartement
Omzet moederdepartement | 5.271 | |
---|---|---|
Waarvan direct gerelateerd aan geleverde producten/diensten | 5.271 | |
Waarvan overige ontvangsten /bijdragen van het moederdepartement | 0 |
In vergelijking met de Ontwerpbegroting 2019 is de productie over 2019 hoger uitgekomen dan verwacht. In de aantallen van de huurverhogingsverschillen zitten 1.152 zaken van 2018 die grotendeels in het begin van 2019 zijn afgehandeld.
Soort zaak | Begroting 2019 (1) | Realisatie 2019 (2) | Verschil (3=2-1) |
---|---|---|---|
Huurprijsgeschillen | 4.356 | 4.888 | 532 |
Servicekostengeschillen | 1.872 | 1.610 | ‒ 262 |
Huurverhogingsgeschillen op grond van punten | 441 | 1.913 | 1.472 |
Huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen | 657 | 1.170 | 513 |
Wohv-geschillen1 | 5 | 14 | 9 |
Onderzoeksrapporten rechtbank | 10 | 0 | ‒ 10 |
Onderzoeksrapporten publieksrechtelijke organen | 60 | 0 | ‒ 60 |
Advies geliberaliseerde huurprijs | 50 | 2 | ‒ 48 |
Klachten van huurder over verhuurder | 250 | 195 | ‒ 55 |
Verklaring over redelijkheid van de huurprijs | 0 | 0 | 0 |
Totaal | 7.701 | 9.792 | 2.091 |
Omzet derden
De omzet derden bestaat uit de verhuurderbijdrage die aan de verhuurders in rekening is gebracht en uit de ontvangen legesgelden. De in rekening gebrachte verhuurderbijdrage aan verhuurders bedraagt in 2019 € 5,3 mln. De ontvangen legesgelden in 2019 bedragen € 0,5 mln.
Vrijval voorzieningen
In de loop van 2019 hebben twee medewerkers die aan het Van Werk Naar Werk traject deelnamen een nieuwe functie gevonden waardoor hun deel in de voorziening is vrijgevallen.
Bijzondere baten
De bijzondere baten bestaan uit de volgende componenten:
Vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil | Realisatie 2018 | |
---|---|---|---|---|
Correctie nog te ontvangen facturen | 0 | 4 | 4 | 40 |
CJIB aanmaningsvergoedingen | 0 | 3 | 3 | 2 |
Mutatie onderhanden werk | 0 | 352 | 352 | 417 |
Overige baten | 0 | 33 | 33 | 1 |
Totaal | 0 | 392 | 392 | 460 |
De voorraad is gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijzen. Deze vervaardigingsprijzen zijn tot stand gekomen met behulp van inschattingen van de normtijden voor de diverse handelingen per product. De waarde per 1 januari 2019 was € 1,6 mln. en de waarde per 31 december 2019 € 2,0 mln., zodat een mutatie op de voorraad (onderhanden werk) heeft plaatsgevonden van € 0,4 mln. Onder overige baten is het niet benutte deel van de stimuleringsregelingen opgenomen.
Lasten
Personele kosten
De post personele kosten bestaat uit de loonkosten voor eigen personeel (inclusief kosten voor gedetacheerden vanuit de Rijksoverheid), kosten van externe inhuur en overige personeelskosten. De kosten voor eigen personeel zijn iets lager dan was begroot. De kosten voor externe inhuur zijn toegenomen. Een deel van de vrijgevallen functies in 2018 en 2019 is met externen opgevuld en er zijn extra externe medewerkers aangetrokken om de productie op peil te houden, bij de doorontwikkeling van de reorganisatie, en om de voorraad niet verder op te laten lopen. De externe inhuur is hierdoor hoger uitgekomen dan begroot.
De overige personele kosten betreffen kosten als reiskosten, studiekosten, arbeidsongeschiktheids ondersteuning en bedrijfsmaatschappelijk werk. Deze kosten zijn lager uitgevallen dan was ingeschat.
Materiële kosten
De materiële kosten, met name de kosten voor externe expertise, zijn in 2019 lager uitgevallen dan oorspronkelijk begroot.
Afschrijvingskosten
De afschrijvingskosten zijn lager dan oorspronkelijk begroot.
Dotatie voorzieningen
De dotatie aan de voorziening Reorganisatie 2012 heeft betrekking op twee medewerkers die een beroep hebben gedaan op hun recht op loonsuppletie bij het aanvaarden van een dienstbetrekking binnen de Rijksoverheid met een lager salaris. De dotatie aan de voorziening Reorganisatie 2018 is het gevolg van het beroep, dat eén van de twee Van Werk Naar Werk kandidaten die in 2019 een nieuwe dienstbetrekking hebben gevonden, op het recht van loonsuppletie bij het aanvaarden van een dienstbetrekking binnen de Rijksoverheid met een lager salaris.
Bijzondere lasten
Dit betreft de transitiekosten 2019 (implementatie toekomstverkenning en ICT). Hieronder vallen kosten van de doorontwikkeling van de implementatie van de gewijzigde wet Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en kosten om de ICT aan te passen aan de nieuwe organisatie. Ook vallen de verhuiskosten naar de Zurichtoren onder deze post.
Vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil | Realisatie 2018 | |
---|---|---|---|---|
Implementatie toekomstverkenning | 1.736 | 1.791 | 55 | 1.767 |
Verhuizing | 0 | 129 | 129 | 0 |
ICT | 1.088 | 335 | ‒ 753 | 504 |
Stimuleringsregeling | 0 | 0 | 0 | 791 |
Overige bijzondere lasten | 0 | 37 | 37 | 0 |
Totaal | 2.824 | 2.292 | ‒ 532 | 3.062 |
De kosten voor ICT zijn lager uitgevallen doordat een deel van de ICT ontwikkelingen (en dus ook externe expertise) is doorgeschoven naar volgend jaar. Onder de overige bijzondere lasten vallen de aanvullingen op de stimuleringsregelingen.
Saldo van baten en lasten
Over 2019 heeft de Dienst van de Huurcommissie een negatief exploitatieresultaat behaald ( € 0,3 mln.). Ten opzichte van de Ontwerpbegroting wordt dit resultaat grotendeels veroorzaakt doordat de bijdrage van het moederdepartement voor het primaire proces € 1,5 mln. lager was, de mutatie in het onderhanden werk € 0,4 mln. positief was, er een vrijval van de voorziening was van € 0,4 mln. en de bijzondere lasten € 0,5 mln. lager waren dan begroot.
Balans
Balans 2019 | Balans 2018 | |
---|---|---|
Activa | ||
Vaste activa | 12 | 70 |
Immateriële vaste activa | 0 | 0 |
Materiële vaste activa | 12 | 70 |
Grond en gebouwen | 0 | 0 |
Installaties en inventarissen | 12 | 70 |
Projecten in uitvoering | 0 | |
Overige materiële vaste activa | 0 | 0 |
Vlottende activa | 8.156 | 9.239 |
Voorraden en onderhanden projecten | 1.960 | 1.608 |
Vorderingen | 1.043 | 5.443 |
Debiteuren | 991 | 5.395 |
Overige vorderingen en overlopende activa | 52 | 48 |
Liquide middelen | 5.153 | 2.188 |
Totaal activa | 8.168 | 9.309 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | 3.810 | 2.977 |
Exploitatiereserve | 4.142 | 7.287 |
Onverdeeld resultaat | ‒ 332 | ‒ 4.310 |
Voorzieningen | 1.710 | 2.759 |
Langlopende schulden | 0 | 0 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën | 0 | 0 |
Kortlopende schulden | 2.648 | 3.573 |
Crediteuren | 495 | 778 |
Schulden bij het Rijk | 0 | 0 |
Belastingen en premies sociale lasten | 0 | 0 |
Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën | 0 | 0 |
Overige schulden en overlopende passiva | 2.153 | 2.795 |
Totaal passiva | 8.168 | 9.309 |
Toelichting
Activa
Materiële vaste activa
De materiële activa bestaan uit hardware en installaties. De Dienst van de Huurcommissie huurt zijn kantoorruimten, deze panden staan daarom niet op de balans als activa. Het grootste deel van de activa is begin deze eeuw aangeschaft waardoor de restwaarde beperkt is. Veel activa worden nog gebruikt terwijl ze inmiddels afgeschreven zijn. In 2019 zijn geen investeringen gedaan.
Voorraden en onderhanden projecten
De voorraad is gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijzen. Deze vervaardigingsprijzen zijn tot stand gekomen met behulp van normtijden voor de diverse handelingen per product. De waarde per 1 januari 2019 was € 1,6 mln. en de waarde per 31 december 2019 € 2,0 mln., zodat een mutatie heeft plaatsgevonden van € 0,4 mln.
Debiteuren
Deze post heeft met name betrekking op de nog te ontvangen verhuurderbijdrage van verhuurders. Daarnaast bevat deze post leges van huurders en verhuurders. Ook zijn er debiteuren in verband met detacheringen van medewerkers van de Dienst van de Huurcommissie bij andere Rijksoverheid onderdelen.
31-12-2019 | 31-12-2018 | |
---|---|---|
Debiteuren moederdepartement | 0 | 18 |
Debiteuren overige departementen | 62 | 43 |
Debiteuren derden | 929 | 5.334 |
Totaal | 991 | 5.395 |
In november 2019 is de verhuurdersbijdrage in rekening gebracht, het merendeel van deze vorderingen is eind 2019 ontvangen. De vordering per 31 december 2019 op verhuurders is € 0,8 mln., waarvan € 7.000 betrekking heeft op de vordering eind 2018. Dit verklaart de afname van het debiteurensaldo, want eind 2018 was de gehele verhuurdersbijdrage nog te ontvangen. In het saldo van debiteuren derden is rekening gehouden met een voorziening dubieuze debiteuren ten bedrage van € 5.000 met betrekking tot de leges.
Overige vorderingen en overlopende activa
Deze post betreft vooruitbetaalde kosten aan derden in 2019 voor het jaar 2020 en betaalde waarborgsommen.
Passiva
Eigen vermogen
Het eigen vermogen wordt gevormd door enerzijds de exploitatiereserve en anderzijds het onverdeeld resultaat over 2019. De exploitatiereserve is in 2019 gemuteerd door verwerking van het onverdeeld resultaat 2018. In 2019 is een bijdrage ontvangen van het moederdepartement voor transitiekosten. In 2019 heeft ook een afroming van het eigen vermogen plaatsgevonden.
Door deze mutaties en de toevoeging van het onverdeeld resultaat 2019 bedraagt het eigen vermogen € 3,8 mln. In de Regeling Agentschappen 2018 is aangegeven dat er de mogelijkheid is voor de dienst om een exploitatiereserve op te bouwen. De maximale exploitatiereserve bedraagt 5% van de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaren. Het maximale eigen vermogen in 2019 bedraagt € 0,6 mln. Het verschil tussen het vermogen per 31 december 2019 en het maximaal toegestane eigen vermogen bedraagt € 3,2 mln. Voor de eerstvolgende suppletoire begrotingswet wordt het surplus aan eigen vermogen afgeroomd.
Exploitatiereserve | Onverdeeld resultaat | Totaal eigen vermogen | |
---|---|---|---|
Stand 1 januari 2019 | 7.287 | ‒ 4.310 | 2.977 |
Verwerking onverdeeld resultaat 2018 | ‒ 4.310 | 4.310 | 0 |
Afroming eigen vermogen | ‒ 2.380 | 0 | ‒ 2.380 |
Bijdrage moederdepartement in transitiekosten 2019 | 3.545 | 0 | 3.545 |
Resultaat 2019 | 0 | ‒ 332 | ‒ 332 |
Stand 31 december 2019 | 4.142 | ‒ 332 | 3.810 |
Voorzieningen
De voorzieningen die op de balans staan betreffen kosten in verband met de reorganisaties van de Dienst van de Huurcommissie in 2009, 2012 en 2018. Het langlopende deel van deze voorzieningen (2009 € 13.000, 2012 € 0,2 mln. en 2018 € 0,2 mln.) zijn verplichtingen voor 2021 en latere jaren.
Stand per 1-1-2019 | Onttrekking | Vrijval | Dotatie | Saldo per 31-12-2019 | |
---|---|---|---|---|---|
Reorganisatie 2009: | |||||
Herplaatsers | 84 | 39 | 0 | 1 | 46 |
Reorganisatie 2012: | |||||
Herplaatsers | 113 | 32 | 0 | 120 | 201 |
Reorganisatie 2018 | 2.562 | 876 | 385 | 162 | 1.463 |
Totaal | 2.759 | 947 | 385 | 283 | 1.710 |
Crediteuren
Dit betreft in 2019 ontvangen maar per ultimo 2019 nog niet betaalde facturen voor gemaakte kosten die betrekking hebben op 2019.
31-12-2019 | 31-12-2018 | |
---|---|---|
Crediteuren moederdepartement | 156 | 358 |
Crediteuren overige departementen | 3 | 0 |
Crediteuren derden | 336 | 420 |
Totaal | 495 | 778 |
Overige schulden en overlopende passiva
Deze post bestaat uit nog te ontvangen facturen, legesvoorschotten (derden) en verplichtingen jegens personeel (derden).
