32 660 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Nr. 63 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2015

In de zomer van 2012 zijn de betrokken overheden begonnen met de uitvoering van de realisatieparagraaf van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Met deze brief informeer ik u over de voortgang hiervan. Ik ga hier niet in op het bereiken van de in de SVIR gestelde doelen. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft u daarover in september 2014 geïnformeerd, met de publicatie van de Monitor Infrastructuur en Ruimte en bijbehorende brief (Kamerstuk 32 660, nr. 60). Met deze brief wordt een samenhangend overzicht geboden van de voortgang van de activiteiten die zijn overeengekomen met het oog op de doelen van de SVIR. Deze rapportage bevat een selectie op hoofdlijnen van de in totaal 223 acties van de realisatieparagraaf. Over veel van deze activiteiten wordt u ook separaat geïnformeerd bijvoorbeeld via het programma STRONG (Kamerstuk 33 136, nr. 10) en de Rijksstructuurvisie RRAAM (Kamerstuk 34 000 A, nr. 15).

Samenvattend kan ik stellen dat de realisatie van de acties uit de SVIR op koers ligt; het overgrote deel ligt op schema of is gereed. Over het geheel genomen laten we de beleidsontwikkelingsfase achter ons en richten we ons op de uitvoering van de SVIR. Dit is bijvoorbeeld te zien aan het feit dat ik een aantal structuurvisies heb vastgesteld. Medeoverheden zijn nu samen met het Rijk aan zet voor de uitwerking ervan. Ik concludeer hiermee dat de realisatie van de SVIR goed ter hand is genomen.

In de SVIR zijn 13 nationale belangen benoemd. In de bijlage bij deze brief is bij elk daarvan aangegeven wat de belangrijkste ontwikkelingen in de uitvoering van de realisatieparagraaf zijn1. De achterliggende ambitie bij de nationale belangen is dat Nederland in 2040 tot de top 10 van meest concurrerende economieën van de wereld behoort. Om die ambitie te realiseren moet Nederland op een slimme manier ruimtelijke opgaven het hoofd bieden.

In de SVIR zijn drie doelen geformuleerd:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Bijvoorbeeld door het creëren van een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat.

  • Het verbeteren van de bereikbaarheid.

  • Het zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Enkele van de acties die ik ter uitvoering van deze doelen ter hand heb genomen zijn de volgende.

Om de concurrentiekracht van Nederland te vergroten, maak ik via de gebiedagenda’s en de bestuurlijke overleggen afspraken met de regio’s voor ruimtelijk-economische structuurversterkingen. Ik ontwikkel, samen met relevante partners instrumenten die herstructurering en transformatie in het stedelijk gebied makkelijker maken. Via een aantal experimenten doe ik onderzoek naar nieuwe manieren van gebiedsontwikkeling. Op dit moment zijn dat er bijna 150 en er komen elk jaar in twee tranches nieuwe bij. Voorbeelden hiervan zijn: Het beperkt toepassen van het Bouwbesluit bij particulier opdrachtgeverschap in Almere en miniwindturbines op bedrijventerreinen in Nijmegen. Twee keer per jaar voeg ik een tranche met nieuwe pilots toe aan de Crisis- en Herstelwet. Hiermee beoog ik gemeenten en provincies nu al te laten werken in de geest van de Omgevingswet.

Daarnaast heb ik in 2014 de Rijksstructuurvisie voor de Nieuwe Westelijke Oeververbinding en de Rijksstructuurvisie Amsterdam-Almere-Markermeer opgesteld. Om ontwikkelingen in het gebied rondom Amsterdam, Schiphol en de Haarlemmermeer te stimuleren, is het Uitvoeringsprogramma SMASH vastgesteld. Meer informatie hierover vindt u in de bijlage2.

De aanpak van bereikbaarheidsopgaven in stedelijke regio’s is een gedeelde verantwoordelijkheid: het Rijk gaat meer samenwerken met regionale en lokale overheden en met het bedrijfsleven. Op een aantal terreinen hebben we deze nieuwe aanpak al ingezet. In het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) -Projectenoverzicht voor 2015 (Bijlage bij Kamerstuk 34 000 A, nr. 4) komt dat goed naar voren, bijvoorbeeld in de programma’s Beter Benutten en Meer Bereiken.

In het Energieakkoord is afgesproken dat het aandeel van hernieuwbare energieopwekking toe moet nemen naar 14% in 2020 en 16% in 2023. De transitie naar duurzame energie leidt tot ruimtelijke inpassingvragen voor duurzame energieopwekking. In welke vorm en in welk tempo de energietransitie gestalte kan krijgen, hangt niet alleen af van technologische innovatie, maar ook van de ruimte die voor de transitie beschikbaar is. In onder andere de structuurvisies Windenergie op Land (Kamerstuk 33 612, nr. 23) en Windenergie op Zee (Kamerstuk 33 561, nr. 11), die ik afgelopen jaar heb vastgesteld, wordt dit uitgewerkt.

Niet alleen aan de oppervlakte, maar ook in de ondergrond speelt zich een groot aantal activiteiten af. Met de Structuurvisie Ondergrond (STRONG) wordt invulling gegeven aan het nationale belang van duurzaam en efficiënt gebruik van de ondergrond. Nederland is tot nog toe de eerste in de wereld met een dergelijke visie. In het kader van het STRONG-programma werken Rijk, medeoverheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties samen aan het in beeld brengen van de beleidsopgaven. Inmiddels is ook de doorwerking van de Rijksstructuurvisie buisleidingen in de wijziging op het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voltooid. De aanbieding van de ontwerp structuurvisie ondergrond is voorzien voor dit najaar.

Op 10 september 2014 heb ik u de eerste vervolgmeting van de Monitor Infrastructuur en Ruimte aangeboden (Kamerstuk 32 660, nr. 60). De Monitor laat zien in hoeverre de doelen uit de SVIR worden bereikt, aan de hand van indicatoren voor de dertien nationale belangen en voor onderdelen van de Nota Mobiliteit en de Nota Ruimte. Daarnaast heeft het PBL de Ladder voor de duurzame verstedelijking geëvalueerd. Het blijkt dat medeoverheden nog moeite hebben met de toepassing van dit instrument. Ik ben momenteel met IPO en VNG in overleg over de vraag hoe we de Ladder kunnen verbeteren.

Zoals gesteld ligt de realisatie van de acties uit de SVIR goed op koers. Dit is daarmee de afsluitende voortgangsrapportage van de SVIR. Waar nodig zal ik u in de komende periode over de afzonderlijke acties informeren.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven