Besluit van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 19 januari 2018, kenmerk 2018-43396, houdende de instelling van het Overheidsbreed Beleidsoverleg Digitale Overheid en de Programmeringsraad Logius

Instellingsbesluit Sturing Digitale Overheid

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Overwegende dat;

  • het functioneren van de overheid in toenemende mate wordt bepaald door digitalisering;

  • digitalisering een belangrijk middel is dat overheden inzetten ter behartiging van de publieke zaak;

  • de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris voor de digitale overheid voor burgers en bedrijven evenals maatschappelijke instellingen de volgende aspecten omvat:

    • te zorgen voor wettelijke en beleidsmatige kaders van de digitale overheid;

    • de zorg voor het op peil houden van het stelsel van de generieke digitale infrastructuur;

    • de zorg voor de realisatie van voorzieningen van de generieke digitale infrastructuur;

    • de zorg voor het agentschap Logius, dat uitvoering geeft aan een groot aantal voorzieningen;

  • naast deze verantwoordelijkheid sectorale verantwoordelijkheden bestaan voor de digitalisering, die binnen het Rijk bij de desbetreffende bewindspersonen, en binnen de medeoverheden bij de besturen van gemeenten, provincies en waterschappen belegd zijn;

  • er een interbestuurlijke opgave en verantwoordelijkheid is, die vraagt om coördinatie, eenduidigheid en een interbestuurlijke governance;

  • de governance onder regie van de Nationaal Commissaris Digitale Overheid (de Digicommissaris) per 17 januari 2018 zal worden beëindigd;

  • de beleidsmatige randvoorwaarden en samenwerking voor een overheidsbrede agenda voor het digitaliseren van het openbaar bestuur nopen tot adequate gremia;

  • de beleidsmatige vraagstukken van de digitale overheid, die verdeeld zijn over verschillende sectoren en bestuurslagen, alleen kunnen worden opgelost als zij gezamenlijk geagendeerd worden en digitaliseringsambities gezamenlijk worden opgepakt;

  • de sturing op de generieke digitale infrastructuur aan moet sluiten op de financiering.

BESLUIT:

Artikel 1 definities

a. de Staatssecretaris:

de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

b. de Aanvullende Post GDI (AP):

de middelen (structurele reeks) die geplaatst zijn op de Aanvullende Post bij het Ministerie van Financiën.

c. de Basisinfrastructuur:

het geheel van generieke ICT-voorzieningen die overheden, (semi)publieke organisaties en bepaalde private organisaties, die gerechtigd zijn het burgerservicenummer te verwerken, in staat stellen hun primaire digitale processen doelmatig in te richten en te communiceren met burgers, instellingen en bedrijven (de GDI).

d. de formeel opdrachtgever:

degene die gemandateerd is namens de Staatssecretaris opdrachten te verlenen ter realisatie van de basisinfrastructuur.

e. de opdrachtnemer:

degene die de opdrachten ter realisatie van de basisinfrastructuur uitvoert.

f. de afnemers:

organisaties die voorzieningen van de basisinfrastructuur afnemen en deze gebruiken voor hun interactie met burgers en bedrijven evenals maatschappelijke instellingen.

Artikel 2

Indien dit naar het oordeel van de Staatssecretaris, of één van de andere bestuurlijke partijen wenselijk is, wordt een bestuurlijk overleg bijeengeroepen.

Artikel 3

Er wordt een hoogambtelijk Overheidsbreed Beleidsoverleg Digitale Overheid (OBDO) ingesteld.