31-12-2019 | 31-12-2018 | |
---|---|---|
Nog te ontvangen facturen | 1.024 | 639 |
Legesvoorschotten | 179 | 542 |
Reservering vakantiegeld/vakantiedagen/eindejaarsuitkering | 506 | 465 |
Stimuleringspremie DHC medewerkers | 444 | 1.149 |
Totaal | 2.153 | 2.795 |
Het saldo van de nog te ontvangen facturen is als volgt opgebouwd:
31-12-2019 | 31-12-2018 | |
---|---|---|
Nog te ontvangen facturen moederdepartement | 669 | 337 |
Nog te ontvangen facturen overige departementen | 209 | 272 |
Nog te ontvangen facturen derden | 146 | 30 |
Totaal | 1.024 | 639 |
Kasstroomoverzicht
(1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | ||
---|---|---|---|---|
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen | 2.590 | 2.188 | ‒ 402 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 12.630 | 16.336 | 3.683 | |
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) | ‒ 12.555 | ‒ 14.536 | ‒ 1.958 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 75 | 1.800 | 1.725 |
Totaal investeringen (-/-) | 0 | 0 | 0 | |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 0 | 0 | |
3. | Totaal investeringskasstroom | 0 | 0 | 0 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | ‒ 2.380 | ‒ 2.380 | |
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) | 0 | 3.545 | 3.545 | |
Aflossingen op leningen (-/-) | 0 | 0 | 0 | |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 0 | 0 | 0 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | 0 | 1.165 | 1.165 |
5. | Rekening courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €. | 2.665 | 5.153 | 2.488 |
Toelichting op het kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode.
Operationele kasstromen
Van de verhuurderbijdrage van € 5,3 mln. was eind 2019 nog € 0,8 mln. te ontvangen, hierdoor zijn de vorderingen afgenomen. De operationele uitgaven zijn hoger dan begroot. Het saldo van de voorzieningen en de kortlopende schulden is afgenomen.
Investeringskasstroom
In 2019 zijn er geen investeringen gedaan.
Financieringskasstroom
In 2019 heeft het moederdepartement een bijdrage van € 3,5 mln. aan de transitiekosten geleverd en heeft de Dienst van de Huurcommissie haar eigen vermogen afgeroomd met € 2,4 mln. Er is in 2019 geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren
Omschrijving generiek deel | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Realisatie | Vastgestelde begroting |
---|---|---|---|---|---|
2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2019 | |
Tarief per uur1 | |||||
Omzet per product1 | |||||
% Huurprijsgeschillen afgerond binnen 4 maanden | 66 | 64 | 60 | 45 | 90 |
% Servicekostengeschillen afgerond binnen 5 maanden | 63 | 47 | 61 | 49 | 90 |
% Huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 4 maanden | 92 | 90 | 98 | 94 | 90 |
% Wohv-geschillen afgerond binnen 3 maanden2 | 0 | 90 | 0 | 0 | 0 |
% Wohv-geschillen afgerond binnen 4 maanden | 25 | 50 | 0 | 0 | 90 |
% ADR geschillen afgerond binnen 90 dagen3 | > 90 | 86 | 90 | ||
Fte-totaal (excl. externe inhuur) | 67 | 63 | 50 | 60 | 69 |
Saldo van baten en lasten (%) | 6 | 1 | ‒ 47 | ‒ 3 | 0 |
Doorlichting uitgevoerd c.q. gepland in: | 2022 |
De Dienst van de Huurcommissie heeft een nieuw kostprijsmodel ontwikkeld. Dit model is in 2019 gevalideerd, zodat het model als basis voor de Ontwerpbegroting 2021 kan dienen. Op dit moment zijn deze gegevens niet beschikbaar. In de Ontwerpbegroting 2021 gaat gewerkt worden met het nieuwe kostprijsmodel en zijn deze gegevens beschikbaar. Voor de Ontwerpbegrotingen van 2017 tot en met 2020 is uitgegaan van de verwachte kosten.
ADR: Europese Alternative Dispute Resolution (buitengerechtelijke geschillenbeslechter in de zin van de Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten).
Toelichting
Fte-totaal
Betreft het aantal medewerkers in vaste dienst (uitgedrukt in fte) en de ontwikkeling daarvan in de loop der jaren. In 2019 hebben zes medewerkers gebruik gemaakt van de stimuleringspremie bij ontslag op eigen verzoek. Daarnaast zijn er vanaf 1 januari 2019 zeven medewerkers het Van Werk Naar Werk traject ingegaan. Deze functies zijn in verband met de lopende reorganisatie deels door vaste en deels door tijdelijke externe medewerkers bezet. In 2019 zijn een aantal ervaren externe medewerkers verambtelijkt.
Doorlooptijden
De Huurcommissie werkt met twee verschillende doorlooptijden:
1. De doorlooptijd voor de hele procedure vanaf het moment dat de verzoeker de leges heeft betaald tot het moment waarop de uitspraak wordt verstuurd. Deze doorlooptijd is gebaseerd op de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte. De termijn hiervoor is vijf maanden voor servicekostengeschillen en vier maanden voor overige geschillen;
2. De doorlooptijd vanaf het moment dat het dossier compleet is. Deze doorlooptijd is gebaseerd op de Implementatiewet voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten (ADR). De wettelijke termijn hiervoor is 90 dagen.
In 2019 is het streefpercentage voor het afhandelen van het geschil als het dossier eenmaal compleet is (ADR-norm) niet gehaald. De termijn uit de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte voor het volledig behandelen van het geschil is in 2019 in veel gevallen ook niet gehaald. Hieraan liggen verschillende oorzaken ten grondslag. Voor wat betreft de ADR doorlooptijden zijn de doorlooptijden van zaken met zitting (dossier compleet) wel gehaald, maar bij de zaken zonder zitting (groot aantal intrekkingen huurprijsgeschillen en servicekosten) zijn de doorlooptijden niet gehaald. Per saldo komt het percentage onder het streefpercentage uit. Wat betreft het niet halen van de doorlooptijden voor de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte is een reden dat het in de praktijk moeilijk is gebleken om, in de huidige gespannen arbeidsmarkt, geschikte onderzoekers te werven. Hierdoor is er een ongewenste onderzoeksvoorraad ontstaan. Hoe lang de doorlooptijd is, verschilt bovendien sterk van zaak tot zaak. Het grootste deel van de doorlooptijd gebruikt de Huurcommissie om het dossier compleet te maken zodat zij het geschil in behandeling kan nemen.
De Huurcommissie streeft ernaar geschillen zo snel mogelijk te behandelen. Zij vindt het belangrijk dat het geschil tussen huurder en verhuurder niet langer duurt dan nodig is. Op veel factoren die invloed hebben op de tijd die nodig is om het dossier compleet te maken heeft de Huurcommissie geen invloed. De aard van het geschil, hoe diep het conflict tussen huurder en verhuurder is, de bereidheid van de partijen om mee te werken, de kwaliteit van de door beide partijen aangeleverde informatie en de grillige instroom van geschillen vallen bijvoorbeeld buiten de invloedsfeer.
Activa | 31-12-2019 | 31-12-2018 | Passiva | 31-12-2019 | 31-12-2018 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Intra-comptabele posten | Intra-comptabele posten | |||||||||
1 | Uitgaven ten laste van de begroting | 5.616.794 | 5.951.401 | 2 | Ontvangsten ten gunste van de begroting | 753.124 | 1.343.470 | |||
3 | Liquide middelen | 6.456 | 4.744 | |||||||
4 | Rekening-courant RHB1 | 0 | 0 | 4a | Rekening-courant RHB | 4.860.256 | 4.605.661 | |||
5 | Rekening-courant RHB Begrotingsreserve | 248.378 | 223.264 | 5a | Begrotingsreserves | 248.378 | 223.264 | |||
6 | Vorderingen buiten begrotingsverband | 33.189 | 31.709 | 7 | Schulden buiten begrotingsverband | 43.059 | 38.723 | |||
8 | Kas-transverschillen | |||||||||
Subtotaal intra-comptabel | 5.904.817 | 6.211.118 | Subtotaal intra-comptabel | 5.904.817 | 6.211.118 | |||||
Extra-comptabele posten | Extra-comptabele posten | |||||||||
9 | Openstaande rechten | 0 | 2.689 | 9a | Tegenrekening openstaande rechten | 0 | 2.689 | |||
10 | Vorderingen | 406.964 | 477.339 | 10a | Tegenrekening vorderingen | 406.964 | 477.339 | |||
11a | Tegenrekening schulden | 0 | 0 | 11 | Schulden | 0 | 0 | |||
12 | Voorschotten | 5.402.844 | 5.356.308 | 12a | Tegenrekening voorschotten | 5.402.844 | 5.356.308 | |||
13a | Tegenrekening garantieverplichtingen | 27.671 | 27.671 | 13 | Garantieverplichtingen | 27.671 | 27.671 | |||
14a | Tegenrekening andere verplichtingen | 641.663 | 625.562 | 14 | Andere verplichtingen | 641.663 | 625.562 | |||
15 | Deelnemingen | 0 | 0 | 15a | Tegenrekening deelnemingen | 0 | 0 | |||
Subtotaal extra-comptabel | 6.479.142 | 6.489.569 | Subtotaal extra-comptabel | 6.479.142 | 6.489.569 | |||||
Totaal | 12.383.959 | 12.700.687 | Totaal | 12.383.959 | 12.700.687 |
TOELICHTING OP DE SALDIBALANS per 31 december 2019 HVII
Ad 1. en 2. Uitgaven en ontvangsten
Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2019 waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.
Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) voert namens het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de administratie voor de vorderingen en ontvangsten met betrekking tot ontvangsten van vervreemding, veiling benzinestations, verkoop bodemmaterialen, zakelijke lasten en ingebruikgevingen. Het RVB neemt in haar jaarrekening een debiteurenvordering op BZK op. Voor eventueel niet invorderbare vorderingen draagt BZK, conform de gemaakte afspraken met RVB, de financiële risico’s. Dit kan ertoe leiden dat niet invorderbare vorderingen worden verrekenend in de voorschotten of bij de afrekening met het RVB in 2020.
Ad 3. Liquide middelen
De post liquide middelen is onder andere opgebouwd uit het saldo bij de banken en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders.
Liquide middelen | Saldo |
---|---|
a) Kasbeheerders Rijksdiensten | 6.454.443 |
b) Houders Kleine Kas | 811 |
c) Overige liquide middelen | 0 |
Totaal | 6.455.254 |
Ad a) Kasbeheerders Rijksdiensten
Deze post is gebaseerd op de verantwoording van de kasbeheerder. Deze post bestaat uit het banksaldo van de kasbeheerder AIVD.
Ad b) Houders Kleine Kas
Het bedrag bestaat uit voorschotverstrekkingen aan houders van een kleine kas en is gebaseerd op saldoverklaringen van de desbetreffende kashouders.
Ad 4a. Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding
Op de Rekening‑courant met de Rijkshoofdboekhouding (RHB) is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen zijn de bedragen conform Rekening-courant afschriften en het saldobiljet van genoemd departement.
Rekening-courant | Saldo |
---|---|
a) Rekening-courant FIN/RHB | 4.860.255.110 |
Totaal | 4.860.255.110 |
Het saldo vertegenwoordigt de reguliere mutaties met betrekking tot Hoofdstuk VII.
Ad 5. Rekening-courant RHB Begrotingsreserves
Rekening-courant | Saldo |
---|---|
a) Rekening-courant FIN/RHB NHG | 167.325.199 |
b) Rekening-courant FIN/RHB WOCO | 81.052.500 |
Totaal | 248.377.699 |
Het saldo vertegenwoordigt de middelen van de risicovoorzieningen Nationale Hypotheekgarantie (NHG) en Wet Saneringsvoorziening Woningcorporaties (WSW).
Ad 5a. Begrotingsreserves
De post begrotingsreserves is als volgt opgebouwd:
Begrotingsreserves | Saldo |
---|---|
a) Risicovoorziening NHG | 167.325.199 |
b) Risicovoorziening WSW | 81.052.500 |
Totaal | 248.377.699 |
Begrotingsreserves | Saldo 01-01-2019 | Toevoegingen | Onttrekkingen | Saldo 30-06-2019 | Artikel |
---|---|---|---|---|---|
Nationale Hypotheekgarantie | 137,6 | 29,8 | 167,4 | 3 | |
Saneringssteun Woningcorporaties | 79 | 4,7 | 74,3 | 3 | |
Projectsteun Woningcorporties | 6,7 | 6,7 | 3 | ||
223,3 | 29,8 | 4,7 | 248,4 |
Ad a) Nationale Hypotheekgarantie
De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het Rijk vormt de achtervang van het WEW. Dit betekent dat het Rijk een achtergestelde renteloze lening aan het WEW zal verschaffen zodra het WEW onvoldoende vermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen. Tot 2011 vormde het Rijk samen met de gemeenten de achtervang van het WEW. Vanaf 1 januari 2011 vervult alleen het Rijk deze rol. Voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.
Voor de achtervangfunctie van het Rijk draagt het WEW een vergoeding af aan het Rijk. In 2019 bedroeg deze afdracht 0,15% van iedere nieuwe afgegeven hypotheekgarantie. Deze afdracht wordt doorberekend aan de consument. In 2019 heeft het Rijk de afdrachten over het boekjaar 2018, ter grootte van afgerond € 29,8 mln., ontvangen. Dit bedrag is in de daartoe bestemde risicovoorziening gestort.
