Tweede Kamer der Staten-Generaal

35 470 VII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2019

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES (VII)

Ontvangen 20 mei 2020

Vergaderjaar 2019–2020

GEREALISEERDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal € 5.616.794.000,-

Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal € 753.124.000,-

A. ALGEMEEN

1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik. mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) over het jaar 2019 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties decharge te verlenen over het in het jaar 2019 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  • 1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;

  • 2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;

  • 3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • 4. de totstandkoming van de niet-financiele verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • 5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2019;

  • 2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2019 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2019, alsmede over de saldibalans over 2019 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,K.H. Ollongren

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

Algemeen

Voor u ligt het jaarverslag 2019 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Het jaarverslag 2019 is als volgt opgebouwd:

  • A. Een algemeen deel met de dechargeverlening;

  • B. Het beleidsverslag met daarin de beleidsprioriteiten, de (niet-)beleidsartikelen en de bedrijfsvoeringsparagraaf;

  • C. De jaarrekening met daarin de verantwoordingsstaat, de saldibalans en de WNT-verantwoording;

  • D. De bijlagen.

Grondslagen voor de vastlegging en de waardering

De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2020 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel.

Groeiparagraaf

De Rijksbegrotingsvoorschriften 2020 schrijft een vernieuwde opzet voor voor de bijlage inzake toezichtsrelaties zelfstandige bestuursorganen (zbo) en rechtspersonen met een wettelijke taak (rwt).

Focusonderwerpen

De Tweede Kamer heeft voor de verantwoording 2019 focusonderwerpen aangewezen, welke door het Ministerie van Financiën geïllustreerd worden middels een aantal specifieke casussen. Deze casussen hebben geen betrekking op de begrotingen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Het beleidsverslag

Beleidsprioriteiten

In de paragraaf «Beleidsprioriteiten» wordt verslag gedaan van de beleidsprioriteiten die zijn opgenomen in de begroting 2019. Daarnaast worden ook de prioriteiten uit het regeerakkoord van het kabinet Rutte-III toegelicht. Zoals gebruikelijk is ook dit jaar een tabel opgenomen met daarin de realisatie van de beleidsdoorlichtingen.

De beleidsartikelen

In de paragraaf «Beleidsartikelen» wordt meer in detail ingegaan op de verantwoording over de verschillende onderwerpen. De paragraaf kent per beleidsartikel de volgende opzet:

  • A. Algemene doelstelling;

  • B. Rol en verantwoordelijkheid;

  • C. Beleidsconclusies;

  • D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid;

  • E. Toelichting op de financiële instrumenten.

De paragraaf «Niet-beleidsartikelen» kent een andere indeling, te weten:

  • A. Tabel Budgettaire gevolgen;

  • B. Toelichting op de financiële instrumenten.

Algemene doelstelling en rol en verantwoordelijkheid

Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften 2020 zijn voor de onderdelen «Algemene doelstelling» en «Rol en verantwoordelijkheid» in de beleidsartikelen de teksten uit de vastgestelde begroting 2019 als basis gebruikt.

Toelichting op de financiële instrumenten

In de toelichting op de financiële instrumenten wordt aangegeven voor welke activiteiten en doelen de financiële overdracht in het begrotingsjaar is aangewend. Verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar worden toegelicht, hierbij wordt indien van toepassing verwezen naar de eerste en tweede suppletoire begrotingswetten of de slotwet.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

In het jaarverslag Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2019 is een bedrijfsvoeringparagraaf opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan over specifieke punten in de bedrijfsvoering van het begrotingshoofdstuk Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) en begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties (IV).

De jaarrekening

Verantwoordingsstaten

In de jaarrekening treft u de departementale verantwoordingsstaat voor de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties evenals de samenvattende verantwoordingsstaat voor de baten-lastenagentschappen.

Jaarverantwoording agentschappen

De jaarrekening bevat tevens de jaarverantwoording van de verschillende baten-lastenagentschappen, te weten de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG), Logius, P-Direkt, Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR), FMHaaglanden (FMH), Shared Service Center-ICT (SSC-ICT), Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en de Dienst van de Huurcommissie (DHC).

Saldibalans

De saldibalans en de bij dit onderdeel behorende financiële toelichting maken eveneens onderdeel uit van de jaarrekening.

WNT-verantwoording

De jaarrekening wordt afgesloten met de verantwoording Wet Normering Topinkomens (WNT).

De bijlagen

In het jaarverslag Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn bijlagen opgenomen inzake toezichtsrelaties zelfstandige bestuursorganen (zbo) en rechtspersonen met een wettelijke taak (rwt), afgerond evaluatie- en overig onderzoek, inhuur externen en een overzicht van de burgemeestersbenoemingen in 2019. De bijlage toezichtsrelaties zbo's/rwt's bevat conform RBV 2019 meer financiële informatie over de zbo's die onder toezicht van het ministerie vallen.

B. HET BELEIDSVERSLAG

3. Beleidsprioriteiten

Beleidsprioriteiten

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) staat voor een sterke en levende democratie en een slagvaardig openbaar bestuur waar inwoners uit het hele Koninkrijk op kunnen vertrouwen. Nu en in de toekomst. Samen met medeoverheden zorgen we ervoor dat mensen in hun dagelijks leven ervaren dat het beter gaat. Dat zij prettig kunnen wonen in betaalbare, veilige en energiezuinige woningen in een buurt waar iedereen meetelt en meedoet. We willen dat alle mensen het gevoel hebben dat de overheid er voor hen is.

In oktober 2019 is het Ministerie van BZK verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van de versterkingsoperatie en het Rijksbeleid van het Nationaal Programma Groningen. De versterkingsoperatie komt hiermee in een volgende fase. Er komt meer accent op de uitvoering, met voor Groningers zichtbare resultaten.

Het afgelopen jaar hebben we belangrijke stappen gezet om de complexe opgaven van vandaag samen aan te pakken. Zoals de woningbouwopgave, de energietransitie en de vernieuwing van de democratie. Deze opgaven kunnen we niet alleen oplossen.

Daarom zijn we als één overheid aan de slag gegaan. Dit beleidsverslag laat de belangrijkste resultaten van 2019 zien. Op basis van de behaalde resultaten kijken we ook vooruit. Bijvoorbeeld door te werken met proeftuinen leren we van onze ervaringen en blijven we onze aanpak continu verbeteren.

Samen meer bereiken als één overheid

De maatschappelijke opgaven van nu beslaan verschillende schaalniveaus van lokaal tot regionaal, nationaal en daar voorbij. Dat vraagt om samenwerking. Het Interbestuurlijk Programma (IBP) biedt een platform voor het Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen om samen te werken aan een duurzame toekomst van Nederland en om de raakvlakken tussen grote maatschappelijke opgaven te benutten. We hebben interbestuurlijke bijeenkomsten georganiseerd over zowel samenwerking tussen overheden als inhoudelijke vraagstukken. Door het opzetten van een leer- en inspiratietraject komen we samen tot innovatieve oplossingen voor opgaven zoals de regionale economie, laaggeletterdheid en wonen en zorg.

In het IBP en de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) pakken we opgaven gebiedsgericht aan, want we zien regionaal en lokaal grote verschillen in opgaven, problemen en kansen. In juni 2019 publiceerden we in de ontwerp NOVI de langetermijnvisie van het Rijk op de fysieke leefomgeving in Nederland. In Nederland is het altijd passen en meten geweest om ruimte te vinden om te wonen, werken, bewegen en recreëren. Veel ruimtelijke keuzes worden op lokaal of regionaal niveau gemaakt. Daarom staat samenwerking ook hier centraal, tussen overheden, bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en burgers. De NOVI houdt ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. De NOVI helpt om bij tegengestelde belangen keuzes mee te maken, bijvoorbeeld aan de hand van afwegingsprincipes of voorkeursvolgordes.

In 2019 zijn vanuit de Regio envelop, die gecoördineerd wordt door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), twaalf Regio Deals tot stand gekomen. BZK was voor de deals met de Achterhoek, Zuid- en Oost-Drenthe, Parkstad Limburg en Twente co-trekker. Daarnaast zijn de deals uit de eerste tranche verder uitgevoerd (Kamerstukken II 2019/20, 29697, nr. 72). In 2019 zijn vier City Deals afgerond en in zeven deals hebben steden, departementen, bedrijven en kennisinstellingen samengewerkt. Daarnaast zijn we gestart met de verkenning van potentiële City Deals op actuele thema’s waaronder cyber security en de circulaire stad. Om te blijven leren van onze ervaringen, heeft de projectgroep Agenda Stad twee bijeenkomsten georganiseerd voor actief betrokkenen bij City Deals. Evenals studiebijeenkomsten op basis van diverse maatschappelijke vraagstukken zoals het aardgasvrij maken van wijken.

Op 28 oktober 2019 vond de derde Dag van de Stad in Den Haag plaats. Het thema was ‘Wie durft’. Deze editie trok ruim 2.000 mensen onder wie actieve inwoners, wetenschappers, vertegenwoordigers van bedrijven en maatschappelijke organisaties. Zij hebben tijdens de Dag van de Stad samengewerkt aan innovatieve oplossingen voor stedelijke vraagstukken.

In krimp- en grensregio’s hebben maatschappelijke opgaven vaak een ander effect. Daarom hebben we in 2019 gebiedsgerichte afspraken gemaakt om economische groei en sociale en fysieke leefbaarheid te versterken en de kansen van grensoverschrijdende samenwerking te benutten als onderdeel van de Regio Deals. Om zowel taal- en cultuurbarrières weg te nemen als te voorkomen, hebben we ruim twintig jongerenevenementen ondersteund. Met twee expertisetrajecten hebben we een impuls gegeven aan kennisuitwisseling over woningmarkt en energietransitie in krimpgebieden. Beide domeinen vragen om een andere, slimme aanpak in dunbevolkte gebieden en kunnen een belangrijke investering geven aan de vitaliteit van een krimpgebied.

Met het Regionaal Ontwikkelprogramma (ROP) laat het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) zien hoe met rijksvastgoed de uitvoeringskracht kan worden vergroot om concrete resultaten te boeken voor de strategische opgaven van dit kabinet (waaronder duurzaamheid en woningbouw). Door samen te werken in coalities van rijkspartijen, medeoverheden, marktpartijen en andere organisaties, ontstaat er een gebiedsgerichte aanpak die meer dan een enkel gebouw aanpakt. Op 2 juli 2019 heeft de Staatssecretaris van BZK een tweede brief aan de Kamer gestuurd over het ROP (Kamerstukken II 2018/19, 31490, nr. 256). Daarin is de voortgang van de ROP-projecten beschreven, alsmede de door het Rijksvastgoedbedrijf ontwikkelde routekaart verduurzaming rijkskantoren. Zo is de alliantie van het programma EnergieRijk Den Haag in 2019 versterkt met de organisaties en gebouwen van de Bank Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Deze nieuwe deelnemers brengen hun expertise over (project)financiering en aquathermie in, zo groeit de alliantie in omvang en kracht.

Vernieuwing van de democratie en openbaar bestuur

Democratie in beweging

De lokale democratie is volop in beweging en werkt aan complexe opgaven, zoals de energietransitie, de invoering van de Omgevingswet en de uitvoering van de decentralisaties in het sociaal domein. Zoals aangekondigd in het Plan van aanpak Versterking lokale democratie en bestuur (Kamerstukken II 2017/18, 34775 VII, nr. 69) is met het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie (initiatief van het ministerie van BZK, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de beroeps- en belangenverenigingen) de afgelopen twee jaar een concreet en divers aanbod gecreëerd om lokale volksvertegenwoordigers en bestuurders te ondersteunen. Zo hebben 25 van de 50 reeds geïnteresseerde gemeenten de Quick Scan Lokale Democratie ingezet om inzicht te krijgen in het functioneren en de verbetermogelijkheden van hun lokale democratie.

In 2019 hebben de partijen in het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie veel geïnvesteerd in het stimuleren van het uitdaagrecht (Right to Challenge), waarbij inwoners de uitvoering van een taak van de gemeente overnemen. In de vorm van bijeenkomsten met betrokkenen en ervaringsdeskundigen, diverse leerateliers en inspiratiegidsen zijn kennis en goede voorbeelden met gemeenten en actieve bewoners(groepen) gedeeld. Inmiddels werken 167 gemeenten met dit uitdaagrecht, dat is ruim een verdubbeling ten opzichte van 2018. Eind 2019 is daarnaast een wetsvoorstel voor verbreding van artikel 150 van de Gemeentewet in consultatie gegaan. Het voornemen is om hiermee het uitdaagrecht expliciet in de Gemeentewet te verankeren. In de Gemeentewet wordt opgenomen dat de gemeenteraad regels kan stellen over de wijze waarop inwoners en lokale verenigingen een alternatief voorstel kunnen indienen voor de uitvoering van collectieve voorzieningen in hun directe omgeving.

Mensen maken het bestuur. Om inclusiviteit en diversiteit van het openbaar bestuur te stimuleren hebben we een pakket aan maatregelen aangekondigd (Kamerstukken II 2018/19, 30420, nr. 328). Daarnaast hebben we het afgelopen jaar een breed aanbod gecreëerd voor de mensen in het bestuur – van gemeenteraadslid, burgemeester tot griffier – om hun rol binnen onze democratie goed op te kunnen pakken. Zo heeft het trainings- en opleidingsaanbod voor raadsleden een impuls gekregen en is voor Statenleden en leden van het algemeen bestuur van waterschappen een digitale leeromgeving gelanceerd, waarmee zij zich snel kunnen inwerken op thema’s als de Omgevingswet en de Regionale Energiestrategie.

In 2019 is de verworvenheid van 100 jaar algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen herdacht. Onder het motto ‘Ik vier mijn stem’ vonden onder organisatie van de Tweede Kamer verschillende activiteiten plaats. Het jaar 2019 kon ook met recht een ‘verkiezingsjaar’ worden genoemd. In totaal waren er zes verkiezingen. In de evaluatie is geconcludeerd dat de verkiezingen goed zijn verlopen, met enkele verbeteringen voor de toekomst. Voor het eerst gold bij de verkiezingen in 2019 de wettelijke verplichting om de processen-verbaal van de stembureaus en van de opgaven van de burgemeester met de stemtotalen van de gemeente openbaar te maken op internet, zodat iedereen de verkiezingsuitslag kan controleren (Stb. 2018, 470). In 2019 ging ook het voorstel van wet tot tijdelijke experimenten met een nieuw stembiljet in consultatie.

Het kabinet heeft op 26 juni 2019 een kabinetsstandpunt uitgebracht over het in december 2018 aangeboden rapport «Lage drempels, hoge dijken» van de Staatscommissie Parlementair Stelsel (Kamerstukken II 2018/19, 34430, nr. 10). In het kabinetsstandpunt beschrijft het kabinet de maatregelen waarmee zij het parlementair stelsel wil gaan moderniseren. De maatregelen zijn zowel gericht op de verbetering van de inhoudelijke vertegenwoordiging in het parlementair stelsel als op de versterking van de weerbaarheid van de democratische rechtsstaat. Het gaat onder andere om aanpassing van het kiesstelsel, de invoering van een Wet op de politieke partijen, bevordering van het burgerschapsonderwijs en om maatregelen gericht op een betere positionering van de Eerste Kamer.

Op weg naar een digitale overheid

In 2018 zijn we aan de slag gegaan met Agenda Digitale Overheid: NL DIGIbeter (Kamerstukken II 2017/18, 26643, nr. 549). De geactualiseerde versie is in juli 2019 aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2019/20, 26643, nr. 621). Deze geactualiseerde versie geeft meer focus door zich te richten op vijf pijlers: innovatie, digitale inclusie, identiteit, regie op gegevens en data. Zo stimuleren we bijvoorbeeld met Startup in Residence, een samenwerking tussen overheid en startups, innovatieve oplossingen voor maatschappelijke opgaven. Om de regie op gegevens te vergroten hebben we onder andere de mogelijkheden verbeterd voor burgers en ondernemers om de gegevens die de overheid over hen heeft in te zien en om onjuiste gegevens te laten corrigeren.

Een onderdeel van NL DIGIbeter is het programma Digitaal Machtigen. Het kabinet streeft ernaar dat iedereen mee kan doen. We maken het makkelijker voor burgers, die dat zelf willen en mogen, om een ander te machtigen om voor hen zaken te doen met de overheid. Het afgelopen jaar is gewerkt aan machtigingsmogelijkheden voor personen die zelf hun zaken met de overheid niet mogen regelen, bijvoorbeeld omdat zij onder bewind of curatele staan, of minderjarig zijn (wettelijke vertegenwoordiging). De invoering van deze mogelijkheden gebeurt stapsgewijs. Als proef konden ouders in 2019 een machtiging krijgen die hen toegang gaf tot de medische gegevens van hun kinderen. Deze mogelijkheid komt breed beschikbaar in 2020.

Data bieden enorme kansen. Tegelijkertijd roept het gebruik van data nieuwe vragen op. Om data (nog) beter in te zetten, hebben we de NL DIGITAAL: Data Agenda Overheid opgesteld, voor goed en verantwoord datagebruik door de overheid. Om gemeenten inzicht te geven in de ethische dilemma’s die voorkomen bij datagebruik in de publieke ruimte, hebben we samen met steden als Amsterdam, Eindhoven en Groningen en diverse wetenschappers een aantal beleidsadviezen en reflecties uitgewerkt in de bundel «Behoorlijk datagebruik in de openbare ruimte»1. Omdat overheidsorganisaties in verschillende mate voorbereid zijn op het werken met data, hebben we het Leer- en Expertisepunt Datagedreven werken opgestart, dat een ‘toolkit’ heeft ontwikkeld met de beste lessen voor overheidsorganisaties. Nederland heeft in OECD-verband ook internationaal het voortouw genomen om overheidsbrede principes voor het verantwoord omgaan met data vast te stellen.

In een informatiesamenleving is het van belang dat we nauwkeurig omgaan met basisgegevens van personen. Op 4 november 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd over gerealiseerde en voorgenomen vernieuwingen in de Basisregistratie Personen (BRP) (Kamerstukken II 2019/20, 27859, nr. 143). De belangrijkste vernieuwing in 2019 was dat ouders sinds 5 februari 2019 hun levenloos geboren kinderen kunnen laten registreren in de BRP. Op 30 januari 2020 hadden daar al meer dan 19.000 ouders gebruik van gemaakt. In de brief werd tevens een in 2019 uitgewerkte nieuwe aanpak voor stapsgewijze doorontwikkeling van de BRP gepresenteerd, waarmee een einde is gekomen aan de lange periode waarin slechts beperkt wijzigingen werden doorgevoerd.

Meer samenhang in de fysieke leefomgeving

In 2019 is er hard gewerkt aan de zorgvuldige totstandkoming van het nieuwe stelsel van de Omgevingswet. De totstandkoming van de wetgeving is erop gericht om het stelsel op 1 januari 2021 in werking te laten treden. Door de stelselherziening van het omgevingsrecht worden de regels over de leefomgeving inzichtelijker en toegankelijker. Dat versterkt de verbinding tussen mensen en overheden.

Eind 2019 is het grootste deel van het basisniveau van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) opgeleverd, waarop alle bevoegde gezagen kunnen aansluiten, waarmee ze kunnen oefenen en wat ze kunnen vullen met hun eigen regelgeving. We blijven dit systeem doorontwikkelen: niet alles kan en hoeft in één keer. Al vanaf het begin van het programma Aan de Slag met de Omgevingswet wordt het DSO samen met medeoverheden ontwikkeld. Zo weten we zeker dat het ook naar hun wensen wordt ingericht. Het primaire proces staat voorop: burgers en bedrijven moeten vanaf 1 januari 2021 vergunningen kunnen aanvragen, overheden moeten die kunnen behandelen en het moet duidelijk zijn welke regels wanneer gelden. Daarnaast is het DSO gebruikersvriendelijk en toegankelijk voor mensen met een visuele beperking. De publieksteksten worden op taalniveau B1 geschreven. De inrichting van het beheer van het DSO heeft grotendeels in 2019 plaatsgevonden, zodat de verantwoordelijkheid voor de landelijke voorziening in 2020 gefaseerd kan worden overgedragen van het programma Aan de Slag met de Omgevingswet naar de beheerorganisatie (Kadaster). Hierover zijn met de koepels bestuurlijke afspraken gemaakt (Kamerstukken II 2018/19, 33118, nr. 116).

Om goed op de Omgevingswet voorbereid te zijn werken gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk in het interbestuurlijk programma Aan de slag met de Omgevingswet samen. We hebben regelmatige bijeenkomsten in het land georganiseerd en hebben hulpmiddelen ontwikkeld, zoals roadmaps, staalkaarten voor het Omgevingsplan, handreikingen en Train de trainer opleidingen. Daarnaast ondersteunt het Informatiepunt Omgevingswet overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijven en ook inwoners bij de voorbereiding op de Omgevingswet met onder andere een uitgebreide website2 met informatie over de wet en regelgeving.

In de informatiesamenleving van nu wordt ook van bodem- en ondergrondgegevens steeds meer gebruik gemaakt en meer verwacht. In 2019 is verder gewerkt aan de Doorontwikkeling in Samenhang van de Geo-Basisregistraties. Dat wil zeggen dat er waardevolle basisregistraties met samenhangende structuur worden gerealiseerd, zoals de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT), de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) en de Basisregistratie WOZ. Om betrouwbare en integrale informatie over de ondergrond beschikbaar te hebben werken we aan de Basisregistratie Ondergrond (BRO). Voor het inwinnen en bijhouden van de authentieke gegevens in de BRO werken we nauw samen met medeoverheden, de bronhouders. Alle bronhouders minus vier gemeenten zijn in 2019 aangesloten en leveren gegevens aan.

Door de recente ontwikkelingen op het gebied van bodemverontreiniging groeit ook de behoefte aan informatie daarover. Naar aanleiding van de motie Ronnes en van Gerwen en Kamervragen over de opname van bodemverontreinigingsgegevens en PFAS in de basisregistratie heeft de Minister voor Milieu en Wonen aan de Tweede Kamer gemeld (Kamerstukken II 2019/20, 33136, nr. 23) dat zij positief staat ten opzichte van opname van bodemverontreinigingsgegevens in de BRO aansluitend aan het huidige programma, dat is na 1 januari 2022. We onderzoeken of en hoe de uitbreiding van de BRO met bodemverontreinigingsgegevens gestalte zou kunnen krijgen.

Bescherming van de democratie en grondrechten

De dreigingen tegen onze democratische rechtstaat zijn in een kort tijdsbestek blijvend veranderd. De jihadistische dreiging is onverminderd groot. Daarnaast nemen de (geo)politieke- en de cyberdreigingen fors toe.

De Minister-president heeft in 2019 samen met de Ministers van BZK en Defensie de prioriteiten vastgesteld voor de onderzoeken van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) voor de komende jaren. De Ministers van Justitie en Veiligheid (JenV) en Buitenlandse Zaken (BZ) zijn nauw betrokken bij het bepalen van de prioriteiten van de diensten. De gemaakte afspraken zijn opgetekend in de Geïntegreerde Aanwijzing Inlichtingen en Veiligheid3 (GA I&V). Ter ondersteuning van de GA I&V is bij de Voorjaars- en Najaarsnota (structureel en incidenteel) extra geld toegekend aan de AIVD voor bestrijding van terrorisme en statelijke (al dan niet digitale) dreiging. De Tweede Kamer is in 2019 middels een brief van de Minister voor de AIVD, die vanaf oktober 2019 verantwoordelijk is voor de AIVD, geïnformeerd over de hoofdlijnen van de plannen van de AIVD voor 2020 (Kamerstukken II 2019/20, 29924, nr. 197).

Andere staten zetten met regelmaat digitale middelen in om toegang te krijgen tot vitale onderdelen van de Nederlandse samenleving, zoals de energie- of telecombranche. Rusland, China en Iran zijn voorbeelden van landen die een bovenmatige interesse tonen in informatie van de Nederlandse overheid en bedrijven die in Nederland actief zijn. Dit soort activiteiten kan schade aanrichten aan de nationale veiligheid, onze soevereiniteit en onze economische belangen. De AIVD verschaft informatiebeveiligingsadvies op maat aan de Nederlandse overheid en vitale bedrijven. Zo wordt de weerstand tegen statelijke digitale aanvallen verhoogd en (digitale) schade beperkt of voorkomen. In 2019 heeft de AIVD de intenties, capaciteiten en activiteiten van statelijke actoren met een offensief cyberprogramma onderzocht en hier een openbare publicatie over uitgebracht met de titel ‘Offensief cyberprogramma: een ideaal businessmodel voor staten’4.

De dreiging tegen de democratische rechtstaat is veelzijdig. De bestuurlijke weerbaarheid wordt versterkt door in te zetten op de bewustwording van politieke ambtsdragers op thema's als veiligheid, beveiliging en integriteit. De door het Netwerk Weerbaar Bestuur ontwikkelde instrumenten en producten zijn via de nieuwe website5 beschikbaar gekomen. De ontwikkelde veiligheidspakketten zijn aan alle nieuwe burgemeesters uitgereikt. In nauwe samenwerking met het Ministerie van JenV, de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid (NCTV) en de Nationale Politie hebben we gewerkt aan preventieve beveiligingsmaatregelen voor de woningen van decentrale bestuurders (Kamerstukken II 2018/19, 28684, nr. 576). Tegelijkertijd zijn we een experiment binnen tien gemeenten begonnen met integrale beveiligingsplannen en ontwikkelden we de leergang Democratische Rechtsorde. Ook is ingezet op het aanpakken van gelegenheidsstructuren voor ondermijning, zoals bepaalde vakantieparken. In samenwerking met onder andere gemeenten, provincies en kennisinstellingen is gewerkt aan de actieagenda Vakantieparken 2018-2020. Met twaalf gemeenten, het Ministerie van JenV, het Openbaar Ministerie (OM), de Politie en de Belastingdienst is daarnaast een publiek dashboard6 ontwikkeld, waarmee inzicht ontstaat in patronen (op gebied van vastgoedbezit en transacties en drugshandel en productie) die kunnen duiden op ondermijnende criminaliteit.

In september 2019 is onder leiding van BZK de beleidsbrief AI, publieke waarden en mensenrechten naar de Kamer gestuurd, waarin het kabinetsbeleid voor kunstmatige intelligentie (Artificial Intelligence, AI) uiteen is gezet (Kamerstukken II 2019/20, 26643, nr. 642). Om begrip en bewustwording over de effecten van AI onder burgers te versterken, hebben we in 2019 verschillende burgerdialogen georganiseerd en publiceerden we voorlichtingsmateriaal zoals een speciale editie van de Donald Duck over AI en grondrechten. Daarnaast hebben we de gereedschapskist voor ethisch verantwoord innoveren gepubliceerd, die overheden ondersteunt bij het meenemen van belangrijke publieke waarden bij technologische ontwikkelingen.

Om ervoor te zorgen dat algoritmen transparant en verantwoord worden ingezet, hebben we in 2019 samen met het Ministerie van JenV richtlijnen voor algoritmegebruik door de overheid opgesteld. Vervolgens zijn we begonnen met het toetsen van die richtlijnen op bruikbaarheid en volledigheid. Uit de toetsing kwam onder andere naar voren dat de richtlijnen niet goed kunnen worden toegepast zonder ook de sociaal-technologische context en het grotere vraagstuk rondom (keten)verantwoording mee te nemen.

De samenleving waarin iedereen mee kan doen

De samenleving verandert voortdurend. Wij vinden het belangrijk dat iedereen mee moet kunnen blijven doen in deze samenleving. Dat geldt vooral voor mensen met een beperking, voor mensen die digitaal minder vaardig zijn en voor mensen die moeite hebben om berichten van diensten van de overheid te begrijpen.

We communiceren in Nederland steeds vaker digitaal. Met de aanpak van digitale inclusie streven we ernaar dat iedereen ook in een digitale samenleving mee kan doen. Om de overheidsdienstverlening te verbeteren, is in het Tijdelijk besluit digitale toegankelijkheid7 geregeld dat overheden hun websites en apps toegankelijk moeten maken. Met de lancering van de Direct Duidelijk Brigade hebben we een impuls gegeven aan het gebruik van begrijpelijke taal in overheidsteksten. Ook hebben we gewerkt aan een ondersteuningsnetwerk voor mensen die moeite hebben met digitalisering. Het interdepartementale programma Tel mee met Taal ondersteunt cursusaanbod voor mensen die hun digitale vaardigheden willen verbeteren. In 2019 zijn de eerste vijftien informatiepunten Digitale Overheid geopend, waar mensen terecht kunnen voor informatie en hulp bij overheidsdiensten, zoals huurtoeslag, WW, AOW, zorg, boetes, kinderbijslag of gezondheidsverklaringen voor rijvaardigheidsbewijzen voor 75-plussers.

Met het programma ‘Onbeperkt Meedoen!’ werken we samen met andere departementen aan de invoering van het ‘VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap’ (Kamerstukken II 2017/18, 24170, nr. 177). De Minister van BZK is in dit programma de trekker van de actielijn Rijk als organisatie. In 2019 hebben we ook gewerkt aan het actieplan ‘Toegankelijk stemmen’ om de verkiezingen voor mensen met een beperking beter toegankelijk te maken. Dit actieplan is onder andere gericht op begrijpelijkere en toegankelijkere informatie over het stemproces. Begin 2020 wordt het actieplan gepresenteerd.

Daarnaast hebben we in 2019 een bestuurlijk akkoord gesloten met de overheids- en onderwijssectoren om een overheidsbrede impuls te geven aan de realisatie van banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Op basis van dit akkoord hebben alle sectoren een werkagenda (Kamerstukken II 2019/20, 34352, nr. 191) vastgesteld, met concrete acties om banen te realiseren. De basis voor de werkagenda van het Rijk is de rijksbrede meerjarenaanpak met vier methodes: individuele instroom, groepsgewijze instroom, partnerschappen met leveranciers en doorontwikkeling van social return en samenwerking met andere werkgevers. Ook werkt het Rijk actief aan een inclusief werkklimaat bij de ministeries.

Met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is in 2019 een aantal overheidsbrede maatregelen getroffen. We hebben bijvoorbeeld samenwerking gestimuleerd tussen opdrachtgevers uit de overheid en hun leveranciers uit de marktsector, een ervaren inspirator ingezet en de Kennisalliantie ingezet. De Kennisalliantie hield in 2019 verschillende bijeenkomsten en workshops en beantwoordde meer dan honderd vragen uit het veld.

De inkoopkracht van de Rijksdienst benutten we om onze leveranciers aan te zetten om mee te doen. In 2019 is de rijksbrede werkwijze social return doorontwikkeld. Dit doen we met Maatwerk voor Mensen als belangrijk uitgangspunt. Dat wil zeggen dat we in de volle breedte nauw samenwerken met leveranciers om zo veel mogelijk mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt via inkoop naar werk(ervarings­plekken) te begeleiden. Via proeftuinen gaven we hier in 2019 invulling aan. Een proeftuin is een werkwijze die ruimte biedt om tijdens een aanbestedingstraject en de gehele contractperiode te leren en experimenteren met de inzet van social return. In 2019 waren er met 25 nieuwe proeftuinen positieve ervaringen bij zowel markt als overheid. Op de website van Maatwerk voor Mensen8 staan verschillende praktijkvoorbeelden van proeftuinen.

De Minister van BZK heeft op 12 december 2019 het Nationaal Actieplan Mensenrechten (Kamerstukken II 2019/20, 33826, nr. 33) uitgebracht. Met het Actieplan wil het kabinet de toegankelijkheid van voorzieningen verbeteren en daarmee een gerichte impuls geven aan de bescherming en bevordering van mensenrechten in Nederland. Voorbeelden van acties zijn de oprichting van een platform voor gemeenten en mensenrechten en het begin van een evaluatie van het passend onderwijs met inclusief onderwijs als speerpunt. Daarnaast wordt ingezet op de verbetering van verschillende informatiepunten met betrekking tot digitale overheid, langdurige zorg en rechtshulp. Door het Actieplan op te stellen samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties wordt het belang onderstreept van het onderhouden en verbeteren van mensenrechtenbescherming in Nederland.

In het kader van het programma ‘Onbeperkt Meedoen!’ hebben we ons ook ingezet voor de toegankelijkheid van rijkskantoren. Op basis van de toegankelijkheidsscans van rijkskantoren zorgt het RVB ervoor dat onder meer de hoofdentree van een aantal kantoren wordt verbreed en verbeterd, belijning wordt vernieuwd en waar nodig deurbediening wordt aangepast. Daarnaast is in 2019 in kaart gebracht welke maatregelen het RVB op korte en lange termijn zal uitvoeren om zeven ministeriegebouwen in Den Haag beter toegankelijk te maken. Hoewel rijksgebouwen voldoen aan het wettelijk kader, kan met deze maatregelen de toegankelijkheid verder worden verbeterd. Denk hierbij aan verduidelijking van bewegwijzering, verbetering van sanitaire ruimtes en het toevoegen van voorzieningen in liften.

Wonen in energiezuinige woningen en in een prettige leefomgeving

Woningbouwopgave staat centraal

De woningbouw heeft in 2019 te maken gehad met een enorme vraag naar nieuwbouw en tegelijkertijd hinder ondervonden van de stikstofproblematiek. In het kader van de Nationale woonagenda en het Interbestuurlijk programma zijn afspraken gemaakt waarin marktpartijen, medeoverheden en het Rijk streven naar de bouw van 75.000 woningen per jaar. De partijen hebben dit gedaan met inzet op het vergroten en versnellen van het aanbod, aandacht voor betaalbaarheid en een betere benutting van de huidige voorraad. In 2019 is het doel van 75.000 nieuwe toevoegingen aan de woningvoorraad gehaald. Als invulling van de afspraken uit de Nationale woonagenda zijn diverse trajecten verder uitgewerkt, bijvoorbeeld het sociaal huurakkoord dat Aedes en de Woonbond hebben gesloten en het traject Goed Verhuurderschap.

Voor de (groot)stedelijke regio’s begonnen Rijk en regio in 2019, in lijn met de NOVI, met de uitwerking van regionale verstedelijkingsstrategieën. We werken aan deze strategieën om toekomstige locaties voor verstedelijking goed te combineren met infrastructuurinvesteringen en andere gebiedsgerichte opgaven zoals de vraag naar duurzame energie. Zo is er voor Utrecht besloten om met een voorlopige reservering uit de Woningbouwimpuls de ontsluiting van nieuwe woon- en werklocaties mogelijk te maken, waardoor 9.000 extra woningen kunnen worden gerealiseerd. De aanvraag van Utrecht zal het reguliere proces van de woningbouwimpuls moeten doorlopen.

In 2019 zijn met vijf regio’s woondeals gesloten: de stad Groningen, het Stedelijk Gebied Eindhoven, de zuidelijke Randstad, de regio Utrecht en de Metropoolregio Amsterdam. De woondeals zijn gesloten met stedelijke regio’s waar het woningtekort hoog is en waar ook op de langere termijn nog een grote bouwopgave ligt. Het Rijk gaat met de woondeals een langjarige samenwerking met deze regio’s aan op het gebied van wonen en bouwen. De woondeals zijn maatwerk en verschillen onderling, omdat elke regio zijn eigen specifieke uitdagingen, knelpunten en oplossingen kent. Vast onderdeel zijn afspraken over bouwambities, voldoende plancapaciteit, concrete locaties waar de bouw op korte termijn versneld kan worden, grote gebiedsontwikkelingen die belangrijk zijn voor de lange termijn en afspraken over betaalbaarheid en de aanpak van excessen, zoals huisjesmelkerij. In de woondeals wordt ook de relatie gelegd met bredere fysieke en sociaaleconomische opgaven als bereikbaarheid, verduurzaming en leefbaarheid in relatie tot gebiedsontwikkelingen en wijken waar stadsvernieuwing wenselijk is.

Afgelopen jaar is het expertteam Woningbouw, naast dat zij gemeenten bijstaan bij vastgelopen woningbouwprojecten, ook ingezet voor de stikstofproblematiek. Zij kunnen op verzoek van gemeenten meedenken over oplossingen en/of ondersteuning bieden in de begeleiding van noodzakelijke onderzoeken. Het expertteam heeft tot nu toe enkele gesprekken met gemeenten gevoerd, wat in een gemeente heeft geleid tot het op gang komen van de vergunningverlening.

Het kabinet beoogt een sterkere positie van de consument als opdrachtgever in de bouw. Daar werken we aan door in het wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen (Kamerstukken II 2015/16, 34453, nr. 2) een nieuw stelsel van kwaliteitsborging te introduceren en daarnaast de aansprakelijkheid van de aannemer, na de oplevering van het bouwwerk, te vergroten. De Minister van BZK heeft hierover begin 2019 een bestuursakkoord gesloten met de VNG. In het voorjaar van 2019 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel aanvaard. Inwerkingtreding wordt voorzien per 1 januari 2021. Ter voorbereiding hierop is in samenwerking met bij de bouw betrokken partijen een voorbereidingstraject begonnen.

Toegankelijke woningmarkt

Naast de verschillende activiteiten op het gebied van woningbouw, werden er in 2019 ook verschillende maatregelen genomen, gericht op het tegengaan van excessen op de woningmarkt die zich als gevolg van schaarste nadrukkelijk manifesteren. Op het gebied van discriminatie is wetenschappelijk onderzoek verricht waarvan de resultaten helpen bij het nader maken van beleid. In de strijd tegen de malafide verhuurder was kennisdeling tussen steden behulpzaam bij het mogelijk maken of verbeteren van een scala aan lokale aanpakken. In het verlengde daarvan is het gesprek met steden over de richting van nieuwe wetgeving geïntensiveerd. Parallel loopt een aantal pilots om meer te leren over de problemen, mogelijke aanpakken en de lokale behoefte aan wetgeving voor goed verhuurderschap. Om gemeenten een aanvullend instrumentarium te bieden tegen negatieve effecten van toeristische verhuur, is het wetsvoorstel Toeristische verhuur van woonruimte voorbereid en aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2019/20, 35353, nr. 3). Om de problematiek (waaronder verloedering, permanente bewoning, onveiligheid, en sociale problemen) van vakantieparken aan te pakken, is begonnen met een interbestuurlijke aanpak. Deze richt zich op de revitalisering van vakantieparken, maar ook wordt door middel van pilots verkend in hoeverre vakantieparken kunnen functioneren als (tijdelijke) aanvulling op de woningmarkt.

In 2019 is de Wet maatregelen middenhuur aangenomen (Stb. 2019, nr. 207). Middenhuurwoningen zijn woningen met een huurprijs vanaf de liberalisatiegrens van € 710,68 tot circa € 1.000. Met de wijziging van de Huisvestingswet 2014 wordt verduidelijkt dat ook middenhuurwoningen onder de woonruimteverdeling op basis van deze wet kunnen worden toegewezen. Hierdoor kunnen gemeenten middenhuurwoningen toewijzen aan huishoudens die op basis van hun inkomen van dit segment afhankelijk zijn. De wijziging van de Woningwet heeft betrekking op het aanpassen van de markttoets voor toegelaten instellingen. Zo kunnen woningcorporaties eenvoudiger een bijdrage leveren aan het verruimen van het aanbod middenhuurwoningen.

Binnen het Platform hypotheken hebben we in 2019 onder andere met de sector knelpunten en oplossingen in de hypotheekverstrekking voor senioren en koopstarters besproken. Voor senioren zijn er de afgelopen tijd meer hypotheekmogelijkheden gekomen, mede omdat tijdens het platform duidelijk is geworden wanneer maatwerk verantwoord is. Voor starters met een flexibel inkomen zijn er initiatieven ontwikkeld waardoor de mogelijkheden zijn toegenomen om een hypotheek te krijgen. De uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) is gestart met een proef waardoor meer mensen met een flexibel inkomen een hypotheek kunnen krijgen.

Vanaf 2019 is het tarief in de verhuurderheffing structureel met € 100 mln. verlaagd. Daarnaast is er een heffingsvermindering op de verhuurderheffing geïntroduceerd voor het verduurzamen van woningen. Hiervoor is jaarlijks budget beschikbaar. Vanwege de vele aanvragen is deze regeling tijdelijk gesloten per 1 juli 2019. De heffingsvermindering zal weer geopend worden voor nieuwe aanvragen zodra het beschikbare budget in de pas loopt met het aantal gehonoreerde definitieve aanvragen. Daarnaast is in 2019 besloten tot het introduceren van de Stimuleringsregeling Aardgasvrije Huurwoningen (SAH). Daarmee wordt vanaf 2020 gedurende vier jaar in totaal € 200 mln. beschikbaar gesteld voor het versneld aardgasvrij maken van sociale huurwoningen.

Op weg naar een duurzame gebouwde omgeving

We hebben stappen gemaakt met innovatieve technieken en ontwikkelingen op het gebied van de energietransitie, zoals de wijkgerichte aanpak waarmee we wijk voor wijk aan de slag gaan met de energietransitie. Het programma Aardgasvrije Wijken onderzoekt wat er nodig is voor een haalbare en betaalbare aanpak die op te schalen is naar alle gemeenten in Nederland. In 2019 zijn de eerste lessen en ervaringen opgehaald uit de 27 geselecteerde proeftuinen die in 2018 een rijksbijdrage hebben gekregen. In 2019 is het programma begonnen met een kennis- en leerprogramma voor alle gemeenten. Daarin worden lessen en ervaringen gemeenten met de transitie naar aardgasvrije wijken gedeeld. Doel van het programma is om te leren op welke wijze de wijkgerichte aanpak kan worden ingericht en opgeschaald. Hierbij staat lokaal, collectief en institutioneel leren centraal. Op 19 november 2019 is een tweede uitvraag aan gemeenten gestuurd om een aanvraag te doen voor een rijksbijdrage als proeftuin.

Op 28 juni 2019 heeft het kabinet het voorstel voor een Klimaatakkoord gepresenteerd (Kamerstukken II 2018/19, 32813, nr. 342). Voor de gebouwde omgeving bevat dit akkoord voorstellen om tot en met 2030 te komen tot een reductie van 3,4 Mton CO2. Daarmee zetten we een belangrijke stap om richting 2050 alle gebouwen de overgang te laten maken van aardgas naar duurzame warmtebronnen. Het akkoord voor de gebouwde omgeving is tot stand gekomen aan de sectortafel gebouwde omgeving waar onder andere medeoverheden, organisaties van verhuurders, huurders, eigenaar-bewoners, netbeheerders, energieleveranciers, banken en bouw- en installatiebedrijven hebben samengewerkt. De ruimtelijke principes en richtinggevende uitspraken voor de ruimtelijke inpassing van de energietransitie zijn verankerd in het Klimaatakkoord en de Ontwerp-NOVI.

Bij het verduurzamen van de leefomgeving zijn kaders voor nieuwbouw belangrijk. Zo houden we de omgeving ook duurzaam in de toekomst. 2019 was een belangrijk jaar voor de definitieve eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG) en de bijbehorende systematiek voor de bepalingsmethode voor de energieprestatie van gebouwen. Met de BENG-eisen wordt aan de markt duidelijkheid verschaft over de eisen voor de energieprestatie van nieuw te bouwen woningen en andere gebouwen. De nieuwe bepalingsmethode trekt de wijze waarop de energieprestatie wordt vastgesteld voor de nieuwbouw en de bestaande bouw gelijk. Met de introductie van BENG en de nieuwe bepalingsmethode wordt de energiebehoefte namelijk per m2 uitgedrukt, met een betere voorspellende waarde van het daadwerkelijk energiegebruik. De BENG-eisen zijn in 2019 gepubliceerd (Stb. 2019, nr. 501). Vanwege vertraging bij de oplevering van de rekensoftware en om bouwende partijen voldoende voorbereidingstijd te geven, treden de BENG-eisen, de NTA8800 en het vernieuwde energielabel per 1 januari 2021 in werking.

Voor individuele huiseigenaren en verenigingen van eigenaren biedt het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) financiering aan tegen lage rente. Het NEF is in 2019 verder gegroeid. In 2020 zal het NEF stapsgewijs worden omgevormd tot het Warmtefonds, waarbij de voorwaarden voor financiering verder zullen worden verbeterd. Hierover is in december 2019 een brief aan de Tweede Kamer verstuurd (Kamerstukken II 2019/20, 32847, nr. 585). In 2019 is ook begonnen met de pilot voor de Scholen Energiebespaarlening. De eerste leningen zijn inmiddels verstrekt.

Wij zetten ons in om kantoren, scholen, zorginstellingen, sporthallen en andere utiliteitsgebouwen te verduurzamen. Vanaf 2023 mogen kantoren met een oppervlakte van 100m2 of meer, met uitzondering van monumentale panden, alleen nog gebruikt worden wanneer zij minstens energielabel C hebben (Stb. 2018, 380). Inmiddels zijn diverse programma’s voor verduurzaming van het maatschappelijk vastgoed gecontinueerd of in 2019 in gang gezet, zoals het Innovatieprogramma Aardgasvrije en Frisse Basisscholen, het nieuwe programma Scholen besparen energie, de openstelling van de Scholen Energiebespaarlening en het in oktober gelanceerde Kennis- en Innovatieplatform Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed. Het doel van het Innovatieprogramma aardgasvrije en frisse basisscholen is verduurzaming van de meest energie-onzuinige schoolgebouwen. We ondersteunen pilots waarin energie-onzuinige schoolgebouwen omgebouwd worden tot aardgasvrije en frisse scholen met ondersteunende financiering uit de Klimaatenvelop 2018. De opgedane kennis en ervaringen uit de pilots worden breed gedeeld via een ondersteuningsprogramma. Naar verwachting zal medio 2020 het eerste gerenoveerde schoolgebouw uit het Innovatieprogramma worden geopend.

Ook de vastgoedportefeuille van het Rijk houden we toekomstbestendig. In het kader van het ROP heeft het Rijksvastgoedbedrijf de routekaart verduurzaming rijkskantoren ontwikkeld (Kamerstukken II 2018/19, 31490, nr. 256). Het belangrijkste uitgangspunt bij het verduurzamen van gebouwen is het benutten van natuurlijke momenten. Bij renovatie staan met het oog op uitvoerbaarheid en kosteneffectiviteit de einddoelen voor duurzaamheid centraal, niet de tussenliggende mijlpalen. Elk gebouw komt tot 2050 naar verwachting nog één keer grootschalig aan de beurt en die gelegenheid moet dus zo goed mogelijk worden benut om de einddoelen, een CO2 neutrale portefeuille, te realiseren.

Een Rijksdienst die met de tijd meegaat vraagt continue aandacht

Per 1 januari 2020 is de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) in werking getreden. Daaraan voorafgaand hebben we de voorwaarden voor een succesvolle invoering geschapen in de vorm van communicatie, procesbegeleiding en het tot stand brengen van de benodigde aanpassings- en invoeringsregelgeving. Voor de sector Rijk is in september 2019 de eerste genormaliseerde rijkscao met een looptijd tot 1 juli 2020 ondertekend.

Maar we werken niet alleen aan moderne arbeidsvoorwaarden. Bij vrijwel alle betrokken partijen groeit het besef dat het huidige overlegmodel van het bovensectorale overleg in de publieke sector aan vernieuwing toe is. De Sociaal Economische Raad heeft in augustus 2019 de verkenning «Overleg met en consultatie van sociale partners in de publieke sector» uitgebracht9. Het kabinet heeft met de betrokken sociale partners gesproken over de vormgeving van het overleg over bovensectorale thema’s na inwerkingtreding van de Wnra en zo de basis gelegd voor een nieuw stelsel dat in 2020 uitgewerkt wordt.

Mede vanwege de nieuwe positie van ambtenaren binnen het arbeidsrecht hebben we de Gedragscode Integriteit Rijk (GIR) geactualiseerd en op 31 december 2019 gepubliceerd in de Staatscourant (Stcr. 2019, 71141). De gewijzigde GIR gaat onder andere in op omgang met lobbyisten en werken in het buitenland. Op het gebied van integriteit werken we daarnaast onder andere aan versterking van de positie van vertrouwenspersonen, bijvoorbeeld door een mix te realiseren van interne en externe vertrouwenspersonen waarop een beroep kan worden gedaan.

Voor het kabinet staan maatschappelijke opgaven centraal. Na de zomer is de Ministeriële Commissie Uitvoering (MCU) ingesteld, waar ook de Minister van BZK in deelneemt. Via deze commissie en de bijbehorende werkagenda werkt het kabinet aan een samenhangende aanpak van urgente uitdagingen in de uitvoering (Kamerstukken II 2019/20, 31490, nr. 269). Het doel hiervan is een betere dienstverlening aan burgers door het leveren van meer maatwerk. In aanvulling daarop hebben we in oktober 2019 een brede evaluatie aangekondigd naar de regulering van rijksorganisaties op afstand (Kamerstukken I 2019/20, 34430, nr. I).

De rijksbrede bedrijfsvoering ondersteunt de verschillende onderdelen van het Rijk in de uitvoering van hun primaire proces. We werken met departementen en rijksbreed werkende uitvoeringsorganisaties aan een doeltreffende en doelmatige Rijksoverheid, die zich optimaal op de aanpak van maatschappelijke problemen kan richten. Interdepartementaal hebben we samengewerkt aan verbetering van de kwaliteit van dienstverlening en hebben we nieuwe initiatieven ontwikkeld op thema’s als digitalisering en informatiebeveiliging.

De Algemene Rekenkamer constateerde in haar Verantwoordingsonderzoek 2018 een toename in het aantal onvolkomenheden op het gebied van informatiebeveiliging en ICT binnen de Rijksoverheid. Voor een veilige en goed functionerende Rijksoverheid is informatiebeveiliging cruciaal en essentieel. Technologische ontwikkelingen en de toename van digitale dreigingen vragen om blijvende aandacht. In het kabinet zijn afspraken gemaakt over de coördinatie en noodzakelijke stappen om de informatiebeveiliging en ICT stap voor stap te verbeteren. Op basis hiervan zijn interne procedures op het terrein van informatiebeveiliging bijgesteld en ingevoerd. Ook is in 2019 besloten de functie van Chief Information Security Office Rijk (CISO Rijk) in te richten (Kamerstukken II 2019/20, 26643, nr. 620).

Er zijn onderzoeken uitgevoerd naar het bestuur binnen het informatievoorziening (IV) stelsel en het functioneren en de toekomst van het Bureau ICT-Toetsing (BIT). Op 20 december 2019 heeft de Minister van BZK via een brief aan de Tweede Kamer zijn besluit kenbaar gemaakt over de opvolging van de aanbevelingen uit deze onderzoeken (Kamerstukken II 2019/20, 26643, nr. 656). In dezelfde brief heeft de minister ook aangegeven dat het BIT na 2020 verder gaat als een onafhankelijk adviescollege, met een wettelijke grondslag.

Om de kennis over digitalisering onder rijksambtenaren te vergroten, heeft de Rijks Academie voor Digitalisering en Informatisering Overheid (RADIO) klassikale cursussen Digitale Transitie en Privacy, e-learnings en webinars gemaakt en aan hen aangeboden. Om ook nieuwe ICT-expertise aan het Rijk te verbinden, hebben we in 2019 het I-traineeship uitgebreid met een cyber security spoor. Via het I-traineeship zijn 75 nieuwe I-talenten Rijksbreed ingestroomd. Daarnaast zijn we onder andere een omscholingstraject voor schaarse ICT-expertises begonnen om de juiste kandidaten voor de vraag van Rijksorganisaties te vinden.

Het Rijksprogramma voor Duurzaam Digitale Informatiehuishouding (RDDI) is in 2019 formeel begonnen met het Meerjarenplan verbetering informatie huishouding Rijk (Kamerstukken II 2019/20, 35112, nr. 4). Er zijn projecten geïnitieerd die Rijksorganisaties ondersteunen in het verbeteren van de informatiehuishouding en het invoeren van deze verbeteringen. De projecten betreffen emailarchivering, websitearchivering, berichtenapps, actieve openbaarmaking, vervroegd overbrengen, digitaal vernietigen en het vergroten van de kennis van de medewerkers.

Om de rijksbrede bedrijfsvoering te blijven verbeteren, leren we van onze ervaringen. In 2019 is de beleidsdoorlichting Kwaliteit Rijksdienst uitgevoerd (Kamerstukken II 2019/20, 30985, nr. 40). Op basis hiervan worden er in het vervolg meer prioriteiten aangebracht in de invulling van de kaderstellende rol binnen de rijksbrede bedrijfsvoering. Daarnaast gaan we in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR) meer sturingsinformatie opnemen. Tevens hebben we op verzoek van de Tweede Kamer eind oktober 2019 een brief gestuurd met een overzicht van alles dat er gebeurt op het gebied van monitoring en doorlichting van de Shared Service Organisaties binnen het Rijk (Kamerstukken II 2019/20, 31490, nr. 260). De doorlichting van FMH loopt momenteel nog. De doorlichting van SSC-ICT is recent gepubliceerd. SSC-ICT heeft de afgelopen jaren te maken gehad met (door afnemers ervaren) teruglopende kwaliteit van de dienstverlening, veiligheidskwesties en negatieve resultaten. Om dit aan te pakken is in 2019 een transitieplan opgesteld dat in 2020 tot en met 2022 wordt uitgevoerd (Kamerstukken II 2019/20, 31490, nr. 274).

In de zomer van 2019 hebben we de masterplannen voor huisvesting geactualiseerd en vastgesteld (Kamerstukken II 2019/20, 31490, nr. 255). Bij de actualisatie zijn rijksbrede thema’s meegenomen, zoals spreiding van de rijkswerkgelegenheid, verduurzaming van de gebouwde omgeving, maatschappelijk gewenste gebiedsontwikkeling en herbestemming en herontwikkeling van het rijksvastgoed voor maatschappelijke doeleinden. Met de masterplannen sturen we strategisch op het verbeteren van de samenstelling en kwaliteit van de kantorenvoorraad van het Rijk en op de vastgoedontwikkelingen op de langere termijn. Daarnaast ligt meer dan voorheen de nadruk op maatschappelijke waarde die met vastgoed kan worden gecreëerd. Beide strategische doelen hebben we in de in 2019 geactualiseerde portefeuillestrategie van het Rijksvastgoedbedrijf uitgewerkt, onder andere in de routekaart verduurzaming rijkskantoren (Kamerstukken II 2019/20, 31490, nr. 256). Verder heeft het Rijksvastgoedbedrijf op 15 november 2019 het nieuwe kantoorgebouw met een conferentiecentrum op de Amsterdamse Zuidas opgeleverd aan het European Medicines Agency (EMA). Dit project is dankzij de inzet van een aantal bijzondere maatregelen in zeer korte tijd gerealiseerd.

Daarnaast ziet het kabinet overheidsinkoop en de samenwerking met de leveranciers van het Rijk, als een krachtig instrument om duurzame, innovatieve en sociale ontwikkeling te stimuleren. Het Rijk koopt jaarlijks voor ruim € 10 mld. in bij vele bedrijven. Daarmee kan een verschil worden gemaakt. Zoals in het Klimaatakkoord is vastgelegd heeft het Rijk bovendien een voorbeeldrol voor de rest van Nederland. De in oktober 2019 aan de Kamer gezonden inkoopstrategie (Kamerstukken II 2019/20, 30196, nr. 679) sluit aan op het Klimaatakkoord, de kabinetsreactie circulaire economie en de banenafspraak en ondersteunt daarmee de ambities van het Rijk. Bovendien hebben we deze nieuwe inkoopstrategie, anders dan in het verleden, nadrukkelijk gericht op de gehele organisatie en het duurzaam opdrachtgeverschap van en binnen het Rijk. In 2019 hebben we ook de praktisch toepasbare criteria voor maatschappelijk verantwoord inkopen geactualiseerd en hebben we via de klimaatenvelop veertien projecten gericht op klimaatneutraal en circulair inkopen door het Rijk gestimuleerd.

Realisatie beleidsdoorlichtingen

Tabel 1 Realisatie beleidsdoorlichtingen

Art.

Naam artikel

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Geheel artikel?

1.1

Openbaar bestuur en democratie: Bestuur en regio

 

X

   

X

 

Ja

1.2

Openbaar bestuur en democratie: Democratie

    

X

X

 

Ja

2

Nationale veiligheid

       

NVT

3

Woningmarkt

  

X

    

Ja

4.1

Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit: Energietransitie en duurzaamheid

 

X

     

Nee

4.2

Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit: Bouwregelgeving en bouwkwaliteit

 

X

 

X

   

Nee

5.1

Ruimtelijke ordening en omgevingswet: Ruimtelijke ordening

 

X

     

Ja

5.2

Ruimtelijke ordening en omgevingswet: Omgevingswet

        

6.2

Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving: Overheidsdienstverlening, informatiebeleid en informatiesamenleving

  

X

    

Nee

6.3

Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving: Betrouwbare levering van e-overheidsvoorzieningen

  

X

    

Nee

6.5

Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving: Identiteitsstelsel

 

X

    

X1

Nee

6.6

Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving: Investeringspost digitale overheid

        

7.1

Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid: Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid

 

X

   

X

X2

Nee

7.2

Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid: Pensioenen en uitkeringen

       

Nee

9.1

Uitvoering Rijksvastgoedbeleid: Doelmatige Rijkshuisvesting

        

9.2

Uitvoering Rijksvastgoedbeleid: Beheer materiële activa

        
X Noot
1

Uitgesteld naar 1 maart 2020. Zie Kamerstukken II 2019/20, 30985, nr. 39.

X Noot
2

Naast de beleidsdoorlichting kwaliteit Rijksdienst 2014-2018, is in 2019 het rapport BIT-beleidsdoorlichting gepubliceerd. https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-917404.pdf

Het meest recente overzicht van de programmering van evaluaties en beleidsdoorlichtingen vindt u op rijksbegroting.nl.

Voor de realisatie van andere onderzoeken, zie bijlage 2 «Afgerond evaluatie en overig onderzoek».

Overzicht van risicoregelingen

Tabel 2 Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2018

Verleend 2019

Vervallen 2019

Uitstaande garanties 2019

Garantieplafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening 2019

Artikel 3 Woningmarkt1

Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

79.763.000

6.327.000

6.029.000

80.061.000

n.v.t.

Artikel 3 Woningmarkt2

Nationale Hypotheekgarantie (NHG)

205.000.000

23.000.000

28.000.000

200.000.000

167.300.000

Artikel 7 Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid3

Rijkshypotheeksgaranties

23

0

6

17

170

Totaal

 

284.763.023

29.327.000

34.029.006

280.061.017

170

167.300.000

X Noot
1

Bron: Jaarverslag WSW 2018 en voorlopige cijfers 2019.

X Noot
2

Bron: Jaarverslag WEW 2018 en voorlopige cijfers 2019. Het gegarandeerd vermogen was, volgens het vierde kwartaalbericht van 2019 van NHG, ultimo 2019 € 214 mld. NHG voert in de eerste helft 2020 echter verbeteringen door in de kwaliteit van NHG-garantiegegevens. Correctie hiervoor leidt tot een daling van het aantal actieve garanties en het gegarandeerd vermogen, waarbij het gegarandeerd vermogen ultimo 2019 naar verwachting uitkomt op € 200 mld. In het jaarverslag van NHG over 2019 zal het definitieve gegarandeerd vermogen ultimo 2019 gerapporteerd worden.

X Noot
3

Tot en met 2017 viel dit onder artikel 3 van begrotingshoofdstuk 18 - Wonen en Rijksdienst. In 2018 viel dit onder artikel 8 van begrotingshoofdstuk 7 - Binnenlandse Zaken en koninkrijksrelaties.

Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) zorgt dat de deelnemende woningcorporaties toegang hebben tot de kapitaalmarkt tegen zo optimaal mogelijke financieringskosten. Dit doet het WSW door borg te staan voor de rente- en aflossingsverplichting van door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties. Op het moment dat een woningcorporatie niet aan de rente- en aflossingsverplichting voor een door WSW geborgde lening voldoet, kan een geldverstrekker aanspraak doen op het WSW.

Het Rijk en de gemeenten vormen de achtervang voor het WSW. Dit houdt in dat het Rijk en de gemeenten (beide voor 50%) een renteloze lening aan het WSW verstrekken, indien het WSW onvoldoende liquide middelen heeft om aan zijn verplichtingen te voldoen.

Het WSW beschikt over een fondsvermogen en kan daarnaast indien nodig obligo ophalen bij de deelnemende woningcorporaties ter hoogte van maximaal € 3 mld. Ook kunnen woningcorporaties in financiële problemen onder bepaalde voorwaarden een aanvraag doen voor saneringssteun. Saneringssteun wordt bekostigd via een heffing aan corporaties. Alle woningcorporaties zijn op basis van de wet verplicht om deze heffing te betalen. Er kan tot maximaal 5% van de huursom (circa € 760 mln.) per jaar worden geheven. Financiële problemen bij corporaties worden in eerste instantie dus betaald door WSW en de corporatiesector zelf via het obligo en de saneringsheffing. Pas daarna komen Rijk en gemeenten in beeld via de achtervang. De achtervang is nog nooit aangesproken. De kans dat dit in de toekomst zal gebeuren, wordt zeer klein geacht. Per eind 2019 heeft het WSW € 80,1 mld. (voorlopig cijfer) aan garanties uitstaan.

Tabel 3 Achterborgstelling: Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) (bedragen x € 1 mln.)

Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)1

2018

2019

Achterborgstelling

79.763

80.061

Bufferkapitaal

535

527

Obligo

3.017

3.036

Stand risicovoorziening

n.v.t.

n.v.t.

X Noot
1

Bron: Jaarverslag WSW 2018 en voorlopige cijfers 2019.

De achterborgstelling (bedrag aan gegarandeerde leningen) en het obligo nemen toe. Dit is in lijn met de Prognose Informatie. Daarmee is sprake van een kentering van de trend van de afgelopen jaren waarin de achterborgstelling en het obligo een dalende lijn lieten zien. Het bufferkapitaal daalde in 2019 door het kortlopende deel van de betaalverplichting voor de dienst der lening van woningcorporaties Stichting Humanitas Huisvesting (SHH) en de Woonstichting Geertruidenberg (WSG).

Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het Rijk is de achtervanger bij het WEW. Dit betekent dat, zodra het WEW onvoldoende risicovermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen, het Rijk zich verplicht heeft gesteld om achtergestelde renteloze leningen te verschaffen. Tot 2011 was het Rijk samen met de gemeenten achtervanger. Vanaf 1 januari 2011 is alleen het Rijk achtervanger, voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.

Tabel 4 Achterborgstelling: Nationale Hypotheekgarantie (NHG) (bedragen x € 1 mln.)

Nationale Hypotheekgarantie (NHG)1

2018

2019

Achterborgstelling

205.000

200.000

Bufferkapitaal

1.265

1.380

Obligo

n.v.t.

n.v.t.

Stand risicovoorziening

137,6

167,3

X Noot
1

Bron: Jaarverslag WEW 2018 en voorlopige cijfers 2019. Het gegarandeerd vermogen was, volgens het vierde kwartaalbericht van 2019 van NHG, ultimo 2019 € 214 mld. NHG voert in de eerste helft 2020 echter verbeteringen door in de kwaliteit van NHG-garantiegegevens. Correctie hiervoor leidt tot een daling van het aantal actieve garanties en het gegarandeerd vermogen, waarbij het gegarandeerd vermogen ultimo 2019 naar verwachting uitkomt op € 200 mld. In het jaarverslag van NHG over 2019 zal het definitieve gegarandeerd vermogen ultimo 2019 gerapporteerd worden.

De ontwikkeling van het aantal verliesdeclaraties is in 2019 verder gedaald van € 16,8 mln. in 2018 naar € 5,3 mln. in 2019. Deze afname is te verklaren door marktontwikkelingen en het beleid van het WEW. De prognose van de achterborgstelling ultimo 2019 is € 200 mld. Tegelijkertijd is het garantievermogen van het waarborgfonds verder toegenomen tot, naar verwachting, € 1,38 mld.

Deze ontwikkeling is voornamelijk toe te schrijven aan een verdere groei van het aantal afgesloten garanties, in combinatie met een verdere afname van het aantal verliesdeclaraties en het gemiddelde verliesbedrag. In het actuarieel onderzoek van het WEW uit het derde kwartaal van 2019 wordt voor de periode 2019 ‒ 2024 geen aanspraak op de achtervang van het Rijk voorzien.

Voor de achtervangfunctie van het Rijk draagt het WEW een vergoeding af aan het Rijk. In 2019 bedroeg deze afdracht 0,15% van iedere nieuwe afgegeven hypotheekgarantie. Deze afdracht wordt doorberekend aan de consument. In 2019 heeft het Rijk de afdrachten over het boekjaar 2018, ter grootte van afgerond € 29,8 mln., ontvangen. Dit bedrag is in de daartoe bestemde risicovoorziening gestort.

Rijkshypotheekgaranties

De Rijkshypotheekgaranties is een aflopende regeling. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid gecreëerd om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten. Er zijn nog 2 garanties geldig. De laatste garantie vervalt in 2024. Het theoretische risico bedraagt € 17.000. Voor deze garantie is geen begrotingsreserve aanwezig en wordt geen premie afgedragen als vergoeding voor de afgegeven garantie.

4. Beleidsartikelen

Artikel 1. Openbaar bestuur en democratie

A. Algemene doelstelling

Een goed functionerende democratie en een slagvaardig en weerbaar openbaar bestuur waar inwoners op kunnen vertrouwen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is verantwoordelijk voor het functioneren van het stelsel van het openbaar bestuur. Die verantwoordelijkheid richt zich op de bestuurlijke verhoudingen, het medebeheer van het Gemeentefonds en het Provinciefonds en interbestuurlijk toezicht. De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de bestuurlijke organisatie (de Grondwet, de Gemeente- en Provinciewet, de Financiële-verhoudingswet en de Wet gemeenschappelijke regelingen). In het regeerakkoord van het kabinet Rutte-III zijn op dit vlak ambitieuze beleidsvoornemens geformuleerd. Maatschappelijke opgaven spelen steeds vaker op meerdere schaalniveaus tegelijk en oplossingen liggen niet binnen het bereik van één overheidslaag. Een toenemend aantal maatschappelijke opgaven is alleen op te lossen wanneer gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk als één overheid samenwerken richting partners. Samenwerking vindt ook in toenemende mate plaats op regionaal niveau. Vrijwel overal in Nederland zijn regionale coalities van overheden en andere partijen op zoek naar passende governance arrangementen om aan te sluiten op hun regionale opgaven. De Minister van BZK draagt er samen met medeoverheden zorg voor dat het openbaar bestuur in staat is om op deze veranderingen in te spelen. BZK biedt ruimte voor maatwerk in de werkwijze en inrichting van het openbaar bestuur. Dit komt onder andere tot uiting in de ontwikkeling en uitvoering van Agenda Stad. Dit programma richt zich op het (bevorderen van) groei, leefbaarheid en innovatie in Nederlandse steden door middel van City Deals.

Een belangrijke pijler van de legitimiteit van het Nederlandse openbaar bestuur is het democratische en rechtsstatelijke gehalte van de publieke besluitvorming en beleidsvoering. De Minister van BZK waarborgt het functioneren van het constitutionele bestel, waaronder het stelsel van de representatieve democratie. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de verkiezingen (de Kieswet) voor vertegenwoordigende lichamen op de verschillende bestuurlijke niveaus.

De Minister van BZK werkt verder aan het versterken van de (lokale) democratie. De Minister van BZK voert daarbij de regie, stimuleert en faciliteert betrokken partijen en draagt zorg voor kennisontwikkeling en -verspreiding langs drie lijnen:

1. Versterking van de verbinding tussen inwoners en hun overheid.

2. Betere toerusting en ondersteuning van politieke ambtsdragers.

3. Een weerbaar bestuur.

C. Beleidsconclusies

Interbestuurlijk programma (IBP)

In 2019 hebben Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen verder gewerkt aan oplossingen voor de maatschappelijke opgaven zoals geformuleerd in de programmastart van het interbestuurlijk programma (IBP) (Kamerstukken II 2017/18, 29362, nr. 266). Onder regie van het Ministerie van BZK biedt het IBP een platform om samen te werken en raakvlakken tussen grote maatschappelijke opgaven te benutten. Dit is onder andere gedaan door het organiseren van interbestuurlijke bijeenkomsten, waarin zowel aspecten van samenwerking tussen overheden als inhoudelijke vraagstukken centraal staan, en het opzetten van een leer- en inspiratietraject waarin lessen worden getrokken uit de verschillende opgaven uit het IBP om zo tot innovatieve oplossingen te komen.

Het Ministerie van BZK heeft aan de Tweede Kamer gerapporteerd over de voortgang van de maatschappelijke opgaven waarin onder andere uitgebreid is ingegaan op de raakvlakken tussen de verschillende opgaven (Kamerstukken II 2018/19, 29362, nr. 279). Zo staat de verbinding tussen zorg en veiligheid inmiddels prominent op de agenda en zitten voor de aanpak van problematische schulden nu zeven ministeries, zes uitvoeringsinstanties en gemeenten aan tafel om samen tot werkbare arrangementen te komen. In het IBP is gesignaleerd dat er aandachtspunten zijn in het werken als één overheid. Daarom werken we gezamenlijk aan verbeteringen in de interbestuurlijke en financiële verhoudingen.

Gebiedsspecifieke aanpak

In het regeerakkoord heeft dit kabinet gekozen voor een gebiedsspecifieke maatwerk gerichte aanpak. De verschillen tussen gebieden nemen toe en een uniforme sectorale inzet volstond niet langer. Dit wordt op vele verschillende manieren vormgegeven, op een meer generieke manier via bijvoorbeeld landsdelige omgevingsagenda’s of grenslandagenda’s met regio’s meer gelegen aan de grens. Als ook op een specifieke gebiedsgerichte manier. Voorbeelden hiervan zijn de twee lopende Nationale programma’s in Groningen en Rotterdam Zuid, de vijf lopende woondeals die gesloten zijn met de Metropool Regio Amsterdam, de zuidelijke randstad, de regio Eindhoven, de regio Utrecht en Groningen en de Regiodeals waarvoor de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in overleg met de Minister van BZK voor verantwoordelijk is. In 2019 zijn er 12 regiodeals afgesloten in het kader van de tweede tranche Regio Envelop. In deze specifieke gebiedsgerichte aanpak zijn Rijk en regio samen aan de slag met een integrale gebiedsgerichte aanpak zowel gericht op het verbeteren van de sociaal fysieke leefbaarheid en veiligheid, als op het versterken van de ruimtelijk economische structuur, inclusief de governance.

Toekomst toezicht

Begin 2019 is de Agenda Toekomst Toezicht vastgesteld door de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2018/19, 29362, nr. 275). Vervolgens is een actieplan opgesteld, waarover de Tweede Kamer in het eerste kwartaal van 2020 zal worden geïnformeerd. Het actieplan is in goed overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), het Ministerie van Financiën en deelnemers vanuit gemeenten en provincies vorm gegeven. Daarvoor zijn diverse bijeenkomsten gehouden. Uitkomst daarvan is een beeld waar het interbestuurlijk toezicht over 5 jaar moet staan en welke acties daarvoor nodig zijn. De uitvoering van de acties wordt in een meerjarig programma opgenomen en er is al gestart met een eerste werksessie gericht op het in beeld brengen van risico’s. Dat krijgt een verder vervolg in 2020 waarbij ook het uitvoeringsprogramma een nadere invulling krijgt.

Versterking lokale democratie

In 2019 bood het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie (DiA) ondersteuning aan gemeenten, provincies en waterschappen bij complexe opgaven, zoals de energietransitie, de invoering van de Omgevingswet en de uitvoering van de decentralisaties in het sociaal domein (Kamerstukken II 2018/19, 35000 VII, nr. 100). In Groningen zijn zeven gemeenteraden extra ondersteund bij de complexe versterkingsopgave en het nationaal programma. DiA ondersteunde gemeenten bij kennisdeling en gebruik van nieuwe vormen van digitale participatie, bijvoorbeeld in de Proeftuin Lokale Digitale Democratie. Volop goede voorbeelden zijn gedeeld met gemeenten en actieve bewoners(groepen), bijvoorbeeld ten aanzien van het uitdaagrecht (Right to Challenge), waarbij inwoners de uitvoering van een taak van de gemeente overnemen. Er is ondersteund in de energietransitie bij het sterker in positie brengen van volksvertegenwoordigers, bijvoorbeeld met de start van een innovatietraject in West-Overijssel waarin raadsleden, statenleden en AB-leden van de Waterschappen ontmoeten en ondersteund worden. Om lokale volksvertegenwoordigers en bestuurders kennis te laten maken met het ondersteuningsaanbod van DiA vond in augustus 2019 de Summer School Democratie plaats.

Pilots integrale beveilingsplannen

Door de toename van ondermijnende invloeden hebben gemeenten meer aandacht voor de interne beveiliging en integriteit van ambtenaren en bestuurders. Daarom is gestart met de pilots integrale beveiligingsplannen in het najaar van 2019 in 10 gemeenten die aan de slag willen met het versterking van weerbaarheid (Kamerstukken II 2019/20, 28844, nr. 190). In de pilot, die duurt tot medio 2021, worden de veiligheid van objecten en personen, ambtenaren, bestuurders en bezoekers van het gemeentehuis, veilig en integer werken en de continuïteit van bedrijfsvoering doorgelicht . Er wordt toegewerkt naar een modelplan medio 2021.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 5 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 Openbaar Bestuur en Democratie (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

49.536

35.380

30.876

40.314

66.807

59.323

7.484

        

Uitgaven

33.112

34.425

34.147

37.196

56.472

59.323

‒ 2.851

        

1.1 Bestuur en regio

11.426

11.935

12.159

16.356

11.213

12.772

‒ 1.559

Subsidies

5.323

7.928

6.492

5.796

5.419

5.411

8

Communicatie, kennisdeling en onderzoek

1.630

105

0

0

0

0

0

Diverse subsidies

518

4.312

2.922

1.488

0

0

0

Oorlogsgravenstichting (OGS)

3.175

3.511

3.570

4.308

3.414

3.338

76

Bestuur en regio

0

0

0

0

2.005

2.073

‒ 68

Opdrachten

5.997

3.942

3.321

1.799

1.879

5.161

‒ 3.282

Communicatie, kennisdeling en onderzoek

5.997

3.942

3.321

1.799

0

0

0

Bestuur en regio

0

0

0

0

1.879

5.161

‒ 3.282

Bijdragen aan zbo's/rwt's

0

0

2.282

8.661

3.880

2.200

1.680

Diverse bijdragen

0

0

2.282

8.661

3.880

2.200

1.680

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

106

65

64

100

35

0

35

Bijdragen internationaal

106

65

64

100

35

0

35

        

1.2 Democratie

21.686

22.490

21.988

20.840

45.259

46.551

‒ 1.292

Subsidies

16.653

17.330

17.996

16.125

29.673

26.356

3.317

Politieke partijen

16.653

17.330

17.992

16.125

17.444

17.820

‒ 376

Raadgevend referendum

0

0

4

0

0

0

0

Comite 4/5 mei

0

0

0

0

113

110

3

ProDemos

0

0

0

0

5.266

4.403

863

Verbinding inwoner en overheid

0

0

0

0

3.896

500

3.396

Toerusting en ondersteuning politieke ambtsdragers

0

0

0

0

2.186

3.059

‒ 873

Weerbaar bestuur

0

0

0

0

603

464

139

Stichting Thorbeckeleerstoel

0

0

0

0

165

0

165

Opdrachten

4.047

3.167

2.390

3.099

3.842

12.346

‒ 8.504

Kiesraad

2.558

401

711

0

0

0

0

Raadgevend referendum

147

987

62

1.309

0

0

0

Verkiezingen

1.342

1.779

1.617

1.790

0

0

0

Verbinding inwoner en overheid

0

0

0

0

2.295

10.462

‒ 8.167

Toerusting en ondersteuning politieke ambtsdragers

0

0

0

0

277

1.123

‒ 846

Weerbaar bestuur

0

0

0

0

1.270

761

509

Inkomensoverdrachten

0

0

0

0

6.274

7.782

‒ 1.508

Toerusting en ondersteuning politieke ambtsdragers

0

0

0

0

6.274

7.782

‒ 1.508

Bijdragen aan zbo's/rwt's

0

1.639

0

1.374

2.891

0

2.891

Raadgevend referendum

0

1.639

0

1.374

0

0

0

Diverse bijdragen

0

0

0

0

2.891

0

2.891

Bijdragen aan medeoverheden

943

350

1.602

242

496

0

496

Experiment centrale stemopneming

943

304

1.203

10

0

0

0

Raadgevend referendum

0

0

399

0

0

0

0

Verkiezingen

0

46

0

232

396

0

396

Diverse bijdragen

0

0

0

0

100

0

100

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

0

0

0

0

231

67

164

Bijdragen internationaal

0

0

0

0

231

67

164

Bijdragen aan agentschappen

0

0

0

0

1.852

0

1.852

Dienst Publiek en Communicatie

0

0

0

0

1.852

0

1.852

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

43

4

0

0

0

0

0

Kiesraad (H2B)

43

4

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

25.768

26.733

26.952

25.025

21.590

21.965

‒ 375

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

1.1 Bestuur en regio

Subsidies

Oorlogsgravenstichting (OGS)

Namens de Nederlandse overheid onderhoudt de Oorlogsgravenstichting wereldwijd ongeveer 50.000 graven van Nederlandse oorlogsslachtoffers. Deze graven liggen in meer dan vijftig landen, verspreid over vijf continenten. Het zwaartepunt ligt daarbij in Indonesië. Tevens verzorgt de Stichting ruim 10.000 graven van militairen van de geallieerde strijdkrachten in Nederland. De Oorlogsgravenstichting ontvangt een subsidie voor de uitvoering hiervan op basis van de Subsidieregeling Oorlogsgravenstichting 2019-2022.

Bestuur en regio

COELO

Het COELO heeft de jaarlijkse subsidie ontvangen voor informatieverstrekking over lokale lasten aan burgers en bedrijven.

OTAV

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de laatste termijnbetaling ontvangen van de subsidie voor de activiteiten van het Ondersteuningsteam Asielzoekers Vergunninghouders (OTAV) voor het project lokale preventieve aanpak gezondheidsbevordering statushouders.

Kenniscentrum Europa Decentraal (KED)

Er is subsidie verstrekt aan het KED. Het KED is een gezamenlijk initiatief van het Ministerie van BZK, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW). Het Kenniscentrum heeft subsidies van BZK en de koepels ontvangen voor het geven van voorlichting en advies aan gemeenten, provincies, waterschappen en decentrale samenwerkingsverbanden over de toepassing van Europees recht en beleid. Naast de subsidie voor de reguliere dienstverlening heeft het KED subsidie ontvangen voor de uitvoering van een aantal taken voor het Coördinatiepunt Staatssteun Decentrale Overheden (CSDO). Het KED zet deze subsidie in voor het begeleiden van decentrale overheden bij het kennisgeven van hun steunmaatregelen aan de Europese Commissie en voor de werkzaamheden met betrekking tot de jaarlijkse staatssteunrapportage.

Platform 31

De derde Dag van de Stad vond op 28 oktober 2019 in Den Haag plaats. Hiervoor is een subsidie verstrekt aan Stichting Platform 31. Het thema was 'Wie durft'. Deze editie trok ruim 2.000 mensen, die werken aan stedelijke vraagstukken, waaronder actieve inwoners, wetenschappers, bedrijven en maatschappelijke organisaties, om samen te werken aan innovatieve oplossingen voor stedelijke vraagstukken. Zo zijn tijdens de Dag van de Stad nieuwe thema’s voor City Deals toegelicht. De volgende City Deals zijn in verkenning: Mobiliteit in de Stad, Zorg en Innovatie, Samenleven in de Wijk, Wijkvernieuwing, Circulaire Stad, Smart Cities, Cyber Security en Digitaal Maatwerk.

Daarnaast heeft Stichting Platform 31 subsidie ontvangen voor het ontwikkelen van een ondersteuningsprogramma City Deals en voor de doorontwikkeling van Agenda Stad om een constante bijdrage te kunnen leveren aan de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG's) waaronder doelstelling 11: Maak steden en menselijke nederzettingen inclusief, veilig, veerkrachtig en duurzaam.