Artikel 4

  • 1. Het OBDO heeft tot taak de Staatssecretaris te adviseren over de volgende onderwerpen:

    • a. het beleid voor de digitale overheid, waarbij met name wordt gewaarborgd dat deze snel, gemakkelijk, betrouwbaar, veilig en begrijpelijk en inclusief is voor burgers en bedrijven evenals maatschappelijke instellingen (mens centraal);

    • b. het gebruik van digitale technologie als integraal onderdeel van beleidsontwikkeling, met als doel maatschappelijke resultaten te realiseren en de daartoe noodzakelijke modernisering van de overheid te stimuleren;

    • c. de aansluiting van sectorale digitaliseringsambities op generiek beleid;

  • 2. Het OBDO bevordert de interoperabiliteit, en stelt – op advies van het Forum Standaardisatie – de samenstelling van de lijst met open standaarden vast, waarvoor voor overheidsorganisaties een ‘pas-toe-of-leg-uit regime’ geldt. Het OBDO stimuleert en volgt het gebruik van de standaarden op die lijst.

  • 3. Het OBDO zorgt voor de inrichting van adequate, thematische vooroverleggen, waarbij de agenda van het OBDO bepalend is.

Artikel 5

Deze taken van het OBDO worden in ieder geval vertaald in de volgende producten:

  • a. een voorstel aan de Staatssecretaris voor een overheidsbrede visie op digitale overheidsdienstverlening aan burgers, instellingen en bedrijven.

  • b. de voorbereiding van een brede agenda digitalisering van het openbaar bestuur, met gemeenschappelijke doelen en in verbinding met sectorale doelen en ambities voor de digitale overheid.

  • c. het organiseren van uitvoeringstoetsen als onderdeel van beleidsvoorstellen.

  • d. een zwaarwegend beleidsadvies aan de Staatssecretaris in het kader van het reguliere begrotingsproces ten aanzien van de allocatie van middelen uit de Aanvullende Post (of zijn opvolger) te besteden aan innovaties binnen de digitale overheid en het Programmaplan Basisinfrastructuur.

Artikel 6

  • 1. Het OBDO wordt voorgezeten door de directeur-generaal Overheidsorganisatie en bestaat uit de volgende leden:

    • a. Een lid van de directie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten,

    • b. de algemeen directeur van het Interprovinciaal Overleg,

    • c. de algemeen directeur van de Unie van Waterschappen,

    • d. een vertegenwoordiger van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat;

    • e. een vertegenwoordiger van het Ministerie van Justitie en Veiligheid;

    • f. een vertegenwoordiger van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

    • g. een vertegenwoordiger van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

    • h. een vertegenwoordiger van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

    • i. een vertegenwoordiger van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;

    • j. de CIO-rijk;

    • k. de voorzitter van de Programmeringsraad Logius, zoals genoemd in artikel 10.

      Deze kan ad hoc een ander lid van de Programmeringsraad Logius aan het overleg laten deelnemen.

  • 2. De vertegenwoordiging van departementen vindt plaats op het niveau van secretaris-generaal of directeur-generaal.

  • 3. De Ministeries van Algemene Zaken (op het niveau van raadadviseur), Financiën, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Buitenlandse Zaken en Defensie, zijn agendalid en kunnen, op niveau van secretaris-generaal of directeur-generaal, op eigen verzoek aan het overleg van het OBDO deelnemen. Andere organisaties kunnen op uitnodiging deelnemen.

  • 4. Bij afwezigheid van de voorzitter wordt deze vervangen door zijn plaatsvervanger. Bij afwezigheid van andere leden, wordt diens inbreng aan één van de andere leden van het overleg meegegeven.

  • 5. Het secretariaat van het OBDO wordt verzorgd door het Bureau Digitale Overheid. Het bureau berust bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en kent een interbestuurlijke samenstelling.

Artikel 7

Het OBDO komt ten minste viermaal per jaar bijeen.

Artikel 8

Er wordt een Programmeringsraad Logius ingesteld (PL).

Artikel 9

De PL heeft tot taak:

  • a. adviezen te geven aan het OBDO ten aanzien van gewenste en/of noodzakelijke doorontwikkeling van de voorzieningen bij Logius, voor zover die bekostigd moeten worden uit de Aanvullende Post of zijn opvolger;

  • b. het opstellen van een meerjarig concept-programmaplan voor de voorzieningen van Logius ten behoeve van het Programmaplan Basisinfrastructuur, binnen de gestelde beleidsmatige en financiële kaders.