Ad b) en c) Saneringssteun en projectsteun Woningcorporaties
Woningcorporaties kunnen als zij in financiële problemen zitten, op grond van de Woningwet (art. 57 BTIV) saneringssubsidie aanvragen. De taak voor sanering en reguliere projectsteun aan woningcorporaties is gemandateerd aan het waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). De hiervoor beschikbare middelen worden aangehouden in de risicovoorziening bij het Rijk. In het kader van de sanering van Vestia is destijds tussen het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV) en Vestia afgesproken dat 40% van de kosten die worden gemaakt voor het onderzoek naar de aansprakelijkheid van banken wordt vergoed uit de risicovoorziening. In 2019 heeft Vestia hiervoor een bijdrage van afgerond € 4,5 mln. ontvangen. Tevens worden elk jaar kosten gemaakt voor de uitvoering van de saneringstaak, deze bedroegen in 2019 circa € 0,1 mln. Deze bijdragen zijn onttrokken aan de risicovoorziening.
Ad 6. Vorderingen buiten begrotingsverband
Het bedrag aan vorderingen buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:
Type vorderingen | Saldo |
---|---|
a) Vorderingen Kasbeheerders Rijksdiensten | 564.947 |
b) Te vorderen van Ministeries en derden | 28.746.794 |
c) Intra-comptabele voorschotten | 3.695.126 |
d) Intra-comptabele debiteuren | 181.518 |
Totaal | 33.188.385 |
Ad a) Vorderingen Kasbeheerders Rijksdiensten
Dit bedrag bestaat uit de vorderingen van de AIVD voor een bedrag van € 0,6 mln.
Ad b) Te vorderen van ministeries en derden
In dit bedrag zijn aan diverse departementen door te berekenen posten betreffende uitgevoerde dienstverleningsafspraken opgenomen. De verrekening van een aantal vorderingen is met een totaalbedrag van € 1,1 mln. onzeker. Hiervoor worden in 2020 nog maatregelen genomen voor inning.
Ad c) Intra-comptabele voorschotten
Dit bedrag bestaat voornamelijk uit voorschotten aan personeel in verband met salaris en vergoedingen studiekosten (€ 2,6 mln.) en voor een bedrag van € 1,1 mln. uit de regeling eigenrisicodragerschap.
Ad d) Intra-comptabele debiteuren
Dit bedrag heeft betrekking op nog te verrekenen bedragen van de maand december 2019 inzake APG (€ 0,2 mln.).
Ad 7. Schulden buiten begrotingsverband
Schulden | Saldo |
---|---|
a) Schulden Kasbeheerders Rijksdiensten | 14.277.103 |
b) Nog af te dragen loonheffing en Sociale premies | 26.923.603 |
c) Overige intra-comptabele schulden | 1.858.274 |
Totaal | 43.058.980 |
Ad a) Schulden Kasbeheerders Rijksdiensten
Dit bedrag is gebaseerd op de verantwoording van de kasbeheerder. Het gaat om het saldo bij de kasbeheerder RVO over de maand december 2019 voor een bedrag van € 14,3 mln.
Ad b) Nog af te dragen loonheffing en sociale premies
Het gehele bedrag betreft nog af te dragen loonheffing en sociale premies over de maand december 2019 die in januari 2020 door het ministerie aan de betreffende instanties zijn afgedragen.
Ad c) Overige intra-comptabele schulden
Dit bedrag heeft onder andere betrekking op nog te verrekenen bedragen van de agentschappen (€ 0,3 mln.), af te dragen BTW (€ 0,2 mln.) en eigenrisicodragerschap/WIA (€ 1,2 mln.).
De verrekening van een vordering van € 0,04 mln. is onzeker. Hiervoor worden in 2020 nog maatregelen genomen voor inning.
Ad 9. Openstaande rechten
Ad 9a. Tegenrekening openstaande rechten
BP 9 is opgenomen onder openstaande vorderingen BP 10 (zie RBV 2020).
Ad 10. Vorderingen
Ad 10a. Tegenrekening vorderingen
Het saldo per 31 december 2019 kan als volgt worden gespecificeerd:
Ontstaansjaar vorderingen | Stand per 31-12-2019 |
---|---|
t/m 2015 | 0 |
2016 | 0 |
2017 | 115.236 |
2018 | 763.063 |
2019 | 8.120.398 |
Totaal excl. toeslagen | 8.998.697 |
Toeslagen | Stand per 31-12-2019 |
Toeslagjaar vóór 2014 | 42.950.351 |
Toeslagjaar 2014 | 23.517.101 |
Toeslagjaar 2015 | 31.420.341 |
Toeslagjaar 2016 | 42.020.699 |
Toeslagjaar 2017 | 79.398.310 |
Toeslagjaar 2018 | 115.396.067 |
Toeslagjaar 2019 | 63.261.649 |
Toeslagjaar 2020 | 0 |
Toeslagjaar diverse1 | 0 |
Totaal toeslagen | 397.964.518 |
Stand per 31-12-2019 | |
TOTAAL | 406.963.215 |
Toeslagjaar "diverse": deze bedragen waren op 1-1-2019 nog niet te specificeren per toeslagjaar.
Art. | Omschrijving | Saldo |
---|---|---|
1 | Openbaar bestuur en democratie | 338.028 |
2 | Nationale veiligheid | 1.278.547 |
3 | Woningmarkt | 397.964.518 |
4 | Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit | 2.988.661 |
5 | Ruimtelijke ordening en Omgevingswet | 15.000 |
6 | Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving | 1.360.246 |
7 | Werkgevers- en bedrijfsvoeringbeleid | 42.636 |
11 | Centraal apparaat | 2.975.579 |
Totaal | 406.963.215 |
Naar mate van opeisbaarheid:
Alle vorderingen zijn direct opeisbaar.
Toelichting:
Artikel 1 Openbaar bestuur en democratie
Betreft een vordering (€ 0,13 mln.) met betrekking tot de subsidie Room with a view. Daarnaast is er nog een vordering (€ 0,03 mln.) met betrekking tot het referendum waarbij de subsidieontvanger te weinig informatie heeft geleverd en een vordering (€ 0,11 mln.) met betrekking tot de versterking van lokaal rekenkamerwerk waar het volledige subsidiebedrag niet tot uitputting is gekomen.
Artikel 2 Nationale veiligheid
Het betreft hier vorderingen met betrekking tot pensioenpremies voor medewerkers welke gedetacheerd zijn bij Internationale Volkenrechtelijke organisaties (€ 0,05 mln.) en de openstaande vorderingen van veiligheidsonderzoeken (€ 1,2 mln.).
Artikel 3 Woningmarkt
Het saldo betreft voornamelijk de door Belastingdienst ingestelde terugvorderingen (€ 397,9 mln.) van verstrekte huurtoeslagen.
Artikel 4 Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit
Het betreft vorderingen (€ 3,0 mln.) welke in beheer zijn bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). De grootste vordering (€ 2,9 mln.) heeft betrekking op het Fonds energiebesparing huursector (FEH).
Artikel 5 Ruimtelijke ordening en omgevingswet
Dit betreft een verrekening in het kader van het onderzoek ontwerpthema’s Amsterdam Zuidoost.
Artikel 6 Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving
Betreft afrekeningen (decharge/vaststellingen) van diverse bijdragen aan Logius en ICTU vanwege de gemaakte bestuurlijke afspraken rondom de governance en financiering van de Eenduidige Normatiek Single Information Audit (ENSIA). Vanwege het niet volledig uitputten van de diverse bijdragen is er een vordering (€ 1,1 mln.) opgenomen.
Artikel 7 Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid
Dit betreft een doorbelasting (€ 0,04 mln.) van het programma Optimalisatie Dienstverlening Werkplek Rijkskantoren (ODWR) aan het Ministerie van Financiën.
Artikel 11 Centraal apparaat
De openstaande vorderingen betreffen nog van diverse ministeries en baten-lastenagentschappen te ontvangen bedragen op basis van dienstverleningsafspraken aangaande geleverde plusdiensten of maatwerk (€ 1,0 mln.). Daarnaast staan er nog vorderingen open met betrekking tot uit-detacheringen (€ 0,6 mln.) en bij Doc-Direct betreffende restwerkzaamheden (€ 0,6 mln.) waarbij de betalingen in 2020 volgen.
Ad 12. Voorschotten
Ad 12a. Tegenrekening voorschotten
De saldi van de per 31 december 2019 openstaande voorschotten en van de in 2019 afgerekende voorschotten worden hieronder per ontstaansjaar gespecificeerd:
Ontstaansjaar | Stand 01-01-2019 | Invlechting IenW | Overig | Gecorrigeerde stand1-1-2019 | Verstrekt 2019 | Afgerekend 2019 | Stand per 31-12-2019 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
t/m 2015 | 302.311.528 | 35.000.000 | 0 | 337.311.528 | 0 | 7.333.054 | 329.978.474 |
2016 | 140.951.091 | 0 | 0 | 140.951.091 | 0 | 50.487.759 | 90.463.332 |
2017 | 137.620.348 | 0 | ‒ 960.600 | 136.659.748 | 0 | 55.734.448 | 80.925.300 |
2018 | 439.467.230 | 0 | 0 | 439.467.230 | 0 | 293.189.341 | 146.277.889 |
2019 | 0 | 0 | 0 | 0 | 504.831.469 | 11.867.176 | 492.964.293 |
Totaal (excl. toeslagen) | 1.020.350.197 | 35.000.000 | ‒ 960.600 | 1.054.389.597 | 504.831.469 | 418.611.778 | 1.140.609.288 |
Toeslagen | Stand per 01-01 | Verstrekt 2019 | Afgerekend 2019 | Stand per 31-12-2019 | |||
Toeslagjaar vóór 2014 | 0 | 0 | 0 | 0 | |||
Toeslagjaar 2014 | 3.055.937 | 0 | 2.801.129 | 254.808 | |||
Toeslagjaar 2015 | 8.698.938 | 0 | 6.299.223 | 2.399.715 | |||
Toeslagjaar 2016 | 37.698.604 | 0 | 34.367.226 | 3.331.378 | |||
Toeslagjaar 2017 | 307.023.686 | 0 | 284.894.522 | 22.129.164 | |||
Toeslagjaar 2018 | 3.617.356.634 | 38.593.466 | 3.393.968.458 | 261.981.642 | |||
Toeslagjaar 2019 | 328.083.661 | 3.309.620.399 | 0 | 3.637.704.060 | |||
Toeslagjaar 2020 | 0 | 334.433.301 | 0 | 334.433.301 | |||
Totaal Toeslagen | 4.301.917.461 | 3.682.647.165 | 3.722.330.558 | 4.262.234.068 | |||
Stand per 01-01 | Verstrekt 2019 | Afgerekend 2019 | Stand per 31-12-2019 | ||||
TOTAAL | 5.356.307.058 | 4.187.478.634 | 4.140.942.336 | 5.402.843.356 |
Art. | Omschrijving artikel | Saldo |
---|---|---|
1 | Openbaar bestuur en democratie | 53.198.911 |
2 | Nationale veiligheid | 3.366.812 |
3 | Woningmarkt | 4.322.602.333 |
4 | Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit | 207.122.111 |
5 | Ruimtelijke ordening en omgevingswet | 455.122.914 |
6 | Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving | 231.569.162 |
7 | Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid | 34.825.863 |
9 | Uitvoering Rijksvastgoedbeleid | 77.449.200 |
11 | Centraal apparaat | 16.403.500 |
12 | Algemeen | 1.182.550 |
Totaal openstaande voorschotten | 5.402.843.356 |
Toelichting
Artikel 1 Openbaar bestuur en democratie
Het openstaande saldo bestaat uit de bevoorschotting van politieke partijen (€ 14,3 mln.) op grond van de Wet Financiering politieke partijen en aan de Oorlogsgravenstichting verstrekte voorschotten (€ 3,4 mln.). Met betrekking tot het interbestuurlijk programma zijn er diverse bijdragen geleverd aan onder andere ICTU, UWV en VNG waarbij een totaal van € 6,3 mln. aan voorschotten nog openstaan ter verantwoording in 2020. Ook voor het actieprogramma ten behoeve van versterking democratie en bestuur staan nog € 1,8 mln. aan voorschotten open die in 2020 worden verantwoord. Daarnaast staat er nog een voorschot open (€ 1,8 mln.) aan ICTU ten behoeve van bijdragen aan verschillende City Deals.
Daarnaast heeft ProDemos een voorschot ontvangen van € 5,6 mln. voor twee subsidies. Dit betreft naast haar jaarlijkse subsidie (€ 4,8 mln.) ook een incidentele subsidie voor reiskosten voortgezet onderwijsscholen educatief bezoek parlement (€ 0,6 mln.). Met betrekking tot subsidies voor de doorontwikkeling Agenda Stad en City Deals staat er een voor € 1,0 mln. aan voorschotten open.
Ook hebben er voorschotten plaatsgevonden (€ 1,2 mln.) voor een bijdrage aan Woonlinie en een subsidie aan Aert Swaens met betrekking tot het verbeteren van de leefomgeving - nieuwbouw, beheer en onderhoud - op Saba. Daarnaast staat er nog een voorschot (€ 1,4 mln.) open betreffende een subsidie aan Woonstichting Thuis voor nieuwbouw en renovatie sociale woningen Caribisch Nederland. De looptijd is verlengd tot oktober 2021.
Artikel 2 Nationale veiligheid
De openstaande voorschotten op dit artikel hebben met name betrekking op de bevoorschotting van Loyalis over de jaren 2016 (€ 0,6 mln.), 2017 (€ 0,9 mln.), 2018 (€ 1,0 mln.) en 2019 (€ 0,9 mln.).
