31 490 Vernieuwing van de rijksdienst

Nr. 195 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 januari 2016

Om de overheidsfinanciën op orde te krijgen hebben opeenvolgende kabinetten besloten tot taakstellingen voor de rijksoverheid. De hieruit voortvloeiende efficiëntere omgang met (kantoor)huisvesting gaat samen met regionale werkgelegenheidseffecten. Op dit punt heeft uw Kamer naar aanleiding van het Algemeen Overleg van 3 juli 2013 de motie De Vries1 aanvaard die de regering verzoekt:

«bij de invulling van de komende afslanking vanaf 2016 de coördinatie al op voorhand op zich te nemen en aan de betreffende rijksdiensten de inspanningsverplichting mee te geven dat de provincies Friesland, Drenthe, Limburg en Zeeland bij deze nieuwe operatie per saldo niet meer dan gemiddeld werkgelegenheid mogen verliezen.»

Vanuit mijn coördinerende rol voor de rijkswerkgelegenheid heb ik in de afgelopen tijd bij alle ministeries informatie verzameld over de huisvestingseffecten van de reorganisatie bij de sectoren Nationale Politie, Defensie en Rijksdienst (hierna noem ik dit de Rijksdienst in brede zin) en de gevolgen voor de regionale werkgelegenheid. Uit de verzamelde informatie trek ik twee conclusies:

  • Naar de huidige inzichten van de ministeries is de totale daling van de werkgelegenheid bij de Rijksdienst in brede zin minder dan waar in 2013 voor de huisvesting van werd uitgegaan.

  • De ontwikkeling van de werkgelegenheid in de Rijksdienst is in de provincies Friesland, Drenthe en Zeeland gunstiger dan de gemiddelde daling voor heel Nederland. Voor Limburg is de daling nagenoeg gelijk aan het landelijk gemiddelde.

In het vervolg van deze brief licht ik deze punten nader toe. Ten aanzien van de regionale werkgelegenheidseffecten in de afgelopen jaren informeer ik u kort, aangezien ik u hierover reeds eerder heb geïnformeerd2. Verder ga ik in deze brief in op de actualisering van de masterplannen kantoorhuisvesting, die ik voornemens ben na overleg met uw Kamer vast te stellen.

De cijfers van de Rechtspraak zijn niet in de brief opgenomen, omdat de Minister van Veiligheid en Justitie over het locatiebeleid van de Rechtspraak tijdens de behandeling van de begroting in de Tweede Kamer heeft aangegeven het overleg te zullen voortzetten. Naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Oskam (CDA)3 heeft de Raad voor de rechtspraak aangegeven dat de locaties Almelo, Assen, Alkmaar, Zutphen, Maastricht, Dordrecht en Lelystad volwaardig open worden gehouden zonder leegstand te financieren.

1. Regionale werkgelegenheidseffecten

1.1 Publieke en private sector

De informatie in deze brief betreft de Rijksdienst in brede zin. Alle ministeries hebben de ontwikkeling van het aantal Fte naar de beste kennis van nu ingeschat. Het op orde brengen van de rijksfinanciën leidt tot krimp. Daarnaast doen zich ook beleidsintensiveringen voor die het effect van de taakstellingen kunnen dempen. Bij de ontwikkeling van de apparaatsuitgaven, waarover ik uw Kamer heb geïnformeerd in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 20144, zien we dit terug. De inspanningen van het kabinet zijn erop gericht om de beheersing van de apparaatsuitgaven te verbeteren. Dit zal zijn effect hebben op de Fte-ontwikkeling en daaruit resulterende kantoorbehoefte.

In tabel 1 is als referentiekader de totale werkgelegenheid per provincie in de publieke en private sector opgenomen. Een aandachtspunt is dat de cijfers per 1/1/2013 en 1/1/2015 niet vergelijkbaar zijn als gevolg van een revisie die het Centraal Bureau voor de Statistiek in 2014 heeft uitgevoerd voor de regionale rekeningen5.