  • c. invulling te geven aan het materiële opdrachtgeverschap binnen het vastgestelde programmaplan Basisinfrastructuur voor de voorzieningen van Logius:

    • 1. advies te geven aan de formeel opdrachtgever over de opdrachten.

    • 2. advies te geven aan de formeel opdrachtgever en de opdrachtnemers over de cyclus van beheer en (door)ontwikkeling, implementatie en gebruik van de GDI-voorzieningen bij Logius;

    • 3. advies te geven aan de eigenaar van Logius ten aanzien van begroting, tarieven, jaarplan en leenaanvragen.

  • d. adequate vooroverleggen in te richten.

Artikel 10

  • 1. De PL wordt voorgezeten door een voorzitter voortkomend uit de organisatie van een van de afnemers.

  • 2. De Staatssecretaris benoemt de voorzitter.

  • 3. De voorzitter geeft vanuit een breed perspectief op de digitale overheid op een objectieve wijze invulling aan het voorzitterschap;

  • 4. De PL bestaat voorts uit de volgende leden op minimaal directeurenniveau:

    • a. een vertegenwoordiger namens het UWV/SVB,

    • b. een vertegenwoordiger namens de VNG,

    • c. een vertegenwoordiger van VWS namens de zorg,

    • d. een vertegenwoordiger namens de Unie van Waterschappen,

    • e. een vertegenwoordiger namens DUO,

    • f. een vertegenwoordiger namens de Pensioenfondsen,

    • g. een vertegenwoordiger namens de Belastingdienst,

    • h. een vertegenwoordiger namens de beleidsdirectie I&O,

    • i. een vertegenwoordiger van de Kamer van Koophandel,

    • j. de directeur FEZ van BZK,

    • k. de directeur Logius neemt deel als adviserend lid,

    • l. alsmede, afhankelijk van het onderwerp, de betrokken (kleine) uitvoeringsorganisatie(s).

    Bij afwezigheid wordt de inbreng aan een van de andere leden van de PL meegegeven.

  • 5. Overige afnemers kunnen op verzoek agendalid zijn.

  • 6. Het secretariaat van het PL berust bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en kent een interbestuurlijke samenstelling, waarbij opdrachtgever, afnemers, opdrachtnemers en de beleidsverantwoordelijke vertegenwoordigd zijn.

Artikel 11

De PL komt ten minste eenmaal per twee maanden bijeen.

Artikel 12

Wijziging van dit besluit geschiedt na advies of op initiatief van het OBDO of de PL.

Artikel 13

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Sturing Digitale Overheid.

Artikel 14

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden gepubliceerd.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

TOELICHTING

Algemeen

Met dit instellingsbesluit wordt invulling gegeven aan de inrichting van de nieuwe governance van de digitale overheid en de generieke digitale infrastructuur (GDI). Tijdens het constituerend beraad, bij de vorming van het kabinet Rutte III, is voor de eerste maal gekozen om de verantwoordelijkheid voor de digitale overheid voor burgers en bedrijven bij één bewindspersoon onder te brengen, te weten de Staatssecretaris van BZK. Hiermee is de weg vrijgemaakt voor centrale coördinatie op het geheel van de digitale overheid. In dit besluit worden de sectorale verantwoordelijkheden van rijk en medeoverheden verbonden met deze generieke ministeriële verantwoordelijkheid voor de digitale overheid voor burgers en bedrijven.

Een belangrijk doel dat met dit instellingsbesluit wordt beoogd, is dat de overheid de vraagstukken van de informatiesamenleving in gezamenlijkheid op- en aanpakt. Daarbij wordt voortgebouwd op de gemaakte afspraken tussen BZK en de medeoverheden, zoals neergelegd in het bestuursakkoord 2011–2015.1

Tevens wordt invulling gegeven aan de toezegging die door de Staatssecretaris is gedaan aan de Tweede Kamer bij de begrotingsbehandeling van BZK om te komen tot een nieuwe governance van de digitale overheid, alsmede de motie Middendorp/Van der Molen (Kamerstukken II, 34 775 VII, nr. 38), zoals aangenomen bij de begrotingsbehandeling van BZK. Deze is noodzakelijk omdat de huidige governance van de Digicommissaris wegens beëindiging van zijn opdracht komt te vervallen.