Artikel 3 Woningmarkt
Dit saldo betreft voornamelijk openstaande voorschotten (€ 4.262 mln.) die betrekkingen hebben op huurtoeslagen waarvoor nog geen definitieve toekenning van het toeslagrecht door de Belastingdienst heeft plaats gevonden. Daarnaast is er een subsidie toegekend aan de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuis van totaal € 38 mln. voor de binnenstedelijke transformatie. Hiervoor is een tweede voorschot van € 10 mln. in 2019 verstrekt. Het totale voorschot van € 38 mln. kent een einddatum van december 2028.
Artikel 4 Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit
Aan de Stichting Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) is de afgelopen jaren een voorschot verleend van € 128 mln. ten behoeve van de financiering voor het treffen van energiebesparende maatregelen door particulieren. Voorts is in het kader van energiebesparing een subsidie van € 20 mln. voor de Stichting Fonds Duurzaam Funderingsherstel verleend als eigen vermogen voor het fonds. Deze kent een doorlooptijd tot in 2035. Ook staan op dit artikel voor € 26,6 mln. aan voorschotten open voor de vergoeding van mensuren en projectmiddelen aan RVO.nl.
Artikel 5 Ruimtelijke ordening en omgevingswet
De afgelopen jaren is er voor een totaal van € 265,3 mln. aan voorschotten uitgekeerd voor projecten ruimtelijke kwaliteit (BIRK). Het betreft o.a. Delft (€ 78,1 mln.), Utrecht NSP (€ 54,5 mln.), Den Haag NSP (€ 34 mln.), Rotterdam Stadshaven (24,8 mln.) en Breda NSP en Venlo (€ 34,4 mln.). Daarnaast heeft het Kadaster voorschotten (€ 69,6 mln.) ontvangen voor activiteiten binnen de nationale geo-informatie infrastructuur en voor Tactische Beheer Organisatie (TBO). Op basis van verantwoording in kwartaal- en jaarrapportages zullen deze verder worden afgewikkeld. Aan het RWS is een bijdrage voor het informatiepunt gegeven waarvoor nog een voorschot openstaat van € 24,4 mln. Voor de Crisis en Herstelwet staat nog € 10 mln. aan voorschotten open betreffen een bijdrage aan de VNG (€ 5 mln.) en aan de gemeente Rotterdam (€ 5 mln.).
Artikel 6 Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving
Met betrekking tot bijdrage aan Agentschap Telecom staan er voor toezichtstaken nog voorschotten (€ 3,4 mln.) open uit de jaren 2018 en 2019. Een deel van de verantwoording is eind 2019 ontvangen en wordt begin 2020 afgehandeld. Ook de Kamer van Koophandel heeft voorschotten (€ 9,0 mln.) mogen ontvangen, onder andere voor Mijnoverheid voor Ondernemers en digitale ondernemersplein. Verantwoording vindt in 2020 plaats. Voor EID, DigiD hoog, programma Machtigingen IP, e-procurement, diginetwerk, MijnOverheid, eIDAS en GDI heeft Logius in 2018 en 2019 een totaal van € 76,8 mln. aan voorschotten gekregen. Deze worden in 2020 en 2021 afgehandeld. Voor de doorontwikkeling en beheer van Overheid.nl en de invoering van de nieuwe bekendmakingswetgeving heeft UBR voorschotten ontvangen (€ 2,4 mln.). Deze worden grotendeels in 2021 na verantwoording afgehandeld. RDW heeft een drietal voorschotten (€ 4,0 mln.) gekregen voor bijdrage aan eID-applet. Verwachting is dat deze in 2020 worden afgerekend. Met betrekking tot de RvIG staat een totaal van € 39,2 mln. aan voorschotten open vanuit de jaren 2017 tot en met 2019. Deze hebben veelal betrekking op BRP, Transitie en continuiteit van LAA en eIDAS en de eindveranwoording wordt in 2020 verwacht. Ook staan er voorschotten (€ 8,7 mln.) open voor Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voor onder andere berichtenbox en e-factureren. Daarnaast staan er voor voorschotten (€ 5,3 mln.) ten behoeve van subsidies aan de VNG open voor onder andere project Haal Centraal en notificatieservice en voorschotten (€ 37,4 mln.) aan ICTU inzake Landelijk Aanpak Adreskwaliteit.
Artikel 7 Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid
Het openstaande saldo bestaat grotendeels uit de bevoorschotting van de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (€ 8,8 mln.), ten behoeve van de pensioenen van gepensioneerd personeel uit de voormalige overzeese gebieden. Daarnaast zijn er aan ICTU voorschotten (€ 5,7 mln.) verstrekt in de jaren 2016 tot en met 2019 inzake kennisbank, vensters en internetspiegel. Na ontvangst van dechargeverzoeken en/of verantwoordingsstukken worden deze voorschotten vastgesteld. Ook zijn voorschotten (€ 2,3 mln.) verstrekt aan de stichtingen Centrum voor Arbeidsverhouding Overheidspersoneel (CAOP), Stichting Verdeling Overheidsbijdragen (SVO) en Verbond Sectorwerkgevers Overheid (VSO). Ook staat er nog een voorschot open (€ 3,4 mln.) aan Stichting A+O Fonds Rijk op basis van een jaarlijkse subsidieregeling arbeidsmarktmiddelen waarbij de vaststelling in 2020 plaatsvindt. Daarnaast zijn er nog voorschotten opgenomen voor de versterking HR ICT rijksdienst 2019 (€ 4,7 mln.) en voor diverse projecten en opdrachten door ECO&P voor het programma arbeidsmarktcommunicatie (€ 5,3 mln.).
Artikel 9 Uitvoering rijksvastgoedbeleid
Het openstaande saldo betreft grotendeels een voorschot aan het RVB van € 70,4 mln. voor de zakelijke lasten en voor het uitvoeren van het rijkshuisvestingsbeleid met betrekking tot de beheer en plankosten, beheer monumenten, energiebesparing, ondersteuning en stimulering architectonische kwaliteit. Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zal dit voorschot in de loop van 2020 worden afgewikkeld.
Artikel 11 Centraal apparaat
De openstaande voorschotten op dit artikel betreffen voornamelijk de bevoorschotting van Loyalis over de afgelopen jaren (€ 16,4 mln.). De voorschotten Loyalis zullen na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie in 2020 en volgende jaren worden afgewikkeld.
Artikel 12 Algemeen
De openstaande voorschotten bestaan onder andere uit de bevoorschotting van het programma NSOB intelligent bestuur, subsidie overheidsmanager van het jaar en subsidie ten behoeve van etnografisch promotieonderzoek (€ 0,3 mln.), en voor een meerjarige samenwerkingsband ten behoeve van Kennisbank Openbaar Bestuur (€ 0,1 mln.). Daarnaast zijn er voorschotten (€ 0,3 mln.) verstrekt aan het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis inzake staatscommissie en Stichting Montesquieu ten behoeve van kennisdeling en -verspreiding, waarbij op basis van jaarlijkse verantwoording wordt afgerekend. Ook is er een voorschot opgenomen voor de Technische Universiteit Delft ten behoeve van het AIVD expert – en onderzoeksprogramma (€ 0,3 mln.).
Ad 13. Garantieverplichtingen
Ad 13a. Tegenrekening Garantieverplichtingen
Verplichtingen per 1/1 | 27.670.168 | |
---|---|---|
Aangegane verplichtingen in het verslagjaar | 0 | +/+ |
27.670.168 | ||
Tot betaling gekomen in 2019 | 0 | -/- |
Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren | 0 | -/- |
Totaal | 27.670.168 |
Het betreft de verstrekking van een rekening-courantkrediet aan de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (€ 2,5 mln.) en de verstrekking van hypotheekgaranties (€ 0,2 mln.). Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten.
Daarnaast is er vanuit de conversie I&W de kredietfaciliteit van € 25 miljoen – die gekoppeld is aan de rekening-courant met het Minister van Financiën – overgenomen. Deze is in december 2008 ingevoerd tegen een rente die is gebaseerd op EONIA fixing. De kredietfaciliteit heeft een onbeperkte looptijd.
Niet in de balans opgenomen garantieverplichtingen
Artikel | Omschrijving | Uitstaande garanties 2018 | Verleend 2019 | Vervallen 2019 | Uitstaande garanties 2019 | Garantieplafond | Totaal plafond | Totaalstand risicovoorziening 2019 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Artikel 3 Woningmarkt1 | Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) | 79.763.000 | 6.327.000 | 6.029.000 | 80.061.000 | ‒ | ‒ | n.v.t. |
Artikel 3 Woningmarkt2 | Nationale Hypotheekgarantie (NHG) | 205.000.000 | 23.000.000 | 28.000.000 | 200.000.000 | ‒ | ‒ | 167.300.000 |
Artikel 7 Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid3 | Rijkshypotheeksgaranties | 23 | 0 | 6 | 17 | ‒ | 170 | ‒ |
Totaal | 284.763.023 | 29.327.000 | 34.029.006 | 280.061.017 | ‒ | 170 | 167.300.000 |
Bron: Jaarverslag WEW 2018 en voorlopige cijfers 2019. Het gegarandeerd vermogen was, volgens het vierde kwartaalbericht van 2019 van NHG, ultimo 2019 € 214 mld. NHG voert in de eerste helft 2020 echter verbeteringen door in de kwaliteit van NHG-garantiegegevens. Correctie hiervoor leidt tot een daling van het aantal actieve garanties en het gegarandeerd vermogen, waarbij het gegarandeerd vermogen ultimo 2019 naar verwachting uitkomt op € 200 mld. In het jaarverslag van NHG over 2019 zal het definitieve gegarandeerd vermogen ultimo 2019 gerapporteerd worden.
Tot en met 2017 viel dit onder artikel 3 van begrotingshoofdstuk 18 - Wonen en Rijksdienst. In 2018 viel dit onder artikel 8 van begrotingshoofdstuk 7 - Binnenlandse Zaken en koninkrijksrelaties.
Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)
Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) zorgt dat de deelnemende woningcorporaties toegang hebben tot de kapitaalmarkt tegen zo optimaal mogelijke financieringskosten. Dit doet het WSW door borg te staan voor de rente- en aflossingsverplichting van door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties. Op het moment dat een woningcorporatie niet aan de rente- en aflossingsverplichting voor een door WSW geborgde lening voldoet, kan een geldverstrekker aanspraak doen op het WSW.
Het Rijk en de gemeenten vormen de achtervang voor het WSW. Dit houdt in dat het Rijk en de gemeenten (beide voor 50%) een renteloze lening aan het WSW verstrekken indien het WSW onvoldoende liquide middelen heeft om aan zijn verplichtingen te voldoen.
Het WSW beschikt over een fondsvermogen en kan daarnaast indien nodig obligo ophalen bij de deelnemende woningcorporaties ter hoogte van maximaal € 3 mld. Ook kunnen woningcorporaties in financiële problemen onder bepaalde voorwaarden een aanvraag doen voor saneringssteun. Saneringssteun wordt bekostigd via een heffing aan corporaties. Alle woningcorporaties zijn op basis van de wet verplicht om deze heffing te betalen. Er kan tot maximaal 5% van de huursom (circa € 760 mln.) per jaar worden geheven. Financiële problemen bij corporaties worden in eerste instantie dus betaald door WSW en de corporatiesector zelf via het obligo en de saneringsheffing. Pas daarna komen Rijk en gemeenten in beeld via de achtervang. De achtervang is nog nooit aangesproken. De kans dat dit in de toekomst zal gebeuren, wordt zeer klein geacht. Per eind 2019 heeft het WSW € 80,1 miljard (voorlopig cijfer) aan garanties uitstaan.
Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)1 | 2018 | 2019 |
---|---|---|
Achterborgstelling | 79.763 | 80.061 |
Bufferkapitaal | 535 | 527 |
Obligo | 3.017 | 3.036 |
Stand risicovoorziening | n.v.t. | n.v.t. |
De achterborgstelling (bedrag aan gegarandeerde leningen) en het obligo nemen toe. Dit is in lijn met de Prognose Informatie. Daarmee is sprake van een kentering van de trend van de afgelopen jaren waarin de achterborgstelling en het obligo een dalende lijn lieten zien. Het bufferkapitaal daalde in 2019 door het kortlopende deel van de betaalverplichting voor de dienst der lening van woningcorporaties Stichting Humanitas Huisvesting (SHH) en de Woonstichting Geertruidenberg (WSG).
Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)
De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het Rijk is de achtervanger bij het WEW. Dit betekent dat, zodra het WEW onvoldoende risicovermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen, het Rijk zich verplicht heeft gesteld om achtergestelde renteloze leningen te verschaffen. Tot 2011 was het Rijk samen met de gemeenten achtervanger. Vanaf 1 januari 2011 is alleen het Rijk achtervanger, voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.
Nationale Hypotheekgarantie (NHG)1 | 2018 | 2019 |
---|---|---|
Achterborgstelling | 205.000 | 200.000 |
Bufferkapitaal | 1.265 | 1.380 |
Obligo | n.v.t. | n.v.t. |
Stand risicovoorziening | 137,6 | 167,3 |
Bron: Jaarverslag WEW 2018 en voorlopige cijfers 2019. Het gegarandeerd vermogen was, volgens het vierde kwartaalbericht van 2019 van NHG, ultimo 2019 € 214 mld. NHG voert in de eerste helft 2020 echter verbeteringen door in de kwaliteit van NHG-garantiegegevens. Correctie hiervoor leidt tot een daling van het aantal actieve garanties en het gegarandeerd vermogen, waarbij het gegarandeerd vermogen ultimo 2019 naar verwachting uitkomt op € 200 mld. In het jaarverslag van NHG over 2019 zal het definitieve gegarandeerd vermogen ultimo 2019 gerapporteerd worden.