Tabel 1: Totale werkgelegenheid in aantal Fte per provincie per 1/1/2013 en 1/1/2015

Tabel 1: Totale werkgelegenheid in aantal Fte per provincie per 1/1/2013 en 1/1/2015

Bron: CBS, LISA

1.2 Ontwikkeling binnen de Rijksdienst

In tabel 2 is de ontwikkeling van de werkgelegenheid per provincie in de Rijksdienst in brede zin weergegeven. Het betreft:

  • Het daadwerkelijke aantal Fte per provincie op 1/1/2015 de Rijksdienst in brede zin;

  • De tussen nu en 2020 verwachte absolute daling per provincie van het aantal Fte in deze sectoren;

  • De tussen nu en 2020 verwachte percentuele daling per provincie van het aantal Fte in deze sectoren.

In bijlage 16 wordt het totaal van de per sector verzamelde informatie gepresenteerd.

Bij deze cijfers maak ik de kanttekening dat met de vorming van de Nationale Politie de operationele sterkte met een omvang van 51.442 Fte niet aan een provincie is toe te delen. De operationele sterkte wordt in de nieuwe organisatie niet aan een provincie, maar aan een politie-eenheid toebedeeld, die in veel gevallen provincieoverstijgend is. Hierdoor is een toedeling aan provincies niet goed mogelijk. Daarom is de Nationale Politie in de hierna volgende totalen uit de cijfers gelaten.

In de cijfers per 1-1-2015 is de Rechtspraak niet opgenomen, omdat nog geen definitieve besluitvorming over het locatiebeleid van de Rechtspraak heeft plaatsvonden.

Tabel 2: Daling per provincie van de werkgelegenheid in de Rijksdienst in brede zin in de periode 2015–20201 (Fte en percentage), exclusief politie en Rechtspraak

Tabel 2: Daling per provincie van de werkgelegenheid in de Rijksdienst in brede zin in de periode 2015–20201 (Fte en percentage), exclusief politie en Rechtspraak

Bron: opgave ministeries

1 N.a.p.t.t.d. staat voor: Niet aan provincie toe te delen.

1.3 Analyse

Uit bijlage 17 blijkt dat de totale werkgelegenheid waar de departementen voor de Rijksdienst in brede zin voor 2020 rekening mee houden, minder daalt dan in 2013 werd verwacht. Er is nog steeds sprake van krimp en soms ook verplaatsing van werkgelegenheid als gevolg van reorganisaties die binnen de verschillende sectoren plaatsvinden. In bijlage 28 is hiervan een overzicht per sector opgenomen. De krimp wordt evenwel gedempt door besluiten die het kabinet, soms op initiatief van de Tweede Kamer, heeft genomen om taakstellingen gedeeltelijk terug te draaien dan wel gericht taken uit te breiden. Zo zijn de taakstellingen voor de NVWa en de AIVD gedeeltelijk teruggedraaid en is besloten tot beleidsintensiveringen in de veiligheidsketen, bij de Belastingdienst en op het gebied van fraudebestrijding.

Uit tabel 2 blijkt hoe in de vier provincies uit de motie de Vries de werkgelegen-heid in de Rijksdienst in brede zin zich ontwikkelt ten opzichte van het gemiddelde voor Nederland als geheel. Deze ontwikkeling is in deze vier provincies gunstiger ten opzichte van Nederland als geheel.

  • In Friesland is sprake van een lichte rijkswerkgelegenheidsstijging.

  • Voor Drenthe is in 2013 naar aanleiding van het debat met uw Kamer bijgestuurd door ca. 140 Fte bij de Belastingdienst, Economische Zaken en het Nationaal Archief voor Drenthe extra te behouden. De rijkswerkgelegenheids-daling in Drenthe is lager dan het landelijk gemiddelde, zoals blijkt uit tabel 2.

  • Voor Zeeland is in de komende jaren een grote stijging (bijna 2.000 fte) te zien als gevolg van de vestiging van de kazerne van het Korps Mariniers. Dit is zodanig veel ten opzichte van het huidige aantal rijksmedewerkers, dat het groeipercentage boven de honderd procent ligt.

  • Voor Limburg is de daling zo goed als gelijk aan de gemiddelde daling voor heel Nederland, maar gunstiger dan in 2013 was voorzien. De daling van de rijkswerkgelegenheid bedraagt niet 800 fte, maar 200 fte (zie ook bijlage 1).

Gelet op het bovenstaande acht ik bijsturing niet nodig.

De provincies Groningen en Gelderland worden niet in de motie genoemd, maar laten een hogere werkgelegenheidsdaling dan de andere provincies zien.