Ook heeft de Universiteit Utrecht een subsidie ontvangen voor het project Community of Practice voor het ontwikkelen van een leeromgeving, het opzetten, beheren en ontsluiten van de database Experimenteren en zorgen voor verbinding tussen praktijk en wetenschap. Een community of Practice is een groep van leerpartners die zelfgestuurd van en met elkaar leren om beter te worden in een gedeelde uitdaging, passie of interesse.

Opdrachten

Bestuur en Regio

Agenda Stad

In 2019 zijn vier City Deals afgerond en in zeven deals is actief door steden, bedrijven, kennisinstellingen en het Rijk samengewerkt. Door het gebruikmaken van het instrument City Deals weten steden, Rijk en andere partners elkaar op concrete vraagstukken sneller te vinden. Bijvoorbeeld in de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit bundelen gemeenten, politiek, de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie hun krachten met behulp van data-analyse.

In het kader van Agenda Stad zijn twee Community of Practices georganiseerd voor en door actief betrokkenen bij City Deals. Ook zijn studiebijeenkomsten georganiseerd op basis van diverse maatschappelijke vraagstukken zoals het aardgasvrij maken van wijken. Doel van zowel de Communities of Practices als de studiebijeenkomsten is van en met elkaar leren om een gedeeld vraagstuk beter aan te kunnen pakken.

Grensoverschrijdende samenwerking/Bevolkingsdaling

Maatschappelijke opgaven hebben vaak een ander of sterker effect in gebieden aan de randen van het land. In 2019 zijn, als onderdeel van regio deals, met krimp- en grensregio’s gebiedsgerichte afspraken gemaakt om de economische groei en de sociale en fysieke leefbaarheid te versterken en de kansen van grensoverschrijdende samenwerking te benutten (Kamerstukken II 2018/19, 32851, nr. 56). Met de buurlanden wordt gewerkt aan gezamenlijke samenwerkings- c.q. grenslandagenda's. Zo is een Vlaams-Nederlandse bestuurlijke werkgroep aan de slag met de aanpak van grensbelemmeringen in het grensgebied, met name het havengebied Gent-Terneuzen, en wordt een verdiepende studie naar grensoverschrijdende infraprojecten uitgevoerd. Daarnaast zijn er ruim twintig jongerenevenementen ondersteund om taal- en cultuurbarrières weg te nemen, dan wel te voorkomen. Ook is met twee expertisetrajecten een impuls gegeven aan kennisuitwisseling over woningmarkt en energietransitie in krimpgebieden. Naast de inzet in regio deals zijn ook met een aantal krimpregio’s maatwerktrajecten afgesproken voor o.a. de aanpak van de woningmarkt (Kamerstukken II 2019/20, 31757, nr. 99).

Gedurende het jaar hebben diverse reallocaties plaatsgevonden op deze regeling waardoor de realisatie op deze regeling lager uitvalt dan begroot. Zo zijn op diverse begrotingsmomenten vanuit dit instrument middelen gerealloceerd naar het instrument bijdragen aan zbo’s/rwt's ten behoeve van de bijdragen voor het Interbestuurlijk Programma. Daarnaast is bij de tweede suppletoire begroting 2019 vanuit deze regeling herschikt om de waterschappen te compenseren voor de teveel betaalde WOZ-bijdrage in 2019. Ook zijn er bij tweede suppletoire begroting 2019 middelen herschikt naar artikel 5 ten behoeve van het Tactisch Beheer Digitale Stelsel Omgevingswet - Landelijke voorziening (TBO-LV). Tot slot hebben er diverse overboekingen plaatsgevonden, zoals overboekingen naar het Gemeentefonds voor het Programma Sociaal Domein.

Bijdragen aan zbo's/rwt's

Diverse bijdragen

Interbestuurlijk Programma (IBP)

In 2019 zijn verschillende bijdragen beschikbaar gesteld voor het IBP aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), ICTU en de Unie van Waterschappen. Om deze bijdragen op het juiste instrument te verantwoorden hebben gedurende het jaar diverse reallocaties plaatsgevonden van het instrument Opdrachten naar het instrument Bijdragen aan zbo's/rwt's. Doel van het IBP is om als Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen tot betere oplossingen te komen voor grote maatschappelijke opgaven zoals geformuleerd in de programmastart IBP (Kamerstukken II 2017/18, 29362, nr. 266). BZK is onder andere verantwoordelijk voor het monitoren van de voortgang en het versterken van de interbestuurlijke samenwerking binnen en tussen de opgaven. Met de beschikbaar gestelde middelen is onder andere ingezet op het ondersteunen en bevorderen van de voortgang van de opgaven. Dit is gedaan door waar nodig inhoudelijke experts in te zetten, ondersteuningsstructuren op te zetten en daarbij ook ondersteuning te bieden in de regio. Daarnaast zijn er diverse bijeenkomsten georganiseerd in het land om kennis uit te wisselen en te verdiepen rondom interbestuurlijke samenwerking en is een start gemaakt met een leer- en inspiratietraject gericht op het inrichten en werkend houden van een goede interbestuurlijke samenwerking.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Bijdragen internationaal

Het European Knowledge Network (EUKN) heeft de jaarlijkse contributie ontvangen voor het lidmaatschap van Nederland van dit instrument voor transnationale en interregionale samenwerking. Het EUKN heeft met deze bijdrage onder andere samen met het European Urban Knowledge Center en Polen een Policy Lab georganiseerd in Wroclaw. Ook werd tijdens de European Week of Cities and Regions de bijeenkomst Green Cities, Green Europe georganiseerd. Het doel van alle bijeenkomsten is gericht op het vergaren van input voor het actualiseren van het Leipzig Charter en de Europese Agenda Stad, een van de EU-prioriteiten van BZK.

1.2 Democratie

Subsidies

Politieke partijen

Politieke partijen krijgen subsidie op grond van de Wet financiering politieke partijen (Wfpp). Een politieke partij komt voor subsidie in aanmerking als zij voldoet aan een aantal in deze wet genoemde voorwaarden. In 2019 ontvingen dertien politieke partijen subsidie. Het gerealiseerde bedrag over 2019 valt lager uit omdat niet alle in de Tweede Kamer vertegenwoordigde partijen aanspraak hebben gemaakt op de mogelijkheid van financiering op basis van de Wfpp.

Tabel 6 Subsidie politieke partijen

Partij1

Waarde 2015

Waarde 2016

Waarde 2017

Waarde 2018

Waarde 20192

      
 

(in €)

(in €)

(in €)

(in €)

(in €)

VVD

3.702.152

3.565.054

3.332.009

3.207.731

3.112.395

PvdA

3.558.735

3.437.283

2.432.252

1.422.969

1.364.618

SP

1.524.176

1.601.846

1.581.598

1.531.678

1.513.747

CDA

1.648.734

1.651.300

1.924.344

2.138.116

2.058.115

D66

1.570.213

1.561.302

1.870.175

2.140.093

2.054.396

CU

938.383

948.044

963.474

967.365

927.838

GL

820.801

840.522

1.250.993

1.712.145

1.670.739

SGP

908.654

905.595

939.131

882.669

856.545

PvdD

621.330

632.359

763.276

913.596

881.966

50PLUS

458.533

399.277

504.017

609.746

683.309

OSF

333.942

233.002

366.571

375.519

381.851

VNL

0

349.831

138.482

0

0

DENK

0

157.231

303.606

533.358

607.763

FvD

0

0

589.458

703.746

811.720

Totaal

16.085.652

16.282.645

16.959.386

17.138.730

16.925.002

X Noot
1

In de tabel Subsidie politieke partijen neemt het Ministerie van BZK de subsidiebedragen in gehele bedragen op. In het rekenschema gaat het Ministerie van BZK uit van niet afgeronde bedragen. Dit kan tot afrondingsverschillen leiden.

X Noot
2

Het betreft hier voorlopige bedragen. 80% daarvan is inmiddels uitgekeerd. Uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het subsidiejaar moeten partijen een definitieve subsidieaanvraag indienen. Als bij de beoordeling daarvan blijkt dat de partijen voldoen aan de voorwaarden, wordt de resterende 20% uitgekeerd. De loon- en prijsbijstellingen over 2018 moeten nog in deze bedragen worden verwerkt.

Daarnaast is bij eerste suppletoire begroting 2019 een bedrag van circa € 0,5 mln. overgeboekt vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken conform de Wfpp. Deze middelen gebruiken politieke partijen voor de steun die zusterpartijen in het buitenland geven aan de opbouw van een solide functionerend democratisch meerpartijensysteem.

Comite 4/5 mei

Het Nationaal Comité 4 en 5 mei besteedde de jaarlijkse subsidie aan het creëren van (meer) kennis en bewustzijn over democratie, grondrechten en actief burgerschap via een deel van het inhoudelijke programma op de 14 Bevrijdingsfestivals op 5 mei. De Bevrijdingsfestivals laten een groot en jong publiek in aanraking komen met deze waarden en thema’s. In 2019 stonden deze bevrijdingsfestivals in het teken van «In vrijheid kiezen».

ProDemos

ProDemos, Huis voor democratie en rechtsstaat, heeft de subsidie besteed aan het vergroten van de betrokkenheid en kennis van de democratische rechtstaat, het vergroten van vaardigheden om deel te nemen aan democratische processen en het bevorderen van actief democratisch burgerschap, onder meer door het bezoek van scholieren aan het parlement. Bij de eerste suppletoire begroting 2019 structureel extra middelen toegevoegd aan het subsidiebudget voor ProDemos om jaarlijks meer leerlingen in het voortgezet onderwijs de gelegenheid te bieden om het Parlement te bezoeken.

Verbinding inwoner en overheid

Voor de uitvoering van de activiteiten binnen het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie (DiA) is subsidie verstrekt aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Het betreft activiteiten ter versterking van de lokale democratie en het vergroten van de participatiemogelijkheden van inwoners bij thema’s als de energietransitie, Omgevingswet en Zorg en Welzijn.

De VNG organiseerde het eerste landelijk Democratiefestival op 30 en 31 augustus 2019 om de democratie in Nederland te vieren, democratische vaardigheden van inwoners te verrijken en de verbinding tussen bestuur en inwoners én tussen inwoners onderling en hun betrokkenheid bij de democratie te vergroten.

In het kader van democratie en burgerschap zijn incidentele subsidies verleend aan het Prinsjesfestival, Nationale Jeugdraad om jongeren te betrekken bij democratie en politiek en aan Stichting Nederlands Debat Instituut ter bevordering van debatvaardigheden van jongeren.

Diverse instellingen en universiteiten voerden onderzoeken uit op het terrein van democratie en bestuur. Zo heeft de Rijksuniversiteit Groningen, in lijn met de afspraken gemaakt in de Bestjoersôfspraken Fryske Taal en Kultuer (BFTK) 2019-2023, een jaarlijkse subsidie ontvangen voor de leerstoel Friese taal- en letterkunde.

Ter bevordering van mediawijsheid en weerbaarheid van de samenleving tegen desinformatie is een subsidie verstrekt aan Netwerk Mediawijsheid voor het project «BeeReal» waarin verschillende organisaties samenwerken aan een aanpak gericht op de ontwikkeling van vaardigheden en bewustzijn van jongvolwassenen binnen het (beroeps-)onderwijs.

Ten behoeve van de diverse subsidies zijn bij de eerste suppletoire begroting 2019 middelen gerealloceerd van het instrument opdrachten naar deze regeling.

Toerusting en ondersteuning politieke ambtsdragers

Diverse organisaties, zoals de beroeps- en belangenverenigingen voor burgemeesters (NGB), raadsleden, griffiers, wethouders, statenleden en het Netwerk Politieke Opleiders van politieke partijen hebben subsidie ontvangen voor adequate inwerk- en opleidingsprogramma’s voor politieke ambtsdragers. Het Professionaliseringsfonds burgemeesters stelt het NGB in staat om activiteiten te organiseren, zoals trainingen en conferenties, die gericht zijn op de uitoefening van het ambt van burgemeester en de verdere professionalisering daarvan. Bij de tweede suppletoire begroting 2019 middelen zijn vanuit dit budget gerealloceerd ten behoeve van de bijdrage aan tien gemeenten voor de pilots integrale beveiligingsplannen.

Weerbaar bestuur

De Nederlandse vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR) en Vereniging Juridische Kwaliteitszorg Lokaal Bestuur hebben subsidie ontvangen voor verdere professionalisering van lokale rekenkamers en gemeentejuristen.

Daarnaast hebben tien gemeenten een bijdrage ontvangen ten behoeve van pilots integrale beveiligingsplannen om een brede aanpak van interne veiligheid en weerbaarheid aan te jagen. COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement begeleidt deze pilots.

ProDemos heeft, in samenwerking met lokale politieke partijen, het Kennispunt Lokale Politieke Partijen opgezet. Het kennispunt is sinds februari 2019 operationeel en biedt ondersteuning aan lokale politieke partijen, die geen gebruik kunnen maken van ondersteuning van een landelijke partij.

Stichting Thorbeckeleerstoel

De Stichting prof. mr. J.R. Thorbeckeleerstoel ontving subsidie voor onderzoek en onderwijs op het gebied van het decentraal bestuur als bestuurlijk, politiek en juridisch systeem.

Opdrachten

Verbinding inwoner en overheid

Verkiezingen

In het kader van verkiezingen zijn verschillende activiteiten uitgevoerd. Er is een landelijke voorlichtingscampagne ontwikkeld om meer bewustwording te creëren over desinformatie en nepnieuws in aanloop naar de verkiezingen. Openbare lichamen zijn bij de uitvoering van de verkiezingen in Caribisch Nederland gefaciliteerd. De verkiezingen zijn geëvalueerd, onder meer voor wat betreft kennis en vaardigheden van stembureauleden en tellers, toegankelijkheid van stemlokalen en er is een enquête onder gemeenteambtenaren uitgevoerd (Kamerstukken II 2018/19, 35165, nr. 2 en Kamerstukken II 2018/19, 35165 nr. 9).

Het voornemen bestaat om experimenten mogelijk te maken met nieuwe stembiljetten. Ten behoeve van het wetsvoorstel om de experimenten te regelen is gewerkt aan de ontwerpen van de voorzieningen die nodig zullen zijn, zoals het overzicht van kandidaten, het stemhokje, een mal voor blinden en slechtzienden.

De gemeente Den Haag heeft een bijdrage ontvangen voor de permanente registratie voor kiezers in het buitenland en de organisatie van verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer en leden van het Europees Parlement voor de kiezers in het buitenland. Met de invoering van de permanente registratie zijn de verkiezingen voor Nederlanders die buiten Nederland woonachtig zijn toegankelijker geworden. Daarnaast hebben gemeenten die deelnamen aan het experiment centrale stemopneming bij de gecombineerde provinciale staten- en waterschapsverkiezingen in maart 2019 en/of bij de Europees Parlementsverkiezing in mei 2019 een bijdrage ontvangen voor de hogere kosten per verkiezing. Voor de bijdragen aan de gemeente Den Haag en de gemeenten betrokken bij het experiment centrale stemopneming zijn middelen overgeheveld naar het Gemeentefonds.

Versterking lokale democratie en bestuur

In het kader van Democratie in Actie (DiA) zijn diverse advies-, onderzoeks en communicatieopdrachten verstrekt ter versterking van de lokale democratie, zoals een onderzoek over belemmeringen bij het uitdaagrecht (Right to Challenge) en de doorontwikkeling van de website www.lokale-democratie.nl naar hèt kennisplatform voor versterking en vernieuwing van de lokale democratie en het lokaal bestuur. Tevens is een bijdrage verstrekt aan de Provincie Friesland voor de ontwikkeling van een campagne om jongeren, in aanloop naar de verkiezingen in 2019, intensiever bij het openbaar bestuur te betrekken. Daarnaast hebben 7 Groningse gemeenten in het aardbevingsgebied een bijdrage ontvangen voor de ondersteuning van hun gemeenteraad.

Overig

Provincie Friesland ontving een bijdrage in lijn met de afspraken in de Bestjoersôfspraken Fryske Taal en Kultuer (BFTK) 2019-2023 voor de uitvoering van taken in het kader van de Wet Gebruik Friese taal. Ook ontving het adviesorgaan voor de Friese taal DINGTIID een jaarlijkse bijdrage. De provincies Limburg en Overijssel ontvingen een bijdrage voor projecten die het gebruik van de Limburgse en Nedersaksische taal bevorderen.

De realisatie valt lager uit dan begroot. Gedurende het jaar hebben diverse reallocaties plaatsgevonden vanuit dit budget, waaronder een herschikking naar het instrument subsidies. Daarnaast zijn bij tweede suppletoire begroting 2019 middelen overgeheveld naar de begroting van de Kiesraad voor het maken van een nieuwe versie van de programmatuur die gebruikt wordt om de verkiezingsuitslag te berekenen.

Toerusting en ondersteuning politieke ambtsdragers

Om te sturen op een meer inclusief en divers samengesteld bestuur zijn diverse opdrachten verstrekt, bijvoorbeeld voor onderzoek naar een betere balans van vrouw/man in politiek en bestuur, de organisatie van een expertmeeting en een netwerkbijeenkomst voor vrouwen in politiek en bestuur.

Het onderzoek naar mensen met een beperking in de politiek is afgerond.10 Het onderzoeksrapport is op 4 juli 2019 tijdens een landelijke bijeenkomst gepresenteerd. Het onderzoeksrapport en de resultaten van deze bijeenkomst worden gebruikt voor een actieplan dat er voor moet zorgen dat er meer mensen met een beperking in politiek en bestuur actief worden.

Ter ondersteuning van de primaire processen met betrekking tot de rechtspositie van politieke ambtsdragers zijn kosten gemaakt voor juridisch advies, softwaresystemen, assessments, sollicitatiekosten en medische begeleiding. De doelgroep bestaat voornamelijk uit (kandidaat) burgemeesters en commissarissen van de Koning. Ook zijn uitgaven gedaan voor de aansluiting van gerechtigden van de Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers (Appa) bij het Pensioenregister en om de jaarlijkse openstelling van de applicatie Verrekening nevenkomsten decentrale politieke ambtsdragers mogelijk te maken. In vervolg op de Kamerbrief over de resultaten van de evaluatie van nieuwe wet- en regelgeving op het gebied van de rechtspositie van politieke ambtsdragers (Kamerstukken II 2017/18, 28479, nr. 78) is in 2019 een aantal toegezegde onderzoeken en pilots gestart met het oog op het verder verbeteren van de zorg voor politieke ambtsdragers.

De realisatie valt lager uit dan begroot. Dit komt doordat er bij 2e suppletoire begroting 2019 diverse herschikkingen hebben plaatsgevonden, waaronder een overboeking naar de begroting van de Kiesraad voor het onderhoud van verkiezingssoftware.

Weerbaar bestuur

Ter versterking van de weerbaarheid van het bestuur zijn producten ontwikkeld zoals de ‘Handreiking Integriteitstoetsing kandidaten voor decentrale politieke partijen’ en de opleiding democratische rechtsorde voor ambtenaren en lokale bestuurders over besturen in tijden van maatschappelijke onrust. Deze producten zijn o.a. onder de aandacht gebracht tijdens de Dag van Weerbaar Bestuur op 12 september 2019, waar gemeenten ook van elkaar konden leren.

Daarnaast hebben twee Friese gemeenten een bijdrage ontvangen voor innoverende initiatieven. In Tytsjerksteradiel ging het om het versterken van de ‘binnenspiegel’, dat wil zeggen de bewustwording van ondermijning bij ambtenaren en bestuurders en het inrichten van een meldpunt en een helder protocol m.b.t. agressie, geweld en integriteit. In Achtkarspelen richt het initiatief zich op bewustwording van ondermijning bij ondernemers, om op deze manier vertrouwen te kweken zodat zij signalen melden (en weten waar dit moet) bij een politie en overheid waar zij vertrouwen in hebben.

Ook zijn diverse opdrachten verstrekt voor onderzoeken en adviezen over de inrichting en het functioneren van het lokaal bestuur, waaronder een advies over het benutten van de bestaande ruimte in de organieke wetgeving11. Ook is in het kader van de herziening van de Wet op de lijkbezorging opdracht gegeven aan de Gezondheidsraad voor een advies over nieuwe vormen van lijkbezorging. Het advies wordt in mei 2020 verwacht.

Inkomensoverdrachten

Toerusting en ondersteuning politieke ambtsdragers

Het Ministerie van BZK is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Dit betreft ten eerste de betaling van de uitkeringen en de kosten van de begeleiding en ondersteuning bij het vinden van een nieuwe baan van gewezen ministers en staatssecretarissen, van waarnemend burgemeesters en van (waarnemend) burgemeesters die betrokken zijn bij gemeentelijke herindeling. Ten tweede betreft het de betaling van de pensioenen van ministers en staatssecretarissen. De realisatie is lager uitgevallen ten opzichte van de ontwerpbegroting doordat er minder uitkeringen aan ministers en staatssecretarissen zijn verstrekt in 2019.

Bijdragen aan zbo's/rwt's

Diverse bijdragen

ICTU en CBS ontwikkelden in het kader van City Deal ‘Zicht op Ondermijning’ met 12 gemeenten, Ministerie van Justitie en Veiligheid, Openbaar Ministerie, Politie en de Belastingdienst een dashboard dat inzicht geeft in patronen op gebied van vastgoedbezit en transacties en drugshandel en productie, die kunnen duiden op ondermijnende criminaliteit. De Tweede Kamer is in oktober 2019 geïnformeerd met een voortgangsrapportage van de eerste fase van de City Deal (Kamerstukken II 2019/20, 30995, nr. 97). Op 18 december 2019 is het dashboard publiek toegankelijk gemaakt via www.zichtopondermijning.nl.

De werkwijze van City Deal Zicht op Ondermijning wordt door CBS en ICTU ook toegepast in het kader van de Actie-agenda vakantieparken voor het verkrijgen van meer inzicht in ondermijnende activiteiten op vakantieparken in Drenthe, Gelderland, Brabant, Zeeland en Midden Nederland.

Voor de bijdragen aan ICTU en het CBS zijn bij eerste en tweede suppletoire begroting 2019 middelen vanuit onder andere artikel 6 herschikt naar deze regeling.

Bijdragen aan medeoverheden

Verkiezingen

Rijksdienst Caribisch Nederland heeft een bijdrage ontvangen voor gemaakte kosten bij de verkiezingscampagne voor Kieskolleges en verkiezing van het Europees Parlement in Caribisch Nederland. Het openbaar lichaam Sint Eustatius heeft een bijdrage ontvangen voor kosten van het raadgevend referendum in 2018.

Diverse bijdragen

Gemeente Den haag heeft een bijdrage ontvangen voor de pilot Burger Alert Real Time (BART!). Eind 2019 is een concept-methodiek opgeleverd voor wederkerige communicatie via sociale media tussen burgers, politie en gemeenten, waarbij meldingen van burgers rechtstreeks bij de politiemeldkamer komen en via kunstmatige intelligentie aan elkaar worden gekoppeld. Dit is getest in een wijk van Den Haag en gereed om in 2020 in andere gemeenten te worden geïmplementeerd.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Bijdragen internationaal

Het programma «Europa voor de burger» biedt financiële ondersteuning aan burgers en organisaties die een actief Europees burgerschap bevorderen om zo het proces van Europese integratie te stimuleren en de kloof tussen de burger en de Europese Unie te verkleinen. Om het programma bekendheid te geven en belangstellenden bij te staan bij het indienen van subsidieaanvragen, faciliteert de Europese Commissie in samenwerking met de lidstaten Europe for Citizens Points (ECP). In Nederland is het ECP belegd bij Dutch Culture, waaraan ook in 2019 een jaarlijkse bijdrage is verstrekt.

De Taalunie voerde de Campagne Direct Duidelijk uit, waarmee landelijk aandacht wordt gevraagd voor begrijpelijke overheidscommunicatie. Ook is een instrumentarium is ontwikkeld waarmee overheden begrijpelijker kunnen communiceren. Via congressen, workshops, www.directduidelijk.nl en landelijke media-aandacht is het belang van begrijpelijke overheidscommunicatie breed onder de aandacht van gemeenten, provincies, waterschappen en uitvoeringsorganisaties gebracht.

In 2019 is contributie betaald aan het Open Government Partnership (OGP), dat zich richt op het versterken van de transparantie en de openheid van de overheid.

Bijdragen aan agentschappen

Dienst Publiek en Communicatie

De Dienst Publieke Communicatie (DPC) voerde voorlichtingscampagnes uit voor de verkiezingen voor provinciale staten en waterschappen en de Europees Parlementsverkiezing in 2019. Daarnaast heeft DPC een bewustwordingscampagne over desinformatie in aanloop naar de verkiezingen begeleid. De campagne-effectrapportages van de voorlichtingscampagnes zijn gepubliceerd op rijksoverheid.nl (Kamerstukken II 2019/20, 30821, nr. 91, Kamerstukken II 2019/20, 35165, nr. 9 en Kamerstukken II 2019/20, 35165, nr. 10). Hiervoor is bij eerste suppletoire begroting 2019 meerjarig budget overgeheveld vanuit opdrachten Verbinding inwoner en overheid om deze middelen op het juiste instrument te verantwoorden. Daarnaast is in 2019 circa € 0,9 mln. beschikbaar gesteld voor een bewustwordingscampagne over desinformatie.

Ontvangsten

Dit betreft voornamelijk de bijdrage van de waterschappen voor hun aandeel in de Waardering Onroerende Zaken kosten (WOZ-kosten) van de gemeenten en hun aandeel in de kosten van de Landelijke Voorziening WOZ (LV WOZ).

Artikel 2. Nationale Veiligheid

A. Algemene doelstelling

De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) beschermt de nationale veiligheid. Dit doet de AIVD door tijdig dreigingen, internationale politieke ontwikkelingen en risico’s te onderkennen, die niet direct zichtbaar zijn en doet daartoe onderzoek in binnen- en buitenland. De AIVD signaleert, adviseert en deelt gericht informatie met zijn samenwerkingspartners zodat deze de dreiging en risico’s kunnen reduceren. Waar nodig reduceert de AIVD zelfstandig risico’s.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is verantwoordelijk voor de taakuitvoering van de AIVD. De AIVD verricht onderzoek in binnen- en buitenland met behulp van inlichtingenmiddelen. Op basis van de bevindingen informeert en adviseert de AIVD de samenwerkingspartners met ambtsberichten en analyses (waaronder openbare publicaties). De Minister van BZK legt zo veel als mogelijk in het openbaar verantwoording af aan de Tweede Kamer. Waar dat niet kan, vanwege geheimhoudings-noodzaak, gebeurt dit via de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) van de Tweede Kamer.

Tabel 7 Kengetallen
 

2018

2019

Aantal (gedrukte) openbare publicaties

2

2

Aantal ambtsberichten aan het Openbaar Ministerie

69

57

Aantal ambtsberichten aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het kader van exportcontrole op strategische goederen (o.a. dual use)1

32

17

Aantal dreigingsinformatieproducten t.b.v. stelsel bewaken en beveiligen (art 8.2.e WIV 2017)2

81

43

Aantal dreigingsinformatieproducten t.b.v. beveiligingsbevorderende taak (art 8.2.c WIV 2017)**

56

50

Aantal door AIVD afgeronde veiligheidsonderzoeken

10.538

10.228

Aantal herhaalonderzoeken

1.446

1.444

Aantal geweigerde VGB’s (Verklaring van Geen Bezwaar)

1.034

1.110

X Noot
1

Het aantal ambtsberichten inzake de exportvergunning is afhankelijk van het aantal voorleggingen vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het aantal voorleggingen is weer afhankelijk van het aantal verzoeken vanuit het bedrijfsleven om te mogen exporteren.

X Noot
2

Het aantal vervaardigde dreigingsinformatieproducten zijn voor een belangrijk deel vraaggestuurd. De dreigingsproducten worden opgesteld op verzoek van de NCTV.

C. Beleidsconclusies

(Jihadistisch) terrorisme

De dreiging van terroristische aanslagen in het Westen door mondiaal actieve jihadistische organisaties, lokale jihadistische bewegingen of jihadistische individuen was het afgelopen jaar onverminderd aanwezig. De belangrijkste terroristische dreiging blijft uitgaan van jihadisten die het radicale gedachtegoed aanhangen van internationale terroristische organisaties zoals Islamitische Staat in Irak, al-Sham (ISIS) en Al Qaida, maar kan eveneens afkomstig zijn van lokale netwerken en individuen. Bij de Voorjaarsnota 2019 heeft het kabinet besloten om structureel € 5 mln. toe te kennen aan de AIVD ter bestendiging van de bestrijding van jihadisten.

Begin 2019 heeft de AIVD via het verstrekken van een ambtsbericht aan het Openbaar Ministerie (OM) bijgedragen aan de aanhouding van een man voor het voorbereiden van een terroristisch misdrijf. Op zijn adres zijn een vuurwapen, scherpe munitie en jihadistisch materiaal aangetroffen. Een andere illustratie van de geweldsdreiging die van Nederlandse jihadisten uitgaat, zijn de twee mannen uit Zoetermeer die op 25 november 2019 op grond van een ambtsbericht van de AIVD werden aangehouden. Zij worden verdacht van het voorbereiden van een terroristische aanslag in Nederland. ISIS heeft zich omgevormd tot een decentraal opererende organisatie, maar heeft nog altijd de intentie om aanslagen in westerse landen te (laten) plegen. Ook Al Qaida heeft nog steeds een intentie om aanslagen in het Westen te plegen. Het afgelopen jaar heeft de AIVD de publicatie ‘Doelwitten in beeld. Vijftien jaar jihadistische aanslagen in het Westen’ uitgebracht.

Cybersecurity

Hoogwaardige digitale aanvallen van andere staten, met als inzet spionage, beïnvloeding, sabotage of terrorisme, zijn een omvangrijke en toenemende bedreiging voor de integriteit en vertrouwelijkheid van Nederlandse bedrijven en overheidsorganisaties. De AIVD verstrekt, in nauwe samenwerking met nationale partners zoals de MIVD en het Nationaal Cyber Security Center (NCSC), informatiebeveiligingsadvies op maat aan de Nederlandse overheid en vitale bedrijven. Dit advies is (mede) gebaseerd op inlichtingenmatig (staatgeheim gerubriceerd) verkregen inzicht door de AIVD. Daarnaast ontwikkelt de AIVD zelf middelen om vertrouwelijke en staatsgeheime informatie veilig te houden.

Zo heeft de AIVD het afgelopen jaar vanuit verschillende disciplines een belangrijke bijdrage geleverd aan het formuleren van maatregelen ter bescherming van de telecomnetwerken en 5G, onder meer door de actuele dreiging tegen deze netwerken in kaart te brengen.

Werving

Het afgelopen jaar heeft de AIVD circa 250 fte geworven. Voor het eerst in de geschiedenis werkten meer dan 2.000 medewerkers bij de AIVD. Naast het uitzetten van traditionele vacatures ontplooide de AIVD ook andere wervingsactiviteiten, zoals de organisatie van een Cyber Summerschool (samen met de MIVD). Daarnaast nam de AIVD deel aan het Rijks-I-Traineeprogramma, waarin pas afgestudeerden een leer/werktraject op het gebied van cyber en informatiebeveiliging konden volgen binnen de AIVD.

Co-locatie AIVD en MIVD

De co-locatie voorziet in gezamenlijke huisvesting van de AIVD en de MIVD. In de Kamerbrief van 1 juli 2019 (Kamerstukken II 2018/19, 30977, nr. 155) is het voornemen van gezamenlijke huisvesting door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie herbevestigd. Gezamenlijke huisvesting wordt volledig gerealiseerd binnen de begrotingen van de Ministeries van BZK en Defensie. Naar verwachting wordt de gezamenlijk huisvesting voor de AIVD en de MIVD opgeleverd en in gebruik genomen in 2029.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 8 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 2 Nationale Veiligheid (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

242.487

206.751

241.762

260.757

308.373

274.253

34.120

        

Uitgaven

207.693

229.289

233.767

265.091

296.971

274.253

22.718

        

2.1 AIVD apparaat

196.794

217.938

216.917

249.741

279.626

262.958

16.668

        

2.2 AIVD geheim

10.899

11.351

16.850

15.350

17.345

11.295

6.050

        

Ontvangsten

6.199

12.862

14.646

16.233

15.306

13.214

2.092

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

Vanwege het bijzondere karakter van dit begrotingsartikel en de gedeeltelijke geheime uitgaven zijn de uitgaven niet nader uitgesplitst en zijn de apparaatsuitgaven niet opgenomen in het centraal apparaatsartikel.

Ontvangsten

De Unit Veiligheidsonderzoeken (UVO), het samenwerkingsverband tussen de AIVD en de MIVD, verricht veiligheidsonderzoeken voor andere (overheids-)organisaties en brengt daarvoor een tarief in rekening. De ontvangsten hebben voornamelijk hier betrekking op.

Artikel 3. Woningmarkt

A. Algemene doelstelling

Een vrij toegankelijke, vraaggerichte woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) voert de regie over een heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen op het terrein van wonen. Tevens voert de Minister van BZK de regie ten aanzien van het bevorderen van een evenwichtige omvang en verdeling van de woningvoorraad.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het beleid en de regelgeving met betrekking tot de betaalbaarheid van het wonen, onder meer via de Wet op de huurtoeslag, de huur(prijs)regulering en maatregelen ten aanzien van de koopwoningmarkt.

De Minister van BZK is medeverantwoordelijk voor regelgeving met betrekking tot de fiscale behandeling van de eigen woning en de hypothecaire leennormen. Tevens draagt de Minister van BZK zorg voor het kapitaalmarktbeleid betreffende investeringen in de woningmarkt, bijvoorbeeld via het beleid ten aanzien van de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW).

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het beleid en de regelgeving inzake de verhuurderheffing en de huurtoeslag. Tevens is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het budgettair beheer van de huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag. De uitvoering van de verhuurderheffing en de huurtoeslag is onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën belegd bij de Belastingdienst/Toeslagen. De Belastingdienst is ook verantwoordelijk voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de verhuurderheffing en huurtoeslag.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de regelgeving ten aanzien van (het stelsel van) woningcorporaties. Woningcorporaties zijn via de Woningwet gebonden aan een begrensd werkdomein waarbinnen zij werkzaamheden met staatssteun mogen uitvoeren. Deze zijn het bouwen, verhuren en beheren van woningen met een lage huur voor huishoudens met een laag inkomen en andere doelgroepen die op de reguliere woningmarkt moeilijk een woning kunnen vinden.

De Minister van BZK draagt zorg voor een adequate uitvoering van een laagdrempelige beslechting van huurgeschillen. In het Burgerlijk Wetboek (art. 7:249 t/m 7:261) is vastgelegd dat huurders en verhuurders een beroep kunnen doen op de Huurcommissie. De organisatie en werkwijze van de Huurcommissie, evenals de administratieve ondersteuning door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), is vastgelegd in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw).

C. Beleidsconclusies

Administratieve lastenvermindering corporaties

In 2019 is een aantal maatregelen genomen om de administratieve lasten te verlichten. De Autoriteit woningcorporaties (Aw), het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW), Aedes en het Ministerie van BZK hebben gezamenlijk gewerkt aan een beperking van de informatie-uitvraag. Het resultaat hiervan was dat de gewijzigde Verantwoordingsinformatie (dVi) 2018 voor woningcorporaties in 2019 leidde tot een structurele vermindering van de administratieve lasten van in totaal 24,5% ten opzichte van de uitvraag dVi 2017. Dit is een besparing van € 713.000 per jaar voor de sector. Deze wijziging leidde tot eenmalige lasten van circa € 43.000 (Stcrt. 2019, 16761). Het resultaat was verder dat de wijziging van de Prognoseinformatie (dPi)-uitvraag leidde tot een structurele reductie van de administratieve lasten van € 203.000. Verder daalden de administratieve lasten van woningcorporaties met 6%, ofwel € 10.800 per jaar door de vereenvoudiging van de markttoets.

Herziening Woningwet

In 2019 is de evaluatie van de herziene Woningwet naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2018/19, 32847, nr. 470). Naar aanleiding van de conclusie is gewerkt aan een concept-wetsvoorstel en –besluit met als doel beter werkende, uitvoerbare, toekomstbestendige regelgeving voor corporaties. In november 2019 zijn het concept-wetsvoorstel en –besluit waarin deze voornemens gestalte krijgen, in internetconsultatie gegaan.

Fiscale regels eigenwoningbezit

In 2019 heeft een aantal wijzigingen plaatsgevonden in de fiscale regels rondom het eigenwoningbezit. Het maximale percentage waartegen rente en kosten met betrekking tot de eigen woning mogen worden afgetrokken is met 0,5 procentpunt gedaald naar 49%. Vanaf 2020 zal dit percentage in stappen van 3 procentpunt verder dalen totdat het basistarief van ongeveer 37% in 2023 bereikt is. Verder is eind 2017 besloten de aftrek die eigenwoningbezitters hebben wanneer zij geen of een geringe eigenwoningschuld hebben, in 30 jaar geleidelijk uit te faseren. In 2019 vond de eerste stap plaats. De aftrek daalde naar 96,7% van de oorspronkelijke aftrek. Ook is in 2019 de doeltreffendheid, doelmatigheid en complexiteit van de fiscale eigenwoningregeling geëvalueerd (Kamerstukken II 2019/20, 32847, nr. 583).

Wet maatregelen middenhuur

In 2019 is de Wet maatregelen middenhuur aangenomen. De wijzigingen van de Huisvestingswet 2014 en de Woningwet zorgen dat er meer vrije sector woningen komen ten behoeve van een goed functionerende woningmarkt.

Middenhuurwoningen zijn woningen met een huurprijs vanaf de liberalisatiegrens van € 720,42 tot circa € 1.000. De wijziging van de Huisvestingswet 2014 verduidelijkt dat ook middenhuurwoningen onder de woonruimteverdeling op basis van deze wet kunnen worden toegewezen. De wijziging van de Woningwet heeft betrekking op het aanpassen van de markttoets voor toegelaten instellingen.

Nationale woonagenda

In 2019 is het doel van 75.000 nieuwe toevoegingen aan de woningvoorraad gehaald12. Met de Nationale woonagenda en het Interbestuurlijk programma streven marktpartijen, medeoverheden en het Rijk naar de bouw van 75.000 woningen per jaar. Partijen doen dit door in te zetten op het vergroten en versnellen van het aanbod, aandacht voor betaalbaarheid en een betere benutting van de huidige voorraad. Afspraken uit de Nationale woonagenda zijn en worden in verschillende snelheden en samenstellingen opgepakt en uitgewerkt. Voorbeelden hierven zijn het sociaal huurakkoord dat Aedes en de Woonbond hebben gesloten en het traject Goed Verhuurderschap.

Goed verhuurderschap

In 2019 werden verschillende maatregelen ingevoerd gericht op het tegengaan van excessen op de woningmarkt omtrent malafide verhuurderschap. In 2019 is wetenschappelijk onderzoek naar discriminatie op de woningmarkt verricht waarvan de resultaten helpen bij het nader richten van beleid. In de strijd tegen de malafide verhuurder was kennisdeling tussen steden behulpzaam bij het mogelijk maken of verbeteren van een scala aan lokale aanpakken. Parallel loopt een aantal pilots om meer licht te werpen op problematiek, mogelijke aanpakken en de lokale behoefte aan wetgeving, zoals rond lokale vergunningsinitiatieven voor verhuurders. In de praktijk worden verschillende modaliteiten getest. Aan het begin van het jaar werden vijf pilots gestart en aan het einde van het jaar nog eens drie. Op basis van de Kamerbrief Goed Verhuurderschap (Kamerstukken ll 2018/19, 32847, nr. 439) deed de Autoriteit Consument en Markt (ACM) in de strijd tegen de dubbele bemiddelingskosten onderzoek en kwam in een aantal gevallen tot sancties tegen partijen.

Versterking gemeentelijk woonbeleid

In het verlengde van bovenstaande is ter versterking van het gemeentelijk woonbeleid het gesprek met steden over de richting van nieuwe wetgeving geïntensiveerd. Dit moet de aanpak van malafide verhuurders door gemeenten ondersteunen.

Voor het tegengaan van negatieve effecten van de toeristische verhuur van woonruimte is in 2019 het wetsvoorstel Toeristische verhuur van woonruimte voorbereid en aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2019/20, 35353, nr. 2). Het wetsvoorstel zet in op aanvullend instrumentarium voor gemeenten zoals een facultatieve registratieplicht voor aanbieders.

Huurtoeslag

Om inzicht te geven in de uitwerking van de huurtoeslag op de huurlasten is in de onderstaande tabel aangegeven welk aandeel van de bruto huur per saldo (na aftrek van de huurtoeslag) nog netto door ontvangers van huurtoeslag is verschuldigd.

Uit de tabel blijkt dat het aandeel van de netto huur dat door de huurtoeslagontvanger zelf netto nog betaald moet worden in 2019 nagenoeg gelijk is gebleven ten opzichte van 2018. Deze cijfers zijn nagenoeg gelijk aan de cijfers zoals verwacht in de vastgestelde begroting 2019.

Tabel 9 Verhouding1 bruto-netto huur Huurtoeslag
      

Realisatie2

Begroting

Afwijking

Huishoudtype

Netto Huur

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Eenpersoonshuishouden

Netto (huur rond kwaliteitskortingsgrens)

62,6%

62,2%

60,0%

59,9%

59,8%

59,8%

0,0%

Netto (huur rond aftoppingsgrens)

51,5%

51,3%

49,7%

49,7%

49,6%

49,6%

0,0%

Netto (huur rond huurgrens)

50,9%

50,5%

49,1%

49,0%

48,9%

48,9%

0,0%

 

Bruto Huur

100%

100%

100%

100%

100%

100%

 
X Noot
1

De daling in 2017 is het gevolg van het besluit om de koopkracht voor lagere inkomens te ondersteunen. Hierdoor is de eigen bijdrage in 2017 met € 10,50 per maand verlaagd.

X Noot
2

Eigen berekening Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. het percentage netto huur is de te betalen huurprijs (bruto huur) minus de huurtoeslag gedeeld door de bruto huur (%-netto huur=(bruto huur -/- huurtoeslag)/bruto huur).

Heffingsvermindering verhuurderheffing

In 2019 is er een heffingsvermindering op de verhuurderheffing geïntroduceerd voor het verduurzamen van woningen (Kamerstukken II 2018/19, 35029, nr. 2). Hiervoor is jaarlijks budget beschikbaar. Vanwege de vele aanvragen is deze regeling tijdelijk gesloten per 1 juli 2019. De heffingsvermindering zal weer geopend worden voor nieuwe aanvragen zodra het beschikbare budget in de pas loopt met het aantal gehonoreerde definitieve aanvragen.

Tariefsverlaging verhuurderheffing

Vanaf 2019 is het tarief in de verhuurderheffing structureel met € 100 mln. verlaagd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 10 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 3 Woningmarkt (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

3.959.739

3.928.119

4.002.525

4.511.926

4.040.201

4.104.088

‒ 63.887

        

Uitgaven

3.965.674

3.933.646

4.022.685

4.518.316

4.069.601

4.104.213

‒ 34.612

        

3.1 Woningmarkt

3.957.657

3.926.645

4.017.614

4.513.949

4.069.601

4.104.213

‒ 34.612

Subsidies

19.517

22.805

36.092

505.468

21.138

23.366

‒ 2.228

Binnenstedelijke transformatie

0

0

0

28.000

10.000

10.000

0

Woonconsumentenorganisaties

1.201

1.020

1.036

1.181

0

0

0

Woningmarkt

0

0

0

0

7.161

3.227

3.934

Beleidsprogramma betaalbaarheid

201

135

184

256

0

0

0

Bevordering eigen woningbezit (BEW)

9.748

6.411

4.501

4.033

3.877

6.239

‒ 2.362

Huisvestingsvoorziening statushouders

0

206

1.900

1.231

100

3.900

‒ 3.800

Saneringsbijdrage woningcorporatie WSG

8.367

15.033

28.471

470.767

0

0

0

Opdrachten

295.812

29.578

31.823

32.655

38.012

3.366

34.646

WSW risicovoorziening

294.314

1.706

1.176

1.132

4.654

0

4.654

NHG risicovoorziening

0

26.932

30.018

30.608

29.768

0

29.768

Beleidsprogramma betaalbaarheid

1.496

940

629

915

0

0

0

Onderzoek en kennisoverdracht

2

0

0

0

0

0

0

Woningmarkt

0

0

0

0

3.590

3.366

224

Inkomensoverdrachten

3.629.966

3.860.443

3.934.868

3.963.679

3.996.521

4.063.600

‒ 67.079

Huurtoeslag

3.629.966

3.860.443

3.934.868

3.963.679

3.996.521

4.063.600

‒ 67.079

Bijdragen aan agentschappen

170

373

14.831

12.147

9.148

11.291

‒ 2.143

Dienst van de Huurcommissie

0

0

14.456

11.214

8.816

6.908

1.908

ILT (Autoriteit Woningcorporaties)

0

373

375

933

332

653

‒ 321

RVO.nl (Uitvoeringskosten BEW)

0

0

0

0

0

3.011

‒ 3.011

RVO.nl (Uitvoeringskosten huisvestingsvoorziening

0

0

0

0

0

719

‒ 719

Overige uitvoeringsinstanties

170

0

0

0

0

0

0

Bijdragen aan zbo’s/rwt’s

12.192

12.646

0

0

2.432

1.150

1.282

Huurcommissie

12.048

12.646

0

0

0

0

0

Overige uitvoeringsinstanties

144

0

0

0

0

0

0

Woningmarkt

0

0

0

0

2.432

1.150

1.282

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

0

2.350

0

2.350

Woningmarkt

0

0

0

0

2.350

0

2.350

Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken

0

800

0

0

0

1.440

‒ 1.440

Financien en Nationale Schuld (H9)

0

800

0

0

0

1.440

‒ 1.440

        

3.2 Onderzoek en kennisoverdracht

8.017

7.001

5.071

4.367

0

0

0

Subsidies

4.679

2.062

1.625

1.147

0

0

0

Samenwerkende kennisinstellingen e.a.

4.679

2.062

1.625

1.147

0

0

0

Opdrachten

3.338

1.904

1.136

2.269

0

0

0

Basisonderzoek en verkenningen

3.338

1.904

1.136

2.269

0

0

0

Bijdragen aan zbo’s/rwt’s

0

3.035

2.310

951

0

0

0

Basisonderzoek en verkenningen

0

3.035

2.310

951

0

0

0

Planbureaus

0

0

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

810.381

553.191

557.315

957.719

459.522

521.000

‒ 61.478

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

3.1 Woningmarkt

Subsidies

Binnenstedelijke transformatie

Om woningbouw op binnenstedelijke transformatielocaties te versnellen is de Financieringsfaciliteit binnenstedelijke transformatie (Transformatiefaciliteit) opgericht. Vanuit de faciliteit kunnen geldleningen verstrekt worden aan initiatiefnemers ten behoeve van voorinvesteringen op transformatielocaties. Deze faciliteit wordt beheerd door het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting. In 2019 heeft het Ministerie van BZK € 10 mln. aangevuld op het eigen vermogen van de transformatiefaciliteit.

Woningmarkt

Platform31, een kennis- en netwerkorganisatie, heeft subsidie ontvangen voor het uitvoeren van activiteiten met betrekking tot trends in stad en regio. Saba, Bonaire en Sint Eustatius hebben een bijdrage ontvangen om de woonlasten van huurders in de sociale sector te verminderen. Bonaire heeft tevens een bijdrage ontvangen voor infrastructuur ten behoeve van sociale woningbouw.

Aan de corporatie Woonlinie is subsidie verstrekt voor de bouw van sociale huurwoningen op Sint Eustatius. Tevens is subsidie verstrekt voor de Monitor studentenhuisvesting (Kences), en Weer Thuis (Stichting Federatie Opvang).

Zoals gemeld bij eerste en tweede suppletoire begroting 2019 hebben er herschikkingen plaatsgevonden voor woondeals, het verbeteren van huurwoningen op Sint Eustatius en Stimulering woningcoöperaties.

Bevordering eigen woningbezit (BEW)

De wet bevordering eigenwoningbezit (BEW) is gericht op de bevordering van het eigenwoningbezit onder lagere inkomensgroepen. Er is voor nieuwe toekenningen op grond van de wet bevordering eigenwoningbezit geen budget meer beschikbaar en de meerjarig beschikbare middelen dienen uitsluitend voor de betaling van in het verleden aangegane verplichtingen. De uitgaven aan de wet bevordering eigenwoningbezit zijn in 2019 lager uitgevallen door hoge uitval bij de inkomenstoetsen en door verhuizingen.

Huisvestingsvoorziening statushouders

Vanwege de verhoogde asielinstroom in 2015 heeft het Ministerie van BZK een subsidieregeling ingesteld waarmee woningcorporaties, gemeenten en andere verhuurders woonvoorzieningen voor asielzoekers met een verblijfsvergunning – zogeheten vergunninghouders – kunnen realiseren. Voorafgaand aan de realisatie van de woonvoorziening kon budget worden gereserveerd, de definitieve subsidie wordt aangevraagd na oplevering. Tot eind 2018 konden voorgenomen investeringen worden aangemeld. In 2019 zijn daarom geen nieuwe voorgenomen investeringen aangemeld. Vanaf het begin van de regeling tot en met 2019 zijn 113 subsidieaanvragen ingediend voor in totaal € 3,5 mln. De toename ten opzichte van 2018 is beperkt en kleiner dan in de begroting verwacht, omdat is gebleken dat een groot deel van de voorgenomen investeringen niet in de beoogde vorm tot realisatie zijn gekomen.

Opdrachten

WSW risicovoorziening

De uitvoerende taken voor de sanering van woningcorporaties zijn gemandateerd aan het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). De kosten die gemaakt worden voor de sanering en de uitvoeringkosten komen uit de risicovoorziening. In het kader van de sanering van Vestia is destijds tussen het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV) en Vestia afgesproken dat 40% van de kosten die worden gemaakt voor het onderzoek naar de aansprakelijkheid van banken wordt vergoed uit de risicovoorziening. In 2019 heeft Vestia hiervoor een bijdrage van circa € 4,5 mln. ontvangen. Tevens worden elk jaar kosten gemaakt voor de uitvoering van de saneringstaak, deze bedroegen in 2019 circa € 0,1 mln. Deze bijdragen zijn onttrokken aan de risicovoorziening.

NHG risicovoorziening

Voor de achtervangfunctie van het Rijk draagt het WEW een vergoeding af aan het Rijk. In 2019 bedroeg deze afdracht 0,15% van iedere nieuwe afgegeven hypotheekgarantie. Deze afdracht wordt doorberekend aan de consument. In 2019 heeft het Rijk de afdrachten over het boekjaar 2018, ter grootte van afgerond € 29,8 mln., ontvangen. Dit bedrag is in de daartoe bestemde risicovoorziening gestort.

Woningmarkt

In 2019 zijn verschillende onderzoeken naar woningbehoefte, woonwensen, woningmarktontwikkelingen en plancapaciteit gedaan. Daarnaast hebben er diverse onderzoeken voor monitoring van beleid, demografische ontwikkelingen, het WoON-congres en de kernpublicatie WoON, de evaluatie van de heffingsvermindering verhuurderheffing, de evaluatie van het woningwaarderingsstelsel en naar de campagne «Wegwijs met je huurprijs» plaatsgevonden.

Inkomensoverdrachten

Huurtoeslag

Aan huurtoeslag is in 2019 € 67,1 mln. minder uitgegeven dan begroot. De lagere uitgaven zijn het saldo van lagere voorschotten en hogere nabetalingen. Bij de ontvangsten is € 98,5 mln. minder binnengekomen, als gevolg van lagere terugvorderingen. Hierdoor laat de huurtoeslag in 2019 een netto overuitputting van het budget zien van € 31,4 mln. ten opzichte van de ontwerpbegroting 2019.

Bijdragen aan agentschappen

Dienst van de Huurcommissie

In 2019 zijn de onderstaande aantallen gerealiseerd, vergeleken met de begroting 2019.

Tabel 11 Dienst van de Huurcommissie

Procedure

Realisatie 2018

Begroting 2019

Realisatie 2019

Beslechting huurprijsgeschillen

4.089

4.356

4.888

Beslechting servicekostengeschillen

1.819

1.872

1.610

Beslechting van huurverhogingsgeschillen op basis van punten

550

441

1.913

Beslechting van huurverhogingsgeschillen op basis van inkomen

385

657

1170

Beslechting van Wohv-geschillen

1

5

14

Onderzoeksrapporten rechtbank

 

10

0

Onderzoeksrapporten publieksrechtelijke organen

 

60

0

Advies geliberaliseerde huurprijs

 

50

2

Klachten van huurder over verhuurder

 

250

195

Verklaring over redelijkheid van de huurprijs

 

0

0

Totaal1

6.844

7.701

9.792

X Noot
1

Bron: Eigen cijfers van de Huurcommissie. Deze worden ook opgenomen in hun eigen jaarverslag over 2019.

In 2019 was de instroom 9.874 zaken, hiermee is de instroom van het aantal zaken gestabiliseerd. Als onderdeel van de vermelde productie van 8.640 zaken zijn er in 2019 nog 1152 huurverhogingsgeschillen die nog betrekking hadden op 2018, afgehandeld. Van de 8.640 geschillen zijn er 6.001 (58%) afgehandeld in de zogenaamde «brede intake en bemiddeling» procedure. Bij de brede inhoudelijke intake wordt gekeken of het verzoek ontvankelijk is en of er juridisch sprake is van een geschil. De Huurcommissie biedt informatie die relevant is voor het gedane verzoek en informatie over de rechten en plichten van huurders en verhuurders. Hiermee kan de huurder beter zijn kansen inschatten en kunnen huurder en verhuurder mogelijk zelf hun geschil oplossen.

ILT (Autoriteit Woningcorporaties)

De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT, hier valt de Autoriteit woningcorporaties (Aw) onder) heeft in 2019 een bijdrage ontvangen voor het opvragen van gegevens bij woningcorporaties voor beleidsontwikkeling en voor het toezicht op de Wet normering topinkomens (WNT).

RVO.nl (Uitvoeringskosten BEW)

RVO.nl voert de regeling BEW, als ook de Regeling Vermindering Verhuurderheffing (RVV) en de Regeling vermindering Verhuurderheffing Verduurzaming (RVV Verduurzaming) uit en ontvangt hiervoor een bijdrage. Het budget is bij eerste suppletoire begroting 2019 overgeheveld naar artikel 4. De uitgaven worden op dat artikel verantwoord vanwege gecentraliseerd opdrachtgeverschap.

RVO.nl (Uitvoeringskosten huisvestingsvoorziening)

RVO.nl voert de Tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunninghouders (TRSHV) uit en ontvangt hiervoor een bijdrage. Het budget is bij eerste suppletoire begroting 2019 overgeheveld naar artikel 4. De uitgaven worden op dat artikel verantwoord vanwege gecentraliseerd opdrachtgeverschap.

Bijdragen aan zbo's/rwt's

Woningmarkt

Aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zijn bijdragen verstrekt voor de Huurenquête, onderzoek naar verhuiskansen, diverse woning-marktonderzoeken, het WoON2018, het WoON2021 en de bewonersenquête van de Energiemodule.

Aan het Kadaster zijn bijdragen verstrekt voor het leveren van data. Tevens is er een bijdrage verstrekt voor SBR Wonen.

Bijdragen aan medeoverheden

Woningmarkt

In 2019 is er € 2.4 mln. uitgegeven aan gemeenten voor de uitvoering van de afspraken die in de woondeals zijn gemaakt en voor pilots omtrent Goed Verhuurderschap.

Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken

Financiën en Nationale Schuld (H9)

Er is een bijdrage aan de Belastingdienst verstrekt ter bekostiging van de portokosten van informatiebrieven, die de Belastingdienst verstuurt voor de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurverhoging. Het hiervoor benodigde budget is bij tweede suppletoire begroting 2019 naar de Belastingdienst overgeboekt. Tevens is een bijdrage aan het WSW verstrekt voor SBR-wonen.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn toegelicht bij de uitgaven huurtoeslag, uitgaven WSW risicovoorziening en de NHG risicovoorziening.

Artikel 4. Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit

A. Algemene doelstelling

Stimuleren van een goede kwaliteit van de gebouwde omgeving op de aspecten duurzaamheid, energiezuinigheid, veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en toegankelijkheid.

Met deze doelstelling doet het Ministerie van BZK recht aan diverse publieke waarden:

  • De energietransitie in de gebouwde omgeving zorgt voor vermindering van de CO2-uitstoot en kan de woonlasten/gebruikslasten voor eigenaren en huurders van gebouwen verminderen.

  • Gebouwen voldoen aan de eisen van bouwregelgeving op het gebied van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en toegankelijkheid.

  • Vermindering van het gebruik van primaire grondstoffen in de bouw door onder meer zo hoogwaardig mogelijk gebruik van bouw- en sloopafval draagt bij aan de beschikbaarheid en betaalbaarheid van producten en diensten op de langere termijn.

Deze publieke waarden worden op onderdelen concreet gemaakt in de volgende op termijn te bereiken resultaten:

  • Vermindering van de CO2-uitstoot van de gebouwde omgeving met minstens 3,4 Mton in 2030 in het kader van de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met minstens 49% ten opzichte van 1990, zoals afgesproken in het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-III.

  • Met het oog op een aardgasvrije gebouwde omgeving richting 2050 zullen conform het Regeerakkoord aan het eind van de kabinetsperiode nieuwe woningen en andere nieuwe gebouwen in de regel niet meer op gas verwarmd worden en zullen 30.000–50.000 bestaande woningen per jaar aardgasvrij of aardgasvrij-ready gemaakt worden.

  • Het programma «Nederland circulair in 2050» heeft als einddoel een volledig circulaire economie in 2050 (Kamerstukken II 2015–2016, 32852, nr. 33). Onderdeel hiervan is de ambitie om samen met maatschappelijke partners 50% minder gebruik van primaire grondstoffen (mineraal, fossiel en metalen) te realiseren in 2030 als tussendoel. Het kabinet heeft onlangs aangegeven zich met maatschappelijke partners in te zetten om de transitie naar een circulaire (bouw-)economie te versnellen, en om de doelstelling voor 2030 verder te preciseren op basis van de gewenste effecten op milieu, leveringszekerheid en economisch concurrentievermogen (Kamerstukken II 2017–2018, 32852, nr. 59).

B. Rol en verantwoordelijkheid

Met het oog op de doelen binnen dit beleidsartikel is de inzet van burgers, instellingen, bedrijven en de gehele overheid noodzakelijk. Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen zijn gestart met het Interbestuurlijke Programma (IBP) van 2018 en een gezamenlijke agenda (Kamerstukken II 2017/18, 29362, nr. 266). Het belangrijkste doel van het IBP is een optimale samenwerking tussen de overheden, zodat er rond belangrijke maatschappelijke opgaven een meer gezamenlijke aanpak tot stand komt. De Minister van BZK heeft hierbij een stimulerende en regisserende rol.

Stimuleren:

Op basis van de Woningwet (artikel 120), de Wet milieubeheer (hoofdstuk 4) en de Kadasterwet is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het stimuleren van energiebesparing en reductie van CO2-uitstoot in de gebouwde omgeving. De Minister van BZK geeft invulling aan deze verantwoordelijkheid door kaderstelling (wet- en regelgeving), het uitvoeren van de acties van het Energieakkoord en afspraken die volgen uit het nog af te sluiten het klimaatakkoord, ondersteuning van innovatie (onder andere door middel van subsidies en «zachte» leningen) en monitoring. Daarnaast stimuleert de Minister van BZK energietransitie in de gebouwde omgeving met verschillende (subsidie)instrumenten, afspraken en ondersteuningsmaatregelen.

Regisseren:

Op basis van de Woningwet (artikel 2) is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het opstellen en het beheer van de bouwregelgeving en stelselverantwoordelijk voor het borgen van de bouwkwaliteit. Op grond van deze verantwoordelijkheid worden in ieder geval regels gesteld over het bouwen van nieuwe bouwwerken, de staat van bestaande bouwwerken en het gebruiken en slopen van bouwwerken. Deze regels worden gesteld vanuit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid of milieu. Door naleving van deze regels is de minimumkwaliteit van bouwwerken gewaarborgd. Toezicht en handhaving hierop berust bij gemeenten.

C. Beleidsconclusies

Op 28 juni 2019 heeft het kabinet het voorstel voor een klimaatakkoord gepresenteerd (Kamerstukken II 2018/19, 32813, nr. 342). Het akkoord voor de gebouwde omgeving is tot stand gekomen aan de sectortafel gebouwde omgeving waar onder andere medeoverheden, organisaties van verhuurders, huurders, eigenaar-bewoners, netbeheerders, energieleveranciers, banken en bouw- en installatiebedrijven hebben samengewerkt. De inzet van deze partijen krijgt een vervolg in het uitvoeringsoverleg voor de gebouwde omgeving.

Voor de gebouwde omgeving bevat dit akkoord voorstellen om tot en met 2030 te komen tot een reductie van 3,4 Mton CO2. Dit wordt onder meer vormgegeven door tot en met 2030 1,5 miljoen bestaande gebouwen te verduurzamen. Daarmee wordt een belangrijke stap gezet om richting 2050 alle gebouwen de overgang te laten maken van aardgas naar duurzame warmtebronnen.

Om een succesvolle start met de uitvoering te kunnen maken, is het essentieel dat iedereen meegenomen wordt in de aard en omvang van de opgave en hier ook actief in kan participeren. Draagvlak is cruciaal. Bewoners en gebouweigenaren zullen bereid moeten zijn om over te stappen van aardgas naar andere warmtealternatieven. Daarom dient stap-voor-stap invulling te worden gegeven aan de noodzakelijke voorwaarden om de transitie betaalbaar en behapbaar te maken voor iedereen.

De afspraken in het klimaatakkoord voor de gebouwde omgeving vormen een samenhangend geheel. Deze samenhang is figuur 3 grafisch vormgegeven.

Figuur 3

Energiebesparing huursector

Met de wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II inzake de invoering van een heffingsvermindering voor verduurzaming van huurwoningen introduceerde het kabinet in 2019 een heffingsvermindering voor verduurzaming van huurwoningen, zoals aangekondigd in het regeerakkoord 2017-2021 ‘Vertrouwen in de toekomst’. De vermindering van de verhuurderheffing voor huurwoningen levert een bijdrage aan de energiebesparing en CO2-reductie door isolatie van sociale huurwoningen en door duurzame opwekking van energie op of nabij deze woningen. Hiervoor is jaarlijks budget beschikbaar. Vanwege de vele aanvragen is deze regeling tijdelijk gesloten per 1 juli 2019. De heffingsvermindering zal weer geopend worden voor nieuwe aanvragen zodra het beschikbare budget in de pas loopt met het aantal gehonoreerde definitieve aanvragen.

De Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) is in 2019 verder uitgeput, waardoor in totaal meer dan 75.000 woningen een bijdrage hebben ontvangen, waarvan 45.000 in 2019. Met brancheorganisaties in de huursector en de bouw zijn in 2019 afspraken met betrekking tot de huursector verder uitgewerkt. Over de voortgang van deze afspraken heeft de Minister van BZK in december 2019 een brief aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2019/20, 32847, nr. 586).

Energiebesparing koopsector

Het beroep op het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) voor leningen aan woningeigenaren en VvE’s met minimaal tien appartementen voor energiebesparende maatregelen is in 2019 verder toegenomen. In 2019 is voor bijna € 150 mln. aan leningen verstrekt. Van januari 2014 tot en met 31 december 2019 hebben inmiddels ruim 23.000 particuliere woningeigenaren een lening uit het fonds ontvangen voor in totaal ruim € 300 mln. en hebben bijna 200 VvE’s voor in totaal ruim € 90 mln. een lening uit het fonds ontvangen.

Gemeenten maakten gretig gebruik van de Regeling Reductie Energiegebruik (RRE) die het Ministerie van BZK heeft opgesteld. Gemeenten zetten met deze regeling projecten op om huiseigenaren te stimuleren tot kleine energiebesparende maatregelen in huis. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het inregelen van de cv-installatie, het aanbrengen van radiatorfolie en tochtstrips of het plaatsen van ledlampen. Daarnaast gebruiken gemeenten de regeling om advies te geven aan huiseigenaren over energiebesparende maatregelen, zoals dak-, raam- of gevelisolatie. In de vijf weken dat gemeenten een aanvraag konden indienen zijn er 223 voorstellen binnengekomen voor in totaal € 98 mln. Er was € 87 mln. beschikbaar waarmee 200 aanvragen zijn beschikt. Met de ingediende plannen worden in totaal naar verwachting ruim 1 miljoen woningen bereikt met kleine energiebesparende maatregelen.

De RRE is onderdeel van de uitvoering van de Urgenda-uitspraak waarin het gerechtshof heeft bepaald dat Nederland de CO2-uitstoot met een kwart moet verminderen in 2020.

Mede als gevolg van de gedaalde marktrente is bij eerste suppletoire begroting 2018 (Kamerstukken II 2017/18, 34960, nr. 1) besloten tot intrekken van de regeling Fonds Energiebesparing Huursector (FEH). Het budget voor FEH (€ 70 mln.) is voor andere doeleinden ingezet. De Tweede Kamer had eerder gevraagd deze middelen alternatief aan te wenden. Het vrijgekomen budget is ingezet voor het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) (€ 40 mln. meerjarig en € 5 mln. in 2018) en voor het vanuit Europa verplichte energielabel voor woningen (en andere gebouwen) (€ 30 mln. meerjarig, € 6 mln. in 2018) (Kamerstukken II 2017/18, 30196, nr. 607). Voor sluiting van het FEH zijn nog twee subsidie-aanvragen ingediend en gehonoreerd. Daartoe in 2018 nog € 2,7 mln. aan leningen verstrekt. FEH is daarmee gesloten.

Energiebesparing utiliteitsbouw

Diverse programma’s voor verduurzaming van het maatschappelijk vastgoed zijn gecontinueerd of in 2019 opgestart, zoals het Innovatieprogramma Aardgasvrije en Frisse Basisscholen, het nieuwe programma Scholen besparen energie, de openstelling van de Scholen Energiebespaarlening en het in oktober 2019 gelanceerde Kennis- en Innovatieplatform Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed.

In 2019 zijn de geselecteerde projecten van het Innovatieprogramma Aardgasvrije en Frisse Basisscholen van start gegaan. Vanuit een ondersteuningsprogramma worden de betrokken gemeenten en schoolbesturen geholpen bij het proces om van planvorming tot realisatie te komen. Daarnaast is een ondersteunende rekentool ontwikkeld. De niet-geselecteerde gemeenten en scholen blijven betrokken bij het ondersteuningsprogramma, zodat de kennis en ervaring die bij de geselecteerde gemeenten en schoolbesturen wordt opgedaan breed wordt gedeeld en toegepast. Naar verwachting zal medio 2020 het eerste gerenoveerde schoolgebouw uit het Innovatieprogramma worden geopend.

Op 10 oktober 2019 is het Kennis en Innovatieplatform Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed gestart. Het platform gaat aan de slag om energiebesparing en inzet van duurzame energie bij renovatie en nieuwbouw van maatschappelijk vastgoed te stimuleren en innovatie te bevorderen. Het platform doet dit door middel van het verzamelen en verspreiden van kennis. Meer concrete resultaten worden in 2020 verwacht (Kamerstukken II 2019/20, 32813, nr. 437).

Er zijn drie energiebespaarleningen verstrekt aan drie scholen (peildatum 11 december 2019). De verwachting is dat dit aantal in 2020 verder oploopt (Kamerstukken II 2019/20, 32813, nr. 400).

Circulair Bouwen

In oktober 2019 heeft de Minister van BZK een brief naar de Tweede Kamer gestuurd waarin maatregelen zijn aangekondigd in de bouwregelgeving ter bevordering van circulair bouwen (Kamerstukken II 2019/20, 32852, nr. 94). In samenwerking met partijen in de bouw en andere overheden is met het Uitvoeringsprogramma circulaire bouweconomie een volgende stap gezet in het bereiken van de doelen van het programma «Nederland circulair in 2050» (Kamerstukken II 2015/16, 32852, nr. 33). Onderdeel hiervan is het circulair beheer en aanbesteden door het Rijk (Rijksvastgoedbedrijf, Rijkswaterstaat en Prorail), waarmee zij een voorbeeldrol vervult richting andere vastgoedeigenaren en opdrachtgevers. Het mede door BZK financieel ondersteunde Platform Circulair Bouwen 2023 (CB’23) richt zich op het maken van bouwbrede afspraken over onder meer nieuwe werkwijzen, uniformering en normering. CB’23 heeft in 2019 in afstemming met betrokken partijen in de bouw de eerste leidraden opgeleverd13. Ook is ondersteunend beleid ingezet voor kennisontwikkeling en -verspreiding. Hiertoe heeft het Ministerie van BZK financiële bijdragen verstrekt aan onder meer Cirkelstad en aan de Stichting Bouwkwaliteit voor beheer, onderhoud en verdere ontwikkeling van de Nationale Milieudatabase.

Bouw en innovatie

In 2019 is ingezet op innovatie in de bouw onder meer via de start van Meerjarig Missiegedreven Innovatieprogramma’s (MMIP’s) en de oprichting van een Kennis- innovatieplatform Energietransitie Maatschappelijk Vastgoed (Kamerstukken II 2019/20, 32847, nr. 586). De Bouwagenda heeft bij innovatie in de bouw een aanjagende rol gehad, onder andere door het intiëren van de oprichting van het Bouw Techniek Innovatie Centrum (BTIC), en bijgedragen aan digitalisering via de Digitaliseringsdeal voor de Gebouwde Omgeving.

Bouwregelgeving

2019 was een belangrijk jaar voor de definitieve BENG- eisen en het gereedmaken van de bijbehorende systematiek rondom de bepalingmethode voor de energieprestatie van gebouwen. Er is door alle betrokken partijen veel en belangrijk werk verzet. Na de internetconsultatie, de behandeling in de Tweede Kamer, de notificatie in Brussel en de beoordeling van de Raad van State zijn de BENG-eisen in het Staatsblad gepubliceerd (Stb. 2019, nr. 501). Eind 2019 bleek dat de rekensoftware vertraging op had gelopen. Bouwende partijen hebben verzocht om uitstel van de inwerkingtreding van de BENG-eisen om tenminste een half jaar voorbereidingstijd te behouden, welke is toegekend door de Minister van BZK. De BENG-eisen, de NTA8800 en het vernieuwde energielabel zullen per 1 januari 2021 in werking treden.

Kwaliteitsborging voor het bouwen

Het wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen beoogt een nieuw stelsel van kwaliteitsborging, waarbij ook de aansprakelijkheid van de aannemer, na de oplevering van het bouwwerk wordt vergroot (Kamerstukken II 2015/16, 34453, nr. 2). In het voorjaar 2019 is het wetsvoorstel door de Eerste Kamer aanvaard. De inwerkingtreding wordt voorzien per 1 januari 2021. Ter voorbereiding hierop is in samenwerking met bij de bouw betrokken partijen een implementatietraject gestart, zoals afgesproken in het bestuursakkoord met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (Kamerstukken II 2018/19, 34453, nr. 31).

Stelsel certificering werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties

Op 5 november 2019 is de wijziging van de Woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties in het staatsblad gepubliceerd (Stb. 2019, nr. 383). Het wettelijk stelsel wordt nader uitgewerkt bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Het ontwerpbesluit dat hier invulling aan geeft is op 17 december 2019 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2019/20, 32757, nr. 158). Het stelsel volgt op het rapport Koolmonoxide - onderschat en onbegrepen gevaar van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) van november 2015. De inwerkingtreding van het wettelijk stelsel is voorzien per 1 juli 2020 en de inwerkingtreding van de daarin opgenomen verbodsbepaling per 1 januari 2022.

Groningen

In oktober 2019 is de Minister van BZK verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van de versterkingsoperatie en het Rijksbeleid van het Nationaal Programma Groningen. BZK zet in op meer regie voor bewoners en bestuurders, het versterken van uitvoeringskracht en op een vereenvoudiging en versnelling van het versterkingsproces. Een versnellingsteam is ingericht voor het treffen van versnellingsmaatregelen en er is gewerkt aan een Wijzigingswet van de Tijdelijke Wet Groningen voor versterking. Vanuit het Ministerie van EZK en en het Ministerie van BZK is toegewerkt naar het inrichten van één slagvaardige uitvoeringsorganisatie waarbij het eigenaarschap van de uitvoeringsorganisatie per 1 januari 2020 bij BZK is gelegd. In het Nationaal Programma Groningen werken het Rijk en de regio samen om te zorgen dat Groningen een toekomstbestendig en leefbaar gebied blijft, met behoud van de eigen identiteit, waar het goed wonen, werken en recreëren is.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 12 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

34.918

149.371

232.210

231.354

245.813

155.508

90.305

        

Uitgaven

49.839

82.607

96.521

176.053

206.163

286.508

‒ 80.345

        

4.1 Energietransitie en duurzaamheid

19.508

54.497

71.398

148.722

198.792

280.455

‒ 81.663

Subsidies

18.073

51.934

68.823

146.076

166.987

186.889

‒ 19.902

Beleidsprogramma energiebesparing

12.869

8.270

5.923

6.264

0

3.500

‒ 3.500

Energietransitie en duurzaamheid

0

0

0

0

11.014

4.912

6.102

Beleidsprogramma bouwregelgeving

3.320

1.298

2.713

5.788

0

0

0

Energiebesparing Koopsector

0

7.169

39.917

3.348

3.664

13.000

‒ 9.336

Energiebesparing Huursector

0

0

0

105.676

134.309

130.477

3.832

FES IAGO

975

197

270

0

0

0

0

Fonds duurzaam funderingsherstel

0

0

20.000

0

0

0

0

Revolverend fonds EGO

0

35.000

0

25.000

0

0

0

Tijdelijke regeling blok voor blok

302

0

0

0

0

0

0

Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparing

607

0

0

0

0

0

0

Nationaal Energiebespaarfonds (NEF)

0

0

0

0

18.000

35.000

‒ 17.000

Opdrachten

1.435

1.663

1.432

1.473

1.545

2.600

‒ 1.055

Beleidsprogramma Energiebesparing

574

973

635

659

0

1.500

‒ 1.500

Beleidsprogramma bouwregelgeving

861

690

797

814

0

0

0

Energietransitie en duurzaamheid

0

0

0

0

1.545

1.100

445

Bijdragen aan agentschappen

0

900

1.143

1.173

28.383

45.717

‒ 17.334

Dienst Publiek en Communicatie

0

900

1.143

1.173

630

60

570

Diverse Agentschappen

0

0

0

0

900

750

150

ILT(handhaving energielabel)

0

0

0

0

0

500

‒ 500

RVO.nl (Energietransitie en duurzaamheid)

0

0

0

0

26.853

6.580

20.273

RVO.nl (uitvoering Energieakkoord)

0

0

0

0

0

37.413

‒ 37.413

RVO.nl (uitvoeringskosten FEH)

0

0

0

0

0

414

‒ 414

Bijdragen aan zbo’s/rwt’s

0

0

0

0

1.877

0

1877

Energietransitie en duurzaamheid

0

0

0

0

1.877

0

1877

Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken

0

0

0

0

0

45.249

‒ 45.249

Economische Zaken (H13)

0

0

0

0

0

249

‒ 249

Gemeentefonds (H50)

0

0

0

0

0

45.000

‒ 45.000

        

4.2 Bouwregelgeving en bouwkwaliteit

27.448

25.029

22.617

22.427

7.371

6.053

1.318

Subsidies

515

641

337

294

6.183

1.751

4.432

Beleidsprogramma woningbouw

515

641

337

294

0

0

0

Bouwregelgeving en bouwkwaliteit

0

0

0

0

6.183

1.751

4.432

Opdrachten

516

400

165

104

1.144

3.273

‒ 2.129

Beleidsprogramma woningbouw

516

400

165

104

0

0

0

Bouwregelgeving en bouwkwaliteit

0

0

0

0

1.144

3.273

‒ 2.129

Bijdragen aan agentschappen

26.417

23.988

22.062

22.029

0

51

‒ 51

ILT (toezicht EU-bouwregelgeving)

0

0

0

0

0

51

‒ 51

RVO Beleidsprogramma Woningbouw

26.417

23.988

22.062

22.029

0

0

0

Bijdragen aan zbo’s/rwt’s

0

0

0

0

44

650

‒ 606

Toelatingsorganisatie

0

0

0

0

0

650

‒ 650

Overige bijdragen

0

0

0

0

44

0

44

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

53

0

0

0

0

Bijdrage woningbouw

0

0

53

0

0

0

0

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

0

0

0

0

328

‒ 328

Infrastructuur en Waterstaat (H12)

0

0

0

0

0

328

‒ 328

        

4.3 Kwaliteit woonomgeving

2.530

2.994

2.462

2.256

0

0

0

Subsidies

1.901

2.035

1.356

1.844

0

0

0

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

1.901

2.035

1.356

1.844

0

0

0

Opdrachten

629

959

1.005

412

0

0

0

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

616

959

1.005

412

0

0

0

Wijkverpleegkundigen

13

0

0

0

0

0

0

Bijdragen aan zbo’s/rwt’s

0

0

75

0

0

0

0

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

0

0

75

0

0

0

0

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

26

0

0

0

0

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

0

0

26

0

0

0

0

        

4.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

353

87

44

2.648

0

0

0

Leningen

0

0

0

2.640

0

0

0

Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

0

0

0

2.640

0

0

0

Bijdragen aan agentschappen

353

87

44

8

0

0

0

Uitvoeringskosten RFE Verhuurders

353

87

44

8

0

0

0

        

Ontvangsten

116

912

605

470

270

91

179

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

4.1 Energietransitie en duurzaamheid

Subsidies

Beleidsprogramma energiebesparing

De beschikbare middelen zijn bij Miljoenennota 2020 herschikt naar de regeling Energietransitie en duurzaamheid ten behoeve van diverse subsidies.

Energietransitie en duurzaamheid

Er zijn diverse subsidies verstrekt voor onder andere het klimaatprogramma participatiecoalitie (ondersteuningsprogramma bewonersparticipatie), het kennis- en leerprogramma aardgasvrije wijken en de verduurzaming van maatschappelijk vastgoed. Daarnaast heeft het kabinet in het kader van de Urgenda-aanpak budget beschikbaar gesteld voor het Programma Reductie Energieverbruik aan (private) partijen. Dit programma draagt daar aan bij door het stimuleren van de uitvoering van (een aantal) laagdrempelige energiebesparingsmaatregelen bij huishoudens in de koopsector. Via een incidentele suppletoire begroting (ISB) is hiervoor € 6,3 mln. beschikbaar gesteld. Dit budget is bij tweede suppletoire begroting 2019 teruggeboekt naar de begrotingsreverve Urgenda op de begroting van het Ministerie van EZK. Deze middelen worden in 2020 weer toegevoegd aan de BZK-begroting.

Energiebesparing koopsector

Er is in 2019 circa € 3,6 mln. uitgegeven aan de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH). Op basis van de jaarprognose zijn de beschikbare middelen bij de eerste suppletoire begroting 2019 in het juiste kasritme gezet, waarbij er € 11 mln. is doorgeschoven naar latere jaren. Daarnaast heeft het kabinet in het kader van de Urgenda-aanpak extra middelen beschikbaar gesteld voor de SEEH, welke middels een incidentele suppletoire begroting aan de BZK-begroting zijn toegevoegd. Hiervan is € 8,5 mln. in 2019 niet tot besteding gekomen, o.a. omdat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) twee maanden extra nodig had om de uitvoering van de regeling voor te bereiden en het aantal aanvragen lager was dan op grond van ervaring uit 2016 en 2017 verwacht werd. Bij tweede suppletoire begroting 2019 zijn de middelen teruggeboekt naar de begrotingsreverve Urgenda op de begroting van het Ministerie van EZK. Deze middelen worden in 2020 weer toegevoegd aan de BZK-begroting.

Energiebesparing huursector

De uitgaven in 2019 voor de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) bedragen € 134,3 mln. RVO.nl heeft in 2019 meer vaststellingen behandeld dan verwacht, waardoor het uitgekeerde subsidiebedrag hoger uitkomt dan begroot.