De ontwikkeling van het aantal verliesdeclaraties is in 2019 verder gedaald van € 16,8 mln. in 2018 naar € 5,3 mln. in 2019. Deze afname is te verklaren door marktontwikkelingen en het beleid van het WEW. De prognose van de achterborgstelling ultimo 2019 is € 200 mld. Tegelijkertijd is het garantievermogen van het waarborgfonds verder toegenomen tot, naar verwachting, € 1,38 mld. Deze ontwikkeling is voornamelijk toe te schrijven aan een verdere groei van het aantal afgesloten garanties, in combinatie met een verdere afname van het aantal verliesdeclaraties en het gemiddelde verliesbedrag. In het actuarieel onderzoek van het WEW uit het derde kwartaal van 2019 wordt voor de periode 2019 ‒ 2024 geen aanspraak op de achtervang van het Rijk voorzien.
Voor de achtervangfunctie van het Rijk draagt het WEW een vergoeding af aan het Rijk. In 2019 bedroeg deze afdracht 0,15% van iedere nieuwe afgegeven hypotheekgarantie. Deze afdracht wordt doorberekend aan de consument. In 2019 heeft het Rijk de afdrachten over het boekjaar 2018, ter grootte van afgerond € 29,8 mln., ontvangen. Dit bedrag is in de daartoe bestemde risicovoorziening gestort.
Garantie Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf
Bij de overkomst van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf van het Ministerie van Financiën naar Wonen en Rijksdienst per 1-1-2013 heeft Wonen en Rijksdienst een door het Ministerie van Financiën verleende garantie overgenomen. Inmiddels heeft Binnenlandse Zaken Koninkrijksrelaties zich garant gesteld voor de eventuele verliezen op gebiedsontwikkelingsprojecten van het Rijksvastgoedbedrijf nu Wonen en Rijksdienst is opgeheven. De garantie is gemaximeerd tot een bedrag van € 201,5 mln. (het vorderingenplafond). Indien de directe opbrengst van het grondexploitatieprojecten lager zijn dan de verwachte geactiveerde kosten, staat het Ministerie van Financiën via het Ministerie van BZK garant voor in totaal € 201,5 mln.
Mocht een gebiedsontwikkelingsproject echter later toch leiden tot een betaling van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan het Rijksvastgoedbedrijf wordt dit budgettair gedekt uit het generale beeld (via het Ministerie van Financiën).
Ad 14. Andere verplichtingen
Ad 14a. Tegenrekening andere verplichtingen
Verplichtingen per 1/1 | 625.561.904 | |
---|---|---|
Aangegane verplichtingen in het verslagjaar | 5.645.748.366 | +/+ |
6.271.310.270 | ||
Tot betaling gekomen in 2019 | 5.616.794.000 | -/- |
Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren | 12.853.366 | -/- |
Totaal | 641.662.904 |
Toelichting:
De toelichting heeft betrekking op de negatieve bijstellingen die per saldo een omvang hebben van meer dan 10% en of meer dan € 0,1 mln. ten opzichte van de verplichtingenstand per 31-12-2018.
Artikel 1 Openbaar bestuur en democratie
Bij de afrekening van de VNG waren de kosten lager dan in 2018 geschat. Hiervoor is de verplichting met € 0,2 mln. neerwaarts bijgesteld. In het contract met RIGO betreffende de leefbaarometer waren extra kosten opgenomen voor mogelijk meerwerk naar aanleiding van de uitkomsten. Deze hebben zich niet volledig voorgedaan. Dit resulteerde in een bijstelling van € 0,2 mln.
Artikel 3 Woningmarkt
Voor het waarborgfonds sociale woningbouw is op basis van de werkelijke kosten voor saneringssteun en uitvoeringskosten 2018 twee verplichtingen negatief bijgesteld (€ 0,4 mln.).
Artikel 4 Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit
Door een lager uurtarief heeft Stichting BIM-loket een kleine onderuitputting gerealiseerd waardoor de bijbehorende verplichting naar beneden moest worden bijgesteld (€ 0,1 mln.). Voor de voorlichtingscampagne energiebesparing is bij de vaststelling geconstateerd dat de verplichting te hoog was ingesteld (€ 0,1 mln.). Daarnaast is na de conversie van begrotingshoofdstuk XVIII geconstateerd dat de verplichting voor de jaaropdracht van RVO 2017 moest worden bijgesteld (€ 0,2 mln.).
Artikel 5 Ruimtelijke ordening en omgevingswet
Een eindafrekening met de VNG heeft ervoor gezorgd dat de verplichting voor Uitwerking Informatie Voorziening Omgevingswet naar beneden moest worden bijgesteld (€ 0,2 mln.). Bij de overkomst van I&W was er een lopend contract dat binnen het raamcontract van BZK viel. Deze verplichting (€ 0,4 mln.) is daarom afgeboekt.
Artikel 6 Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving
Het programma Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA) van ICTU is in de loop van 2019 geleidelijk door RvIG in beheer genomen. Daardoor dalen de kosten bij ICTU. Met de bijgestelde prognoses voor 2019 kan de verplichting aan ICTU worden verlaagd (€ 1,3 mln.). Daarnaast is een deel van de verplichting met betrekking tot het jaar 2018 voor het programma LAA op basis van prognoses uit 2019 bijgesteld (€1,0 mln.).
Artikel 7 Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid
De meerjarige bijdragen voor continuering SCP-arbeidspanels aan ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is middels een overboeking geregeld. De verplichting (€ 0,1 mln.) is daarmee afgeboekt. De meldtool voor de normering topinkomen is per 1 januari 2018 opgeheven, de daarmee verbonden verplichting (€ 0,1 mln.) is na de laatste betalingen afgeboekt. Daarnaast heeft er een bijstelling (€ 0,5 mln.) op de verplichting van SAIP 2018 plaatsgevonden in verband met een herstructurering en een bijstelling (€ 0,2 mln.) op een verplichting van ICTU in verband met verkeerde instrumentkeuze.
Artikel 11 Centraal apparaat
Op het personele vlak hebben er een aantal negatieve bijstelling plaatsgevonden naar aanleiding van wijzigingen in contracten door detacheringen of wijziging van mantel of eerder uit dienst te treden (€ 1,2 mln.). Daarnaast heeft er een aanpassing plaats gevonden in een facilitaire overeenkomst (€ 0,1 mln.) en een verplichting is middels de derdenrekening afgehandeld. Ook is er een factuur ten onrechte afgeboekt op de verplichtingenstand 2019 in plaats van 2018 en voldaan onrechte afgeboekt van de verplichting 2019. De verplichting (€ 0,3 mln.) uit 2018 is later op nul gesteld.
Niet uit de balans blijkende verplichtingen
Betreft een opdracht voor het Tactisch Beheer 2020 waarvoor een offerte ontvangen is van € 22,4 mln. Onderhandelingen over de offerte zijn nog gaande maar voor de tussentijdse doorgang van activiteiten is een voorschot verstrekt van € 10 mln. Deze staat als verplichting open. Het restant van € 12,4 mln. kan als informele verplichting worden gezien.
Betreft een opdracht aan RWS voor de afbouw basisniveau, exploitatie voorbereiding en implementatie. In het kader van de eerste twee onderdelen is een verplichting aangegaan van € 2 mln. om de werkzaamheden in de eerste periode niet te stageneren, maar over de hoogte van de totale offerte zijn nog onderhandelingen gaande. Het restant van € 7,7 mln. kan als informele verplichting worden gezien.
De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen – al dan niet fictieve – dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk bezoldigingsmaximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstbetrekking vallen buiten de reikwijdte van de wet.
Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het algemeen bezoldigingsmaximum bedraagt in 2019 € 194.000.
In 2019 kan voor het eerst de situatie zich voordoen dat een topfunctionaris die stopt met zijn werkzaamheden als topfunctionaris maar een dienstverband behoudt bij dezelfde WNT-instelling in een andere functie, niet zijnde een leidinggevende of toezichthoudende topfunctionaris, nog aangemerkt blijft als topfunctionaris. De normering als topfunctionaris geldt voor vier jaar vanaf het moment dat betrokkene geen leidinggevende of toezichthoudende topfunctionaris meer is. Deze bepaling geldt vanaf 1-1-2018 en doet zich, gezien het feit dat de ex-topfunctionaris de functie vervuld moet hebben voor een periode van tenminste twaalf maanden pas vanaf 1-1-2019 voor.
Er is een extra tabel opgenomen voor het bepalen van de totale bezoldiging teneinde deze af te zetten tegen het instellingsmaximum.
Naam instelling | Naam topfunctionaris | Functie | Datum aanvang dienstverband(indien van toepassing) | Datum einde dienstverband (indien van toepassing) | Omvang dienstverband in fte(+ tussen haakjes omvang in 2018)) | Op externe inhuurbasis (nee; ≤ 12 kalender-mnd; > 12 kalender-mnd) | Beloning plus onkostenvergoedingen (belast)(+ tussen haakjes bedrag in 2018) | Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn(+ tussen haakjes bedrag in 2018) | Totale bezoldiging in 2019(+ tussen haakjes bedrag in 2018) | Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum | Motivering (indien overschrijding) |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
BZK/TMG | Dhr. P.J. Aalbersberg | Nationaal Coördinator Terrrorismebestrijding en Veiligheid JenV | 1-2-2019 | 1 | nee | 150.376 | 19.258 | 169.634 | 177.523 | ||
BZK/TMG | Dhr. G.J.C.M. Bakker | Hoofddirecteur DJI JenV | 1 (1) | nee | 158.760 (72.723) | 20.695 (9.475) | 179.455 (82.198) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. R.J. Barendse | Plv.SG JenV tot 5-7-2019 Buitengewoon Adviseur BZK vanaf 5 juli 2019 | 1 (1) | nee | 158.850 (152.609) | 20.556 (18.931) | 179.406 (171.540) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. H.J. Beentjes | Hoofddirecteur Financiën Management en Control IenW | 1 (1) | nee | 144.528 (54.788) | 20.212 (7.743) | 164.740 (62.531) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. A. van Berckel-van de Langemheen | Hoofddirecteur IND JenV | 1 (1) | nee | 158.347 (142.541) | 20.586 (17.327) | 178.933 (159.868) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. A. Berg | DG VWS | 1 (1) | nee | 165.807 (161.339) | 20.817 (19.197) | 186.624 (180.536) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. R.A.C. Bertholee | Buitengewoon Adviseur BZK | 0,92 (1) | nee | 134.074 (147.460) | 18.710 (18.787) | 152.784 (166.247) | 177.760 | |||
BZK/TMG | Mevr. A.W.H. Bertram | DG BZK | 1 (1) | nee | 169.335 (159.850) | 20.908 (19.245) | 190.243 (179.095) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. E.A. Bien | Hoofddirecteur Financiën en Control DEF | 1-1-2019 | 1 | nee | 139.557 | 20.028 | 159.585 | 194.000 | ||
BZK/TMG | Mevr. M.C.A. Blom | DG IenW | 1 (1) | nee | 173.048 (165.808) | 20.946 (19.373) | 193.994 (185.181) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. M.J. Boereboom | DG OCW | 1 (1) | nee | 171.591 (167.115) | 20.983 (19.358) | 192.574 (186.473) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. J.A. van den Bos | IG IenW | 1 (1) | nee | 172.737 (169.439) | 21.051 (19.305) | 193.788 (188.744) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. J.G. Bos | IG Inspectie JenV | 1 (1) | nee | 160.756 (156.362) | 20.665 (19.156) | 181.421 (175.518) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. J.M.G. Brandt | SG BZ | 1 (1) | nee | 170.913 (163.914) | 20.888 (19.248) | 191.801 (183.162) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. H.M. Brons | DG BZK | 1 (1) | nee | 172.889 (169.198) | 21.064 (19.764) | 193.953 (188.962) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. J. Brug | DG VWS | 1 (1) | nee | 171.138 (48.861) | 21.059 (6.018) | 192.197 (54.879) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. G.J. Buitendijk | DG SZW | 1 (1) | nee | 171.054 (163.990) | 20.892 (19.354) | 191.946 (183.344) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. C. van der Burg | DG VWS tot 1-9-2019 DG IenW vanaf 1-9-2019 | 1 (1) | nee | 168.988 (166.066) | 20.874 (19.326) | 189.862 (185.392) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. M.R.P.M. Camps | SG EZK | 1 (1) | nee | 172.129 (165.063) | 20.926 (19.307) | 193.055 (184.370) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. G.E.A. van Craaikamp | Plv. SG VWS tot 1-6-2019 SG DEF vanaf 1-6-2019 | 1 (1) | nee | 168.229 (162.368) | 20.710 (19.219) | 188.939 (181.587) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. J.A.A.M. van Diemen - Steenvoorde | IG VWS | 1 (1) | nee | 180.792 (187.524) | 21.239 (19.954) | 202.031 (207.478) | 194.000 | De overschrijding is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 lid 8 WNT (afbouw overgangsrecht) | ||
BZK/TMG | Dhr. M.E.P. Dierikx | ABDTOPconsultant BZK | 5-10-2019 | 1 (1) | nee | 133.157 (158.837) | 15.808 (19.159) | 148.965 (177.996) | 147.227 | De overschrijding is het gevolg van de in 2019 uitbetaalde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering. Deze kan worden toegerekend aan eerdere jaren. Hierdoor is er in 2019 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT. | |