In de governance van de Digicommissaris werd een deel van de middelen voor de overheidsbrede digitale voorzieningen via een verdeelsleutel gezamenlijk opgebracht en op de AP geplaatst. Onder regie van de Digicommissaris zijn – door het Nationaal Beraad Digitale Overheid – jaarlijks Digiprogramma’s opgesteld waarbij de middelen van de AP en van de begrotingen van BZK en EZK werden gebundeld. Dit programma werd via de Minister van BZK aan de Tweede Kamer gezonden.

De afgelopen jaren zijn de beschikbare middelen van de AP voor een groot deel gebruikt om urgente tekorten te dekken op de beheer- en exploitatiekosten van de GDI. Vanaf 1 januari 2019 worden conform MR-besluiten (8 juli 2016 en 24 februari 2017), alle beheer- en exploitatiekosten van alle GDI voorzieningen doorbelast aan afnemers van de voorzieningen. Tegelijkertijd zijn er onvoldoende middelen om de kabinetsambities ten aanzien van de digitale overheid en de overheidsbreed wenselijk geachte ontwikkeling van de basisinfrastructuur te verwezenlijken. De middelen op de Aanvullende Post GDI zijn daarom ook de komende jaren nodig voor de noodzakelijke doorontwikkeling en innovatie van de digitale overheid en de GDI/basisinfrastructuur, zoals ook bepleit in Maak Waar!.

In dit instellingsbesluit is inspiratie geput uit een aantal rapporten en evaluaties die in het voorjaar van 2017 is verschenen, waarin aanbevelingen worden gedaan ten aanzien van de toekomstige besturing van de digitale overheid.2

Artikelsgewijs

Artikel 1

In deze bepaling worden definities gegeven van een aantal kernbegrippen uit het instellingsbesluit.

Artikel 2

In deze bepaling wordt gewezen op de mogelijkheid om een Bestuurlijk Overleg te wijden aan de digitale overheid. Het initiatief daartoe kan worden genomen door de Staatssecretaris of een van de andere leden, te weten: VNG, IPO en de Unie van Waterschappen.

Artikel 3

Om een sterkere invulling te geven aan de beleidsmatige aansturing van de digitale overheid wordt een hoogambtelijk overheidsbreed adviesorgaan in het leven geroepen, te weten het Overheidsbrede beleidsoverleg Digitale Overheid (hierna: OBDO).

Het OBDO is de opvolger van het huidige Nationaal Beraad. In overeenstemming met de uitkomsten van de evaluatie van de Digicommissaris en het advies van de Digicommissaris zelf, wordt hiermee een bredere, beleidsmatige aanpak gerealiseerd.

Belangrijk element in dat noodzakelijke bredere beleidsmatige gesprek is een gedeelde visie op de digitale overheid, waarbij maatschappelijke doelstellingen centraal staan. Een aanpak die de publieke waarden in de informatiesamenleving agendeert. Op deze punten dienen de samenwerking en kennisdeling te worden versterkt. De politieke opdracht om te komen tot een brede agenda voor de digitalisering van het openbaar bestuur past daarbij.

Daarom zal het Nationaal Beraad worden opgevolgd door een nieuw orgaan, met een andere focus en samenstelling, het OBDO. De focus van het OBDO is overheidsbrede betrokkenheid bij beleid op het gebied van de digitale overheid, dat alle overheidslagen raakt en de afstemming daarvan met het sectorale beleid.

Het gesprek over en de sturing op beheer en exploitatie van de basisinfrastructuur (GDI) van Logius wordt – met daarbij een belangrijke rol voor de afnemers – op een andere tafel georganiseerd, die bijeen wordt gebracht in de PL. Ten aanzien van de programmering van de overige voorzieningen is vooralsnog BZK bij belegd. Tevens is de coördinatie tussen de voorzieningen bij Logius en de overige voorzieningen bij BZK belegd.