Nationaal Energiebespaarfonds (NEF)

Bij de tweede suppletoire begroting 2018 is € 20 mln. vanuit de Stimuleringsregeling Energieprestatie Huursector (STEP) ingezet voor het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF). Dit is gecorrigeerd bij de eerste suppletoire begroting 2019 door € 20 mln. vanuit het NEF-budget over te hevelen naar STEP. Daarnaast heeft ook een overboeking plaatsgevonden vanuit de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) naar de BZK-begroting voor de financiering van laadpalen voor elektrische auto’s op parkeerterreinen van VvE’s (€ 2 mln.). Gedurende het jaar is € 18 mln. verstrekt aan het NEF voor Energiebespaarleningen.

Opdrachten

Beleidsprogramma Energiebesparing

De beschikbare middelen zijn bij Miljoenennota 2020 herschikt naar de regeling Energietransitie en duurzaamheid ten behoeve van diverse opdrachten.

Energietransitie en duurzaamheid

Met budget uit de klimaatenvelop heeft het Ministerie van BZK bijgedragen aan de start van een programma gericht op de ontwikkeling van repeteerbare verduurzamingsconcepten voor basisschoolgebouwen. In het «Innovatieprogramma aardgasvrije en frisse basisscholen» leren gemeenten en schoolbesturen in pilots hoe een bestaand schoolgebouw succesvol van het aardgas af kan worden gehaald, hoe het binnenklimaat verbeterd kan worden en de energierekening betaalbaar blijft. Daarnaast is een ondersteunende rekentool ontwikkeld. De niet-geselecteerde gemeenten en scholen blijven betrokken bij het ondersteuningsprogramma, zodat de kennis en ervaring die bij de geselecteerde gemeenten en schoolbesturen wordt opgedaan breed wordt gedeeld en toegepast. Tot slot is een aanvullende opdracht aan RVO.nl verstrekt voor het programma aardgasvrije wijken. Het gaat hierbij onder andere om advisering over de opzet van proeftuinen data en monitoring en de opzet van de website en nieuwsbrief.

Bijdragen aan agentschappen

Dienst Publiek en Communicatie

Dienst Publiek en Communicatie heeft een bijdrage ontvangen voor de koepelcampagne voor Energiebesparing14.

Diverse agentschappen

Het betreft een bijdrage voor het versnellen van de bestaande duurzaamheidsaanpak van het Rijksvastgoedbedrijf. Het gaat om het versnellen van duurzaamheid door o.a. stimulering van zonnepanelen op rijksgebouwen en het naar voren halen van investeringen voor EnergieRijk DenHaag.

ILT (handhaving energielabel)

Bij de eerste suppletoire begroting 2019 zijn de beschikbare middelen overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van IenW ten behoeve van de handhaving van energielabels.

RVO.nl (energietransitie en duurzaamheid)

Bij de eerste suppletoire begroting 2019 is er vanuit de regeling RVO.nl (Uitvoering Energieakkoord) € 6 mln. overgeheveld voor het beheer van het energielabel. Daarnaast heeft een technische herschikking plaatsgevonden van € 12 mln. Tot slot is vanuit artikel 3.1 Woningmarkt circa € 3,8 mln. overgeheveld voor de uitvoering van woonregelingen zoals de Tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunningshouders. De middelen zijn besteed aan het jaarprogramma 2019 dat RVO.nl in opdracht van het Ministerie van BZK uitvoert op het gebied van energietransitie in de gebouwde omgeving. Het programma behelst onder andere kennisverspreiding, beleidsonderbouwing en uitvoering van subsidieregelingen over de hele breedte van dit beleidsterrein waaronder de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP) en de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH).

RVO.nl (uitvoering energieakkoord)

Bij eerste suppletoire begroting 2019 hebben diverse herschikkingen plaatsgevonden, waaronder een herschikking van bijdragen aan agentschappen naar bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken om de middelen voor het innovatieprogramma CO2-neutrale gebouwde omgeving op het juiste instrument te verantwoorden (€ 20,8 mln.). Daarnaast zijn er middelen overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van EZK voor de Demonstratie energie-innovatie regeling (DEI-regeling) en de regeling Meerjarig Missiegedreven Innovatieprogramma’s (MMIP) (circa € 12 mln.). Ook is € 6 mln. gerealloceerd naar RVO.nl (Energietransitie en duurzaamheid) ten behoeve van de RVO jaaropdracht 2019. Tot slot is € 1,5 mln. doorgeschoven naar 2020 voor de nieuwe bepalingsmethode energieprestatie (BENG-eisen), die op 1 januari 2021 van kracht wordt.

RVO.nl (uitvoeringskosten FEH)

De uitvoeringskosten voor de bij eerste suppletoire begroting 2018 ingetrokken regeling Fonds Energiebesparing Huursector (FEH) zijn niet gerealiseerd.

Bijdragen aan zbo’s/rwt’s

Energietransitie een duurzaamheid

Het betreft onder andere een bijdrage aan de Unie van Waterschappen (UvW) voor het Nationaal Programma Regionale Energie Strategie (NP RES). Het gaat hierbij om middelen voor een gedragen programmaplan voor het NP RES, een goed ingerichte projectorganisatie en een uitgewerkte aanpak voor de monitoring van het NP RES.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Gemeentefonds (H50)

Het betreft een overboeking aan het gemeentefonds ten behoeve van de uitkering van het tweede deel van de decentralisatie-uitkering aan gemeenten met een proeftuin in het kader van het programma Aardgasvrije Wijken. Het eerste deel van de uitkering heeft in 2018 plaatsgevonden. Het doel is om met de geselecteerde gemeenten te leren op welke wijze de wijkgerichte aanpak kan worden ingericht en worden opgeschaald.

4.2 Bouwregelgeving en bouwkwaliteit

Subsidies

Bouwregelgeving en bouwkwaliteit

Er zijn diverse subsidies verstrekt, waaronder subsidies ten behoeve van de Wet kwaliteitsborging, de digideal gebouwde omgeving en de herziening NEN 9998 (aardbevingen). Daarnaast zijn er bij de eerste suppletoire begroting 2019 meerjarige middelen voor het bouwbesluit herschikt van het instrument opdrachten naar deze regeling. Tevens zijn bij tweede suppletoire begroting 2019 middelen herschikt van het instrument bijdragen aan agentschappen van artikelonderdeel 4.1 naar deze regeling voor het bestuursakkoord VNG als tegemoetkoming voor de kosten die de VNG maakt aan collectieve invoeringsondersteuning voor alle gemeenten en hun uitvoeringsorganisaties.

Opdrachten

Bouwregelgeving en bouwkwaliteit

Er zijn diverse opdrachten voor beleidsadvies- en onderzoek verstrekt, waaronder onderzoek naar breedplaatvloeren (Kamerstukken II 2018/19, 28325, nr. 199). Daarnaast zijn bij eerste suppletoire begroting 2019 meerjarige middelen voor het bouwbesluit herschikt van het instrument opdrachten naar het instrument subsidies om de middelen op het juiste instrument te verantwoorden.

Bijdragen aan agentschappen.

ILT (Toezicht EU-bouwregelgeving)

Bij tweede suppletoire begroting 2019 zijn middelen herschikt naar het instrument subsidies voor de jaaropdracht Stichting Bouwkwaliteit (SBK).

Bijdragen aan zbo’s/rwt’s

Toelatingsorganisatie

BZK verstrekt een bijdrage voor de Toelatingsorganisatie in het kader van de voorbereiding van het nieuwe stelstel voor kwaliteitsborging voor het bouwen. Het verschil tussen raming en realisatie wordt verklaard doordat de toelatingsorganisatie later start dan gepland en de kosten schuiven daardoor door naar 2020.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Infrastructuur en Waterstaat (H12)

De beschikbare middelen voor de bijdrage aan het Omgevingsloket Online (OLO) zijn bij Miljoenennota 2020 herschikt naar artikel 5. Voorheen werd dit overgeboekt naar het Ministerie van I&W. Inmiddels valt dit onderdeel onder het Ministerie van BZK. Daarnaast zijn er middelen overgeboekt naar de begroting van het Ministerie van I&W voor een bijdrage aan de rekenmeesterfunctie van het Planbureau voor de Leefomgeving voor de doorrekening van het klimaatakkoord.

Ontvangsten

Dit betreft de afrekening van de RVO.nl opdrachten.

Artikel 5. Ruimtelijke ordening en omgevingswet

A. Algemene doelstelling

Een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Gericht op het realiseren van een concurrerend, duurzaam en leefbaar Nederland, waarin sprake is van regionale differentiatie en maatwerk.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Het huidige rijksbeleid voor ruimtelijke ordening is beschreven in de in 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (Kamerstukken II 2011/12, 32660, nr. 50). De nieuwe Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zal naar verwachting in 2020 worden vastgesteld. Deze zal het kader vormen voor het omgevingsbeleid en de aanpak kenmerkt zich als integraal en gebiedsgericht. Er wordt gewerkt vanuit een richtinggevende en uitnodigende visie met duidelijke kaders die gebaseerd zijn op nationale belangen en die ruimte laat voor regionale en lokale activiteiten. Deze nieuwe sturingsfilosofie wordt «Ruimtelijke Activering» genoemd en hierin heeft de Minister van BZK zowel een stimulerende als een regisserende rol.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de stelselherziening omgevingsrecht (Omgevingswet), gericht op een samenhangende benadering van de leefomgeving, eenvoudiger regels voor burgers en bedrijven en betere en snellere besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving. De Minister van BZK is ook verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening en het stimuleren van (de kwaliteit van) ruimtelijke investeringen.

Stimuleren

Het ruimtelijk beleid kent een selectieve beleidsinzet op de nationale belangen uit de SVIR, het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-III en de NOVI (na vaststelling in 2020). De Minister van BZK is hierbij (mede)verantwoordelijk voor:

  • Het zorgdragen voor een gestructureerde afstemming met de regio in de vorm van het Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT), waarin het Rijk en de regio afspraken kunnen maken over afgestemde acties en investeringsbeslissingen;

  • Het – via de gebiedsagenda’s – in kaart brengen van de inhoudelijke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het ruimtelijk-fysieke domein (o.a. woningbouw, bereikbaarheid, economie, energie, natuur en waterveiligheid). In het kader van de NOVI worden de gebiedsagenda’s geactualiseerd en verbreed naar omgevingsagenda’s;

  • Het ontwikkelen van nationale ruimtelijke visies, zoals een visie op de ruimtelijke vertaling voor duurzame energieopwekking, -opslag en -transport in 2050 en een visie op verstedelijking en krimp;

  • De inhoudelijke inbreng vanuit het ruimtelijk beleid, een aspect van de fysieke leefomgeving, in de NOVI;

  • De inbreng van ontwerp in ruimtelijke projecten en programma’s bij het Ministerie van BZK en het stimuleren van ontwerp bij projecten en programma’s, zowel interdepartementaal als bij andere overheden.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de stelselherziening omgevingsrecht. Deze omvat:

  • De bundeling, vereenvoudiging, stroomlijning en harmonisering van wet- en regelgeving met betrekking tot het fysieke domein;

  • De implementatie van het nieuwe stelsel via het implementatieprogramma Aan de slag met de Omgevingswet met een interbestuurlijk opdrachtgeverschap van Rijk, Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW);

    • Het ondersteunen van burgers, bedrijven en overheden bij de stelselherziening door het vergroten van kennis over het leren werken met de nieuwe wet- en regelgeving;

    • Het ontwikkelen van een landelijke voorziening in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO-LV) die ondersteunt bij de uitvoeringsprocessen van de Omgevingswet ondersteunen.

  • De realisatie en – na vaststelling – uitvoering van de NOVI.

Regisseren

De Minister van BZK heeft een systeemverantwoordelijkheid voor het goed laten verlopen van processen op het gebied van omgevingsbeleid en de ruimtelijke ordening, ongeacht wie verantwoordelijk is voor het resultaat of welke doelen worden nagestreefd. De Minister van BZK is vanuit deze rolopvatting eerstverantwoordelijk voor:

  • De uitvoering van de SVIR en voor het beheer en onderhoud van het stelsel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

  • Het opstellen, onderhouden en coördineren van nationale en Europese kaders en wet- en regelgeving op ruimtelijk gebied en ten aanzien van interbestuurlijke geo-informatie en de bijbehorende informatievoorziening;

  • Het vertalen en implementeren van relevante Europese beleidskaders;

  • Het samenwerken met het bedrijfsleven en wetenschap in een topteam geo-informatie om de gezamenlijke opgestelde toekomstvisie GeoSamen te realiseren;

  • Het versterken van de samenhang tussen de bestaande geo-basisregistraties in het kader van het programma Doorontwikkeling in Samenhang;

  • Het zorg dragen voor zorgvuldige ruimtelijke keuzes en de structurele verankering van het ruimtelijk ontwerp in de beleidsprocessen en projecten van de ruimtelijke ontwikkeling van medeoverheden;

  • De verdere ontwikkeling van kennis van de fysieke leefomgeving ten behoeve van beleid in relatie tot maatschappelijke opgaven en het faciliteren van de toepassing daarvan door de andere overheden.

Ten slotte is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 4).

C. Beleidsconclusies

Basis Registratie Ondergrond (BRO)

De eerste tranche met drie registratieobjecten is, tegelijk met de wet, op 1 januari 2018 in werking getreden en in beheer genomen. Voor de tweede tranche is het besluitvormingsproces in het afgelopen jaar afgerond. Het gewijzigde Besluit Basisregistratie Ondergrond (BRO en de gewijzigde Regeling BRO is sinds 1 januari 2020 van kracht en de relevante onderdelen van de BRO zijn vanaf die datum in beheer genomen. Voor de derde tranche is het standaardisatie proces afgerond en zijn de werkzaamheden voor Besluit en Regeling in volle gang. De verwachting is dat deze tranche op 1 januari 2021 kan worden ingevoerd. In totaal zijn er dan in de eerste drie tranches negentien registratieobjecten gerealiseerd. Alle bronhouders, op vier gemeenten na, zijn inmiddels aangesloten en leveren aan. Ook is in 2019 het BRO loket opgeleverd, operationeel en in beheer genomen.

Doorontwikkeling in Samenhang van de Geo-Basisregistraties

In 2019 heeft een verkenning plaatsgevonden naar de mogelijkheden de bestaande Geo-Basisregistraties verder te integreren tot één samenhangend beeld van de fysieke omgeving. Deze verkenning heeft geresulteerd in een visie, die verder wordt uitgewerkt in 2020.

De reeds eerder gestarte doorontwikkelingen van de Basisregistratie Grootschalig Topografie (BGT) en de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) zijn voorspoedig verlopen in 2019 en zullen in de eerste helft van 2020 worden afgerond.

In het belang van een «common operational picture» is het afgelopen jaar de mogelijkheid verkend om te komen tot gezamenlijk gebruik van hetzelfde beeldmateriaal (met name jaarlijkse luchtfoto's) door de hele overheid. Deze verkenning wordt in 2020 afgerond.

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

In juni 2019 zijn de ontwerp-NOVI en bijbehorende PlanMer NOVI openbaar gemaakt tijdens een lanceerevent en aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2018/19, 43682, nr. 27). Dit is een belangrijke stap naar de oplevering van de definitieve NOVI in 2020. Het is voor een gedragen NOVI van groot belang dat de NOVI breed bekend is en dat er een levendig maatschappelijk debat over gevoerd wordt.

De ontwerp-NOVI is in een beperkte oplage gedrukt, maar is vooral online te lezen. Dit vergroot de toegankelijkheid tot de NOVI en leidt tot een eenvoudigere aanpassing wanneer dat in de toekomst nodig is. Door middel van een terinzagelegging kregen alle burgers, overheden, maatschappelijke partijen en bedrijven in Nederland de mogelijk om hun zienswijze op de ontwerp-NOVI in te dienen. In deze periode is een informatieavond gehouden in alle provincies om alle geïnteresseerde partijen de mogelijkheid te geven zich te laten informeren over de NOVI. Ook zijn er verschillende, goed bezochte debatten georganiseerd om het gesprek aan te gaan over de NOVI.

Het maatschappelijk debat zet zich voort door middel van Algemeen Overleggen in de Tweede Kamer, de beantwoording van de zienswijzen en door middel van opiniestukken in landelijke media. Daaruit is op te maken dat gevraagd wordt om scherpere keuzes voor de ontwikkeling van de leefomgeving in de NOVI ten opzichte van de ontwerp-NOVI.

Omgevingswet

Gedurende 2019 zijn er bij het stelsel van Omgevingswet een aantal belangrijke mijlpalen behaald:

  • De vier Aanvullingswetten (grondeigendom, bodem, geluid en natuur) zijn aangenomen door de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2017/18, 34864, nr. 2, Kamerstukken II 2017/18, 34985, nr. 2., Kamerstukken II 2018/19, 35133, nr. 2., Kamerstukken II 2018/19, 35054, nr. 2.) De aanvullingsbesluiten zijn allen ter voorhang aangeboden;

  • De Invoeringswet en het Invoeringsbesluit is door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen.

  • De Omgevingsregeling is gepubliceerd volgens de nieuwe standaard voor overheidspublicaties. De Invoeringsregeling en Aanvullingsregeling grondeigendom zijn ter consultatie gegaan.

Bovengenoemde producten zijn allemaal conform planning opgeleverd in 2019. Belangrijk hierbij is dat deze hoofdpunten en alle andere resultaten zijn behaald door een nauwe samenwerking met andere departementen, medeoverheden en een brede vertegenwoordiging vanuit het fysieke domein.

Eind 2019 is het grootste deel van het basisniveau van het Digitale Stelsel Omgevingswet Landelijke Voorzieningen (DSO-LV) opgeleverd, waarop alle bevoegd gezagen kunnen aansluiten, waarmee ze kunnen oefenen en wat ze kunnen vullen met hun eigen regelgeving. Met deze oplevering is het gedefinieerde basisniveau DSO-LV in belangrijke mate gerealiseerd, maar niet volledig af op het oorspronkelijk geplande moment. In overleg met de koepels en het Rijk is geïnventariseerd welke punten nog openstaan en geprioriteerd welke functionaliteiten nodig zijn om wel meteen in 2020 te kunnen starten met aansluiten en oefenen. Het basisniveau van het DSO-LV zal vervolgens in 2020 worden voltooid.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 13 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 5 Ruimtelijke ordening en omgevingswet (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

0

0

0

113.283

113.294

94.897

18.397

        

Uitgaven

0

0

0

107.456

123.230

102.919

20.311

        

5.1 Ruimtelijke ordening

0

0

0

49.240

58.422

59.745

‒ 1.323

Subsidies

0

0

0

2.211

3.156

1.895

1.261

Programma Ruimtelijk Ontwerp

0

0

0

1.365

1.615

1.215

400

Basisregistraties

0

0

0

680

830

680

150

Gebiedsontwikkeling

0

0

0

6

0

0

0

Ruimtelijk instrumentarium (diversen)

0

0

0

160

666

0

666

Geo-informatie

0

0

0

0

0

0

0

Basisregistraties Ondergrond (BRO)

0

0

0

0

45

0

45

Opdrachten

0

0

0

5.187

4.415

9.304

‒ 4.889

Basisregistratie Ondergrond (BRO)

0

0

0

2.014

845

1.651

‒ 806

Gebiedsontwikkeling

0

0

0

436

538

1.416

‒ 878

Nationale Omgevingsvisie

0

0

0

388

960

1.450

‒ 490

Programma Ruimtelijk Ontwerp1

0

0

0

1.232

1.300

2.377

‒ 1.077

Geo-informatie

0

0

0

227

97

0

97

OLO

0

0

0

0

0

0

0

Ruimtegebruik bodem (diversen)

0

0

0

17

77

265

‒ 188

Ruimtelijk instrumentarium (diversen)

0

0

0

821

598

1.865

‒ 1.267

Windenergie op zee

0

0

0

36

0

280

‒ 280

Uitvoering ruimtelijk beleid

0

0

0

16

0

0

0

Bijdragen aan zbo’s/rwt’s

0

0

0

28.651

37.179

36.945

234

Kadaster (basisregistraties)

0

0

0

22.959

28.748

25.767

2.981

Geo-informatie

0

0

0

2.982

3.626

2.278

1.348

Basisregistratie Ondergrond (BRO)

0

0

0

0

0

8.900

‒ 8.900

Diverse bijdragen

0

0

0

2.710

4.805

0

4.805

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

2.717

2.871

2.550

321

Gemeenten2

0

0

0

2.550

2.550

0

2550

Diverse projecten ruimtelijke kwaliteit

0

0

0

0

0

2.550

‒ 2550

Diverse bijdragen

0

0

0

167

110

0

110

Gebiedsontwikkeling

0

0

0

0

109

0

109

Ruimtelijk instrumentarium (diversen)

0

0

0

0

0

0

0

Nationale omgevingsvisie

0

0

0

0

102

0

102

Bijdragen aan agentschappen

0

0

0

10.474

10.801

9.051

1.750

RVB

0

0

0

3.026

3.964

2.356

1.608

RIVM

0

0

0

0

100

0

100

RWS (leefomgeving)

0

0

0

7.448

6.437

6.245

192

Basisregistratie Ondergrond (BRO)

0

0

0

0

300

450

‒ 150

        

5.2 Omgevingswet

0

0

0

58.216

64.808

43.174

21.634

Subsidies

0

0

0

5.000

2.367

4.000

‒ 1.633

Eenvoudig Beter

0

0

0

5.000

2.367

4.000

‒ 1.633

Opdrachten

0

0

0

2.882

2.054

20.172

‒ 18.118

Eenvoudig Beter

0

0

0

665

535

1.900

‒ 1.365

Aan de Slag

0

0

0

2.217

1.519

18.272

‒ 16.753

Bijdragen aan zbo’s/rwt’s

0

0

0

13.559

29.104

0

29.104

Kadaster

0

0

0

9.652

22.381

0

22.381

Geonovum

0

0

0

3.029

5.193

0

5193

ICTU

0

0

0

878

521

0

521

Aan de Slag

0

0

0

0

1.009

0

1.009

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

1.570

1.045

10.098

‒ 9.053

Aan de Slag

0

0

0

1.570

958

10.098

‒ 9.140

Eenvoudig Beter

0

0

0

0

87

0

87

Bijdragen aan agentschappen

0

0

0

35.190

30.238

8.904

21.334

Aan de Slag

0

0

0

33.558

28.127

8.104

20.023

RIVM

0

0

0

642

201

0

201

RWS (eenvoudig beter)

0

0

0

990

1.910

800

1110

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

0

0

15

0

0

0

Aan de Slag

0

0

0

15

0

0

0

        

Ontvangsten

0

0

0

11.065

16.740

3.824

12.916

X Noot
1

Tot en met 2018 was dit Architectonisch Beleid.

X Noot
2

In 2018 was dit de regeling Projecten bestaand Rotterdams Gebied.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

5.1 Ruimtelijke ordening

Subsidies

Programma Ruimtelijk Ontwerp

Een deel van het budget van de Actieagenda Ruimtelijke Ontwerp 2017-2020 is vastgelegd in meerjarige subsidies met de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam, het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Architectuur Lokaal, de Academies van Bouwkunst en de TU Delft (leerstoel + netwerkprogramma met WUR en TU Eindhoven). Met deze programma’s sluit de Actieagenda direct aan op ontwikkelingen en concrete activiteiten in de praktijk en in het onderwijs. De subsidies zijn bedoeld om ontwerpend onderzoek in te zetten bij lokale en regionale transitie- en transformatie vraagstukken in de fysieke leefomgeving. De ervaringen uit deze projecten worden gedeeld op digitale platforms, handreikingen en masterclasses. Daarnaast is bij tweede suppletoire begroting 2019 herschikt vanuit het instrument opdrachten voor subsidie aan de stichting internationale architectuur.

Basisregistraties

De subsidies voor Basisregistraties zijn verstrekt aan het Samenwerkingsverband Bronhouders BGT voor het uitvoeren van de werkzaamheden, die zijn uitgevoerd in het kader van de tweede tranche van de BGT-Transitie en de kwaliteitszorg voor de BGT. Daarnaast ging het om een subsidie aan Geonovum voor het basisprogramma. Dit basisprogramma is gericht op generieke ontwikkeling van standaarden en op verkenningen ten aanzien van innovatie.

Verder is er in 2019, als onderdeel van een 4-jarige projectsubsidie (2018-2021), een subsidie aan de Stichting Geofort toegekend. Het doel is het vergroten van kennis, inzicht en bewustwording van het belang van de geo-informatie bij het publiek. Met behulp van de financiering heeft Geofort ook in 2019 diverse nieuwe lesmodules en workshops kunnen ontwikkelen waarbij jongeren met ruimtelijke vraagstukken aan de slag gaan.

Ruimtelijk instrumentarium (diversen)

In het kader van de Places of Hope heeft de Universiteit van Utrecht in Leeuwarden een tentoonstelling, ontwerpsessies en lezingen georganiseerd gericht op het gezamenlijk vormgeven van de toekomst van Nederland. Daarnaast is subsidie verstrekt aan de Universiteit van Wageningen voor de monitor Landschap. Voor deze subsidies hebben bij eerste en tweede suppletoire begroting 2019 herschikkingen plaatsgevonden vanuit het instrument opdrachten.

Opdrachten

Basisregistratie Ondergrond (BRO)

De opdrachten voor de Basisregistratie Ondergrond (BRO) betroffen in 2019 de doorontwikkeling van de tweede tranche van deze basisregistratie. De wet BRO is op 1 januari 2018 in werking getreden voor de eerste tranche. Daarbij is de verplichting ingegaan voor de eerste drie registratieobjecten. De opdrachten die in dit derde jaar van het Programma BRO zijn uitgezet hadden betrekking op: regeldrukonderzoek tranche 2, standaardisatie van een achttal additionele registratieobjecten tranche 2 en zeven additionele registratieobjecten tranche 3, scopeonderzoek registratieobjecten tranche 4 en bodemverontreinigingen, juridische en ICT- ondersteuning, implementatie ondersteuning bronhouders registratieobjecten, additionele praktijkvoorbeelden gekoppeld aan de NOVI thema’s energietransitie en woonopgave alsmede de organisatie van een aantal kwartaal events en de realisatie van het BRO loket. Bij eerste suppletoire begroting 2019 is budget overgeboekt naar de begroting van het Ministerie van LNV voor het Bodemkundig Informatiesysteem (BIS). Daarnaast zijn bij tweede suppletoire begroting 2019 middelen overgeboekt naar de begroting van het Ministerie van EZK voor het GIP 2019 programma.

Gebiedsontwikkeling

In 2019 is verder uitvoering gegeven aan het uitvoeringsprogramma van de Ruimtelijk Economische Ontwikkelstrategie (REOS) (Kamerstukken II 2017/18, 34775 A, nr. 12). Het Ministerie van BZK heeft een aantal acties van de uitvoering (mede) bekostigd, in het bijzonder de actie «Ruim baan voor digitale infrastructuur» uit het uitvoeringsprogramma van de REOS. Dit ging onder andere om een onderzoek naar de digitale randvoorwaarden van het economische kerngebied van Nederland en de vormgeving van de Ruimtelijke Strategie Datacenters. Ook zijn er bijdragen verstrekt aan de gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma's in het kader van het MIRT. Verder zijn bij eerste suppletoire begroting 2019 middelen overgeboekt naar de begroting van het Ministerie van LNV, waaronder middelen ten behoeve van de RIVM-opdracht 2019. Daarnaast zijn bij tweede suppletoire begroting 2019 middelen herschikt naar onder andere het instrument bijdragen aan agentschappen om de bijdrage aan het expertise netwerk windenergie op het juiste instrument te verantwoorden.

Nationale Omgevingsvisie

Er zijn opdrachten verstrekt voor de ontwikkeling van de NOVI. Het betreft onderzoek, bijeenkomsten en inspraaksessies in de verschillende provincies. Daarnaast is bij tweede suppletoire begroting 2019 de bijdrage aan RVO.nl voor de uitwerking en uitvoering van de NOVI herschikt naar het instrument bijdragen aan agentschappen op artikelonderdeel 4.1. De jaaropdracht RVO.nl wordt centraal vanaf artikel 4 verantwoord.

Programma Ruimtelijk Ontwerp

Met de Actieagenda Ruimtelijk Ontwerp 2017-2020 hebben de Ministeries van BZK en Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) hun inzet meerjarig bepaald. Doel is de kracht van ontwerpend onderzoek bij urgente maatschappelijke vraagstukken effectief in te zetten, onder meer bij het opstellen van omgevingsvisies en –plannen. In 2019 is het budget ingezet voor het O-team, ter ondersteuning van ontwerp bij medeoverheden. Daarnaast zijn middelen ingezet voor het programma "Atelier X", waarmee ontwerpend onderzoek is ingezet op de thema’s energietransitie (Klimaatakkoord), mobiliteitstransitie en verstedelijking, zeespiegelstijging en klimaatadaptatie. De middelen zijn onder andere ingezet bij klimaattafels en pilots voor regionale energietransitie. Het werkbudget van het College van Rijksadviseurs en het organiseren van de Rijksprijs Gouden Piramide was op deze regeling begroot, maar is bij tweede suppletoire begroting 2019 gerealloceerd naar het instrument bijdragen aan agentschappen om de middelen op het juiste instrument te verantwoorden.

Geo-informatie (w.o. BRO)

Zie toelichting bij Basisregistratie Ondergrond.

Ruimtegebruik bodem (diversen)

In 2019 zijn enkele verdiepende onderzoeken bekostigd en verkenningen gedaan voor het opzetten van Nationale Programma’s voor de NOVI en het Klimaatakkoord. Tevens is er ingezet op de kennisstructuur voor magneetvelden en Wind op Land.

Ruimtelijk instrumentarium (diversen)

Ten behoeve van vitale krimpregio's is in 2019 ontwerpend onderzoek verricht naar de kansen die de klimaat- en energietransitie biedt voor deze gebieden. Er zijn uitwerkingen op kaarten gemaakt voor verschillende soorten regio's (van groot-stedelijk tot krimp) met een perspectief op duurzame verstedelijking. In het kader van het REOS is een routekaart voor datacenters opgesteld15. Daarnaast heeft het College van Rijksadviseurs geadviseerd over het ontwikkelen van hoogstedelijke gemengde gebieden16. Beide studies hebben hun uitwerking gekregen in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). In 2019 is gestart met de evaluatie van het gebiedsgericht beleid en is de monitor van de SVIR omgevormd naar een monitor voor de NOVI. Om inzicht te krijgen in de gevolgen van een circulaire economie voor de fysieke leefomgeving is in 2019 als pilot de bouwketen geanalyseerd. Daarnaast hebben bij tweede suppletoire begroting 2019 diverse herschikkingen plaatsgevonden. Zo zijn middelen overgeheveld naar het instrument subsidies voor de subsidie aan de stichting Internationale architectuur. Ook zijn middelen herschikt naar het instrument bijdragen aan zbo's/rwt's voor de bijdrage aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor het bestand bodemgebruik.

Bijdragen aan zbo's/rwt's

Kadaster (basisregistraties)

De bijdrage aan het Kadaster betreft beheer en ontwikkeling van de Geo-Basisregistraties en een aantal infrastructurele voorzieningen op het gebied van Geo-Informatie. In 2019 zijn meerjarige afspraken gemaakt over de inzet van deze middelen in het kader van de Doorontwikkeling in Samenhang van de Geo-Basisregistraties. Bij tweede suppletoire begroting 2019 heeft het Kadaster een voorschot ontvangen vanwege de versnelling van de digitalisering gebouwde omgeving.

Geo-informatie

Het gaat hier om de bijdragen aan Geonovum en ICTU in het kader van de doorontwikkeling van de Geo-Basisregistraties en aan Geonovum voor de Europese richtlijn Inspire en Geo-Samen. Bij eerste suppletoire begroting 2019 is er binnen het instrument gerealloceerd voor de inzet van Geonovum voor de BRO.

Basisregistratie Ondergrond (BRO)

Bij eerste suppletoire begroting 2019 is budget overgeheveld naar het instrument bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken voor de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) voor het beheer en de realisatie van de BRO. Daarnaast is bij eerste suppletoire begroting 2019 binnen het instrument herschikt voor Geo-informatie, het Kadaster, ICT-Uitvoeringsorganisatie (ICTU) en Rijkswaterstaat (RWS) voor de doorontwikkeling van de standaarden tranche 2 en 3, het Bronhouderpotaal tranche 2, de Landelijke Voorziening BRO tranche 2 en implementatieondersteuning tranche 1.

Diverse bijdragen

In 2019 zijn bijdragen verstrekt aan het Kadaster en ICTU voor het programma BRO en aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor het bestand Bodemgebruik. Daarnaast is een bijdrage gedaan voor Proof of Concepts in het project «Amstelstad» om inzicht te verkrijgen in de ondergrond. Bij eerste en tweede suppletoire begroting 2019 is hiervoor budget herschikt binnen het instrument en vanuit het instrument opdrachten.

Bijdragen aan medeoverheden

Gemeenten

Bij eerste suppletoire begroting 2019 zijn middelen binnen het instrument herschikt vanuit de regeling diverse projecten ruimtelijke kwaliteit ten behoeve van het programma Bestaand Rotterdams Gebied (BRG). Het programma BRG maakt onderdeel uit van het project Mainportontwikkeling Rotterdam. Dit project heeft tot doel de Rotterdamse haven te ontwikkelen en gelijktijdig te zorgen voor een verbetering van het woon- en leefklimaat. Het BRG-programma omvat projecten die hieraan bijdragen; intensiveringsprojecten (reeds in 2009 afgerond) en leefbaarheidsprojecten. In 2019 heeft er met betrekking tot deze leefbaarheidsprojecten een jaarlijkse bijdrage plaatsgevonden. De realisatie van de leefbaarheidsprojecten loopt door tot 2021.

Diverse projecten ruimtelijke kwaliteit

Het beschikbare budget is bij eerste suppletoire begroting 2019 herschikt binnen het instrument naar de regeling Gemeenten voor het programma Bestaand Rotterdams gebied.

Diverse bijdragen

Het Ministerie van IenW heeft in 2019 een bijdrage ontvangen voor het beheer van het ICT systeem voor ruimtelijke ordening. Bij Miljoenennota 2020 en slotwet 2019 is hiervoor budget gerealloceerd.

Gebiedsontwikkeling

Voor een onderzoek naar de programmalijn Zuidwestkant Amsterdam-Schiphol-Haarlemmermeer (ZWASH) heeft de vervoerregio Amsterdam een bijdrage ontvangen. Hiervoor is bij Miljoenennota 2020 en tweede suppletoire begroting 2019 budget overgeheveld vanuit het instrument opdrachten.

Nationale omgevingsvisie

De Commissie voor Milieueffectrapportage (MER) heeft een bijdrage ontvangen voor een toetsadvies over het PlanMER NOVI. Hiervoor is bij tweede suppletoire begroting 2019 budget gerealloceerd vanuit het instrument opdrachten.

Bijdragen aan agentschappen

RVB

Het College van Rijksadviseurs en Atelier Rijksbouwmeester hebben een open oproep georganiseerd om bestaande woonwijken een nieuwe impuls te geven. De centrale vraag hierin was hoe de wijken uit jaren 60, 70 en 80 toekomstbestendig gemaakt kunnen worden door het bouwen van extra woningen, de overstap naar hernieuwbare energie en het aanpassen aan een veranderend klimaat. Er is naast de open oproep een kennis en leertraject opgezet, waaraan invulling wordt gegeven door de TU Delft. De oproep loopt door in 2020.

Ook heeft het RVB een bijdrage ontvangen in het kader van de coördinatie op beleid voor rijksvastgoed en de energietransitie en verduurzaming. Het doel is kennis verbreden en aansprekende, innovatieve werkwijzen te ontwikkelen die maatschappelijk rendement en lange termijn oplossingen voor de energietransitie opleveren.

Voor de bijdragen aan het RVB zijn bij tweede suppletoire begroting 2019 middelen gerealloceerd vanuit onder andere het instrument opdrachten.

RIVM

Dit betreft een bijdrage aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) voor het expertise netwerk windenergie. Hiervoor is bij tweede suppletoire begroting 2019 budget gerealloceerd vanuit het instrument opdrachten om deze bijdrage op het juiste instrument te verantwoorden.

RWS (leefomgeving)

Rijkswaterstaat (RWS) heeft een bijdrage ontvangen voor diverse activiteiten die het verricht in het ruimtelijk domein. Zo heeft RWS een jaarlijkse bijdrage ontvangen voor het beheer en onderhoud van het systeem Omgevingsloket-online (OLO). Het OLO is de digitale voorziening waarin aanvragen om omgevingsvergunningen en meldingen kunnen worden gedaan. Daarnaast verricht Rijkswaterstaat activiteiten voor het Ministerie van BZK in het kader van de BeleidsOndersteuning- en Advisering (BOA).

Basisregistratie Ondergrond (BRO)

RWS heeft in 2019 een bijdrage ontvangen voor ondersteuning van de implementatie van de BRO. De bijdrage was € 150.000 lager dan verwacht.

5.2 Omgevingswet

Subsidies

Eenvoudig Beter

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW) ontvangen subsidie om hun achterban te kunnen faciliteren bij het implementeren van en het werken met de Omgevingswet, om zo de invoering van de Omgevingswet tot een succes te maken.

In samenspraak met beide koepels is door het verlengen van de subsidieperiode, naar aanleiding van het verzetten van de invoeringsdatum van de wet naar 1 januari 2021, het kasritme aangepast.

Opdrachten

Eenvoudig Beter

Het beteft een aantal kleinere opdrachten, waaronder onderzoeksopdrachten en advisering over het fysieke domein. Deze opdrachten hebben bijgedragen aan de producten die zijn opgleverd of nog worden opgeleverd binnen het stelsel van Omgevingswet. Het verschil tussen de begroting en de realisatie komt voort uit een aanpassing van instrumentkeuze en middelen zijn daarom overgeboekt van het instrument opdracht naar het instrument bijdragen aan agentschappen (bijdrage aan Rijkswaterstaat).

Aan de Slag

Het betreft opdrachten aan marktpartijen voor activiteiten zoals onderzoeken, adviezen en communicatiemiddelen en -producten, zodat met ingang van 2021 betrokken partijen en organisaties kunnen werken met het nieuwe digitale stelsel Omgevingswet. Verder zijn er ook in 2019 weer vele bijeenkomsten voor diverse doelgroepen, zoals communicatieadviseurs, beleidsmedewerkers, softwareleveranciers, georganiseerd ter voorbereiding op het leren werken met de Omgevingswet.

Bij de departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van het Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is in 2019 verder aangepast en heeft geleid tot aanpassingen inzake de instrumentkeuze. De bij Voorjaarsnota 2019 extra beschikbaar gestelde middelen voor de ontwikkeling van fase 1 van het Digitaal Stelsel Omgevingswet zijn in eerste instantie terecht gekomen op het opdrachtenbudget en later gerealloceerd naar de verschillende instrumenten.

Bijdragen aan zbo's/rwt's

De regelingen vallend onder het instrument bijdragen aan zbo's/rwt's laten grote verschillen zien tussen de realisatie en de vastgestelde begroting 2019. Deze verschillen zijn als volgt te verklaren. Bij de departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van het Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is in 2019 verder aangepast en heeft geleid tot aanpassingen inzake de instrumentkeuze. De bij Voorjaarsnota 2019 extra beschikbaar gestelde middelen voor de ontwikkeling van fase 1 van het Digitaal Stelsel Omgevingswet zijn in eerste instantie terecht gekomen op het opdrachtenbudget en later gerealloceerd naar de verschillende instrumenten.

Kadaster

Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die het Kadaster uitvoert in het kader van de ontwikkeling van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Samen met een aantal ontwikkelpartners, namelijk Rijkswaterstaat, KOOP, Geonovum, RIVM en Kadaster, werkt het Ministerie van BZK aan de ontwikkeling en de implementatie van het DSO. Elke ontwikkelpartner zet daarvoor expertise in. In 2019 zijn de voorbereidingen gestart voor in het beheer nemen van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) na oplevering. Hierover zijn met de koepels bestuurlijke afspraken gemaakt (Kamerstukken II 2018/19, 33118, nr. 116).

Geonovum

Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die Geonovum uitvoert in het kader van de ontwikkeling van het DSO. Samen met ontwikkelpartner Geonovum werkt het Ministerie van BZK aan de ontwikkeling en de implementatie van het DSO. Geonovum ontwikkelt standaarden voor overheidspublicaties en toepassingsprofiel voor omgevingsdocumenten. Aan de hand van deze standaarden kan informatie-uitwisseling tussen organisaties en systemen in het Digitale Stelsel plaatsvinden.

ICTU

Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die ICTU uitvoert in het kader van de monitor op de implementatie van het DSO. Hiermee wordt beoogd te monitoren in hoeverre betrokken partijen en organisaties gesteld staan om te kunnen werken met het DSO.

Aan de Slag

Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die organisaties, zoals VNG, IPO en Unie van Waterschappen, uitvoeren in het kader van de ontwikkeling van het DSO en het leveren van invoeringsondersteuning voor de stelselwijziging.

Bijdragen aan medeoverheden

Aan de Slag

Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die de medeoverheden uitvoeren in het kader van de ontwikkeling van het DSO en het leveren van invoeringsondersteuning voor de stelselwijziging.

Bij de departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van het Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is in 2019 verder aangepast en heeft geleid tot correcties inzake de instrumentkeuze.

Eenvoudig Beter

De Stichting Bureau Commissie voor Milieurapportage, het UvW en de VNG hebben bijdragen ontvangen voor pilots over de werking van de MER en Geometrische begrenzing.

Bijdragen aan agentschappen

Aan de Slag

Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die RWS uitvoert in het kader van de ontwikkeling van het DSO, de ontwikkeling van het Informatiepunt en het leveren van invoeringsondersteuning voor de stelselwijziging. Samen met ontwikkelpartner RWS werkt het Ministerie van BZK aan de ontwikkeling en implementatie van het DSO. Hiervoor is bij RWS een Informatiepunt ingericht met een loket waar informatie over de wetgeving en het DSO te vinden is op de website, dan wel opgevraagd kan worden. Daarnaast voert RWS activiteiten uit om samen met betrokken partijen en organisaties kennis en gebruikerservaringen uit te wisselen en te borgen. Dit onder andere door praktijkproeven te organiseren dan wel bij te wonen.

Bij de departementale herindeling van dossiers van het Ministerie van IenW naar het Ministerie van BZK per 1 januari 2018, is in eerste instantie de begrotingsstructuur van het Ministerie van IenW overgenomen. Deze structuur is in 2019 verder aangepast en heeft geleid tot correcties inzake de instrumentkeuze.

RIVM

Het betreft hier de bijdrage voor de activiteiten die het RIVM uitvoert in het kader van de ontwikkeling van het DSO.

RWS (eenvoudig beter)

Voor ondersteuning bij de invoering van het stelsel van de Omgevingswet ontvangt RWS een bijdrage. Inzet van deze expertise is een continuering van hetgeen gebruikelijk was bij het Ministerie van IenW. Ook is RWS gevraagd om zorg te dragen voor de digitalisering van regelgeving.

Ontvangsten

Bufferzonegronden

De verkoop van bufferzonegronden heeft geleid tot een incidentele extra opbrengst van circa € 8,8 mln.

Basisregistraties waterschappen

Dit betreft de bijdrage van de Unie van Waterschappen voor de basisregistraties van € 3,8 mln.

Omgevingswet

Bij de afrekening over 2018 is een totaalbedrag van € 4,1 mln. van verschillende ontwikkelpartners teruggekomen.

Artikel 6. Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving

A. Algemene doelstelling

Zorgen voor veilige, gebruiksvriendelijke en inclusieve (digitale) overheidsdienstverlening, waaronder een veilig en betrouwbaar identiteitsstelsel waarbij veilig en efficiënt gebruik wordt gemaakt van (persoons)gegevens. De informatiepositie van burgers en bedrijven verbeteren door te zorgen voor toegankelijke en transparante overheidsinformatie en daarmee bijdragen aan het vertrouwen in de overheid. Het bewaken van rechten en publieke waarden, zoals privacybescherming en zelfbeschikking, in de informatiesamenleving en daarmee bijdragen aan de borging van de kernwaarden van de democratie.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor een doelmatig, doeltreffend en democratisch openbaar bestuur en een goede organisatie daarvan, met het oog op een adequate dienstverlening voor burgers en bedrijven. De Minister van BZK is stelselverantwoordelijk voor de inrichting en governance van de digitale overheid, waaronder de digitale basisinfrastructuur die deze mogelijk maakt. In het verlengde van de verantwoordelijkheid een adequate digitale dienstverlening te bevorderen, heeft ook de Minister van BZK de verantwoordelijkheid te zorgen voor maatregelen die burgers rechten geven en beschermen tegen ongewenste aspecten van digitalisering. De Minister van BZK pakt de rol om voortdurend de beleidsagenda op het terrein van de informatiesamenleving en overheid te herijken aan de eisen van de tijd.

De Minister van BZK heeft een kaderstellende rol op het gebied van de digitale overheid. Kaderstellen gebeurt in de vorm van wetgeving, standaarden, architectuurkaders en richtlijnen rekening houdend met Europese ontwikkelingen en verplichtingen. Onder deze verantwoordelijkheid valt de inrichting, beschikbaarstelling, instandhouding, werking, beveiliging en betrouwbaarheid van generieke voorzieningen voor elektronisch berichtenverkeer en informatieverschaffing, alsmede van voorzieningen voor elektronische authenticatie en registratie van machtigingen in het burgerservicenummer (BSN)-domein.

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het beleid rondom het vaststellen van de identiteit alsmede de verstrekking van reisdocumenten op basis daarvan. Ook is de Minister van BZK verantwoordelijk voor de vastlegging van persoons- en adresgegevens in de Basisregistratie Personen (BRP). In dat kader houdt de Minister van BZK toezicht op de uitvoering van de Paspoortwet, monitort de uitvoering van de wet BRP en ondersteunt de gemeenten die primair verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van deze wetten. De Minister van BZK faciliteert hiermee het juiste gebruik van persoons- en adresgegevens door andere overheidsinstanties. Het tegengaan van fraude met, en het corrigeren van fouten van, persoons- en adresgegevens en reisdocumenten vormt hiervan een integraal onderdeel.

C. Beleidsconclusies

Regeerakkoord kabinet Rutte-III

Het programma Machtigen heeft onderzoeken uitgevoerd om inzicht te krijgen in de behoeften van burgers, bedrijven en dienstverleners en in de mogelijkheden om voor diverse doelgroepen machtigen mogelijk te maken. Het afgeven van een vrijwillige machtiging is gebruiksvriendelijker gemaakt. Er is een pilot gestart waarbij de moeder - door middel van een geautomatiseerde controle op ouderlijk gezag - gemachtigd wordt voor haar minderjarige kind. Het programma Regie op Gegevens heeft in 2019 geresulteerd in een beleidsbrief Regie op Gegevens (Kamerstukken II 2018/19, 32761, nr. 147), waarin het kabinet aangeeft dat burgers hun gegevens bij de overheid digitaal moeten kunnen delen met private dienstverleners en aankondigt kaders te zullen ontwikkelen, te verankeren in de Wet digitale overheid. In 2019 is een concept van deze kaders opgeleverd. Daarnaast zijn activiteiten ontwikkeld om bekendheid en draagvlak te creëren voor het concept van digitaal delen van gegevens en om de ontwikkelde kennis en ervaring te bundelen. Hieruit is een kenniscommunity ontstaan. Verder zijn pilots uitgevoerd om het concept in de praktijk te toetsen en leerervaringen te delen. Zo is eind 2019 een aanzet gemaakt voor een pilot om via MijnOverheid inkomensgegevens te delen met woningcorporaties.

Healthcheck Basisregistratie Personen (BRP)

Op 4 november 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de Basisregistratie Personen (BRP), inclusief de Health check BRP. Daarbij is gemeld dat, op basis van gesprekken met stakeholders en ervaring met andere programma’s is gekozen voor een andere aanpak dan in 2018 voorzien. In plaats van eerst een volledig uitgewerkte visie voor het BRP-stelsel in de toekomst op te leveren, wordt versneld gewerkt aan een stapsgewijze doorontwikkeling van de huidige BRP.

Bundeling verantwoordelijkheid digitale overheid voor burgers en bedrijven

In de begroting 2019 zijn de budgetten voor de digitale overheid voor burgers en bedrijven voor het eerst samen opgenomen. Deze bundeling heeft onder meer geresulteerd in een interbestuurlijke agenda voor de Digitale Overheid: NL DIGIbeter.

Doorbelasting GDI-voorzieningen

Het besluit van het kabinet Rutte-II (24 februari 2017 (Stcrt. 2018, 9728)) om de toerekenbare beheer- en exploitatiekosten van de Generieke Digitale Infrastructuur (digitale basisinfrastructuur) door te belasten aan de afnemers van de voorzieningen, is ten uitvoer gebracht. Dit betreft zowel DigiD, MijnOverheid en Digipoort. Met ingang van 2019 worden ook de overige voorzieningen van de digitale basisinfrastructuur doorbelast. Eind 2019 heeft een evaluatie plaatsgevonden van de doorbelasting van de beheer- en exploitatiekosten. Deze evaluatie wordt in 2020 afgerond.

Governance digitale overheid

Conform het instellingsbesluit (Kamerstukken II 2017/18, 26643, nr. 525) is door het Overheidsbreed Beleidsoverleg Digitale Overheid (OBDO) de Agenda Digitale Overheid NL DIGIbeter geactualiseerd. In de totstandkoming daarvan is nauw samengewerkt met de bestuurlijke partners vanuit gemeenten, provincies, waterschappen en de uitvoeringsorganisaties. In 2019 is het concept Programmaplan Basisinfrastructuur opgesteld. Deze wordt naar verwachting in de eerste helft van 2020 afgerond. De middelen van de Investeringspost zijn in afstemming met het OBDO ingezet voor de projecten gericht op de gezamenlijke doorontwikkeling en innovatie van de digitale overheid en de digitale basisinfrastructuur. Voorbeelden zijn het programma eID en de inrichting van informatiepunten digitale overheid in samenwerking met bibliotheken.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 14 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 6 Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

242.013

170.392

147.334

188.839

159.454

174.479

‒ 15.025

        

Uitgaven

178.095

193.829

198.313

188.841

170.827

174.479

‒ 3.652

        

6.1 Verminderen regeldruk

1.799

0

0

0

0

0

0

Subsidies

190

0

0

0

0

0

0

Vermindering regeldruk en administratieve lasten

190

0

0

0

0

0

0

Opdrachten

1.109

0

0

0

0

0

0

Vermindering regeldruk en administratieve lasten

1.109

0

0

0

0

0

0

Bijdragen aan agentschappen

388

0

0

0

0

0

0

Vermindering regeldruk en administratieve lasten

388

0

0

0

0

0

0

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

112

0

0

0

0

0

0

Bijdragen internationaal

112

0

0

0

0

0

0

        

6.2 Overheidsdienstverlening, informatiebeleid en informatiesamenleving

43.812

34.653

47.165

67.266

76.764

78.034

‒ 1.270

Subsidies

741

282

688

1.457

2.976

200

2.776

(Door)ontwikkeling e-overheidvoorzieningen

741

282

287

413

0

0

0

Communicatie, kennisdeling en onderzoek

0

0

321

1.024

0

0

0

Digitale dienstverlening

0

0

80

20

0

0

0

Overheidsdienstverlening

0

0

0

0

2.976

200

2776

Opdrachten

29.008

19.917

15.748

15.195

4.120

19.028

‒ 14.908

(Door)ontwikkeling e-overheidsvoorzieningen

17.702

10.616

1.991

1.205

0

0

0

Aanpak fraudebestrijding

11.306

9.301

10.849

11.100

0

0

0

Digitale dienstverlening

0

0

1.114

1.423

72

0

72

Informatiebeleid

0

0

1.794

1.467

1.961

6.687

‒ 4.726

Informatiesamenleving

0

0

0

0

704

2.000

‒ 1.296

Overheidsdienstverlening

0

0

0

0

1383

10.341

‒ 8.958

Bijdragen aan agentschappen

13.838

14.121

28.627

39.305

50.930

45.156

5.774

Agentschap Telecom

0

0

0

0

1.679

1.600

79

Logius

5.209

9.823

24.496

30.991

26.056

22.860

3.196

RvIG

5.365

1.259

2.731

2.150

5.362

5.560

‒ 198

Aanpak fraudebestrijding

3.049

2.460

657

1.490

0

0

0

RVO.nl

0

0

35

2.613

6.647

7.150

‒ 503

UBR

215

579

708

1.617

11.075

7.986

3.089

Diverse bijdragen

0

0

0

444

111

0

111

Bijdragen aan zbo’s/rwt’s

0

0

1600

9.260

17.678

12.900

4.778

CBS

0

0

0

154

575

500

75

RDW

0

0

1600

1.458

966

0

966

KvK

0

0

0

2.651

6.167

7.900

‒ 1.733

ICTU

0

0

0

4.477

8.964

4.500

4.464

Kadaster

0

0

0

130

120

0

120

Diverse bijdragen

0

0

0

390

886

0

886

Bijdragen aan medeoverheden

225

273

502

1.597

579

700

‒ 121

Provincies

0

0

0

12

0

0

0

Waterschappen

0

0

0

104

0

0

0

Gemeenten

0

273

502

1.481

579

700

‒ 121

Loketkosten gemeenten

225

0

0

0

0

0

0

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

0

60

0

191

150

0

150

Digitale dienstverlening

0

60

0

191

150

0

150

Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken

0

0

0

261

331

50

281

Ministerie van Buitenlandse Zaken (H5)

0

0

0

20

35

50

‒ 15

Diverse bijdragen

0

0

0

241

296

0

296

        

6.3 Betrouwbare levering van e-overheidsvoorzieningen

89.800

97.910

101.511

74.146

0

0

0

Opdrachten

2.052

2.447

2.206

2.188

0

0

0

Beheer e-overheidvoorzieningen

0

600

415

423

0

0

0

Officiele publicaties en wettenbank

2.052

1.847

1.791

1.765

0

0

0

Bijdragen aan agentschappen

87.748

95.463

99.305

65.872

0

0

0

RVO

0

0

0

6.959

0

0

0

Telecom

0

0

0

1.683

0

0

0

Logius

75.009

85.924

88.522

45.946

0

0

0

RvIG

6.165

3.631

3.434

3.767

0

0

0

UBR

6.574

5.908

7.349

7.517

0

0

0

Bijdragen aan zbo’s/rwt’s

0

0

0

6.086

0

0

0

KvK

0

0

0

4.700

0

0

0

CBS

0

0

0

1.141

0

0

0

ICTU

0

0

0

245

0

0

0

        

6.4 Burgerschap

5.581

6.028

7.365

10.072

0

0

0

Subsidies

4.846

4.596

5.012

7.704

0

0

0

Democratie

0

0

0

1.108

0

0

0

Comité 4/5 mei

106

106

106

216

0

0

0

ProDemos

4.188

4.238

4.312

4.403

0

0

0

Programma burgerschap

552

252

594

1.977

0

0

0

Opdrachten

735

1.432

2.353

2.368

0

0

0

Democratie

0

847

1.057

1.750

0

0

0

Programma burgerschap

735

585

1.296

618

0

0

0

        

6.5 Identiteitstelsel

37.103

55.238

42.272

37.357

46.184

39.502

6.682

Opdrachten

15.493

18.407

9.287

1.230

818

19.938

‒ 19.120

Beleid BRP en reisdocumenten

4.335

6.578

146

1.230

0

0

0

Operatie BRP

11.158

11.829

9.141

0

0

0

0

Identiteitsstelsel

0

0

0

0

818

19.938

‒ 19.120

Bijdragen aan agentschappen

21.610

36.661

32.659

35.360

36.602

19.564

17.038

RvIG

21.610

36.661

32.659

35.360

36.602

19.564

17.038

Bijdragen aan zbo’s/rwt’s

0

0

0

0

8.451

0

8.451

ICTU

0

0

0

0

8.451

0

8.451

Bijdragen aan medeoverheden

0

170

326

767

313

0

313

Gemeenten

0

170

326

767

313

0

313

        

6.6 Investeringspost digitale overheid

0

0

0

0

47.879

56.943

‒ 9.064

Subsidies

0

0

0

0

5.379

0

5.379

Doorontwikkeling en innovatie digitale overheid

0

0

0

0

5.379

0

5.379

Opdrachten

0

0

0

0

259

56.943

‒ 56.684

Doorontwikkeling en innovatie digitale overheid

0

0

0

0

259

56.943

‒ 56.684

Bijdragen aan agentschappen

0

0

0

0

35.564

0

35.564

Logius

0

0

0

0

26.332

0

26.332

RvIG

0

0

0

0

3.500

0

3.500

RVO.nl

0

0

0

0

2.300

0

2.300

UBR

0

0

0

0

1.478

0

1.478

Diverse bijdragen

0

0

0

0

1.954

0

1.954

Bijdragen aan zbo’s/rwt’s

0

0

0

0

4.627

0

4.627

KvK

0

0

0

0

175

0

175

ICTU

0

0

0

0

984

0

984

Diverse bijdragen

0

0

0

0

3.468

0

3.468

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

0

150

0

150

Waterschappen

0

0

0

0

150

0

150

Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken

0

0

0

0

1.900

0

1.900

Diverse bijdragen

0

0

0

0

1.900

0

1.900

        

Ontvangsten

13.053

17.246

25.255

18.911

18.419

1.609

16.810

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

6.2 Overheidsdienstverlening, informatiebeleid en informatiesamenleving

Subsidies

Overheidsdienstverlening

Er zijn diverse subsidies verstrekt, onder andere gericht op digitale inclusie van mensen met de grootste afstand tot de digitale wereld. De Vrije Universiteit Amsterdam ontving een subsidie voor praktijkgericht onderzoek om de verbindingen tussen burgers, beleidsmakers en diverse initiatieven in kaart te brengen. De universiteit van Tilburg ontving een subsidie om meer inzicht te krijgen in de positieve en negatieve gevolgen van digitalisering voor het welzijn van mensen. De Rijksuniversiteit van Groningen ontving een subsidie voor onderzoek naar het effect van digitale geletterdheid en digitale in- en exclusie in het dagelijks leven van burgers. Een overkoepelend project evalueert de resultaten van deze onderzoeken en zal op basis hiervan een onderzoeksframework ontwikkelen. Dit traject loopt door tot en met 2021.

In 2019 is het Platform voor de InformatieSamenleving aan de slag gegaan om vanuit een kwartiermakersrol de Alliantie Digitaal Samenleven op te zetten. Het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid heeft een instellingssubsidie ontvangen om het dagelijks bestuur van de Alliantie Digitaal Samenleven vorm te geven. Samen met het Netwerk Mediawijsheid (OCW) is in 2019 gestart met een oudereninitiatief. Het resultaat is onder meer zichtbaar geworden tijdens het Grijs en Wijs festival dat in 2019 voor het eerst is gehouden maar een jaarlijks terugkerend initiatief betreft.

De VNG heeft een subsidie ontvangen om meer datagedreven werken in te zetten voor maatschappelijke opgaven als het bestrijden van armoede/ schuldenproblematiek en ondermijnende criminaliteit. Het project loopt door in 2020.

Ook is een subsidie verstrekt voor GovTech Summit in november 2019. Dit is een jaarlijkse summit in Parijs rondom digitale overheid. Deelname aan de GovTech Summit had tot doel om de Nederlandse kennis en kunde op het gebied van de digitale overheid internationaal te profileren en kennis uit te wisselen op het gebied van digitalisering.

De Vereniging voor Overheidsmanagement heeft een subsidie ontvangen voor het een interbestuurlijk programma voor Startup In Residence (SIR) waarin challenges en aanbestedingen interbestuurlijk kunnen worden opgepakt en uitgerold.

Ten behoeve van bovengenoemde subsidies is bij eerste suppletoire begroting 2019 en bij tweede suppletoire begroting 2019 ruim € 2,4 mln. naar dit instrument overgeheveld.

Opdrachten

Digitale Dienstverlening

Er is een opdracht verstrekt voor advisering over de wijze waarop een communicatiestrategie naar burgers en bedrijven kan ondersteunen bij veranderingen op het terrein van inloggen en digitaal identificeren.

Informatiebeleid

Dit betreft met name een aantal opdrachten aan Sdu voor elektronische publicaties zoals de Staatscourant en de Wettenbank op Overheid.nl.

Bij Miljoenennota 2020 zijn middelen herschikt om de uitgaven op het juiste instrument te verantwoorden. Het betreft onder andere uitgaven ten behoeve van de Nationale Data Agenda, informatieveiligheid en de Wet electronische Publicatie.

Informatiesamenleving

Er is een aantal opdrachten verstrekt, waaronder voor de ontwikkeling en verspreiding van ’Donald Duck duikt in de digitale wereld’. Deze speciale editie van de Donald Duck maakte onderdeel uit van de maatschappelijke dialoog over grondrechten en nieuwe technologieën. De Donald Duck is ook in Caribisch Nederland verspreid. Daarnaast is een opdracht verstrekt voor de ontwikkeling van een website om mee te praten over digitaliseringsvraagstukken. De dialogen die op de website hebben plaatsvonden zijn input geweest voor beleid.

In 2019 is ook een onderzoek uitgevoerd naar de wijze waarop het toezicht op het algoritmen gebruik door overheden is ingericht en hoe dit verbeterd kan worden. Daarnaast zijn enkele inventarisaties gedaan naar de inzet en het gebruik van artificiële intelligentie (AI) projecten binnen de overheid.

Bij Miljoenennota 2020 is een deel van het budget veschoven naar het instrument bijdragen aan zbo's/rwt's ten behoeve van een opdracht voor het Transparantielab.

Overheidsdienstverlening

Er is advies ingeschakeld rondom de inrichting van taken en verantwoordelijkheden van de Pan-European Public Procurement Online (PePPOL)-autoriteit in het publieke domein. Ook is een opdracht verstrekt voor de conversie van e-facturen aan de rijksoverheid en het verzorgen van rapportages rondom e-facturatie. Deze rapportages helpen om de kwaliteit van aangeleverde e-facturen te kunnen verhogen.

Ook is er onderzoek gedaan onder ruim 3700 burgers en ondernemers naar hun oordeel over de overheidsdienstverlening. Over de uitkomsten en het vervolg is de Tweede Kamer in oktober 2019 geïnformeerd (Kamerstukken II 2019/20, 26643, nr. 644).

Er is een bijdrage verstrekt voor de organisatie van het iBestuurcongres op 1 juli 2019. Op dit congres is NL DIGIbeter 2019 gepresenteerd.

Voor het programma Start up in Residence (SIR) is een bijdrage verstrekt aan winnende startups om samen met het Ministerie van BZK hun innovatieve oplossingen voor een maatschappelijk probleem verder te ontwikkelen.

Bij de eerste suppletoire begroting 2019 is er € 0,5 mln. overgeboekt naar het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) in het kader van het programma Tel mee met Taal. Bij de Miljoenennota 2020 en de tweede suppletoire begroting 2019 is in totaal ruim € 7 mln. herschikt om uitgaven op het juiste instrument te verantwoorden. Het gaat onder andere om middelen ten behoeve van het programmabureau van de programmeringsraad Logius, Europese digitale dienstverlening en Digitale Inclusie.

Bijdragen aan agentschappen

Agentschap Telecom

Agentschap Telecom heeft een bijdrage ontvangen voor het toezicht op het afsprakenstelsel Elektronisch Toegangsdiensten (ETD)/ eHerkenning. Zij voeren inspecties uit om de kwaliteit, betrouwbaarheid en veiligheid van de authenticatiemiddelen en routeringsinfrastructuur te controleren.

Logius

Logius ontving een bijdrage voor het beheer van het eID stelsel en voor eIDAS (Electronic Identities And Trust Services). Ook voor het beheer van de voorziening eHerkenning heeft Logius een bijdrage ontvangen. Per december 2019 zijn in totaal 443 (overheids)dienstverleners aangesloten op eHerkenning. Logius heeft ook een bijdrage ontvangen om het ETD-stelsel in Europa aan te melden voor notificatie. Het stelsel is op 13 september 2019 succesvol genotificeerd.

Daarnaast ontving Logius een bijdrage voor de werkzaamheden van het Forum Standaardisatie. Het gaat hierbij om het onderhoud en samenstelling van de ‘pas toe of leg uit’-lijst en de lijst aanbevolen standaarden, de adoptie en het gebruik van open standaarden door overheidsorganisaties en de bureaukosten van het Forum Standaardisatie.

Logius heeft eveneens een bijdrage ontvangen voor e-procurement diensten om e-facturen te kunnen ontvangen en verwerken. Ook ontving Logius een bijdrage voor Mijn Overheid voor Ondernemers in samenhang met het Federatief Berichten Stelsel.

In verband met de doorbelasting van DigiD, MijnOverheid en de niet transactie gerichte voorzieningen ten laste van gemeenten en provincies zijn bij eerste suppletoire begroting 2019 middelen vanuit het gemeentefonds en het provinciefonds toegevoegd aan deze regeling. Daarnaast is bij de tweede suppletoire begroting 2019 het budget verhoogd voor onder meer de kosten van de aanbesteding SAMEN (met name ten behoeve van Digipoort) in 2019.

RvIG

De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) heeft een bijdrage ontvangen voor de beheervoorziening Burgerservicenummer (BSN). Met het BSN wordt een efficiënte koppeling tussen burgers en instanties mogelijk. Daarnaast heeft RvIG een bijdrage ontvangen voor de inrichting en beheer van een Autorisatielijst BSN om inloggen met een inlogmiddel van een ander EU-land mogelijk te maken.

RVO.nl

RVO.nl heeft een bijdrage ontvangen voor het beheer en de exploitatie van e-overheidsvoorzieningen die ondereel zijn van de digitale basisinfrastructuur voor ondernemers. Dit zijn onder andere het Ondernemersplein, de Berichtenbox voor Bedrijven, regelhulpen en Mijn Overheid voor Ondernemers in samenhang met de Berichtenbox voor Bedrijven. In 2019 is een app ontwikkeld om wetgeving voor ondernemers inzichtelijk te maken via het digitaal ondernemersplein en de nieuwe wetten app. Er is ook een pilot uitgevoerd om informatie te ontsluiten met een Chatbot, deze is inmiddels beschikbaar voor het onderwerp bedrijfsoverdrachten.

Voor e-facturatie heeft RVO.nl een bijdrage ontvangen. RVO.nl zorgt enerzijds voor advies en ondersteuning van medeoverheden om te voldoen aan de Europese Richtlijn over e-factureren en anderzijds voor het informeren en ondersteuning van leveranciers aan Rijksoverheid.

RVO.nl heeft ook een bijdrage ontvangen voor de doorontwikkeling van de bestaande innovatiekoffer met aanbestedingsinstrumenten om innovaties uit de markt te halen. Deze doorontwikkeling is in samenwerking met PIANOo, expertisecentrum aanbesteden, opgepakt.

UBR

Het Kennis- en Exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties (KOOP), onderdeel van Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR), ontving een bijdrage voor het beheer en de uitbreiding van de Wettenbank en voor het beheer van het open data portal en Overheid.nl. De publicatie van officiële elektronische publicatiebladen en van wet- en regelgeving van alle overheden, draagt bij aan een transparante overheid. Het ontsluiten van open data van alle overheden heeft als doel het stimuleren van het hergebruik van overheidsinformatie. Ook ontving KOOP een bijdrage om de kwaliteit van het register overheidsorganisaties te verhogen.

De Nederlandse overheid heeft het afgelopen decennium ingezet op het creëren van een aanbod van open data. De beschikbare data wordt nog onvoldoende benut. Om die reden is, naar voorbeeld van andere Europese lidstaten, een project gestart om hergebruikers van overheidsinformatie (vraag) en data-eigenaren (aanbod) met elkaar in gesprek te brengen. KOOP heeft hiervoor een bijdrage ontvangen. Medio 2020 worden de resultaten van deze aanpak verwacht.

Datagedreven werken stelt ook hogere eisen aan het beheer van informatie (data governance). UBR heeft in 2019 ook een bijdrage ontvangen voor het doorvoeren van forse verbeteringen in het Nederlandse Data Portaal. Er zijn referentiedatasets beschikbaar gesteld, extra zoekmogelijkheden, high value datasets en er is nu een groepsfunctie die het mogelijk maakt om rond een maatschappelijke opgave alle relevante datasets te verzamelen en datadeling te faciliteren.

UBR ontving ook een bijdrage voor het faciliteren van het Programmabureau van de Programmeringsraad Logius. Hiervoor en voor de verbetering van de kwaliteit van het register van overheidsorganisaties, de uitbreiding van de wettenbank in verband met toekomstige wetgeving en het hergebruik van overheidsdata heeft bij tweede suppletoire begroting 2019 een herschikking plaatsgevonden vanuit onder andere het instrument opdrachten naar deze regeling.

Diverse bijdragen

Er zijn diverse bijdragen verstrekt waaronder aan de Dienst Publiek en Communicatie voor een kwalitatief onderzoek naar digitale berichtgeving van de overheid. Dit onderzoek loopt door in 2020.

Bijdragen aan zbo's/rwt's

CBS

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft onder meer een bijdrage ontvangen voor het beheer en de exploitatie van Standard Business Reporting (SBR) waarmee rechtstreekse communicatie tussen systemen van aanleverende partijen en Belastingdienst, KvK, DUO en CBS mogelijk wordt. Daarnaast heeft het CBS een bijdrage ontvangen voor een aantal big data experimenten rondom de dienstverlening van MijnOverheid.

RDW

De Dienst Wegverkeer (RDW) heeft een bijdrage ontvangen voor de meerkosten voor het realiseren van rijbewijzen met een eID-applicatie. Deze worden sinds juni 2018 uitgegeven.

KvK

De Kamer van Koophandel (KvK) heeft een bijdrage ontvangen voor beheer en exploitatie van het digitaal ondernemersplein. Via het ondernemersplein kunnen ondernemers alle voor hen relevante informatie van de overheid vinden.

De KvK heeft ook een bijdrage ontvangen voor de uitvoering van het programma Mijn Overheid voor Ondernemers (MOvO). In 2019 is een praktijktest uitgevoerd, waarna het programma in september is afgerond. De Programmeringsraad Logius heeft op basis van de praktijktest besloten een portaal te laten bouwen waar ondernemers hun digitale formele correspondentie kunnen lezen.

Bij tweede suppletoire begroting 2019 is een deel van het budget herschikt onder meer om het beheer na afronding van het programma op het juiste instrument te zetten en ten behoeve van de kosten van de aanbesteding SAMEN. De kosten voor het programma MOvO zijn uiteindelijk lager uitgevallen dan was voorzien.

ICTU

Aan ICTU zijn diverse bijdragen verstrekt, waaronder een bijdrage voor het programma Burgers en Bedrijven in Regie op hun Gegevens. In 2019 heeft dit onder andere geresulteerd in een beleidsbrief Regie op Gegevens (Kamerstukken II 2018/19, 32761, nr. 147).

ICTU heeft een bijdrage ontvangen voor het beheer van de website Digitaleoverheid.nl en het onderhoud van de Nederlandse Overheid Referentie Architectuur (NORA). De NORA bevat kaders en bestaande afspraken voor het inrichten van de informatiehuishouding van de Nederlandse overheid. Het bezoek van de NORA-wiki is in 2019 toegenomen.

Daarnaast is een bijdrage verstrekt voor de begeleiding van de implementatie van de Europese verordening Single Digital Gateway, voor het onderzoeken en coördineren van verbeteringen in het stelsel van basisregistraties en voor de begeleiding van de stuurgroep Implementatiestrategie van de eDelivery. eDelivery richt zich op een veilige en grensoverschrijdende digitale dienstverlening tussen Nederland en andere EU-lidstaten, zonder dat een burger of bedrijf daarvoor fysiek informatie moet ophalen of brengen. eDelivery is succesvol opgeleverd en bij Stichting RINIS in beheer gegeven.

Ook heeft ICTU een bijdrage ontvangen voor het transparantielab en voor het Leer en Expertisepunt Datagedreven werken (LED). Het LED ondersteunt gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk bij vraagstukken en barrières bij het datagedreven werken. Het verbinden en delen van kennis tussen de vele datagedreven initiatieven bij Rijk en decentrale overheden staat daarbij centraal.

Bij de tweede suppletoire begroting 2019 hebben diverse herschikkingen plaatsgevonden om de middelen op het juiste instrument te kunnen verantwoorden, waaronder een herschikking ten behoeve van Europese digitale dienstverlening en het transparantielab.

Kadaster

Het Kadaster heeft in 2019 een bijdrage ontvangen om het mogelijk te maken dat afnemers van gegevens uit de geo-basisregistraties onjuiste gegevens kunnen melden via de generieke voorziening Digimelding. Dit project loopt door in 2020.

Diverse bijdragen

De Verening van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft een bijdrage ontvangen in verband met de invoering van de Wet Open Overheid. Het betreft een bijdrage aan zes proeftuinen die eind 2020 worden afgerond. Doel is om kennis en ervaring op te doen en om de betrokken organisaties te motiveren invulling te geven aan het meerjarenplan informatiehuishouding. Ook de Unie van Waterschappen (UvW) heeft een bijdrage ontvangen voor ditzelfde doel. Daarnaast heeft de VNG een bijdrage ontvangen voor een impactanalyse naar aanleiding van de Europese Open Data richtlijn die in juni 2019 is vastgesteld. Deze wordt naar verwachting voor juni 2021 omgezet in nationale wetgeving. De impactanalyse geeft inzicht in welke uitvoeringskosten voor gemeenten zijn verbonden aan deze nieuwe wetgeving.

Bijdragen aan medeoverheden

Gemeenten

Gemeenten hebben een bijdrage ontvangen voor het verstrekken van DigiD's aan niet-ingezetenen.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Digitale dienstverlening

Het Routeringsinstituut (inter-) Nationale InformatieStromen (RINIS) en de stichting Nederlandse Normalisatie hebben een lidmaatschapsbijdrage ontvangen. De kosten voor RINIS waren voorzien op het instrument bijdragen aan agentschappen, maar zijn op deze wijze op het juiste instrument verantwoord.

Daarnaast heeft de Taalunie een bijdrage ontvangen voor het organiseren van landelijke aandacht voor begrijpelijke overheidstaal en de start van de nieuw ingerichte Direct Duidelijk Brigade. De Direct Duidelijk Brigade heeft als doel om organisaties te stimuleren om begrijpelijke overheidstaal op de agenda te plaatsen en zodat duidelijk is dat er een kennisnetwerk, hulp en ondersteuning beschikbaar is (Kamerstukken II 2019/20, 26643, nr. 644 ).

Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken

Ministerie van Buitenlandse Zaken (H5)

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een bijdrage ontvangen voor de uitgifte van DigiD's in het buitenland.

Diverse bijdragen

Het Ministerie van Jusititie en Veiligheid heeft een bijdrage ontvangen in het kader van de afronding van een Europees eIDAS Project.

Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) beheert het platform waarvan het programma MijnOverheid voor Ondernemers gebruik heeft gemaakt. Voor het beheer heeft I&W een bijdrage ontvangen.

Het Ministerie van Financiën heeft een bijdrage ontvangen voor het beheer van de Kamerdebat app.

6.5 Identiteitsstelsel

Opdrachten

Identiteitsstelsel

Het Basisregistratie Personen-stelsel en het reisdocumentenstelsel zijn belangrijke onderdelen van het Nederlandse Identiteitsstelsel. Het identiteitsstelsel wordt gemoderniseerd. Doorontwikkeling en verbetering van genoemde stelsels is daarvoor belangrijk. In 2019 zijn diverse onderzoeken als voorbereiding daarop uitgevoerd. Het ging daarbij onder andere om internationale vergelijkingen, een onderzoek naar toepassing van biometrie en onderzoek in verband met mogelijke aanpassingen rond geslachtsregistratie. Ook werd er ten behoeve van de beleidsdoorlichting van artikel 6.5 aanvullend onderzoek gedaan, onder andere een doelmatigheidsonderzoek Basisregistratie Personen (BRP). Over de resultaten wordt in 2020 gerapporteerd.

Burgers kunnen in de knel raken door ontbreken van of incorrecte registratie. In dat kader is ook in 2019 gewerkt aan voorlichting en instructie met betrekking tot de juiste registratie in de BRP. In samenwerking met de Nationale Ombudsman is een educatieve voorstelling voor burgerzakenambtenaren ontwikkeld, die dertien keer door het hele land is opgevoerd.

Ook zijn er drie bijeenkomsten geweest met leidinggevenden en adviseurs van afdelingen burgerzaken over de toekomst van burgerzaken.

Bij de eerste suppletoire begroting 2019 is het budget voor de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (€ 11,9 mln.) naar de juiste instrumenten herschikt. Bij de tweede suppletoire begroting 2019 is het budget voor de Health Check BRP op het juiste instrument gezet.

Bijdragen aan agentschappen

RvIG

De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) heeft bijdragen ontvangen voor het beheer en de exploitatie van de centrale voorzieningen voor de BRP, de registratie met persoonsgegevens van inwoners van Nederland en van niet-ingezetenen met een band met de Nederlandse overheid. In verband met meerverbruik heeft RvIG extra bijdragen ontvangen. Omdat door het stopzetten van Operatie BRP in 2017 extra onderhoud aan de bestaande voorzieningen nodig is, is daarnaast een bijdrage verleend voor het uitvoeren van activiteiten in het kader van de health check BRP. Over de stand van zaken is aan de Tweede Kamer gerapporteerd (Kamerstukken II 2019/20, 27859, nr. 143).

RvIG heeft ook bijdragen ontvangen voor het beheer van het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude en fouten (CMI) en voor een onderzoek op Sint Eustatius naar de kwaliteit van de bevolkingsadministratie van dit eiland. In 2019 is het kiesregister op orde gebracht.

In 2019 heeft de RvIG de taken van ICTU voor de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA) overgenomen. Ook hiervoor heeft de RvIG een bijdrage ontvangen. LAA is een belangrijk instrument in de verbetering van de adreskwaliteit in de BRP en het bestrijden van adres gerelateerde fraude. Hiervoor begeleidt en faciliteert RvIG de gemeentelijke huisbezoeken. RvIG monitort deze huisbezoeken en de daaruit volgende mutaties en bespreekt met belanghebbenden de resultaten. Verder houdt RvIG o.a. draagvlak presentaties voor startende gemeenten; RvIG stimuleert op deze wijze deelname aan de LAA.

Bijdragen aan zbo's/rwt's

ICTU

ICTU ontving een bijdrage voor de LAA. Dit programma is in de loop van 2019 grotendeels overgenomen door de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG).

Daarnaast heeft ICTU een bijdrage ontvangen voor het afronden van de pilot Registratie Eerste VerblijfAdres rondom de problematiek van registratie van arbeidsmigranten. Over de aanpak van die problematiek is de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerstukken II 2019/20, 29861, nr. 48).

Bijdragen aan medeoverheden

Gemeenten

Saba heeft een bijdrage ontvangen ten behoeve van ondersteuning van de afdeling Burgerzaken. De gemeente Haarlemmermeer heeft een bijdrage ontvangen voor de exploitatie van een balie op Schiphol voor dienstverlening aan Nederlanders die in het buitenland wonen. Zij kunnen er terecht voor reisdocumenten en DigiD’s.

6.6 Investeringspost digitale overheid

De investeringspost is één van de instrumenten om de doelstellingen van de agenda NL DIGIbeter en de doorontwikkeling van de basisinfrastructuur te realiseren. De bestemming van de Investeringspost wordt afgestemd in het Overheidsbreed Beleidsoverleg Digitale Overheid (OBDO) en vastgelegd in de investeringsagenda. Bij de eerste suppletoire begroting 2019 zijn de beschikbare middelen vanuit het instrument opdrachten herschikt naar de juiste instrumenten. Bij de tweede suppletoire begroting 2019 is de bijstelling van de Investeringsagenda verwerkt.