BZK/TMG | Mevr. A.G. van Dijk | DG JenV | 1 (1) | nee | 148.377 (10.575) | 20.319 (1.542) | 168.696 (12.117) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. H.A.M. van Dongen | Plv. SG SZW tot 11-11-2019 Programma DG Stikstof LNV vanaf 11-11-2019 | 1 (1) | nee | 150.014 (102.734) | 20.028 (14.634) | 170.042 (117.368) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. J.H. Dronkers | DG/loco SG IenW | 1 (1) | nee | 173.006 (166.956) | 20.979 (19.435) | 193.985 (186.391) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. B.E. van den Dungen | DG VWS | 1 (1) | nee | 173.021 (169.361) | 20.965 (19.324) | 193.986 (188.685) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. W.A. van Ee | Plv. SG BZ | 1 (1) | nee | 150.564 (139.571) | 20.226 (18.365) | 170.790 (157.936) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. A.J.I. van den Ende | DG BZ | 1-10-2019 | 1 | nee | 42.046 | 5.034 | 47.080 | 48.899 | ||
BZK/TMG | Mevr. J.G. Vegter | DG JenV | 1-11-2019 | 1 (1) | nee | 150.913 (167.911) | 17.505 (19.375) | 168.418 (187.286) | 161.578 | De overschrijding is het gevolg van de in 2019 uitbetaalde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering. Deze kan worden toegerekend aan eerdere jaren. Hierdoor is er in 2019 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT. | |
BZK/TMG | Dhr. M.M. Frequin | DG IenW tot 1-9-2019 Buitengewoon Adviseur BZK vanaf 1-9-2019 | 1 (1) | nee | 172.051 (167.418) | 21.003 (19.360) | 193.054 (186.778) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. A.F. Gaastra | DG EZK | 1 (1) | nee | 169.211 (169.392) | 21.051 (19.295) | 190.262 (188.687) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. M.P. van Gastel | ABDTOPconsultant tot 19-4-2019 Buitengewoon Adviseur BZK vanaf 19-4-2019 | 1 (1) | nee | 164.752 (164.658) | 20.985 (19.366) | 185.737 (184.024) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. M. Gazenbeek | Plv. SG DEF | 1 (1) | nee | 149.398 (145.308) | 20.345 (18.720) | 169.743 (164.028) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. W.J.P. Geerts | SG DEF | 1-8-2019 | 1 (1) | nee | 94.779 (169.392) | 12.280 (19.295) | 107.059 (188.687) | 112.679 | ||
BZK/TMG | Mevr. L.B.J. van Geest | Directeur Centraal Planbureau EZK | 1 (1) | nee | 172.920 (169.376) | 21.080 (19.381) | 194.000 (188.757) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. E. Gerritsen | SG VWS | 1 (1) | nee | 172.885 (169.372) | 21.051 (19.335) | 193.936 (188.707) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. J.C. Goet | SG LNV | 1 (1) | nee | 172.842 (169.482) | 21.157 (19.324) | 193.999 (188.806) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. B. ter Haar | DG SZW tot 1-6-2019 Buitengewoon Adviseur BZK vanaf 1-6-2019 | 1 (1) | nee | 167.545 (161.338) | 20.817 (19.197) | 188.362 (180.535) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. M.J. Hammersma | SG OCW | 1 (1) | nee | 172.581 (167.919) | 21.007 (19.466) | 193.588 (187.385) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. H.A. Harmsma | Algemeen Directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland EZK | 1 (1) | nee | 151.902 (145.307) | 20.345 (18.716) | 172.247 (164.023) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. P.F. Hasekamp | DG FIN | 1 (1) | nee | 170.741 (166.152) | 20.958 (19.339) | 191.699 (185.491) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. A. Haspels | DG BZ | 13-7-2019 | 1 (1) | nee | 79.770 (158.360) | 11.031 (19.057) | 90.801 (177.417) | 102.581 | ||
BZK/TMG | Dhr. D.G.T.M. Heerschop | ABDTOPconsultant BZK | 1-6-2019 | 1 | nee | 93.519 | 12.255 | 105.774 | 113.742 | ||
BZK/TMG | Dhr. P.R. Heij | DG IenW | 1 (1) | nee | 172.928 (169.590) | 21.072 (19.410) | 194.000 (189.000) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. K. van der Heijden | DG BZ | 1-8-2019 | 1 | nee | 61.918 | 8.257 | 70.175 | 81.321 | ||
BZK/TMG | Dhr. C.A. Herstel | DG SZW | 1-6-2019 | 1 | nee | 89.649 | 11.868 | 101.517 | 113.742 | ||
BZK/TMG | Dhr. J.P. Hoogeveen | Buitengewoon Adviseur BZK | 1 (1) | nee | 170.068 (165.402) | 21.126 (19.496) | 191.194 (184.898) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. P.H.A.M. Huijts | SG AZ | 1 (1) | nee | 172.912 (169.389) | 21.056 (19.359) | 193.968 (188.748) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. N. van Hulst | Buitengewoon Adviseur BZK | 1 (1) | nee | 159.654 (145.007) | 20.832 (19.114) | 180.486 (164.121) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. A.H.M. de Jong | ABDTOPconsultant BZK | 1 (1) | nee | 166.931 (163.793) | 20.876 (19.256) | 187.807 (183.049) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. E.J. van Kempen | DG BZK | 1 (1) | nee | 159.740 (129.357) | 20.555 (15.479) | 180.295 (144.836) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. A.J.M. Kerkvliet | Algemeen Directeur Auditdienst Rijk FIN | 1 (1) | nee | 143.463 (118.885) | 20.186 (15.156) | 163.649 (134.041) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. R.J.A. Kerstens | ABDTOPconsultant BZK | 1 (1) | nee | 172.902 (171.113) | 21.098 (19.491) | 194.000 (190.604) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. A.B.C. de Klerck | DG BZK | 1 (1) | nee | 161.212 (155.305) | 20.718 (18.945) | 181.930 (174.250) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. T.F. Kockelkoren | IG EZK | 1 (1) | nee | 144.141 (69.480) | 20.134 (9.228) | 164.275 (78.708) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. E.B.K. van Koesveld | DG VWS | 1-10-2019 | 1 | nee | 43.812 | 5.083 | 48.895 | 48.899 | ||
BZK/TMG | Dhr. C.B.F. Kuijpers | DG BZK | 1 (1) | nee | 172.953 (169.134) | 21.046 (19.404) | 193.999 (188.538) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. K. Kuipers | Plv. SG SZW | 18-11-2019 | 1 | nee | 15.062 | 2.355 | 17.417 | 23.386 | ||
BZK/TMG | Dhr. M.J. Kuipers | IG SZW | 1 (1) | nee | 165.427 (165.099) | 20.924 (19.299) | 186.351 (184.398) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. R.I.M. Kuipers | Buitengewoon Adviseur BZK | 11-9-2019 | 1 (1) | nee | 91.834 (95.474) | 14.392 (19.103) | 106.226 (114.577) | 134.471 | ||
BZK/TMG | Dhr. R.P. Lapperre | DG IenW | 1 (1) | nee | 164.952 (155.165) | 20.696 (18.990) | 185.648 (174.155) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. J.P.M. Lazeroms | ABDTOPconsultant BZK | 1-9-2019 | 1 | nee | 52.684 | 7.018 | 59.702 | 64.844 | ||
BZK/TMG | Dhr. B. Leeftink | Buitengewoon Adviseur BZK tot 28-1-2019 ABDTOPconsultant vanaf 28-1-2019 | 1 (1) | nee | 170.705 (166.066) | 20.950 (19.326) | 191.655 (185.392) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. J.F. de Leeuw | ABDTOPconsultant BZK | 19-12-2019 | 0,42 (0,42) | nee | 1.341 (44) | 1.963 (1.702) | 3.304 (1.746) | 77.954 | ||
BZK/TMG | Mevr. M.R. Leijten | SG FIN | 1 (1) | nee | 172.129 (168.349) | 21.021 (19.307) | 193.150 (187.656) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. J.A.J. Leijtens | Buitengewoon Adviseur BZK | 2-9-2019 | 1 (1) | nee | 117.437 (167.206) | 14.080 (19.354) | 131.517 (186.560) | 129.688 | De overschrijding is het gevolg van de in 2019 uitbetaalde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering. Deze kan worden toegerekend aan eerdere jaren. Hierdoor is er in 2019 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT. | |
BZK/TMG | Dhr. R.J.T. van Lint | IG NVWA LNV | 1 (1) | nee | 165.449 (160.983) | 20.805 (19.178) | 186.254 (180.161) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. P.G. Lugtenburg | DG FIN | 1 (1) | nee | 157.452 (147.887) | 20.539 (18.864) | 177.991 (166.751) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. J.T. Mommaas | Directeur Planbureau voor de Leefomgeving IenW | 1 (1) | nee | 156.777 (149.976) | 20.563 (18.787) | 177.340 (168.763) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. L. Mulder | SG SZW | 1 (1) | nee | 170.577 (168.614) | 21.034 (19.324) | 191.611 (187.938) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. I.D. Nijboer | ABDTOPconsultant BZK | 1 (1) | nee | 139.170 (138.008) | 20.135 (18.508) | 159.305 (156.516) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. A.I. Norville | Plv. SG VWS | 1-10-2019 | 1 | nee | 34.111 | 5.100 | 39.211 | 48.899 | ||
BZK/TMG | Mevr. L.M.C. Ongering | SG IenW | 1 (1) | nee | 175.946 (178.643) | 21.318 (19.709) | 197.264 (198.352) | 194.000 | De overschrijding is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 lid 8 WNT (afbouw overgangsrecht) | ||
BZK/TMG | Mevr. A. Oppers | DG OCW | 1 (1) | nee | 172.914 (169.554) | 21.054 (19.389) | 193.968 (188.943) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. J.M. Osinga | DG LNV | 1 (1) | nee | 156.846 (48.171) | 20.635 (6.361) | 177.481 (54.532) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. H. Paul | ABDTOPconsultant BZK | 1 (1) | nee | 172.408 (167.766) | 21.014 (19.314) | 193.422 (187.080) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. M.E.C. van der Plas | DG BZ | 1 (1) | nee | 152.029 (147.449) | 20.411 (18.787) | 172.440 (166.236) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. K. Putters | Directeur Sociaal en Cultureel Planbureau VWS | 1 (1) | nee | 162.728 (158.223) | 20.804 (19.111) | 183.532 (177.334) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. A.C.C. Rebergen | Thesaurier-generaal FIN | 1 (1) | nee | 172.871 (163.444) | 21.082 (18.977) | 193.953 (182.421) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. S. Riedstra | SG JenV | 1 (1) | nee | 172.815 (173.968) | 21.184 (19.571) | 193.999 (193.539) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. H.J.I.M. de Rooij | Plv. SG EZK | 1 (1) | nee | 160.855 (156.433) | 20.747 (18.926) | 181.602 (175.359) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. W.F. Saris | DG JenV | 1 (1) | nee | 162.185 (67.435) | 21.248 (7.662) | 183.433 (75.097) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. H.W.M. Schoof | DG BZK | 1 (1) | nee | 174.963 (177.322) | 21.278 (19.666) | 196.241 (196.988) | 194.000 | De overschrijding is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 lid 8 WNT (afbouw overgangsrecht) | ||
BZK/TMG | Dhr. S.A.E. Schrover | DG AZ | 1 (1) | nee | 162.538 (155.707) | 20.652 (19.032) | 183.190 (174.739) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. J.W. Schuiling | DG BZ | 1 (1) | nee | 172.964 (165.638) | 21.036 (19.263) | 194.000 (184.901) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. M.R. Schurink | SG BZK | 1 (1) | nee | 169.734 (123.276) | 20.929 (15.107) | 190.663 (138.383) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. J.H. Schutte | DG OCW | 1 (1) | nee | 174.582 (176.810) | 21.263 (19.651) | 195.845 (196.461) | 194.000 | De overschrijding is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 lid 8 WNT (afbouw overgangsrecht) | ||
BZK/TMG | Mevr. M. Sonnema | DG LNV | 1 (1) | nee | 159.508 (152.641) | 20.641 (19.014) | 180.149 (171.655) | 194.000 | |||
BZK/TMG | dhr. M.J.W. Sprenger | Buitengewoon adviseur BZK met buitengewoon verlof zonder bezoldiging en elders gedetacheerd | 1 (1) | nee | |||||||
BZK/TMG | Dhr. G. van der Steenhoven | Hoofddirecteur Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instutuut IenW | 1 (1) | nee | 169.700 (165.088) | 20.921 (19.293) | 190.621 (184.381) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. J. Thunnissen-Tonneman | Buitengewoon Adviseur BZK | 1-4-2019 | 1 (1) | nee | 45.995 (160.050) | 5.195 (19.303) | 51.190 (179.353) | 47.836 | De overschrijding is het gevolg van de in 2019 uitbetaalde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering. Deze kan worden toegerekend aan eerdere jaren. Hierdoor is er in 2019 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT. | |
BZK/TMG | Dhr. J.J.M. Uijlenbroek | DG FIN | 1 (1) | nee | 172.953 (169.134) | 21.046 (19.404) | 193.999 (188.538) | 194.000 | |||
BZK/TMG | dhr. J.A. Vijlbrief | Buitengewoon adviseur BZK met buitengewoon verlof zonder bezoldiging en elders gedetacheerd | 1 (1) | nee | 0 (21.331) | 0 (1.618) | 0 (22.949) | ||||
BZK/TMG | Dhr. F.W. Vijselaar | DG EZK | 1 (1) | nee | 154.808 (15.829) | 20.507 (2.220) | 175.315 (18.049) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. J. van der Vlist | Directeur ABDTOPconsult BZK | 1 (1) | nee | 164.006 (159.880) | 20.801 (19.181) | 184.807 (179.061) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. M. Vogelzang | IG OCW | 1 (1) | nee | 172.981 (167.714) | 21.001 (19.278) | 193.982 (186.992) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. M. van Wallenburg | DG BZK | 1 (1) | nee | 144.842 (21.981) | 20.319 (3.127) | 165.161 (25.108) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Dhr. J.C.S. Wijnands | DG DEF | 1-1-2019 | 1 | nee | 151.805 | 20.442 | 172.247 | 194.000 | ||
BZK/TMG | Mevr. B. Wolfensberger | DG OCW | 1 (1) | nee | 172.871 (168.894) | 21.064 (19.631) | 193.935 (188.525) | 194.000 | |||
BZK/TMG | Mevr. A.N. Wouters | Buitengewoon Adviseur BZK | 1 (1) | nee | 168.550 (163.991) | 20.890 (19.271) | 189.442 (183.262) | 194.000 | |||
BZK/Huis voor klokkenluiders | mevr. M.P.A. Bouman | Bestuurslid | 11-3-2019 | 0,47 | nee | 50.498 | 7.779 | 58.277 | 66.202 | ||
BZK/Huis voor klokkenluiders | Dhr. T.W.A. Camps | Bestuurslid | 2-3-2019 | 0,22 | nee | 4.631 (21.594) | 4.631 (21.594) | 7.087 | |||
BZK/Huis voor klokkenluiders | Mevr. N.M. Dane ** | Secretaris-directeur | 1 | >12 kalendermaan-den | |||||||