Artikel 4

Artikel 4 draagt aan het OBDO een aantal taken op. Het gaat daarbij om advisering over het generieke beleid voor de digitale overheid, waarbij met name wordt gewaarborgd dat deze snel, gemakkelijk, betrouwbaar, veilig, begrijpelijk en inclusief is voor burgers en bedrijven. Tevens wordt aandacht besteed aan het gebruik van digitale technologie als integraal onderdeel van beleidsontwikkeling, met als doel maatschappelijke resultaten te realiseren en de daartoe noodzakelijke modernisering van de overheid te stimuleren. Overheden delen kennis en ervaringen en werken daarbij samen. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de aansluiting van sectorale digitaliseringsambities op generiek beleid. Ieder overheidsorganisatie heeft ten aanzien van digitaliseringsambities een eigen opgave. De samenhang daartussen en met het generieke beleid vraagt om een nadere uitwerking.

Het huidige systeem van de regieraden -gebaseerd op clusters van voorzieningen- onder het Nationaal Beraad, past minder bij de opdracht van het OBDO en zal nader worden herijkt. De uitwerking van de voorportalen wordt op thematische leest geschoeid, en vanuit de agenda bepaald. In de vooroverleggen passen ook vertegenwoordigers van burgers en bedrijven, bijvoorbeeld VNO-NCW en de wetenschap. Het OBDO beslist over de nadere uitwerking daarvan. Het voorstel wordt voorbereid door het in artikel 6 lid 4 genoemde secretariaat.

Artikel 5

Artikel 5 draagt het OBDO op om, in het kader van zijn taakvervulling, een aantal producten op te leveren. Het gaat daarbij om een overheidsbrede visie op overheidsdienstverlening aan burgers en bedrijven. Tevens wordt de brede agenda voor digitalisering van het openbaar bestuur voorbereid. Naast gemeenschappelijke doelen zullen daarbij ook sectorale doelen en ambities voor de digitale overheid aan bod komen. Daarbij is aandacht voor innovatie en de inzet van digitale technologie voor het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken. Ook worden de beleidsvoorstellen van het OBDO voorzien van een uitvoeringstoets. Tevens neemt het OBDO de rol over van het Nationaal Beraad over als het gaat om de verantwoordelijkheid ten opzichte van het Forum voor Standaardisatie. Het OBDO bevordert de interoperabiliteit, en stelt – op advies van het Forum Standaardisatie – de samenstelling van de lijst met open standaarden vast, waarvoor voor overheidsorganisaties een ‘pas-toe-of-leg-uit regime’ geldt. Het OBDO stimuleert en volgt het gebruik van de standaarden op die lijst.

Waar voorheen middelen vanuit de Aanvullende Post GDI werden aangewend voor tekorten op beheer en exploitatiekosten, kunnen deze wegens de inwerkingtreding van de doorbelasting per 1 januari 2018, voor innovatie en doorontwikkeling van de digitale overheid en de basisinfrastructuur worden ingezet. De brede agenda wordt door de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer gezonden.

Bij de geschetste brede adviesrol op beleid ten aanzien van de digitale overheid, hoort ook een (zwaarwegende) adviesrol ten aanzien van de inzet van beschikbare middelen uit de AP (of de opvolger daarvan). Daarbij worden op beleidsmatig niveau, over het ‘wat’ voorstellen gedaan voor innovatie van de digitale overheid en/of de beleidsmatige wensen die gerealiseerd worden met de basisinfrastructuur. De noodzakelijke verbinding tussen beleid en uitvoering is eveneens georganiseerd. Zie hiervoor de toelichting in artikel 6.