Subsidies

Doorontwikkeling en innovatie digitale overheid

De VNG heeft subsidies ontvangen voor de projecten Common Ground, Haal Centraal en Notificatie Service. Common Ground richt zich op onder andere op een nieuwe infrastructuur voor uitwisseling van gegevens binnen en tussen gemeenten. Met Haal Centraal wordt gewerkt aan een eenvoudige standaard om gegevens uit de basisregistraties te halen voor primaire processen binnen de gemeenten. Daarnaast betreft het een subsidie aan de stichting FIBREE voor het project Regie op Bouwgegevens, welke aanhaakt bij de doelstellingen rondom Regie op Gegevens. Het betreft projecten die doorlopen in 2020.

Opdrachten

Doorontwikkeling en innovatie digitale overheid

Bij de eerste suppletoire begroting 2019 is het merendeel van de beschikbare middelen vanuit opdrachten herschikt naar de juiste instrumenten. Daarnaast is er een opdracht verstrekt voor een campagne rondom het gebruik van de DigiD app.

Bijdragen aan agentschappen

Logius

Logius is verantwoordelijk voor een aantal centrale voorzieningen in het domein Toegang. In het kader van de ontwikkeling daarvan ontving Logius 2019 bijdragen voor doorontwikkeling van het BSN-koppelregister (BSNk), de Routeringsvoorziening, het project doelgroepverbreding DigiD Substantieel, het programma Machtigen en voor de verwerving van private authenticatiediensten. Met de doelgroepverbreding DigiD Substantieel wordt gestimuleerd dat alle burgers met een DigiD, gebruik gaan maken van het DigiD op niveau substantieel.

Ook ontving Logius een bijdrage voor een onderzoek naar een herinrichting van de basisinfrastructuur en een onderzoek naar de obstakels in het gebruik van Standard Business Reporting (SBR). Dit onderzoek heeft als doel om de barrières die overheid en markt ondervinden bij het aansluiten op- en gebruik van SBR te identificeren en hiervoor oplossingsrichtingen te bepalen.

RvIG

De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) ontving een bijdrage voor een project om samen met grote afnemers van BRP-informatie nieuwe mogelijkheden te onderzoeken om deze informatie te distribueren. In 2019 is gewerkt aan fase 1 van het project: onderzoeken wat de beste oplossing is voor dataontsluiting binnen gegeven de randvoorwaarden uit het wetgevend kader, de governance en technische belemmeringen.

Daarnaast ontving de RvIG een bijdrage voor de koppeling van de BRP aan de eIDAS (Electronic Identities And Trust Services) infrastructuur. Hierdoor is geborgd dat brongegevens worden gebruikt en wordt gecontroleerd of Nederlandse dienstverleners ook daadwerkelijk het Burgerservicenummer in het kader van eIDAS mogen gebruiken.

RVO.nl

RVO.nl heeft een bijdrage ontvangen voor beheer en ontwikkeling van eIDAS, waarmee op Europees niveau digitale identificatie en inloggen bij de overheid wordt geregeld.

UBR

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) heeft een bijdrage ontvangen voor de ontwikkeling van een Platform voor Open Overheidsinformatie. Dit platform moet een publicatieomgeving bieden voor elke overheidsorganisatie die informatie openbaar wenst te maken in het kader van de Wet Open Overheid. Dit project loopt door in 2020.

Diverse bijdragen

Dienst Publiek en Communicatie (DPC) heeft een bijdrage ontvangen voor het meerjarige project Aanpak Levensgebeurtenissen. Het doel is de overheidsdienstverlening rondom levensgebeurtenissen beter aan te laten sluiten op de leefwereld van burgers en bedrijven. In 2019 is ondermeer gestart met onderzoek (klantreizen) naar de dienstverlening rondom een overlijden. Voor de knelpunten die daarbij naar voren zijn gekomen, zijn oplossingsrichtingen geformuleerd om in 2020 met alle betrokken overheden de ketens daadwerkelijk anders in te richten. Op deze wijze worden verschillende levensgebeurtenissen aangepakt.

Daarnaast heeft DUO een bijdrage ontvangen voor het project Blauwe Knop waarmee een praktische tool wordt ontwikkeld dat burgers kan helpen bij het voeren van regie op hun eigen gegevens.

Bijdragen aan zbo's/rwt's

Kamer van Koophandel

De Kamer van Koophandel heeft een bijdrage ontvangen als één van de participanten van het project Levensgebeurtenissen voor startende Ondernemers.

ICTU

ICTU heeft een bijdrage ontvangen voor de ondersteuning van de implementatie van de API strategie en voor het project Regie op Bouwgegevens. API staat voor Application Program Interface en het is een set definities waarmee applicaties geautomatiseerd met elkaar kunnen samenwerken. Voor Regie op Bouwgegevens zijn drie Proof of Concepts ontwikkeld om te laten zien wat met de beoogde digitale infrastructuur mogelijk is.

Diverse bijdragen

De Dienst Wegverkeer (RDW) heeft uit de Investeringspost een bijdrage ontvangen voor de meerkosten voor het realiseren van rijbewijzen met een eID-applicatie. Deze worden sinds juni 2018 uitgegeven. Hiermee is het mogelijk om in te loggen op betrouwbaarheidsniveau DigiD Hoog.

Daarnaast is een bijdrage verstrekt aan de Raad voor de Rechtspraak voor de koppeling van het Bewindspersonenregister met de Machtigingsvoorziening. In 2019 is een risicoanalyse uitgevoerd en gestart met de bouw om betere data-uitwisseling mogelijk te maken.

Bijdragen aan medeoverheden

Waterschappen

Dit betreft een bijdrage aan de waterschappen voor het voorstel innovatie perceelwijzer.

Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken

Diverse bijdragen

Er is een bijdrage verstrekt aan het Ministerie van OCW voor het ondersteunen van minder digivaardigen via het netwerk van bibliotheken. Per 1 juli 2019 zijn vijftien kopgroep bibliotheken gestart met het informatiepunt Digitale Overheid.

Ontvangsten

Bij tweede suppletoire begroting 2019 is de ontvangstenraming bijgesteld in verband met onder andere de bijdragen van afnemers van de BRP voor het beheer van de BRP. Daarnaast is meer ontvangen dan verwacht in verband met afrekening van in 2018 afgeronde opdrachten van RvIG, Logius, RVO.nl en Kamer van Koophandel.

Artikel 7. Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid

A. Algemene doelstelling

Bijdragen aan goed werkgeverschap voor ambtenaren en aan een goede Bedrijfsvoering van het Rijk.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) staat voor een (Rijks)overheid die een aantrekkelijke werkgever is. Om dit te bereiken wordt ingezet op goede arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden, efficiënte arbeidsmarktcommunicatie en modern personeelsbeleid. De Minister van BZK heeft een kaderstellende rol op het terrein van de organisatie en bedrijfsvoering van de Rijksdienst. Daarnaast zet de Minister van BZK zich in om via de bedrijfsvoering kabinetsambities rond verduurzaming en diversiteit op te pakken.

Regisseren

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de werking van het stelsel waarin (organisaties van) werkgevers en werknemers in verschillende overheids- en onderwijssectoren afspraken over de collectieve arbeidsvoorwaarden maken. Dit is vastgelegd in de Ambtenarenwet, de Algemene Pensioenwet Politieke Ambtsdragers en de Wet privatisering ABP.

De Minister van BZK is medeverantwoordelijk voor het realiseren van een hoogwaardig leidinggevend kader in de Rijksdienst, is werkgever voor de circa 90 managers op het hoogste niveau en verzorgt voor een grote groep (top)managers de werving en selectie, loopbaanbegeleiding en een gericht ontwikkelaanbod. Daarnaast ondersteunt de Minister van BZK de departementen bij de doelstelling om ten minste 30% van de topfuncties binnen de Rijksdienst vervuld te hebben door een vrouw.

De Minister van BZK stimuleert een veilige, integere en gezonde werkomgeving en creëert voorwaarden ter bescherming van klokkenluiders binnen de publieke en private sector.

De publieke verantwoordelijkheid van de overheid vraagt om het tegengaan van bovenmatige topbeloningen in de (semi-)publieke sector. De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het goed functioneren van het op de Wet normering topinkomens (WNT) gebaseerde stelsel dat hiervoor de grondslag biedt.

De Minister van BZK regisseert, in samenwerking met de andere ministeries, de totstandkoming van samenhangende kaders voor een efficiënte organisatie en bedrijfsvoering van de Rijksdienst. Daarbij is ook aandacht voor maatschappelijke verantwoordelijkheid en de voorbeeldrol van de rijksoverheid richting partners. Het gaat om het benutten van inkoopkracht voor het realiseren van maatschappelijk effect en in de masterplannen voor de rijkskantoorhuisvesting rekening houden met kabinetsbrede ambities op het terrein van duurzaamheid.

Binnen die kaders zijn de afzonderlijke ministers verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van hun eigen ministerie. De Minister van BZK adviseert over organisatievormen en werkwijzen en monitort de naleving van de kaders en spreekt betrokkenen waar nodig aan op de naleving van normen en standaarden of het aanpassen van de kaders aan de geconstateerde tekortkomingen.

Uitvoeren

De Minister van BZK is uitvoeringsverantwoordelijk voor de pensioenregelingen van Nederlandse ambtenaren uit de voormalige overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen.

C. Beleidsconclusies

Geactualiseerde masterplannen rijkskantoorhuisvesting

In 2019 zijn de masterplannen voor rijkskantoorhuisvesting geactualiseerd en vastgesteld. Bij de actualisatie zijn rijksbrede thema’s meegenomen zoals verduurzaming van de gebouwde omgeving, maatschappelijk gewenste gebiedsontwikkeling en herbestemming en herontwikkeling van het rijksvastgoed voor maatschappelijke doeleinden. De nieuwe masterplannen zijn meer dan voorheen vanuit een integraal bedrijfsvoeringperspectief opgesteld waarbij de huisvesting van rijksdiensten is gecombineerd met facilitair management, beveiliging en ICT-voorzieningen. De masterplannen geven strategische sturing aan de optimalisatie van de samenstelling en kwaliteit van de kantorenvoorraad van het Rijk. Naar verwachting wordt de besparing, die is gemeld in de Kamerbrief van 19 januari 2016 van de toenmalige Minister voor Wonen en Rijksdienst (Kamerstukken II 2019/20, 31490, nr. 195), in 2020 gehaald. De masterplannen voor rijkskantoorhuisvesting dragen bij aan een efficiënte bedrijfsvoering van het Rijk.

Uitkomsten beleidsdoorlichting Kwaliteit Rijksdienst

In 2019 is de beleidsdoorlichting Kwaliteit Rijksdienst (voorheen artikel 3 begrotingshoofdstuk XVII Wonen & Rijksdienst, nu artikel 7 begrotingshoofdstuk VII BZK) uitgevoerd. De beleidsdoorlichting gaat in op de doeltreffendheid en doelmatigheid van het op dit beleidsartikel gevoerde beleid in de periode 2014-2018 (Kamerstukken II 2019/20, 30985, nr. 40). Op basis van de uitkomsten van de beleidsdoorlichting wordt er meer prioritering aangebracht in de invulling van de kaderstellende rol binnen de rijksbrede bedrijfsvoering. Daarnaast gaan we in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR) meer sturingsinformatie opnemen.

Implementatie WNRA

Per 1 januari 2020 is de nieuwe genormaliseerde ambtelijke rechtspositie in werking getreden. In 2019 zijn de voorwaarden voor een succesvolle implementatie geschapen in de vorm van communicatie, procesbegeleiding en het totstand brengen van de benodigde aanpassings- en implementatieregelgeving. Bij de sector Rijk is in september 2019 de eerste genormaliseerde rijkscao ondertekend.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 15 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 7. Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

33.972

23.326

29.068

27.379

35.758

33.427

2.331

        

Uitgaven

35.019

29.118

28.566

26.403

41.061

33.427

7.634

        

7.1 Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid

12.998

10.870

12.159

9.887

32.274

24.941

7.333

Subsidies

7.914

7.135

7.121

6.600

7.646

7.165

481

Diverse subsidies

2.498

2.493

3.819

3.300

1.463

0

1.463

Programma Veilige Publieke Taak

729

0

0

0

0

0

0

Overlegstelsel

4.422

4.445

3.066

3.125

2.503

2.834

‒ 331

Internationaal

265

197

236

175

0

0

0

Bedrijfsvoeringsbeleid

0

0

0

0

280

200

80

A&O-fonds

0

0

0

0

3.400

3.400

0

Werkgeversbeleid

0

0

0

0

0

731

‒ 731

Opdrachten

5.084

3.728

5.038

2.606

6.646

10.916

‒ 4.270

Arbeidsmarktbeleid

4.427

3.211

4.242

2.150

0

0

0

Programma Veilige Publieke Taak

152

20

0

0

0

0

0

Zorg voor politieke ambtsdragers

505

497

796

456

0

0

0

Bedrijfsvoeringsbeleid

0

0

0

0

1.795

3.530

‒ 1.735

Kwaliteit management rijksdienst

0

0

0

0

2.811

2.739

72

Werkgeversbeleid

0

0

0

0

2.040

4.647

‒ 2.607

Bijdragen aan agentschappen

0

0

0

13

15.041

6.860

8.181

Kwaliteitsverbetering

0

0

0

0

1.431

1.528

‒ 97

UBR (arbeidsmarkt communicatie)

0

0

0

0

9.161

5.332

3.829

Werkgeversbeleid

0

0

0

0

1.264

0

1.264

Bedrijfsvoeringsbeleid

0

0

0

0

2.579

0

2.579

I-functie Rijk

0

0

0

0

118

0

118

Doorontw. Rijksbrede ICT voorziening

0

0

0

0

488

0

488

Arbeidsmarktbeleid

0

0

0

13

0

0

0

Bijdragen aan zbo’s/rwt’s

0

0

0

668

2.575

0

2.575

Diverse bijdragen

0

0

0

668

0

0

0

Bedrijfsvoeringsbeleid

0

0

0

0

392

0

392

Werkgeversbeleid

0

0

0

0

2.183

0

2.183

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

0

144

0

144

Werkgeversbeleid

0

0

0

0

144

0

144

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

0

7

0

0

13

0

13

Arbeidsmarktbeleid

0

7

0

0

0

0

0

Werkgeversbeleid

0

0

0

0

13

0

13

Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken

0

0

0

0

209

0

209

Bedrijfsvoeringsbeleid

0

0

0

0

209

0

209

        

7.2 Pensioenen en uitkeringen

22.021

18.248

16.407

16.516

8.787

8.486

301

Inkomensoverdrachten

7.920

5.815

5.428

6.687

0

0

0

Pensioenen en uitkeringen Politieke ambtsdragers

7.920

5.815

5.428

6.687

0

0

0

Bijdragen aan zbo’s/rwt’s

14.101

12.433

10.979

9.829

8.787

8.486

301

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen

14.101

12.433

10.979

9.829

8.787

8.486

301

        

Ontvangsten

1.919

2.791

25

1.432

2.108

520

1.588

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

7.1 Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid

Subsidies

Diverse subsidies

Er zijn diverse incidentele subsidies verstrekt ter bevordering van modern en goed werkgeverschap binnen de publieke sector. Zo heeft Stichting IPSE een bijdrage ontvangen voor het onderzoeksprogramma ‘productiviteit van de overheid’. Daarnaast heeft het European Institute of Public Administration een subsidie ontvangen voor het bevorderen van de vaardigheden van overheidsfunctionarissen bij het afhandelen van zaken van de Europese Unie. Verder ontving Stichting Studeren en Werken op Maat een subsidie voor een informatiedesk met als doel een verdere ontsluiting van het potentieel van jonge hoogopgeleide mensen met een arbeidsbeperking. Tevens heeft de Stichting De Normaalste Zaak een subsidie ontvangen voor het project creëren van effectieve partnerschappen tussen facilitaire bedrijven en overheidsopdrachtgevers in inkoopcontracten van de overheidssectoren.

Overlegstelsel

Door het subsidiëren van de Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP) draagt de Minister van BZK bij aan het in stand houden van een adequaat overlegstelsel inzake arbeidsmarktbeleid. Daarnaast worden, via het Steunpunt Integriteitsonderzoek Politieke Ambtsdragers, politieke ambtsdragers ondersteund bij integriteitskwesties.

De Subsidieregeling Stichting CAOP is in 2019 geëvalueerd en openbaar gemaakt. De evaluatie heeft als input gediend voor de Subsidieregeling Stichting CAOP 2020 die per 1 februari 2020 in werking is getreden. Op basis van de evaluatie is onder andere besloten om de subsidiebijdrage voor de verschillende leerstoelen op het terrein van arbeidszaken bij de overheid af te bouwen. Uit de evaluatie komt een positief beeld voor wat betreft de verleende ondersteuning aan de verschillende commissies op het terrein van arbeidszaken bij de overheid, CAOP blijft deze ondersteuning verzorgen.

De subsidies aan de Stichting Verdeling Overheidsbijdragen (SVO) en het Verbond Sector-werkgevers Overheid (VSO) worden per 1 januari 2021 beëindigd met een afbouw van twee jaar (Kamerstukken II 2018/19, 35000 VII, nr. 71). In 2019 zijn de subsidies conform planning afgebouwd. Het VSO heeft geen beroep gedaan op het resterende subsidiebedrag. Als overgangsmaatregel is een (doel)subsidie verstrekt voor de invoering van de Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren (WNRA).

Bedrijfsvoeringsbeleid

Het kennisinstituut Center for People and Buildings (CfPB) heeft subsidie ontvangen voor onderzoek en ontwikkeling van instrumenten ter ondersteuning van de uitvoering van het beleid en de bijbehorende kaders voor de werkomgeving voor ambtenaren van de Rijksoverheid. De kennisontwikkeling van het CfPB over kwaliteit, normatiek, gebruik en beleving van de werkomgeving in kantoren wordt ingezet voor de verbetering van de Fysieke Werkomgeving Rijk. De subsidieregeling aan het CfPB is in 2019 door de Minister van BZK verlengd.

A&O-fonds

De Minister van BZK heeft in 2019 voor de laatste maal een bijdrage verstrekt aan het Arbeidsmarkt- en opleidingsfonds Rijk in de vorm van een subsidie. Deze bijdrage is onderdeel van de cao-afspraken. Het fonds zet deze middelen in voor arbeidsmarktprojecten binnen het Rijk.

Om te benadrukken dat het bij het A&O fonds Rijk arbeidsvoorwaardengeld betreft, zijn partijen in de CAO Rijk 2018-2020 overeengekomen dat de werkgever vanaf 2020 jaarlijks een bijdrage doet per fte gefinancierd vanuit de loonsom en dat vanaf die datum derhalve geen subsidie meer wordt toegekend.

Werkgeversbeleid

Zoals gemeld bij eerste suppletoire begroting 2019 heeft er een technische herschikking plaatsgevonden van de regeling Werkgeversbeleid naar de regeling Diverse subsidies.

Opdrachten

Bedrijfsvoeringsbeleid

Inkoopbeleid

In 2019 heeft het kabinet de ambities voor de duurzaamheid van de Rijksoverheid verstevigd. De doelen zijn vastgelegd in het het klimaatakkoord. Daarnaast heeft het kabinet een nieuwe inkoopstrategie opgesteld gericht op duurzaam, sociaal en innovatief opdrachtgeverschap door de Rijksoverheid (Kamerstukken II 2019/20, 30196, nr. 679). Voor het verduurzamen van de rijkskantoren is een routekaart opgesteld en in uitvoering gebracht. Via de klimaatenvelop voor klimaatneutraal en circulair inkopen zijn veertien projecten ondersteund, variërend van het realiseren van circulair meubilair tot een duurzame logistieke hub voor leveringen van goederen aan de ministeries, gemeente Den Haag en enkele grote bedrijven in het centrum van Den Haag. Het programma duurzame bedrijfsvoering heeft deze beweging gestimuleerd en geholpen door onder meer het delen van voorbeelden, het realiseren van samenwerking tussen de departementen en het aanbieden van instrumenten als de MVI-criteria (via www.mvicriteria.nl). Via de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk wordt inzicht gegeven in de getalsmatige voortgang.

De informatiehuishouding van het Rijk

In 2019 is rijksbrede programma Duurzaam Digitale Informatiehuishouding (RDDI) formeel van start gegaan met het Meerjarenplan verbetering informatie huishouding Rijk. Er zijn projecten geïnitieerd die rijksonderdelen ondersteunen in het verbeteren van de informatiehuishouding. De projecten betreffen email-archivering, websitearchivering, berichtenapps, actieve openbaarmaking, vervroegd overbrengen, digitaal vernietigen en het vergroten van de kennis van de medewerkers.

RADIO

Voor de Rijksacademie voor Digitalisering en Informatisering Overheid (RADIO) zijn opdrachten verstrekt voor de ontwikkeling van klassikale cursussen, e-learnings en webinars aangaande Digitale Transitie en Privacy.

Overig

Vanuit de Privacy Adviseur Rijksbreed (PAR) zijn opdrachten verstrekt voor het opstellen van privacy adviezen voor rijksbrede trajecten («PAR-adviezen») en het ondersteunen van de departementen bij de implementatie van de privacywetgeving. Tevens is een onderzoek gestart naar Authenticatiefunctie ten behoeve van inzageverzoeken. Voor verbetering van rijksbrede voorzieningen zijn opdrachten verstrekt die betrekking hebben op de uitvoering en begeleiding van een benchmarkonderzoek naar werkplekken voor rijks ICT-leveranciers en ter voorbereiding op vernieuwing van voorzieningen en softwarekosten.

De realisatie op de regeling Bedrijfsvoeringsbeleid valt lager uit dan begroot. Dit komt onder andere door een vertraging in het e-learning project (RADIO). Daarnaast is er aan een marktpartij een opdracht verstrekt voor de beleidsdoorlichting van het Bureau ICT Toetsing (BIT). Onder andere vanwege een langere doorlooptijd dan gepland vallen de kosten in 2020.

Kwaliteit management rijksdienst

Sinds 2018 bestaat de Algemene Bestuursdienst (ABD) uit ongeveer 1.400 managementfuncties bij de Rijksoverheid. De functionarissen op deze functies zijn de lijnmanagers in schaal 15 en hoger, en bepaalde project- en programmamanagers in schaal 15 en hoger. Bureau ABD ondersteunt de ministeries bij de werving en selectie voor ABD-functies en verzorgt een gericht leer- en ontwikkelaanbod voor (top)managers bij het Rijk. Door werving en selectie voor de ABD rijksbreed te harmoniseren, worden de mobiliteit en flexibele inzet bevorderd en worden gelijktijdig de mogelijkheden vergroot om rijksbreed te sturen op bijvoorbeeld diversiteit.

In het streven naar diversiteit begeleidt Bureau ABD de ministeries in het verwezenlijken van de doelstelling om tenminste 30% van de topfuncties binnen de Rijksdienst vervuld te hebben door een vrouw. Op 31 december 2019 was 41% van de ABD-managers, 38% van de ABD-topmanagers en 36% van de circa 90 managers op het hoogste niveau vrouw.

Hiernaast verzorgde het Bureau loopbaanbegeleiding voor deze groep, onder andere door met iedere manager op een ABD-functie minstens één loopbaangesprek per jaar te hebben.

Tot slot verzorgde Bureau ABD namens de Minister van BZK de werkgeverstaken voor de circa 90 managers op het hoogste niveau, daar waar het gaat om benoeming, arbeidsvoorwaarden en ontslag. Deze Topmanagementgroep (TMG) bestaat uit de (plaatsvervangend) secretarissen-generaal, directeuren-generaal, inspecteurs-generaal, ABDTOPConsultants en enkele vergelijkbare functies. Vergelijkbaar hieraan verzorgde Bureau ABD enkele HR-diensten aan de kabinetsleden, waaronder de salarisadministratie.

Werkgeversbeleid

Er zijn diverse opdrachten verstrekt om de kennisbasis op het gebied van arbeidsmarktbeleid te vergroten. Het gaat hierbij onder andere om het vergaren van kennis over de omvang en samenstelling van het werknemersbestand in de publieke sector, over de drijfveren en betrokkenheid van de medewerkers, de mate van tevredenheid over de organisatie. Hiermee ondersteunt de Minister van BZK het werkgeverschap op landelijk en lokaal niveau binnen de overheid.

Er zijn opdrachten verstrekt ten behoeve van de tweede wetsevaluatie van de wet Normering Topinkomens. De tweede wetsevaluatie van de wet Normering Topinkomens beslaat de periode van 2015-2020 en is in 2019 gestart met drie deelonderzoeken naar de doeltreffendheid van de wet.

Daarnaast zijn opdrachten verstrekt voor communicatie en opleidingen in verband met de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren per 1 januari 2020. De communicatie rond de invoering van de WNRA vindt onder andere plaats via de website www.wnra.nl, waarvoor de webredactie en -beheer is uitbesteed. Ook zijn voor de WNRA opleidingen arbeidsrecht georganiseerd en maatwerkopleidingen voor arbeidsjuristen bij de Rijksoverheid.

Voor het beter benutten en het gebruiken van het Functiegebouw Rijk zijn opdrachten verstrekt om de website te vernieuwen met onder andere film en animaties.

In 2019 zijn via het project Partnerships voor meer Banen (overheidsbreed) en via Maatwerk voor Mensen (Rijksbreed) partijen gestimuleerd en ondersteund om samen te werken aan het realiseren van banen voor mensen met een arbeidsbeperking. In deze beweging gaan HR en Inkoop samen met leveranciers in gesprek over de mogelijkheden. Er is veel enthousiasme en de eerste resultaten zijn veel belovend. In proeftuinen leert men in de eigen praktijk hoe - vanuit bestaande contracten - meer banen voor de doelgroep gerealiseerd kunnen worden. Er zijn in 2019 vanuit de projecten ten minste 40 proeftuinen begeleid, binnen het Rijk maar ook daarbuiten (onderwijs, gemeenten, provincies, MC). Vanuit de ervaring van de proeftuinen heeft De Normaalste Zaak in september 2019 een handreiking met stappenplan uitgebracht: Partnership en inkoopkracht.

Ook wordt bij het Rijk social return 2.0 inmiddels in Europese aanbestedingen (categoriemanagement) opgenomen (o.a. verhuisdiensten, sanitaire supplies, beveiliging RBO, catering). Op deze wijze organiseren wij een nieuwe manier van werken waarbij (rijks)ambtenaren meer betrokken worden om via Inkoop mensen met een arbeidsbeperking perspectief te bieden op werk en inkomen.

De realisatie valt lager uit dan begroot. Bij eerste en tweede suppletoire begroting 2019 hebben er namelijk herschikkingen plaatsgevonden van de regeling naar de instrumenten bijdragen aan agentschappen en bijdragen aan zbo's/rwt's voor bijdragen aan onder andere UBR en ICTU.

Bijdragen aan agentschappen

Kwaliteitsverbetering

Het beschikbare budget is grotendeels ingezet voor verdere kwaliteitsverbetering van de dienstverlening.

UBR (arbeidsmarkt communicatie)

UBR Personeel heeft een bijdrage ontvangen voor onder andere het uitvoeren van de rijksbrede arbeidscommunicatie. Hierbij zorgt UBR Personeel ervoor dat de Rijksoverheid zich positioneert en profileert als één aantrekkelijke werkgever bij kandidaten, onder meer via de website WerkenvoorNederland.nl. Zij ondersteunt organisatieonderdelen binnen het Rijk bij arbeidsmarktvraagstukken en zorgt voor betere verbinding met en tussen de organisaties. In 2019 was het delen van kennis en het bevorderen van rijksbrede samenwerking (o.a. met rijksbrede themabijeenkomsten) een speerpunt.

Daarnaast is aan UBR een bijdrage verstrekt in het kader van het programma Versterking HR ICT-Rijksdienst om het tekort aan I-capaciteit binnen het Rijk aan te pakken. Zo is onder andere het Rijks I-Traineeship uitgebreid met een Cyber Security spoor, is ingezet op gerichte en continue werving onder de ICT doelgroep en is een omscholingstraject opgezet op het gebied van schaarse ICT-expertises voor het zittende personeel en zij-instromers. Ook zijn andere activiteiten, zoals de IT-wervingscampagnes, het Rijks I-Stagebureau en I-match waarin cv’s van kansrijke I-kandidaten aan vraag van rijksorganisaties worden gekoppeld zijn voortgezet. Voor deze bijdrage zijn er op verschillende begrotingsmomenten middelen herschikt binnen artikel 7. Verder is bij tweede suppletoire begroting 2019 € 1,1 mln. gerealloceerd voor opstartkosten van I-Partnership tussen het Hoger Onderwijs en de rijksdienst. 

Werkgeversbeleid

UBR heeft diverse bijdragen ontvangen. Zo heeft het onderdeel KOOP een bijdrage ontvangen voor de ontwikkeling en het beheer van het register voor overheidsinstellingen. Begin 2019 is het register voor overheidsorganisatie in exploitatie genomen als onderdeel van de website Overheid.nl. Tevens is gestart met de voorbereiding van het ontsluiten van arbeidsgerelateerde organisatiekenmerken. Uiteindelijk doel is om alle nu separaat beheerde administraties met kenmerken van overheidsorganisaties te koppelen aan het Overheidsregister.

Daarnaast heeft het onderdeel EC O&P een bijdrage ontvangen voor het uitvoeren van diverse werkzaamheden ten behoeve van het realiseren van het Personeelsbeleid, het Organisatiebeleid, ambtelijk vakmanschap en rechtpositie, en de introductie van de Wet Normalisering Rechtpositie Ambtenaren.

Voor deze bijdragen zijn bij eerste suppletoire begroting 2019 middelen vanaf het instrument opdrachten naar het instrument bijdragen aan agentschappen gerealloceerd.

Bedrijfsvoeringsbeleid

De rijksbrede inkoopcategorie ICT werkomgeving Rijk (IWR) wordt uitgevoerd door BZK. BZK bereidt een sourcingstrategie voor DigiInkoop voor. In 2019 is gestart met het opstellen van een projectplan en –planning voor de noodzakelijke voorzieningen inclusief begroting en governance. Tevens zijn stappen genomen om een overbruggingsperiode te faciliteren totdat de alternatieve voorzieningen zijn gerealiseerd. Ook wordt een architectuurkader ontwikkeld waarin de verschillende componenten helder zijn afgebakend (wat wordt centraal gefaciliteerd en welke voorzieningen dienen departementen zelf te realiseren) en dat bruikbaar is voor aanbestedingen.

In 2019 heeft PIANOo, het inkoopexpertisecentrum van EZK, diverse activiteiten voor BZK uitgevoerd. Het betrof ondermeer het onderhouden van een centraal loket voor maatschappelijk verantwoord inkopen, het ondersteunen van innnovatiegericht inkopen, het verzorgen van een centraal informatie- en adviespunt en het beheren en actualiseren van uitvoeringsinstrumenten.

Ook is in 2019 gestart met een rijksbrede en permanente wervingsaanpak voor inkoopprofessionals. In dit kader is onder meer een gerichte contactstrategie met de doelgroep en een talentpool opgezet. Ook is middels een interactief dashboard de instroombehoefte op de korte, middellange en lange termijn in kaart gebracht.

I-functie Rijk

In 2019 zijn aan DICTU bijdragen verstrekt voor het technische beheer en doorontwikkeling van het Rijks ICT-dashboard. De doorontwikkeling bestond enerzijds uit het continu verbeteren van het dashboard en anderzijds uit de ontwikkeling van een vernieuwde startpagina. Het gaat daarbij om een eerste zichtbare stap om de inzichtelijkheid van de informatie die reeds op het Rijks ICT-dashboard aanwezig is te verbeteren.

Doorontwikkeling Rijksbrede ICT voorziening

In het kader van de doorontwikkeling rijksbrede ICT-voorzieningen zijn aan SSC-ICT bijdragen verstrekt voor regie en onderhoud van diverse rijksbrede ICT-voorzieningen zoals upgrade SharePoint en Ontwerpfase upgrade Samenwerkfunctionaliteit (SWF).

Bijdragen aan zbo's/rwt's

Bedrijfsvoeringsbeleid

Aan ICTU zijn bijdragen verstrekt voor het functioneel beheer en de doorontwikkeling van het Rijks ICT-Dashboard.

Onderhoud migratie Datawarehouse

Voor het Datawarehouse zijn in 2019 onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd en grotendeels afgerond. Verdere afronding loopt door tot begin 2020. Daarnaast is de migratie naar een nieuwe hostingpartij voorbereid en is de documentatie bijgewerkt.

Werkgeversbeleid

Bijdrage aan ICTU

ICTU heeft in 2019 diverse bijdragen ontvangen voor het uitvoeren van bestaande benchmarks, zoals InternetSpiegel, Medewerkerbetrokkenheidsonderzoek en ‘Vensters voor bedrijfsvoering’. Daarnaast is een nieuw instrument ontwikkeld. Met dit instrument wordt gefocust op het ethisch niveau van handelen in organisaties. In de tweede helft 2019 hebben organisaties deelgenomen aan een pilot. Aan de hand van die resultaten wordt bezien of het instrument in 2020 in exploitatie kan worden genomen.

Bijdrage aan CBS

Het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) heeft bijdragen ontvangen voor een (deel)onderzoek ten behoeve van de evaluatie Wet Normering Topinkomens (WNT) en voor het onderhoud van het WNT-register.

Voor de bijdragen aan ICTU en het CBS zijn bij eerste suppletoire begroting 2019 middelen gerealloceerd van het instrument opdrachten naar het instrument bijdragen aan zbo’s/rwt’s.

Bijdragen aan medeoverheden

Werkgeversbeleid

Aan Saba is een bijdrage verstrekt in het kader van het versterken van weerbaar bestuur en een veilige en integere organisatie. Het Ministerie van BZK heeft samen met een aantal netwerkpartners (o.a. Ministerie van JenV, VNG en het OM) een pilot opgezet binnen gemeenten, waaronder het openbaar lichaam Saba.

De pilot heeft als doel gemeenten (waaronder het openbaar lichaam Saba) te helpen en stimuleren met het bedenken en uitvoeren van integraal beveiligingsbeleid. Uit onderzoek, uitgevoerd in opdracht van BZK, bleek namelijk dat een meer integrale aanpak van veiligheidsproblemen kan helpen om de organisatie weerbaarder en de werkomgeving veiliger te maken. In de pilot experimenteren gemeenten met de aanpak van veiligheidsproblemen om te zien wat wel en wat niet werkt. Uiteindelijk zullen die inzichten worden gebruikt om een modelplan/afwegingskader op te stellen waar andere Nederlandse gemeenten gebruik van kunnen maken.

De gemeente Tiel heeft een bijdrage ontvangen als vergoeding voor een deel van de kosten die zij gemaakt heeft in het kader van een aanslag op een gemeenteambtenaar.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Werkgeversbeleid

De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek heeft het laatste termijnbedrag ontvangen voor het programma Innovating HRM.

Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken

Bedrijfsvoeringsbeleid

Door middel van Strategisch Leveranciersmanagement Rijk is de sturing op een aantal grote ICT- leveranciers waar het Rijk zaken mee doet de afgelopen jaren effectiever en efficiënter georganiseerd. Vanuit de verantwoordelijkheid voor het rijksbrede inkoopstelsel is in 2019 onder andere geïnvesteerd in versterking van Maatschappelijk Verantwoord Inkopen, gebruik van open standaarden, verbetering van voorwaarden en verbetering van inkoopeisen ten aanzien van veilige software.

7.2 Pensioenen en uitkeringen

Bijdragen aan zbo's/rwt's

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen

Dit betreft de pensioenregelingen van (voormalige) Nederlandse ambtenaren uit de voormalige overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben betrekking op de jaarlijkse verrekening voor de Garantiewet Surinaamse Pensioenen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarnaast zijn er niet-begrote ontvangsten gerealiseerd die onder meer betrekking hebben op ontvangsten van SSC-ICT voor de doorontwikkeling van rijksbrede ICT voorzieningen en afrekeningen met UBR.

Artikel 8. Kwaliteit Rijksdienst

A. Algemene doelstelling

Het tot stand brengen van een moderne rijksoverheid met goede prestaties op het gebied van de Rijksbrede bedrijfsvoering, goed werkgeverschap, en management van de Rijksdienst van hoge kwaliteit.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft een beleidsontwikkelende en kaderstellende rol op het terrein van de organisatie en bedrijfsvoering van de Rijksdienst. De Minister van BZK bevordert eenheid in het Rijksbreed bedrijfsvoeringbeleid en is systeemverantwoordelijke op de terreinen personeel, organisatie, ICT, facilitaire dienstverlening, huisvesting en beveiliging. De Minister van BZK is daarnaast verantwoordelijk voor de arbeidsvoorwaarden en rechtspositie van de ambtenaren werkzaam bij de sector Rijk, inclusief de modernisering van het werkgeverschap.

De Minister van BZK regisseert, in samenwerking met de andere ministeries, de totstandkoming van kaders en brengt daarin meer samenhang aan, met als doel een beter bestuurbare, data gedreven en efficiëntere bedrijfsvoering binnen de Rijksdienst. Binnen die kaders zijn de afzonderlijke ministers verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van hun eigen ministerie.

De uitgaven voor de bedrijfsvoering worden verantwoord door de individuele ministers, tenzij de taak is gecentraliseerd en het budget is overgeheveld. Op dit begrotingsartikel zijn middelen beschikbaar die de Minister van BZK inzet voor het invullen van zijn systeemverantwoordelijkheid ten aanzien van de bedrijfsvoering van het Rijk. Deze verantwoordelijkheid krijgt in de praktijk vorm door één of meer van de volgende componenten:

  • Kaderstelling door het vastleggen van normen en standaarden;

  • Monitoring door het volgen van de uitvoering in de praktijk;

  • Het zo nodig plegen van interventies door het aanspreken van betrokkenen op de naleving van normen en standaarden of het aanpassen van de kaders aan de geconstateerde tekortkomingen.

Bovendien is de Minister van BZK werkgever voor de circa 90 managers op het hoogste niveau, daar waar het gaat om benoeming, arbeidsvoorwaarden en ontslag.

Om de kwaliteit van de Rijksdienst te bevorderen, verzorgt Bureau Algemene Bestuursdienst (ABD) de werving en selectie en loopbaanbegeleiding voor (top)managers in Rijksdienst en bij de Nationale Politie. Tevens zorgt het bureau voor een gericht ontwikkelaanbod voor managers op het gebied van leiderschaps- en talentontwikkeling.

Bureau ABD ondersteunt de departementen bij de doelstelling om ten minste 30% van de topfuncties binnen de Rijksdienst vervuld te hebben door een vrouw. Om de instroom van vrouwen in de ABD te vergroten, zorgt Bureau ABD er onder meer voor dat er voldoende zicht is op talent en managementpotentieel binnen de Rijksdienst. Daarnaast verleent het bureau diensten aan nieuwe doelgroepen, zoals publiekrechtelijke ZBO's en diverse gemeenten. Ook verzorgt Bureau ABD enkele HR-diensten aan de kabinetsleden, waaronder de salarisadministratie.

C. Beleidsconclusies

Vanaf de ontwerpbegroting 2019 kent de begroting van BZK een nieuwe begrotingsstructuur. In deze nieuwe begrotingsstructuur is beleidsartikel 8 samengevoegd met beleidsartikel 7. De middelen voor het begrotingsjaar 2019 en verder worden verantwoord op beleidsartikel 7.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 16 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 8 Kwaliteit Rijksdienst (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

28.862

25.341

48.620

78.884

0

0

0

        

Uitgaven

29.318

24.897

47.648

74.031

0

0

0

        

8.1 Kwaliteit Rijksdienst

29.318

24.897

47.648

74.031

0

0

0

Subsidies

3.680

3.600

3.600

3.600

0

0

0

Fysieke Werkomgeving Rijk

180

200

200

200

0

0

0

A&O-fonds

3.400

3.400

3.400

3.400

0

0

0

Subsidie Qiy

100

0

0

0

0

0

0

Opdrachten

11.556

9.399

9.931

6.873

0

0

0

Bedrijfsvoering Rijk

11.556

9.399

9.931

6.873

0

0

0

Bijdragen aan agentschappen

14.012

11.898

34.060

62.686

0

0

0

Logius

0

2.112

2.067

3.500

0

0

0

RidM (Bedrijfsvoering Rijk)

699

100

0

0

0

0

0

FMHaaglanden

0

1.000

0

1.582

0

0

0

UBR

4.550

708

7.493

2.927

0

0

0

UBR lage loonschalen

2.750

1.223

0

0

0

0

0

UBR (Arbeidsmarkt Communicatie)

6.013

5.755

6.709

7.416

0

0

0

P-Direkt

0

1.000

2.210

0

0

0

0

SSC-ICT

0

0

15.231

45.804

0

0

0

Rijkswaterstaat

0

0

200

0

0

0

0

DICTU

0

0

150

275

0

0

0

Bedrijfsvoering beleid

0

0

0

1.182

0

0

0

Bijdragen aan zbo’s/rwt’s

0

0

57

420

0

0

0

Bijdragen aan het CBS

0

0

3

23

0

0

0

Bijdragen aan de VNG

0

0

54

0

0

0

0

Bedrijfsvoering Rijk

0

0

0

397

0

0

0

Bijdragen aan (andere) begrotingshoofdstukken

70

0

0

452

0

0

0

Bedrijfsvoering Rijk

70

0

0

452

0

0

0

        

Ontvangsten

1.334

10.347

90.455

37.074

0

0

0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Artikel 9. Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

A. Algemene doelstelling

Uitvoering geven aan Rijksvastgoedbeleid door:

  • het verzorgen van de Rijkshuisvesting van Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken (AZ) en het Koninklijk Huis, het beheren van monumenten die, naar hun aard, niet geschikt zijn voor Rijkshuisvesting en het uitvoeren van het Rijkshuisvestingsbeleid;

  • het realiseren van een optimaal financieel resultaat en maatschappelijk rendement bij het verwerven, beheren, ontwikkelen en vervreemden van materiële activa van/voor het Rijk voor de realisatie van Rijksdoelstellingen, gerelateerd aan de strategische opgaven van het kabinet.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is, als opdrachtgever en uitvoerder, verantwoordelijk voor:

  • de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van AZ;

  • de huisvesting van het Koninklijk Huis, voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat;

  • het beheer en onderhoud van de monumenten die aan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) zijn toevertrouwd en die naar hun aard niet geschikt zijn voor de huisvesting van rijksdiensten;

  • de doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting binnen de wettelijke en afgesproken kaders.

Daarnaast is de Minister van BZK als uitvoerder op het terrein van Rijksvastgoed verantwoordelijk voor:

  • het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere ministers is gelegd;

  • de vertegenwoordiging namens het Rijk bij gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij meervoudige Rijksdoelstellingen aanwezig zijn. Ook hierbij wordt gestreefd naar een optimale inzet van (overtollige) Rijksactiva en/of financiële bijdragen van het Rijk;

  • ingebruikgeving en vervreemding van (overtollige) onroerende zaken van andere ministeries. Voor zover er op basis van de huidige begrotingsregels van het kabinet sprake is van een generieke middelenafspraak met een Minister, wordt de opbrengst uit ingebruikgeving en/of vervreemding door de betreffende Minister begroot en verantwoord op de eigen begroting.

C. Beleidsconclusies

De Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken (AZ) en de Koning hebben gezamenlijk de beschikking over circa 250.000 m2 bruto vloeroppervlak, waarop onderhoudswerkzaamheden zijn uitgevoerd. Het Koninklijk gezin heeft in 2019 zijn intrek genomen in het paleis Huis ten Bosch. Verder is besloten om de verhuizing van de gebruikers van het Binnenhof met één jaar tot de zomer van 2021 uit te stellen (Kamerstukken II 2019/20, 34293, nr. 85). In 2019 is verder gegaan met de werkzaamheden voor het gereed maken van de tijdelijke huisvesting voor de gebruikers.

In het kader van bijdragen aan (een doelmatige werking van de) rijkshuisvesting heeft het RVB diverse activiteiten gerealiseerd:

  • Het Programma Groene Technologieën test innovatieve technologieën om langs deze weg bij te dragen aan sneller en goedkoper beschikbaar komen van innovaties die ook als vliegwiel kunnen fungeren om de duurzaamheidsdoelen van de Rijksoverheid te behalen. Het gaat hierbij om innovatieve duurzame technologieën en circulaire bouwwijzen/producten die bijdragen aan energiebesparing, CO2-vermindering en circulaire bouw. Zo is in 2019 het energielab Valkenburg ingericht, waar voornamelijk innovaties rond energieopwekking en energieopslag vanaf 2020 getest zullen worden. Inzake circulariteit zijn er voor een rijkskantoor in Utrecht loketten gebouwd met behulp van bio-grondstoffen en is een studie gefinancierd voor het opstellen van een gebouwpaspoort.

  • Op de Bouwcampus heeft het RVB bijgedragen aan de opgave 'Verduurzaming Gebouwen en Omgeving'. Dit is één van de drie maatschappelijke opgaven waarop De Bouwcampus zich sinds 2019 richt. Samen met opdrachtnemers, kennisinstellingen, vrijdenkers en andere opdrachtgevers wordt gezocht naar integrale en repeteerbare oplossingen voor vraagstukken die samenhangen met de vertaalslag van de routekaarten, die de basis vormen hoe gebouwen en gronden te gaan verduurzamen. Het RVB neemt de uitkomsten mee in concrete marktuitvragen.

  • Het Atelier Rijksbouwmeester (ARbm) en het College van Rijksadviseurs (CRa) hebben in 2019 hun activiteiten en samenwerking verder geïntensiveerd op het programma Panorama Nederland. Met dit Panorama heeft het CRa gewerkt aan een samenhangend perspectief voor de ruimtelijke inrichting van Nederland, dat laat zien hoe de grote maatschappelijke vraagstukken van nu de sleutel kunnen zijn voor structurele verbeteringen in de toekomst. Panorama Nederland bestaat uit een fysiek panorama en een publicatie waarin de keuzes en principes om daar te komen worden toegelicht. Het Panorama NL On Tour heeft op 53 locaties in Nederland als inspiratiebron gediend. Tot slot is op de Toogdag 2019 ‘Van gedeelde ruimte naar gedeelde principes’ gereflecteerd en vooruitgekeken naar wat het RVB kan betekenen voor de transities waar de maatschappij voor staat.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 17 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 9. Uitvoering Rijksvastgoedbeleid (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

221.781

170.868

102.003

115.700

118.271

117.329

942

        

Uitgaven

220.862

167.431

105.319

117.433

118.271

117.329

942

        

9.1 Doelmatige Rijkshuisvesting

118.385

67.357

44.673

48.954

50.295

52.758

‒ 2.463

Bijdragen aan agentschappen

118.385

67.357

44.673

48.954

50.295

52.758

‒ 2.463

RVB (Bijdrage voor huisvesting Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en AZ)1

36.507

52.224

31.760

38.544

0

41.395

‒ 41.395

waarvan:

       

begroting I, de Koning

0

15.129

11.686

13.130

0

15.713

‒ 15.713

begroting IIA, Tweede Kamer en Eerste Kamer

0

0

5.664

0

0

9.207

‒ 9.207

begroting IIB, Overige Hoge College's van Staat

0

0

8.453

0

0

10.177

‒ 10.177

begroting III,

0

0

5.434

0

0

2.884

‒ 2.884

overig

  

523

25.414

0

0

0

RVB (bijdrage voor huisvesting Koninklijk Huis)

0

0

0

0

13.823

0

13.823

RVB (bijdrage voor huisvesting Hoge Colleges van Staat)

0

0

0

0

22.373

0

22.373

RVB (Bijdrage voor huisvesting Ministerie van AZ)

0

0

0

0

2.198

0

2198

RVB (Bijdrage voor monumenten)

73.224

7.161

5.344

3.811

4.809

4.791

18

RVB (Bijdrage voor rijkshuisvesting)

8.654

7.972

7.569

6.599

7.093

6.572

521

        

9.2 Beheer materiële activa

102.477

100.074

60.646

68.479

67.976

64.571

3.405

Opdrachten

17.316

13.829

4.779

7.462

0

6.987

‒ 6.987

Onderhoud- en beheerkosten

17.316

13.829

4.779

7.462

0

6.987

‒ 6.987

Bekostiging

63.726

65.497

44.142

49.296

0

45.860

‒ 45.860

Zakelijke lasten

63.726

65.497

44.142

49.296

0

45.860

‒ 45.860

Bijdragen aan agentschappen

21.435

20.748

11.725

11.721

67.976

11.724

56.252

RVB

21.435

20.748

11.725

11.721

11.926

11.724

202

RVB (Onderhoud en beheerkosten)

0

0

0

0

7.092

0

7.092

RVB (Zakelijke lasten)

0

0

0

0

48.958

0

48.958

        

Ontvangsten

161.904

390.783

134.313

224.364

127.681

99.782

27.899

X Noot
1

Deze regeling is vanaf de eerste suppletoire begroting 2019 gesplitst in drie nieuwe regelingen: 1) RVB (bijdrage voor huisvesting Koninklijk Huis) 2) RVB (bijdrage voor huisvesting Hoge Colleges van Staat) 3) RVB (bijdrage voor huisvesting Ministerie van AZ).

E. Toelichting op de financiële instrumenten

9.1 Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

Bijdragen aan agentschappen

RVB (Bijdrage voor huisvesting Koninklijk Huis, HoCoSta’s en AZ)

Deze regeling is vanaf de eerste suppletoire begroting 2019 gesplitst in drie nieuwe regelingen: RVB (bijdrage voor huisvesting Koninklijk Huis), RVB (bijdrage voor huisvesting Hoge Colleges van Staat) en RVB (bijdrage voor huisvesting Ministerie van AZ).

RVB (bijdrage voor huisvesting Koninklijk Huis)

Specifieke toelichting huisvesting Koninklijk Huis

In mei 2015 heeft het kabinet naar aanleiding van de evaluatie van de begroting van de Koning besloten om de uitgaven die worden gedaan voor de Koning uitgebreider toe te lichten.

Hieronder volgt een nadere toelichting. Bij het jaarverslag van de Koning (I) is een extra-comptabele bijlage opgenomen waarin deze uitgaven ook worden gepresenteerd.

De bijdrage van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) aan het RVB voor de huisvesting (Paleizen) van het Koninklijk Huis bedroeg in 2019 € 13,8 mln. Dit bedrag is lager dan begroot, omdat een aantal activiteiten later worden uitgevoerd dan gepland.

Genoemd bedrag voor de paleizen bestaat uit een aantal componenten. In 2019 heeft het RVB circa € 5 mln. in rekening gebracht voor rente en afschrijvingen voor investeringen die vanaf 2010 via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het RVB. Daarnaast zijn voor de in 2019 opgeleverde projecten € 1 mln. aan gebruiksvergoedingen in rekening gebracht, waaronder de renovatie van Huis ten Bosch.

Voor de vergoeding voor regulier dagelijks en planmatig onderhoud is circa € 4,1 mln. afgerekend en voor vergoeding voor kleinere investeringen, functionele verbeteringen en projecten op basis van wet- en regelgeving waaronder veilig werken op hoogte circa € 3,7 mln.

Paleis Huis ten Bosch

Eind 2018 heeft de oplevering plaatsgevonden en in 2019 heeft het Koninklijk gezin zijn intrek genomen in het paleis. Vanaf de zomer heeft het paleis zijn representatieve functie voor ontvangsten en officiële gelegenheden vervuld. De kosten van het project, vastgesteld door de stuurgroep van het project d.d. 5 november 2019, komen uit binnen de financiële randvoorwaarden (Kamerstukken II 2017/18, 34775 XVIII, nr. 6).

Paleis Noordeinde

In 2019 zijn er geen renovaties of verbouwingen uitgevoerd. Op het ogenblik vindt er een onderzoek plaats.

Koninklijk Paleis Amsterdam

Het multidisciplinair bouwhistorisch onderzoek naar de Burgerzaal is aangevuld met een vervolgonderzoek dat nog doorloopt in 2020.

RVB (bijdrage voor huisvesting Hoge Colleges van Staat)

Het betreft hier de kosten voor huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Binnenhof. Vanaf 2019 worden de uitgaven voor het Ministerie van AZ en Hoge Colleges van Staat op de huidige wijze verantwoord. De uitgaven voor de Hoge Colleges van Staat zijn hoger dan begroot, omdat de verdeling van de budgetten niet geheel aansluit bij de toedeling van de uitgaven. Dit wordt in 2020 hersteld. Voor het Binnenhof betreft het de zogeheten niet-huisvestingskosten van de gebruikers, waarvoor middelen beschikbaar zijn (Kamerstukken II 2015/16, 34293, nr. 3). Ook is op verzoek van de opdrachtgever in 2019 capaciteit door het RVB ingezet voor activiteiten die gegeven hun aard bij het RVB apart gefinancierd worden, aangezien zij geen onderdeel vormen van het reguliere investeringsbudget bij huisvestingsprojecten.

RVB (Bijdrage voor huisvesting Ministerie van AZ)

Het betreft hier een bijdrage voor de huisvesting van het Ministerie van AZ. Vanaf 2019 worden de uitgaven voor het Ministerie van AZ en Hoge Colleges van Staat op de huidige wijze verantwoord. De uitgaven voor AZ zijn lager dan begroot, omdat de verdeling van de budgetten niet geheel aansluit bij de toedeling van de uitgaven. Dit wordt in 2020 hersteld.

RVB (Bijdrage voor monumenten)

De bijdrage is voor de kosten die het RVB maakt voor het onderhoud monumenten met een erfgoedfunctie, maar zonder huisvestingsfunctie. In 2019 heeft er onder meer onderhoud aan het park van Huis Doorn plaatsgevonden. De bijdrage wordt als voorschot versterkt en in het jaar t+1 afgerekend.

RVB (Bijdrage voor rijkshuisvesting)

De bijdrage aan het RVB betreft met name de bekostiging van het Atelier Rijksbouwmeester, het programma Groene Technologieën en de coördinatie van het rijksopdrachtgeverschap in de bouw. De bijdrage wordt als voorschot versterkt en in het jaar t+1 afgerekend.

9.2. Beheer materiële activa

Opdrachten

Onderhoud- en beheerkosten

Deze uitgaven voor het beheer van materiële activa zijn in 2019 bij de Miljoenennota 2020 gerealloceerd naar het juiste instrument, omdat ze middels bevoorschotting aan het RVB worden gerealiseerd en hiermee verantwoord dienen te worden onder het instrument bijdragen aan agentschappen.

Bekostiging

Zakelijke lasten

Deze uitgaven voor het beheer van materiële activa zijn in 2019 bij de Miljoenennota 2020 gerealloceerd naar het juiste instrument, omdat ze middels bevoorschotting aan het RVB worden gerealiseerd en hiermee verantwoord dienen te worden onder het instrument bijdragen aan agentschappen.

Bijdragen aan agentschappen

RVB

Het betreft de bijdrage aan het RVB voor de uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die de Staat toebehoren. Het gaat hierbij met name om de verwerking van (erf)pachtcontracten, de verwerking van de zakelijke lasten en het beheren van onroerende zaken. De bijdrage wordt als voorschot versterkt en in het jaar t+1 afgerekend.

RVB (Onderhoud en beheerkosten)

Het betreft de bijdrage voor onderhoud- en beheerkosten van onroerende zaken in het bezit van het RVB voor zover het niet de rijkshuisvesting betreft. Het gaat bijvoorbeeld om energiekosten, bewakingskosten, transitiekosten en het onderhoud van het Staatsdomein bij het Loo en het Staatsdomein in Brabant. De bijdrage is ook voor de onderhoudskosten van de pachtboerderijen die het RVB in beheer heeft. De bijdrage wordt als voorschot versterkt en in het jaar t+1 afgerekend.

RVB (Zakelijke lasten)

Het gaat hier om de betaling van, door gemeenten en waterschappen opgelegde, belastingen en heffingen op onroerende zaken in eigendom bij de Staat, zoals met name onroerendzaak-belasting (circa 80%) en waterschaps- en rioolheffingen (circa 20%), voor zover deze kosten niet zijn toegerekend aan de rijkshuisvesting (zie baten-lastenbegroting RVB).

De bijdrage wordt als voorschot verstrekt en in het jaar t+1 afgerekend. Daarnaast heeft, zoals bij tweede suppletoire begroting 2019 gemeld, de afrekening 2018 plaatsgevonden. Door deze afrekening vallen de uitgaven circa € 3 mln. hoger uit dan geraamd bij de vastgestelde begroting 2019.

Ontvangsten

Voor alle ontvangsten geldt dat deze via bevoorschotting/afrekening met het Ministerie van BZK worden verwerkt. Een verschil tussen begroting en realisatie wordt in jaar t+1 afgerekend. Zoals gemeld bij tweede suppletoire begroting 2019 komen de meerontvangsten voort uit hogere opbrengsten van de veiling van een aantal locaties van benzinestations langs Rijkswegen en de definitieve afrekening van de bevoorschotting aan het RVB uit de begroting van het Ministerie van BZK (VII).

Zakelijke lasten

Het betreft hier de terugbetalingen door de huurders van door het RVB betaalde gebruikerslasten en de terugontvangsten van betaalde zakelijke lasten op basis van bij gemeenten ingediende bezwaarschriften (totaal € 3,3 mln.).

Ingebruikgevingen

Het gaat hierbij om de ingebruikgeving van de onroerende zaken van de Staat voor zover er voor de opbrengst uit ingebruikgeving geen middelenafspraak bestaat. Dit leidde in 2019 tot € 50,6 mln. inkomsten uit verpachting, huur en verhuur jachtgenot.

Vervreemding

Het betreft de vervreemding van de onroerende zaken van de Staat voor zover er voor de opbrengst uit vervreemding geen middelenafspraak bestaat. Dit leidde in 2019 tot € 9,3 mln. inkomsten uit vervreemding van met name agrarische onroerende zaken en van overige onroerende zaken.

Generale ontvangsten

Verkoop bodemmaterialen

Hieronder vallen de ontvangsten uit de verkoop van bodemmaterialen, zoals zand (€ 21,5 mln.).

Veiling huurrechten benzinestations

Het betreft de ontvangsten uit de veiling van huurrechten van benzinestations langs rijkswegen (€ 33 mln.).

Afrekeningen voorschotten 2018

Dit betreft ontvangsten naar aanleiding van het afrekenen van uitbetaalde voorschotten in 2018 (€ 9,9 mln.). Het betreft voornamelijk generale ontvangsten.

5. Niet-beleidsartikelen

Artikel 11. Centraal apparaat

A. Apparaatsuitgaven Kerndepartement Budgettaire gevolgen

Tabel 18 Apparaatsuitgaven Kerndepartement budgettaire gevolgen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

347.673

414.415

362.821

431.675

476.442

401.397

75.045

        

Uitgaven

343.635

415.748

366.513

433.319

467.234

401.397

65.837

        

11.1 Apparaat (excl. AIVD)

343.635

415.748

366.513

433.319

467.234

401.397

65.837

Personele uitgaven

153.539

164.799

175.581

216.040

227.752

206.202

21.550

waarvan eigen personeel

144.658

155.327

167.527

198.271

206.082

187.349

18.733

waarvan inhuur externen

6.043

6.050

4.725

14.298

18.043

14.842

3.201

waarvan overige personele uitgaven

2.838

3.422

3.329

3.471

3.627

4.011

‒ 384

Materiele uitgaven

190.096

250.949

190.932

217.279

239.482

195.195

44.287

waarvan ICT

357

164

1.525

946

2.122

0

2.122

waarvan bijdrage aan SSO P-Direkt

67.019

65.287

0

0

0

0

0

waarvan bijdrage aan SSO's

88.476

159.330

177.366

199.074

220.333

179.375

40.958

waarvan overige materiele uitgaven

34.244

26.168

12.041

17.259

17.027

15.820

1.207

        

Ontvangsten

95.921

95.359

81.708

45.253

78.343

17.432

60.911

Toelichting op de financiële instrumenten

Personele uitgaven

Waarvan eigen personeel

De uitgaven aan eigen personeel zijn ten opzichte van de oorspronkelijke begroting toegenomen door:

  • binnen de begroting van het Ministerie van BZK herschikte middelen voor onder andere de communicatie rondom Agenda NL DIGIbeter, de implementatie van eIDAS en juridische ondersteuning rondom de wet Digitale Overheid;

  • de kosten voor eigen personeel in het kader van dienstverlening door Doc-Direkt aan notarissen voor archiefbewerking, -beheer, opslag en digitale documenthuishouding worden via tarieven bekostigd. De uitgaven zijn niet hoger dan begroot, maar hangen samen met de toegenomen ontvangsten van overige departementen en derden (notariaat);

  • het uitvoeren van de Dienstverleningsafspraken 2019 (DVA) tussen de baten-lastenagentschappen van het Ministerie van BZK. De uitgaven zijn niet hoger dan begroot, maar hangen samen met de toegenomen ontvangsten;

  • de toedeling van de loon- en prijsbijstelling 2019.

Waarvan inhuur externen

De uitgaven aan inhuur van externen zijn ten opzichte van de oorspronkelijke begroting toegenomen door:

  • de inhuur externen van Doc-Direkt die samen hangen met de toegenomen ontvangsten van overige departementen en derden (notariaat);

  • verhoging van het budget bij eerste suppletoire begroting 2019 voor de ontwikkeling van fase-1 van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO).

Materiële uitgaven

Waarvan bijdrage aan SSO's

De gerealiseerde bijdrage aan SSO's is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting toegenomen door:

  • bijdragen van andere departementen aan BZK voor de dienstverlening van FMH. Het opdrachtgeversbudget is opgehoogd om een tekort op de centrale bekostiging, als gevolg van een herijking van de tarieven in 2017, op te vangen;

  • bijdragen aan SSO’s van Doc-Direkt, die samenhangen met de inkomsten gedurende het jaar van overige departementen en derden (notariaat);

  • het uitvoeren van de Dienstverleningsafspraken 2019 (DVA) tussen de baten-lastenagentschappen van het Ministerie van BZK. De uitgaven zijn niet hoger dan begroot, maar hangen samen met de toegenomen ontvangsten;

  • de toedeling van de loon- en prijsbijstelling 2019.

Ontvangsten

De gerealiseerde ontvangsten vallen hoger uit dan begroot door:

  • inkomsten die Doc-Direkt gedurende het jaar heeft gehad van overige departementen en derden (notariaat). Deze inkomsten waren ter dekking van de personele en materiële uitgaven. De ontvangsten worden geboekt bij de eerste suppletoire begroting 2019, wat leidt tot een jaarlijkse afwijking;

  • ontvangsten van de Dienstverleningsovereenkomsten (DVA) 2019 voor de standaard dienstverlening aan de baten-lastenagentschappen. Deze ontvangsten worden jaarlijks bij eerste suppletoire begroting 2019 toegevoegd.

B. Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en Zelfstandige Bestuursorganen/Rechtspersonen met een wettelijke taak

Tabel 19 Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en Zelfstandige Bestuursorganen/Rechtspersonen met een wettelijke taak
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Totaal apparaatsuitgaven Ministerie

540.429

633.686

583.430

683.060

746.860

662.955

83.905

Kerndepartement

343.635

415.748

366.513

433.319

467.234

399.997

67.237

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD)

196.794

217.938

216.917

249.741

279.626

262.958

16.668

Totaal apparaatskosten agentschappen

782.172

1.087.228

1.149.179

1.211.958

1.314.739

1.265.306

49.433

Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG)

121.637

118.549

130.722

115.032

106.660

91.148

15.512

Logius

143.099

169.242

175.837

177.205

207.100

228.368

‒ 21.268

P-Direkt

63.187

69.970

71.324

78.522

89.583

86.871

2.712

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)

133.926

183.768

199.791

232.415

271.502

233.320

38.182

FMHaaglanden

110.509

99.781

112.968

118.422

128.643

115.336

13.307

SSC-ICT Haaglanden

197.552

215.754

211.638

224.4281

216.197

248.826

‒ 32.629

Rijksvastgoedbedrijf (RVB)

0

219.164

235.036

257.0472

285.477

251.706

33.771

Dienst van de Huurcommissie (DHC)

12.262

11.000

11.863

8.887

9.577

9.731

‒ 154

Totaal apparaatskosten zbo’s en rwt's3

       

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP)

1.281

1.338

1.320

1.345

1.193

1.522

‒ 329

Bureau Architectenregister

794

842

0

0

0

0

0

Referendumcommissie

130

0

0

0

0

0

0

Kadaster

165.000

169.000

179.000

182.000

191.000

199.000

‒ 8.000

X Noot
1

De apparaatskosten van SSC-ICT in 2018 zijn vanwege een correctie in de huisvestingskosten gewijzigd ten opzichte van het jaarverslag van 2018.

X Noot
2

In het jaarverslag van 2018 is per abuis een foutief bedrag in het overzicht 'Totaal apparaatskosten agentschappen' opgenomen.

X Noot
3

Het Ministerie van BZK verstrekt bijdragen aan vier begrotingsgefinancierde zbo's en rwt's: Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP), Huis voor Klokkenluiders (HVK), de Huurcommissie en het Kadaster. De apparaatskosten van het HVK en de Huurcommissie zijn hier niet vermeld, omdat ze respectievelijk worden bekostigd vanuit de apparaatskosten van het kerndepartement en de apparaatskosten van het agentschap Dienst van de Huurcommissie (DHC).

Artikel 12. Algemeen

Tabel 20 Opbouw verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van de vastgestelde begroting 2019, realisatie en het verschil (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

952

825

13.328

6.978

68.482

6.558

61.924

        

Uitgaven

824

871

13.354

7.262

66.964

6.558

60.406

        

12.1 Algemeen

824

871

13.354

7.262

66.964

6.558

60.406

Subsidies(-regelingen)

539

522

776

458

979

444

535

Diverse subsidies

366

349

603

408

929

394

535

Koninklijk Paleis Amsterdam

173

173

173

50

50

50

0

Opdrachten

285

349

662

885

621

912

‒ 291

Internationale Samenwerking

222

349

522

593

385

599

‒ 214

Diverse opdrachten

63

0

140

292

236

313

‒ 77

Bijdragen aan zbo’s/rwt’s

0

0

13

19

41

0

41

Diverse bijdragen

0

0

13

19

41

0

41

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

0

119

0

119

Diverse bijdragen

0

0

0

0

119

0

119

Bijdragen aan agentschappen

0

0

0

0

22.435

0

22.435

SSC-ICT (Eigenaarsbijdrage)

0

0

0

0

22.435

0

22.435

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

0

11.903

5.900

42.769

5.202

37.567

Financien en Nationale Schuld (H9)

0

0

11.903

5.875

42.744

5.202

37.542

J&V (H6)

0

0

0

25

25

0

25

       

0

12.2 Verzameluitkeringen

0

0

0

0

0

0

0

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

0

0

0

0

IPSV en impulsbudget

0

0

0

0

0

0

0

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

0

0

0

0

0

0

0

IPSV en impulsbudget

0

0

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

0

0

1.500

5.924

13.145

0

13.145

Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

Subsidies

Diverse subsidies

Het betreft onder andere een subsidie aan de Stichting Parlementaire Geschiedenis voor de exploitatie van het Centrum Parlementaire Geschiedenis (CPG). Tevens is er een subsidie verstrekt aan de TU Delft in het kader van een wetenschappelijk samenwerkingsverband met de AIVD. Hiervoor zijn bij eerste suppletoire begroting 2019 middelen herschikt vanuit artikel 2 Nationale Veiligheid. Bij tweede suppletoire begroting 2019 zijn daarnaast middelen herschikt vanuit het instrument opdrachten naar subsidies, omdat er meer subsidieopdrachten zijn verstrekt dan opdrachten.

Koninklijk Paleis Amsterdam

De stichting Koninklijk Paleis Amsterdam heeft de jaarlijkse subsidie ontvangen.

Opdrachten

Internationale Samenwerking

Dit betreft onder andere een bijdrage aan ICTU voor de kennisbank openbaar bestuur.

Diverse opdrachten

Het betreft diverse kleine opdrachten in het kader van ICT en informatiemanagement.

Bijdragen aan medeoverheden

Diverse bijdragen

Dit betreft met name een bijdrage aan het Sociaal Cultureel Planbureau voor de nog te publiceren studie «Verschil in Nederland Voorbij».

Bijdragen aan agentschappen

SSC-ICT (Eigenaarsbijdrage)

Het tekort op het eigen vermogen van SSC-ICT is bij eerste suppletoire begroting 2019 conform de Regeling agentschappen aangevuld tot nul, dit betreft een aanvulling van € 22,4 mln. Hiervoor zijn onder andere de ontvangsten gebruikt die zijn ontstaan uit de afroming van het surplus eigen vermogen van FMH (€ 3,6 mln.) en RVB (€ 9,5 mln.). Daarnaast is er € 9,3 mln. uit de eindejaarsmarge 2018 ingezet.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Financiën en Nationale Schuld (H9)

Dit betreft een actualisatie van de afgedragen vennootschapsbelasting (circa € 34,5 mln.) over de generale ontvangsten voor de veiling van locaties voor benzinestations langs Rijkswegen en bodemwinning over 2016, 2017 en 2018.

Daarnaast hebben we in 2019 vennootschapsbelasting betaald naar aanleiding van de (voorlopige) aanslagen voor 2016, 2017 , 2018 en 2019 (circa € 8,2 mln.).

Ontvangsten

De ontvangsten zijn ontstaan uit de afroming van het surplus eigen vermogen van FMH (€ 3,6 mln.) en RVB (€ 9,5 mln.). Deze ontvangsten zijn ingezet voor de dekking van het tekort op het eigen vermogen van SSC-ICT.

Artikel 13. Nog onverdeeld

Tabel 21 Nog onverdeeld budgettaire gevolgen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

        

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

        

13.1 Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Loonbijstelling apparaat

0

0

0

0

0

0

0

Loonbijstelling apparaat

0

0

0

0

0

0

0

Loonbijstelling programma

0

0

0

0

0

0

0

Loonbijstelling programma

0

0

0

0

0

0

0

        

13.2 Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling apparaat

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling apparaat

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling programma

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling programma

0

0

0

0

0

0

0

        

13.3 Onvoorzien

0

0

0

0

0

0

0

Onvoorzien apparaat

0

0

0

0

0

0

0

Onvoorzien apparaat

0

0

0

0

0

0

0

Onvoorzien programma

0

0

0

0

0

0

0

Onvoorzien Programma

0

0

0

0

0

0

0

       

0

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Artikel 14. VUT-fonds

Tabel 22 VUT-fonds budgettaire gevolgen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

        

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

        

14.1 VUT-fonds

0

0

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

741.290

51.007

0

0

0

0

0

6. Bedrijfsvoeringsparagraaf van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)

Paragraaf 1 - uitzonderingsrapportage voor de volgende vier verplichte onderdelen:

1. Rechtmatigheid

Overzicht overschrijdingen rapporteringstoleranties fouten en onzekerheden

Tabel 23

1) Rapporterings-tolerantie

(2) Verantwoord bedrag in € (omvangsbasis)

(3) Rapporterings-tolerantie voor fouten en onzekerheden in €

(4) Bedrag aan fouten in €

(5) Bedrag aan onzekerheden in €

(6) Bedrag aan fouten en onzekerheden in €

(7)Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag = (6)/(2)

Artikel 6 uitgaven

189.246.000

18.924.600

0

43.609.410

43.609.410

23%

De overschrijding op artikel 6 wordt veroorzaakt door bijdragen aan agentschappen waarbij de monitoring op de afgesproken werkzaamheden ten opzichte van de begroting en kostenrealisatie onvoldoende heeft plaatsgevonden.

Naleving van de wet- en regelgeving voor huurtoeslag

De uitgaven en ontvangsten voor de huurtoeslag worden door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoord op beleidsartikel 03 Woningmarkt van het begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De Rijksbegrotingsvoorschriften schrijven voor dat – indien bij statistische steekproeven het bedrag van de meest waarschijnlijke fout en de meest waarschijnlijke onzekerheid vermeerderd met het bedrag van de basisonnauwkeurigheid en het nauwkeurigheidsverval, samen de maximale fout en onzekerheid, de tolerantiegrens overschrijdt – de som van de meest waarschijnlijke fouten en/of onzekerheden wordt gerapporteerd in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het ministerie verantwoordelijk voor de uitvoering.

De maximale fout en onzekerheid in de uitgaven en ontvangsten voor de huurtoeslag overschrijdt de rapporteringstolerantie voor het totaal van de uitgaven- en ontvangstenstroom in de verantwoordingsstaat van Hoofdstuk VII. De maximale fout blijft overigens wel onder de rapporteringstolerantie van beleidsartikel 3. De som van de meest waarschijnlijke fouten en onzekerheden van de Huurtoeslag in deze uitgaven en ontvangsten bedraagt circa € 74 mln.

2. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

3. Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering

Onvolkomenheden over 2018 m.b.t. financieel en materieel beheer

Inkoopbeheer UBR|HIS

In 2019 zijn aanvullende maatregelen getroffen om de processen te verbeteren waaronder het aanscherpen van het proces rondom tegenlezen en periodiek uitvoeren van verbijzonderde interne controles. Deze verbetermaatregelen zijn geïmplementeerd vanaf mei waardoor het proces qua opzet voldoet aan de adviezen en aanbevelingen zoals gedaan door ADR en AR. De effecten van deze maatregelen zijn derhalve nog niet voor geheel 2019 zichtbaar in de werking. Op basis van de uitkomsten van de controle 2019 zal een verdere verfijning van processen binnen de HIS plaatsvinden.

Inkoopbeheer UBR|ECO&P

De Inhuurdesk van UBR|EC O&P is verantwoordelijk voor een juiste en rechtmatige bemiddeling van inhuurvragen, op basis van raamovereenkomsten die door Inhuur Uitvoerings Centra binnen het Rijk zijn aanbesteed. In 2019 is gewerkt op basis van de in 2018 geïmplementeerde adviezen van de ADR en AR. Alle verbetermaatregelen zijn ingevoerd. De nadruk ligt op het bestendigen van het bestaande proces waarbij vooral aandacht nodig is op het dilemma snelheid en doelmatigheid versus kwaliteit/juistheid/rechtmatigheid. Daarbij vraagt het bevorderen van de consistentie in het werkproces de continue aandacht.

Toepassing decentralisatieuitkeringen

De AR heeft over 2018 geconstateerd dat er in de praktijk bij diverse decentralisatie-uitkeringen beperkingen zijn gesteld aan de beleids- en bestedingsvrijheid van de ontvangende decentrale overheden. Deze beperkingen vloeien voort uit de bestuurlijke afspraken (bijvoorbeeld in de vorm van een convenant), die annex zijn aan de decentralisatie-uitkeringen. De AR heeft dit als onvolkomen beoordeeld.

Er wordt gewerkt aan een aanpassing van de Financiële verhoudingswet. Ondertussen is een tijdelijke oplossing nodig voor de bestaande (en nieuwe) decentralisatie-uitkeringen in periode tot aan die wetswijziging.

De herziening van de Financiële verhoudingswet bevindt zich in de fase van consultatie. Het huidige uitkeringsstelsel is gebaseerd op het uitgangspunt ‘je gaat erover of niet’. Dit blijft de hoeksteen van het nieuwe uitkeringsstelsel. Veel opgaven kunnen doeltreffend en doelmatig door één overheidslaag worden opgepakt. Daarnaast zijn er opgaven waarbij meerdere overheidslagen tegelijk betrokken zijn. Het huidige uitkeringsstelsel is niet op deze opgaven geënt, waardoor op dit punt het stelsel aanpassing behoeft. Voor deze situaties komt er een nieuwe uitkeringsvorm; de uitkering gezamenlijke opgave. Daarnaast wordt de mogelijkheid voor het opvragen van beleidsinformatie bij de toekenning van een decentralisatie uitkering geëxpliciteerd.

Met het instellen van het loket voorafgaand aan het verschijnen van de septembercirculaire 2019 zijn de nieuwe en bestaande decentralisatie-uitkeringen getoetst door de fondsbeheerders. Deze toetsing kan leiden tot bijvoorbeeld een aanpassing voorafgaand in de (concept-) bestuurlijke afspraken of een omzetting naar een specifieke uitkering.

Alle 28 decentralisatie-uitkeringen die vermeld stonden in de septembercirculaire 2019 zijn getoetst aan het kader dat met de Kamer gedeeld is (Kamerstuk 35 000 B, nr. 13). Hetzelfde kan worden opgemerkt voor de 39 decentralisatie uitkeringen die opgenomen zijn in de decembercirculaire 2019.

De toetsing wordt voortgezet in 2020. Ook zullen in 2020 de decentralisatie-uitkeringen getoetst worden die reeds voor meerdere jaren al in de fondsen afgestort waren.

Volledigheid van de BRP opbrengsten RvIG

Over 2018 is een onvolkomenheid toegekend aan de volledigheid van de BRP opbrengsten. De BRP-opbrengsten worden gegenereerd op basis van aantallen uitgewisselde berichten maal een tarief. De onvolkomenheid heeft betrekking op het aantoonbaar maken van de betrouwbaarheid van de aantallen uitgewisselde berichten BRP en de aansluiting op de facturatie. Er zijn diverse trajecten gestart waarvan de voortgang periodiek met de ADR en de AR zijn besproken. Het gaat om een wetswijzigingstraject BRP, het aantoonbaar maken van de betrouwbaarheid van het aantal uitgewisselde berichten en de aansluiting op de facturatie. De opzet van het aantoonbaar maken van de betrouwbaarheid van het aantal uitgewisselde berichten is in 2019 gereed. De werking zal vanaf 2020 aangetoond kunnen worden.

4. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Onvolkomenheden over 2018, niet zijnde van toepassing op financieel en materieel beheer

IT Beheer P-Direkt

De AR heeft over 2018 de toegekende onvolkomenheid van 2017 gehandhaafd. In 2019 heeft P-Direkt veel verbeteringen doorgevoerd. Omdat er is gekozen voor structurele oplossingen met draagvlak zijn de effecten hiervan pas gedurende 2019 zichtbaar geworden.

Ten aanzien van het productiebeheer heeft P-Direkt de beheersing over het productieproces onder andere versterkt door een betere vastlegging van verrichte acties en verantwoordelijkheden.

Op gebruikersbeheer is in 2019 een groot aantal verbeteracties doorgevoerd om de stijgende lijn, die in oktober 2018 door de ADR is vastgesteld, verder te kunnen voortzetten. Een vernieuwde gebruikers- en autorisatiematrix alsmede het in gebruik nemen van een uitzonderingenlog maken hiervan deel uit. Het aantal voorlopige bevindingen van de ADR is in omvang afgenomen, maar leidt nog tot een beperking in 2019. De verwachting is dat het effect van deze inspanningen in 2020 zal leiden tot een volledige oplossing van de onvolkomenheid op dit punt.

Het proces wijzigingenbeheer was in 2018 onvoldoende aantoonbaar beheerst. Met de invoering van Agile/Scrum is onvoldoende rekening gehouden met de vereiste aantoonbaarheid van een juiste werking. De beheersing van het proces was hierdoor niet goed controleerbaar. P-Direkt heeft ten behoeve van de aantoonbare beheersing in 2019 een groot aantal maatregelen getroffen. De voornaamste wijzigingen betroffen het beter vastleggen van verantwoordelijkheden en kunnen aantonen wie welke actie heeft gedaan. Ook is ingezet op het versterken van de ketengedachte binnen P-Direkt en het uniformeren van de vastlegging. Inmiddels zijn er vernieuwde verbeter-, change-, release- en implementatieprocessen opgesteld.

De bevindingen ten aanzien van het gebruikersbeheer en de beveiliging van componenten slaan terug op SSC-ICT. In 2018 is gestart met het doorvoeren van een stelsel van verbeteringen, waarbij de verwachting was dat de bevindingen begin 2019 zouden zijn opgelost. Toen begin 2019 bleek dat niet het geval was, is het doorvoeren van die verbeteringen in 2019 voortgezet. Vooral in de tweede helft van 2019 is het resultaat daarvan goed zichtbaar. Door de ADR is aangegeven dat de bevindingen in 2019 zijn opgepakt en is verbetering geconstateerd. De opzet van de getroffen beheersmaatregelen is daarbij als goed beoordeeld, maar over de gehele onderzoeksperiode de werking nog niet. Het tempo van de implementatie van verbetermaatregelen wordt mede beïnvloed door de omvang en complexiteit van het P-Direkt landschap tezamen met de hoge beschikbaarheidseisen, waardoor maatregelen getemporiseerd uitgerold dienen te worden. Het doorvoeren van verbeteringen zal in 2020 daarom gecontinueerd worden, waarbij de verwachting is dat dit zal leiden tot het oplossen van alle bevindingen in 2020 en daarmee zal bijdragen aan het wegnemen van de onvolkomenheid op het IT-beheer bij P-Direkt.