BZK/Huis voor klokkenluiders | Dhr. J.P. van der Meij | Bestuurslid | 11-3-2019 | 0,47 | nee | 50.498 | 7.776 | 58.274 | 66.202 | ||
BZK/Huis voor klokkenluiders | Dhr. W.B.M. Tomesen | Voorzitter | 0,78 | nee | 115.384 ((56.560) | 15.875 (7.368) | 131.259 (63.928) | 150.889 | |||
** Beloning over 2018 en 2019 zal worden verantwoord in 2020 aangezien de facturen in dat jaar zijn afgewikkeld | |||||||||||
BZK/Huurcommissie | Mevr. A.A. van Heur | Voorzitter * | 1-3-2019 | 1 (1) | nee | 16.955 (115.498) | 3.254 (17.893) | 20.209 (133.391) | 31.359 | ||
BZK/Huurcommissie | Mevr. C.J. van Wijk | Plv. Voorzitter * | 1-9-2019 | 0,8 (0,8) | nee | 52.671 (79.706) | 9.197 (12.732) | 61.868 (92.438) | 103.325 | ||
BZK/Huurcommissie | Dhr. J.M.L. Niederer | Voorzitter | 1-3-2019 | 0,4 | nee | 40.690 | 6.605 | 47.295 | 65.056 | ||
* nog in dienst, niet als topfunctionaris |
Bezoldiging topfunctionarissen die hun werkzaamheden als topfunctionaris hebben neergelegd, maar die op grond van hun voormalige functie nog 4 jaar worden aangemerkt als topfunctionaris
Naam instelling | Naam functionaris | Huidige functie functionaris | Datum aanvang dienstverband(indien van toepassing) | Datum einde dienstverband (indien van toepassing) | Omvang dienstverband in fte(+ tussen haakjes omvang in 2018) | Op externe inhuurbasis (nee; ≤ 12 kalender-mnd; > 12 kalender-mnd) | Beloning plus onkostenvergoedingen (belast)(+ tussen haakjes bedrag in 2018) | Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn(+ tussen haakjes bedrag in 2018) | Totale bezoldiging in 2019(+ tussen haakjes bedrag in 2018) | Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum | Motivering (indien overschrijding) | Aangemerkt als topfunctionaris tot uiterlijk (datum) | Functie als topfunctionaris |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
BZK | Mevr. A.A. van Heur | Strategisch adviseur | 1-3-2019 | 1 (1) | nee | 97.230 | 16.270 | 113.500 | 162.641 | 1-3-2023 | Voorzitter BZK/Huurcom-missie | ||
BZK | Mevr. C.J. van Wijk | Project-/programmamanager | 1-9-2019 | 0,8 (0,8) | nee | 28.330 | 4.598 | 32.928 | 51.875 | 1-9-2023 | Plv/ voorzitter BZK/Huurcom-missie |
Naast de hierboven vermelde functionarissen zijn er geen functionarissen die in 2019 een bezoldiging boven het toepasselijke bezoldigingsmaximum hebben ontvangen, of waarvoor in eerdere jaren een vermelding op grond van de WOPT of de WNT heeft plaatsgevonden of had moeten plaatsvinden. Er zijn in 2019 geen functionarissen die hun werkzaamheden als topfunctionaris hebben neergelegd en die op grond van hun voormalige functie nog 4 jaar aangemerkt worden als topfunctionaris. Er zijn in 2019 geen ontslaguitkeringen betaald die op grond van de WNT dienen te worden gerapporteerd. Er zijn geen functies als leidinggevend topfunctionaris bij andere instellingen(en) die op grond van de WNT gemeld en openbaar gemaakt moeten worden.
Naam rwt/zbo | Begrote bijdrage moederdepartement aan rwt/zbo | Gerealiseerde bijdrage moederdepartement aan rwt/zbo | Begrote bijdrage overige departementen | Gerealiseerde bijdrage overige departementen1 | Bijzonderheden |
---|---|---|---|---|---|
Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP) | 8.486 | 8.865 | 520 | 527 | Ja |
Bijzonderheden | Er is sprake van een kleine overschrijding omdat de (pensioen)uitkeringen hoger zijn dan geraamd. | ||||
Referendumcommissie | 0 | 0 | 0 | 0 | Nee |
Bijzonderheden | |||||
Huis voor Klokkenluiders (HvK) | 2.994 | 3.075 | 0 | 0 | Nee |
Bijzonderheden | |||||
Huurcommissie | 6.908 | 8.816 | 0 | 0 | Ja |
Bijzonderheden | De bijdrage uit de begroting voor de kosten van het ZBO maakt deel uit van de totale bijdrage uit de begroting aan het ZBO Huurcommissie en het agentschap DHC. In de administratie worden kosten van het ZBO niet apart verantwoord, mede omdat ze voor een groot deel samenvallen met kosten van het agentschap. De totale bijdrage aan het ZBO Huurcommissie en agentschap DHC bedraagt € 6.908.000. Zie voor de cijfers beleidsartikel 3 en de batenlastenparagraaf van DHC in deze begroting | ||||
Stichting Visitatie Woningcorporaties Nederland | 0 | 0 | 0 | 0 | Nee |
Bijzonderheden | |||||
Kadaster | 25.767 | 51.249 | 1.971 | 9 | Ja |
Bijzonderheden | Bij 1e Suppletoire begroting is de bijdrage van BZK aan het Kadaster verhoogd. Er is een bijdrage van € 9 mln. voor de verdere ontwikkeling van fase 1 van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) gedaan. Daarnaast heeft er een bijdrage plaatsgevonden aan het Kadaster voor 2019 voor de inregeling van het tactisch beheer voor € 2 mln. Ten slotte heeft er een voorschot van € 10 mln. plaatsgevonden voor het tactisch beheer van het Kadaster voor 2020 en de operationeel beheerders van het DSO. |
De kolom 'gerealiseerde bijdrage overige departementen' is opgesteld op basis van de verstrekte informatie van overige departementen.
Artikel 1.1 - Openbaar bestuur en democratie: Bestuur en regio | ||
---|---|---|
Artikelnummer | Titel/onderwerp | Jaar van afronding |
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
Bestuurlijke en financiële verhoudingen en Participatie/Verkiezingen | 2018 | |
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Vrijstelling overdrachtsbelasting stedelijke herstructurering | 2017 | |
2017 | ||
Tussentijdse rapportage van het Independent Reporting Mechanism (IRM) van het Open Government Partnership (OGP) over het Nationaal Actieplan Open Overheid 2016–20181 | 2020 | |
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
3. Overig onderzoek | ||
2015 | ||
Wetenschappelijke evaluatie Wet bijzondere maatregelen groot stedelijke problematiek | 2015 | |
2017 | ||
Evaluatieve verkenningen naar de werkwijze van de City Deals | 2017 | |
2018 | ||
2018 | ||
2018 | ||
Evaluatie Actieplan bevolkingsdaling2 | 2020 | |
Artikel 1.2 - Openbaar bestuur en democratie: Democratie | ||
Artikelnummer | Titel/onderwerp | Jaar van afronding |
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
2017 | ||
Bestuurlijke en financiële verhoudingen en Participatie/Verkiezingen | 2018 | |
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Evaluatie rechtspositie politieke ambtsdragers, Dijkstal Wetgeving | 2018 | |
2018 | ||
Evaluatie verkiezingen 21 maart 2018 en agenda verandering en vernieuwing verkiezingsproces | 2018 | |
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
3. Overig onderzoek | ||
2016 | ||
Feiten en ontwikkelingen Participatieve en doe-democratie (DRIFT-analyse en analyse KiN) | 2016 | |
Kamerbrief evaluatie PS-, WS- en ER-verkiezingen voorjaar 2015 | 2015 | |
2017 | ||
Kamerbrief evaluatie PS-, WS-, ER- en KC-verkiezingen en appreciatie EP-verkiezing voorjaar 2019 | 2019 | |
2019 |
De oplevering van de tussentijdse rapportage van het Independent Reporting Mechanism (IRM) van het Open Government partnership (OGP) over het Nationaal Actieplan Open overheid 2016-2018, wordt in 2020 verwacht.
Artikel 2 - Nationale veiligheid | ||
---|---|---|
Artikelnummer | Titel/onderwerp | Jaar van afronding |
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
Niet van toepassing | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
2015 | ||
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
3. Overig onderzoek | ||
Niet van toepassing |
De evaluatie Huisvestingswet wordt in maart 2020 afgerond. De zorgvuldige opdrachtformulering en de selectie van het bureau kostte meer tijd dan voorzien.
Artikel 5.1 - Ruimtelijke ordening en omgevingswet: Ruimtelijke ordening | ||
---|---|---|
Artikelnummer | Titel/onderwerp | Jaar van afronding |
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
Niet van toepassing | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Evaluatie Besluit en regeling financiele bepalingen bodemsanering | 2015 | |
2016 | ||
2016 | ||
2016 | ||
2016 | ||
2017 | ||
2017 | ||
2017 | ||
2018 | ||
Evaluatie gebiedsgericht beleid | 2019-2020 | |
Monitor Nationale Omgevingsvisie | 2020 | |
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
2016 | ||
2016 | ||
2018 | ||
2019 | ||
3. Overig onderzoek | ||
2015 | ||
2015 | ||
Technische informatie over de publicatie Evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) | 2016 | |
Ex-durante evaluatie Ladder voor duurzame verstedelijking, 2016 | 2016 | |
2016 | ||
2016 | ||
2017 | ||
2017 | ||
Artikel 5.2 - Ruimtelijke ordening en omgevingswet: Omgevingswet | ||
Artikelnummer | Titel/onderwerp | Jaar van afronding |
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
Niet van toepassing | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
3. Overig onderzoek | ||
Pionieren met de omgevingswet: houd het eenvoudig en maak het simpel | 2016 |
Artikel 6.2 - Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving: Overheidsdienstverlening, informatiebeleid en informatiesamenleving | ||
---|---|---|
Artikelnummer | Titel/onderwerp | Jaar van afronding |
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
2015 | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
2017 | ||
2018 | ||
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
2018 | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
3. Overig onderzoek | ||
2015 | ||
2015 | ||
2015 | ||
2016 | ||
Artikel 6.3 - Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving: Betrouwbare levering van e-overheidsvoorzieningen | ||
Artikelnummer | Titel/onderwerp | Jaar van afronding |
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
2015 | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
3. Overig onderzoek | ||
2015 | ||
Artikel 6.5 - Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving: Identiteitsstelsel | ||
Artikelnummer | Titel/onderwerp | Jaar van afronding |
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
Beleidsdoorlichting Reisdocumenten en basisregistratie1 | 2020 | |
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
2016 | ||
2017 | ||
2018 | ||
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
3. Overig onderzoek | ||
2015 | ||
2015 | ||
2016 | ||
2016 | ||
2016 | ||
2017 | ||
2017 | ||
2017 | ||
2018 | ||
2019 | ||
Artikel 6.6 - Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving: Investeringspost digitale overheid | ||
Artikelnummer | Titel/onderwerp | Jaar van afronding |
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
Niet van toepassing | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
3. Overig onderzoek | ||
Niet van toepassing | ||
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
---|---|---|
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
2018 | ||
2019 | ||
2019 | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
2015 | ||
2015 | ||
Onderzoek doelmatigheid SSO’s intern document | 2015 | |
2017 | ||
2017 | ||
2018 | ||
2019 | ||
2019 | ||
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
2e wetsevaluatie WNT | 2020 | |
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
3. Overig onderzoek | ||
Rapportage vooronderzoek SEOR monitoring en evaluatie effecten WNT (intern document) | 2015 | |
Evaluatie sociale voorwaarden Rijksinkoopbeleid, Maatschappelijk verantwoord ondernemen | 2015 | |
ADR rapportage Quick scan inkoop en integriteit en afdoening motie inkoopstelsel | 2015 | |
2015 | ||
2016 | ||
2016 | ||
2016 | ||
2017 | ||
2018 | ||
2018 | ||
Subsidie Center for people and buildings (Fysieke werkomgeving Rijk) | 2018 | |
2018 | ||
2019 | ||
2019 | ||
2019 | ||
Artikel 7.2 - Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid: Pensioenen en uitkeringen | ||
Artikelnummer | Titel/onderwerp | Jaar van afronding |
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
2018 | ||
2019 | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
2017 | ||
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
3. Overig onderzoek | ||
Niet van toepassing | ||
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
---|---|---|
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
Niet van toepassing | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
3. Overig onderzoek | ||
Evaluatie bijdrage huisvesting Hoge Colleges van Staat & Algemene Zaken1 | 2019 | |
Artikel 9.2 - Uitvoering Rijksvastgoedbeleid: Beheer materiële activa | ||
Artikelnummer | Titel/onderwerp | Jaar van afronding |
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
Niet van toepassing | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Evaluatie Rijkshuisvesting voor specialties2 | 2019 | |
Evaluatie zakelijke lasten3 | 2019 | |
Evaluatie onderhoud- en beheerkosten4 | 2019 | |
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
3. Overig onderzoek | ||
Niet van toepassing | ||
De analyses voor de evaluatie zijn deels gedaan. Afronding heeft nog niet plaatsgevonden vanwege verder onderzoek naar de gehanteerde demarcatie de afgelopen jaren van de uitgaven op dit budhet. Het streven is het onderzoek in 2020 op te leveren, waarna op basis van de definitieve uitwerking aanbevelingen voor verbeteracties worden geformuleerd.