De bestemming van de middelen van de AP (of zijn opvolger) wordt door het OBDO voorbereid, in lijn met het feit dat alle departementen en medeoverheden hebben bijgedragen aan de vorming van deze post. Uitgangspunt is dat burgers en bedrijven centraal staan. De voorzitter van de PL kan, via de voorzitter, voorstellen inbrengen in het OBDO. Deze voorstellen worden gevoed door de PL. De Staatssecretaris, gehoord het zwaarwegende advies van het OBDO, besluit in het kader van het reguliere begrotingsproces hierover.

Artikel 6

Nu de digitale overheid voor burgers en bedrijven onder één bewindspersoon is komen te vallen en het instituut van de Digicommissaris wegens beëindiging van de opdracht komt te vervallen, is het logisch dat het hoogambtelijke overleg digitale overheid wordt voorgezeten door de verantwoordelijke directeur-generaal, te weten de directeur-generaal Overheidsorganisatie van BZK. Daarnaast hebben zitting beleidsmatig verantwoordelijken van medeoverheden op het niveau van algemeen directeur (VNG, IPO en Unie van Waterschappen) en vertegenwoordigers van de meest relevante departementen op het niveau van (plv.) secretaris-generaal of directeur-generaal. De departementen die geen vaste zetel hebben, zijn agendalid en kunnen op verzoek deelnemen. Gelet op de verantwoordelijkheid voor de rijksbrede beleidskaders ten aanzien van digitalisering is ook de CIO Rijk toegevoegd aan de deelnemers.

Gelet op de beleidsmatige scope van het OBDO is de afvaardiging vanuit de afnemers van voorzieningen beperkt tot alleen de voorzitter van de PL. Deze kan ad hoc een ander lid van de PL laten deelnemen.

De vertegenwoordiging van departementen vindt plaats op het niveau van (plv.) secretaris-generaal of directeur-generaal. De Ministeries van AZ (op het niveau van raadsadviseur), Buitenlandse Zaken, en Defensie, zijn agendalid en kunnen, op niveau van secretaris-generaal of directeur-generaal, op eigen verzoek aan het overleg van het OBDO deelnemen.

Bij afwezigheid van de voorzitter wordt deze vervangen door zijn plaatsvervanger. Bij afwezigheid van een van de andere leden, indien deze niet vervangen wordt op (plv.) SG of DG-niveau, wordt de inbreng aan één van de andere leden van het overleg meegegeven.

Belangrijke winst van de ervaringen van de Digicommissaris was de vorming van een interbestuurlijk samengesteld secretariaat. Die ervaring verdient voortzetting. Het Bureau Digitale Overheid, dat zetelt onder BZK en een interbestuurlijke samenstelling heeft, wordt daarom voortgezet als secretariaat van het OBDO en het Bestuurlijk Overleg.

De opdrachtnemers van voorzieningen van de basisinfrastructuur worden actief geïnformeerd over de agenda en stukken van het OBDO.

Artikel 7

Gelet op het hoogambtelijke karakter van het OBDO wordt voorgesteld tenminste viermaal per jaar bijeen te komen. Uiteraard kan, indien gewenst, er extra overleg worden geïnitieerd.

Artikel 8

Voor de financiering van de GDI zijn duurzame financieringsafspraken gemaakt in de ministerraad op 8 juli 2016 en 24 februari 2017. Dat betekent dat voor de beheer- en de exploitatiekosten van digitale voorzieningen geldt, dat deze door doorbelasting aan de afnemers worden gefinancierd. Om een sterkere betrokkenheid van de afnemers te organiseren op de programmering en het materiële opdrachtgeverschap van de voorzieningen van Logius is in artikel 8 een Programmeringsraad Logius ingesteld. Ten aanzien van de overige voorzieningen zal dit vooralsnog georganiseerd worden door BZK, via de reguliere begrotingssystematiek.