Gebruikersbeheer en beveiliging van IT-componenten SSC-ICT

Over 2018 concentreerden de bevindingen van de ADR, en ook de door de AR toegekende onvolkomenheden, zich op de beheerprocessen gebruikersbeheer en beveiliging van componenten. In 2019 lag de prioriteit derhalve op het opvolgen en oplossen van die bevindingen en onvolkomenheden. SSC-ICT stelt vast dat, ondanks de zichtbare verbeteringen die in 2019 zijn doorgevoerd, de beheerprocessen nog niet volledig op orde zijn. Uit de resultaten van uitgevoerde audits op de door SSC-ICT beheerde informatiesystemen blijkt dat de ADR tot eenzelfde conclusie komt. Daarom zal het uitvoeren van verbetermaatregelen ten aanzien van het gebruikersbeheer, de beveiliging van componenten en de overige beheerprocessen in 2020 gecontinueerd worden en zal de werkwijze omtrent het monitoren van en rapporteren over de opvolging van de bevindingen verbeterd worden, alsmede de communicatie daarover naar de afnemers. De transitie van SSC-ICT zal daarnaast bijdragen aan een organisatie waarbij de structuur, processen, technologie en governance een beheerste en veilige uitvoering van de ICT-processen optimaal ondersteunen.

Informatiebeveiliging BZK Kerndepartement

Over het jaar 2019 heeft de AR opmerkingen gemaakt ten aanzien van bestuur en organisatie van informatiebeveiliging. Daarnaast heeft zij aanbevelingen gedaan op het vlak van incidentmanagement. Met de formele ingebruikname van het beleidskader Privacy- en informatiebescherming, aangevuld met een specifiek jaarplan voor informatiebeveiliging heeft BZK een belangrijke stap gezet in de besturing van de informatiebeveiliging en privacy binnen BZK. Daarnaast is eind 2019 gestart met een strategisch incidentmanagementproces in pilotvorm, wat na evaluatie en bijstelling in de eerste helft van 2020 moet leiden tot een volwassen incidentproces op departementsniveau. Dit proces heeft tot doel heeft om bestuurlijk en politiek relevante incidenten op gestructureerde wijze naar de ambtelijke top te geleiden.

Rijksbreed IT-beheer

De aanbeveling van de AR met betrekking tot het ontwikkelen van een rijksbreed IT kader is door BZK zodanig vorm en opvolging gegeven dat er aan een verbeterd IT-beheer gewerkt wordt, meetbaar en onderbouwd. Met de AR is gesproken over de huidige kaders als GITC, BIR/BIO die in opzet invulling geven aan de door de AR gegeven aanbeveling. De aandacht zal daarom worden gericht op het aanvullen van en het optimaliseren van bestaan en werking van deze kaders. Daarbij wordt met name geïnvesteerd in de organisatie en control-cyclus rond het IT-beheer. In 2019 is gestart met de volgende activiteiten die in 2020 verder geïmplementeerd zullen worden: ­

  • Een kwaliteitsraamwerk en een kwaliteitskader voor I-plannen wordt ontwikkeld om vervolgens bij aanstaande begrotingsindiening te gaan gebruiken;

  • Het profiel van departementale CIO’s en CISO’s wordt vastgesteld, evenals dat van de CISO Rijk.

  • Het ‘Handboek Integrale Beveiliging en Veiligheid van de Rijksdienst 2019-2022’ verschenen en is er een model In Control Verklaring (ICV) met toelichting opgesteld en vrijgegeven;

  • De toepassing van bestaande kaders als de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst (BIR2017) wordt vergeleken met ISAE standaarden en assurance rapportages;

  • De ADR heeft in opdracht van CIO Rijk onderzoek uitgevoerd naar de verantwoording door SSO’s;

  • Er wordt nader onderzocht hoe sturing en control op de IT-dienstverlening is georganiseerd en functioneert (governance op specifieke IT-dienstverlening).

Informatiebeveiliging SSO CN

In 2019 zijn de ingezette verbeteringen ten behoeve van de informatiebeveiliging verder door gezet. De restpunten uit het verbeterproject zijn ondergebracht in de reguliere planning van het SSO en hier wordt binnen de reguliere verantwoordingscyclus op gerapporteerd. Deze maatregelen zijn geen onderdeel van de eerder in het verbeterplan benoemde urgente verbeteringen, waardoor het des te belangrijker is de urgentie te wegen tegen eventuele nieuwe aandachtspunten zoals deze naar voren komen uit de PDCA-cyclus.

Daarnaast is in 2019 door een extern bureau onderzoek gedaan naar de capaciteit en expertise bij de beheerorganisatie. Vanuit het verbeterproject zijn nu 5 fte structureel toegevoegd aan het ICT-team. Momenteel zijn er voorbereidingen getroffen voor een ICT mbo-opleiding die na de zomer van 2020 van start gaat. Er zijn nog gesprekken gaande met departementen om convenanten af sluiten ter ondersteuning op senior beheer niveau.

Paragraaf 2 - Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

1. MenO- risico's en ontwikkelingen betreffende het M&O-beleid

BZK heeft ter voorkoming van Misbruik & Oneigenlijk (M&O) gebruik van subsidies een M&O-beleid vastgesteld en geïmplementeerd. BZK werkt volgens dit M&O-beleid en houdt het departementale M&O-register bij. Het M&O-register wordt risicogericht geraadpleegd bij subsidieaanvragen, met het oog op de vraag of betrokkene is geregistreerd wegens (vermoedens van) misbruik of oneigenlijk gebruik van subsidie.

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) voert een aantal subsidieregelingen uit voor BZK en houdt een eigen M&O-register bij. RVO levert periodiek rapportages over M&O-meldingen aan BZK.

Om de informatie-uitwisseling tussen departementen te verbeteren is in 2019 Rijksbreed een centrale verwijsindex ontwikkeld. De verwijsindex is in beheer bij RVO en per september 2019 bij BZK in gebruik genomen. Het doel ervan is informatie uitwisselen tussen departementen, met inachtneming van relevante privacywetgeving.

Daarnaast heeft BZK in 2019 gewerkt aan het vastleggen en het uitwerken van het reviewbeleid. Naar verwachting zal het reviewbeleid in het eerste halfjaar van 2020 gereed zijn.

2. Grote lopende ICT-projecten

Het Ministerie van BZK rapporteert over alle projecten met een ICT component groter dan € 5 mln. op het rijksictdashboard.nl. Op basis hiervan rapporteert het ministerie over deze projecten aan de Tweede Kamer middels de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk. De CIO BZK monitort deze projecten conform de afspraken in het CIO-stelsel. Conform het «Handboek Portfoliomanagement Rijk voor projecten met een ICT-component van ten minste € 5 miljoen» toetst de CIO BZK of een goede invulling gegeven wordt aan eisen zoals deze voortkomen uit regelgeving rondom privacy en beheermaatregelen. Indien daar in een project aanleiding voor is, worden gerichte aanwijzingen voor verbetering gegeven.

Ter versterking van het CIO-stelsel verbetert het ministerie van BZK vanuit haar coördinerende rol de bruikbaarheid van het Rijks ICT-dashboard de komende jaren stapsgewijs. Een eerste zichtbare stap is inmiddels gezet in een verbeterde visuele presentatie van de rijksbrede informatie [TK 26643, nr. 671]. Dit vertaalt zich ook door in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR).

3. Gebruik open standaarden en open source software

Het Ministerie van BZK heeft in 2019 gehandeld conform artikel 3, eerste lid van de «Instructie rijksdienst bij aanschaf ICT-diensten of ICT-producten». Er zijn in de regel geen nieuwe ICT-diensten of -producten aangeschaft waarbij is afgeweken van de open standaarden op de «pas toe of leg uit»-lijst van het Forum Standaardisatie. Binnen BZK stuurt de CIO-BZK, in samenwerking met de partners uit het interne CIO-beraad, er zoveel mogelijk op aan dat er actief invulling wordt gegeven aan het gebruik van open standaarden en open source. Jaarlijks publiceert Logius in zijn online jaaroverzicht een overzicht van de toepassing van open standaarden binnen de Logius-producten met eventuele afwijkingen en toelichting.

4. Betaalgedrag

Het streefcijfer voor tijdig betalen is 95 procent van alle handelsfacturen binnen 30 dagen na datum van ontvangst van de factuur. Over 2019 bedraagt het percentage tijdig betaalde facturen van het BZK-kerndepartement 95,5% en van de AIVD 85,2%. Daarnaast is in onderstaande tabel het betaalgedrag van de SSO’s en agentschappen gepresenteerd:

SSC-ICT

95%

UBR

89%

FMH

98%

P-Direkt

98%

RVB

90,2%

Logius

91,2%

DHC

84,8%

RvIG

94%

De AIVD heeft in 2019 niet voldaan aan de streefwaarde om 95% van de facturen binnen 30 dagen te betalen. Belangrijkste oorzaken waren gelegen in de eindejaarsdrukte waardoor facturen niet met de gebruikelijke snelheid konden worden afgehandeld. Daarnaast was gedurende het jaar sprake van procesmatige omstandigheden die een soepele afwikkeling van facturen in de weg stonden, zoals de gebrekkige vervangingsregeling en de personele bezetting op de financiële administratie.

Bij de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) wordt het niet halen van de streefwaarde van 95% veroorzaakt door een tweetal factoren. Ten eerste doordat facturen niet tijdig door de bevoegde personen worden goedgekeurd. Daarnaast is geconstateerd dat het registreren van dispuutfacturen (opschortende werking) nog niet bij alle organisatieonderdelen secuur geschiedt waardoor een onterecht negatief effect op het betaalpercentage ontstaat. UBR streeft ernaar om in 2020 over te gaan op een nieuwe bestelapplicatie. Door automatisering van factuurcontrole, factuur-onafhankelijk prestatie verklaren en geautomatiseerde routing zal hierbij verbetering zichtbaar moeten zijn in de doorlooptijden. Dit zal ook een positief effect hebben op het financieel beheer en daarmee ook de betaalsnelheid. Het verbeteren van het betaalgedrag krijgt daarnaast aandacht doordat extra aandacht gegeven gaat worden aan het signalerings-, aanmanings- en escalatieproces.

Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) voldoet met 90,2% niet aan de Rijksbrede streefwaarde om 95% van de facturen binnen 30 dagen te betalen. Dit wordt veroorzaakt door de migratie van SAP naar Oracle die gaande is. Het RVB streeft naar een percentage tijdig betaalde facturen van 90%. Naast het oplossen van knelpunten als gevolg van bovengenoemde migratie werkt het RVB aan een plan van aanpak ter verbetering van het betaalgedrag. Dit is met name gericht op het verbeteren van de goedkeuringsdiscipline en het oplossen van problemen bij het goedkeuren van facturen.

Het betaalgedrag van Logius om facturen binnen 30 dagen te betalen ligt met een percentage van 91,2% in 2019 onder de Rijksbrede norm van 95%. Door de reorganisatie van Logius is met name in de eerste paar maanden een deel van de facturen niet binnen de termijn van 30 dagen betaald. Dat komt door aanpassingen in systemen. Een tweede oorzaak is dat bij een deel van de facturen het Logius ordernummer of referentienummer ontbreekt. Een derde oorzaak is dat het interne goedkeuringsproces van de factuur soms te lang duurt. Dit is het gevolg van nieuwe functies en rollen door de invoering van een nieuwe organisatiestructuur per 1 januari 2019. In 2019 is vanaf het eerste kwartaal een stijgende lijn zichtbaar in het betaalgedrag, die zich verder zal moeten doorzetten om aan de norm te voldoen.

Het percentage van facturen betaald binnen 30 dagen is bij de Dienst van de Huurcommissie (DHC) cumulatief over 2019 uitgekomen op 84,6%. De oorzaak voor het niet behalen van deze streefwaarde is tweeledig. Enerzijds is dit het gevolg van het niet goed doorkomen van mails in het systeem zelf. Dit probleem is doorgegeven aan de leverancier en er wordt aan een oplossing gewerkt. Anderzijds betreft het interne oorzaken. Zo wordt niet altijd tijdig de prestatieverklaring gegeven, waardoor het proces van ontvangst van de factuur tot aan de betaalbaarstelling vertraging oploopt. Over de interne afhandeling zijn afspraken gemaakt om de facturen sneller door het betalingsproces te laten gaan.

Medio juni is de kantoorautomatisering van De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) gemigreerd naar de DWR Next. Als gevolg van deze migratie is de daaropvolgende weken een groot aantal facturen niet binnengekomen op het daarvoor bestemde e-mailadres. Dit technische probleem is onderkend en eind juni opgelost. In november zijn de betreffende facturen alsnog (mede o.b.v. ontvangen herinneringen) opgevraagd en betaald. Logischerwijs had dit een aanzienlijke impact op de betaalsnelheid.

5. Audit Committee

Het Audit Committee (AC) is in 2019 vier keer bijeengekomen. In 2019 is besloten om het AC op een andere manier in te richten. Een deel van het AC wordt door een DG voorbereid met een onderwerp en de daarbij behorende vraagstukken waarop hij/zij graag reflectie wil hebben van de AC leden. Het andere deel blijft voor de reguliere bedrijfsvoeringsonderwerpen, waaronder de rapporten en bevindingen van de AR en ADR, gereserveerd. De in 2019 aangekondigde evaluatie vindt begin 2020 plaats.

6. Departementale checks and balances

Om de interne organisatie en de kwaliteit van subsidie-instrumenten te bewaken en te verbeteren, heeft BZK diverse vormen van checks and balances ingevoerd. Het Ministerie van BZK voert de volgende checks and balances uit:

  • Beleidsdirecties werken met een procesbeschrijving volgens de subsidieregelgeving met een stappenplan. Verder zijn er diverse hulpmiddelen beschikbaar, zoals modelbeschikkingen en checklists.

  • Over 2019 hebben beleidsdirecties decentrale financiële ondersteuning van de DG-bureaus gekregen.

  • Subsidies werden ter toetsing (ex ante check) voorgelegd aan de Expertise Commissie Subsidies (ECS) bij FEZ. ECS is in 2019 geëvalueerd. De uitkomst is dat subsidies sinds 1 juli 2019 risicogericht getoetst wordenen de nadruk van ECS meer op advisering ligt. ECS geeft voorlichting ter kennisdeling.

  • Het Uniform Subsidie Kader (USK) vormt voor het subsidiebeleid het uitgangspunt. Het USK is gebaseerd op een aantal uitgangspunten, namelijk: proportionaliteit, sturing op prestaties en hoofdlijnen, uniformering en vereenvoudiging, en verantwoord vertrouwen.

  • Het Ministerie van BZK hanteert naast het USK het Raamwerk Uitvoering Subsidies (RUS), waarin de subsidies(regelingen) worden gecategoriseerd in uitvoeringsvarianten.

7. Normenkader financieel beheer

Er zijn geen ontwikkelingen geweest in 2019 met betrekking tot het toezicht op het normenkader.

Paragraaf 3 - Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Organisatieontwikkeling BZK

De Bestuursraad van BZK heeft na een evaluatie over de organisatie van de staf medio mei 2019 besloten tot een herschikking van de staf en ondersteunende diensten. De Bestuursraad meent dat een hoogwaardige staf en ondersteunende diensten een belangrijke voorwaarde zijn om als departement effectief te opereren en adaptief te interacteren met de omgeving. Deze visie en ambitie kan gerealiseerd worden door integraler werken, een meer proactieve opstelling, duidelijkheid over de eigen rol en professioneel werken.

Vervolgens zijn de hoofdlijnen van de herschikking uitgewerkt en eind augustus 2019 vastgesteld in het ‘Ondernemings-besluit Hoofdlijnen herschikking staf en ondersteuning’. Er komen vanaf 2020 twee clusters met elk drie directies en daarnaast blijft de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving (CZW) bestaan. De stafdirecties zijn naar inhoudelijke samenhang geclusterd. De clustering is als volgt:

a. Cluster Mensen en Middelen

Dit cluster wordt gevormd door de directies Financieel Economische Zaken (FEZ), Personeel&Organisatie (P&O) en Chief Information Officer & Informatiemanagement (CIO & I).

b. Cluster Bestuursondersteuning

Dit cluster wordt gevormd door de directies Kennis, Internationaal, Europa en Macro-Economie (KIEM), Bestuursadvisering (BA) en Communicatie.

c. Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving (CWZ)

Daarnaast wordt de financiële functie centraal belegd binnen de directie FEZ. Financieel beheer en control komen daarmee organisatorisch onder FEZ te vallen.

Transitie SSC-ICT

In navolging op het onderzoek en strategisch advies van een extern onderzoeksbureau, is ultimo 2019 gestart met de inrichting van een programmaorganisatie om geconstateerde onvolkomenheden te verhelpen en de adviezen van dat onderzoeksbureau te implementeren. Naast verbeteringen op het gebied van security en het wegwerken van de technische schuld, behelst het advies een majeure verandering in werkwijze en structuur waardoor SSC-ICT toekomstbestendig wordt gemaakt. In nauwe samenwerking met de Ondernemingsraad heeft de directie van SSC-ICT per 1 januari 2020 besloten tot een herziene organisatiestructuur waarin maatwerk- en standaarddienstverlening is gescheiden alsmede kaderstelling en uitvoering. Vanuit een Tijdelijke Werkorganisatie wordt door de programmaorganisatie de transitie van SSC-ICT opgepakt en gefaciliteerd.

E-facturatie

Conform de EU-Richtlijn ‘Elektronische facturering bij overheidsopdrachten’ zijn alle aanbestedende diensten in Europa verplicht per november 2018 e-factureren te implementeren. Dit betekent dat de diensten e-facturen van leveranciers moeten kunnen ontvangen en verwerken. In Nederland is de EU-richtlijn uitgewerkt in de Aanbestedingswet en het Aanbestedingsbesluit. Deze wijzigingen zijn ingegaan op 18 april 2019. Vooruitlopend op de EU-Richtlijn is in de Aanbestedingswet en het Aanbestedingsbesluit besloten dat de Rijksoverheid vanaf 1 januari 2017 een elektronische factuur eist bij nieuwe overeenkomsten voor de levering van producten, verrichting van diensten of voor de uitvoering van werken van leveranciers. Dit ligt vast in het ‘Toepassingskader elektronisch factureren Rijksoverheid’. Tot nu toe werden leveranciers nog niet structureel aangesproken op de niet-naleving van de plicht tot e-facturatie. In de loop van 2019 is hier na een zorgvuldige, gezamenlijke voorbereiding door de vijf bij het FDC aangesloten departementen verandering in gekomen. De voorbereiding hield onder andere in dat leveranciers op verschillende manieren (aanvullend op de bestaande informatie in het contract tussen leverancier en departement) zijn geïnformeerd over de start van de controle op het naleven van de inkoopvoorwaarde e-facturatie. Er is tevens ingeregeld dat leveranciers in heel uitzonderlijke gevallen een tijdelijke ontheffing kunnen krijgen. De controle is medio 2019 gestart waarbij 1 augustus 2019 van start is gegaan met het terugsturen van niet-e-facturen. Sindsdien neemt het aantal e-facturen toe.

Breedplaatvloeren

Bij een te zware belasting (onjuist gebruik) van betonnen breedplaatvloeren kunnen scheuren optreden. In 2017 en 2018 heeft het RVB onderzocht bij welke gebouwen van het Rijk en Defensie dit risico aanwezig is. In 2019 is in samenwerking met marktpartijen een aantal herstelmethoden ontwikkeld. Het RVB bepaalt welke gebouwen hersteld moeten worden en via welke methode. Een betrouwbare schatting van de kosten kan nog niet gemaakt worden, dit is mede afhankelijk van de aard, omvang van de gebreken en de gebruikte methode.

Informatievoorziening governance & BIT

De Minister van BZK heeft aangekondigd dat het kabinet de sturing op alle aspecten van IV (waaronder informatiebeveiliging, ICT-beheersing en IT-beheer) binnen de Rijksdienst verder wil versterken. Ten behoeve hiervan zijn de coördinerende bevoegdheden voor de Minister van BZK vergroot en is een nieuw pakket aan maatregelen aangekondigd, waar nu binnen de Strategische I-agenda 2019–2021 door CIO Rijk en het CIO-beraad uitvoering aan wordt gegeven [Kamerstukken II 2019/20, 26643, nr. 656].

Alles overwegende is gekozen voor een positionering van het Bureau ICT Toetsing (BIT) als op afstand geplaatste toetsingsautoriteit. Het BIT gaat na 2020 verder als onafhankelijk adviescollege met een wettelijke grondslag. De rode draad uit de verschillende onderzoeken is dat de positionering passend is bij de integrale stelselverantwoordelijkheid van BZK voor ICT en digitalisering binnen de rijksoverheid.

Implementatie Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV)

In 2019 heeft de AIVD veel werk verzet voor de verdere implementatie van de Wet op de Inlichtingen-en Veiligheidsdiensten (Wiv) 2017 die op 1 mei 2018 in werking is getreden. De Commissie van Toezicht op de Inlichtingen-en Veiligheidsdiensten (CTIVD) heeft eveneens geconstateerd dat de AIVD fundamentele veranderingen in gang heeft gezet en concrete voortgang heeft geboekt ten aanzien van de implementatie. Het vaststellen van beleid en werkinstructies is grotendeels in orde gemaakt in 2019. De verankering hiervan in de werkwijze van de AIVD is in 2019 reeds in gang gezet maar vergt per definitie meer tijd, mede vanwege de complexiteit van de datahuishouding en ICT-infrastructuur.

Beheer raamovereenkomsten

Op 19 december 2018 heeft het Europese Hof van Justitie arrest gewezen dat mogelijk gevolgen heeft voor onze raamovereenkomsten. Een van deze gevolgen houdt in dat als de totale aanbestede waarde of hoeveelheid van een raamovereenkomst is bereikt, deze als het ware is uitgeput en dat geen nieuwe opdracht op grond van die raamovereenkomst mag worden geplaatst (HvJ C-216/17). Dit arrest en het daarop ingewonnen advies van de interdepartementale commissie van bedrijfsjuristen (CBA) van 29 oktober 2019 gaat ervan uit dat dan geen nieuwe opdracht op grond van die raamovereenkomst mag worden geplaatst. Op basis van deze ontwikkelingen moet BZK als stelselverantwoordelijke in samenspraak met de coördinerend directeur inkopen van de departementen en de inkoopuitvoeringsorganisaties (IUC’s) op het standpunt dat een zo eenduidig mogelijke wijze voor het omgaan met het arrest en CBA advies noodzakelijk is en dat tot een zoveel mogelijke uniforme werkwijze moet worden gekomen. De komende periode zullen onder regie van BZK DGOO verdere stappen gezet worden om tot deze uniforme werkwijze te komen met als doel om tijdig nieuwe Europese aanbestedingen te starten ter voorkoming van onrechtmatig inkopen van goederen of diensten.

C. JAARREKENING

7. Departementale verantwoordingsstaat

Tabel 24 Departementale verantwoordingsstaat 2019 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3) = (2) - (1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

  

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

5.421.259

5.560.406

679.437

5.632.895

5.616.794

753.124

211.636

56.388

73.687

           
 

Beleidsartikelen

5.013.304

5.152.451

662.005

5.087.971

5.082.596

661.636

74.667

‒ 69.855

‒ 369

1

Openbaar bestuur en democratie

59.323

59.323

21.965

66.807

56.472

21.590

7.484

‒ 2.851

‒ 375

2

Nationale veiligheid

274.253

274.253

13.214

308.373

296.971

15.306

34.120

22.718

2.092

3

Woningmarkt

4.104.088

4.104.213

521.000

4.040.201

4.069.601

459.522

‒ 63.887

‒ 34.612

‒ 61.478

4

Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit

155.508

286.508

91

245.813

206.163

270

90.305

‒ 80.345

179

5

Ruimtelijke ordening en omgevingswet

94.897

102.919

3.824

113.294

123.230

16.740

18.397

20.311

12.916

6

Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving

174.479

174.479

1.609

159.454

170.827

18.419

‒ 15.025

‒ 3.652

16.810

7

Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid

33.427

33.427

520

35.758

41.061

2.108

2.331

7.634

1.588

8

Kwaliteit Rijksdienst

0

0

0

0

0

0

0

0

0

9

Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

117.329

117.329

99.782

118.271

118.271

127.681

942

942

27.899

           
 

Niet-beleidsartikelen

407.955

407.955

17.432

544.924

534.198

91.488

136.969

126.243

74.056

11

Centraal apparaat

401.397

401.397

17.432

476.442

467.234

78.343

75.045

65.837

60.911

12

Algemeen

6.558

6.558

0

68.482

66.964

13.145

61.924

60.406

13.145

13

Nog onverdeeld

0

0

0

0

0

0

0

0

0

14

VUT-fonds

0

0

0

0

0

0

0

0

0

8. Samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen

Tabel 25 Samenvattende verantwoordingsstaat 2019 inzake baten-lastenagentschappen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2018

Rijksdienst voor identiteitsgegevens

Totale baten

93.691

106.448

12.757

146.241

Totale lasten

93.691

107.804

14.113

138.361

Saldo van baten en lasten

0

‒ 1.356

‒ 1.356

7.880

     

Totale kapitaaluitgaven

4.000

15.110

11.110

1.281

Totale kapitaalontvangsten

2.000

0

‒ 2.000

0

     

Logius

Totale baten

228.779

207.518

‒ 21.261

179.029

Totale lasten

228.779

207.565

‒ 21.214

177.611

Saldo van baten en lasten

0

‒ 47

‒ 47

1.418

     

Totale kapitaaluitgaven

400

410

10

410

Totale kapitaalontvangsten

0

0

0

0

     

P-Direkt

Totale baten

98.656

101.099

2.443

93.170

Totale lasten

98.656

100.244

1.588

93.164

Saldo van baten en lasten

0

855

855

6

     

Totale kapitaaluitgaven

18.317

12.493

‒ 5.824

15.666

Totale kapitaalontvangsten

8.000

5.110

‒ 2.890

0

     

Uitvoeringorganisatie Bedrijfsvoering Rijk

Totale baten

235.286

280.824

45.538

238.861

Totale lasten

235.286

273.524

38.238

238.647

Saldo van baten en lasten

0

7.300

7.300

214

     

Totale kapitaaluitgaven

1.727

1.603

‒ 124

1.465

Totale kapitaalontvangsten

1.000

318

‒ 682

3.611

     

FMHaaglanden

Totale baten

122.438

135.286

12.848

127.999

Totale lasten

122.438

134.725

12.287

124.325

Saldo van baten en lasten

0

561

561

3.674

     

Totale kapitaaluitgaven

16.062

13.112

‒ 2.950

9.239

Totale kapitaalontvangsten

9.100

4.369

‒ 4.731

4.373

     

SSC ICT

Totale baten

318.791

293.742

‒ 25.049

260.401

Totale lasten

318.791

272.421

‒ 46.370

283.139

Saldo van baten en lasten

0

21.321

21.321

‒ 22.738

     

Totale kapitaaluitgaven

116.833

92.886

‒ 23.947

107.620

Totale kapitaalontvangsten

47.118

49.392

2.274

80.923

     

Rijksvastgoedbedrijf

Totale baten

1.185.175

1.235.494

50.319

1.267.839

Totale lasten

1.185.175

1.221.561

36.386

1.256.669

Saldo van baten en lasten

0

13.933

13.933

11.170

     

Totale kapitaaluitgaven

1.032.105

872.691

‒ 159.414

1.082.787

Totale kapitaalontvangsten

701.000

594.964

‒ 106.036

723.653

     

Dienst van de Huurcommissie

Totale baten

12.630

11.878

‒ 752

10.320

Totale lasten

12.630

12.210

‒ 420

14.630

Saldo van baten en lasten

0

‒ 332

‒ 332

‒ 4.310

     

Totale kapitaaluitgaven

0

2.380

2.380

0

Totale kapitaalontvangsten

0

3.545

3.545

6.884

De Regeling agentschappen en de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2020 laten enige ruimte voor interpretatie ten aanzien van de vraag wat als omzet van een baten-lastenagentschap kan of dient te worden aangemerkt. In bepaalde gevallen is hieraan daarom via de begrotingswet nadere invulling gegeven. Bij de herziening van de Regeling agentschappen in 2020 zullen verduidelijkingen worden aangebracht, zodat voortaan alleen bedragen die een directe relatie hebben met geleverde producten/diensten als omzet kunnen worden verantwoord en het niet meer nodig is in de begrotingswet nadere duiding te geven aan het begrip omzet. Om dit over 2020 mogelijk te maken, zullen door de regering voorstellen worden ingediend om de inmiddels door de Staten-Generaal goedgekeurde begrotingen bij suppletoire wet aan te passen in lijn met deze voorgenomen herziening van de Regeling agentschappen. Om ook over 2019 een transparant beeld te geven, is in de toelichting bij de jaarrekening van elk agentschap een nadere specificatie opgenomen van de gerealiseerde omzet, waaruit aard en omvang duidelijk blijken.

9. Jaarverantwoording agentschap Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) per 31 december 2019

Inleiding

De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) maakt een goed beheer en een juist gebruik mogelijk van persoonsgegevens en reisdocumenten in het Koninkrijk der Nederlanden. De missie van RvIG is het zorgen voor een betrouwbare registratie en levering van persoonsgegevens en reisdocumenten. RvIG streeft naar een hoog kwaliteitsniveau. Dat wil zeggen dat RvIG betrouwbaar, professioneel en relatiegericht werkt.

De visie van RvIG is: In een constant veranderde samenleving is de veiligheid en betrouwbaarheid van identiteitsgegevens van essentieel belang.

De doelstellingen van RvIG zijn:

  • voor uitstekende dienstverlening

  • samen met ketenpartners

  • toekomstbestendig door innovatie voor burgers

  • zowel analoog als digitaal

Basis Registratie Personen (BRP)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is verantwoordelijk voor de registratie van ingezetenen, de Basis Registratie Personen (BRP) en de Registratie niet-ingezetenen (RNI). Deze registraties vormen samen het BRP stelsel en is een kernproduct uit de RvIG productportfolio. Onderstaand de speerpunten voor 2019 van RvIG in het kader van de BRP werkzaamheden:

  • Kwaliteitsmonitor

    Uitvoering van de kwaliteitsmonitor is een jaarlijkse kwaliteitsmeting die deels uit een zelfevaluatie en deels uit een bestandscontrole bestaat. Ook in 2019 hebben alle gemeenten deze kwaliteitsmeting onder toezicht van RvIG uitgevoerd. De resultaten van deze meting zijn eind 2019 gepresenteerd.

  • Health check

    Aanleiding voor de health check is het beëindigen van Operatie BRP zoals door de toenmalig Minister van BZK in het Algemeen Overleg op 5 juli 2017 aan de Tweede Kamer is toegezegd. Daarop heeft de minister ook de toezegging gedaan dat er onderzoek naar het toekomstvast maken van de bestaande centrale voorziening GBA-V zal worden uitgevoerd. De werkzaamheden die onder de health check vallen, zijn de volgende:

    • A. Uitgesteld onderhoud van de RNI, Schouwen & Toetsen, Wet Besluit en Regeling BRP en het Logisch Ontwerp BRP;

    • B. Gegevensverstrekking volgens overheidsstandaarden;

    • C. Oplossen van knelpunten.

Burgerservicenummer (BSN)

RvIG is verantwoordelijk voor de beheervoorziening BSN. Hieronder valt het beheer van de voorziening voor het genereren, distribueren, toekennen en beheren van Burgerservicenummers.

Reisdocumenten

RvIG ziet in haar verantwoordelijkheid voor het reisdocumentenstelsel toe op de productie van paspoorten en Nederlandse identiteitskaarten (NIK) en het aanvraag- en uitgifte proces bij uitgevende instanties. Daarnaast beheert RvIG drie registers.

In 2019 is een start gemaakt met de voorbereidende werkzaamheden voor de aanbesteding van de paspoorten en de vervanging van het Reisdocumenten Aanvraag- en Archiefstation (RAAS). Deze twee contracten voor het reisdocumentenstelsel vervallen begin 2021.

Caribisch gebied

In 2019 is gezamenlijk met het Caribisch gebied, zijnde de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Caribisch Nederland) en de landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden (Aruba, Curaçao en Sint Maarten), gewerkt aan verdere kwaliteitsverbetering van de bevolkingsadministraties. In samenwerking met het openbaar lichaam Sint Eustatius wordt over de periode 1 maart 2017 tot 1 maart 2021 duurzame ondersteuning geboden in de vorm van personele inzet van RvIG medewerkers bij de afdeling burgerzaken. Daarbij wordt met name aandacht besteed aan het opleiden van de lokale medewerkers. Samen met de Rijksdiensten en de afdelingen burgerzaken in Caribisch Nederland wordt verder gewerkt aan verbetering van de kwaliteit en het gebruik van PIVA-V (Persoonsinformatievoorziening Nederlandse Antillen en Aruba–Verstrekkingen). Daarnaast zullen de beheer- en onderhoudstaken van de PIVA-V, PGK (PIVA-GBA Koppeling) en de Sédula worden voortgezet.

Elektronische Identiteit (eID(AS)-stelsel)

Dit is een programma om met behulp van elektronische Identiteit (eID) op een hoogbetrouwbare manier digitale dienstverlening mogelijk te maken van (semi-)overheid aan burgers, en bedrijven binnen Europa. In 2019 heeft RvIG ook het stelselbeheer over het BRP koppelpunt gevoerd, één van de voorzieningen binnen eIDAS.

Centraal Meldpunt Identiteitsfraude (CMI)

Het CMI begeleidt slachtoffers van identiteitsfraude. Tevens begeleidt het CMI burgers met fouten met betrekking tot hun persoonsgegevens. Het aantal meldingen blijft jaarlijks toenemen. Het aantal meldingen bij het CMI komt in 2019 op 4.192 (in 2018: 3.307). Er is een plan opgesteld voor doorontwikkeling van het Meldpunt. RvIG fungeert als ketenregisseur en schakelt indien nodig ketenpartners als Politie, Belastingdienst, RDW, IND en Logius in.

Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA)

In 2018 is RvIG gestart met de structurele inbedding van LAA. Deze inbedding wordt naar verwachting, met de inwerkingtreding van de benodigde wijziging in regelgeving, in 2020 afgerond. LAA is dan het kwaliteitsinstrumentarium van RvIG en is dan blijvend uitgebreid met een risicogerichte en datagedreven kwaliteitsaanpak passend in de organisatie. Dit is niet alleen een technisch nieuw instrument. Ook de stevige begeleiding van de samenwerkingspartners, dat wil zeggen alle gemeenten en steeds meer grote en kleine uitvoerders, is een belangrijke ontwikkeling in de organisatie en dienstverlening van RvIG.

Ontwikkelingen

RvIG vervult een rol in de strategische Digitale agenda Rijkdienst. Hierbij wordt samengewerkt met publieke-, private- en wetenschappelijke partijen. RvIG wil de essentie van e-governance en digital citizenship verkennen. In 2019 zijn diverse initiatieven met betrekking tot Blockchain-technologie opgestart.

Bedrijfsvoering

De exploitatie van de BRP is in 2019 gebaseerd op abonnementenstructuur. Binnen deze abonnementenstructuur is een onderverdeling in budgetfinanciering en tarieffinanciering. Voor zowel de tarief gefinancierde als de budget gefinancierde gebruikers zijn 200 mln. berichten begroot. Net als voorgaande jaren is het gebruik van de BRP in 2019 toegenomen.

Tabel 26 BRP berichtenverkeer per 31 december 2019

Soort

Begroting 2019

Realisatie 2019

Verschil

 

x 1.000

x 1.000

x 1.000

%

Tarieffinanciering

200.000

232.070

32.070

16%

Budgetfinanciering

200.000

227.898

27.898

14%

Totaal

400.000

459.968

59.968

15%

In verband met de verlenging van de geldigheid van diverse reisdocumenten van vijf naar tien jaar in 2014, werd vanaf 2019 een sterke afname in het aantal uit te geven documenten verwacht. De afname is echter pas later en minder sterk ingezet dan verwacht. De hogere realisatie van 2019 en de jaren daarvoor was aanleiding de raming te actualiseren voor de komende jaren.

Tabel 27 Reisdocumenten per 31 december 2019

Soort

Begroting 2019

Realisatie 2019

Verschil

 

x 1.000

x 1.000

x 1.000

%

Paspoorten 5 jaar geldigheid

188

376

188

100%

Paspoorten 10 jaar geldigheid

229

537

308

134%

Identiteitskaarten 5 jaar geldigheid

236

342

106

45%

Identiteitskaarten 10 jaar geldigheid

285

368

83

29%

Totaal

938

1.623

685

73%

Staat van baten en lasten

Tabel 28 Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap RvIG 2019 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie t-1

Baten

    

Omzet

68.547

100.900

32.353

146.241

Omzet moederdepartement

35.944

41.702

5.758

37.824

Omzet overige departementen

0

0

0

0

Omzet derden

32.603

59.198

26.595

108.417

Rentebaten

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

20.407

5.548

‒ 14.859

0

Bijzondere baten

4.737

0

‒ 4.737

0

Totaal baten

93.691

106.448

12.757

146.241

     

Lasten

    

Apparaatskosten

91.148

106.660

15.512

115.032

Personele kosten

16.788

27.335

10.547

19.447

Waarvan eigen personeel

13.859

15.946

2.087

13.459

Waarvan inhuur externen

2.929

10.872

7.943

5.988

Waarvan overige personele kosten

0

517

517

0

Materiële kosten

74.360

79.325

4.965

95.585

Waarvan apparaat ICT

1.250

956

‒ 294

549

Waarvan bijdrage aan SSO's

165

110

‒ 55

60

Waarvan overige materiële kosten

72.945

78.259

5.314

94.976

Rentelasten

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

1.350

1.144

‒ 206

1.281

Materieel

1.350

812

‒ 538

910

Waarvan apparaat ICT

1.350

0

‒ 1.350

0

Immaterieel

0

332

332

371

Overige lasten

1.193

0

‒ 1.193

22.048

Dotaties voorzieningen

1.193

0

‒ 1.193

22.048

Bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

93.691

107.804

14.113

138.361

     

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

‒ 1.356

‒ 1.356

7.880

waarvan te restitueren aan BRP gebruikers

0

‒ 1.356

‒ 1.356

7.471

waarvan te restitueren aan opdrachtgever Reisdoc.

0

0

0

409

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

‒ 1.356

‒ 1.356

7.880

Toelichting

Omzet moederdepartement

De omzet is bijna € 5,8 mln. hoger dan de begroting. Dit komt doordat de activiteiten voor o.a. Landelijke Aanpak Adreskwaliteit en eNIK niet in de begroting zijn opgenomen. Van het moederdepartement heeft RvIG ruim € 4,3 mln. meer ontvangen voor de budget gefinancierde afnemers.

Omzet Derden

De omzet derden bestaat uit het tarief gefinancierde BRP-berichtenverkeer en de verstrekte reisdocumenten. De realisatie van de omzet reisdocumenten is hoger dan begroot. Dit komt doordat de uitgifte van reisdocumenten in 2019 aanzienlijk minder is afgenomen ten opzichte van voorgaande jaren dan was begroot. Dit was aanleiding de raming te actualiseren voor de komende vijf jaar.

Vrijval voorzieningen

De vrijval voorziening heeft betrekking op de voorziening reisdocumenten. Vanwege de verlenging van de geldigheidsduur van paspoorten en identiteitskaarten (reisdocumenten) voor volwassenen heeft RvIG toestemming van het Ministerie van Financiën een langlopend vreemd vermogen, namelijk een egalisatierekening op de balans op te voeren. In 2019 heeft voor het eerst een vrijval van deze voorziening plaatsgevonden. Deze is lager (€ 14,9 mln.) dan begroot door de mindere daling in aantallen dan was begroot.

Personele kosten

De ambtelijke personele kosten zijn hoger dan begroot. Dit komt onder andere door sneller dan begroot ambtelijk invullen van de nieuwe organisatiestructuur. De kosten voor extern personeel zijn het gevolg van grote tijdelijke projecten, waarvoor niet voldoende capaciteit binnen RvIG beschikbaar was. Tevens is een aantal vacatures tijdelijk ingevuld met extern ingehuurd personeel.

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten de kosten voor overhead en de kosten die direct of indirect nodig zijn voor het realiseren van de producten van RvIG, zoals de kosten voor het berichtenverkeer of de productiekosten van de reisdocumenten. De materiële kosten zijn bijna € 5 mln. hoger dan begroot. Dit komt doordat er meer reisdocumenten zijn verstrekt dan geraamd waardoor de productiekosten hoger zijn en door de kosten van activiteiten voor onder andere Landelijke aanpak adreskwaliteit en eNIK die niet in de begroting waren opgenomen.

Afschrijvingskosten

De totale afschrijvingskosten zijn lager dan begroot. Dit komt door dat in 2019 minder geïnvesteerd is in materiële vaste activa en bestaande activa reeds volledig zijn afgeschreven.

Saldo baten en lasten

Over het jaar 2019 is een negatief exploitatieresultaat behaald van bijna € 1,4 mln. bij het regulier beheer van de BRP. Conform Besluit Basisregistratie Personen (BRP) artikel 13 lid 3 wordt dit bedrag verrekend met de gebruikers van de BRP.

Bij het beheer van de reisdocumenten is een exploitatieresultaat van nihil behaald.

Balans

Tabel 29 Balans per 31 december 2019 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2019

Balans 2018

Activa

  

Vaste activa

15.493

1.528

Immateriële vaste activa

0

332

Materiële vaste activa

15.493

1.196

Grond en gebouwen

0

0

Installaties en inventarissen

2.792

77

Projecten in uitvoering

11.779

0

Overige materiële vaste activa

922

1.119

Vlottende activa

143.455

156.815

Voorraden en onderhanden projecten

0

0

Vorderingen

12.614

11.504

Debiteuren

3.319

8.518

Overige vorderingen en overlopende activa

9.295

2.986

Liquide middelen

130.841

145.311

Totaal activa

158.948

158.343

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

5.400

5.400

Exploitatiereserve

5.400

5.400

Onverdeeld resultaat

0

0

Voorzieningen

107.793

111.338

Langlopende schulden

0

0

Leningen bij het Ministerie van Financiën

0

0

Kortlopende schulden

45.755

41.605

Crediteuren

4.286

10.987

Schulden bij het Rijk

0

0

Belastingen en premies sociale lasten

0

0

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

0

0

Overige schulden en overlopende passiva

41.469

30.618

Totaal passiva

158.948

158.343

Toelichting

Materiële vaste activa

Projecten in uitvoering

In 2019 zijn wereldwijd de systemen ten behoeve van het aanvragen en uitgeven van reisdocumenten vervangen. Begin 2020 worden de vervangen systemen in gebruik genomen.

Vorderingen

Debiteuren

De post debiteuren is als volgt opgebouwd:

  • De totale vordering op het moederdepartement is € 1,8 mln. Hiervan heeft € 0,8 mln. betrekking op de BRP staffels en € 1,0 mln. bijdrage van ICTU voor LAA;

  • De totale vordering op andere departementen van € 1,0 mln.

  • De vordering op derden is € 0,5 mln. en heeft betrekking op de BRP staffels (waterschappen en pensioenverzekeraars).

Overige vorderingen en overlopende activa

De overige vorderingen en overlopende activa zijn:

  • De nog te ontvangen bedragen moederdepartement van € 2,8 mln. bestaan onder andere uit de opdrachten CMI en SSI. Daarnaast dient ultimo 2019 de eindafrekening BRP ten behoeve van de budgetgefinancierde afnemers nog verzonden te worden;

  • De overige vorderingen en overlopende activa met betrekking tot derden van € 6,4 mln. bestaan grotendeels uit vooruitbetaalde kosten van € 2,4 mln. en nog op te stellen facturen BRP en reisdocumenten van € 3,6 mln.

Liquide middelen

RvIG beschikt per 31 december 2019 over € 131 mln. aan liquide middelen. De stand van de liquide middelen per 31 december 2019 is lager dan aan het begin van het jaar 2019. De afname van de liquide middelen komt onder andere door het ingaan van een dipperiode als gevolg van de 10-jarige geldigheid van de reisdocumenten (zie post egalisatierekening € 3,5 mln.).

Eigen vermogen

Het eigen vermogen is in 2019 ruim € 1,4 mln. lager dan de gemaximeerde omvang (€ 6,8 mln.).

Voorzieningen

De voorziening heeft betrekking op de egalisatierekening reisdocumenten.

Kortlopende schulden

Crediteuren

De stand van de post crediteuren per 31 december 2019 is ruim € 4 mln.

Deze bestaat uit:

  • De schuld aan moederdepartement van € 0,4 mln. heeft betrekking op kosten SSC-ICT. Deze factuur is in januari 2020 voldaan.

  • De facturen die nog betaald moeten worden aan andere ministeries van € 0,3 mln. worden in 2020 voldaan.

  • De facturen die betrekking hebben op derden van € 3,6 mln. zijn de productiekosten van de reisdocumenten, maandelijkse berichtkosten, licenties en de inhuur van externen. Deze facturen zijn in 2020 voldaan.

Overige schulden en overlopende passiva

De overige schulden en overlopende passiva bestaan uit:

  • Nog te betalen bedragen aan het moederdepartement van ruim € 16 mln. bestaan uit vooruitontvangen bedragen (o.a. Healthcheck BRP), nog te betalen huisvestingskosten en namens het moederdepartement geïnde extra bijdragen BRP.

  • De nog te betalen bedragen aan andere ministeries van € 1,5 mln. zijn voornamelijk de bedragen die aan het Ministerie van EZK moeten betaald worden.

  • De nog te betalen bedragen aan derden van circa € 24 mln. worden in de loop van 2020 verrekend. Dit bedrag heeft onder andere betrekking op de schuld aan gebruikers BRP (dit bedrag wordt betrokken bij de bepaling van het toekomstige tarief) en schuld aan het personeel (reservering vakantiegeld, eindejaarsuitkering en verlofdagen).

Kasstroomoverzicht

Tabel 30 Kasstroomoverzicht over 2019 (bedragen x € 1.000)
  

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen

139.446

145.311

5.865

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

68.547

116.414

47.867

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 91.148

‒ 115.774

‒ 24.626

2.

Totaal operationele kasstroom

‒ 22.601

640

23.241

 

Totaal investeringen (-/-)

‒ 2.000

‒ 15.110

‒ 17.110

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 2.000

‒ 15.110

‒ 17.110

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 2.000

0

2.000

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

2.000

0

‒ 2.000

4.

Totaal financieringskasstroom

0

0

0

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4), de maximale roodstand is € 0,5 mln.

114.845

130.841

15.996

Toelichting

Operationele kasstroom

Door het ingaan van een dipperiode als gevolg van de 10-jarige geldigheid van de reisdocumenten is er sprake van een negatieve kasstroom. Op deze negatieve kasstroom is geanticipeerd middels het vormen van een voorziening in voorgaande jaren (egalisatie-rekening).

Investeringskasstroom

In 2019 heeft RvIG ruim € 15,1 mln. geïnvesteerd. Dit betreft de systemen ten behoeve van het aanvragen en uitgeven van reisdocumenten. In 2019 zijn wereldwijd de systemen ten behoeve van het aanvragen en uitgeven van reisdocumenten vervangen. Begin 2020 worden de vervangen systemen in gebruik genomen.

Financieringskasstroom

In 2019 is er geen beroep gedaan op de leenfaciliteit. Dit had betrekking op de voorgenomen investering in de nieuwe infrastructuur. Inmiddels is vastgesteld dat de nieuwe infrastructuur niet in eigendom van RvIG wordt aangeschaft, maar door de externe partij die het beheer uitvoert.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Tabel 31 Overzicht doelmatigheidsindicatoren
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2016

2017

2018

2019

2019

Omschrijving Generiek Deel

     

Kostprijzen per product (in euro)

     

Abonnementsstructuur (B)

1.700

2.430

2.430

2.430

2.430

Reisdocumenten: Paspoort 5 jaar

21,20

21,31

21,31

22,60

21,78

Reisdocumenten: Paspoort 10 jaar

34,44

34,61

34,61

40,00

35,37

Identiteitskaart 5 jaar

5,30

5,33

5,33

5,71

5,45

Identiteitskaart 10 jaar

27,22

27,36

27,36

32,59

27,96

      

Omzet per productgroep (bedragen x € 1.000 ):

     

BRP

26.148

33.547

35.344

36.727

31.742

Reisdocumenten

108.691

111.008

102.188

47.022

23.049

      

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

156

170

160

185

167

      

Saldo van baten en lasten (%)

0%

0%

5,7%

‒ 1,3%

0%

      

Omschrijving Specifiek Deel ICT diensten

     

Kwaliteitsindicatoren

     

Beschikbaarheid GBA netwerk

100%

100%

100%

100%

100%

Beschikbaarheid GBA -V

100%

100%

100%

100%

99,9%

Responstijd GBA-V

<3 sec

<3 sec

<3 sec

<3 sec

<3 sec

Beschikbaarheid basisregister

100%

100%

100%

100%

99,9%

Beschikbaarheid verificatieregister

100%

100%

100%

100%

99,9%

Beschikbaarheid BSN

100%

100%

100%

100%

99,9%

Klanttevredenheid

n.v.t.

7,4

n.v.t.

n.v.t.

7,5%

Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in:

     

Toelichting

1. Kostprijzen per product

  • Het werkelijke tarief van BRP is in overleg met de gebruikers niet kostendekkend. Het tekort wordt aangevuld vanuit een in voorgaande jaren opgebouwde schuld aan de gebruikers.

  • De werkelijke kostprijs van de paspoorten en de identiteitskaarten zijn gelijk aan de begroting.

2. Omzet per productgroep

  • De omzet BRP bestaat uit in rekening gebrachte staffels aan de afnemers van de BRP berichtenverkeer.

  • De omzet van de reisdocumenten bestaat uit in rekening gebrachte rijksleges aan de uitgevende instanties.

3. In 2019 is als gevolg van een reorganisatie extra ambtelijk personeel aangetrokken.

4. In 2019 heeft geen klanttevredenheidsonderzoek plaatsgevonden.

10. Jaarverantwoording agentschap Logius per 31 december 2019

Inleiding

Logius is de dienst digitale overheid en onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Logius biedt voorzieningen en standaarden die alle overheidsorganisaties gebruiken in hun digitale dienstverlening.

Met onze producten zorgen we voor een veilige toegang en gegevensuitwisseling binnen de digitale overheid. Zo helpen wij overheid, bedrijven en burgers om snel, eenvoudig en veilig met elkaar te communiceren én zorgen we voor een digitale overheid die werkt voor iedereen. Dit doen wij vakkundig, betrouwbaar en in eenvoud. Doordat we de voorzieningen voor de digitale overheid centraal beheren, dragen we bij aan de kostenbesparing voor de overheid. Het merendeel van de voorzieningen die bij Logius in beheer zijn vallen onder de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) van de Nederlandse overheid. De eindgebruikers van Logius zijn burgers en bedrijven, die ons bijvoorbeeld kennen van DigiD, MijnOverheid en Digipoort. Dankzij deze diensten van Logius kunnen mensen veilig en digitaal hun belastingaangifte doen en kan een overheidsorganisatie digitaal post sturen naar burgers en bedrijven.

Speerpunten

Logius bevindt zich in een dynamische omgeving en heeft in 2019 op het niveau van de organisatie, van de dienstverlening en van de bedrijfsvoering veranderingen doorgevoerd en verschillende mijlpalen bereikt.

Organisatieontwikkeling

In 2018 is Logius de doorontwikkeling van de organisatie gestart en ontstond een visie over waar Logius naartoe moest. Het doel is in onze dienstverlening burgers en bedrijven als eindgebruiker meer centraal te zetten. Per 1 januari 2019 is die visie in werking getreden door middel van de invoering van een nieuwe organisatiestructuur en de werkwijze SAFe, het Scaled Agile Framework (SAFe). Op deze manier kan Logius meer kort-cyclisch en wendbaar werken en klanten, opdrachtgevers en (eind)gebruikers actief in het productieproces betrekken. Het levert daarmee meer flexibiliteit op. Zowel in de diensten die we leveren, als in de wijze waarop we werken. Dit doen we samen met mensen en organisaties om ons heen én vanuit onze opgebouwde ervaring en visie op hoe de digitale overheid werkt in de praktijk. Logius speelt zo beter in op veranderende omstandigheden in onze samenleving en de eisen die worden gesteld aan onze dienstverlening. De investeringen in de nieuwe werkwijze hebben geleid tot een iets lagere omzet in 2019.

Ontwikkelingen doorbelasting

Per 1 januari 2019 geldt de doorbelasting van alle GDI-voorzieningen, voortvloeiend uit een kabinetsbesluit dat is genomen in februari 2017. Dit betekent dat de exploitatiekosten van de GDI-voorzieningen worden doorbelast aan de publieke en private organisaties die de voorzieningen gebruiken in hun dienstverlening aan burgers en bedrijven. De doorbelasting heeft omvangrijke administratieve gevolgen voor het facturatieproces, daarnaast is Logius hierdoor sinds 2018 BTW plichtig. De werkzaamheden heeft Logius met bestaand personeel opgevangen.

Staat van baten en lasten

Tabel 32 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Logius (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie t-1

Baten

    

Omzet

228.779

207.518

‒ 21.261

178.472

Omzet moederdepartement

26.471

51.858

25.387

70.907

Omzet overige departementen

153.580

131.177

‒ 22.403

87.486

Omzet derden

48.728

24.483

‒ 24.245

20.079

Vrijval voorzieningen

0

0

0

65

Bijzondere baten

0

0

0

492

Rentebaten

0

0

0

0

Totaal baten

228.779

207.518

‒ 21.261

179.029

     

Lasten

    

Apparaatskosten

228.368

207.100

‒ 21.268

177.205

Personele kosten

53.613

62.348

8.735

54.667

Waarvan eigen personeel

29.967

28.491

‒ 1.476

26.541

Waarvan inhuur externen

21.394

31.238

9.844

26.416

Waarvan overige personele kosten

2.252

2.619

367

1.711

Materiële kosten

174.755

144.752

‒ 30.003

122.538

Waarvan apparaat ICT

3.500

5.249

1.749

3.648

Waarvan bijdrage aan SSO's

200

403

203

131

Waarvan overige materiële kosten

171.055

139.100

‒ 31.955

118.759

Rentelasten

1

0

‒ 1

0

Afschrijvingskosten

410

402

‒ 8

406

Materieel

410

402

‒ 8

406

Waarvan apparaat ICT

0

0

0

4

Immaterieel

0

0

0

0

Overige lasten

0

23

23

0

Dotaties voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere lasten

0

23

23

0

Totaal lasten

228.779

207.525

‒ 21.254

177.611

     

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

‒ 7

‒ 7

1.418

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

40

40

0

Saldo van baten en lasten

0

‒ 47

‒ 47

1.418

Toelichting

Omzet moederdepartement, overige departementen en derden

Hieronder is een tabel opgenomen met een uitsplitsing van de omzet.

Tabel 33 Omzet gespecificeerd (bedragen x € 1.000)

Opdrachten

(1) Vastgestelde begroting

(2) Omzet moederdepartement

(3) Omzet overige departementen

(4) Omzet derden

(5) = (2)+(3)+(4) Realisatie omzet

(6)=(5)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Beheer en exploitatie

      

Digipoort (H&T, SBR, FS, EBF-BVV, UWV/DigiZSM)

91.293

745

52.953

4.111

57.809

‒ 33.484

MijnOverheid incl. Berichtenvoorziening

38.514

1.666

24.412

10.232

36.310

‒ 2.204

DigiD

33.550

1.543

17.330

9.694

28.567

‒ 4.983

Stelselvoorzieningen

15.119

2.776

12.729

173

15.678

559

DigiD Machtigen

13.684

12.772

12.772

‒ 912

Overig

33.683

18.116

9.759

272

28.147

‒ 5.536

Totaal beheer en exploitatie

225.843

24.846

129.955

24.483

179.283

‒ 46.560

       

Doorontwikkeling

      

Investeringsagenda:

      

Programma Machtigen

5.599

5.599

5.599

Federatief berichtenstelsel

2.951

2.951

2.951

Ontwikkeling Platform services

2.037

2.037

2.037

Overig

5.517

5.517

5.517

Totaal Investeringsagenda

16.104

16.104

16.104

Overige doorontwikkeling:

      

eID Ontzorging doorontwikkeling

 

2.748

2.748

2.748

Programma Samen

2.607

2.607

2.607

DigiD Hoog 2018

1.821

1.821

1.821

eIDAS 2019

836

642

642

‒ 194

Overig

1.450

520

1.970

1.970

Totaal overige doorontwikkeling

836

9.268

520

9.788

8.952

Totaal doorontwikkeling

836

25.372

520

25.892

25.056

       

BFS

      

BFS-Ondersteuning Forum en College

2.100

1.473

702

2.175

75

Aanvullende opdrachten

167

167

167

Totaal BFS

2.100

1.640

702

2.342

242

       

TOTAAL

228.779

51.858

131.177

24.483

207.517

‒ 21.262

Op totaalniveau komt de realisatie € 21,3 mln. (9%) lager uit dan begroot.

Tabel 34 Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)

Toelichting bij de post omzet moederdepartement

   

Omzet moederdepartement

  

51.858

Waarvan direct gerelateerd aan geleverde producten/diensten

51.858

Waarvan opdrachten Beheer & Exploitatie

24.846

Waarvan opdrachten Doorontwikkeling

25.372

Waarvan opdrachten FBS

1.640

Waarvan overige ontvangsten/bijdragen van het moederdepartement

0

Beheer en exploitatie

De grootste onderuitputting is zichtbaar bij de Digipoort. De realisatie komt € 33,5 mln. lager uit dan begroot. In de begroting van de Digipoort is circa € 28 mln. opgenomen voor de aanbesteding, migratie en transitie van enkele grote contracten in het kader van infrastructuur, middleware en applicatiesoftware. Deze kosten zijn in 2019 voor maar € 2,6 mln. gerealiseerd omdat het programma voor de aanbesteding vertraging heeft opgelopen. De kosten van € 2,6 mln. voor het programma worden niet bekostigd door de afnemers van de dienstverlening Digipoort maar vanuit beleidsgeld. Het bedrag is opgenomen bij Programma Samen.

Voor Mijn Overheid is € 38,5 mln. opgenomen in de begroting. De realisatie betreft € 36,3 mln. In de begroting is geen rekening gehouden met de btw-teruggave van € 1,4 mln. Om een goede vergelijking tussen begroting en realisatie mogelijk te maken dient deze post in mindering te worden gebracht. De juiste referentie komt daarmee op € 37,1 mln. De realisatie komt derhalve € 0,8 mln. lager uit. Dit wordt veroorzaakt door lagere personele kosten bij de Berichtenvoorziening.

Voor DigiD is € 33,6 mln. opgenomen in de begroting. De realisatie bedraagt € 28,6 mln. Ter voorkoming van een dubbele telling is de realisatie DigiD exclusief de kosten van authenticaties die zijn doorbelast aan MijnOverheid. Dit betreft een bedrag van € 7,5 mln. die onterecht in de begroting opgenomen is. Daarnaast is in de begroting geen rekening gehouden met een btw-teruggave ad € 1,0 mln. Om een goede vergelijking te kunnen maken tussen begroting en realisatie dienen de net genoemde posten bij de begroting in mindering te worden gebracht. De referentie komt daarmee op € 25,1 mln. De realisatie komt hoger uit. Dat komt doordat de kosten voor DigiD hoger uitgevallen zijn. Dit heeft als oorzaak dat de authenticatie (op twee-factor-authenticatie met DigiD app of met sms) succesvol naar een hoger betrouwbaarheidsniveau is gebracht. Dit betreft vooral de kosten voor sms, print & porto en BRP-bevragingen.

Bij de overige opdrachten bedraagt de onderuitputting € 5,5 mln. in totaal, waarvan de grootste onderuitputting zichtbaar is bij eID. In de begroting is € 12,0 mln. opgenomen. Realisatie betreft € 8,6 mln. De onderuitputting bij eID wordt veroorzaakt door de vertraging van de start van de Routeringsvoorziening (€ 3,1 mln.) en vertraging inwerkingtreding wet Digitale Overheid (€ 0,3 mln.).

Doorontwikkeling

Bij de doorontwikkelopdrachten is een grote overuitputting te zien. Er is € 0,8 mln. begroot voor doorontwikkeling. De realisatie bedraagt € 25,9 mln. In de begroting konden geen kosten worden begroot voor opdrachten die vanuit de Investeringspost werden gefinancierd, omdat hierover nog geen besluitvorming had plaats gevonden. Bij de Investeringsagenda bedraagt de realisatie en daarmee ook de overuitputting € 16,1 mln. Opdrachten met de grootste realisatie zijn Programma Machtigen (€ 5,6 mln.), Federatief berichtenstelsel (€ 3,0 mln.) en Ontwikkeling Platformservices (€ 2,0 mln.).

Bij de overige doorontwikkeling bedraagt de overuitputting € 9,0 mln. Er is € 0,8 mln. begroot en € 9,8 mln. is gerealiseerd. Met uitzondering van Programma Samen betreft het met name nieuwe opdrachten of doorlopende opdrachten uit 2018 waarvan onduidelijk was of deze in 2019 door zouden lopen. De kosten voor Programma Samen zijn in de begroting bij beheer en exploitatie opgenomen.

Bureau Forum Standaardisatie

Bij BFS is een lichte overschrijding ten opzichte van de begroting zichtbaar. Dit wordt met name veroorzaakt door nieuwe opdrachten, zoals onderzoek herkenning overheidswebsites en vragen om open standaarden bij inkoop.

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement is € 25,4 mln. hoger dan begroot. Een oorzaak hiervan is dat in de begroting geen rekening is gehouden met opdrachten die vanuit de Investeringspost worden gefinancierd en nieuwe opdrachten die vanuit beleidsgeld worden gefinancierd. Er zijn van het moederdepartement in 2019 geen bijdragen ontvangen waar geen prestatie tegenover staat.

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen is € 22,4 mln. lager dan begroot. Dat komt met name door het uitblijven van de kosten voor de aanbesteding, migratie en transitie van enkele grote contracten in het kader van infrastructuur, middleware en applicatiesoftware. Er is in totaal € 28,0 mln. begroot, waarvan het grootste deel van de kosten bij omzet overige departementen is begroot. Bij omzet overige departementen bedraagt de realisatie van deze kosten € 0. Daartegenover staat dat bij DigiD de omzet overige departementen € 8,0 mln. hoger is dan begroot. Een oorzaak hiervan is een onjuiste verdeling tussen omzet overige departementen en omzet derden in de begroting.

Omzet derden

De omzet derden is € 24,2 mln. lager dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door een lagere omzet derden bij DigiD. Bij DigiD is een lagere realisatie van € 14,6 mln. zichtbaar. Het verschil kan worden verklaard door een onjuiste verdeling van omzet tussen derden en overige departementen in de begroting.

Bij MijnOverheid is een lagere realisatie van € 3,7 mln. zichtbaar bij omzet derden. Dit wordt veroorzaakt door de btw-teruggave van € 1,3 mln. en een lager aantal berichten van afnemers buiten het Rijk. Het lagere aantal berichten is een aantal gevallen duidelijk het gevolg van sturing op efficiency. Verder is bij een aantal andere diensten een lagere omzet derden zichtbaar dan begroot.

Bijzondere baten

Er is geen sprake van bijzondere baten.

Personele kosten

Tot de personele kosten zijn gerekend de lonen en salarissen van eigen personeel en de kosten van externe inhuur. Deze capaciteit aan medewerkers is nodig voor het kunnen uitvoeren van alle geplande activiteiten. De begrote kosten voor capaciteit hangen samen met de begrote omzet. Voor het merendeel van de dienstverlening geldt dat de werkelijke kosten worden afgerekend. Dit houdt in dat wanneer werkzaamheden niet doorgaan dit invloed heeft op zowel de kosten als de omzet. De personele kosten zijn ten opzichte van 2018 met 14% toegenomen, maar het aandeel van de personele kosten van de totale kosten is gelijk gebleven en bedraagt evenals in 2018 30%.

Ten opzichte van de begroting zijn de totale personeelskosten € 8,7 mln. hoger. Dit is met name veroorzaakt doordat in de begroting voor een groot deel geen rekening is gehouden met doorontwikkelactiviteiten gefinancierd vanuit de investeringspost. Deze bestaan voor een deel uit personele kosten.

De kosten voor externe inhuur zijn € 9,8 mln. hoger dan begroot. De verhouding externe inhuur ten opzichte van het eigen personeel is hoger dan begroot. Dit is veroorzaakt doordat veel interne vacatures niet vervuld konden worden (schaarste van ICT-personeel) en de reorganisatie (nieuwe functies die snel ingevuld moesten worden). In 2019 was de gemiddelde bezetting 312 fte’s eigen personeel en 187 fte’s externe inhuur. Daarmee zijn de gemiddelde salariskosten per fte eigen personeel € 91.000 en de gemiddelde kosten van externe inhuur inclusief btw € 167.000. In 2018 was de gemiddelde bezetting 298 fte’s eigen personeel en 150 fte’s externe inhuur. De stijging in het aantal fte’s is veroorzaakt door meer activiteiten op zowel beheer en exploitatie als doorontwikkeling.

Materiële kosten

De materiële kosten van € 144,7 mln. zijn € 30,1 mln. lager dan begroot. In de begroting is rekening gehouden met € 28,0 mln. kosten voor de aanbesteding, migratie en transitie van enkele grote contracten in het kader van infrastructuur, middleware en applicatiesoftware van Digipoort. Hiervan is in 2019 in totaal € 2,6 mln. gerealiseerd, waarvan € 1,4 mln. materiële kosten. Verder is op de overige beheer en exploitatie activiteiten in totaal € 19,0 mln. minder gerealiseerd. Hiervan betreft een groot deel materiële kosten. Daarnaast is in de begroting een dubbeltelling van de DigiD authenticaties die zijn doorbelast aan MijnOverheid van € 7,5 mln. Daarentegen is bij de doorontwikkelactiviteiten een overschrijding van € 25,0 mln. ten opzichte van de begroting te zien. Hiervan is een deel materiële kosten. De materiële kosten bestaan uit kosten voor beheer en exploitatie, doorontwikkeling en overige kosten van de voorzieningen (€ 135,8 mln.) en kosten voor bedrijfsvoering (€ 8,9 mln.). De kosten voor de voorzieningen zijn voornamelijk ICT-kosten die aan private partijen worden betaald voor infrastructuur, applicatiebeheer, licenties, migraties, ontwikkelfees, sms-dienstverlening, servicedesks, veiligheidsmaatregelen, testen, audits en benchmarks. De kosten voor de bedrijfsvoering betreffen voornamelijk kosten voor huisvesting, ICT, werkplekkosten en overige bedrijfsvoeringaspecten.

Afschrijvingskosten

Logius heeft in 2019 zelf geen investeringen gedaan, maar deze uitbesteed aan de markt. Hierdoor is er in 2019 geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit.

Saldo van baten en lasten

Het incidentele negatieve resultaat van € 47.000 is ontstaan door zowel incidentele baten en lasten. Namelijk door een positief resultaat ad € 16.000 op de kosten voor bedrijfsvoering en personeel met de dekkingsverschillen op de opslag overhead en tarieven. Daarnaast is er een negatief resultaat van € 23.000 als gevolg van resultaten van voorgaande boekjaren en vrijval van transitorische posten uit 2018. Ook de vennootschapsbelasting over 2018 leidt tot een negatief resultaat van € 40.000. Aangezien het hier incidentele baten en lasten betreffen, heeft het geen effect op het toekomstig resultaat van Logius. Het resultaat wordt ten laste van het eigen vermogen gebracht.

Balans

Tabel 35 Balans per 31 december 2019 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2019

Balans 2018

Activa

  

Vaste activa

800

1.202

Immateriële vaste activa

0

0

Materiële vaste activa

800

1.202

Grond en gebouwen

0

0

Installaties en inventarissen

0

2

Projecten in uitvoering

0

0

Overige materiële vaste activa

800

1.200

Vlottende activa

99.472

116.352

Voorraden en onderhanden projecten

0

0

Vorderingen

27.068

48.681

Debiteuren

5.632

28.405

Overige vorderingen en overlopende activa

21.436

20.276

Liquide middelen

72.404

67.670

Totaal activa

100.272

117.554

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

7.265

7.312

Exploitatiereserve

7.312

5.894

Onverdeeld resultaat

‒ 47

1.418

Voorzieningen

0

0

Langlopende schulden

0

270

Leningen bij het Ministerie van Financiën

0

270

Kortlopende schulden

93.007

109.972

Crediteuren

2.669

15.116

Schulden bij het Rijk

0

0

Belastingen en premies sociale lasten

‒ 2.113

‒ 2.305

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

270

410

Overige schulden en overlopende passiva

92.181

96.751

Totaal passiva

100.272

117.554

Toelichting

Vorderingen

Debiteuren

De debiteuren betreffen alle openstaande verkoopfacturen per 31 december 2019. Het gaat grotendeels om facturen aan opdrachtgevers over het laatste kwartaal 2019, te weten het moederdepartement € 0,9 mln., overige departementen € 1,7 mln. en derden € 3,0 mln.

Overige vorderingen en overlopende activa

Deze post overige vorderingen en overlopende activa bedraagt € 21,4 mln. Dit betreft voornamelijk posten van projecten waarbij de werkzaamheden in 2019 hebben plaatsgevonden. Hierbij kan het zijn dat de projecten worden afgerekend met de opdrachtgevers (€ 15,0 mln.) of projecten die nog doorlopen in 2020 (€ 4,0 mln.). Deze post is onder te verdelen naar moederdepartement € 11,8 mln., overige departementen € 7,0 mln. en derden € 2,6 mln.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen blijft onder de toegestane maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet over drie jaar, zijnde € 9,4 mln. Het eigen vermogen bedraagt € 7,3 mln. Het negatieve resultaat van € 47.000 wordt hierop in mindering gebracht.

Kortlopende schulden

Crediteuren

De post crediteuren bestaat uit alle openstaande facturen per 31 december 2019 waarvan de prestatie per balansdatum is geleverd. Het merendeel betreft geleverde prestaties in het laatste kwartaal 2019, onder te verdelen naar moederdepartement € 0,1 mln., overige departementen € 1,5 mln. en derden € 1,0 mln.

Belastingen en premies sociale lasten

Van de omzet komt 12,1 % van derden. Voor een deel van deze omzet is Logius vanaf 2018 BTW-plichtig. De vooraftrek BTW voor afnemers (€ 2,9 mln.) van de dienstverlening Logius is in 2019 extracomptabel bepaald en wordt in mindering gebracht middels een eindafrekening aan betreffende derden. Verder betreft dit de BTW die afgedragen (€ 0,7 mln.) moet worden na toepassing van de BTW-verleggingsregeling (buitenlandse leveranciers). Ook de af te dragen vennootschapsbelasting van 2018 en 2019 is hierin opgenomen (€ 48.000). De sociale lasten van opgebouwd vakantiegeld en eindejaarsuitkering in 2019 zijn opgenomen in de post overige verplichtingen en overlopende passiva.

Overige verplichtingen en overlopende passiva

De post overige verplichtingen en overlopende passiva bestaat voornamelijk uit nog te ontvangen facturen van leveranciers en vooruitgefactureerde voorschotten. Het aandeel van het moederdepartement in de overlopende verplichtingen en overlopende passiva is € 36,1 mln., van overige departementen € 39,3 mln. en van derden € 16,7 mln.

Kasstroomoverzicht

Tabel 36 Kasstroomoverzicht over 2019 (bedragen x € 1.000)
  

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen

48.000

67.670

19.670

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

228.779

234.362

5.583

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 228.379

‒ 229.218

‒ 839

2.

Totaal operationele kasstroom

400

5.144

4.744

 

Totaal investeringen (-/-)

0

0

0

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

0

0

0

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 400

‒ 410

‒ 10

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

‒ 400

‒ 410

‒ 10

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €.

48.000

72.404

24.404

Toelichting

De kasstroom uit operationele activiteiten heeft betrekking op de dagelijkse bedrijfsvoering en is hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door een hogere beginstand (€ 19,7 mln.) en hogere operationele ontvangsten dan uitgaven (€ 4,7 mln.) dan begroot. In 2019 zijn er geen investeringen gepleegd. De kasstroom uit financieringsactiviteiten betreft een aflossing op de langlopende lening bij het Ministerie van Financiën van € 0,4 mln.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Tabel 37 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2019
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2016

2017

2018

2019

2019

      

Omschrijving generiek Deel

     

Verloop kostprijs (basisjaar 2017 = 100

128

100

129

139

99

Verloop kostprijs MijnOverheid

n.v.t.

n.v.t.

€ 0,38

€ 0,47

€ 0,44

Verloop kostprijs DigiD

n.v.t.

n.v.t.

€ 0,10

€ 0,12

€ 0,12

Verloop kostprijs DigiD Machtigen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

€ 0,71

€ 0,71

Verloop tarieven (basisjaar 2011 = 100)

94

94

94

94

94

Verloop uurtarief

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Doorlichting BLA's

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Totale omzet Logius

€ 169 mln.

€ 180 mln.

€ 179 mln.

€ 208 mln.

€ 229 mln.

      

Omzet per cluster (in %):

     

Identificatie & Autorisatie

n.v.t.

35%

n.v.t.

32%

28%

Dienstverlening

n.v.t.

35%

n.v.t.

35%

36%

Gegevens

n.v.t.

6%

n.v.t.

8%

7%

Interconnectiviteit

n.v.t.

17%

n.v.t.

18%

24%

Overige voorzieningen

n.v.t.

7%

n.v.t.

7%

6%

Fte overhead

24%

31%

30%

23%

30%

Fte-totaal (excl. externe inhuur)

238

290

306 fte

329 fte

356 fte

Saldo van baten en lasten

‒ 0,40%

1,00%

0,79%

‒ 0,02%

0,0%

Klanttevredenheid (KTO)

 

niet uitgevoerd

uitgevoerd

niet uitgevoerd

n.v.t.

Medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO)

7,1

n.v.t.

n.v.t.

7,0

n.v.t.

Benchmark

uitgevoerd

uitgevoerd

uitgevoerd

uitgevoerd

n.v.t.

      

Omschrijving specifiek Deel

     

DigiD

     

*Aantal DigiD authenticaties

258 mln.

280 mln.

308 mln.

341 mln.

341 mln.

MijnOverheid

     

* Aantal berichten

 

75 mln.

82 mln.

81 mln.

106 mln.

Digipoort (OTP)

     

* Aantal berichten via Digipoort

75 mln.

143 mln.

184 mln.

193 mln.

169 mln.

* Doorlooptijd 1e lijns vraagbeantwoording

 

96% 48 uur

96% 48 uur

92% 48 uur

90% 24 uur

Toelichting

  • Indexcijfer verloop kostprijs is gebaseerd op het gemiddelde verloop van de volwassen producten DigiD, Digipoort Handel en Transport en MijnOverheid. Het indexcijfer (99) in de begroting 2019 is niet bijgesteld voor de daadwerkelijk begrote bedragen. Daardoor is het niet goed vergelijkbaar met de realisatie. De stijging in 2019 ten opzichte van 2018 wordt veroorzaakt doordat in 2019 ook de kostprijs van MijnOverheid onderdeel is van het realisatiecijfer.

  • Verloop kostprijs MijnOverheid: de kostprijs van MijnOverheid is gebaseerd op de kosten MijnOverheid (buiten de btw) gedeeld door het aantal berichten (netto). De stijging van het werkelijk tarief ten opzichte van het voorschottarief in 2019 wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door een lager aantal berichten dan begroot. In 2018 ten opzichte van. 2019 waren de kosten lager door latere migratie van MijnOverheid vanuit de RDW, ook was in 2018 de benodigde geplande beheercapaciteit niet aanwezig. In 2019 was de benodigde geplande beheercapaciteit wel aanwezig. Verder stegen de DigiD authenticaties en BRP bevragingen onder ander door het gebruik van de App.

  • Verloop kostprijs DigiD: de kostprijs van DigiD is gebaseerd op de kosten DigiD (buiten de btw) gedeeld door het aantal authenticaties (netto). De kosten voor DigiD zijn in 2019 gestegen door het meer toepassen van DigiD Midden, dit brengt sms-kosten met zich mee als de App niet gebruikt wordt. De kostprijs is echter wel conform begroting.

  • Verloop kostprijs DigiD Machtigen: de kostprijs van DigiD Machtigen is gebaseerd op de kosten DigiD Machtigen gedeeld door het aantal machtigingen (netto). De kostprijs is conform begroting.

  • De tarieven per uur zijn de directe loonkosten eigen personeel en gebaseerd op de handleiding overheidstarieven. De tariefontwikkeling is conform begroting.

  • Klanttevredenheid: Logius organiseert onderzoeken naar klanttevredenheid met betrekking tot de prestaties betreffende de dienstverlening. In 2019 heeft geen KTO plaatsgevonden.

  • Medewerkerstevredenheidonderzoek: in 2019 is een medewerkerstevredenheidonderzoek onder de medewerkers van Logius uitgevoerd. De behaalde score is een 7,0.

  • Benchmark: Logius doet jaarlijks mee met de Rijksbrede Benchmark.

  • Fte-totaal (excl. externe inhuur): de bezetting per jaareinde 2019 is 329 fte. Dit is 27 fte. lager dan begroot.

  • DigiD aantal authenticaties: het aantal authenticaties DigiD is 341 miljoen.. (bruto). Dit is gelijk aan de begroting.

  • MijnOverheid aantal berichten: het aantal berichten MijnOverheid voor 2019 is 81 mln. (bruto). Het aantal berichten is in de begroting te hoog ingeschat. In de begroting is aangegeven dat een goed toekomstig inzicht ontbreekt door de volgende ontwikkelingen: (1) het mogelijk verdwijnen van de verplichtstelling uit de Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst (Wet EBV), (2) signalen over terughoudendheid op aansluiten of verzenden vanwege de doorbelasting en (3) de ontwikkelingen rond het federatief stelsel.

  • Digipoort aantal berichten: de berichtenstromen die meetellen in het kengetal t/m 2016 zijn aangepast. Vanaf het jaar 2017 tellen er meer berichtenstromen mee. Hierdoor wijken de getallen t/m 2016 af. Het aantal berichten dat via Digipoort is verstuurd in 2019 is 193 miljoen. De toename betreft met name Single Window.

  • Digipoort doorlooptijd eerstelijns vraagbeantwoording: 92% van de vragen is binnen 48 uur beantwoord. In de begroting is een onjuiste norm gehanteerd, de norm is 80% in 48 uur.

11. Jaarverantwoording agentschap P-Direkt per 31 december 2019

Inleiding

P-Direkt levert voor circa 130.000 medewerkers en managers, werkzaam binnen de Rijksoverheid, moderne, efficiënte, betrouwbare en direct toegankelijke administratieve dienstverlening voor personeelszaken. De diensten zijn gericht op eigen verantwoordelijkheid, vertrouwen en zelfbediening. De salarisbetaling en informatievoorziening zijn belangrijke eindproducten.

P-Direkt hanteert daarbij de volgende kernwaarden: Betrouwbaar, Efficiënt, Klantgericht en Innovatief (BEKI).

Ontwikkelingen 2019

Nieuwe aansluitingen

In 2019 heeft P-Direkt dienstverlening verricht voor een aantal nieuwe onderdelen. Met ingang van 1 januari zijn de Eerste Kamer, de Tweede Kamer, de Autoriteit Persoonsgegevens en het Bureau Financieel Toezicht aangesloten.

Ontwikkelingen in de rechtspositie en de arbeidsvoorwaarden van de Rijksambtenaar

Per 1 januari 2020 is de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (WNRA) in werking getreden en is het individueel keuzebudget (IKB) van kracht. Dit heeft een grote impact gehad op de dienstverlening van P-Direkt. In 2019 moest daarom nieuwe software worden aangeschaft en vervolgens worden aangepast tot een gebruiksvriendelijke portaaloplossing. Ook zijn de medewerkers van het contact center opgeleid over de nieuwe terminologie en rechtspositie. Daarnaast is er aandacht besteed aan communicatie richting de departementen en Rijksambtenaren.