De evaluatie is terug te vinden in deze bijlage onder 7.1 - overig onderzoek: Subsidie Center for people and buidlings (fysieke werkomgeving Rijk).
Het vooronderzoek ten behoeve van het plan van aanpak evaluatie onderhoud- en beheerkosten is in het eerste kwartaal 2020 gepland.
1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
---|---|---|
1a. Beleidsdoorlichtingen | ||
Niet van toepassing | ||
1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid | ||
2a. MKBA's | ||
Niet van toepassing | ||
2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid | ||
Niet van toepassing | ||
3. Overig onderzoek | ||
2015 | ||
2016 | ||
2018 | ||
Programma- en apparaatskosten | |
---|---|
1. Interim-management | 10.935 |
2. Organisatie- en Formatieadvies | 1.183 |
3. Beleidsadvies | 3.422 |
4. Communicatieadvisering | 3.735 |
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4) | 19.275 |
5. Juridisch Advies | 1.621 |
6. Advisering opdrachtgevers automatisering | 77.173 |
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie | 4.314 |
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7) | 83.108 |
8. Uitzendkrachten (formatie & piek) | 65.399 |
Ondersteuning bedrijfsvoering | 65.399 |
Totaal uitgaven inhuur externen | 167.782 |
Algemene toelichting op de tabel
Bovenstaand overzicht geeft een beeld van de uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel conform de rijksbrede definitie in de Rijksbegrotingsvoorschriften (conform model 3.60). De agentschappen die zijn opgenomen in dit overzicht betreffen RvIG, DHC, RVB, UBR, FMHaaglanden, P-Direkt, SSC-ICT en Logius. De agentschappen verantwoorden de externe inhuur op basis van kosten. De inhuur voor beleidsgevoelige diensten betreft 11,5%. Het merendeel wordt ingehuurd voor (beleids)ondersteuning (49,5%) en ondersteuning bedrijfsvoering (39%).
Toelichting op het inhuurpercentage 2019
Het gerealiseerde percentage externe inhuur van het kerndepartement en de agentschappen RvIG en DHC is gemiddeld 11,6%. De agentschappen met een rijksbrede dienstverlening komen uit op een inhuurpercentage van gemiddeld 20,5%. Het gerealiseerde percentage externe inhuur voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als totaal komt in 2019 uit op gemiddeld 17,8% (t.o.v. in 2018 17,5%).
Sturingspercentage 2019 (in € x 1.000) | Heel BZK | Kern+RvIG+DHC | Overige BLA's/SSO's |
---|---|---|---|
Uitgaven ambtelijk personeel | 777.332 | 255.901 | 521.431 |
Uitgaven externe inhuur | 167.782 | 33.469 | 134.314 |
Totaal personele uitgaven | 945.115 | 289.370 | 655.745 |
Percentage inhuur 2019 | 17,8% | 11,6% | 20,5% |
Toelichting bij het kerndepartement
Bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties realiseert het kerndepartement (inclusief DHC en RvIG) 11,6% voor inhuur van externen. Dit is een stijging t.o.v. 2018 (8,4%). De stijging is afkomstig van de agentschappen RvIG, DHC en het programma DG Omgevingswet (overkomst vanuit het Ministerie van I&W).
Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG)
In 2019 is RvIG gestart met het vernieuwen van de ICT-infrastructuur. De tijdelijke aard van deze werkzaamheden in combinatie met arbeidsmarktproblematiek (schaarste van ICT-personeel) heeft geresulteerd in relatief hoge externe inhuur (25,8%). Daarnaast is de externe inhuur voor de lijnwerkzaamheden relatief hoog (14,9%) ten gevolge van nieuwe structurele werkzaamheden. De formatie van RvIG is op deze nieuwe werkzaamheden aangepast, maar nog niet volledig ambtelijk vervuld.
Dienst van de Huurcommissie (DHC)
De kosten voor externe inhuur bij DHC zijn toegenomen. Een deel van de vrijgevallen functies in 2018 en 2019 is met externen opgevuld en er zijn externe medewerkers aangetrokken om de productie op peil te houden bij de doorontwikkeling van de Reorganisatie.
Programma DG Omgevingswet
Vanwege het tijdelijke en inhoudelijk ingewikkelde karakter van de werkzaamheden rondom de Omgevingswet en om de continuïteit van de ontwikkeling en voortgang van onder andere het ICT-uitvoeringsproject Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) te waarborgen, is er gebruik gemaakt van externe inhuur. In 2020 vindt de afronding van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) plaats en de inwerkingtreding van de Omgevingswet is beoogd per 1 januari 2021.
Toelichting bij de agentschappen
Bij de rijksbreed opererende agentschappen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (SSO’s) is 20,5% voor inhuur van externen gerealiseerd, een daling t.o.v. 2018 (21,3%). Bij de agentschappen vindt inhuur veelal plaats ten behoeve van en in opdracht van andere departementen. Voor dergelijke externe opdrachten geldt dat uit doelmatigheidsoverwegingen gebruik gemaakt wordt van inhuur van externen vanwege het tijdelijke karakter van de opdrachten en/of de gevraagde specifieke kennis en expertise. Om deze redenen werken de agentschappen met een flexibele schil in de personele opbouw. Bij de volgende agentschappen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is meer dan 10% externe inhuur noodzakelijk geweest.
Logius
Logius biedt publieke dienstverleners een samenhangende digitale infrastructuur die hen in staat stelt met burgers en bedrijven en onderling, 7x24, betrouwbaar, snel, groen en gemakkelijk elektronisch zaken te doen. Bij Logius vindt inhuur voornamelijk plaats ten behoeve van werkzaamheden voor afnemers, zoals andere uitvoeringsorganisaties en ministeries. Voor sommige opdrachten geldt dat uit doelmatigheidsoverwegingen gebruik wordt gemaakt van externe inhuur vanwege het vaak tijdelijke karakter van deze opdrachten of omdat de gevraagde specifieke kennis en expertise niet altijd in huis is. De combinatie van arbeidsmarktproblematiek (schaarste van ICT-personeel), reorganisatie (nieuwe functies die snel ingevuld moesten worden) en politiek-bestuurlijke urgenties (nieuwe werkzaamheden) heeft gemaakt dat bij Logius het inhuurpercentage relatief hoog is.
Shared Service Center-ICT (SSC-ICT)
SSC-ICT heeft vanwege tijdelijke werkzaamheden en de behoefte aan specifieke expertise, elk jaar een aanzienlijk aantal externe krachten. In 2019 is voor € 30,5 mln. ingehuurd. Dit is iets hoger dan het vooraf geraamde bedrag van € 29,2 mln. De oorzaak ligt in de invulling van de zogenaamde ‘no regret maatregelen’ waarbij de inzet van extra extern personeel, bovenop de geraamde aantallen nodig was. In 2018 bedroeg de inhuur nog € 40,9 mln. De daling ten opzichte van 2018 wordt verklaard door de forse bezuinigingsmaatregelen die in 2019 zijn doorgevoerd.
P-Direkt
P-Direkt is de shared serviceorganisatie voor de salaris- en personeelsadministratie voor de gehele rijksdienst. P-Direkt werkt voor zijn contactcenter met een flexibele schil met externe capaciteit. Daarmee wordt bereikt dat enerzijds makkelijker kan worden ingespeeld op klantvragen (productiecapaciteit kan snel en fors worden opgeschaald) en anderzijds kan worden afgeslankt om te voldoen aan bezuinigings-/efficiencytaakstellingen in de toekomst. Met toestemming van de eigenaar is het sturingspercentage in 2019 verhoogd van 15,8% naar 18,6%, in verband met toegenomen samenwerking met ketenpartners zoals UBR-Personeel, de invoering van de wet normalisering rechtspositie ambtenaren en de implementatie van nieuwe dienstverlening. De realisatie externe inhuur 2019 is met 18,8% iets hoger uitgevallen door een lagere realisatie kosten ambtelijk personeel in verband met een onderbezetting op de IT-functies.
Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)
UBR ondersteunt het Rijk met adviezen op het gebied van P&O, ICT, facilitair/huisvesting en inkopen. Het percentage externe inhuur is licht gestegen ten opzichte van 2018. Net als vorig jaar is het grootste gedeelte van de inhuur een flexibel vraaggestuurde schil ten behoeve van de productieprocessen (14,4%).
Rijksvastgoedbedrijf (RVB)
Het RVB is een uitvoeringsdienst van het Rijk en is een vraaggestuurde dienst, waarbij veelal specifieke en specialistische kennis nodig is. De inhuur externen bestaat voor het grootste deel uit inhuur ten behoeve van het primair proces (bv. projectmanagers van bouwprojecten) met het oog op de eerdergenoemde specialistische kennis. In het verleden is besloten dat het Rijksvastgoedbedrijf op bepaalde terreinen géén of onvoldoende eigen capaciteit meer heeft en dat dit per project wordt ingehuurd.
FMHaaglanden (FMH)
FMH is de facilitaire dienstverlener voor rijksorganisaties in de regio Haaglanden. FMH werkt met een flexibele schil om in te kunnen spelen op de groei en krimp die optreedt als gevolg van de uitvoering van het Masterplan Den Haag. Bij het aantrekken van tijdelijk personeel wordt steeds eerst binnen het Rijk gezocht naar oplossingen. Als gevolg van structureel meer dienstverlening heeft FMH aanpassingen in de organisatie en formatie doorgevoerd. De invulling van vacatures verliep moeizamer dan verwacht waardoor er tijdelijk gebruik is gemaakt van externe inhuur om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen.
Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur buiten raamwerkovereenkomsten
IIn onderstaande tabel wordt weergegeven en toegelicht in hoeveel gevallen in 2019 door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties buiten de mantelcontracten om externe krachten zijn ingehuurd (in Nederland) boven het voor de organisaties van het Rijk afgesproken maximumuurtarief van € 225 (exclusief BTW).
Inhuur externen buiten raamovereenkomsten | 2019 |
---|---|
Aantal overschrijdingen maximumuurtarief | 0 |
Partij | Posten | % | Man | Vrouw | Totaal |
---|---|---|---|---|---|
CDA | 91 | 29,1 | 63 | 28 | 91 |
VVD | 92 | 29,4 | 68 | 24 | 92 |
PvdA | 58 | 18,5 | 42 | 16 | 58 |
D66 | 21 | 6,7 | 14 | 7 | 21 |
Overig | 10 | 3,2 | 7 | 3 | 10 |
GL | 11 | 3,5 | 6 | 5 | 11 |
CU | 9 | 2,9 | 7 | 2 | 9 |
SGP | 9 | 2,9 | 9 | 0 | 9 |
Geen | 12 | 3,8 | 8 | 4 | 12 |
Totaal | 313 | 224 | 89 | 313 |
Partij | Posten | % | Man | Vrouw | Totaal |
---|---|---|---|---|---|
CDA | 101 | 32 | 72 | 29 | 101 |
VVD | 91 | 28,8 | 69 | 22 | 91 |
PvdA | 60 | 19 | 47 | 13 | 60 |
D66 | 18 | 5,7 | 13 | 5 | 18 |
Overig | 11 | 3,5 | 9 | 2 | 11 |
GL | 10 | 3,2 | 6 | 4 | 10 |
CU | 9 | 2,8 | 8 | 1 | 9 |
SGP | 9 | 2,8 | 9 | 0 | 9 |
Geen | 7 | 2,2 | 4 | 3 | 7 |
Totaal | 316 | 237 | 79 | 316 |
Online beschikbaar op https://www.digitaleoverheid.nl/document/behoorlijk-datagebruik-in-de-openbare-ruimte/
Het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid is de Nederlandse omzetting van de Europese webtoegankelijkheidsrichtlijn uit 2016
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35470-VII-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.