Artikel 9

De PL heeft tot taak te adviseren over eenheid van uitvoering over de sectoren heen ten aanzien van de voorzieningen van Logius. Tevens geven zij input op de opvolger van het Digiprogramma3, het Programmaplan Basisinfrastructuur. Dit Programmaplan dient te passen binnen de beleidsmatige en financiële kaders, die zijn gesteld door de Staatssecretaris. Het PL zorgt voor een advies over een visie en strategie op de (door-)ontwikkeling van de voorzieningen ten aanzien van Logius. Hoe deze infrastructuur van de toekomst eruit zal moeten komen te zien, is nadrukkelijk onderdeel van de opdracht.

De reikwijdte van de basisinfrastructuur is bepaald in artikel 1 en komt overeen met de voorzieningen in het huidige Digiprogramma. De Programmeringsraad Logius gaat daarbij alleen over de voorzieningen die in opdracht bij Logius worden uitgezet. De bredere samenhang komt in één integraal Programmaplan Basisinfrastructuur tot uitdrukking. Daar worden ook de andere voorzieningen, die bij andere opdrachtnemers zijn belegd in samengebracht. Het gaat daarbij om de volgende opdrachtnemers: KvK, RvO, RvIG, UBR/KOOP, DICTU, ICTU, en DPC.

Omdat de PL zich nu eerst richt op voorzieningen die door Logius worden geleverd en er wel een integrale programmering nodig is, zal BZK deze integratiefunctie invullen middels een aantal gesprekken waarbij de voorzitter van de PL en de programmadirecteur die opdrachtgever is voor de overige voorzieningen tot een integraal voorstel komen. Ten aanzien van gewenste en noodzakelijke doorontwikkeling, voor zover deze bekostigd moeten worden uit de AP (of de opvolger daarvan) worden aan het OBDO voorstellen ingebracht.

De basisregistraties bij gegevensuitwisseling tussen overheden zijn ook onderdeel van het Programmaplan Basisinfrastructuur. De aansturing van de basisregistraties zelf valt nu echter buiten de scope van dit instellingsbesluit. Het is goed denkbaar dat op termijn ook de governance van de basisregistraties in samenhang nader wordt bezien. Er zal worden gestart met een verkenning rond de zomer.

Daarnaast speelt het PL een belangrijke rol als het gaat om het materiële opdrachtgeverschap voor de voorzieningen van Logius. De formele opdrachtgever tekent de opdrachtbrieven. De invulling van de adviesrol ten aanzien van het materiële opdrachtgeverschap krijgt vorm door het opstellen van de concept-opdrachtbrieven. Deze worden ter ondertekening aan de formeel opdrachtgever gezonden.

Tevens geeft de PL adviezen over de cyclus van beheer en (door)ontwikkeling, implementatie en gebruik van de voorzieningen van Logius aan de opdrachtgever.

Daarnaast wordt advies gegeven aan de eigenaar van Logius ten aanzien van begroting, tarieven, jaarplan en leenaanvragen. Ten aanzien van Logius is de voorzitter van de PL ook aanwezig in het Eigenaars Overleg Logius.

Het moge duidelijk zijn dat de PL zorgt voor goede ambtelijke vooroverleggen/stuurgroepen. Het ligt in de lijn van de verwachting dat daarbij gekeken wordt naar de rollen van de huidige regieraden en stuurgroepen. Logius is verantwoordelijk voor het informeren van haar afnemers rondom going concern van voorzieningen die in beheer zijn bij Logius. Daartoe doet Logius voorstellen ten aanzien van de benodigde afnemersraden aan de PL.

De PL zorgt voor een uitwerking van deze vooroverleggen, waarbij de PL verantwoordelijk is voor een breed draagvlak. De PL is voor alle duidelijkheid niet het voorportaal van de OBDO.

Artikel 10

De voorzitter van de PL is afkomstig uit de groep afnemers. De opdracht is een concept Programmaplan voor de voorzieningen van Logius op te stellen die voor alle overheden geschikt is, dat wil zeggen van de kleinste gemeente tot en met de grootste afnemers, zoals de Belastingdienst. De voorzitter wordt geacht vanuit het overheidsbrede perspectief op de digitale overheid op een onafhankelijke wijze invulling te geven aan het voorzitterschap. Deze wordt daarom door de Staatssecretaris benoemd.