Het continu verbeteren van de efficiency

In 2019 is gestart met de implementatie van een workloadmanager, waarmee op basis van het kennisniveau van een contact center medewerker een koppeling wordt gelegd met de afhandelingsverzoeken die P-Direkt ontvangt. Daarmee wordt een basis gelegd voor het steeds beter worden in het FTR (First Time Right) bedienen van de klant.

Het continu ontwikkelen van de dienstverlening 

In 2019 is de vervanging van de portaal technologie («front–end») afgerond. De zichtbare voorkant van de systemen van P-Direkt is nu technisch integraal vervangen. De volgende stap is het vervangen van de hardware om in 2020 te kunnen beginnen met de installatie van de nieuwe databases. Verder zijn er in 2019 verbeteringen doorgevoerd in de GesprekscyclusRijk, is de personeelsschouw doorontwikkeld en de FunctieRuil-app met bijbehorende ondersteunende website beschikbaar gekomen.

Verbeteren informatievoorziening vanuit «veilige haven»

In 2019 is nieuwe tooling voor dashboards aangeschaft, is het ontwikkelteam opgeleid in het gebruiken ervan en is in samenwerking met SSC-ICT de ontwikkelomgeving opgebouwd. In 2020 kan dan worden gestart met het maken van aansprekender dashboards en rapportages.

Samenwerking met de bedrijfsketen

In het kader van de samenwerking met UBR|Personeel i.o. in het digitaal ondersteunen van de HRM processen zijn in 2019 de processen Werving en Selectie, Modern in dienst treden en onboarden gerealiseerd. Ook is een start gemaakt met de (harde) onboarding in samenwerking met UBR|Personeel i.o., SSC-ICT en FM-Haaglanden.

Nieuwe dienstverlening

P-Direkt heeft de opdracht gekregen om te voorzien in dienstverlening op ondersteuning in Rijksbrede roosterprocessen. In 2019 zijn de leden van de bonden niet akkoord gegaan met de geharmoniseerde wet- en regelgeving op dit gebied. Omdat vanuit de ministeries de wens voor centrale ondersteuning met een Rijksbreed systeem nog steeds groot is, heeft de stuurgroep besloten om het Rijksroosteren verder vorm en inhoud te laten geven.

Staat van baten en lasten

Tabel 38 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap P-Direkt (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie t-1

Baten

    

Omzet

98.656

100.903

2.247

92.446

Omzet moederdepartement

89.826

91.252

1.426

87.873

Omzet overige departementen

8.830

9.420

590

4.563

Omzet derden

0

231

231

10

Vrijval voorzieningen

0

196

196

556

Bijzondere baten

0

0

0

168

Rentebaten

0

0

0

0

Totaal baten

98.656

101.099

2.443

93.170

     

Lasten

    

Apparaatskosten

86.871

89.583

2.712

78.522

Personele kosten

50.118

50.552

434

47.425

Waarvan eigen personeel

42.166

41.343

‒ 823

38.846

Waarvan inhuur externen

6.717

8.377

1.660

7.931

Waarvan overige personele kosten

1.235

832

‒ 403

648

Materiële kosten

36.753

39.031

2.278

31.097

Waarvan apparaat ICT

11.109

10.879

‒ 230

6.228

Waarvan bijdrage aan SSO's

23.394

25.537

2.143

22.284

Waarvan overige materiële kosten

2.250

2.615

365

2.585

Rentelasten

340

333

‒ 7

652

Afschrijvingskosten

11.445

10.154

‒ 1.291

13.667

Materieel

95

162

67

233

Waarvan apparaat ICT

95

89

‒ 6

38

Immaterieel

11.350

9.992

‒ 1.358

13.434

Overige lasten

0

174

174

323

Dotaties voorzieningen

0

174

174

323

Bijzondere lasten

0

 

0

0

Totaal lasten

98.656

100.244

1.588

93.164

     

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

855

855

6

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

855

855

6

Toelichting

Baten

Tabel 39 Omzetverdeling (bedragen x € 1.000)

Onderverdeling naar

Moederdepartement

Overige departementen

Derden

Totaal

Generieke Dienst

84.866

804

152

85.822

Specifiek/Maatwerk

5.045

7.508

30

12.583

Projecten

1.341

1.108

49

2.498

Overige Ontvangsten / bijdragen

0

n.v.t.

n.v.t.

0

Totaal

91.252

9.420

231

100.903

Omzet moederdepartement

De gerealiseerde baten zijn hoger dan begroot. Dit betreft voornamelijk doorbelasting van de projectinspanningen in het kader van de WNRA en de samenwerking met UBR|Personeel i.o. P-Direkt heeft geen bijdrage ontvangen zonder dat daar dienstverlening tegenover stond.

Omzet overige departementen

De gerealiseerde baten zijn hoger dan begroot. Dit betreft voornamelijk doorbelasting van de projectinspanningen in het kader van de roosterprocessen, de leverancierskosten in het kader van de aanmaak van Rijkspassen en de aansluiting van nieuwe deelnemers.

Omzet derden

Met ingang van 2019 levert P-Direkt dienstverlening aan twee zbo's met eigen rechtspersoonlijkheid.

Vrijval voorzieningen

P-Direkt heeft in 2018 een voorziening gevormd in verband met onzekerheid over de mogelijke invordering van een aantal openstaande debiteuren. Doordat in 2019 toch nog een betaling is binnengekomen kan deze voorziening weer (deels) vrijvallen. Het betreft daarnaast de vrijval van de 2019 tranche van een meerjarige personele voorziening.

Personele kosten

De hogere kosten van externe inhuur betreft de inzet op Rijksbrede projecten in het kader van productaanpassing en modernisering en samenwerking met andere ketenpartners. Daar staan ook extra opbrengsten tegenover.

De lagere kosten van intern personeel worden veroorzaakt door een onderbezetting (96%). Dit betreft voornamelijk de uitbreiding van de IT-capaciteit waar P-Direkt wordt geconfronteerd met concurrentie op de arbeidsmarkt. De opleidingskosten zijn lager dan begroot, doordat P-Direkt veel opleidingen intern organiseert.

Materiële kosten

Bijdrage aan SSO’s

Dit betreft voornamelijk de kosten van kantoorautomatisering, ICT-applicatiebeheer en de huisvestingskosten. De stijging ten opzichte van de begroting wordt veroorzaakt door een kostenstijging van de storage bij SSC-ICT en de extra kostenfactuur van SSC-ICT ten bedrage van € 778.000. Daarmee heeft P-Direkt een bijdrage geleverd aan het oplossen van het exploitatietekort bij SSC-ICT.

Apparaat ICT

Dit betreft voornamelijk de kosten van systeemlicenties en uitbestede systeemontwikkeling.

Overige materiële kosten

Dit betreft bureaukosten en overige personeelskosten, zoals de dienstreis- en forensenvergoedingen.

Afschrijvingskosten

De in 2018 en 2019 geplande investeringen in het verbeteren van de bestaande dienstverleningssystemen zijn gedeeltelijk uitgesteld, om de ICT-leverancier de tijd te geven het huidige beheer op orde te brengen. Dit resulteert in een lagere dan begrote realisatie.

Dotaties voorzieningen

P-Direkt heeft een voorziening gevormd voor openstaande debiteuren waarvan de betaling onzeker is. Daarnaast is een voorziening getroffen ter dekking van mogelijke claims van afnemers in verband met gederfd loonkostenvoordeel als gevolg van een fout van P-Direkt.

Toelichting saldo baten-lasten

Het positieve resultaat wordt voornamelijk veroorzaakt door een onderbezetting op de ambtelijke formatie.

Balans

Tabel 40 Balans per 31 december 2019 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2019

Balans 2018

Activa

  

Vaste activa

13.941

21.434

Immateriële vaste activa

13.579

21.179

Materiële vaste activa

362

255

Grond en gebouwen

0

0

Installaties en inventarissen

125

198

Projecten in uitvoering

0

0

Overige materiële vaste activa

237

57

Vlottende activa

22.418

23.589

Voorraden en onderhanden projecten

0

0

Vorderingen

4.909

3.190

Debiteuren

2.254

768

Overige vorderingen en overlopende activa

2.655

2.422

Liquide middelen

17.509

20.399

Totaal activa

36.359

45.023

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

5.048

4.193

Exploitatiereserve

4.193

4.187

Onverdeeld resultaat

855

6

Voorzieningen

241

429

Langlopende schulden

7.482

8.733

Leningen bij het Ministerie van Financiën

7.482

8.733

Kortlopende schulden

23.588

31.668

Crediteuren

2.129

2.870

Belastingen en premies sociale lasten

752

729

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

5.152

8.622

Overige schulden en overlopende passiva

15.555

19.447

Totaal passiva

36.359

45.023

Toelichting

Debiteuren en overige vorderingen en overlopende activa

De post debiteuren betreft de gefactureerde en nog te ontvangen bedragen voor verrichte diensten en leveringen. De post overige vorderingen en overlopende activa betreft voornamelijk vooruitbetaalde onderhoudskosten van licenties en een klein deel nog te factureren projectkosten en rijkspasproductie 2019.

Tabel 41 Onderverdeling debiteuren en overige (bedragen x € 1.000)

Onderverdeling naar

Moederdepartement

Overige departementen

Derden

Totaal

Debiteuren

1.643

319

292

2.254

Overige vorderingen en overlopende activa

245

55

2.355

2655

Totaal

1.888

374

2.647

4.909

Eigen Vermogen

De Regeling Agentschappen stelt dat het een baten-lastenagentschap is toegestaan om reserves tot een bedrag van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaren aan te houden.

De gemiddelde jaaromzet komt ultimo 2019 uit op € 4,699 mln. Met het resultaat van 2019 wordt deze maximaal toegestane reserve met € 0,349 mln. overschreden. Dit bedrag zal in 2020 aan de eigenaar worden overgedragen.

Voorzieningen

In 2018 heeft P-Direkt een voorziening getroffen van € 323.000 ter dekking van waarschijnlijk oninbare vorderingen. In 2019 is alsnog € 158.000 binnengekomen en derhalve kon dit deel vrijvallen ten gunste van het resultaat 2019. Daartegenover staat een dotatie aan de voorziening dubieuze debiteuren van € 60.500.

Tabel 42 Voorziening dubieuze debiteuren (bedragen x € 1.000)

Voorziening Dubieuze Debiteuren

31-12-2019

31-12-2018

Stand per 31-12-2018

323

0

Dotatie 2018

323

Dotatie 2019

60

 

Afboeking 2019

‒ 165

 

Vrijval 2019

‒ 158

 

Stand per 31-12-2019

60

323

Een tweede deel van de vrijval voorzieningen betreft de eenmalige dotatie aan een voorziening in 2011 voor de uitvoering van personele regelingen. De aard van de voorziening is langlopend. Het niet-aangesproken deel van € 38.000 dat betrekking heeft op het jaar 2019, is vrijgevallen ten gunste van het resultaat 2019. Daarnaast is een voorziening getroffen ter dekking van mogelijke claims van afnemers.

Tabel 43 Overige voorzieningen (bedragen x € 1.000)

Overige Voorzieningen

31-12-2019

31-12-2018

Stand per 31-12-2018

106

662

Dotatie 2019 ivm mogelijke schadeclaims

113

 

Vrijval Voorziening Personele Regelingen

‒ 38

‒ 39

Vrijval Voorziening Herindeling Rijk

 

‒ 517

Stand per 31-12-2019

181

106

   

Totaal Voorzieningen

241

429

Langlopende schulden

In 2019 is er een lening van € 3,9 mln. afgeroepen ter financiering van de investeringen in immateriële vaste activa. De aflossingsverplichtingen van de leningen voor het jaar 2020 zijn opgenomen onder de kortlopende schulden.

Kortlopende schulden

De facturen die zijn opgenomen onder de post crediteuren per ultimo 2019 zijn nagenoeg allemaal in de eerste weken van 2020 betaald.

Onder de post overige schulden zijn opgenomen de vooruitontvangen omzet 2020 en volgende jaren, de nog te betalen kosten 2019 aan interne en externe dienstverleners en de schuld aan het personeel. Deze verplichting is qua premies verantwoord onder de post Belastingen en Premies.

Tabel 44 Onderverdeling kortlopende schulden (bedragen x € 1.000)

Onderverdeling naar:

Moederdepartement

Overige departementen

Derden

Totaal

Crediteuren

545

21

1.563

2.129

Belasting en Premies

0

42

710

752

Aflossing 2020

0

5.152

0

5.152

Overige schulden

6.143

5.728

3.684

15.555

Totaal

6.688

10.943

5.957

23.588

Kasstroomoverzicht

Tabel 45 Kasstroomoverzicht over 2019 (bedragen x € 1.000)
  

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen

3.919

20.399

16.480

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

98.656

101.917

3.261

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 87.211

‒ 97.424

‒ 10.213

2.

Totaal operationele kasstroom

11.445

4.493

‒ 6.952

 

Totaal investeringen (-/-)

‒ 8.095

‒ 3.871

4.224

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

1.210

1.210

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 8.095

‒ 2.661

5.434

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 10.222

‒ 8.622

1.600

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

8.000

3.900

‒ 4.100

4.

Totaal financieringskasstroom

‒ 2.222

‒ 4.722

‒ 2.500

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4)

5.047

17.509

12.462

Toelichting

Operationele kasstroom

De lagere operationele kasstroom wordt voornamelijk veroorzaakt door een stijging van de vorderingen (+ € 1,7 mln.) en een afloop van de schuldposten vooruitgefactureerde termijnen (- € 1,7 mln.) en nog te ontvangen facturen (- € 2,3 mln.).

Investeringskasstroom

De investeringen betreffen voornamelijk de aanschaf en desinvestering van licenties en de vervanging van de carrièresites van de overheid.

Van de in 2019 geplande investeringen in het verbeteren van de bestaande dienstverleningssystemen is een deel uitgesteld om de ICT-leverancier de tijd te geven het huidige beheer op orde te brengen.

Financieringsstroom

Het beroep op de leenaanvraag is gelijk aan het totaal van de investeringen.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

P-Direkt werkt met een Producten- en dienstengids (PDG) inclusief servicelevels. In de PDG zijn de verschillende diensten en activiteiten, leveringsvoorwaarden en de kwaliteitsborging vastgelegd die de ministeries van P-Direkt kunnen verwachten.

Om beter aan te sluiten op het huidige takenpakket, de huidige sturingsbeginselen en meetmethoden is met ingang van 2019 gekozen voor een nieuw stelsel van servicelevels. Hierin staat de maandelijks gemeten gebruikerstevredenheid centraal en een aantal daarvan afgeleide servicelevels.

Tabel 46 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2019

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2016

2017

2018

2019

2019

Omschrijving Generiek Deel

     

Kostprijzen per product (groep)

693,74

691,8

697

676,1

689,6

Verloop tarieven/uur (basisjaar 2011=100)

120,7

120,3

121,2

117,6

119,9

Aantal individuele arbeidsrelaties (IAR)

125.328

125.532

126.812

131.862

128.630

Totale omzet basisdienstverlening (x1.000)

82.220

83.154

84.643

85.822

84.126

Totale omzet overige + projecten (x1.000)

3.546

5.446

7.803

15.081

14.530

Fte-totaal (excl. externe inhuur)

559

582,77

606,9

595,6

622

Saldo van baten en lasten (%)

– 5,18%

3,69%

0,01%

0,85%

0,00%

Medewerkerstevredenheid

6,9

ng

7-

ng

7

Gebruikerstevredenheid:

     

De mate waarin medewerkers en managers tevreden zijn over de dienstverlening van P-Direkt.

7,2

7

7,3

7,3

>7

Tijdige afhandeling vragen, klachten, wijzigingen en documenten:

     

P-Direkt beantwoordt vragen en klachten binnen 5 werkdagen.

ng

ng

ng

92,4%

90%

P-Direkt verwerkt wijzigingen binnen 5 werkdagen.

ng

ng

ng

83,8%

90%

P-Direkt archiveert documenten binnen 10 werkdagen.

ng

ng

ng

50,9%

90%

De gemiddelde wachttijd per dag aan de telefoon is maximaal 45 seconden.

ng

43 sec

ng

54 sec

45 sec

Beschikbaarheid systeem:

     

Het P-Direktportaal is zeven dagen per week en 24 uur per dag beschikbaar. Op werkdagen geldt een beschikbaarheidsnorm tussen 8.00 uur tot 17.00 uur.

98,90%

96,7%

99,5%

99,5%

98%

Bereikbaarheid:

     

Het contactcenter is bereikbaar van 8.00 uur tot 22.00 uur.

ng

ng

ng

97,5%

98%

Betrouwbaarheid:

     

P-Direkt zorgt voor volledige en tijdige dataleveringen via interfaces.

ng

ng

99,4

100,0%

98%

P-Direkt verwerkt wijzigingen op een juiste manier.

ng

ng

99,2

99,2

98%

Toelichting

Kostprijs per productgroep

P-Direkt realiseert in opdracht van de eigenaar jaarlijks een efficiencydoelstelling van 1%. Daarnaast is met de centraal opdrachtgever een incidentele absolute korting op het tarief afgesproken in verband met lagere investeringen in de (door)ontwikkeling van de dienstverlening. De gerealiseerde kostprijs is lager doordat in 2019 tegen dezelfde absolute doorbelasting ongeveer 3.000 IAR meer departementale medewerkers zijn bediend.

Fte-totaal

Omdat er tegelijkertijd sprake is van nieuwe dienstverlening en toename van de basis dienstverlening en de intensivering van onderhoud, beheer en ontwikkeling door ambtelijk personeel is er sprake van groei van de personele formatie. Het aantrekken van IT-medewerkers is in 2019 lastiger dan voorgaande jaren waardoor het bezettingspercentage is uitgekomen op 96%.

Gebruikerstevredenheid

Met een klanttevredenheid van 7,3 haalt P-Direkt de norm in 2019. Ook de tijdige afhandeling vragen en klachten komt met 92,4% boven de norm uit.

Tijdige afhandeling vragen, klachten, wijzigingen en documenten

De tijdige afhandeling van wijzigingen is met 83,8% onder de gestelde norm van 90% uitgekomen. Dit is veroorzaakt door de implementatie van een nieuw systeem en meer aanbod dan verwacht. Daarmee samenhangend is ook de norm voor tijdige beantwoording van telefoongesprekken niet gehaald. P-Direkt heeft extra capaciteit ingehuurd om de opgebouwde voorraad weg te werken in 2020.

12. Jaarverantwoording agentschap Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) per 31 december 2019

Inleiding

Samen met de andere Shared Service Organisaties (SSO’s) en het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) draagt Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) bij aan een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering van de rijksdienst. UBR levert (kennisintensieve) dienstverlening op het gebied van ICT, personeel, organisatie, inkoop, overheidspublicaties, beveiliging en logistiek.

Niet alleen ondersteunt UBR rijksoverheidsorganisaties door bedrijfsvoeringstaken voor hen uit te voeren, ook ondersteunt UBR hen in het realiseren van hun maatschappelijke opgaven. Onze hoogwaardige expertise en realisatiekracht zetten we in voor het begeleiden van (digitale) transformaties en het ontwikkelen van nieuwe dienstverlening.

Voor het ontwikkelen van nieuwe dienstverlening heeft UBR het Ontwikkelbedrijf. In opdracht van bestuurders worden hier nieuwe dienstverleningsconcepten ontwikkelt. Op het moment dat deze concepten stabiel uitontwikkeld zijn, wordt het dienstverleningsconcept/organisatie overgedragen aan een van de UBR-onderdelen dan wel een partij binnen/buiten de Rijksoverheid. Het Ontwikkelbedrijf zorgt ervoor dat onze dienstverlening voor het Rijk actueel en relevant is en blijft.

Onderstaand volgt per organisatieonderdeel een greep uit de dienstverlening in 2019:

  • UBR|I-Interim Rijk vormt een ecosysteem samen met het Rijks ICT Gilde en ICT traineeprogramma’s. Om te zorgen dat de kennis binnen de overheid actueel blijft, wordt actief kennis uitgewisseld met onderwijsinstellingen en bedrijven.

  • UBR|Rijksconsultants is ontstaan uit de integratie van Interimmanagement en Organisatieadvies. Rijksconsultants heeft in 2019 ruim 300 opdrachten uitgevoerd bij verschillende onderdelen binnen het Rijk. De gemiddelde waardering van onze klanten is een 8+.

  • UBR|Ontwikkelbedrijf heeft in 2019 de logistieke HUB voor de regio Den Haag verder doorontwikkeld en succesvol aanbesteed. Het programma is eind 2019 afgerond, waardoor deze januari 2020 geopend kon worden door bewindspersoon Knops.

  • UBR|HIS heeft in 2019 gebouwd aan een inkoop ecosysteem. Zo is er een hoogleraarsstoel Publieke Inkoop gerealiseerd zodat het vakgebied een impuls krijgt. Daarnaast heeft HIS binnen de publieke sector als inspiratiebron en aanjager gefungeerd om aanbesteden op drie A4 pagina’s als uitgangspunt te hanteren.

  • UBR|Personeel heeft met het oog op de invoering van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (WNRA) per 1-1-2020 haar eigen juristen omgeschoold naar het Civiel Recht. Tevens zijn bijna 2.000 HR adviseurs van de departementen opgeleid in de nieuwe regelgeving. Daarnaast zijn de personeelsreglementen per departement aangepast. Verder is ter ondersteuning van functieruilen de FunctieRuil app is gelanceerd. Hierop zijn reeds meer dan 1000 functieprofielen actief. Ten slotte publiceren we samen met Rijkspartners zo’n 9.000 vacatures per jaar op Werken voor Nederland.

  • UBR|KOOP was ook in 2019 de betrouwbare dienstverlener voor Officiële Bekendmakingen en publicatie van wetgeving. Daarnaast werden er opdrachten uitgevoerd omtrent het (door)ontwikkelen van Omgevingswet, modernisering Open Overheid, linked data en open data.

  • UBR|Rijks Beveiligings en UBR|Interdepartementale Post- en Koeriersdienst zijn in 2019 gestart met de integratie van hun dienstverlening met het oog op het vormen van een organisatie voor Rijks Beveiliging en Logistiek. Een bijzonder project afgelopen jaar was het verzorgen van de beveiliging van de Global Entrepreneurship Summit (GES). Dit internationaal congres vond begin juni plaats en trok zo’n 2.000 ondernemers, investeerders, beleidsmakers, CEO’s van grote bedrijven uit heel de wereld.

Staat van baten en lasten

Tabel 47 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap UBR (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie t-1

Baten

    

Omzet

235.286

279.900

44.614

238.808

Omzet moederdepartement

70.235

104.528

34.293

75.653

Omzet overige departementen

154.556

166.979

12.423

156.087

Omzet derden

10.495

8.393

‒ 2.102

7.068

Rentebaten

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

924

924

44

Bijzondere baten

0

0

0

9

Totaal baten

235.286

280.824

45.538

238.861

     

Lasten

    

Apparaatskosten

233.320

271.502

38.182

232.415

Personele kosten

152.598

169.368

16.770

148.063

Waarvan eigen personeel

132.593

136.577

3.984

121.720

Waarvan inhuur externen

13.756

27.776

14.020

22.574

Waarvan overige personele kosten

6.249

5.015

‒ 1.234

3.769

Materiële kosten

80.722

102.134

21.412

84.352

Waarvan apparaat ICT

2.815

10.928

8.113

8.875

Waarvan bijdrage aan SSO's

15.931

18.940

3.009

16.676

Waarvan overige materiële kosten

61.976

72.266

10.290

58.801

Rentelasten

2

0

‒ 2

1

Afschrijvingskosten

1.964

1.430

‒ 534

2.436

Materieel

797

411

‒ 386

426

Waarvan apparaat ICT

17

39

22

18

Immaterieel

1.167

1.019

‒ 148

2.010

Overige lasten

0

579

579

3.795

Dotaties voorzieningen

0

579

579

3.795

Bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

235.286

273.511

38.225

238.647

     

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

7.313

7.313

214

Agentschapsdeel Vpb-lasten

 

13

13

0

Saldo van baten en lasten

0

7.300

7.300

214

Toelichting

Omzet

Tabel 48 Omzet (bedragen x € 1.000)
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2019

Realisatie 2019

Moederdepartement

70.235

104.528

waarvan direct gerelateerd aan geleverde producten/diensten

70.235

104.528

waarvan overige ontvangsten/bijdragen

0

0

   

Overige departementen

154.556

166.979

Economische Zaken en Klimaat

14.067

13.739

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

0

4.024

Justitie en Veiligheid

46.426

53.505

Buitenlandse Zaken

4.179

6.350

Defensie

687

4.390

Financiën

25.892

13.857

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

8.824

11.115

Infrastructuur en Waterstaat

25.036

32.049

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

12.632

15.619

Algemene Zaken

2.673

2.280

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

14.140

10.051

   

Derden

10.495

8.393

   

Totaal

235.286

279.900

De omzet van UBR is voor de meeste dienstonderdelen gestegen. De belangrijkste reden is de toegenomen vraag vanuit de verschillende opdrachtgevers/afnemers vanaf het moment van begrotingsindiening tot de uiteindelijke begrotingsrealisatie per jaareinde 2019. Naast de stijging van de vraag is de omzet ook gestegen vanwege kostenstijgingen en daarmee de verkooptariefstijgingen. Belangrijkste reden daarvoor is de niet in de ontwerpbegroting verwerkte CAO-stijging voor 2019. Daarnaast valt op dat de omzetgroei bij het moederdepartement hoog is. Dit wordt bijna volledig veroorzaakt door de omzetgroei die is gerealiseerd bij UBR|RBO met betrekking tot de dienstverlening aan FM-Haaglanden (FMH). FMH fungeert daarbij als tussenpersoon op facilitair terrein voor alle departementale afnemers van het Rijk.

De toename in de omzet is met name een gevolg van een groeiende vraag naar de producten en diensten van UBR:

  • UBR|OW is met name gegroeid door de uitrol van het ict-traineeship (€ 3 mln.);

  • De stijging bij UBR|Personeel i.o. is deels het gevolg van een stijging van maatwerkopdrachten (€ 4 mln.). De indexering van de budgetgefinancierde dienstverlening (€ 3 mln.) heeft ook tot een extra omzetstijging geleid;

  • UBR|Organisatie.i.o heeft meer omzet gerealiseerd als gevolg van overname van taken vanuit UBR|Personeel i.o.;

  • UBR|HIS heeft meer omzet gerealiseerd (€ 2 mln.) als gevolg van gestegen vraag naar dienstverlening;

  • Specifiek voor UBR|KOOP geldt dat er veel extra (incidentele) werkzaamheden zijn verricht voor onder andere de implementatie van de Omgevingswet. Ten opzichte van de ontwerpbegroting is er € 9 mln. meer omzet gerealiseerd bij UBR|KOOP.

  • Bij UBR|Rijksbeveiligingsorganisatie (RBO) is als gevolg van uitbreiding van het leveringsgebied en een aantal incidentele opdrachten de omzet gestegen (€ 12 mln.).

Vrijval voorzieningen

De gerealiseerde vrijval van € 0,9 mln. heeft betrekking op posten die eind 2018 waren opgenomen in de voorziening dubieuze debiteuren, die grotendeels wel inbaar zijn gebleken.

Personele kosten

De loonkosten eigen personeel zijn gestegen als gevolg van de nog niet in de ontwerpbegroting verwerkte CAO-afspraken. De externe inhuur 2019 is € 14,0 mln. hoger dan de ontwerpbegroting 2019. De toename is vraaggestuurd en is met name veroorzaakt bij UBR|Personeel i.o. en UBR|KOOP. De overige personele kosten zijn € 1,2 mln. lager uitgevallen dan begroot in de ontwerpbegroting. Dit wordt met name veroorzaakt door onderuitputting op het opleidingsbudget (€ 0,7 mln.) en overige personele uitgaven (€ 0,5 mln.).

Materiële kosten

De materiële kostenpost met betrekking tot de bijdrage aan SSO’s is hoger uitgevallen dan begroot, voornamelijk door hogere kosten van SSC-ICT en kosten met betrekking tot arbeidsparticipanten. Ook de realisatie van de post ICT is hoger dan verwacht. Dit betreft met name UBR|KOOP. De hogere inkoop ten behoeve van productie wordt met name gerealiseerd bij UBR|RBO.

Afschrijvingskosten

De materiële afschrijvingskosten op vervoersmiddelen zijn lager uitgevallen dan begroot. Daarnaast zijn de immateriële afschrijvingskosten gedaald doordat de kosten voor het project Ontwikkeling In Beeld lager zijn dan waren begroot.

Dotatie voorzieningen

De dotatie aan de voorziening dubieuze debiteuren is een gevolg van een aantal oninbare debiteurenvorderingen.

Saldo van baten en lasten

Het positief saldo van baten en lasten 2019 van € 7,3 mln. is ten gunste van de balanspost ‘onverdeeld resultaat’ gebracht. Het positieve saldo heeft een aantal oorzaken met een eenmalig karakter. Het saldo baten en lasten voorgaand boekjaar bedraagt € 1,8 mln. Deze post is hoger vanwege aangescherpt financieel/administratief beheer en vanwege vertraging in vastlegging van aangegane verkoopcontracten. De vrijval van de voorziening dubieuze debiteuren bedraagt € 0,9 mln.

Achterblijvende kosten (roosterplanning (RBO), opleidingen (IIR)) en meer vraag van klanten dan begroot leveren een bijdrage aan het positieve saldo. De vraag vanuit de afnemers in relatie tot de vaste budgetfinanciering bij UBR|Personeel i.o. is achtergebleven hetgeen tot een onderuitputtingsmarge heeft geleid van ruim € 2 mln. Tegelijkertijd is de declarabiliteit bij UBR|Personeel i.o. met 4% gestegen waardoor een positievere marge is ontstaan dan begroot.

Balans

Tabel 49 Balans per 31 december 2019 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2019

Balans 2018

Activa

  

Vaste activa

2.522

3.154

Immateriële vaste activa

1.901

1.955

Materiële vaste activa

621

1.199

Grond en gebouwen

0

0

Installaties en inventarissen

69

75

Projecten in uitvoering

0

0

Overige materiële vaste activa

552

1.124

Vlottende activa

79.276

61.193

Voorraden en onderhanden projecten

0

53

Vorderingen

32.342

26.117

Debiteuren

14.907

13.100

Overige vorderingen en overlopende activa

17.435

13.017

Liquide middelen

46.934

35.023

Totaal activa

81.798

64.347

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

7.514

214

Exploitatiereserve

214

0

Onverdeeld resultaat

7.300

214

Voorzieningen

7.436

8.914

Langlopende schulden

143

516

Leningen bij het Ministerie van Financiën

143

516

Kortlopende schulden

66.705

54.703

Crediteuren

3.381

3.617

Schulden bij het Rijk

0

0

Belastingen en premies sociale lasten

587

680

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

375

527

Overige schulden en overlopende passiva

62.362

49.879

Totaal passiva

81.798

64.347

Toelichting

Vorderingen

Debiteuren

De post debiteuren bestaat uit: moederdepartement inclusief de rijksbreed opererende agentschappen € 1,9 mln., overige departementen € 10,2 mln. en overige debiteuren € 3,5 mln.

Overige vorderingen en overlopende activa

De overige vorderingen bestaan voornamelijk uit € 15,7 mln. nog te factureren termijnen, overige nog te vorderen bedragen van € 0,1 mln. en € 1,4 mln. vooruitbetaalde kosten. Het aandeel van het moederdepartement inclusief de rijksbreed opererende agentschappen in deze vorderingen bedraagt € 4,5 mln., van de overige departementen € 10,8 mln. en van derden € 2,1 mln.

Eigen vermogen

Na verwerking van het resultaat 2019 resteert een positief eigen vermogen van € 7,5 mln. Het eigen vermogen van UBR bedraagt 3,1% van de gemiddelde omzet over de afgelopen 3 jaar en blijft daarbij onder de norm voor het maximum eigen vermogen van 5%.

Voorzieningen

IIn het kader van de sanering bij een aantal organisatieonderdelen van UBR hebben 20 medewerkers de VWNW-status gekregen en zijn met 19 medewerkers nadere afspraken (vaststellingsovereenkomsten) gemaakt over een aanstaande beëindiging van het dienstverband. De eind 2014 gevormde saneringsvoorziening (€ 7,3 mln.) bedraagt na de onttrekkingen in de jaren 2015 tot en met 2019 € 1,7 mln. In 2019 is € 0,4 mln. aan deze voorziening onttrokken.

Voor de afbouw van de grafische dienst is €12,1 mln. gereserveerd door verschillende departementen voor de periode 2014-2024. Na de onttrekkingen in 2014 tot en met 2018 en 2019 (€ 8,0 mln., resp. € 0,4 mln.) resteert eind 2019 een voorziening van € 3,7 mln.

Op basis van de huidige berekeningen kan worden geconcludeerd dat bovenstaande mobiliteitsvoorzieningen tot en met de einddatum van 2024 toereikend zijn.

De voorziening verliesgevende opdrachten is in 2019 verhoogd naar € 0,3 mln.

Vanwege een juridische claim als gevolg van onvolledige BTW-heffing voor dienstverlening bedrijfszorg heeft UBR eind 2018 een voorziening van € 1 mln. getroffen. In 2019 is € 0,8 mln. aan deze voorziening onttrokken. Daarnaast is er eind 2018 een voorziening getroffen als gevolg van een juridisch geschil over de kostenontwikkeling van een ICT-applicatie (€ 1,5 mln.), waarbij in 2019 nog geen onttrekking heeft plaatsgevonden. Daarmee resteert een eind 2019 een voorziening juridische geschillen van € 1,7 mln.

Kortlopende schulden

Crediteuren

Van het openstaande saldo heeft € 0,1 mln. betrekking op het moederdepartement inclusief de rijksbrede opererende agentschappen, € 0,6 mln. op de overige departementen en € 2,7 mln. op derden.

Belastingen en premies sociale lasten

De belastingen en premies sociale lasten bestaan voornamelijk uit af te dragen btw € 0,5 mln.

Overige schulden en overlopende passiva

Het aandeel van het moederdepartement in de overige schulden en overlopende passiva ad € 62,4 mln. is € 39,0 mln. en van overige departementen € 4,4 mln. en van derden € 19,0 mln.

De overige schulden en overlopende passiva bestaan uit € 28,7 mln. nog te betalen kosten, € 13,7 mln. vooruitgefactureerde bedragen, € 11,5 mln. voor personeelsgerelateerde verplichtingen, € 3,4 mln. nog te besteden gelden en € 5,1 mln. overige schulden.

Kasstroomoverzicht

Tabel 50 Kasstroomoverzicht over 2019 (bedragen x € 1.000)
  

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen

7.404

35.022

27.618

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

235.286

327.472

92.186

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 233.322

‒ 314.276

‒ 80.954

2.

Totaal operationele kasstroom

1.964

13.196

11.232

 

Totaal investeringen (-/-)

‒ 1.000

‒ 1.077

‒ 77

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

318

318

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 1.000

‒ 759

241

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 727

‒ 526

201

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

1.000

0

‒ 1.000

4.

Totaal financieringskasstroom

273

‒ 526

‒ 799

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €.

8.641

46.933

38.292

Toelichting

Operationele kasstroom

De positieve operationele kasstroom is een gevolg een toename in de nog te betalen kosten en de vooruit gefactureerde bedragen.

Investeringskasstroom

De investeringen in 2019 bestaan voornamelijk uit investering in immateriële vaste activa van € 1,0 mln. bij UBR|Personeel i.o. en voor € 0,1 mln. aan hardware bij UBR|KOOP en UBR|Bv&F.

De desinvestering heeft betrekking op de verkoop van vervoersmiddelen bij UBR|IPKD en UBR|IIR.

Financieringskasstroom

De aflossingen op de leningen Ministerie van Financiën betreffen de drie aflossingsdelen van de leningen bij UBR|IPKD.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Tabel 51 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2019

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2016

2017

2018

2019

2019

      

Kostprijzen per product (groep) (indexcijfer)

102,8

107,3

110,1

113,0

113,4

Tarieven/uur (indexcijfer)

103,1

105,8

110,2

114,7

113,4

Omzet per fte

148.229

142.431

159.773

168.920

143.906

      

Fte-totaal (excl. externe inhuur)

1.256

1.391

1.495

1.657

1.635

      

Saldo van baten en lasten (%)

‒ 3,9%

‒ 1,5%

0,1%

2,6%

0,00%

      

Kwaliteitsindicator 1 - KTO

 

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t

7,1

Kwaliteitsindicator 2 - MTO

 

in 2018

6,8

2020

 

Werkplezier

6,9

6,8

 

n.v.t.

Werkdruk

5,3

5,6

 

n.v.t.

      

Omschrijving Specifiek Deel

     

Tevredenheid dienstverlening:

     

UBR|Bv&F

  

7

n.v.t

7

UBR|ECO&P

  

n.v.t.

n.v.t

7

UBR|HIS

  

8,8

8,2

7

UBR|ICG

  

8,1

8,1

8

UBR|IIR

  

n.v.t

8,1

8

UBR|KOOP

  

n.v.t

7,9

7

UBR|IPKD

  

n.v.t

n.v.t

7

UBR|RBO

  

n.v.t

n.v.t

7

Toelichting

Gezien de grote verscheidenheid aan productgroepen heeft UBR ervoor gekozen te werken met een indexcijfer. In de jaarrekening van UBR geeft de specificatie van de omzet per organisatieonderdeel het inzicht in de omzet per productgroep.

Verloop indexcijfers

UBR heeft rekening gehouden in haar kostprijzen en verkooptarieven met loon- en prijsstijgingen en compenserende factoren. De gehanteerde tarieven zijn gelijk aan de door de eigenaar goedgekeurde tarieven zoals opgenomen in het jaarplan UBR 2019. In 2019 heeft UBR de tarieven verhoogd ter dekking van de gestegen looncomponenten en een beperkte prijsstijging op materiële kosten. Het gerealiseerde indexcijfer voor de kostprijzen is minder gestegen dan het indexcijfer voor de verkooptarieven, vanwege een gerealiseerde stijging van de declarabiliteit en eenmalige meevallers in de kosten.

Omzet per fte

De begrote omzet per fte bedraagt € 143.906 ten opzichte van een gerealiseerde omzet per fte van € 168.920. De gerealiseerde omzet per fte is ruim hoger dan begroot. Omzetgroei heeft zich UBR-breed voorgedaan. Het onderliggende fte-aantal is beperkt meegegroeid. Groei in werkzaamheden is deels opgevangen door stijgende inzet van externe inhuur. Naast verhoging van de onderliggende prestaties is de stijging van omzet ook een gevolg van de gestegen verkooptarieven.

Saldo van baten en lasten

Het saldo van de baten en lasten uitgedrukt in een percentage van de omzet bedraagt 2,6%.

MTO en KTO

Het MTO vindt tweejaarlijks plaats en zal in 2020 weer plaatsvinden. De klanttevredenheid (KTO) is niet op UBR-niveau, maar per organisatieonderdeel gemeten. Daar waar de meting niet heeft plaatsgevonden is een n.b. (niet beschikbaar) gerapporteerd. In 2020 voert UBR voor elk onderdeel een KTO uit. Voor elk organisatieonderdeel waar de meting wel heeft plaatsgevonden geldt dat de score beter uitvalt dan de vastgestelde norm in de begroting.

13. Jaarverantwoording agentschap FMHaaglanden (FMH) per 31 december 2019

Inleiding

FMHaaglanden (FMH) is de professionele dienstverlener voor Rijksorganisaties in de Haagse regio. FMH levert werkplekken met faciliteiten die het mogelijk maken dat mensen comfortabel kunnen werken, met aandacht voor service in nabijheid, klanttevredenheid en eenvoud in bekostiging en aansturing. Alle dienstverlening wordt door FMH gecontracteerd en geregisseerd en in samenhang op en rond de werkomgeving aangeboden.

In 2019 heeft FMH dienstverlening voor kerndepartementen (uitgezonderd het Ministerie van Algemene Zaken en Defensie) geleverd, en diverse Rijksorganisaties in de regio Den Haag. Voor het Ministerie van Financiën levert FMH alleen personenvervoer. FMH is naast dienstverlener ook regievoerder en heeft met de implementatie van Design Build Maintain Operate (DBFMO)-contracten op de panden Bezuidenhoutseweg 30 en Rijnstraat 8 een hybride karakter gekregen.

Producten en diensten

FMH verzorgt producten en diensten zoals: vergaderservices en catering, inrichting van werkplekken, verhuizingen, post en reprografie, kantoorartikelen, schoonmaak, vervoer, gebouwbeheer en onderhoud, verbouwingen, telefonie, veiligheid, receptiediensten en advisering.

Levert FMH een product niet rechtstreeks zelf aan de klant, dan zorgt het voor de benodigde contractuele afspraken met markt- of Rijkstoeleveranciers.

Speerpunten 2019

Veranderingen verzorgingsgebied

In 2019 is FMH actief betrokken geweest bij de uitvoering van diverse masterplanprojecten waarvan het Directoraat-generaal Overheidsorganisatie (DGOO) opdrachtgever is.

De verhuizing van de Raad voor de Kinderbescherming en Algemene Zaken naar het Alexanderveld is afgerond.

Als onderdeel van het masterplan ‘Haagse schuif’ is het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) verhuisd vanaf de Turfmarkt naar de Koningskade en heeft een herschikking plaatsgevonden op het Beatrixpark.

Vormgeven en intensiveren samenwerking en partnerschap

Binnen het Directoraat-generaal Vastgoed en Bedrijfsvoering Rijk (DGVBR) is verder gewerkt aan voorstellen om de klantnabijheid op operationeel, tactisch en strategisch niveau beter en in verbinding te organiseren. Het gaat hierbij om het vormgeven van een gestroomlijnd proces van integrale dienstverlening waarin de klanten en hun primaire proces centraal staan.

Naast de samenwerking binnen DGVBR heeft FMH samen met Belastingdienst, Dienst Justitiële Inrichtingen en Rijkswaterstaat als concerndienstverleners in het Landelijk Facilitair Management Overleg (LFMO) de ambitie voor de komende jaren nader uitgewerkt. Het LFMO streeft naar een integrale aanpak, die de Rijksambtenaar optimaal ontzorgt en bijdraagt aan de positionering van het Rijk als aantrekkelijke werkgever.

Staat van baten en lasten

Tabel 52 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap FMHaaglanden 2019 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie t-1

Baten

    

Omzet

122.438

135.286

12.848

127.994

Omzet moederdepartement

83.111

86.815

3.704

87.066

Omzet overige departementen

36.208

44.920

8.712

38.042

Omzet derden

3.119

3.551

432

2.886

Vrijval voorzieningen

0

0

0

5

Bijzondere baten

0

0

0

0

Rentebaten

0

0

0

0

Totaal baten

122.438

135.286

12.848

127.999

     

Lasten

    

Apparaatskosten

115.336

128.643

13.307

118.422

Personele kosten

39.263

40.469

1.206

38.389

Waarvan eigen personeel

35.466

35.592

125

33.552

Waarvan inhuur externen

3.796

4.877

1.081

4.837

Waarvan overige personele kosten

0

0

0

0

Materiële kosten

76.073

88.174

12.101

80.033

Waarvan apparaat ICT

61

45

‒ 16

40

Waarvan bijdrage aan SSO's

47.383

60.831

13.448

55.338

Waarvan overige materiële kosten

28.629

27.298

‒ 1.331

24.654

Rentelasten

341

242

‒ 99

282

Afschrijvingskosten

6.761

5.840

‒ 921

5.621

Materieel

6.761

5.840

‒ 921

5.621

Waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

Immaterieel

0

0

0

0

Overige lasten

0

0

0

0

Dotaties voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

122.438

134.725

12.287

124.325

     

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

561

561

3.674

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

561

561

3.674

Toelichting

Omzet

In de onderstaande tabel is de omzet van het moederdepartement nader uitgesplitst:

Tabel 53 Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)

Omzet moederdepartement

 

86.815

Waarvan direct gerelateerd aan geleverde producten/diensten

 

86.815

- Generiek

 

81.929

- Specifiek

 

4.886

Waarvan overige ontvangsten/bijdragen van het moederdepartement

 

0

De toename van de omzet moederdepartement wordt met name veroorzaakt door een stijging in dienstverlening en uitbreiding (of verschuiving) van het aantal werkplekken door intensiveringen. Een ander deel is het gevolg van nieuwe dienstverlening zoals Rijksbrede kunstvoorziening en kunstadvies.

De omzet overige departementen is als volgt onderverdeeld:

Tabel 54 Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)

Departementen

2019

AZ

61

BZ

14.376

DEF

398

Eerste Kamer

128

EZK

3.131

FIN

1.419

IenW

14.778

JenV

8.957

OCW

651

SZW

218

VWS

804

Totaal

44.920

De toename bij de overige departementen heeft betrekking op de doorbelasting van de verzoeken tot wijziging (VTW’s) Rijnstraat 8 uit de realisatiefase. Daarnaast zijn de verzoeken tot de wijziging uit de exploitatiefase meer dan aanvankelijk ingeschat.

De omzet derden heeft met name betrekking op de facilitaire dienstverlening die geleverd wordt aan de Kansspelautoriteit, Centraal Orgaan opvang asielzoekers en Autoriteit Persoonsgegevens.

De baten kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Tabel 55 Specificatie omzet (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Productgroepen

   

Generiek

109.107

108.986

‒ 121

Specifiek

13.331

26.206

12.875

Overige opbrengsten

0

94

94

Totaal

122.438

135.286

12.848

    

Vrijval voorzieningen

0

0

0

    

Rentebaten

0

0

0

    

Bijzondere baten

0

0

0

    

Totaal baten

122.438

135.286

12.848

Generiek

De Productgroep Generiek is een afgesproken pakket producten en diensten dat wordt afgenomen waarvoor een vaste prijs per vaste verrekeneenheid wordt betaald. De prijs (p) en hoeveelheid (q) staan gedurende het jaar vast. Bij substantiële wijzigingen in de dienstverlening zijn aanpassingen gedurende het jaar mogelijk.

De standaard dienstverlening in de DBFMO-panden die wordt geleverd door de consortia is ook verantwoord onder generieke dienstverlening.

Specifiek

De productgroep Specifiek heeft betrekking op producten en diensten waarvoor de opdrachtgever afhankelijk van de afgenomen hoeveelheid, een prijs per product/dienst betaalt (onder andere catering) en/of producten en diensten waarover tussen opdrachtgever en opdrachtnemer aparte afspraken worden gemaakt (onder andere uitvoering van maatwerkprojecten).

De toename van de specifieke dienstverlening heeft betrekking op de doorbelasting van de VTW’s Rijnstraat 8 uit de realisatiefase. Daarnaast zijn de verzoeken tot de wijziging uit de exploitatiefase meer dan aanvankelijk ingeschat.

Overige opbrengsten

De overige opbrengsten hebben betrekking op de verkoop van roerende zaken.

Personele kosten

De hogere personele kosten zijn met name het gevolg van een toename in facilitaire dienstverlening. Als gevolg van structureel meer dienstverlening heeft FMH aanpassingen in de organisatie en formatie doorgevoerd. De invulling van vacatures verliep moeizamer dan verwacht waardoor er tijdelijk gebruik is gemaakt van externe inhuur om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen.

Materiële kosten

De toename van de materiële kosten is het gevolg van een toename in de facilitaire dienstverlening.

De toename van de post bijdrage aan SSO’s (Shared Service Organisaties) heeft betrekking op de doorbelasting van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) voor de dienstverlening op de DBFMO-panden. Daarnaast is de toename het gevolg van de uitbreiding van de dienstverlening van de Rijksschoonmaakorganisatie binnen het verzorgingsgebied van FMH.

Rentelasten

De lagere rentelasten zijn het gevolg van de aflossing van de oudere leningen waar het rentepercentage relatief hoog is en nieuwe leningen waarbij het rentepercentage bijna nihil is.

Afschrijvingskosten

De lagere afschrijvingskosten ten opzichte van de begroting zijn het gevolg van een verschuiving van de investeringen in audiovisuele middelen (AV-middelen) naar volgend jaar.

Saldo van baten en lasten

FMH heeft in 2019 meer dienstverlening geleverd. De toename in de dienstverlening is ook de oorzaak van de toename in omzet en kosten. De kosten laten echter een beperktere stijging zien door lagere afschrijvingslasten. Dit heeft geresulteerd in een positief resultaat van bijna € 0,6 mln.

Balans

Tabel 56 Balans per 31 december 2019 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2019

Balans 2018

Activa

  

Vaste activa

24.086

25.313

Immateriële vaste activa

0

0

Materiële vaste activa

24.086

25.313

Grond en gebouwen

0

0

Installaties en inventarissen

23.008

24.963

Projecten in uitvoering

682

0

Overige materiële vaste activa

396

351

Vlottende activa

32.052

35.808

Voorraden en onderhanden projecten

0

0

Vorderingen

9.470

23.210

Debiteuren

3.549

12.234

Overige vorderingen en overlopende activa

5.921

10.976

Liquide middelen

22.582

12.598

Totaal activa

56.138

61.121

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

6.636

9.694

Exploitatiereserve

6.075

6.020

Onverdeeld resultaat

561

3.674

Voorzieningen

0

0

Langlopende schulden

19.848

20.770

Leningen bij het Ministerie van Financiën

19.848

20.770

Kortlopende schulden

29.654

30.657

Crediteuren

3.725

3.190

Schulden bij het Rijk

0

0

Belastingen en premies sociale lasten

0

0

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

5.279

4.868

Overige schulden en overlopende passiva

20.650

22.599

Totaal passiva

56.138

61.121

Toelichting

Materiële vaste activa

De investeringen hebben betrekking op het vervangen van meubilair en van de AV-voorzieningen.

De post ‘projecten in uitvoering’ betreft het vervangen van de AV-voorzieningen op twee locaties. De oplevering voor beide locaties vindt in 2020 plaats.

Vorderingen

Debiteuren

De post debiteuren bestaat uit: moederdepartement (€ 0,2 mln.), overige departementen (€ 3,1 mln.) en derden (€ 0,2 mln.).

De daling heeft betrekking op de dienstverlening leegstandsbeheer die door het RVB is voldaan.

Overige vorderingen en overlopende activa

De post overige vorderingen en overlopende activa bestaat uit vooruit ontvangen en vooruitbetaalde facturen (€ 0,2 mln.), nog te factureren bedragen (€ 2,9 mln.) en onderhanden werk (€ 2,8 mln.).

Het aandeel van het moederdepartement in de overige vorderingen en overlopende activa is € 3,2 mln., van overige departementen € 2,5 mln. en van derden € 0,2 mln.

Eigen vermogen

De Regeling Agentschappen stelt dat het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap gebonden is aan een maximum van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaar.

FMH mag hierdoor een maximum eigen vermogen hebben van € 6,4 mln. Het eigen vermogen ultimo 2019 komt uit op € 6,6 mln. en is € 0,2 mln. hoger dan de maximumomvang. Het surplus op het eigen vermogen zal bij voorjaarsnota 2020 worden afgeroomd door de eigenaar.

Het surplus over 2018 (€ 3,6 mln.) heeft FMH in 2019 afgedragen aan de eigenaar.

Kortlopende schulden

Crediteuren

Het aandeel in de crediteuren van het moederdepartement is € 1,4 mln., van overige departementen € 0,8 mln. en van derden € 1,5 mln.

Overige schulden en overlopende passiva

Onder de post overige schulden en overlopende passiva zijn alle bedragen opgenomen die (kortlopend) verschuldigd zijn per 31 december 2019 en die niet verantwoord zijn onder de crediteuren.

Het aandeel van het moederdepartement in de overige verplichtingen en overlopende passiva is € 14,4 mln., van overige departementen € 7,9 mln. en derden € 3,7 mln.

Kasstroomoverzicht

Tabel 57 Kasstroomoverzicht over 2019 (bedragen x € 1.000)
  

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen

16.973

12.598

‒ 4.375

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

122.438

150.844

28.406

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 115.677

‒ 132.129

‒ 16.452

2.

Totaal operationele kasstroom

6.761

18.715

11.954

 

Totaal investeringen (-/-)

‒ 9.100

‒ 4.625

4.475

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

12

12

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 9.100

‒ 4.613

4.487

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

‒ 3.619

‒ 3.619

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 6.962

‒ 4.868

2.094

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

9.100

4.357

‒ 4.743

4.

Totaal financieringskasstroom

2.138

‒ 4.130

‒ 6.268

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €.

16.772

22.570

5.798

Toelichting

Operationele kasstroom

De hogere ontvangsten zijn enerzijds het gevolg van meer dienstverlening die in 2019 is geleverd en anderzijds door dienstverlening uit voorgaande jaren die in 2019 is voldaan.

Investeringskasstroom

De investeringen hebben met name betrekking op de aanschaf van meubilair.

Financieringsstroom

De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft de afroming van het eigen vermogen vanwege het overschrijden van het toegestane maximum van het eigen vermogen in 2018.

Het beroep op de leenfaciliteit is lager doordat de investeringen in AV-voorzieningen zijn verschoven naar volgend jaar.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Tabel 58 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2019

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2016

2017

2018

2019

2019

Verloop tarieven generieke dienstverlening

100%

100%

ntb

Omzet per productgroep (pxq)

115.165

121.362

127.994

135.286

122.438

Generiek

97.639

108.155

109.345

108.986

109.107

Specifiek

15.651

13.106

18.856

26.206

13.331

Overig

1.875

101

‒ 207

94

0

      

Saldo van baten en lasten (%)

6,2%

1,2%

2,9%

0,4%

0,0%

      

Personele kosten als % van de totale kosten

32,0%

30,0%

30,9%

30,0%

32,1%

Materiële kosten als % van de totale kosten

68,0%

70,0%

69,1%

70,0%

67,9%

      

Apparaatskosten (in €)

44.111

45.077

47.907

49.862

48.392

Klanttevredenheid

nvt

nvt

Tevreden

nvt

nvt

Tevredenheid specifieke dienstverlening (maatwerk)

8

7,7

7,7

9,3

7

Medewerkerstevredenheid

Tevreden

nvt

Tevreden

nvt

nvt

Fte-totaal (excl. Externe inhuur)

439

451

476

472

492

Toelichting

Verloop tarieven generieke dienstverlening

De eigenaar heeft met FMH een jaarlijkse efficiencytaakstelling op het apparaat afgesproken van 1,5%. FMH heeft deze taakstelling verwerkt in de tarieven.

Door wijzigingen in het verzorgingsgebied en dienstverlening is zowel prijs als de afname van dienstverlening (uitbreiding werkplekken en uitbreiding/intensivering van de te leveren producten/diensten) in 2019 gewijzigd. Een vergelijking met voorgaande jaren geeft een vertekend beeld.

Omzet per productgroep

De toename van de specifieke dienstverlening heeft betrekking op de doorbelasting van de VTW’s Rijnstraat 8 uit de realisatiefase. Daarnaast zijn de verzoeken tot de wijziging uit de exploitatiefase meer dan aanvankelijk ingeschat.

Tevredenheid maatwerk

Na de afronding van een project wordt een evaluatieformulier naar de klant gestuurd. De klant waardeert de uitvoering van maatwerkprojecten gemiddeld met een 9,3. Dit ligt ruim boven de streefwaarde (7,0).

Fte-totaal (excl. externe inhuur)

De lagere ambtelijke bezetting is het gevolg van moeilijk vervulbare vacatures waardoor er tijdelijk gebruik is gemaakt van externe inhuur om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen.

14. Jaarverantwoording agentschap Shared Service Centrum ICT (SSC-ICT) per 31 december 2019

Inleiding

SSC-ICT is partner van en voor het Rijk. Samen met zeven ministeries werkt SSC-ICT aan eeneigentijdse en compacte Rijksdienst. Naast de werkplekautomatisering wordt gewerkt aan de ontwikkeling en het beheer van applicaties, housing en hosting, en ICT-infrastructuren voor rijksgebouwen en tijdens evenementen. 40.000 ambtenaren werken via de ICT-omgeving. Steeds meer doen zij dit mobiel, dus via een flexibele werklocatie. SSC-ICT beheert verder ruim 2.000 applicaties en ondersteunt internationale missies.

SSC-ICT bundelt ICT-services tot diensten waarvan alle ministeries kunnen profiteren. Te denken valt aan het innovatieve overheidsdatacenter (ODC) waar alle ministeries in het verzorgingsgebied van SSC-ICT hun data onderbrengen. Door de toenemende behoefte aan flexibel werken is DWR Next geïmplementeerd, waarbij in 2019 het Ministerie van Justitie en Veiligheid als laatste is aangesloten. Hierdoor kunnen gebruikers plaats- en tijd-onafhankelijk werken op de eigen werkomgeving.

Op basis van de resultaten van een extern onderzoek naar verbetering van de dienstverlening zijn prioriteiten bepaald voor 2019. Naast inzet op storingsarme dienstverlening en verbetering van security, is ook veel effort gestoken in verbetering van de leverbetrouwbaarheid, de (wendbare) organisatie en het realiseren van een positief financieel resultaat.

In 2019 is het aantal major incidents, ten opzichte van 2018, gedaald van 134 naar 57. Verbetering van leverbetrouwbaarheid en de wendbare organisatie zijn in gang gezet op basis van de gesignaleerde knelpunten. Dit is een doorlopende veranderopgave die gedurende de transitieperiode van twee jaar verder gaat. Er is brede consensus dat standaard en maatwerk in al hun facetten (beter) moeten worden gescheiden en dat de technische schuld wordt ingelopen, door middel van extra investeringen. In 2020 gaat SSC-ICT dan ook verder met deze transitie.

Afgelopen jaar is er een stringent financieel beleid gevoerd. Dit heeft, na 4 jaar van verlies, geleid tot een positief saldo van € 21,3 mln. over 2019. In de loop van 2019 is een nieuw kostprijsmodel ontwikkeld, een meerjarig investeringsplan is opgesteld en zijn de bronadministraties verbeterd. Dit zal in de toekomst gaan leiden tot meer grip op- en transparantie over de dienstverlening.

Staat van baten en lasten

Tabel 59 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap SSC-ICT (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie t-1

Baten

    

Omzet

318.791

292.465

‒ 26.326

258.312

Omzet moederdepartement

69.896

81.371

11.475

67.882

Omzet overige departementen

248.510

210.402

‒ 38.108

189.764

Omzet derden

385

692

307

666

Rentebaten

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

937

937

2.060

Bijzondere baten

0

340

340

29

Totaal baten

318.791

293.742

‒ 25.049

260.401

     

Lasten

    

Apparaatskosten

248.826

216.197

‒ 32.629

224.4281

Personele kosten

139.353

112.937

‒ 26.416

122.022

Waarvan eigen personeel

90.872

79.459

‒ 11.413

76.382

Waarvan inhuur externen

42.826

30.474

‒ 12.352

40.916

Waarvan overige personele kosten

5.655

3.004

‒ 2.651

4.724

Materiële kosten

109.473

103.260

‒ 6.213

102.4061

Waarvan apparaat ICT

93.250

81.061

‒ 12.189

79.7261

Waarvan bijdrage aan SSO's

14.223

20.253

6.030

20.5391

Waarvan overige materiële kosten

2.000

1.946

‒ 54

2.141

Rentelasten

250

203

‒ 47

23

Afschrijvingskosten

69.715

53.068

‒ 16.647

55.987

Materieel

62.023

42.987

‒ 19.036

46.860

Waarvan apparaat ICT

62.023

42.987

‒ 19.036

46.860

Immaterieel

7.692

10.081

2.389

9.127

Overige lasten

0

2.912

2.912

2.682

Dotaties voorzieningen

0

1.354

1.354

1.424

Bijzondere lasten

0

1.558

1.558

1.258

Totaal lasten

318.791

272.380

‒ 46.411

283.1201

     

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

21.362

21.362

‒ 22.7191

Agentschapsdeel Vpb-lasten

 

‒ 41

‒ 41

‒ 19

Saldo van baten en lasten

0

21.321

21.321

‒ 22.7381

X Noot
1

Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden, vanwege foutherstel datalijnen Haagse Ring 2018 en de correctie huisvestingskosten ODC.

Toelichting

Herijking bij Eerste suppletoire begroting 2019

Op basis van een analyse van de tekorten die de afgelopen jaren zijn geleden door SSC-ICT is begin 2019 een herijkt financieel jaarplan opgesteld. Hierin is een pakket van bezuinigen van € 20,9 mln. doorgevoerd. Dit financieel jaarplan vormt de basis voor de begroting zoals deze is verwerkt in de eerste suppletoire begroting 2019. Deze begroting wijkt sterk af van de vastgestelde begroting 2019.

In de Ontwerpbegroting werd nog rekening gehouden met een significante groei van de dienstverlening van circa € 60 mln. ten opzichte van 2018. In het najaar van 2018 bleek dit, mede naar aanleiding van problematiek in de dienstverlening, niet meer realistisch en is deze raming neerwaarts bijgesteld. Dit kon deels worden opgevangen met vermijdbare variabele kosten die samenhangen met een lagere verwachte groei. Op dat moment resteerde nog een tekort van € 32,9 mln. dat langs twee lijnen is opgelost. Ten eerste middels invoering van stringent financieel management dat gepaard ging met de € 20,9 mln. aan bezuinigingen. Ten tweede zijn de afnemers van SSC-ICT bereid gevonden om gezamenlijk een eenmalige bijdrage te verstrekken van € 12 mln. De algemene mening op dat moment was namelijk dat verder bezuinigen onverantwoorde gevolgen kon hebben voor de dienstverlening. In de eerste suppletoire begroting 2019 is op basis van voorgenoemde besluiten, voor baten en lasten een bedrag van € 275,2 mln. opgenomen. Om deze reden wordt in de onderstaande toelichting vooral het verschil verklaard tussen de stand van de eerste suppletoire begroting 2019 en de realisatie 2019.

Baten

De realisatie van de totale baten voor 2019 komt uit op € 293,7 mln. In de eerste suppletoire begroting 2019 was dit geraamd op € 275,2 mln. Het verschil van € 18,5 mln. wordt veroorzaakt door een hogere omzet, extra bijzondere baten en vrijval van voorzieningen. (In vergelijking met de vastgestelde begroting 2019 is de realisatie van de totale baten € 25,0 mln. lager).

Omzet

De omzet van generiek en gemeenschappelijk tezamen betreft de omzet uit de dienstverleningsafspraken (DVA’s). Klantspecifiek betreft hoofdzakelijk de omzet van maatwerk en overige klantspecifieke dienstverlening.

De gerealiseerde omzet komt uit op € 292,5 mln. In de eerste suppletoire begroting 2019 was dit geraamd op € 275,2 mln. Het verschil van € 17,3 mln. wordt veroorzaakt door zowel meer maatwerk (klantspecifiek) en meer vraag naar gemeenschappelijke voorzieningen.

Tabel 60 Omzet (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Vastgestelde begroting

1e suppletoire begroting

Realisatie 2019

Realisatie 2018

     

Generiek

11.500

11.500

8.067

10.646

Gemeenschappelijk

273.791

240.800

251.868

215.767

Klantspecifiek

33.500

22.900

32.530

31.899

Totaal

318.791

275.200

292.465

258.312

De realisatie van generiek en gemeenschappelijk komt uit op € 259,9 mln. In de eerste suppletoire begroting was dit geraamd op € 252,3 mln. Het verschil van € 7,6 mln. wordt veroorzaakt door de toename in aantallen accounts, devices en licenties als gevolg van uitbreiding van de bezetting bij de afnemers. Voor accounts is de toename 5.500, devices (smartphones, tablets) 8.400, laptops (8.400) en PC‘s (1.200). Naast de financiële afspraken met de afnemers op basis van afgesloten DVA’s gaat het hier ook om extra aanvragen voor diverse standaardvoorzieningen.

Ten opzichte van de vastgestelde begroting is de raming van de omzet van de klantspecifieke dienstverlening neerwaarts bijgesteld met € 10,6 mln. Dit was ingegeven door de forse terugloop in 2018 ten opzichte van 2017. Uiteindelijk blijkt dat de realisatie in 2019 zich heeft gestabiliseerd ten opzichte van 2018.

Tabel 61 Specificatie van omzet en bijdrage moederdepartement (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Realisatie 2019

Realisatie 2019

Waarvan generiek

709

779

Waarvan gemeenschappelijk

69.603

55.029

Waarvan klantspecifiek

11.059

12.074

Waarvan bijdrage van het moederdepartement

0

0

Totaal

81.371

67.882

Vrijval voorzieningen

Dit betreft de vrijval voorziening dubieuze debiteuren en de vrijval voorziening onderhoud licenties (tezamen € 0,9 mln.).

Bijzondere baten

De toename in gebruik van extra licenties in 2019 heeft geleid tot een herberekening van de boekwaarde van de activapost licenties. Dit heeft geresulteerd in een hogere boekwaarde van € 0,3 mln. wat ten gunste van de bijzondere baten is geboekt.

Lasten

De gerealiseerde totale lasten zijn € 272,4 mln. In de eerste suppletoire begroting 2019 was dit geraamd op € 275,2 mln. Het verschil van € 2,8 mln. is het resultaat van lagere lasten op personeel, afschrijvingen en hogere lasten voor materieel.

Personele kosten

De realisatie van de personele kosten komt uit op € 112,9 mln. In de eerste suppletoire begroting 2019 was dit geraamd op € 114,8 mln. Het verschil van € 1,9 mln. wordt veroorzaakt door lagere lasten voor ambtelijk personeel en hogere lasten voor externe inhuur.

De gerealiseerde lasten voor ambtelijk personeel, inclusief overige personeelskosten, komen uit op € 82,5 mln. In de eerste suppletoire begroting 2019 was dit geraamd op € 85,8 mln. Het verschil van € 3,3 mln. wordt veroorzaakt door de krimpende bezetting, welke in 2019 is gedaald van 1.006,9 fte per 1 januari 2019 naar 950,6 fte per 31 december 2019. In de oorspronkelijke begroting 2019 werd nog van een groei uitgegaan.

De realisatie van de lasten voor inhuur van externen komt uit op € 30,5 mln. In de eerste suppletoire begroting 2019 was dit geraamd op € 29 mln. Het verschil van € 1,5 mln. wordt met name veroorzaakt door de uitvoering van de no-regret-maatregelen. De dekking van deze maatregelen was geraamd bij de overige lasten. In 2018 was de realisatie op externe inhuur nog € 40,9 mln. Het aantal externen is in 2019 gestegen van 191,2 fte in januari naar 197 op 31 december. Ten opzichte van de ambtelijke bezetting is dit een stijging van 16% naar 17%. Dit is voornamelijk het gevolg van de krimpende ambtelijke bezetting.

Materiële kosten

De realisatie van de materiële kosten komt uit op € 103,3 mln. In de eerste suppletoire begroting 2019 was dit geraamd op € 94,4 mln. Het verschil van € 8,9 mln. wordt veroorzaakt door hogere apparaatskosten ICT en hogere bijdragen SSO‘s.

Bij apparaatskosten ICT betreft het voornamelijk extra storage- en licentiekosten. Door toename van circa 2.200 gebruikers bij de afnemers in 2019 zijn meerkosten gemaakt voor support als gevolg van uitbreiding van storage (€1,5 mln.) alsmede voor Citrix- en Microsoftlicenties (€ 2 mln.). Tevens heeft intensivering plaatsgevonden op de virtuele servers (€ 1,2 mln.).

De realisatie van de bijdragen aan SSO’s is € 20,3 mln. In de eerste suppletoire begroting 2019 was dit geraamd op € 16,1 mln. Het verschil van € 4,2 mln. wordt veroorzaakt door een stijging in de vaste lasten voor huur en facilitaire dienstverlening alsmede door extra verhuis- en verbouwkosten. Tevens is € 3,7 mln. bijdragen aan SSO's gerealiseerd waarvan de dekking bij overige lasten was gereserveerd.

Rentelasten

De realisatie van de rentelasten komt uit op € 0,2 mln. In de eerste suppletoire begroting 2019 was dit geraamd op nihil. Het verschil betreft de terugbetaling van een aantal leningen aan het Ministerie van Financiën met betrekking tot overbelening. Dit heeft geleid tot een (boete)rente. In de afgelopen jaren was het bedrag aan uitstaande leningen hoger dan de waarde van de totale activa. Tevens hebben wij ook een boeterente betaald aan de intermediair voor de vervoerskosten Rijk.

Afschrijvingskosten

De realisatie van de afschrijvingskosten komt uit op € 53,1 mln. In de eerste suppletoire begroting 2019 was dit geraamd op € 56,5 mln. Het verschil van € 3,4 mln. wordt veroorzaakt door het achterblijven van de investeringen. Begin 2019 is een meerjarig investeringsplan SSC-ICT opgesteld met een plafond van € 43,4 mln. Ten opzichte van dit plan zijn de investeringen – als gevolg van een stringent financieel beleid - achtergebleven. Voor circa € 9,9 mln. zijn in 2019 geen daadwerkelijke inkoopaanvragen ingediend (dus niet geactiveerd en afgeschreven).

Overige lasten

In de eerste suppletoire begroting was de raming € 9,6 mln. Hierin was een bedrag van € 3,7 mln. gereserveerd voor bijdragen SSO's, zijnde FMH, P-Direkt, UBR en Doc-Direkt. Daarnaast was voor de uitvoering van de no-regret-maatregelen € 2,0 mln. geraamd.

Dotaties voorzieningen

Ten behoeve van het uitfaseren van ruim 1.700 Windows servers 2008 is een voorziening getroffen van € 1,4 mln. De voorziening betreft de niet te vermijden uitgaven voor de noodzakelijke aankoop van extended security updates en manuren voor servers die geen toegevoegde waarde meer hebben.

Bijzondere lasten

De bijzondere lasten worden gevormd door de desinvesteringen van met name devices die vervroegd worden afgeschreven, bijvoorbeeld vanwege diefstal of verlies maar ook bij dusdanige beschadiging dat ze niet langer bruikbaar zijn. De realisatie komt uit op € 1,6 mln.

Saldo van baten en lasten

Het saldo van baten en lasten over 2019 komt uit op € 21,3 mln. positief. Door het voeren van stringent financieel beleid is de realisatie van de totale lasten € 2,8 mln. lager dan geraamd in de eerste suppletoire begroting. Lagere personeelskosten van € 1,9 mln. als gevolg van een krimpende ambtelijke bezetting en lagere afschrijvingskosten van € 3,4 mln. als het gevolg van het achterblijven van investeringen (mede door de krimpende ambtelijke bezetting). Ook de kosten voor datalijnen, telefonie en uitbesteding komen lager uit dan de raming.

De totale baten komen € 18,5 mln. hoger uit dan geraamd in de eerste suppletoire begroting 2019. Dit is met name het gevolg van een toename in de afname van accounts, devices (smartphones, tablets), laptops en PC’s als gevolg van uitbreiding bij de afnemers. Tevens speelt de behoedzame raming van de omzet, ingegeven door de forse terugloop hiervan in 2018, een rol.

Stringent financieel management heeft er in geresulteerd dat de extra dienstverlening (die heeft geleid tot de omzetstijging) vrijwel volledig is gerealiseerd zonder meerkosten.

Balans

Tabel 62 Balans per 31 december 2019 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2019

Balans 2018

Activa

  

Vaste activa

86.491

107.604

Immateriële vaste activa

19.727

22.351

Materiële vaste activa

66.764

85.253

Grond en gebouwen

0

0

Installaties en inventarissen

2.603

1.797

Projecten in uitvoering

0

0

Overige materiële vaste activa

64.161

83.456

Vlottende activa

58.547

50.368

Voorraden en onderhanden projecten

4.351

2.948

Vorderingen

45.589

39.964

Debiteuren

11.463

11.618

Overige vorderingen en overlopende activa

34.126

28.346

Liquide middelen

8.607

7.456

Totaal activa

145.038

157.972

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

23.555

‒ 20.2001

Exploitatiereserve

2.234

2.5381

Onverdeeld resultaat

21.321

‒ 22.738

Voorzieningen

6.830

9.129

Langlopende schulden

39.892

55.762

Leningen bij het Ministerie van Financiën

39.892

55.762

Kortlopende schulden

74.761

113.2811

Crediteuren

8.803

17.409

Belastingen en premies sociale lasten

72

191

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

42.738

60.841

Overige schulden en overlopende passiva

23.148

34.8401

Totaal passiva

145.038

157.972

X Noot
1

Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden, vanwege foutherstel datalijnen Haagse Ring 2018.

Toelichting

Debiteuren

De stand van de debiteuren kan als volgt worden gespecificeerd:

Tabel 63 Debiteuren (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

31-12-2019

31-12-2018

   

Debiteuren moederdepartement

1.508

3.811

Debiteuren overige departementen

9.955

9.568

Debiteuren derden

0

48

 

11.463

13.427

-/- Voorziening dubieuze debiteuren

0

‒ 1.809

   

Totaal

11.463

11.618

Overige vorderingen en overlopende activa

De specificatie naar afnemersgroep is als volgt:

Tabel 64 Overige vorderingen en overlopende activa (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

31-12-2019

31-12-2018

   

Overige vorderingen en overlopende activa Moederdepartement

893

974

Overige vorderingen en overlopende activa overige departementen

3.415

3.400

Overige vorderingen en overlopende activa derden

29.818

23.972

 

34.126

28.346

Eigen vermogen

Tabel 65 Eigen vermogen (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

Saldo per 1 januari

‒ 17.330

‒ 43.267

‒ 20.200

Foutherstel

‒ 3.463

2.234

0

Gecorrigeerd saldo per 31 december

‒ 20.793

‒ 41.033

‒ 20.200

Saldo van baten en lasten

37.704

24.972

21.321

    

Directie mutaties in het eigen vermogen

   

Uitkering aan het moederdepartement

0

0

0

Bijdrage door het moederdepartement

15.230

45.805

22.434

Overige mutaties

0

0

0

    

Saldo per 31 december

‒ 43.267

‒ 20.200

23.555

Op grond van 5% van de gemiddelde omzet over de jaren 2017 tot en met 2019, bedraagt de maximaal toegestane stand eigen vermogen € 13,2 mln. Conform artikel 25 van de Regeling Agentschappen zal het surplus eigen vermogen, uiterlijk bij de 1e suppletoire begrotingswet worden hersteld. Dit herstel vindt plaats door afstorting naar het moederdepartement.

Het Ministerie van Financiën heeft begin 2020 ingestemd met het verzoek voor het inrichten van een bestemmingsfonds met eenzelfde looptijd als het transitieplan SSC-ICT, te weten drie jaar (2020-2023). Daarmee verleent het Ministerie van Financiën een uitzondering op artikel 27 lid 4a van de Regeling Agentschappen voor een periode van drie jaar (tot 2023).

Dit biedt SSC-ICT de mogelijkheid een bestemmingsfonds voor de transitie 2020-2023 op te nemen onder het eigen vermogen. Hiertoe zal SSC-ICT, voor 2020, een bedrag van € 6,5 mln. van het resultaat over 2019 doteren aan het bestemmingsfonds.

Het surplus eigen vermogen van € 3,8 mln. wordt hersteld bij de 1e suppletoire begrotingswet door afstorting naar het moederdepartement.

Voorzieningen

Tabel 66 Voorzieningen (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Stand per 31-12-2018

Vrijval 2019

Dotatie 2019

Onttrekking 2019

Stand per 31-12-2019

Voorziening onderhoud licenties

9.129

‒ 737

0

‒ 2.916

5.476

Voorziening Windows servers 2008

0

0

1.354

0

1.354

Totaal

9.129

‒ 737

1.354

‒ 2.916

6.830

Kortlopende schulden

Tabel 67 Crediteuren (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

31-12-2019

31-12-2018

Crediteuren moederdepartement

357

9.288

Crediteuren overige departementen

0

26

Crediteuren derden

8.446

8.095

Totaal

8.803

17.409

Tabel 68 Overige schulden en overlopende activa (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

31-12-2019

31-12-2018

Nog te ontvangen facturen

14.491

24.4891

Nog te verrekenen

463

2.024

Vooruit gefactureerde bedragen

1.288

1.980

Opgebouwde rechten personeel

6.906

6.347

   

Totaal

23.148

34.8401

X Noot
1

Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden, vanwege foutherstel datalijnen Haagse Ring 2018.

Tabel 69 Specificatie naar afnemersgroep (bedragen x € 1.000)
 

31-12-2019

31-12-2018

Overige verplichtingen en overlopende passiva Moederdepartement

11.632

15.3081

Overige verplichtingen en overlopende passiva overige departementen

485

1.950

Overige verplichtingen en overlopende passiva Derden

11.031

17.582

 

23.148

34.8401

X Noot
1

Aangepast voor vergelijngsdoeleinden, vanwege foutherstel datalijnen Haagse Ring 2018.

Kasstroomoverzicht

Tabel 70 Kasstroomoverzicht over 2019 (bedragen x € 1.000)
  

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen

17.000

7.451

‒ 9.549

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

318.791

292.630

‒ 26.161

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 249.076

‒ 247.985

1.091

2.

Totaal operationele kasstroom

69.715

44.645

‒ 25.070

 

Totaal investeringen (-/-)

‒ 47.118

‒ 33.513

13.605

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

1.558

1.558

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 47.118

‒ 31.995

15.163

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

22.434

22.434

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 69.715

‒ 59.373

10.342

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

47.118

25.400

‒ 21.718

4.

Totaal financieringskasstroom

‒ 22.597

‒ 11.539

11.058

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €.

17.000

8.602

‒ 8.393

Toelichting

Investeringskasstroom

Het totaal van de investeringen in ICT goederen (hard- en software) in 2019 bedroeg € 33,5 mln. De investeringen zijn per saldo lager dan begroot. Dit wordt, ondanks een toename in de waarde, veroorzaakt door een begin 2019 afgekondigde bestedingsstop en invoering van voorafgaand financieel toezicht.

Financieringskasstroom

De eenmalige storting van € 22,4 mln. van het moederdepartement betreft de aanvulling van de eigenaar van het negatieve eigen vermogen over 2018, conform de regeling Agentschappen. SSC-ICT roept enkele keren per jaar de leningen af. Voor 2019 bedraagt het beroep op de leenfaciliteit € 25,4 mln. De stand van de rekening courant RHB per 31 december 2019 ad € 8,6 mln. is de resultante van het behaalde resultaat en het saldo van de in de jaren opgebouwde vorderingen- en schuldenpositie.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Tabel 71 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2019
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Vastgestelde begroting 2019

Omschrijving generiek deel

     

Kostprijs backend werkomgeving

670

780

865

1.015

865

Kostprijs locatiegebonden werkplek

650

680

795

870

795

Kostprijs Kiosk PC incl. monitor

310

270

325

340

245

      

Omzet per productgroep (PxQ)

234.744

242.362

258.312

292.465

318.791

Generiek

12.105

11.514

10.646

8.067

11.500

Gemeenschappelijk

168.293

191.903

215.767

251.868

273.791

Klantspecifiek

54.346

38.945

31.899

32.530

33.500

      

Fte-totaal (excl. externe inhuur)

720,2

834,4

963,8

974,9

1.043

      

Saldo van baten en lasten (%)

7,8%

‒ 17,0%

‒ 8,8%

7,3%

0,0%1

      

Klanttevredenheid (KTO)

7

6,9

6,8

niet uitgevoerd

7

Medewerkertevredenheid (MTO)

NB

6,8

6,2

niet uitgevoerd

7

      

Omschrijving Specifiek Deel ICT diensten

     

Beschik-/betrouwbaarheid basisfunctionaliteit2

100,0%

100,0%

NB

NB

99,9%

Geleverd binnen gestelde termijn

91,0%

90,0%

71,0%

89,9%

90,0%

Incidenten hersteld binnen afgesproken tijd

88,0%

87,0%

96,0%

77,2%

90,0%

Kwaliteit beantwoorden vragen

     

Beantwoorden helpdeskvragen binnen afgesproken tijd2

99,0%

97,0%

NB

NB

95,0%

Direct beantwoorden helpdeskvragen2

88,2%

86,0%

83,0%

NB

85,0%

X Noot
1

Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden, vanwege foutherstel datalijnen Haagse Ring 2018.

X Noot
2

Als gevolg van het niet meer bijhouden van de voortgang kan geen waarde meer worden bepaald voor deze KPI's.

Toelichting

Generiek deel doelmatigheidsindicatoren

De gemiddelde bezetting van ambtelijk personeel in 2019 komt uit 974,9 fte. De bezetting is gedaald van 1.006,9 fte per 1 januari 2019 naar 950,6 fte per 31 december 2019. In de vastgestelde begroting 2019 werd nog van een groei uitgegaan. Voor de eerste helft van 2019 was, als bezuinigingsmaatregel, een vacaturestop afgekondigd. Daarbij, als gevolg van de krapte op de ICT arbeidsmarkt, is gebleken dat het moeilijk is om ICT personeel te werven teneinde de uitstroom op te vangen.

Het klanttevredenheidsonderzoek (KTO) en het medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) zijn in 2019 niet uitgevoerd. Er wordtgewerkt aan een voorstel om verschillende tevredenheidsmetingen te integreren. In 2019 is wel een projecttevredenheidsonderzoek uitgevoerd bij klantprojecten waar een score van 8,1 uit is gekomen.

Toelichting specifieke deel doelmatigheidsindicatoren

Gebleken is dat een aantal specifieke doelmatigheidsindicatoren niet goed kan worden bijgehouden. Voor het verbeteren van de Kritieke Prestatie Indicatoren (KPI ‘s), welke ten grondslag liggen aan bovenstaand overzicht, zal een analyse worden uitgevoerd voor wat betreft de omvang van de informatie en de meetbaarheid van de indicatoren. Tevens zal de verantwoordelijkheid voor de KPI ’s voor wat betreft kaderstelling en monitoring transparant worden belegd in de organisatie.

Geleverd binnen de gestelde termijn

Dit betreft standaard aanvragen die binnen de afgesproken servicelevels zijn afgehandeld. De gemiddelde score over 2019 komt uit op 89,9% ten opzichte van een norm van 90%. In 2019 is het Lifecycle Management (LCM), mede in het licht van doelstelling in 2019 zwarte cijfers te schrijven, nader bezien. Hierdoor zijn de leveringen aan de afnemers van devices enigszins onder druk komen te staan.

Incidenten hersteld binnen de afgesproken tijd

Dit betreft de functiehersteltijd van major incidents met een norm van 90% hersteld binnen 8 uur. De score over 2019 komt uit op 77,2%, oftewel 13 van de 57 major incidents voldeden niet aan de norm. In voorgaande jaren lag dit percentage boven de 90%. Gezien de diversiteit in major incidents is de snelheid van oplossen per incident anders. Het aantal major incidents was in 2018 beduidend hoger, namelijk 134. De maatregelen die zijn genomen zoals het wegnemen van oorzaken na verstoringen, verbeteren van het changeproces en bewustwording door communicatie naar de teams, hebben effect gehad op het aantal major incidents.

15. Jaarverantwoording agentschap Rijksvastgoedbedrijf (RVB) per 31 december 2019

Inleiding

Het Rijksvastgoedbedrijf is de vastgoedorganisatie van en voor de Rijksoverheid en is als baten- lastenagentschap onderdeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het Rijksvastgoedbedrijf is verantwoordelijk voor het beheer en instandhouding van vastgoedobjecten in gebruik door de Nederlandse staat.

Om het Rijksvastgoedbedrijf gereed te maken voor de toekomst is in 2019 verder vormgegeven aan het verbetertraject RVB 2.0 en is een meerjarige organisatiestrategie tot stand gekomen. Ook is in 2019 de missie van het Rijksvastgoedbedrijf aangescherpt: «Het Rijksvastgoedbedrijf realiseert en beheert zijn vastgoedportefeuille voor zijn gebruikers en zet gebouwen en terreinen in voor de realisatie van economische en maatschappelijke meerwaarde op basis van beleidsdoelen». Dit is een logisch gevolg van de eerder ingezette taakverbreding van het Rijksvastgoedbedrijf om met vastgoed ook maatschappelijke meerwaarde te creëren. De missie onderstreept het belang van economische en maatschappelijke meerwaarde creëren met vastgoed om zo bij te kunnen dragen aan beleidsdoelen voor duurzaamheid, wonen en gebiedsontwikkeling.

Met het Regionaal Ontwikkelprogramma (ROP) laat het Rijksvastgoedbedrijf zien hoe met rijksvastgoed de uitvoeringskracht kan worden vergroot om concrete bijdragen te leveren aan de strategische opgaven van het Regeerakkoord zoals de duurzaamheidsopgave en de woningbouw. Voor de woningbouw zijn onder andere de onderhandelingen over vliegveld Valkenburg, het Marineterrein Amsterdam en Almere van belang. In 2019 is besloten om het Rijksvastgoedbedrijf, Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer, in opdracht van de Ministeries van BZK en EZK, gezamenlijk een verkenning uit te laten voeren naar de mogelijkheid rijksvastgoed aan te wenden voor maatschappelijke doelen voor een landelijke Regionale Energie Strategie (RES) regio (Flevoland) en stedelijke RES-regio (Rotterdam-Den Haag). Doordat de drie vastgoedhoudende organisaties complementair zijn aan elkaar, kunnen ze naar verwachting gezamenlijk meer ‘impact’ maken. Doel van de verkenning is leren voor de overige 28 RES-regio’s en een bijdrage leveren aan het afwegingskader. In het kader van de regionale energiestrategieën wordt verder met lokale overheden gekeken naar de inzet van hernieuwbare energie op rijksgronden. Bij stedelijke ontwikkeling wordt ook maatschappelijke rendement zoals werkgelegenheid verder uitgewerkt.

Rond duurzaamheid is de routekaart voor kantoren gepresenteerd, waarmee een belangrijke basis is gelegd hoe rijksgebouwen in 2050 CO2-neutraal kunnen zijn. In de periode voor de uitvoering wordt bezien hoe een versnelling van energiebesparing en overgang naar duurzame warmte kan worden gerealiseerd vanuit de bestaande onderhouds- en instandhoudingsprocessen. Tevens is in 2019 aangevangen met een onderzoek naar het versneld plaatsen van zonnepanelen op daken van rijksgebouwen.

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft het afgelopen jaar fors ingezet op het verhogen van de productiecapaciteit om aan de vragen van onze gebruikers te voorzien. Bij instandhouding, voor zowel de Rijksportefeuille als bij Defensie, zijn de effecten van de fors toegenomen productie al in 2019 zichtbaar geweest. Nog niet over de hele linie zijn de beschikbare budgetten van de gebruikers in lijn gebracht met de daadwerkelijke behoefte aan te realiseren projecten. Met de jaaropdrachten 2020, die eind 2019 zijn opgesteld, is een belangrijke stap gezet in het in beeld krijgen van het werkpakket en het maken van realistische afspraken met onze gebruikers. In 2019 was overigens over nagenoeg de gehele linie sprake van een hogere productie dan in eerdere jaren. Mooie voorbeelden van opgeleverde huisvestingsprojecten in 2019 zijn daarbij de oplevering van de EMA en het nieuwe gezondheids- en tandheelkundig centrum op Defensieterrein in Stroe.

Het bedrijfsresultaat van het Rijksvastgoedbedrijf is in 2019 uitgekomen op € 13,9 mln. positief. Belangrijkste oorzaken zijn gerealiseerde verkoopresultaten en incidentele meevallers zoals vrijval van voorzieningen en een btw-suppletie. In 2019 is een ambitieus traject uitgevoerd om de kostendekkendheid van het apparaat te verhogen van 84% in 2018 tot 93% in 2019. Deze maatregelen, een mix van tariefverhogingen en meer efficiency in het apparaat hebben daadwerkelijk tot het gewenste resultaat geleid. De kostendekkendheid van het apparaat in 2019 is uitgekomen op 93,5%. Een eerste belangrijke stap in het streven om 100% kostendekkend te kunnen opereren.

Staat van baten en lasten

Tabel 72 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap Rijksvastgoedbedrijf (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2018

Baten

    

Omzet

1.134.590

1.168.767

34.177

1.205.013

Omzet moederdepartement

148.757

121.190

‒ 27.567

104.533

Omzet overige departementen

856.165

900.837

44.672

830.398

Omzet derden

129.668

146.740

17.072

270.082

Vrijval voorzieningen

0

2.960

2.960

8.304

Bijzondere baten

50.085

63.735

13.650

54.379

Rentebaten

500

32

‒ 468

143

Totaal baten

1.185.175

1.235.494

50.319

1.267.839

     

Lasten

    

Apparaatskosten

251.706

285.477

33.771

257.046

Personele kosten

191.029

222.156

31.127

202.925

Waarvan eigen personeel

172.279

191.429

19.150

175.064

Waarvan inhuur externen

18.750

30.437

11.687

27.610

Waarvan overige personele kosten

0

290

290

251

Materiële kosten

60.677

63.321

2.644

54.121

Waarvan apparaat ICT

31.400

31.722

322

24.590

Waarvan overige materiële kosten

29.277

31.599

2.322

29.531

Afschrijvingskosten

350.583

311.082

‒ 39.501

303.553

Materieel

350.583

311.082

‒ 39.501

303.553

Dotaties voorzieningen

4.000

0

‒ 4.000

1.847

Overige kosten1

489.173

547.364

58.191

618.320

Rentelasten

89.713

77.327

‒ 12.386

75.153

Totaal lasten

1.185.175

1.221.250

36.075

1.255.919

     

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

14.244

14.244

11.920

Agentschapsdeel Vpb-lasten

 

311

311

750

Saldo van baten en lasten

0

13.933

13.933

11.170

X Noot
1

De omschrijving van de post "Bijzondere lasten" is gewijzigd in "Overige kosten".

Toelichting

Baten

Omzet

Omzet moederdepartement

Onder de omzet moederdepartement worden de gebruiksvergoeding van het Ministerie van BZK, de omzet voor de uitvoering van taken die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet (zoals de verkoop en verhuur van vastgoed en grondstoffen aan partijen buiten het Rijk, behandeling zakelijke lasten en afwikkeling onbeheerde nalatenschappen) en de vergoedingen voor de apparaatskosten buiten de huur- en verhuurrelatie verantwoord. Onder deze laatste categorie vallen het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie, de beleidsondersteunende taken van het Rijksvastgoedbedrijf en het Energiebesparingsprogramma Rijkshuisvesting. Het moederdepartement heeft gedurende 2019 voorschotten aan het Rijksvastgoedbedrijf verstrekt. Op basis van de definitieve realisatiecijfers wordt het verschil tussen de voorschotten en de realisatie afgerekend met het moederdepartement. 

In 2019 is sprake van een lagere omzet dan begroot. De omzet moederdepartement valt lager uit omdat de omzet voor kantoren van BZK oorspronkelijk te hoog was ingeschat (ruim € 28 mln.).

De specificatie van deze omzet is als volgt:

Tabel 73 Specificatie omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Realisatie 2019

Realisatie 2018

Waarvan geleverde producten/diensten

121.190

104.533

1.1. Intern in gebruik geven kantoren

56.987

51.422

1.2. Intern in gebruik geven specialties

12.833

9.114

1.3. Intern in gebruik geven bijzondere specialties

28.861

25.162

1.4. Extern In gebruik geven

8.776

8.108

2.2. Onderhoud specialties

95

27

3.1. Projectrealisatie t.b.v. RVB portefeuille

2.351

0

4.1. Verkopen vastgoed

1.155

1.208

4.2. Verkopen grondstoffen

212

219

5.1. Strategische advisering/ondersteuning beleidsdirecties

6.793

6.445

5.2. Expertise en advies aan opdrachtgevers

1.963

2.159

5.3. Afhandelen onbeheerde nalatenschappen

1.164

669

Waarvan overige bijdragen

0

0

Totaal

121.190

104.533

Omzet overige departementen

Onder de omzet overige departementen vallen de opbrengsten van de interne verhuurcontracten met de ministeries, services die zowel via incidentele opdrachten als contracten worden uitgevoerd en huisvestingsadviezen aan rijksdiensten. Tevens valt hieronder de honorariumomzet aan Defensie.

De gerealiseerde omzet is hoger dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt doordat er meer kleine investeringen direct zijn afgerekend (€ 43 mln.), er meer productie is gerealiseerd voor de Defensieportefeuille (€ 15,8 mln.) en voor de separate dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) inzake eigenaarszaken (€ 16,6 mln.). De omzet voor ingebruikgeving valt € 32 mln. lager uit dan begroot.

De omzet overige departementen is € 70 mln. hoger dan in 2018. Dit wordt met name veroorzaakt door een hogere productie op de Defensieportefeuille (€ 40,0 mln.) en een stijging van de omzet ingebruikgeving (circa € 30 mln.).

Omzet derden

Onder de omzet derden vallen de opbrengsten van de verkoop en verhuur van vastgoed aan partijen buiten het Rijk. Onder deze post vallen tevens de opbrengsten uit de exploitatie van bijzondere objecten (parkeergarages en de grafelijke zalen) en taxaties voor derden. De realisatie is hoger dan begroot. De stijging wordt voor circa € 10,6 mln. verklaard uit separate DVO’s, evenals bij de omzet overige departementen. Daarnaast zijn er meer kleine investeringen direct afgerekend (€ 15,1 mln.). De omzet voor verkopen valt € 42,2 mln. lager uit, daartegenover staat dat de omzet voor ingebruikgevingen € 32 mln. hoger uitvalt dan begroot. De omzet derden is € 123 mln. lager dan in 2018. Dit wordt met name veroorzaakt door een lagere omzet verkopen vastgoed (€ 114 mln.).

Omzet per product

De producten zijn in de volgende omzetcategorieën te verdelen:

  • Ingebruikgeving: betreft ter beschikking stellen van kantoren en (bijzondere) specialties, het leveren van huisvestingsdiensten conform het Rijkshuisvestingsstelsel en het in gebruik geven van Rijksvastgoed aan partijen buiten de Rijksoverheid.

  • In stand houden vastgoed: betreft onderhoud van kantoren, (bijzondere) specialties en vastgoed en infrastructuur in eigendom van het Ministerie van Defensie.

  • Projectrealisatie: betreft projectrealisatie voor kantoren, (bijzondere) specialties en het Ministerie van Defensie.

  • Verkoop: betreft verkoop van vastgoed en grondstoffen.

  • Expertise en advies: betreft strategische advisering en ondersteuning beleidsdirecties, expertise en adviesdiensten aan opdrachtgevers en het afhandelen van onbeheerde nalatenschappen.

Tabel 74 Specificatie omzet per product (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2018

Ingebruikgeving

853.289

928.912

75.623

888.147

Waarvan extern

10.804

17.422

6.618

17.607

In stand houden vastgoed

142.192

75.257

‒ 66.935

68.236

Waarvan andere eigenaar

37.917

45.429

7.512

40.091

Projectrealisatie

33.470

93.236

59.766

81.256

Waarvan andere eigenaar

33.116

32.283

‒ 833

15.345

Verkoop

70.294

32.818

‒ 37.476

146.650

Expertise en advies

35.345

38.544

3.199

20.724

Totaal

1.134.590

1.168.767

34.177

1.205.013

Ingebruikgeving

De omzet is hoger dan begroot, omdat in de realisatie de dekking voor In stand houden vastgoed is opgenomen. Deze is begroot onder In stand houden vastgoed (€ 101,7 mln.). Per saldo valt daarmee de realisatie € 26,1 mln. lager uit, dit wordt met name veroorzaakt doordat de omzet voor kantoren van BZK oorspronkelijk te hoog was ingeschat (€ 28 mln.) en de omzet voor externe ingebruikgeving te laag (€ 6,6 mln.).

In stand houden vastgoed

De omzet is lager dan begroot, omdat in de begroting de dekking In stand houden vastgoed is opgenomen zoals vermeld onder Ingebruikgeving. Per saldo komt de realisatie daarmee € 34,8 mln. hoger uit. Dit wordt met name veroorzaakt doordat er € 7,5 mln. meer productie is gerealiseerd voor de Defensieportefeuille. Ook is meer productie (€ 27,3 mln.) gerealiseerd in het kader van de separate dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) inzake eigenaarszaken.

Projectrealisatie

De omzet is hoger dan begroot, omdat in de begroting geen rekening is gehouden met de directe afrekening van kleine investeringen (realisatie € 60,9 mln.).

Verkoop

Er is minder verkocht dan van tevoren is geraamd. Dit betreft de verkoop van enkele specialties die zijn doorgeschoven naar volgend jaar. Ook de opbrengsten voor KORV zijn lager uitgevallen.

Vrijval voorzieningen

Van de voorziening geschillen rechtsgedingen is een post van € 2 mln. vrijgevallen. Van de voorziening bodemsanering is een post van € 1 mln. vrijgevallen. Er waren geen vrijvallen begroot.

Bijzondere baten

Tabel 75 Specificatie bijzondere baten (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Realisatie 2019

Realisatie 2018

(Terugneming) bijzondere waardeverminderingsverliezen

4.194

0

Overige baten

59.541

54.379

Totaal

63.735

54.379

Terugneming bijzondere waardeverminderingsverliezen

Er zijn terugnemingen geboekt voor een object te Arnhem (€ 1,3 mln.) en een object te Den Haag (€ 2,9 mln.).

Overige baten

De post overige baten bestaat met name uit de mutaties van onderhanden werk en onderhanden projecten en het geactiveerde honorarium.

De mutaties onderhanden werk en onderhanden projecten zijn het verschil tussen de begin- en eindstand van het jaar inclusief de mutatie in de voorziene verliezen, met uitzondering van de geactiveerde rente voor herontwikkelingsprojecten (zie toelichting bij Leningen bij het Ministerie van Financiën) en met uitzondering van projecten waarbij het risico niet bij een derde ligt.

Het geactiveerde honorarium heeft betrekking op de huisvestingsprojecten van het Rijk.

Het geactiveerde honorarium is hoger dan begroot (€ 10 mln.). Er is sprake van meer geactiveerde uren als gevolg van een grotere capaciteitsinzet op deze projecten in combinatie met een betere sturing en beheersing van het tijdschrijven. Ook is sprake van positieve resultaten op de apparaatsinzet na afronding van projecten.

Lasten

Apparaatskosten

De personele kosten van het eigen personeel betreffen voor € 146,6 mln. lonen, € 16,5 mln. sociale lasten, € 22,4 mln. pensioenlasten en € 5,9 mln. aan personele exploitatie. De capaciteitsinzet in 2019 is hoger uitgevallen. Dit geldt voor zowel de ambtelijke fte’s als het aantal fte’s inhuur. Het gemiddelde aantal gedurende 2019 werkzame werknemers bedroeg 2105 fte. Dit is een groei van circa zeventig fte ten opzichte van 2018. De gerealiseerde apparaatskosten zijn € 33,8 mln. hoger dan oorspronkelijk begroot. Dit is deels toe te schrijven aan meer inhuur (€ 11,7 mln.). Het restant van € 22,1 mln. wordt enerzijds veroorzaakt door de groei in fte’s (in lijn met de hogere productie) en anderzijds door het fors hoger uitvallen van de gemiddelde personeelskosten per fte. Dit als gevolg van cao-verhogingen, premieverhoging ABP en hogere «overige P kosten» zoals reis- en verblijfkosten.

Afschrijvingskosten

Onder deze post worden de afschrijvingskosten voor materiële vaste activa (gebouwen, inclusief inbouwpakketten en bedrijfsmiddelen) in het kader van de Rijkshuisvesting (inclusief DBFMO-objecten) verantwoord. De begroting is gebaseerd op geplande opleveringen in de projectenportefeuille. De realisatie is afhankelijk van het moment van de werkelijke oplevering. Het verschil tussen de begroting en de realisatie is het gevolg van het feit dat nieuwe opleveringen van projecten naar achteren geschoven zijn. Dit was al gemeld in de tweede suppletoire begroting.

Dotaties voorzieningen

De begrote dotaties (€ 4 mln.) zijn niet gerealiseerd. Dit hangt samen met de nieuwe gedragslijn binnen het Rijksvastgoedbedrijf om alleen een beroep te doen op voorzieningen bij zaken > € 0,5 mln. De kleinere bedragen zijn geboekt onder de rubriek «overige kosten», waarbij het totaal van de asbestkosten, herstelkosten, kosten brandveiligheid en geschillen en rechtsgedingen € 6,2 mln. bedraagt.

Overige kosten

Tabel 76 Specificatie overige kosten (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2018

Markthuren

180.007

167.649

‒ 12.358

184.869

DBFMO-lasten

71.829

66.383

‒ 5.446

55.395

Onderhoud rijkshuisvesting

106.505

147.404

40.899

133.213

Belastingen en heffingen

23.251

23.274

23

22.881

Energielasten

26.478

34.294

7.816

27.101

Ontwikkeling en verkoop OG

57.500

21.731

‒ 35.769

61.292

Overige lasten

23.603

86.629

63.026

133.569

Totaal

489.173

547.364

58.190

618.320

Markthuren

Onder deze post worden de huren verantwoord die het Rijksvastgoedbedrijf aan de markt betaalt. De raming van de begroting is intern Rijksvastgoedbedrijf al aan het begin van het begrotingsjaar bijgesteld naar € 174 mln. Het restant van de daling is toe te schrijven aan het beëindigen van een viertal grote contracten gedurende het jaar.

DBFMO-lasten

Onder deze post vallen de kosten die aan de consortia van de DBFMO-objecten zijn betaald, onder aftrek van de rente- en afschrijvingskosten. Door latere oplevering van een DBFMO-project zijn deze kosten lager uitgevallen.

Onderhoud rijkshuisvesting

Onder deze post vallen onderhoud voor de rijkshuisvesting, het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie en het beheer van bijzondere objecten. De project-gerelateerde onderhoudskosten zijn in de laatste maanden hoger uitgevallen dan verwacht. Daarnaast is er sprake van boekingen uit voorgaande jaren en door marktwerking zijn de kwartaalbedragen voor de nieuwe contracten in 2019 hoger uitgevallen. Tenslotte speelt hierin mee dat er een post is toegevoegd voor «servicekosten inhuurpanden» die niet in de begroting 2019 was meegenomen.

Belastingen en heffingen

Het betreft hier de kosten van met name onroerendezaakbelasting en waterschapslasten.

Energielasten

Deze post bevat de energiekosten van de kantorenvoorraad. De overschrijding ten opzichte van de begroting is voor een belangrijk deel veroorzaakt door afrekeningen uit voorgaande jaren.

Ontwikkeling en verkoop onroerend goed

Dit betreft de kostprijs van de verkochte objecten, voor zover deze verkopen in de omzet zijn opgenomen. Een belangrijk deel van de verkopen wordt, in tegenstelling tot de verwachting bij het opstellen van de begroting, buiten de baten en lastensystematiek geadministreerd. Verkopen van objecten die binnen het specialty stelsel vallen, leiden alleen tot een kasmutatie. Dit geldt eveneens voor de verkopen van objecten die in 2014 niet onder KORV zijn gebracht. Deze worden via de middelenafspraak verrekend met de overige departementen.

De opbrengsten uit verkopen inclusief KORV zijn in de begroting opgenomen op basis van de afstootprognoses van de materieel beheerders. De realisatie is hierbij achtergebleven. Deels omdat een aantal objecten is doorgeschoven, maar ook omdat materieel beheerders vaker objecten terugnemen in de eigen voorraad.

Overige lasten

De post overige lasten betreft met name facilitaire kosten leegstand (€ 7,3 mln.), servicekosten inhuurpanden (€ 8 mln.), kleine investeringen (€ 66,2 mln.), kosten van onderhanden werken en projecten (-/- € 5,5 mln.), herstel-, bodemsanering- en asbestkosten (€ 6,2 mln.) en projectresultaten (€ 3,2 mln.). De toename ten opzichte van de begroting houdt verband met de toename van de omzet derden (zie toelichting bij omzet derden).

Rentelasten

Onder deze post worden de rentekosten van de leningen en debetrente van de rekening courant Rijkshoofdboekhouding verantwoord. De gerealiseerde rentelasten bestaan uit € 30,4 mln. voor leningen van het Ministerie van Financiën en € 47 mln. voor DBFMO-contracten. In het verslagjaar is € 6 mln. rente geactiveerd tegen een gemiddelde rentevoet van 0,9%.

Voor DBFMO-contracten zijn er geen opleveringen geweest in 2019 en is er geen rente geactiveerd.

Het verschil tussen de begroting en de realisatie is het gevolg van het feit dat nieuwe opleveringen van projecten naar achteren geschoven zijn. Dit was al gemeld in de tweede suppletoire begroting 2019.

Balans

Tabel 77 Balans per 31 december 2019 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2019

Balans 2018

Activa

  

Vaste activa

6.765.460

6.526.037

Materiële vaste activa

6.765.460

6.526.037

Grond en gebouwen

5.433.972

5.321.102

Installaties, inventarissen en overig

840.747

757.264

Projecten in uitvoering

490.741

447.671

Vlottende activa

793.628

854.211

Voorraden en onderhanden projecten

343.504

340.787

Vorderingen

91.849

121.383

Debiteuren

34.759

49.447

Overige vorderingen en overlopende activa

57.090

71.936

Liquide middelen

358.275

392.041

Totaal activa

7.559.088

7.380.248

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

70.894

66.487

Exploitatiereserve

56.961

55.317

Onverdeeld resultaat

13.933

11.170

Voorzieningen

33.756

48.655

Langlopende schulden

6.806.229

6.580.537

Leningen bij het Ministerie van Financiën

6.018.653

5.752.145

Overige schulden

787.576

828.392

Kortlopende schulden

648.209

684.569

Crediteuren

82.906

84.351

Belastingen en premies sociale lasten

410

100

Kortlopend deel leningen

353.341

321.077

Overige schulden en overlopende passiva

211.552

279.041

Totaal passiva

7.559.088

7.380.248

Toelichting

Materiële vaste activa

Het Rijksvastgoedbedrijf is geen juridisch eigenaar voor die objecten waarvoor het Ministerie van Financiën een financial leaseovereenkomst heeft gesloten met het ABP. De boekwaarde van deze objecten bedraagt per 31 december 2019 € 89,6 mln. De schulden in verband met de financial leasecontracten zijn met ingang van 1 januari 1999 ondergebracht bij het Ministerie van Financiën en omgezet in een lening bij dit ministerie conform de Regeling leen- en depositofaciliteit Agentschappen.

Van de boekwaarde per 31 december 2019 heeft € 823,1 mln. betrekking op objecten waarvoor het Rijksvastgoedbedrijf DBFMO-contracten heeft afgesloten.

Van de boekwaarde per 31 december 2019 heeft € 2.454,3 mln. betrekking op specialties. Een specialty is een rijksgebouw met voorzieningen toegespitst op de te huisvesten organisatie: bijvoorbeeld penitentiaire inrichtingen en gerechtsgebouwen. Omdat de specialty houdende organisaties als kader- en behoeftesteller de meerjarenvisie bepalen dragen zij ook het leegstand- en afstootrisico.

In het verslagjaar is € 6,0 mln. rente geactiveerd tegen een gemiddelde rentevoet van 0,9%.

Het totaal van de boekwaarde van de afgekochte erfpachtrechten bedraagt € 80,2 mln.

In de cumulatieve afschrijvingen en overige waardeverminderingen zit een afwaardering van DJI-objecten van € 30,0 mln. Deze zijn afgewaardeerd omdat de taxatiewaarde hiervan lager was dan de boekwaarde, het RVB heeft hiervoor een afkoopsom ontvangen van DJI.

Het Rijksvastgoedbedrijf activeert de nazorg op investeringsprojecten. Een deel daarvan is nog niet verplicht aan leveranciers. In de overige waardeverminderingen is daarom € 25,3 mln. teruggenomen op de boekwaarde van de activa. Dit is tevens in mindering gebracht op de nog te betalen nazorg.

Vlottende activa

Voorraden en onderhanden projecten

Onder deze post zijn onder andere de gebouwen en terreinen van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen die beschikbaar zijn voor verkoop. Deze objecten zijn getaxeerd en afgewaardeerd indien de taxatiewaarde lager is dan de boekwaarde.

Voorraad te verkopen onroerend goed

De voorraad te verkopen onroerend goed in eigendom is in 2019 afgenomen. De objecten worden gewaardeerd tegen kostprijs of de lagere opbrengstwaarde. De opbrengstwaarde is gebaseerd op uitgevoerde (interne) taxaties.

De voorraad te verkopen Kader Overname Rijksvastgoed (KORV) objecten is toegenomen. Voor een nadere toelichting omtrent KORV, verwijzen wij naar de toelichting in de niet in de balans opgenomen rechten en verplichtingen.

De post niet-KORV bestaat uit kosten die het Rijksvastgoedbedrijf maakt voor vastgoedobjecten (waaronder PLUKZE-objecten) die in opdracht van derden worden verkocht. Deze kosten bestaan uit beheerkosten, onderhoudskosten en verkoopkosten. De betreffende vastgoedobjecten zijn geen eigendom van het Rijksvastgoedbedrijf en maken dan ook geen onderdeel uit van deze balanspost.

Onderhanden werk

Het gaat om de grondexploitatieprojecten die door het Rijksvastgoedbedrijf voor eigen rekening en risico worden uitgevoerd en waarbij sprake is van inherente risico’s en onzekerheden ten aanzien van de waardering. Op basis van de huidige waardebepaling hoeft geen beroep te worden gedaan op de garantiestelling van het Ministerie van Financiën via het Ministerie van BZK.

Met de brief van de Ministers van Financiën en VROM van 14 november 2008 (Kamerstukken II 2008/09, 31700 XIV, nr. 18) heeft het kabinet kenbaar gemaakt het instrumentarium en de organisatorische inbedding voor deelname aan gebiedsontwikkeling door het Rijk te willen versterken. In het zogeheten Financieel Kader Kamerstukken II 2010, 32275, nr. 1) is beschreven hoe de sturing en beheersing van deze ontwikkelingsprojecten -waar het in de regel gaat om langlopende, complexe projecten met veel (private) partijen, grote marktonzekerheden en mede daardoor financiële risico's- plaatsvindt. Eén van de instrumenten betreft de jaarlijkse waardebepaling van het project om vast te stellen of de balanswaardering wordt terugverdiend bij verkoop van de grond.

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft in 2019 een deel van het onderhanden werk, met betrekking tot het Hembrugterrein in Zaandam, voor € 1,3 mln. verkocht.

Onderhanden projecten

De post onderhanden projecten bestaat uit projecten die in opdracht van departementen en derden worden uitgevoerd.

Vorderingen

Debiteuren

Tabel 78 Debiteuren (bedragen x € 1.000)
 

31-12-2019

31-12-2018

Debiteuren

35.002

49.689

Voorziening dubieuze debiteuren

‒ 243

‒ 242

Totaal

34.759

49.447

Van het debiteurensaldo betreft € 0,6 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 8,0 mln. op overige departementen en € 26,2 mln. op derden.

Het Rijksvastgoedbedrijf heeft voor een deel vorderingen op derden waarvan het debiteurenrisico ligt bij andere materieelbeheerders. Zo ligt het debiteurenrisico voor een bedrag van € 4,9 mln. bij BZK (briefkenmerk 2017-0000422585 d.d. 13 september 2017).

Overige vorderingen en overlopende activa

Van de overige vorderingen en overlopende activa ultimo 2019 betreft € 0,2 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 49 mln. op overige departementen en € 7,9 mln. op derden.

Liquide middelen

Tabel 79 Liquide middelen (bedragen x € 1.000)
 

31-12-2019

31-12-2018

Rekening-courant RHB

358.275

392.041

Saldo per 31 december

358.275

392.041

Eigen vermogen

Tabel 80 Overzicht vermogensontwikkeling over de jaren 2017-2019 (bedragen x € 1.000)
  

2017

2018

2019

Saldo per 1 januari

 

115.462

89.803

66.487

Saldo van baten en lasten

 

54.142

11.170

13.933

     

Directe mutaties in het eigen vermogen

    

Uitkering aan het moederdepartement

 

‒ 79.801

‒ 34.486

‒ 9.526

Bijdrage door het moederdepartement

 

0

0

0

Overige mutaties

 

0

0

0

Saldo per 31 december

 

89.803

66.487

70.894

Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Voor het Rijksvastgoedbedrijf mag conform de 5%-regel € 57,7 mln. worden aangehouden. Het restant van € 13,2 mln. wordt aan het moederdepartement afgedragen.

Voorzieningen

Tabel 81 Overzicht voorzieningen per 31 december 2019 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

1-1-2019

Onttrekking

Dotatie

Vrijval

31-12-2019

Asbestverontreiniging

40.573

‒ 10.193

0

0

30.380

Bodemsanering

1.847

‒ 887

0

‒ 960

0

Geschillen en rechtsgedingen

6.235

‒ 859

0

‒ 2.000

3.376

Totaal

48.655

‒ 11.939

0

‒ 2.960

33.756

Asbestverontreiniging

De ‘voorziening asbestverontreiniging’ is opgenomen voor verwijdering van asbest (saneren van aangebrachte asbestelementen) in de gebouwenvoorraad, voor zover deze bekend zijn bij het Rijksvastgoedbedrijf. De komende jaren wordt asbest verwijderd in te renoveren en af te stoten eigendomsobjecten. Hierdoor heeft het grootste deel van de voorziening een langlopend karakter. Het grootste deel van de voorziening zal naar verwachting binnen vijf jaar worden afgewikkeld.

Bodemsanering

De voorziening bodemsanering bestaat voor situaties waarbij sprake is van grondvervuiling en waarbij het Rijksvastgoedbedrijf een saneringsplicht heeft, dan wel sanering noodzakelijk acht. De voorziening is in 2019 volledig afgewikkeld.

Geschillen en rechtsgedingen

De voorziening voor geschillen en rechtsgedingen is opgenomen voor alle lopende geschillen en rechtsgedingen, waarvoor met een redelijke mate van zekerheid de uitkomst van deze zaken en de hieraan gerelateerde juridische kosten zijn in te schatten. De omvang van de voorziening is bepaald op basis van een kostenraming die continu wordt bewaakt. De huidige posten in de voorziening zullen geheel binnen vijf jaar worden afgewikkeld. In 2019 is een post van € 2 mln. vrijgevallen.

Langlopende schulden

Leningen bij het Ministerie van Financiën

Dit betreffen leningen die bij het Ministerie van Financiën ter financiering van grond en gebouwen zijn afgesloten. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de beschikking over een bouwrekening bij het Ministerie van Financiën, waarmee projecten in aanbouw, tot het moment van oplevering, worden gefinancierd. Na afronding van een bouwproject wordt een definitieve lening afgesloten.

Het Ministerie van Financiën staat het Rijksvastgoedbedrijf een aantal uitzonderingen toe op de Regeling Agentschappen voor het gebruik en de procedure leenfaciliteit. Zo is onder andere toegestaan:

  • te lenen voor investeringen in grondposities en buiten gebruik gestelde activa.

  • te lenen voor de financiering van bijkomende kosten.

  • de rente op de leningen voor herontwikkelingsprojecten toe te voegen aan de hoofdsom.

De rentevoet van de leningen ligt tussen de 0,00% en 1,25%. Van de leningen heeft € 5.472,9 mln. een looptijd langer dan 5 jaar. 

Overige schulden

Onder deze schulden worden de lange termijnschulden aan consortia opgenomen als gevolg van de DBFMO–contracten. Tegenover deze schulden (kort en lang) staan onder de materiële vaste activa de objecten gewaardeerd tegen een boekwaarde die hieraan gelijk is. Het Ministerie van Financiën heeft ermee ingestemd het langlopende deel van de schulden in afwijking van de Regeling agentschappen onder de langlopende schulden op te nemen. De rentevoet van de langlopende schulden ligt tussen de 3,58% en 7,13%. Van de langlopende schulden heeft € 560,7 mln. een looptijd langer dan 5 jaar.

Kortlopende schulden

De kortlopende schulden bevatten crediteuren (inclusief overige departementen), schulden aan het moederdepartement, het kortlopende deel van de langlopende schulden en overige schulden en overlopende passiva. In deze laatste zijn onder meer de resterende betalingsverplichtingen uit opgeleverde investeringsprojecten opgenomen.

Crediteuren

De crediteuren bestaan voor € 0,3 mln. uit schulden aan het moederdepartement, voor € 8,9 mln. aan overige departementen en voor € 73,7 mln. aan derden.

Belastingen en premies sociale lasten

Deze post bestaat uit een saldo van de nog te betalen VPB over 2016, 2018 en 2019 (€ 1,0 mln.) en de terug te ontvangen VPB 2017 (€ 0,6 mln.).

Kortlopend deel langlopende schulden

Deze post bestaat uit het kortlopend deel van de leningen bij het Ministerie van Financiën (€ 312,5 mln.) en het kortlopend deel van de langlopende schulden DBFMO (€ 40,8 mln.).

Overige schulden en overlopende passiva

Van de overige schulden en overlopende passiva betreft € 44,3 mln. schulden aan het moederdepartement, € 108,2 mln. aan overige departementen en € 59,1 mln. aan derden.

Kasstroomoverzicht

Tabel 82 Kasstroomoverzicht over 2019 (bedragen x € 1.000)
  

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil

realisatie en

vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen

454.661

392.041

‒ 62.620

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

1.812.028

2.172.106

360.078

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 1.522.301

‒ 1.928.145

‒ 405.844

2.

Totaal operationele kasstroom

289.727

243.961

‒ 45.766

 

Totaal investeringen (-/-)

‒ 665.000

‒ 582.919

82.081

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

36.000

17.535

‒ 18.465

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 629.000

‒ 565.384

63.616

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

‒ 9.526

‒ 9.526

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 367.105

‒ 280.246

86.859

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

665.000

577.429

‒ 87.571

4.

Totaal financieringskasstroom

297.895

287.657

‒ 10.238

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €.

413.283

358.275

‒ 55.008

Toelichting

Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en -ontvangsten toegelicht.

Operationele kasstroom

De ontvangsten en uitgaven zijn met name hoger door een toename in de dienstverlening aan Defensie. De mutatie is al bij de suppletoire begroting 2019 verwerkt in zowel de ontvangsten als de uitgaven.

Investeringskasstroom

De investeringen zijn met name voor de KORV-aankopen lager dan voorzien in de begroting. Bij de suppletoire begroting 2019 is hiervoor de begroting verlaagd, inclusief het beroep op de leenfaciliteit en de aflossingen van deze leenfaciliteit onder de financieringskasstroom.

Financieringskasstroom

In 2019 is het surplus eigen vermogen van € 9,5 mln. aan het moederdepartement afgedragen. Deze afdracht vloeit voort uit de jaarrekening 2018 en is bij het indienen van de ontwerpbegroting in het jaar 2018 nog niet bekend en derhalve niet begroot. Het lagere beroep op en de lagere aflossing van de leenfaciliteit hangt samen met het uitblijven van KORV-aankopen (zie investeringskasstroom).

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Tabel 83 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2019

Omschrijving generiek deel

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Vastgestelde begroting 2019

      

Omzet per product

     

Ingebruikgeving

871.261

894.211

888.147

928.912

853.289

waarvan extern

19.363

16.584

17.607

17.422

10.804

In stand houden vastgoed

50.113

59.901

68.236

75.257

142.192

waarvan andere eigenaar

50.113

41.506

40.091

45.429

37.917

Projectrealisatie

88.767

61.839

81.256

93.236

33.470

waarvan andere eigenaar

19.980

21.335

15.345

32.283

33.116

Verkoop

80.333

43.319

146.650

32.818

70.294

Expertise en advies

34.844

28.105

20.724

38.544

35.345

      

Saldo baten en lasten

77.110

54.142

11.170

13.933

0

Saldo van baten en lasten (% t.o.v. de baten)

5,8%

4,5%

0,9%

1,1%

0,0%

 

Rijkshuisvestingsvoorraad x 1.000 m2 BVO

6.211

6.189

5.993

5.770

5.725

waarvan verhuurd

5.881

5.403

5.067

4.865

4.855

waarvan leeg frictie

NNB

NNB

NNB

46

63

waarvan leeg renovatie

NNB

NNB

NNB

458

367

waarvan leeg afstoot

NNB

NNB

NNB

401

439

waarvan eigendom

4.975

4.867

4.870

4.715

4.656

waarvan huur

1.236

1.322

1.123

1.055

1.069

 

Gemiddelde leegstand rijkshuisvesting voor rekening RVB (% t.o.v. voorraad)

5,3%

5,9%

6,2%

NNB

NNB

ITK rijkshuisvesting

2,39

2,22

2,21

2,20

2,1–2,8

 

Voorraad beheerde Defensieobjecten

     

Gebouwen x 1.000 m2 BVO

6.161

6.033

5.973

5.970

5.959

Terreinen x 1.000 m2

350.387

350.575

349.814

388.602

348.899

      

Doelmatigheid verkoop vastgoed

12.890

11.385

50.128

3.874

>0

      

Bezetting ambtelijke fte's ultimo

1.885

2.009

2.070

2.140

2.122

Apparaat-omzetindicator

19,5%

21,6%

21,3%

24,4%

22,2%

Projecten binnen budget gerealiseerd

NNB

87%

97%

83%

83%

Projecten tijdig gerealiseerd

NNB

97%

97%

94%

83%

Productiviteit

NNB

914

954

1.033

965

Toelichting

Omzet per product

Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.

Saldo van baten en lasten

Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.

Rijkshuisvestingsvoorraad

De voorraad bedraagt ultimo 2019 45.000 m2 meer dan begroot. Ten opzichte van 2018 is de voorraad met 223.000 m2 afgenomen. De rijkshuisvestings-voorraad is minder gedaald dan aanvankelijk in de begroting was voorzien. Dit komt door het langer aanhouden van gebouwen en objecten voor studie en verwachte toename in rijkshuisvestings-behoefte.

Indicator Technische Kwaliteit

De Indicator Technische Kwaliteit (ITK) geeft in een cijfer de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille weer op een bepaald tijdstip. Het cijfer loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De ITK is een gewogen gemiddelde van de technische condities van alle gebouwelementen. Deze technische condities worden bepaald door inspecties en bedraagt voor 2019 2,20. Dit is nagenoeg gelijk aan de ITK van 2018 (2,21).

Voorraad beheerde defensieobjecten

Het Ministerie van Defensie is zelf verantwoordelijk voor de opbouw en afname van haar vastgoedbestand. Het Rijksvastgoedbedrijf beheert die portefeuille en adviseert Defensie daarbij. De toename in de defensie voorraad is te verklaren doordat onder meer de kazerne te Budel (strategische ruimte) weer in beheer is genomen en door de opname van nieuwe oefenterreinen in Vlissingen.

Doelmatigheid verkoop vastgoed

De verkopen van op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen vastgoed hebben in 2019 tot een positief resultaat geleid.

Bezetting ambtelijke fte’s ultimo

Het Rijksvastgoedbedrijf is een vraag gestuurde dienst. De bezetting ultimo 2019 is ten opzichte van de begroting met 18 fte toegenomen. De groei in ambtelijke bezetting ligt in lijn met de hoger gerealiseerde productie in 2019.

Apparaat/omzet indicator

Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.

Projecten binnen budget gerealiseerd

In 2019 is de doelstelling om 83% van de projecten binnen budget af te ronden gerealiseerd conform de norm.

Projecten tijdig gerealiseerd

In 2019 is de doelstelling om 83% van de projecten tijdig conform afspraken met de opdrachtgever te realiseren ruim gehaald met 94%.

Productiviteit

De productiviteit van het gehele Rijksvastgoedbedrijf, dus inclusief niet schrijvende medewerkers (Indirecte medewerkers en Medewerkers die Direct zijn, maar conform de Tijdschrijfregeling 2019 Niet meer behoeven te schrijven), ligt ultimo 2019 op 1.033 uren. Dit ligt ruim boven de norm van 965.

16. Jaarverantwoording agentschap Dienst van de Huurcommissie (DHC) per 31 december 2019

Inleiding

De Huurcommissie is een zelfstandig bestuursorgaan. Dit zelfstandig bestuursorgaan wordt ambtelijk ondersteund door de Dienst van de Huurcommissie, die de status van baten-lastenagentschap heeft. Jaarlijks verstrekt de directie Woningmarkt (onderdeel van DG Bestuur, Ruimte en Wonen bij het ministerie van BZK) een opdracht aan de Huurcommissie voor de uitvoering van de huurgeschillenbeslechting- en overige werkzaamheden. De opdracht wordt vanaf 2018 deels gefinancierd door de directie Woningmarkt, deels door de verhuurders middels een verhuurderbijdrage en deels uit de leges.

Staat van baten en lasten

Tabel 84 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap DHC (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2018

Baten

    

Omzet

12.630

11.101

‒ 1.529

9.860

Omzet moederdepartement

6.776

5.271

‒ 1.505

4.330

Omzet overige departementen

0

0

0

0

Omzet derden

5.854

5.830

‒ 24

5.530

Vrijval voorzieningen

0

385

385

0

Bijzondere baten

0

392

392

460

Rentebaten

0

0

0

0

Totaal baten

12.630

11.878

‒ 752

10.320

     

Lasten

    

Apparaatskosten

9.731

9.577

‒ 154

8.887

Personele kosten

6.449

6.810

361

6.248

Waarvan eigen personeel

5.259

4.833

‒ 426

4.819

Waarvan inhuur externen

700

1.639

939

1.052

Waarvan overige personele kosten

490

338

‒ 152

377

Materiële kosten

3.282

2.767

‒ 515

2.639

Waarvan apparaat ICT

1.184

1.072

‒ 112

1.035

Waarvan bijdrage aan SSO's

0

0

0

0

Waarvan overige materiele kosten

2.098

1.695

‒ 403

1.604

Rentelasten

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

75

58

‒ 17

93

Materieel

75

58

‒ 17

93

Waarvan apparaat ICT

74

58

‒ 16

0

Immaterieel

0

0

0

0

Overige lasten

2.824

2.575

‒ 249

5.650

Dotaties voorzieningen

0

283

283

2.588

Bijzondere lasten

2.824

2.292

‒ 532

3.062

Totaal lasten

12.630

12.210

‒ 420

14.630

     

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

‒ 332

‒ 332

‒ 4.310

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

‒ 332

‒ 332

‒ 4.310

Toelichting

Baten

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement bestaat uit de vergoeding van de opdrachtgevende beleidsdirectie Woningmarkt. De totale bijdrage voor de opdracht bedroeg € 8,8 mln, hiervan was € 3,5 mln. bestemd voor een bijdrage in de transitiekosten. Deze bijdrage is verwerkt als een vermogensstorting. De opdracht voor 2019 is aangegaan op basis van lump sum financiering. In de Voorjaarsnota 2019 is de mutatie van € 1,5 mln. in de omzet moederdepartement opgenomen en in het eigen vermogen verwerkt.

Toelichting op de post omzet moederdepartement

Tabel 85 Uitsplitsing omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)

Omzet moederdepartement

 

5.271

Waarvan direct gerelateerd aan geleverde producten/diensten

 

5.271

Waarvan overige ontvangsten /bijdragen van het moederdepartement

 

0

In vergelijking met de Ontwerpbegroting 2019 is de productie over 2019 hoger uitgekomen dan verwacht. In de aantallen van de huurverhogingsverschillen zitten 1.152 zaken van 2018 die grotendeels in het begin van 2019 zijn afgehandeld.

Tabel 86 Productie

Soort zaak

Begroting 2019 (1)

Realisatie 2019 (2)

Verschil (3=2-1)

Huurprijsgeschillen

4.356

4.888

532

Servicekostengeschillen

1.872

1.610

‒ 262

Huurverhogingsgeschillen op grond van punten

441

1.913

1.472

Huurverhogingsgeschillen op grond van inkomen

657

1.170

513

Wohv-geschillen1

5

14

9

Onderzoeksrapporten rechtbank

10

0

‒ 10

Onderzoeksrapporten publieksrechtelijke organen

60

0

‒ 60

Advies geliberaliseerde huurprijs

50

2

‒ 48

Klachten van huurder over verhuurder

250

195

‒ 55

Verklaring over redelijkheid van de huurprijs

0

0

0

Totaal

7.701

9.792

2.091

X Noot
1

Geschillen op grond van de Wet op het overleg huurders verhuurder

Omzet derden

De omzet derden bestaat uit de verhuurderbijdrage die aan de verhuurders in rekening is gebracht en uit de ontvangen legesgelden. De in rekening gebrachte verhuurderbijdrage aan verhuurders bedraagt in 2019 € 5,3 mln. De ontvangen legesgelden in 2019 bedragen € 0,5 mln. 

Vrijval voorzieningen

In de loop van 2019 hebben twee medewerkers die aan het Van Werk Naar Werk traject deelnamen een nieuwe functie gevonden waardoor hun deel in de voorziening is vrijgevallen.

Bijzondere baten

De bijzondere baten bestaan uit de volgende componenten:

Tabel 87 Bijzondere baten (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

Realisatie 2018

Correctie nog te ontvangen facturen

0

4

4

40

CJIB aanmaningsvergoedingen

0

3

3

2

Mutatie onderhanden werk

0

352

352

417

Overige baten

0

33

33

1

Totaal

0

392

392

460

De voorraad is gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijzen. Deze vervaardigingsprijzen zijn tot stand gekomen met behulp van inschattingen van de normtijden voor de diverse handelingen per product. De waarde per 1 januari 2019 was € 1,6 mln. en de waarde per 31 december 2019 € 2,0 mln., zodat een mutatie op de voorraad (onderhanden werk) heeft plaatsgevonden van € 0,4 mln. Onder overige baten is het niet benutte deel van de stimuleringsregelingen opgenomen.

Lasten

Personele kosten

De post personele kosten bestaat uit de loonkosten voor eigen personeel (inclusief kosten voor gedetacheerden vanuit de Rijksoverheid), kosten van externe inhuur en overige personeelskosten. De kosten voor eigen personeel zijn iets lager dan was begroot. De kosten voor externe inhuur zijn toegenomen. Een deel van de vrijgevallen functies in 2018 en 2019 is met externen opgevuld en er zijn extra externe medewerkers aangetrokken om de productie op peil te houden, bij de doorontwikkeling van de reorganisatie, en om de voorraad niet verder op te laten lopen. De externe inhuur is hierdoor hoger uitgekomen dan begroot.

De overige personele kosten betreffen kosten als reiskosten, studiekosten, arbeidsongeschiktheids ondersteuning en bedrijfsmaatschappelijk werk. Deze kosten zijn lager uitgevallen dan was ingeschat.

Materiële kosten

De materiële kosten, met name de kosten voor externe expertise, zijn in 2019 lager uitgevallen dan oorspronkelijk begroot.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten zijn lager dan oorspronkelijk begroot.

Dotatie voorzieningen

De dotatie aan de voorziening Reorganisatie 2012 heeft betrekking op twee medewerkers die een beroep hebben gedaan op hun recht op loonsuppletie bij het aanvaarden van een dienstbetrekking binnen de Rijksoverheid met een lager salaris. De dotatie aan de voorziening Reorganisatie 2018 is het gevolg van het beroep, dat eén van de twee Van Werk Naar Werk kandidaten die in 2019 een nieuwe dienstbetrekking hebben gevonden, op het recht van loonsuppletie bij het aanvaarden van een dienstbetrekking binnen de Rijksoverheid met een lager salaris.

Bijzondere lasten

Dit betreft de transitiekosten 2019 (implementatie toekomstverkenning en ICT). Hieronder vallen kosten van de doorontwikkeling van de implementatie van de gewijzigde wet Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en kosten om de ICT aan te passen aan de nieuwe organisatie. Ook vallen de verhuiskosten naar de Zurichtoren onder deze post.

Tabel 88 Bijzondere lasten (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

Realisatie 2018

Implementatie toekomstverkenning

1.736

1.791

55

1.767

Verhuizing

0

129

129

0

ICT

1.088

335

‒ 753

504

Stimuleringsregeling

0

0

0

791

Overige bijzondere lasten

0

37

37

0

Totaal

2.824

2.292

‒ 532

3.062

De kosten voor ICT zijn lager uitgevallen doordat een deel van de ICT ontwikkelingen (en dus ook externe expertise) is doorgeschoven naar volgend jaar. Onder de overige bijzondere lasten vallen de aanvullingen op de stimuleringsregelingen.

Saldo van baten en lasten

Over 2019 heeft de Dienst van de Huurcommissie een negatief exploitatieresultaat behaald ( € 0,3 mln.). Ten opzichte van de Ontwerpbegroting wordt dit resultaat grotendeels veroorzaakt doordat de bijdrage van het moederdepartement voor het primaire proces € 1,5 mln. lager was, de mutatie in het onderhanden werk € 0,4 mln. positief was, er een vrijval van de voorziening was van € 0,4 mln. en de bijzondere lasten € 0,5 mln. lager waren dan begroot.

Balans

Tabel 89 Balans per 31 december 2019 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2019

Balans 2018

Activa

  

Vaste activa

12

70

Immateriële vaste activa

0

0

Materiële vaste activa

12

70

Grond en gebouwen

0

0

Installaties en inventarissen

12

70

Projecten in uitvoering

 

0

Overige materiële vaste activa

0

0

Vlottende activa

8.156

9.239

Voorraden en onderhanden projecten

1.960

1.608

Vorderingen

1.043

5.443

Debiteuren

991

5.395

Overige vorderingen en overlopende activa

52

48

Liquide middelen

5.153

2.188

Totaal activa

8.168

9.309

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

3.810

2.977

Exploitatiereserve

4.142

7.287

Onverdeeld resultaat

‒ 332

‒ 4.310

Voorzieningen

1.710

2.759

Langlopende schulden

0

0

Leningen bij het Ministerie van Financiën

0

0

Kortlopende schulden

2.648

3.573

Crediteuren

495

778

Schulden bij het Rijk

0

0

Belastingen en premies sociale lasten

0

0

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

0

0

Overige schulden en overlopende passiva

2.153

2.795

Totaal passiva

8.168

9.309

Toelichting

Activa

Materiële vaste activa

De materiële activa bestaan uit hardware en installaties. De Dienst van de Huurcommissie huurt zijn kantoorruimten, deze panden staan daarom niet op de balans als activa. Het grootste deel van de activa is begin deze eeuw aangeschaft waardoor de restwaarde beperkt is. Veel activa worden nog gebruikt terwijl ze inmiddels afgeschreven zijn. In 2019 zijn geen investeringen gedaan.

Voorraden en onderhanden projecten

De voorraad is gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijzen. Deze vervaardigingsprijzen zijn tot stand gekomen met behulp van normtijden voor de diverse handelingen per product. De waarde per 1 januari 2019 was € 1,6 mln. en de waarde per 31 december 2019 € 2,0 mln., zodat een mutatie heeft plaatsgevonden van € 0,4 mln.

Debiteuren

Deze post heeft met name betrekking op de nog te ontvangen verhuurderbijdrage van verhuurders. Daarnaast bevat deze post leges van huurders en verhuurders. Ook zijn er debiteuren in verband met detacheringen van medewerkers van de Dienst van de Huurcommissie bij andere Rijksoverheid onderdelen.

Tabel 90 Debiteuren (bedragen x € 1.000)
 

31-12-2019

31-12-2018

Debiteuren moederdepartement

0

18

Debiteuren overige departementen

62

43

Debiteuren derden

929

5.334

Totaal

991

5.395

In november 2019 is de verhuurdersbijdrage in rekening gebracht, het merendeel van deze vorderingen is eind 2019 ontvangen. De vordering per 31 december 2019 op verhuurders is € 0,8 mln., waarvan € 7.000 betrekking heeft op de vordering eind 2018. Dit verklaart de afname van het debiteurensaldo, want eind 2018 was de gehele verhuurdersbijdrage nog te ontvangen. In het saldo van debiteuren derden is rekening gehouden met een voorziening dubieuze debiteuren ten bedrage van € 5.000 met betrekking tot de leges.

Overige vorderingen en overlopende activa

Deze post betreft vooruitbetaalde kosten aan derden in 2019 voor het jaar 2020 en betaalde waarborgsommen.

Passiva

Eigen vermogen

Het eigen vermogen wordt gevormd door enerzijds de exploitatiereserve en anderzijds het onverdeeld resultaat over 2019. De exploitatiereserve is in 2019 gemuteerd door verwerking van het onverdeeld resultaat 2018. In 2019 is een bijdrage ontvangen van het moederdepartement voor transitiekosten. In 2019 heeft ook een afroming van het eigen vermogen plaatsgevonden.

Door deze mutaties en de toevoeging van het onverdeeld resultaat 2019 bedraagt het eigen vermogen € 3,8 mln. In de Regeling Agentschappen 2018 is aangegeven dat er de mogelijkheid is voor de dienst om een exploitatiereserve op te bouwen. De maximale exploitatiereserve bedraagt 5% van de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaren. Het maximale eigen vermogen in 2019 bedraagt € 0,6 mln. Het verschil tussen het vermogen per 31 december 2019 en het maximaal toegestane eigen vermogen bedraagt € 3,2 mln. Voor de eerstvolgende suppletoire begrotingswet wordt het surplus aan eigen vermogen afgeroomd.

Tabel 91 Eigen vermogen (bedragen x € 1.000)
 

Exploitatiereserve

Onverdeeld resultaat

Totaal eigen vermogen

Stand 1 januari 2019

7.287

‒ 4.310

2.977

Verwerking onverdeeld resultaat 2018

‒ 4.310

4.310

0

Afroming eigen vermogen

‒ 2.380

0

‒ 2.380

Bijdrage moederdepartement in transitiekosten 2019

3.545

0

3.545

Resultaat 2019

0

‒ 332

‒ 332

Stand 31 december 2019

4.142

‒ 332

3.810

Voorzieningen

De voorzieningen die op de balans staan betreffen kosten in verband met de reorganisaties van de Dienst van de Huurcommissie in 2009, 2012 en 2018. Het langlopende deel van deze voorzieningen (2009 € 13.000, 2012 € 0,2 mln. en 2018 € 0,2 mln.) zijn verplichtingen voor 2021 en latere jaren.

Tabel 92 Voorzieningen
 

Stand per 1-1-2019

Onttrekking

Vrijval

Dotatie

Saldo per 31-12-2019

Reorganisatie 2009:

     

Herplaatsers

84

39

0

1

46

Reorganisatie 2012:

     

Herplaatsers

113

32

0

120

201

Reorganisatie 2018

2.562

876

385

162

1.463

Totaal

2.759

947

385

283

1.710

Crediteuren

Dit betreft in 2019 ontvangen maar per ultimo 2019 nog niet betaalde facturen voor gemaakte kosten die betrekking hebben op 2019.

Tabel 93 Crediteuren (bedragen x € 1.000)
 

31-12-2019

31-12-2018

Crediteuren moederdepartement

156

358

Crediteuren overige departementen

3

0

Crediteuren derden

336

420

Totaal

495

778

Overige schulden en overlopende passiva

Deze post bestaat uit nog te ontvangen facturen, legesvoorschotten (derden) en verplichtingen jegens personeel (derden).

Tabel 94 Overige schulden en overlopende passiva (bedragen € 1.000)
 

31-12-2019

31-12-2018

Nog te ontvangen facturen

1.024

639

Legesvoorschotten

179

542

Reservering vakantiegeld/vakantiedagen/eindejaarsuitkering

506

465

Stimuleringspremie DHC medewerkers

444

1.149

Totaal

2.153

2.795

Het saldo van de nog te ontvangen facturen is als volgt opgebouwd:

Tabel 95 Nog te ontvangen facturen (bedragen x € 1.000)
 

31-12-2019

31-12-2018

Nog te ontvangen facturen moederdepartement

669

337

Nog te ontvangen facturen overige departementen

209

272

Nog te ontvangen facturen derden

146

30

Totaal

1.024

639

Kasstroomoverzicht

Tabel 96 Kasstroomoverzicht over 2019 (bedragen x € 1.000)
 

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen

2.590

2.188

‒ 402

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

12.630

16.336

3.683

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 12.555

‒ 14.536

‒ 1.958

2.

Totaal operationele kasstroom

75

1.800

1.725

 

Totaal investeringen (-/-)

0

0

0

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

0

0

0

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

‒ 2.380

‒ 2.380

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

3.545

3.545

 

Aflossingen op leningen (-/-)

0

0

0

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

0

1.165

1.165

5.

Rekening courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €.

2.665

5.153

2.488

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode.

Operationele kasstromen

Van de verhuurderbijdrage van € 5,3 mln. was eind 2019 nog € 0,8 mln. te ontvangen, hierdoor zijn de vorderingen afgenomen. De operationele uitgaven zijn hoger dan begroot. Het saldo van de voorzieningen en de kortlopende schulden is afgenomen.

Investeringskasstroom

In 2019 zijn er geen investeringen gedaan.

Financieringskasstroom

In 2019 heeft het moederdepartement een bijdrage van € 3,5 mln. aan de transitiekosten geleverd en heeft de Dienst van de Huurcommissie haar eigen vermogen afgeroomd met € 2,4 mln. Er is in 2019 geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Tabel 97 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2019

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2016

2017

2018

2019

2019

      

Tarief per uur1

     

Omzet per product1

     
      

% Huurprijsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

66

64

60

45

90

% Servicekostengeschillen afgerond binnen 5 maanden

63

47

61

49

90

% Huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

92

90

98

94

90

% Wohv-geschillen afgerond binnen 3 maanden2

0

90

0

0

0

% Wohv-geschillen afgerond binnen 4 maanden

25

50

0

0

90

% ADR geschillen afgerond binnen 90 dagen3

  

> 90

86

90

      

Fte-totaal (excl. externe inhuur)

67

63

50

60

69

      

Saldo van baten en lasten (%)

6

1

‒ 47

‒ 3

0

Doorlichting uitgevoerd c.q. gepland in:

   

2022

 
X Noot
1

De Dienst van de Huurcommissie heeft een nieuw kostprijsmodel ontwikkeld. Dit model is in 2019 gevalideerd, zodat het model als basis voor de Ontwerpbegroting 2021 kan dienen. Op dit moment zijn deze gegevens niet beschikbaar. In de Ontwerpbegroting 2021 gaat gewerkt worden met het nieuwe kostprijsmodel en zijn deze gegevens beschikbaar. Voor de Ontwerpbegrotingen van 2017 tot en met 2020 is uitgegaan van de verwachte kosten.

X Noot
2

Wohv: Wet op het overleg huurders verhuurders.

X Noot
3

ADR: Europese Alternative Dispute Resolution (buitengerechtelijke geschillenbeslechter in de zin van de Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten).

Toelichting

Fte-totaal

Betreft het aantal medewerkers in vaste dienst (uitgedrukt in fte) en de ontwikkeling daarvan in de loop der jaren. In 2019 hebben zes medewerkers gebruik gemaakt van de stimuleringspremie bij ontslag op eigen verzoek. Daarnaast zijn er vanaf 1 januari 2019 zeven medewerkers het Van Werk Naar Werk traject ingegaan. Deze functies zijn in verband met de lopende reorganisatie deels door vaste en deels door tijdelijke externe medewerkers bezet. In 2019 zijn een aantal ervaren externe medewerkers verambtelijkt.

Doorlooptijden

De Huurcommissie werkt met twee verschillende doorlooptijden:

  • 1. De doorlooptijd voor de hele procedure vanaf het moment dat de verzoeker de leges heeft betaald tot het moment waarop de uitspraak wordt verstuurd. Deze doorlooptijd is gebaseerd op de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte. De termijn hiervoor is vijf maanden voor servicekostengeschillen en vier maanden voor overige geschillen;

  • 2. De doorlooptijd vanaf het moment dat het dossier compleet is. Deze doorlooptijd is gebaseerd op de Implementatiewet voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten (ADR). De wettelijke termijn hiervoor is 90 dagen.

In 2019 is het streefpercentage voor het afhandelen van het geschil als het dossier eenmaal compleet is (ADR-norm) niet gehaald. De termijn uit de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte voor het volledig behandelen van het geschil is in 2019 in veel gevallen ook niet gehaald. Hieraan liggen verschillende oorzaken ten grondslag. Voor wat betreft de ADR doorlooptijden zijn de doorlooptijden van zaken met zitting (dossier compleet) wel gehaald, maar bij de zaken zonder zitting (groot aantal intrekkingen huurprijsgeschillen en servicekosten) zijn de doorlooptijden niet gehaald. Per saldo komt het percentage onder het streefpercentage uit. Wat betreft het niet halen van de doorlooptijden voor de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte is een reden dat het in de praktijk moeilijk is gebleken om, in de huidige gespannen arbeidsmarkt, geschikte onderzoekers te werven. Hierdoor is er een ongewenste onderzoeksvoorraad ontstaan. Hoe lang de doorlooptijd is, verschilt bovendien sterk van zaak tot zaak. Het grootste deel van de doorlooptijd gebruikt de Huurcommissie om het dossier compleet te maken zodat zij het geschil in behandeling kan nemen.

De Huurcommissie streeft ernaar geschillen zo snel mogelijk te behandelen. Zij vindt het belangrijk dat het geschil tussen huurder en verhuurder niet langer duurt dan nodig is. Op veel factoren die invloed hebben op de tijd die nodig is om het dossier compleet te maken heeft de Huurcommissie geen invloed. De aard van het geschil, hoe diep het conflict tussen huurder en verhuurder is, de bereidheid van de partijen om mee te werken, de kwaliteit van de door beide partijen aangeleverde informatie en de grillige instroom van geschillen vallen bijvoorbeeld buiten de invloedsfeer.

17. Saldibalans

Tabel 98 Saldibalans per 31 december 2019 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (HVII) (bedragen x € 1.000)

Activa

31-12-2019

 

31-12-2018

 

Passiva

31-12-2019

 

31-12-2018

          

Intra-comptabele posten

   

Intra-comptabele posten

   

1

Uitgaven ten laste van de begroting

5.616.794

 

5.951.401

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

753.124

 

1.343.470

3

Liquide middelen

6.456

 

4.744

     

4

Rekening-courant RHB1

0

 

0

4a

Rekening-courant RHB

4.860.256

 

4.605.661

5

Rekening-courant RHB Begrotingsreserve

248.378

 

223.264

5a

Begrotingsreserves

248.378

 

223.264

6

Vorderingen buiten begrotingsverband

33.189

 

31.709

7

Schulden buiten begrotingsverband

43.059

 

38.723

8

Kas-transverschillen

        
          

Subtotaal intra-comptabel

5.904.817

 

6.211.118

Subtotaal intra-comptabel

5.904.817

 

6.211.118

          

Extra-comptabele posten

   

Extra-comptabele posten

   

9

Openstaande rechten

0

 

2.689

9a

Tegenrekening openstaande rechten

0

 

2.689

10

Vorderingen

406.964

 

477.339

10a

Tegenrekening vorderingen

406.964

 

477.339

11a

Tegenrekening schulden

0

 

0

11

Schulden

0

 

0

12

Voorschotten

5.402.844

 

5.356.308

12a

Tegenrekening voorschotten

5.402.844

 

5.356.308

13a

Tegenrekening garantieverplichtingen

27.671

 

27.671

13

Garantieverplichtingen

27.671

 

27.671

14a

Tegenrekening andere verplichtingen

641.663

 

625.562

14

Andere verplichtingen

641.663

 

625.562

15

Deelnemingen

0

 

0

15a

Tegenrekening deelnemingen

0

 

0

          

Subtotaal extra-comptabel

6.479.142

 

6.489.569

Subtotaal extra-comptabel

6.479.142

 

6.489.569

          

Totaal

12.383.959

 

12.700.687

Totaal

12.383.959

 

12.700.687

X Noot
1

Rijkshoofdboekhouding

TOELICHTING OP DE SALDIBALANS per 31 december 2019 HVII

Ad 1. en 2. Uitgaven en ontvangsten

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2019 waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) voert namens het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de administratie voor de vorderingen en ontvangsten met betrekking tot ontvangsten van vervreemding, veiling benzinestations, verkoop bodemmaterialen, zakelijke lasten en ingebruikgevingen. Het RVB neemt in haar jaarrekening een debiteurenvordering op BZK op. Voor eventueel niet invorderbare vorderingen draagt BZK, conform de gemaakte afspraken met RVB, de financiële risico’s. Dit kan ertoe leiden dat niet invorderbare vorderingen worden verrekenend in de voorschotten of bij de afrekening met het RVB in 2020.

Ad 3. Liquide middelen

De post liquide middelen is onder andere opgebouwd uit het saldo bij de banken en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders.

Tabel 99 Overzicht liquide middelen (bedragen in €)

Liquide middelen

Saldo

a) Kasbeheerders Rijksdiensten

6.454.443

b) Houders Kleine Kas

811

c) Overige liquide middelen

0

  

Totaal

6.455.254

Ad a) Kasbeheerders Rijksdiensten

Deze post is gebaseerd op de verantwoording van de kasbeheerder. Deze post bestaat uit het banksaldo van de kasbeheerder AIVD.

Ad b) Houders Kleine Kas

Het bedrag bestaat uit voorschotverstrekkingen aan houders van een kleine kas en is gebaseerd op saldoverklaringen van de desbetreffende kashouders.

Ad 4a. Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

Op de Rekening‑courant met de Rijkshoofdboekhouding (RHB) is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen zijn de bedragen conform Rekening-courant afschriften en het saldobiljet van genoemd departement.

Tabel 100 Overzicht Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding (bedragen in €)

Rekening-courant

Saldo

a) Rekening-courant FIN/RHB

4.860.255.110

  

Totaal

4.860.255.110

Het saldo vertegenwoordigt de reguliere mutaties met betrekking tot Hoofdstuk VII.

Ad 5. Rekening-courant RHB Begrotingsreserves

Tabel 101 Overzicht Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding begrotingsreserves (bedragen in €)

Rekening-courant

Saldo

a) Rekening-courant FIN/RHB NHG

167.325.199

b) Rekening-courant FIN/RHB WOCO

81.052.500

Totaal

248.377.699

Het saldo vertegenwoordigt de middelen van de risicovoorzieningen Nationale Hypotheekgarantie (NHG) en Wet Saneringsvoorziening Woningcorporaties (WSW).

Ad 5a. Begrotingsreserves

De post begrotingsreserves is als volgt opgebouwd:

Tabel 102 Overzicht begrotingsreserves (bedragen in €)

Begrotingsreserves

Saldo

a) Risicovoorziening NHG

167.325.199

b) Risicovoorziening WSW

81.052.500

Totaal

248.377.699

Tabel 103 Overzicht verloop Sanering- en Projectsteun Woningcorporaties (bedragen x € 1 mln.)

Begrotingsreserves

Saldo 01-01-2019

Toevoegingen

Onttrekkingen

Saldo 30-06-2019

Artikel

Nationale Hypotheekgarantie

137,6

29,8

 

167,4

3

Saneringssteun Woningcorporaties

79

 

4,7

74,3

3

Projectsteun Woningcorporties

6,7

  

6,7

3

 

223,3

29,8

4,7

248,4

 

Ad a) Nationale Hypotheekgarantie

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het Rijk vormt de achtervang van het WEW. Dit betekent dat het Rijk een achtergestelde renteloze lening aan het WEW zal verschaffen zodra het WEW onvoldoende vermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen. Tot 2011 vormde het Rijk samen met de gemeenten de achtervang van het WEW. Vanaf 1 januari 2011 vervult alleen het Rijk deze rol. Voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.

Voor de achtervangfunctie van het Rijk draagt het WEW een vergoeding af aan het Rijk. In 2019 bedroeg deze afdracht 0,15% van iedere nieuwe afgegeven hypotheekgarantie. Deze afdracht wordt doorberekend aan de consument. In 2019 heeft het Rijk de afdrachten over het boekjaar 2018, ter grootte van afgerond € 29,8 mln., ontvangen. Dit bedrag is in de daartoe bestemde risicovoorziening gestort.

Ad b) en c) Saneringssteun en projectsteun Woningcorporaties

Woningcorporaties kunnen als zij in financiële problemen zitten, op grond van de Woningwet (art. 57 BTIV) saneringssubsidie aanvragen. De taak voor sanering en reguliere projectsteun aan woningcorporaties is gemandateerd aan het waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). De hiervoor beschikbare middelen worden aangehouden in de risicovoorziening bij het Rijk. In het kader van de sanering van Vestia is destijds tussen het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV) en Vestia afgesproken dat 40% van de kosten die worden gemaakt voor het onderzoek naar de aansprakelijkheid van banken wordt vergoed uit de risicovoorziening. In 2019 heeft Vestia hiervoor een bijdrage van afgerond € 4,5 mln. ontvangen. Tevens worden elk jaar kosten gemaakt voor de uitvoering van de saneringstaak, deze bedroegen in 2019 circa € 0,1 mln. Deze bijdragen zijn onttrokken aan de risicovoorziening.

Ad 6. Vorderingen buiten begrotingsverband

Het bedrag aan vorderingen buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

Tabel 104 Overzicht vorderingen buiten begrotingsverband (bedragen in €)

Type vorderingen

Saldo

a) Vorderingen Kasbeheerders Rijksdiensten

564.947

b) Te vorderen van Ministeries en derden

28.746.794

c) Intra-comptabele voorschotten

3.695.126

d) Intra-comptabele debiteuren

181.518

  

Totaal

33.188.385

Ad a) Vorderingen Kasbeheerders Rijksdiensten

Dit bedrag bestaat uit de vorderingen van de AIVD voor een bedrag van € 0,6 mln.

Ad b) Te vorderen van ministeries en derden

In dit bedrag zijn aan diverse departementen door te berekenen posten betreffende uitgevoerde dienstverleningsafspraken opgenomen. De verrekening van een aantal vorderingen is met een totaalbedrag van € 1,1 mln. onzeker. Hiervoor worden in 2020 nog maatregelen genomen voor inning.

Ad c) Intra-comptabele voorschotten

Dit bedrag bestaat voornamelijk uit voorschotten aan personeel in verband met salaris en vergoedingen studiekosten (€ 2,6 mln.) en voor een bedrag van € 1,1 mln. uit de regeling eigenrisicodragerschap.

Ad d) Intra-comptabele debiteuren

Dit bedrag heeft betrekking op nog te verrekenen bedragen van de maand december 2019 inzake APG (€ 0,2 mln.).

Ad 7. Schulden buiten begrotingsverband

Tabel 105 Overzicht schulden buiten begrotingsverband (bedragen in €)

Schulden

Saldo

a) Schulden Kasbeheerders Rijksdiensten

14.277.103

b) Nog af te dragen loonheffing en Sociale premies

26.923.603

c) Overige intra-comptabele schulden

1.858.274

  

Totaal

43.058.980

Ad a) Schulden Kasbeheerders Rijksdiensten

Dit bedrag is gebaseerd op de verantwoording van de kasbeheerder. Het gaat om het saldo bij de kasbeheerder RVO over de maand december 2019 voor een bedrag van € 14,3 mln.

Ad b) Nog af te dragen loonheffing en sociale premies

Het gehele bedrag betreft nog af te dragen loonheffing en sociale premies over de maand december 2019 die in januari 2020 door het ministerie aan de betreffende instanties zijn afgedragen.

Ad c) Overige intra-comptabele schulden

Dit bedrag heeft onder andere betrekking op nog te verrekenen bedragen van de agentschappen (€ 0,3 mln.), af te dragen BTW (€ 0,2 mln.) en eigenrisicodragerschap/WIA (€ 1,2 mln.).

De verrekening van een vordering van € 0,04 mln. is onzeker. Hiervoor worden in 2020 nog maatregelen genomen voor inning.

Ad 9. Openstaande rechten

Ad 9a. Tegenrekening openstaande rechten

BP 9 is opgenomen onder openstaande vorderingen BP 10 (zie RBV 2020).

Ad 10. Vorderingen

Ad 10a. Tegenrekening vorderingen

Het saldo per 31 december 2019 kan als volgt worden gespecificeerd: 

Tabel 106 Overzicht vorderingen naar onstaansjaar (bedragen in €)

Ontstaansjaar vorderingen

Stand per 31-12-2019

t/m 2015

0

2016

0

2017

115.236

2018

763.063

2019

8.120.398

Totaal excl. toeslagen

8.998.697

  
  

Toeslagen

Stand per 31-12-2019

Toeslagjaar vóór 2014

42.950.351

Toeslagjaar 2014

23.517.101

Toeslagjaar 2015

31.420.341

Toeslagjaar 2016

42.020.699

Toeslagjaar 2017

79.398.310

Toeslagjaar 2018

115.396.067

Toeslagjaar 2019

63.261.649

Toeslagjaar 2020

0

Toeslagjaar diverse1

0

Totaal toeslagen

397.964.518

  
 

Stand per 31-12-2019

TOTAAL

406.963.215

X Noot
1

Toeslagjaar "diverse": deze bedragen waren op 1-1-2019 nog niet te specificeren per toeslagjaar.

Tabel 107 Overzicht tegenrekening vorderingen per artikel per 31 december 2019 (bedragen in €)

Art.

Omschrijving

Saldo

1

Openbaar bestuur en democratie

338.028

2

Nationale veiligheid

1.278.547

3

Woningmarkt

397.964.518

4

Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit

2.988.661

5

Ruimtelijke ordening en Omgevingswet

15.000

6

Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving

1.360.246

7

Werkgevers- en bedrijfsvoeringbeleid

42.636

11

Centraal apparaat

2.975.579

   

Totaal

 

406.963.215

Naar mate van opeisbaarheid:

Alle vorderingen zijn direct opeisbaar.

Toelichting:

Artikel 1 Openbaar bestuur en democratie

Betreft een vordering (€ 0,13 mln.) met betrekking tot de subsidie Room with a view. Daarnaast is er nog een vordering (€ 0,03 mln.) met betrekking tot het referendum waarbij de subsidieontvanger te weinig informatie heeft geleverd en een vordering (€ 0,11 mln.) met betrekking tot de versterking van lokaal rekenkamerwerk waar het volledige subsidiebedrag niet tot uitputting is gekomen.

Artikel 2 Nationale veiligheid

Het betreft hier vorderingen met betrekking tot pensioenpremies voor medewerkers welke gedetacheerd zijn bij Internationale Volkenrechtelijke organisaties (€ 0,05 mln.) en de openstaande vorderingen van veiligheidsonderzoeken (€ 1,2 mln.).

Artikel 3 Woningmarkt

Het saldo betreft voornamelijk de door Belastingdienst ingestelde terugvorderingen (€ 397,9 mln.) van verstrekte huurtoeslagen.

Artikel 4 Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit

Het betreft vorderingen (€ 3,0 mln.) welke in beheer zijn bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). De grootste vordering (€ 2,9 mln.) heeft betrekking op het Fonds energiebesparing huursector (FEH).

Artikel 5 Ruimtelijke ordening en omgevingswet

Dit betreft een verrekening in het kader van het onderzoek ontwerpthema’s Amsterdam Zuidoost.

Artikel 6 Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving

Betreft afrekeningen (decharge/vaststellingen) van diverse bijdragen aan Logius en ICTU vanwege de gemaakte bestuurlijke afspraken rondom de governance en financiering van de Eenduidige Normatiek Single Information Audit (ENSIA). Vanwege het niet volledig uitputten van de diverse bijdragen is er een vordering (€ 1,1 mln.) opgenomen.

Artikel 7 Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid

Dit betreft een doorbelasting (€ 0,04 mln.) van het programma Optimalisatie Dienstverlening Werkplek Rijkskantoren (ODWR) aan het Ministerie van Financiën.

Artikel 11 Centraal apparaat

De openstaande vorderingen betreffen nog van diverse ministeries en baten-lastenagentschappen te ontvangen bedragen op basis van dienstverleningsafspraken aangaande geleverde plusdiensten of maatwerk (€ 1,0 mln.). Daarnaast staan er nog vorderingen open met betrekking tot uit-detacheringen (€ 0,6 mln.) en bij Doc-Direct betreffende restwerkzaamheden (€ 0,6 mln.) waarbij de betalingen in 2020 volgen.