De PL bestaat uit de leden op minimaal directeursniveau. Het gaat daarbij om Vertegenwoordigers van de verschillende afnemersgroepen, te weten: uitvoeringsorganisaties op rijksniveau vertegenwoordig, vertegenwoordigers van decentrale overheden en (semi)publieke organisaties en bepaalde private organisaties, die gerechtigd zijn het burgerservicenummer te verwerken. Voor de zorg betreft het onder meer de zorgverzekeraars en zorgverleners, zij worden in de PL vertegenwoordigd door een directeur van VWS. Op basis van specifieke agendapunten wordt kleinere afnemers de ruimte geboden om deel te nemen aan de PL. Hiermee wordt recht gedaan aan de positie van kleinere afnemers. De vertegenwoordiging wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld op basis van het uitgangspunt ‘betaler, bepaalt’. De overige afnemers kunnen op verzoek agendalid zijn.

Om de verbinding tussen beleid en uitvoering te borgen, is de directeur die verantwoordelijk is voor overheidsbreed beleid en kaderstelling van de digitale overheid, lid van de PL. De directeur zorgt ervoor dat de beleidsmatige en wettelijke kaders voor de voorzieningen van Logius aanwezig zijn en toetst daarop de voorstellen.

De directeur Logius heeft de rol van opdrachtnemer en is, als adviserend lid, aanwezig in de PL.

Om de financiële kaders waarbinnen de Programmering en opdrachtbrieven plaats moet krijgen aan te geven en te bewaken is de directeur FEZ van BZK lid van de PL. Eveneens vervult de directeur FEZ een belangrijke rol als het gaat om eigenaarsadvisering en risicomanagement.

Gelet op de andere eisen die Programmering en opdrachtgeverschap van voorzieningen van Logius wordt een apart secretariaat van de PL, dat zetelt onder BZK, verzorgd. Het secretariaat kent een interbestuurlijke samenstelling, waarbij opdrachtgever, afnemers, opdrachtnemers en de beleidsverantwoordelijke vertegenwoordigd zijn.

Artikel 11

De wens bestaat om het PL tweemaandelijks bijeen te laten komen, om zo dicht op de ontwikkelingen te blijven staan en suggesties voor bijsturing spoedig te kunnen doen. Uiteraard geldt ook hier dat indien dat wenselijk wordt geacht er een extra vergadering van de PL kan worden uitgeschreven.

Artikel 12

Wijziging van dit besluit door de Staatssecretaris geschiedt na advies of op initiatief van het OBDO of de PL.

Artikel 13

Artikel 13 geeft de naam van dit besluit weer.

Artikel 14

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Evaluatie

De herijkte governance zoals hierboven beschreven, zal 1 jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd.


X Noot
1

Bestuursafspraken BZK, IPO, UvW en VNG, p. 13.

X Noot
2

ABDTOPconsult rapport ‘De Digidelta: samen versnellen. Evaluatie van de Nationaal Commissaris Digitale Overheid’, Maak Waar! en de evaluatiebrief van de Digicommissaris.

X Noot
3

Het Digiprogramma bestaat uit de volgende voorzieningen: Life events, Berichtenbox voor bedrijven, Nora (incl. DO), Digitaal ondernemersplein, Digipoort, ondernemersdossier(opgevolgd door MOVO) SBR, DigiD, DigiD Machtigen Stelselvoorzieningen, Digikoppeling, Digimelding, Digilevering, Stelselcatalogus, MijnOverheid (incl. Berichtenbox voor burgers), e-factureren, samenwerkende catalogi, diginetwerk (excl. IPv6 en VDC), PKI overheid, standaardenlijst /Forum, digitoegankelijkheid, webrichtlijnen, eID, stelsel e-herkenning nu ETD, Idensys, Ondernemersplein antwoord voor bedrijven, eIDAS, Beheervoorziening BSN, Overheid.nl, Overheidsorganisaties;, Machtigingsvoorzieningen en eDelivery.

Naar boven