Ad 12. Voorschotten

Ad 12a. Tegenrekening voorschotten

De saldi van de per 31 december 2019 openstaande voorschotten en van de in 2019 afgerekende voorschotten worden hieronder per ontstaansjaar gespecificeerd:

Tabel 108 Overzicht voorschotten naar ontstaansjaar (excl. toeslagen) (bedragen in €)

Ontstaansjaar

Stand 01-01-2019

Invlechting IenW

Overig

Gecorrigeerde stand1-1-2019

Verstrekt 2019

Afgerekend 2019

Stand per 31-12-2019

t/m 2015

302.311.528

35.000.000

0

337.311.528

0

7.333.054

329.978.474

2016

140.951.091

0

0

140.951.091

0

50.487.759

90.463.332

2017

137.620.348

0

‒ 960.600

136.659.748

0

55.734.448

80.925.300

2018

439.467.230

0

0

439.467.230

0

293.189.341

146.277.889

2019

0

0

0

0

504.831.469

11.867.176

492.964.293

Totaal (excl. toeslagen)

1.020.350.197

35.000.000

‒ 960.600

1.054.389.597

504.831.469

418.611.778

1.140.609.288

        

Toeslagen

Stand per 01-01

   

Verstrekt 2019

Afgerekend 2019

Stand per 31-12-2019

Toeslagjaar vóór 2014

0

   

0

0

0

Toeslagjaar 2014

3.055.937

   

0

2.801.129

254.808

Toeslagjaar 2015

8.698.938

   

0

6.299.223

2.399.715

Toeslagjaar 2016

37.698.604

   

0

34.367.226

3.331.378

Toeslagjaar 2017

307.023.686

   

0

284.894.522

22.129.164

Toeslagjaar 2018

3.617.356.634

   

38.593.466

3.393.968.458

261.981.642

Toeslagjaar 2019

328.083.661

   

3.309.620.399

0

3.637.704.060

Toeslagjaar 2020

0

   

334.433.301

0

334.433.301

Totaal Toeslagen

4.301.917.461

   

3.682.647.165

3.722.330.558

4.262.234.068

        
 

Stand per 01-01

   

Verstrekt 2019

Afgerekend 2019

Stand per 31-12-2019

TOTAAL

5.356.307.058

   

4.187.478.634

4.140.942.336

5.402.843.356

Tabel 109 Overzicht openstaande voorschotten per artikel (bedragen in €)

Art.

Omschrijving artikel

Saldo

1

Openbaar bestuur en democratie

53.198.911

2

Nationale veiligheid

3.366.812

3

Woningmarkt

4.322.602.333

4

Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit

207.122.111

5

Ruimtelijke ordening en omgevingswet

455.122.914

6

Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving

231.569.162

7

Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid

34.825.863

9

Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

77.449.200

11

Centraal apparaat

16.403.500

12

Algemeen

1.182.550

   
 

Totaal openstaande voorschotten

5.402.843.356

Toelichting

Artikel 1 Openbaar bestuur en democratie

Het openstaande saldo bestaat uit de bevoorschotting van politieke partijen (€ 14,3 mln.) op grond van de Wet Financiering politieke partijen en aan de Oorlogsgravenstichting verstrekte voorschotten (€ 3,4 mln.). Met betrekking tot het interbestuurlijk programma zijn er diverse bijdragen geleverd aan onder andere ICTU, UWV en VNG waarbij een totaal van € 6,3 mln. aan voorschotten nog openstaan ter verantwoording in 2020. Ook voor het actieprogramma ten behoeve van versterking democratie en bestuur staan nog € 1,8 mln. aan voorschotten open die in 2020 worden verantwoord. Daarnaast staat er nog een voorschot open (€ 1,8 mln.) aan ICTU ten behoeve van bijdragen aan verschillende City Deals.

Daarnaast heeft ProDemos een voorschot ontvangen van € 5,6 mln. voor twee subsidies. Dit betreft naast haar jaarlijkse subsidie (€ 4,8 mln.) ook een incidentele subsidie voor reiskosten voortgezet onderwijsscholen educatief bezoek parlement (€ 0,6 mln.). Met betrekking tot subsidies voor de doorontwikkeling Agenda Stad en City Deals staat er een voor € 1,0 mln. aan voorschotten open.

Ook hebben er voorschotten plaatsgevonden (€ 1,2 mln.) voor een bijdrage aan Woonlinie en een subsidie aan Aert Swaens met betrekking tot het verbeteren van de leefomgeving - nieuwbouw, beheer en onderhoud - op Saba. Daarnaast staat er nog een voorschot (€ 1,4 mln.) open betreffende een subsidie aan Woonstichting Thuis voor nieuwbouw en renovatie sociale woningen Caribisch Nederland. De looptijd is verlengd tot oktober 2021.

Artikel 2 Nationale veiligheid

De openstaande voorschotten op dit artikel hebben met name betrekking op de bevoorschotting van Loyalis over de jaren 2016 (€ 0,6 mln.), 2017 (€ 0,9 mln.), 2018 (€ 1,0 mln.) en 2019 (€ 0,9 mln.).

Artikel 3 Woningmarkt

Dit saldo betreft voornamelijk openstaande voorschotten (€ 4.262 mln.) die betrekkingen hebben op huurtoeslagen waarvoor nog geen definitieve toekenning van het toeslagrecht door de Belastingdienst heeft plaats gevonden. Daarnaast is er een subsidie toegekend aan de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuis van totaal € 38 mln. voor de binnenstedelijke transformatie. Hiervoor is een tweede voorschot van € 10 mln. in 2019 verstrekt. Het totale voorschot van € 38 mln. kent een einddatum van december 2028.

Artikel 4 Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit

Aan de Stichting Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) is de afgelopen jaren een voorschot verleend van € 128 mln. ten behoeve van de financiering voor het treffen van energiebesparende maatregelen door particulieren. Voorts is in het kader van energiebesparing een subsidie van € 20 mln. voor de Stichting Fonds Duurzaam Funderingsherstel verleend als eigen vermogen voor het fonds. Deze kent een doorlooptijd tot in 2035. Ook staan op dit artikel voor € 26,6 mln. aan voorschotten open voor de vergoeding van mensuren en projectmiddelen aan RVO.nl.

Artikel 5 Ruimtelijke ordening en omgevingswet

De afgelopen jaren is er voor een totaal van € 265,3 mln. aan voorschotten uitgekeerd voor projecten ruimtelijke kwaliteit (BIRK). Het betreft o.a. Delft (€ 78,1 mln.), Utrecht NSP (€ 54,5 mln.), Den Haag NSP (€ 34 mln.), Rotterdam Stadshaven (24,8 mln.) en Breda NSP en Venlo (€ 34,4 mln.). Daarnaast heeft het Kadaster voorschotten (€ 69,6 mln.) ontvangen voor activiteiten binnen de nationale geo-informatie infrastructuur en voor Tactische Beheer Organisatie (TBO). Op basis van verantwoording in kwartaal- en jaarrapportages zullen deze verder worden afgewikkeld. Aan het RWS is een bijdrage voor het informatiepunt gegeven waarvoor nog een voorschot openstaat van € 24,4 mln. Voor de Crisis en Herstelwet staat nog € 10 mln. aan voorschotten open betreffen een bijdrage aan de VNG (€ 5 mln.) en aan de gemeente Rotterdam (€ 5 mln.).

Artikel 6 Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving

Met betrekking tot bijdrage aan Agentschap Telecom staan er voor toezichtstaken nog voorschotten (€ 3,4 mln.) open uit de jaren 2018 en 2019. Een deel van de verantwoording is eind 2019 ontvangen en wordt begin 2020 afgehandeld. Ook de Kamer van Koophandel heeft voorschotten (€ 9,0 mln.) mogen ontvangen, onder andere voor Mijnoverheid voor Ondernemers en digitale ondernemersplein. Verantwoording vindt in 2020 plaats. Voor EID, DigiD hoog, programma Machtigingen IP, e-procurement, diginetwerk, MijnOverheid, eIDAS en GDI heeft Logius in 2018 en 2019 een totaal van € 76,8 mln. aan voorschotten gekregen. Deze worden in 2020 en 2021 afgehandeld. Voor de doorontwikkeling en beheer van Overheid.nl en de invoering van de nieuwe bekendmakingswetgeving heeft UBR voorschotten ontvangen (€ 2,4 mln.). Deze worden grotendeels in 2021 na verantwoording afgehandeld. RDW heeft een drietal voorschotten (€ 4,0 mln.) gekregen voor bijdrage aan eID-applet. Verwachting is dat deze in 2020 worden afgerekend. Met betrekking tot de RvIG staat een totaal van € 39,2 mln. aan voorschotten open vanuit de jaren 2017 tot en met 2019. Deze hebben veelal betrekking op BRP, Transitie en continuiteit van LAA en eIDAS en de eindveranwoording wordt in 2020 verwacht. Ook staan er voorschotten (€ 8,7 mln.) open voor Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voor onder andere berichtenbox en e-factureren. Daarnaast staan er voor voorschotten (€ 5,3 mln.) ten behoeve van subsidies aan de VNG open voor onder andere project Haal Centraal en notificatieservice en voorschotten (€ 37,4 mln.) aan ICTU inzake Landelijk Aanpak Adreskwaliteit.

Artikel 7 Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid

Het openstaande saldo bestaat grotendeels uit de bevoorschotting van de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (€ 8,8 mln.), ten behoeve van de pensioenen van gepensioneerd personeel uit de voormalige overzeese gebieden. Daarnaast zijn er aan ICTU voorschotten (€ 5,7 mln.) verstrekt in de jaren 2016 tot en met 2019 inzake kennisbank, vensters en internetspiegel. Na ontvangst van dechargeverzoeken en/of verantwoordingsstukken worden deze voorschotten vastgesteld. Ook zijn voorschotten (€ 2,3 mln.) verstrekt aan de stichtingen Centrum voor Arbeidsverhouding Overheidspersoneel (CAOP), Stichting Verdeling Overheidsbijdragen (SVO) en Verbond Sectorwerkgevers Overheid (VSO). Ook staat er nog een voorschot open (€ 3,4 mln.) aan Stichting A+O Fonds Rijk op basis van een jaarlijkse subsidieregeling arbeidsmarktmiddelen waarbij de vaststelling in 2020 plaatsvindt. Daarnaast zijn er nog voorschotten opgenomen voor de versterking HR ICT rijksdienst 2019 (€ 4,7 mln.) en voor diverse projecten en opdrachten door ECO&P voor het programma arbeidsmarktcommunicatie (€ 5,3 mln.).

Artikel 9 Uitvoering rijksvastgoedbeleid

Het openstaande saldo betreft grotendeels een voorschot aan het RVB van € 70,4 mln. voor de zakelijke lasten en voor het uitvoeren van het rijkshuisvestingsbeleid met betrekking tot de beheer en plankosten, beheer monumenten, energiebesparing, ondersteuning en stimulering architectonische kwaliteit. Na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie zal dit voorschot in de loop van 2020 worden afgewikkeld.

Artikel 11 Centraal apparaat

De openstaande voorschotten op dit artikel betreffen voornamelijk de bevoorschotting van Loyalis over de afgelopen jaren (€ 16,4 mln.). De voorschotten Loyalis zullen na ontvangst en beoordeling van de verantwoordingsinformatie in 2020 en volgende jaren worden afgewikkeld.

Artikel 12 Algemeen

De openstaande voorschotten bestaan onder andere uit de bevoorschotting van het programma NSOB intelligent bestuur, subsidie overheidsmanager van het jaar en subsidie ten behoeve van etnografisch promotieonderzoek (€ 0,3 mln.), en voor een meerjarige samenwerkingsband ten behoeve van Kennisbank Openbaar Bestuur (€ 0,1 mln.). Daarnaast zijn er voorschotten (€ 0,3 mln.) verstrekt aan het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis inzake staatscommissie en Stichting Montesquieu ten behoeve van kennisdeling en -verspreiding, waarbij op basis van jaarlijkse verantwoording wordt afgerekend. Ook is er een voorschot opgenomen voor de Technische Universiteit Delft ten behoeve van het AIVD expert – en onderzoeksprogramma (€ 0,3 mln.).

Ad 13. Garantieverplichtingen

Ad 13a. Tegenrekening Garantieverplichtingen

Tabel 110 Overzicht stand garantieverplichtingen (bedragen in €)

Verplichtingen per 1/1

27.670.168

 

Aangegane verplichtingen in het verslagjaar

0

+/+

 

27.670.168

 

Tot betaling gekomen in 2019

0

-/-

Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

0

-/-

   

Totaal

27.670.168

 

Het betreft de verstrekking van een rekening-courantkrediet aan de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (€ 2,5 mln.) en de verstrekking van hypotheekgaranties (€ 0,2 mln.). Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten.

Daarnaast is er vanuit de conversie I&W de kredietfaciliteit van € 25 miljoen – die gekoppeld is aan de rekening-courant met het Minister van Financiën – overgenomen. Deze is in december 2008 ingevoerd tegen een rente die is gebaseerd op EONIA fixing. De kredietfaciliteit heeft een onbeperkte looptijd.

Niet in de balans opgenomen garantieverplichtingen

Tabel 111 Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2018

Verleend 2019

Vervallen 2019

Uitstaande garanties 2019

Garantieplafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening 2019

Artikel 3 Woningmarkt1

Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

79.763.000

6.327.000

6.029.000

80.061.000

n.v.t.

Artikel 3 Woningmarkt2

Nationale Hypotheekgarantie (NHG)

205.000.000

23.000.000

28.000.000

200.000.000

167.300.000

Artikel 7 Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid3

Rijkshypotheeksgaranties

23

0

6

17

170

Totaal

 

284.763.023

29.327.000

34.029.006

280.061.017

170

167.300.000

X Noot
1

Bron: Jaarverslag WSW 2018 en voorlopige cijfers 2019.

X Noot
2

Bron: Jaarverslag WEW 2018 en voorlopige cijfers 2019. Het gegarandeerd vermogen was, volgens het vierde kwartaalbericht van 2019 van NHG, ultimo 2019 € 214 mld. NHG voert in de eerste helft 2020 echter verbeteringen door in de kwaliteit van NHG-garantiegegevens. Correctie hiervoor leidt tot een daling van het aantal actieve garanties en het gegarandeerd vermogen, waarbij het gegarandeerd vermogen ultimo 2019 naar verwachting uitkomt op € 200 mld. In het jaarverslag van NHG over 2019 zal het definitieve gegarandeerd vermogen ultimo 2019 gerapporteerd worden.

X Noot
3

Tot en met 2017 viel dit onder artikel 3 van begrotingshoofdstuk 18 - Wonen en Rijksdienst. In 2018 viel dit onder artikel 8 van begrotingshoofdstuk 7 - Binnenlandse Zaken en koninkrijksrelaties.

Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) zorgt dat de deelnemende woningcorporaties toegang hebben tot de kapitaalmarkt tegen zo optimaal mogelijke financieringskosten. Dit doet het WSW door borg te staan voor de rente- en aflossingsverplichting van door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties. Op het moment dat een woningcorporatie niet aan de rente- en aflossingsverplichting voor een door WSW geborgde lening voldoet, kan een geldverstrekker aanspraak doen op het WSW.

Het Rijk en de gemeenten vormen de achtervang voor het WSW. Dit houdt in dat het Rijk en de gemeenten (beide voor 50%) een renteloze lening aan het WSW verstrekken indien het WSW onvoldoende liquide middelen heeft om aan zijn verplichtingen te voldoen.

Het WSW beschikt over een fondsvermogen en kan daarnaast indien nodig obligo ophalen bij de deelnemende woningcorporaties ter hoogte van maximaal € 3 mld. Ook kunnen woningcorporaties in financiële problemen onder bepaalde voorwaarden een aanvraag doen voor saneringssteun. Saneringssteun wordt bekostigd via een heffing aan corporaties. Alle woningcorporaties zijn op basis van de wet verplicht om deze heffing te betalen. Er kan tot maximaal 5% van de huursom (circa € 760 mln.) per jaar worden geheven. Financiële problemen bij corporaties worden in eerste instantie dus betaald door WSW en de corporatiesector zelf via het obligo en de saneringsheffing. Pas daarna komen Rijk en gemeenten in beeld via de achtervang. De achtervang is nog nooit aangesproken. De kans dat dit in de toekomst zal gebeuren, wordt zeer klein geacht. Per eind 2019 heeft het WSW € 80,1 miljard (voorlopig cijfer) aan garanties uitstaan.

Tabel 112 Achterborgstelling: Waarborgfonds Sociale Woninbouw (WSW) (bedragen x € 1 mln.)

Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)1

2018

2019

Achterborgstelling

79.763

80.061

Bufferkapitaal

535

527

Obligo

3.017

3.036

Stand risicovoorziening

n.v.t.

n.v.t.

X Noot
1

Bron: Jaarverslag WSW 2018 en voorlopige cijfers 2019.

De achterborgstelling (bedrag aan gegarandeerde leningen) en het obligo nemen toe. Dit is in lijn met de Prognose Informatie. Daarmee is sprake van een kentering van de trend van de afgelopen jaren waarin de achterborgstelling en het obligo een dalende lijn lieten zien. Het bufferkapitaal daalde in 2019 door het kortlopende deel van de betaalverplichting voor de dienst der lening van woningcorporaties Stichting Humanitas Huisvesting (SHH) en de Woonstichting Geertruidenberg (WSG).

Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Het Rijk is de achtervanger bij het WEW. Dit betekent dat, zodra het WEW onvoldoende risicovermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen, het Rijk zich verplicht heeft gesteld om achtergestelde renteloze leningen te verschaffen. Tot 2011 was het Rijk samen met de gemeenten achtervanger. Vanaf 1 januari 2011 is alleen het Rijk achtervanger, voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.

Tabel 113 Achterborgstelling: Nationale Hypotheekgarantie (NHG) (bedragen x € 1 mln.)

Nationale Hypotheekgarantie (NHG)1

2018

2019

Achterborgstelling

205.000

200.000

Bufferkapitaal

1.265

1.380

Obligo

n.v.t.

n.v.t.

Stand risicovoorziening

137,6

167,3

X Noot
1

Bron: Jaarverslag WEW 2018 en voorlopige cijfers 2019. Het gegarandeerd vermogen was, volgens het vierde kwartaalbericht van 2019 van NHG, ultimo 2019 € 214 mld. NHG voert in de eerste helft 2020 echter verbeteringen door in de kwaliteit van NHG-garantiegegevens. Correctie hiervoor leidt tot een daling van het aantal actieve garanties en het gegarandeerd vermogen, waarbij het gegarandeerd vermogen ultimo 2019 naar verwachting uitkomt op € 200 mld. In het jaarverslag van NHG over 2019 zal het definitieve gegarandeerd vermogen ultimo 2019 gerapporteerd worden.

De ontwikkeling van het aantal verliesdeclaraties is in 2019 verder gedaald van € 16,8 mln. in 2018 naar € 5,3 mln. in 2019. Deze afname is te verklaren door marktontwikkelingen en het beleid van het WEW. De prognose van de achterborgstelling ultimo 2019 is € 200 mld. Tegelijkertijd is het garantievermogen van het waarborgfonds verder toegenomen tot, naar verwachting, € 1,38 mld. Deze ontwikkeling is voornamelijk toe te schrijven aan een verdere groei van het aantal afgesloten garanties, in combinatie met een verdere afname van het aantal verliesdeclaraties en het gemiddelde verliesbedrag. In het actuarieel onderzoek van het WEW uit het derde kwartaal van 2019 wordt voor de periode 2019 ‒ 2024 geen aanspraak op de achtervang van het Rijk voorzien.

Voor de achtervangfunctie van het Rijk draagt het WEW een vergoeding af aan het Rijk. In 2019 bedroeg deze afdracht 0,15% van iedere nieuwe afgegeven hypotheekgarantie. Deze afdracht wordt doorberekend aan de consument. In 2019 heeft het Rijk de afdrachten over het boekjaar 2018, ter grootte van afgerond € 29,8 mln., ontvangen. Dit bedrag is in de daartoe bestemde risicovoorziening gestort.

Garantie Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf

Bij de overkomst van het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf van het Ministerie van Financiën naar Wonen en Rijksdienst per 1-1-2013 heeft Wonen en Rijksdienst een door het Ministerie van Financiën verleende garantie overgenomen. Inmiddels heeft Binnenlandse Zaken Koninkrijksrelaties zich garant gesteld voor de eventuele verliezen op gebiedsontwikkelingsprojecten van het Rijksvastgoedbedrijf nu Wonen en Rijksdienst is opgeheven. De garantie is gemaximeerd tot een bedrag van € 201,5 mln. (het vorderingenplafond). Indien de directe opbrengst van het grondexploitatieprojecten lager zijn dan de verwachte geactiveerde kosten, staat het Ministerie van Financiën via het Ministerie van BZK garant voor in totaal € 201,5 mln.

Mocht een gebiedsontwikkelingsproject echter later toch leiden tot een betaling van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan het Rijksvastgoedbedrijf wordt dit budgettair gedekt uit het generale beeld (via het Ministerie van Financiën).

Ad 14. Andere verplichtingen

Ad 14a. Tegenrekening andere verplichtingen

Tabel 114 Overzicht verplichtingen (bedragen in €)

Verplichtingen per 1/1

625.561.904

 

Aangegane verplichtingen in het verslagjaar

5.645.748.366

+/+

 

6.271.310.270

 
   

Tot betaling gekomen in 2019

5.616.794.000

-/-

Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

12.853.366

-/-

   

Totaal

641.662.904

 

Toelichting:

De toelichting heeft betrekking op de negatieve bijstellingen die per saldo een omvang hebben van meer dan 10% en of meer dan € 0,1 mln. ten opzichte van de verplichtingenstand per 31-12-2018.

Artikel 1 Openbaar bestuur en democratie

Bij de afrekening van de VNG waren de kosten lager dan in 2018 geschat. Hiervoor is de verplichting met € 0,2 mln. neerwaarts bijgesteld. In het contract met RIGO betreffende de leefbaarometer waren extra kosten opgenomen voor mogelijk meerwerk naar aanleiding van de uitkomsten. Deze hebben zich niet volledig voorgedaan. Dit resulteerde in een bijstelling van € 0,2 mln.

Artikel 3 Woningmarkt

Voor het waarborgfonds sociale woningbouw is op basis van de werkelijke kosten voor saneringssteun en uitvoeringskosten 2018 twee verplichtingen negatief bijgesteld (€ 0,4 mln.).

Artikel 4 Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit

Door een lager uurtarief heeft Stichting BIM-loket een kleine onderuitputting gerealiseerd waardoor de bijbehorende verplichting naar beneden moest worden bijgesteld (€ 0,1 mln.). Voor de voorlichtingscampagne energiebesparing is bij de vaststelling geconstateerd dat de verplichting te hoog was ingesteld (€ 0,1 mln.). Daarnaast is na de conversie van begrotingshoofdstuk XVIII geconstateerd dat de verplichting voor de jaaropdracht van RVO 2017 moest worden bijgesteld (€ 0,2 mln.).

Artikel 5 Ruimtelijke ordening en omgevingswet

Een eindafrekening met de VNG heeft ervoor gezorgd dat de verplichting voor Uitwerking Informatie Voorziening Omgevingswet naar beneden moest worden bijgesteld (€ 0,2 mln.). Bij de overkomst van I&W was er een lopend contract dat binnen het raamcontract van BZK viel. Deze verplichting (€ 0,4 mln.) is daarom afgeboekt.

Artikel 6 Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving

Het programma Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA) van ICTU is in de loop van 2019 geleidelijk door RvIG in beheer genomen. Daardoor dalen de kosten bij ICTU. Met de bijgestelde prognoses voor 2019 kan de verplichting aan ICTU worden verlaagd (€ 1,3 mln.). Daarnaast is een deel van de verplichting met betrekking tot het jaar 2018 voor het programma LAA op basis van prognoses uit 2019 bijgesteld (€1,0 mln.).

Artikel 7 Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid

De meerjarige bijdragen voor continuering SCP-arbeidspanels aan ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is middels een overboeking geregeld. De verplichting (€ 0,1 mln.) is daarmee afgeboekt. De meldtool voor de normering topinkomen is per 1 januari 2018 opgeheven, de daarmee verbonden verplichting (€ 0,1 mln.) is na de laatste betalingen afgeboekt. Daarnaast heeft er een bijstelling (€ 0,5 mln.) op de verplichting van SAIP 2018 plaatsgevonden in verband met een herstructurering en een bijstelling (€ 0,2 mln.) op een verplichting van ICTU in verband met verkeerde instrumentkeuze.

Artikel 11 Centraal apparaat

Op het personele vlak hebben er een aantal negatieve bijstelling plaatsgevonden naar aanleiding van wijzigingen in contracten door detacheringen of wijziging van mantel of eerder uit dienst te treden (€ 1,2 mln.). Daarnaast heeft er een aanpassing plaats gevonden in een facilitaire overeenkomst (€ 0,1 mln.) en een verplichting is middels de derdenrekening afgehandeld. Ook is er een factuur ten onrechte afgeboekt op de verplichtingenstand 2019 in plaats van 2018 en voldaan onrechte afgeboekt van de verplichting 2019. De verplichting (€ 0,3 mln.) uit 2018 is later op nul gesteld.

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Betreft een opdracht voor het Tactisch Beheer 2020 waarvoor een offerte ontvangen is van € 22,4 mln. Onderhandelingen over de offerte zijn nog gaande maar voor de tussentijdse doorgang van activiteiten is een voorschot verstrekt van € 10 mln. Deze staat als verplichting open. Het restant van € 12,4 mln. kan als informele verplichting worden gezien.

Betreft een opdracht aan RWS voor de afbouw basisniveau, exploitatie voorbereiding en implementatie. In het kader van de eerste twee onderdelen is een verplichting aangegaan van € 2 mln. om de werkzaamheden in de eerste periode niet te stageneren, maar over de hoogte van de totale offerte zijn nog onderhandelingen gaande. Het restant van € 7,7 mln. kan als informele verplichting worden gezien.

18. WNT-verantwoording 2019 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen – al dan niet fictieve – dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk bezoldigingsmaximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstbetrekking vallen buiten de reikwijdte van de wet.

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het algemeen bezoldigings­maximum bedraagt in 2019 € 194.000.

In 2019 kan voor het eerst de situatie zich voordoen dat een topfunctionaris die stopt met zijn werkzaamheden als topfunctionaris maar een dienstverband behoudt bij dezelfde WNT-instelling in een andere functie, niet zijnde een leidinggevende of toezichthoudende topfunctionaris, nog aangemerkt blijft als topfunctionaris. De normering als topfunctionaris geldt voor vier jaar vanaf het moment dat betrokkene geen leidinggevende of toezichthoudende topfunctionaris meer is. Deze bepaling geldt vanaf 1-1-2018 en doet zich, gezien het feit dat de ex-topfunctionaris de functie vervuld moet hebben voor een periode van tenminste twaalf maanden pas vanaf 1-1-2019 voor.

Er is een extra tabel opgenomen voor het bepalen van de totale bezoldiging teneinde deze af te zetten tegen het instellingsmaximum.

Tabel 115 Bezoldiging van topfunctionarissen

Naam instelling

Naam topfunctionaris

Functie

Datum aanvang dienstverband(indien van toepassing)

Datum einde dienstverband (indien van toepassing)

Omvang dienstverband in fte(+ tussen haakjes omvang in 2018))

Op externe inhuurbasis (nee; ≤ 12 kalender-mnd; > 12 kalender-mnd)

Beloning plus onkostenvergoedingen (belast)(+ tussen haakjes bedrag in 2018)

Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn(+ tussen haakjes bedrag in 2018)

Totale bezoldiging in 2019(+ tussen haakjes bedrag in 2018)

Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum

Motivering (indien overschrijding)

BZK/TMG

Dhr. P.J. Aalbersberg

Nationaal Coördinator Terrrorismebestrijding en Veiligheid JenV

1-2-2019

 

1

nee

150.376

19.258

169.634

177.523

 

BZK/TMG

Dhr. G.J.C.M. Bakker

Hoofddirecteur DJI JenV

  

1 (1)

nee

158.760 (72.723)

20.695 (9.475)

179.455 (82.198)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. R.J. Barendse

Plv.SG JenV tot 5-7-2019 Buitengewoon Adviseur BZK vanaf 5 juli 2019

  

1 (1)

nee

158.850 (152.609)

20.556 (18.931)

179.406 (171.540)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. H.J. Beentjes

Hoofddirecteur Financiën Management en Control IenW

  

1 (1)

nee

144.528 (54.788)

20.212 (7.743)

164.740 (62.531)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. A. van Berckel-van de Langemheen

Hoofddirecteur IND JenV

  

1 (1)

nee

158.347 (142.541)

20.586 (17.327)

178.933 (159.868)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. A. Berg

DG VWS

  

1 (1)

nee

165.807 (161.339)

20.817 (19.197)

186.624 (180.536)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. R.A.C. Bertholee

Buitengewoon Adviseur BZK

  

0,92 (1)

nee

134.074 (147.460)

18.710 (18.787)

152.784 (166.247)

177.760

 

BZK/TMG

Mevr. A.W.H. Bertram

DG BZK

  

1 (1)

nee

169.335 (159.850)

20.908 (19.245)

190.243 (179.095)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. E.A. Bien

Hoofddirecteur Financiën en Control DEF

1-1-2019

 

1

nee

139.557

20.028

159.585

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. M.C.A. Blom

DG IenW

  

1 (1)

nee

173.048 (165.808)

20.946 (19.373)

193.994 (185.181)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. M.J. Boereboom

DG OCW

  

1 (1)

nee

171.591 (167.115)

20.983 (19.358)

192.574 (186.473)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. J.A. van den Bos

IG IenW

  

1 (1)

nee

172.737 (169.439)

21.051 (19.305)

193.788 (188.744)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. J.G. Bos

IG Inspectie JenV

  

1 (1)

nee

160.756 (156.362)

20.665 (19.156)

181.421 (175.518)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. J.M.G. Brandt

SG BZ

  

1 (1)

nee

170.913 (163.914)

20.888 (19.248)

191.801 (183.162)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. H.M. Brons

DG BZK

  

1 (1)

nee

172.889 (169.198)

21.064 (19.764)

193.953 (188.962)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. J. Brug

DG VWS

  

1 (1)

nee

171.138 (48.861)

21.059 (6.018)

192.197 (54.879)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. G.J. Buitendijk

DG SZW

  

1 (1)

nee

171.054 (163.990)

20.892 (19.354)

191.946 (183.344)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. C. van der Burg

DG VWS tot 1-9-2019 DG IenW vanaf 1-9-2019

  

1 (1)

nee

168.988 (166.066)

20.874 (19.326)

189.862 (185.392)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. M.R.P.M. Camps

SG EZK

  

1 (1)

nee

172.129 (165.063)

20.926 (19.307)

193.055 (184.370)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. G.E.A. van Craaikamp

Plv. SG VWS tot 1-6-2019 SG DEF vanaf 1-6-2019

  

1 (1)

nee

168.229 (162.368)

20.710 (19.219)

188.939 (181.587)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. J.A.A.M. van Diemen - Steenvoorde

IG VWS

  

1 (1)

nee

180.792 (187.524)

21.239 (19.954)

202.031 (207.478)

194.000

De overschrijding is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 lid 8 WNT (afbouw overgangsrecht)

BZK/TMG

Dhr. M.E.P. Dierikx

ABDTOPconsultant BZK

 

5-10-2019

1 (1)

nee

133.157 (158.837)

15.808 (19.159)

148.965 (177.996)

147.227

De overschrijding is het gevolg van de in 2019 uitbetaalde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering. Deze kan worden toegerekend aan eerdere jaren. Hierdoor is er in 2019 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT.

BZK/TMG

Mevr. A.G. van Dijk

DG JenV

  

1 (1)

nee

148.377 (10.575)

20.319 (1.542)

168.696 (12.117)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. H.A.M. van Dongen

Plv. SG SZW tot 11-11-2019 Programma DG Stikstof LNV vanaf 11-11-2019

  

1 (1)

nee

150.014 (102.734)

20.028 (14.634)

170.042 (117.368)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. J.H. Dronkers

DG/loco SG IenW

  

1 (1)

nee

173.006 (166.956)

20.979 (19.435)

193.985 (186.391)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. B.E. van den Dungen

DG VWS

  

1 (1)

nee

173.021 (169.361)

20.965 (19.324)

193.986 (188.685)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. W.A. van Ee

Plv. SG BZ

  

1 (1)

nee

150.564 (139.571)

20.226 (18.365)

170.790 (157.936)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. A.J.I. van den Ende

DG BZ

1-10-2019

 

1

nee

42.046

5.034

47.080

48.899

 

BZK/TMG

Mevr. J.G. Vegter

DG JenV

 

1-11-2019

1 (1)

nee

150.913 (167.911)

17.505 (19.375)

168.418 (187.286)

161.578

De overschrijding is het gevolg van de in 2019 uitbetaalde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering. Deze kan worden toegerekend aan eerdere jaren. Hierdoor is er in 2019 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT.

BZK/TMG

Dhr. M.M. Frequin

DG IenW tot 1-9-2019 Buitengewoon Adviseur BZK vanaf 1-9-2019

  

1 (1)

nee

172.051 (167.418)

21.003 (19.360)

193.054 (186.778)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. A.F. Gaastra

DG EZK

  

1 (1)

nee

169.211 (169.392)

21.051 (19.295)

190.262 (188.687)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. M.P. van Gastel

ABDTOPconsultant tot 19-4-2019 Buitengewoon Adviseur BZK vanaf 19-4-2019

  

1 (1)

nee

164.752 (164.658)

20.985 (19.366)

185.737 (184.024)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. M. Gazenbeek

Plv. SG DEF

  

1 (1)

nee

149.398 (145.308)

20.345 (18.720)

169.743 (164.028)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. W.J.P. Geerts

SG DEF

 

1-8-2019

1 (1)

nee

94.779 (169.392)

12.280 (19.295)

107.059 (188.687)

112.679

 

BZK/TMG

Mevr. L.B.J. van Geest

Directeur Centraal Planbureau EZK

  

1 (1)

nee

172.920 (169.376)

21.080 (19.381)

194.000 (188.757)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. E. Gerritsen

SG VWS

  

1 (1)

nee

172.885 (169.372)

21.051 (19.335)

193.936 (188.707)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. J.C. Goet

SG LNV

  

1 (1)

nee

172.842 (169.482)

21.157 (19.324)

193.999 (188.806)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. B. ter Haar

DG SZW tot 1-6-2019 Buitengewoon Adviseur BZK vanaf 1-6-2019

  

1 (1)

nee

167.545 (161.338)

20.817 (19.197)

188.362 (180.535)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. M.J. Hammersma

SG OCW

  

1 (1)

nee

172.581 (167.919)

21.007 (19.466)

193.588 (187.385)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. H.A. Harmsma

Algemeen Directeur Rijksdienst voor Ondernemend Nederland EZK

  

1 (1)

nee

151.902 (145.307)

20.345 (18.716)

172.247 (164.023)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. P.F. Hasekamp

DG FIN

  

1 (1)

nee

170.741 (166.152)

20.958 (19.339)

191.699 (185.491)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. A. Haspels

DG BZ

 

13-7-2019

1 (1)

nee

79.770 (158.360)

11.031 (19.057)

90.801 (177.417)

102.581

 

BZK/TMG

Dhr. D.G.T.M. Heerschop

ABDTOPconsultant BZK

1-6-2019

 

1

nee

93.519

12.255

105.774

113.742

 

BZK/TMG

Dhr. P.R. Heij

DG IenW

  

1 (1)

nee

172.928 (169.590)

21.072 (19.410)

194.000 (189.000)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. K. van der Heijden

DG BZ

1-8-2019

 

1

nee

61.918

8.257

70.175

81.321

 

BZK/TMG

Dhr. C.A. Herstel

DG SZW

1-6-2019

 

1

nee

89.649

11.868

101.517

113.742

 

BZK/TMG

Dhr. J.P. Hoogeveen

Buitengewoon Adviseur BZK

  

1 (1)

nee

170.068 (165.402)

21.126 (19.496)

191.194 (184.898)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. P.H.A.M. Huijts

SG AZ

  

1 (1)

nee

172.912 (169.389)

21.056 (19.359)

193.968 (188.748)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. N. van Hulst

Buitengewoon Adviseur BZK

  

1 (1)

nee

159.654 (145.007)

20.832 (19.114)

180.486 (164.121)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. A.H.M. de Jong

ABDTOPconsultant BZK

  

1 (1)

nee

166.931 (163.793)

20.876 (19.256)

187.807 (183.049)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. E.J. van Kempen

DG BZK

  

1 (1)

nee

159.740 (129.357)

20.555 (15.479)

180.295 (144.836)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. A.J.M. Kerkvliet

Algemeen Directeur Auditdienst Rijk FIN

  

1 (1)

nee

143.463 (118.885)

20.186 (15.156)

163.649 (134.041)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. R.J.A. Kerstens

ABDTOPconsultant BZK

  

1 (1)

nee

172.902 (171.113)

21.098 (19.491)

194.000 (190.604)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. A.B.C. de Klerck

DG BZK

  

1 (1)

nee

161.212 (155.305)

20.718 (18.945)

181.930 (174.250)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. T.F. Kockelkoren

IG EZK

  

1 (1)

nee

144.141 (69.480)

20.134 (9.228)

164.275 (78.708)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. E.B.K. van Koesveld

DG VWS

1-10-2019

 

1

nee

43.812

5.083

48.895

48.899

 

BZK/TMG

Dhr. C.B.F. Kuijpers

DG BZK

  

1 (1)

nee

172.953 (169.134)

21.046 (19.404)

193.999 (188.538)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. K. Kuipers

Plv. SG SZW

18-11-2019

 

1

nee

15.062

2.355

17.417

23.386

 

BZK/TMG

Dhr. M.J. Kuipers

IG SZW

  

1 (1)

nee

165.427 (165.099)

20.924 (19.299)

186.351 (184.398)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. R.I.M. Kuipers

Buitengewoon Adviseur BZK

 

11-9-2019

1 (1)

nee

91.834 (95.474)

14.392 (19.103)

106.226 (114.577)

134.471

 

BZK/TMG

Dhr. R.P. Lapperre

DG IenW

  

1 (1)

nee

164.952 (155.165)

20.696 (18.990)

185.648 (174.155)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. J.P.M. Lazeroms

ABDTOPconsultant BZK

1-9-2019

 

1

nee

52.684

7.018

59.702

64.844

 

BZK/TMG

Dhr. B. Leeftink

Buitengewoon Adviseur BZK tot 28-1-2019 ABDTOPconsultant vanaf 28-1-2019

  

1 (1)

nee

170.705 (166.066)

20.950 (19.326)

191.655 (185.392)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. J.F. de Leeuw

ABDTOPconsultant BZK

 

19-12-2019

0,42 (0,42)

nee

1.341 (44)

1.963 (1.702)

3.304 (1.746)

77.954

 

BZK/TMG

Mevr. M.R. Leijten

SG FIN

  

1 (1)

nee

172.129 (168.349)

21.021 (19.307)

193.150 (187.656)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. J.A.J. Leijtens

Buitengewoon Adviseur BZK

 

2-9-2019

1 (1)

nee

117.437 (167.206)

14.080 (19.354)

131.517 (186.560)

129.688

De overschrijding is het gevolg van de in 2019 uitbetaalde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering. Deze kan worden toegerekend aan eerdere jaren. Hierdoor is er in 2019 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT.

BZK/TMG

Dhr. R.J.T. van Lint

IG NVWA LNV

  

1 (1)

nee

165.449 (160.983)

20.805 (19.178)

186.254 (180.161)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. P.G. Lugtenburg

DG FIN

  

1 (1)

nee

157.452 (147.887)

20.539 (18.864)

177.991 (166.751)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. J.T. Mommaas

Directeur Planbureau voor de Leefomgeving IenW

  

1 (1)

nee

156.777 (149.976)

20.563 (18.787)

177.340 (168.763)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. L. Mulder

SG SZW

  

1 (1)

nee

170.577 (168.614)

21.034 (19.324)

191.611 (187.938)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. I.D. Nijboer

ABDTOPconsultant BZK

  

1 (1)

nee

139.170 (138.008)

20.135 (18.508)

159.305 (156.516)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. A.I. Norville

Plv. SG VWS

1-10-2019

 

1

nee

34.111

5.100

39.211

48.899

 

BZK/TMG

Mevr. L.M.C. Ongering

SG IenW

  

1 (1)

nee

175.946 (178.643)

21.318 (19.709)

197.264 (198.352)

194.000

De overschrijding is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 lid 8 WNT (afbouw overgangsrecht)

BZK/TMG

Mevr. A. Oppers

DG OCW

  

1 (1)

nee

172.914 (169.554)

21.054 (19.389)

193.968 (188.943)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. J.M. Osinga

DG LNV

  

1 (1)

nee

156.846 (48.171)

20.635 (6.361)

177.481 (54.532)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. H. Paul

ABDTOPconsultant BZK

  

1 (1)

nee

172.408 (167.766)

21.014 (19.314)

193.422 (187.080)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. M.E.C. van der Plas

DG BZ

  

1 (1)

nee

152.029 (147.449)

20.411 (18.787)

172.440 (166.236)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. K. Putters

Directeur Sociaal en Cultureel Planbureau VWS

  

1 (1)

nee

162.728 (158.223)

20.804 (19.111)

183.532 (177.334)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. A.C.C. Rebergen

Thesaurier-generaal FIN

  

1 (1)

nee

172.871 (163.444)

21.082 (18.977)

193.953 (182.421)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. S. Riedstra

SG JenV

  

1 (1)

nee

172.815 (173.968)

21.184 (19.571)

193.999 (193.539)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. H.J.I.M. de Rooij

Plv. SG EZK

  

1 (1)

nee

160.855 (156.433)

20.747 (18.926)

181.602 (175.359)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. W.F. Saris

DG JenV

  

1 (1)

nee

162.185 (67.435)

21.248 (7.662)

183.433 (75.097)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. H.W.M. Schoof

DG BZK

  

1 (1)

nee

174.963 (177.322)

21.278 (19.666)

196.241 (196.988)

194.000

De overschrijding is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 lid 8 WNT (afbouw overgangsrecht)

BZK/TMG

Dhr. S.A.E. Schrover

DG AZ

  

1 (1)

nee

162.538 (155.707)

20.652 (19.032)

183.190 (174.739)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. J.W. Schuiling

DG BZ

  

1 (1)

nee

172.964 (165.638)

21.036 (19.263)

194.000 (184.901)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. M.R. Schurink

SG BZK

  

1 (1)

nee

169.734 (123.276)

20.929 (15.107)

190.663 (138.383)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. J.H. Schutte

DG OCW

  

1 (1)

nee

174.582 (176.810)

21.263 (19.651)

195.845 (196.461)

194.000

De overschrijding is toegestaan o.g.v. artikel 7.3 lid 8 WNT (afbouw overgangsrecht)

BZK/TMG

Mevr. M. Sonnema

DG LNV

  

1 (1)

nee

159.508 (152.641)

20.641 (19.014)

180.149 (171.655)

194.000

 

BZK/TMG

dhr. M.J.W. Sprenger

Buitengewoon adviseur BZK met buitengewoon verlof zonder bezoldiging en elders gedetacheerd

  

1 (1)

nee

     

BZK/TMG

Dhr. G. van der Steenhoven

Hoofddirecteur Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instutuut IenW

  

1 (1)

nee

169.700 (165.088)

20.921 (19.293)

190.621 (184.381)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. J. Thunnissen-Tonneman

Buitengewoon Adviseur BZK

 

1-4-2019

1 (1)

nee

45.995 (160.050)

5.195 (19.303)

51.190 (179.353)

47.836

De overschrijding is het gevolg van de in 2019 uitbetaalde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering. Deze kan worden toegerekend aan eerdere jaren. Hierdoor is er in 2019 geen sprake van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum. Dit is toegestaan o.g.v. artikel 3, lid 2 van de Uitvoeringsregeling WNT.

BZK/TMG

Dhr. J.J.M. Uijlenbroek

DG FIN

  

1 (1)

nee

172.953 (169.134)

21.046 (19.404)

193.999 (188.538)

194.000

 

BZK/TMG

dhr. J.A. Vijlbrief

Buitengewoon adviseur BZK met buitengewoon verlof zonder bezoldiging en elders gedetacheerd

  

1 (1)

nee

0 (21.331)

0 (1.618)

0 (22.949)

  

BZK/TMG

Dhr. F.W. Vijselaar

DG EZK

  

1 (1)

nee

154.808 (15.829)

20.507 (2.220)

175.315 (18.049)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. J. van der Vlist

Directeur ABDTOPconsult BZK

  

1 (1)

nee

164.006 (159.880)

20.801 (19.181)

184.807 (179.061)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. M. Vogelzang

IG OCW

  

1 (1)

nee

172.981 (167.714)

21.001 (19.278)

193.982 (186.992)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. M. van Wallenburg

DG BZK

  

1 (1)

nee

144.842 (21.981)

20.319 (3.127)

165.161 (25.108)

194.000

 

BZK/TMG

Dhr. J.C.S. Wijnands

DG DEF

1-1-2019

 

1

nee

151.805

20.442

172.247

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. B. Wolfensberger

DG OCW

  

1 (1)

nee

172.871 (168.894)

21.064 (19.631)

193.935 (188.525)

194.000

 

BZK/TMG

Mevr. A.N. Wouters

Buitengewoon Adviseur BZK

  

1 (1)

nee

168.550 (163.991)

20.890 (19.271)

189.442 (183.262)

194.000

 
            

BZK/Huis voor klokkenluiders

mevr. M.P.A. Bouman

Bestuurslid

11-3-2019

 

0,47

nee

50.498

7.779

58.277

66.202

 

BZK/Huis voor klokkenluiders

Dhr. T.W.A. Camps

Bestuurslid

 

2-3-2019

0,22

nee

4.631 (21.594)

 

4.631 (21.594)

7.087

 

BZK/Huis voor klokkenluiders

Mevr. N.M. Dane **

Secretaris-directeur

  

1

>12 kalendermaan-den

     

BZK/Huis voor klokkenluiders

Dhr. J.P. van der Meij

Bestuurslid

11-3-2019

 

0,47

nee

50.498

7.776

58.274

66.202

 

BZK/Huis voor klokkenluiders

Dhr. W.B.M. Tomesen

Voorzitter

  

0,78

nee

115.384 ((56.560)

15.875 (7.368)

131.259 (63.928)

150.889

 

** Beloning over 2018 en 2019 zal worden verantwoord in 2020 aangezien de facturen in dat jaar zijn afgewikkeld

           
            

BZK/Huurcommissie

Mevr. A.A. van Heur

Voorzitter *

 

1-3-2019

1 (1)

nee

16.955 (115.498)

3.254 (17.893)

20.209 (133.391)

31.359

 

BZK/Huurcommissie

Mevr. C.J. van Wijk

Plv. Voorzitter *

 

1-9-2019

0,8 (0,8)

nee

52.671 (79.706)

9.197 (12.732)

61.868 (92.438)

103.325

 

BZK/Huurcommissie

Dhr. J.M.L. Niederer

Voorzitter

1-3-2019

 

0,4

nee

40.690

6.605

47.295

65.056

 

* nog in dienst, niet als topfunctionaris

           

Bezoldiging topfunctionarissen die hun werkzaamheden als topfunctionaris hebben neergelegd, maar die op grond van hun voormalige functie nog 4 jaar worden aangemerkt als topfunctionaris

Tabel 116 Cumulatie van dienstbetrekkingen als leidinggevend topfunctionaris

Naam instelling

Naam functionaris

Huidige functie functionaris

Datum aanvang dienstverband(indien van toepassing)

Datum einde dienstverband (indien van toepassing)

Omvang dienstverband in fte(+ tussen haakjes omvang in 2018)

Op externe inhuurbasis (nee; ≤ 12 kalender-mnd; > 12 kalender-mnd)

Beloning plus onkostenvergoedingen (belast)(+ tussen haakjes bedrag in 2018)

Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn(+ tussen haakjes bedrag in 2018)

Totale bezoldiging in 2019(+ tussen haakjes bedrag in 2018)

Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum

Motivering (indien overschrijding)

Aangemerkt als topfunctionaris tot uiterlijk (datum)

Functie als topfunctionaris

BZK

Mevr. A.A. van Heur

Strategisch adviseur

1-3-2019

 

1 (1)

nee

97.230

16.270

113.500

162.641

 

1-3-2023

Voorzitter BZK/Huurcom-missie

BZK

Mevr. C.J. van Wijk

Project-/programmamanager

1-9-2019

 

0,8 (0,8)

nee

28.330

4.598

32.928

51.875

 

1-9-2023

Plv/ voorzitter BZK/Huurcom-missie

Naast de hierboven vermelde functionarissen zijn er geen functionarissen die in 2019 een bezoldiging boven het toepasselijke bezoldigingsmaximum hebben ontvangen, of waarvoor in eerdere jaren een vermelding op grond van de WOPT of de WNT heeft plaatsgevonden of had moeten plaatsvinden. Er zijn in 2019 geen functionarissen die hun werkzaamheden als topfunctionaris hebben neergelegd en die op grond van hun voormalige functie nog 4 jaar aangemerkt worden als topfunctionaris. Er zijn in 2019 geen ontslaguitkeringen betaald die op grond van de WNT dienen te worden gerapporteerd. Er zijn geen functies als leidinggevend topfunctionaris bij andere instellingen(en) die op grond van de WNT gemeld en openbaar gemaakt moeten worden.

D. BIJLAGEN

Bijlage 1: Toezichtrelaties rwt's en zbo's

Tabel 117 Overzichtstabel inzake rwt’s en zbo’s van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (bedragen x € 1.000)

Naam rwt/zbo

Begrote bijdrage moederdepartement aan rwt/zbo

Gerealiseerde bijdrage moederdepartement aan rwt/zbo

Begrote bijdrage overige departementen

Gerealiseerde bijdrage overige departementen1

Bijzonderheden

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP)

8.486

8.865

520

527

Ja

Bijzonderheden

Er is sprake van een kleine overschrijding omdat de (pensioen)uitkeringen hoger zijn dan geraamd.

Referendumcommissie

0

0

0

0

Nee

Bijzonderheden

     

Huis voor Klokkenluiders (HvK)

2.994

3.075

0

0

Nee

Bijzonderheden

     

Huurcommissie

6.908

8.816

0

0

Ja

Bijzonderheden

De bijdrage uit de begroting voor de kosten van het ZBO maakt deel uit van de totale bijdrage uit de begroting aan het ZBO Huurcommissie en het agentschap DHC. In de administratie worden kosten van het ZBO niet apart verantwoord, mede omdat ze voor een groot deel samenvallen met kosten van het agentschap. De totale bijdrage aan het ZBO Huurcommissie en agentschap DHC bedraagt € 6.908.000. Zie voor de cijfers beleidsartikel 3 en de batenlastenparagraaf van DHC in deze begroting

Stichting Visitatie Woningcorporaties Nederland

0

0

0

0

Nee

Bijzonderheden

     

Kadaster

25.767

51.249

1.971

9

Ja

Bijzonderheden

Bij 1e Suppletoire begroting is de bijdrage van BZK aan het Kadaster verhoogd. Er is een bijdrage van € 9 mln. voor de verdere ontwikkeling van fase 1 van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) gedaan. Daarnaast heeft er een bijdrage plaatsgevonden aan het Kadaster voor 2019 voor de inregeling van het tactisch beheer voor € 2 mln. Ten slotte heeft er een voorschot van € 10 mln. plaatsgevonden voor het tactisch beheer van het Kadaster voor 2020 en de operationeel beheerders van het DSO.

X Noot
1

De kolom 'gerealiseerde bijdrage overige departementen' is opgesteld op basis van de verstrekte informatie van overige departementen.

Bijlage 2: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

Tabel 118 Artikel 1 - Openbaar bestuur en democratie

Artikel 1.1 - Openbaar bestuur en democratie: Bestuur en regio

  

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Bestuurlijke en financiële verhoudingen en Participatie/Verkiezingen

2018

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Vrijstelling overdrachtsbelasting stedelijke herstructurering

2017

 

Procesevaluatie door Berenschot van de Rijksbrede «uitrol» van de actieve openbaarmaking van onderzoeksrapporten

2017

 

Tussentijdse rapportage van het Independent Reporting Mechanism (IRM) van het Open Government Partnership (OGP) over het Nationaal Actieplan Open Overheid 2016–20181

2020

   

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Tussenmeting revitalisering generiek toezicht

2015

 

Wetenschappelijke evaluatie Wet bijzondere maatregelen groot stedelijke problematiek

2015

 

Evaluatie City Deals - vervolg

2017

 

Evaluatieve verkenningen naar de werkwijze van de City Deals

2017

 

Eindevaluatie wet revitalisering generiek toezicht

2018

 

Verkenning toekomst toezicht

2018

 

Onderzoek voortgang en stand van zaken per actiepunt van de actielijst, vastgesteld door het actieteam grensoverschrijdende Economie en Arbeid

2018

 

Evaluatie Actieplan bevolkingsdaling2

2020

   
   

Artikel 1.2 - Openbaar bestuur en democratie: Democratie

  

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Beleidsdoorlichting Burgerschap

2017

 

Bestuurlijke en financiële verhoudingen en Participatie/Verkiezingen

2018

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Evaluatie rechtspositie politieke ambtsdragers, Dijkstal Wetgeving

2018

 

Kamerbrief bij rapportage evaluatie Wet financiering politieke partijen, inclusief rapporten: – Het publieke belang van politieke partijen – De financiering van politieke partijen – een internationale vergelijking

2018

 

Evaluatie verkiezingen 21 maart 2018 en agenda verandering en vernieuwing verkiezingsproces

2018

   
   

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Evaluatie referendum

2016

 

Feiten en ontwikkelingen Participatieve en doe-democratie (DRIFT-analyse en analyse KiN)

2016

 

Kamerbrief evaluatie PS-, WS- en ER-verkiezingen voorjaar 2015

2015

 

Kamerbrief evaluatie verkiezing Tweede Kamer 2017

2017

 

Kamerbrief evaluatie PS-, WS-, ER- en KC-verkiezingen en appreciatie EP-verkiezing voorjaar 2019

2019

 

Kamerbrief evaluatie EP-verkiezing 2019 (restant)

2019

X Noot
1

De oplevering van de tussentijdse rapportage van het Independent Reporting Mechanism (IRM) van het Open Government partnership (OGP) over het Nationaal Actieplan Open overheid 2016-2018, wordt in 2020 verwacht.

X Noot
2

Het Evaluatie Actieplan bevolkingsdaling is door de minister me een jaar verlengd.

Tabel 119 Artikel 2 - Nationale veiligheid

Artikel 2 - Nationale veiligheid

  

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Niet van toepassing

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Evaluatie naar de effecten van de opeenvolgende bezuinigingsvoor- stellen op de organisatie en het werk van de AIVD

2015

   

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Niet van toepassing

 
Tabel 120 Artikel 3 - Woningmarkt

Artikel 3 - Woningmarkt

  

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Beleidsdoorlichting woningmarkt begroting W&R

2015

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Eindmeting Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing

2015

 

Evaluatie Verhuurdersheffing

2016

 

Evaluatie naar de gedeeltelijke vrijstelling van inkomsten uit kamerverhuur

2017

 

Evaluatie Platform 31

2018

 

Overkoepelende evaluatie fiscale eigenwoningregeling

2019

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

MKBA wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen

2016

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Regeldrukgevolgen Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen

2015

 

Financiële gevolgen voor gemeenten van het wetsvoorstel kwaliteits- borging voor het bouwen

2015

 

Opleverdossier voor de Bouwconsument – Resultaten van een kwalitatief onderzoek

2015

 

Evaluatie Leegstandswet. Deze evaluatie is in juli 2015 afgerond, samen met de evaluatie van de wetswijziging inzake het kraken (samen de Wet kraken en leegstand). De begeleidende brief is met deze evaluatie begin 2016 naar de Tweede Kamer gezonden.

2015

 

Betaalbaarheid van het wonen in de huursector

2016

 

Evaluatie Inkomensafhankelijke huurverhoging

2016

 

Wet kwaliteitsborging voor het bouwen – Tussentijdse evaluatie proefprojecten

2016

 

De rol van de gemeente binnen het stelsel van private kwaliteitsborging – Een bestuursrechtelijk en bestuurskundig perspectief

2016

 

Kwaliteitsborging bouwen – achterblijvende taken en financiële gevolgen voor gemeenten

2016

 

QuickScan van buitenlandse stelsels van Kwaliteitsborging voor het Bouwen – Duitsland, Engeland & Wales, Frankrijk, Ierland, Noorwegen, Zweden en Australië

2016

 

Binnenstedelijk bouwen in de Zuidelijke Randstad – Vergelijking van planaanbod, nieuwbouw en woningbehoefte

2016

 

Vervolg MIRT-onderzoek / Uitvoering City deal; Complexe transformatie- opgaven Zuid-Hollandse Steden. Analyse van belemmeringen en mogelijke oplossingsrichtingen bij binnenstedelijke transformatielocaties in een scala aan Zuid-Hollandse steden

2016

 

Uitwerking financiële arrangementen bij complexe transformatieopgaven

2016

 

Transformaties op de woningmarkt: Plausibel of niet? 2012–2015

2016

 

Transformaties op de woningmarkt, 2012–2015

2016

 

Eigenbouw: de moeite waard – Kosten en opbrengsten van eigenbouw en seriebouw voor gemeenten vergeleken

2016

 

Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk

2016

 

Economische gevolgen Flora- en faunawet

2016

 

Een verkenning van de milieu-impact van circulair bouwen in de woning- en utiliteitsbouw.

2017

 

Gebiedstransformaties: ruimte voor durf en diversiteit.

2017

 

Evaluatie passend toewijzen

2017

 

Evaluatie pilot Flexibel huren voor middeninkomens in Amsterdam

2017

 

Evaluatie modernisering Woningwaarderingsstelsel

2019

 

Evaluatie Woningwet

2019

 

Evaluatie Huisvestingswet1

2020

X Noot
1

De evaluatie Huisvestingswet wordt in maart 2020 afgerond. De zorgvuldige opdrachtformulering en de selectie van het bureau kostte meer tijd dan voorzien.

Tabel 121 Artikel 4 - Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit

Artikel 4.1 - Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit: Energietransitie en duurzaamheid

  

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Niet van toepassing

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Onderzoek Betrouwbaarheid Energielabel

2017

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Verplicht energielabel voor kantoren – Rapportage

2016

 

Beleidskader energieprestatie – Voorstel voor een beleidskader voor de energieprestatie van gebouwen

2016

 

Advies subsidieregeling koopwoningen

2016

 

Effect Energie Prestatie Vergoeding op woonlasten van een woning met gasaansluiting

2016

 

Onderzoek effect energielabel voor woningen

2017

 

Handhavingslasten verplicht energielabel C voor kantoren; Quickscan van de financiële gevolgen voor gemeenten

2017

 

Eindrapport Quickscan huurderstevredenheid EPVQuick scan EPV

2018

 

Evaluatie Wet van 18 mei 2016 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte in verband met de mogelijkheid voor verhuurder en huurder een energieprestatievergoeding overeen te komen

2018

 

Aardgasloze nieuwbouw: Nulmeting woningbouw 2018

2018

 

Evaluatie kwaliteitsborging energielabels utiliteitsbouw

2018

 

Eindrapportage campagne-effectonderzoek «Energie besparen doe je nu»

2018

 

Erkenningsregeling installateurs gasverbrandingsinstallaties; onderzoek naar de lasten van de wettelijke verplichting voor installateurs van gasverbrandingsinstallaties

2018

 

Benchmark van de bouw – De klant centraal

2018

 

Evaluatie kwaliteitsborging energielabels utiliteitsbouw

2018

   
   
   

Artikel 4.2 - Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit: Bouwregelgeving en bouwkwaliteit

  

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Beleidsdoorlichting artikel 2.2 Woningbouwproductie

2016

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Eindmeting Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing Kamerstukken II, 2014/15, 30 136, nr. 41

2015

 

Rapport Monitoring convenant particuliere huur

2017

 

Effectmeting Wijziging Bouwbesluit 2012; Drijvende bouwwerken, milieuprestatiegrenswaarden en de label C-plicht voor kantoren

2017

 

Onderzoek Onderzoeksplicht roestvaststaal zwembaden

2017

   
   

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Wetsvoorstel kwaliteitsboring voor het bouwen

2016

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Knelpunten en oplossingsrichtingen in gemengde complexen (VvE’s) met grooteigenaars

2015

 

Regeldrukgevolgen Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen

2015

 

Financiële gevolgen voor gemeenten van het wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen

2015

 

Opleverdossier voor de Bouwconsument - Resultaten van een kwalitatief onderzoek

2015

 

Aantallen en kenmerken van Verenigingen van Eigenaren – Een verkennend onderzoek

2016

 

Rapportage Bewonersonderzoek VvE’s gemengde complexen

2016

 

Reservering voor planmatig onderhoud bij VvE’s; Sparen Loont

2016

 

Regelgeving ter voorkoming van koolmonoxide-ongevallen in Belgie, Denemarken, Duitsland en Engeland

2016

 

Onderzoek en uitwerking van erkenningsregelingen voor installateurs

2016

 

Cijfers voortgang uitfasering open-verbrandingstoestellen

2016

 

Analyse prestatieafspraken huurders, gemeenten en woningcorporaties

2017

 

Verkenning utiliteitsbouw

2017

 

Erkenningsregeling installateurs; Startdocument

2017

 

Inventarisatie (markt-)doorbraak technologieën voor een energie-neutrale gebouwde omgeving

2017

 

Een verkenning van de milieu-impact van circulair bouwen in de woning- en utiliteitsbouw

2017

 

Gebiedstransformaties: ruimte voor durf en diversiteit

2017

 

Consumentenbescherming en contractvormen op de markt voor te realiseren bouwwerken

2017

 

Transformaties op de woningmarkt 2015-2016

2017

 

Omgevingsveiligheid en de DNR 2011, de UAV 2012 en de UAV-GC 2005

2018

 

Erkenningsregeling installateurs. Startdocument

2018

 

Onderzoek Vergunningvrij Bouwen bij Werelderfgoed

2018

 

Onderzoek constructieve veiligheid breedplaatvloeren in bestaande bouwwerken opgeleverd na 1999

2018

 

Evaluatierapport proefprojecten kwaliteitsborging bouw 2015–2018

2018

 

Onderzoek geluideisen buitenopgestelde warmtepompen en airco's in bouwregelgeving

2018

Tabel 122 Artikel 5 - Ruimtelijke ordening en omgevingswet

Artikel 5.1 - Ruimtelijke ordening en omgevingswet: Ruimtelijke ordening

  

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Niet van toepassing

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Evaluatie Besluit en regeling financiele bepalingen bodemsanering

2015

 

Monitor SVIR

2016

 

balans van de leefomgeving 2016

2016

 

Evaluatie structuurvisie derde nota Waddenzee

2016

 

IBO flexibiliteit in infrastructurele planning

2016

 

Inspire monitor EU

2017

 

balans van de leefomgeving 2017

2017

 

Eindevaluatie en Voortgangsrapportage Groot Project RRAAM

2017

 

Monitor SVIR 11, 13, 14

2018

 

Evaluatie gebiedsgericht beleid

2019-2020

 

Monitor Nationale Omgevingsvisie

2020

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

actualisatie KBA Inspire

2016

 

Kansrijk mobiliteitsbeleid

2016

 

ex ante evaluatie Nationale omgevingsvisie

2018

 

PlanMER Nationale omgevingsvisie

2019

3. Overig onderzoek

  
 

Ex durante evaluatie SVIR

2015

 

Ex-durante evaluatie Wet voorkeursrecht gemeenten

2015

 

Technische informatie over de publicatie Evaluatie Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

2016

 

Ex-durante evaluatie Ladder voor duurzame verstedelijking, 2016

2016

 

Naleving van de Ladder voor duurzame verstedelijking, 2016

2016

 

Voortgangsrapportage RRAAM

2016

 

Uitvoeringsmonitor SVIR

2017

 

Eindrapport evaluatie Ruimtelijke Adaptatie

2017

   
   

Artikel 5.2 - Ruimtelijke ordening en omgevingswet: Omgevingswet

  

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Niet van toepassing

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

ex ante evaluatie Nationale omgevingsvisie

2019

3. Overig onderzoek

  
 

Pionieren met de omgevingswet: houd het eenvoudig en maak het simpel

2016

Tabel 123 Artikel 6 - Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving

Artikel 6.2 - Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving: Overheidsdienstverlening, informatiebeleid en informatiesamenleving

  

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Beleidsdoorlichting artikelen 6.1, 6.2 en 6.3

2015

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Evaluatie Open overhead

2017

 

Evaluatie digitaal 2017

2018

   

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Wet open overheid

2018

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Review Open Overheid

2015

 

Eindverslag Taskforce BID

2015

 

Evaluatie iNUP

2015

 

Evaluatie GDI

2016

   
   
   

Artikel 6.3 - Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving: Betrouwbare levering van e-overheidsvoorzieningen

  

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Beleidsdoorlichting artikelen 6.1, 6.2 en 6.3

2015

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Evaluatie GDI

2015

   
   

Artikel 6.5 - Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving: Identiteitsstelsel

  

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Beleidsdoorlichting Reisdocumenten en basisregistratie1

2020

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Evaluatie naar de nieuwe wet basisregistratie

2016

 

Evaluatie aanpak fraudebestrijding

2017

 

Onderzoek commissie BRP

2018

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Evaluatie Operatie BRP

2015

 

Review Operatie BRP

2015

 

Evaluatie wet BRP

2016

 

Evaluatie Operatie BRP

2016

 

Zelfevaluatie BRP

2016

 

Reactie op BIT-advies Operatie BRP

2017

 

Voortgangsrapportage Landelijke Aanpak Adreskwaliteit

2017

 

Zelfevaluatie BRP

2017

 

Zelfevaluatie BRP

2018

 

Zelfevaluatie BRP

2019

   
   

Artikel 6.6 - Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving: Investeringspost digitale overheid

  

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Niet van toepassing

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Niet van toepassing

 
   
   
X Noot
1

De beleidsdoorlichting reisdocumenten en basisregistratie is uitgesteld tot 1 maart 2020.

Tabel 124 Artikel 7 - Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Beleidsdoorlichting Arbeidszaken Overheid

2018

 

Beleidsdoorlichting kwaliteit rijksdienst

2019

 

Beleidsdoorlichting Bureau ICT Toetsing (BIT)

2019

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Doorlichting agentschap UBR

2015

 

Doorlichting agentschap DHC

2015

 

Onderzoek doelmatigheid SSO’s intern document

2015

 

Doorlichting agentschap P-Direkt

2017

 

Evaluatie VPT

2017

 

Evaluatie Arbeidsmarktcommunicatiestrategie Rijk

2018

 

Evaluatie ABD

2019

 

evaluatie subsidie CAOP

2019

   

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

2e wetsevaluatie WNT

2020

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Rapportage vooronderzoek SEOR monitoring en evaluatie effecten WNT (intern document)

2015

 

Evaluatie sociale voorwaarden Rijksinkoopbeleid, Maatschappelijk verantwoord ondernemen

2015

 

ADR rapportage Quick scan inkoop en integriteit en afdoening motie inkoopstelsel

2015

 

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2014, 31 490 nr 174

2015

 

Evaluatie Kaderwet Adviescolleges

2016

 

Audit Baseline Informatiehuishouding Rijk

2016

 

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2015

2016

 

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2016

2017

 

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2017

2018

 

Tussenevaluatie Bureau ICT Toetsing (BIT)

2018

 

Subsidie Center for people and buildings (Fysieke werkomgeving Rijk)

2018

 

Evaluatie subsidieregeling A&O-fonds

2018

 

Tweede evaluatie Bureau ICT Toetsing (BIT) 2)

2019

 

Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2018

2019

 

Evaluatie subsidieregeling CAOP

2019

   

Artikel 7.2 - Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid: Pensioenen en uitkeringen

  

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Beleidsdoorlichting Arbeidszaken Overheid

2018

 

Beleidsdoorlichting Kwaliteit Rijksdienst

2019

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Evaluatie Bijdrage aan ZBO SAIP

2017

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Niet van toepassing

 
   
   
Tabel 125 Artikel 9 - Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Niet van toepassing

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Evaluatie bijdrage huisvesting Hoge Colleges van Staat & Algemene Zaken1

2019

   
   

Artikel 9.2 - Uitvoering Rijksvastgoedbeleid: Beheer materiële activa

  

Artikelnummer

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Niet van toepassing

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Evaluatie Rijkshuisvesting voor specialties2

2019

 

Evaluatie zakelijke lasten3

2019

 

Evaluatie onderhoud- en beheerkosten4

2019

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Niet van toepassing

 
   
   
X Noot
1

De analyses voor de evaluatie zijn deels gedaan. Afronding heeft nog niet plaatsgevonden vanwege verder onderzoek naar de gehanteerde demarcatie de afgelopen jaren van de uitgaven op dit budhet. Het streven is het onderzoek in 2020 op te leveren, waarna op basis van de definitieve uitwerking aanbevelingen voor verbeteracties worden geformuleerd.

X Noot
2

De evaluatie is terug te vinden in deze bijlage onder 7.1 - overig onderzoek: Subsidie Center for people and buidlings (fysieke werkomgeving Rijk).

X Noot
3

De evaluatie zakelijke lasten is afgerond. Publicatie vindt plaats in 2020.

X Noot
4

Het vooronderzoek ten behoeve van het plan van aanpak evaluatie onderhoud- en beheerkosten is in het eerste kwartaal 2020 gepland.

Tabel 126 Artikel 12 - Algemeen

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

1a. Beleidsdoorlichtingen

  
 

Niet van toepassing

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

2 Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

  

2a. MKBA's

  
 

Niet van toepassing

 

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

  
 

Niet van toepassing

 

3. Overig onderzoek

  
 

Evaluatie Wet openbare manifestaties

2015

 

Evaluatie toetsmodel PIA Rijksdienst

2016

 

Evaluatie wet college rechten van de mens

2018

   
   

Bijlage 3: Inhuur externen

Tabel 127 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hoofdstuk IV en VII) Verslagjaar 2019 (bedragen x € 1.000)

Programma- en apparaatskosten

 

1. Interim-management

10.935

2. Organisatie- en Formatieadvies

1.183

3. Beleidsadvies

3.422

4. Communicatieadvisering

3.735

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

19.275

5. Juridisch Advies

1.621

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

77.173

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

4.314

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

83.108

8. Uitzendkrachten (formatie & piek)

65.399

Ondersteuning bedrijfsvoering

65.399

Totaal uitgaven inhuur externen

167.782

Algemene toelichting op de tabel

Bovenstaand overzicht geeft een beeld van de uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel conform de rijksbrede definitie in de Rijksbegrotingsvoorschriften (conform model 3.60). De agentschappen die zijn opgenomen in dit overzicht betreffen RvIG, DHC, RVB, UBR, FMHaaglanden, P-Direkt, SSC-ICT en Logius. De agentschappen verantwoorden de externe inhuur op basis van kosten. De inhuur voor beleidsgevoelige diensten betreft 11,5%. Het merendeel wordt ingehuurd voor (beleids)ondersteuning (49,5%) en ondersteuning bedrijfsvoering (39%).

Toelichting op het inhuurpercentage 2019

Het gerealiseerde percentage externe inhuur van het kerndepartement en de agentschappen RvIG en DHC is gemiddeld 11,6%. De agentschappen met een rijksbrede dienstverlening komen uit op een inhuurpercentage van gemiddeld 20,5%. Het gerealiseerde percentage externe inhuur voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als totaal komt in 2019 uit op gemiddeld 17,8% (t.o.v. in 2018 17,5%).

Tabel 128 Sturingspercentage 2019 (in € x 1.000)

Sturingspercentage 2019 (in € x 1.000)

Heel BZK

Kern+RvIG+DHC

Overige BLA's/SSO's

Uitgaven ambtelijk personeel

777.332

255.901

521.431

Uitgaven externe inhuur

167.782

33.469

134.314

Totaal personele uitgaven

945.115

289.370

655.745

Percentage inhuur 2019

17,8%

11,6%

20,5%

Toelichting bij het kerndepartement

Bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties realiseert het kerndepartement (inclusief DHC en RvIG) 11,6% voor inhuur van externen. Dit is een stijging t.o.v. 2018 (8,4%). De stijging is afkomstig van de agentschappen RvIG, DHC en het programma DG Omgevingswet (overkomst vanuit het Ministerie van I&W).

Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG)

In 2019 is RvIG gestart met het vernieuwen van de ICT-infrastructuur. De tijdelijke aard van deze werkzaamheden in combinatie met arbeidsmarktproblematiek (schaarste van ICT-personeel) heeft geresulteerd in relatief hoge externe inhuur (25,8%). Daarnaast is de externe inhuur voor de lijnwerkzaamheden relatief hoog (14,9%) ten gevolge van nieuwe structurele werkzaamheden. De formatie van RvIG is op deze nieuwe werkzaamheden aangepast, maar nog niet volledig ambtelijk vervuld.

Dienst van de Huurcommissie (DHC)

De kosten voor externe inhuur bij DHC zijn toegenomen. Een deel van de vrijgevallen functies in 2018 en 2019 is met externen opgevuld en er zijn externe medewerkers aangetrokken om de productie op peil te houden bij de doorontwikkeling van de Reorganisatie.

Programma DG Omgevingswet

Vanwege het tijdelijke en inhoudelijk ingewikkelde karakter van de werkzaamheden rondom de Omgevingswet en om de continuïteit van de ontwikkeling en voortgang van onder andere het ICT-uitvoeringsproject Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) te waarborgen, is er gebruik gemaakt van externe inhuur. In 2020 vindt de afronding van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) plaats en de inwerkingtreding van de Omgevingswet is beoogd per 1 januari 2021.

Toelichting bij de agentschappen

Bij de rijksbreed opererende agentschappen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (SSO’s) is 20,5% voor inhuur van externen gerealiseerd, een daling t.o.v. 2018 (21,3%). Bij de agentschappen vindt inhuur veelal plaats ten behoeve van en in opdracht van andere departementen. Voor dergelijke externe opdrachten geldt dat uit doelmatigheidsoverwegingen gebruik gemaakt wordt van inhuur van externen vanwege het tijdelijke karakter van de opdrachten en/of de gevraagde specifieke kennis en expertise. Om deze redenen werken de agentschappen met een flexibele schil in de personele opbouw. Bij de volgende agentschappen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is meer dan 10% externe inhuur noodzakelijk geweest.

Logius

Logius biedt publieke dienstverleners een samenhangende digitale infrastructuur die hen in staat stelt met burgers en bedrijven en onderling, 7x24, betrouwbaar, snel, groen en gemakkelijk elektronisch zaken te doen. Bij Logius vindt inhuur voornamelijk plaats ten behoeve van werkzaamheden voor afnemers, zoals andere uitvoeringsorganisaties en ministeries. Voor sommige opdrachten geldt dat uit doelmatigheidsoverwegingen gebruik wordt gemaakt van externe inhuur vanwege het vaak tijdelijke karakter van deze opdrachten of omdat de gevraagde specifieke kennis en expertise niet altijd in huis is. De combinatie van arbeidsmarktproblematiek (schaarste van ICT-personeel), reorganisatie (nieuwe functies die snel ingevuld moesten worden) en politiek-bestuurlijke urgenties (nieuwe werkzaamheden) heeft gemaakt dat bij Logius het inhuurpercentage relatief hoog is.

Shared Service Center-ICT (SSC-ICT)

SSC-ICT heeft vanwege tijdelijke werkzaamheden en de behoefte aan specifieke expertise, elk jaar een aanzienlijk aantal externe krachten. In 2019 is voor € 30,5 mln. ingehuurd. Dit is iets hoger dan het vooraf geraamde bedrag van € 29,2 mln. De oorzaak ligt in de invulling van de zogenaamde ‘no regret maatregelen’ waarbij de inzet van extra extern personeel, bovenop de geraamde aantallen nodig was. In 2018 bedroeg de inhuur nog € 40,9 mln. De daling ten opzichte van 2018 wordt verklaard door de forse bezuinigingsmaatregelen die in 2019 zijn doorgevoerd.

P-Direkt

P-Direkt is de shared serviceorganisatie voor de salaris- en personeelsadministratie voor de gehele rijksdienst. P-Direkt werkt voor zijn contactcenter met een flexibele schil met externe capaciteit. Daarmee wordt bereikt dat enerzijds makkelijker kan worden ingespeeld op klantvragen (productiecapaciteit kan snel en fors worden opgeschaald) en anderzijds kan worden afgeslankt om te voldoen aan bezuinigings-/efficiencytaakstellingen in de toekomst. Met toestemming van de eigenaar is het sturingspercentage in 2019 verhoogd van 15,8% naar 18,6%, in verband met toegenomen samenwerking met ketenpartners zoals UBR-Personeel, de invoering van de wet normalisering rechtspositie ambtenaren en de implementatie van nieuwe dienstverlening. De realisatie externe inhuur 2019 is met 18,8% iets hoger uitgevallen door een lagere realisatie kosten ambtelijk personeel in verband met een onderbezetting op de IT-functies.

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)

UBR ondersteunt het Rijk met adviezen op het gebied van P&O, ICT, facilitair/huisvesting en inkopen. Het percentage externe inhuur is licht gestegen ten opzichte van 2018. Net als vorig jaar is het grootste gedeelte van de inhuur een flexibel vraaggestuurde schil ten behoeve van de productieprocessen (14,4%).

Rijksvastgoedbedrijf (RVB)

Het RVB is een uitvoeringsdienst van het Rijk en is een vraaggestuurde dienst, waarbij veelal specifieke en specialistische kennis nodig is. De inhuur externen bestaat voor het grootste deel uit inhuur ten behoeve van het primair proces (bv. projectmanagers van bouwprojecten) met het oog op de eerdergenoemde specialistische kennis. In het verleden is besloten dat het Rijksvastgoedbedrijf op bepaalde terreinen géén of onvoldoende eigen capaciteit meer heeft en dat dit per project wordt ingehuurd.

FMHaaglanden (FMH)

FMH is de facilitaire dienstverlener voor rijksorganisaties in de regio Haaglanden. FMH werkt met een flexibele schil om in te kunnen spelen op de groei en krimp die optreedt als gevolg van de uitvoering van het Masterplan Den Haag. Bij het aantrekken van tijdelijk personeel wordt steeds eerst binnen het Rijk gezocht naar oplossingen. Als gevolg van structureel meer dienstverlening heeft FMH aanpassingen in de organisatie en formatie doorgevoerd. De invulling van vacatures verliep moeizamer dan verwacht waardoor er tijdelijk gebruik is gemaakt van externe inhuur om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen.

Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur buiten raamwerkovereenkomsten

IIn onderstaande tabel wordt weergegeven en toegelicht in hoeveel gevallen in 2019 door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties buiten de mantelcontracten om externe krachten zijn ingehuurd (in Nederland) boven het voor de organisaties van het Rijk afgesproken maximumuurtarief van € 225 (exclusief BTW).

Tabel 129 Inhuur externen buiten raamovereenkomsten

Inhuur externen buiten raamovereenkomsten

2019

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0

Bijlage 4: Overzicht van de burgemeestersbenoemingen in 2019

Tabel 130 Overzicht verdeling kroonbenoemde burgemeesters naar politieke kleur en man/vrouw verhouding op 31 december 2019

Partij

Posten

%

Man

Vrouw

Totaal

CDA

91

29,1

63

28

91

VVD

92

29,4

68

24

92

PvdA

58

18,5

42

16

58

D66

21

6,7

14

7

21

Overig

10

3,2

7

3

10

GL

11

3,5

6

5

11

CU

9

2,9

7

2

9

SGP

9

2,9

9

0

9

Geen

12

3,8

8

4

12

Totaal

313

 

224

89

313

Tabel 131 Overzicht verdeling van Kroonbenoemde burgemeesters naar politieke kleur en man/vrouw verhouding op 31 december 2018

Partij

Posten

%

Man

Vrouw

Totaal

CDA

101

32

72

29

101

VVD

91

28,8

69

22

91

PvdA

60

19

47

13

60

D66

18

5,7

13

5

18

Overig

11

3,5

9

2

11

GL

10

3,2

6

4

10

CU

9

2,8

8

1

9

SGP

9

2,8

9

0

9

Geen

7

2,2

4

3

7

Totaal

316

 

237

79

316

Naar boven