In Groningen wordt de groter dan in 2013 verwachte daling veroorzaakt door de sectoren Defensie, Politie en Kantoren (dat laatste was al voorzien in 2013).

In Gelderland wordt de daling veroorzaakt door alle sectoren samen.

2. Krimpregio’s

Naast de motie de Vries heeft de Kamer bij eerdere gelegenheden ook aandacht gevraagd voor de werkgelegenheid in krimpregio’s. Ik probeer die gebieden te ontzien. In krimpregio’s is er vanwege bevolkingsdaling, daling van de beroepsbevolking, het afnemen van het aandeel jongeren in de bevolking en vergrijzing een extra grote opgave om de economische vitaliteit en een goedwerkende arbeidsmarkt te waarborgen. Dit is primair een verantwoordelijkheid van de desbetreffende gemeenten en provincies in samenwerking met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Vestigingen en werkgelegenheid van de Rijksdienst kunnen hierin een rol spelen. De aanwezigheid van de Rijksdienst dient een zodanige schaal te hebben die past bij benodigde voorzieningen van burgers en de behoeften van het lokale bedrijfsleven.

Er zijn negen krimpregio’s die deels overlappen met de provincies uit de motie de Vries: Noord-Oost Fryslân, Eemsdelta, Oost-Groningen en De Marne (in Groningen), Westelijke Mijnstreek, Maastricht-Mergelland en Parkstad Limburg (tezamen Zuid-Limburg), de Achterhoek en Zeeuws Vlaanderen.

  • Defensie kent in deze aandachtsgebieden geen verschuivingen.

  • De Nationale Politie zal in drie plaatsen geen fysieke politielocatie meer hebben maar haar aanwezigheid en dienstverlening mobiel organiseren. Dit betreft Nuth, Eijsden-Margraten en Schinnen.

  • Ten aanzien van de kantoren is het inzicht in vestigingsplaatsen verder vergroot dankzij de huidige actualisatie van de masterplannen. We zien alleen een daling in Eemshaven (– 2 Fte) en Doetinchem (– 65 Fte).

3. Actualisatie Masterplannen kantoorhuisvesting

In 2010 is het masterplan kantoorhuisvesting Den Haag vastgesteld. In 2013 heb ik masterplannen kantoorhuisvesting voor de provincies vastgesteld na overleg met uw Kamer. Deze plannen zijn sinds 2014 in uitvoering bij het Rijksvastgoedbedrijf. Dat betekent dat projectmatig wordt gewerkt aan de locaties en de panden die in de masterplannen vastgesteld zijn. Per pand is vastgelegd welke gebruiker(s) er gebruik van gaat maken en welke planning voorzien is voor verhuizing of inhuizing. Alle masterplannen zijn in 2015 op basis van voortschrijdend inzicht geactualiseerd in overleg met de departementen en diensten. De cijfers in bijlage 1 geven aan welke huisvestingsbehoefte departementen bij het Ministerie van BZK hebben geuit. Mede doordat de uitvraag naar de huisvestingsbehoefte bij departementen en hun uitvoerende diensten zorgvuldiger uitgevoerd kon worden, is er een completer beeld van de huisvestingsvraag ontstaan.

Als gevolg van de actualisering valt het besparingspotentieel nu hoger uit dan in 2013 werd verwacht. In de bestaande masterplannen werd het besparingspotentieel geraamd op € 111 mln. euro structureel vanaf 20209. Na actualisering van de dertien masterplannen op basis van de uniforme masterplansystematiek komt het besparingspotentieel voor de directe huisvestingskosten (gebouwgebonden gebruiksvergoeding) nu uit op € 136 miljoen structureel vanaf 2020, als gevolg van een bredere toepassing van scherpe huisvestingsnormen.

Het aantal plaatsen waar de rijksoverheid in 2020 in kantoren is gevestigd, verandert niet. Zoals toegelicht in paragraaf 1 daalt de totale huisvestingsbehoefte waar de departementen voor de Rijksdienst in brede zin voor 2020 rekening mee houden minder dan in 2013 werd verwacht. De efficiency van de kantoorruimte neemt evenwel toe door een hogere werkplekbezetting. Het totaal aantal vierkante meters kantoorruimte daalt in de periode tot en met 2020 naar de huidige inzichten met ongeveer 33%. Dat was in 2013 exclusief Den Haag ongeveer 30%. De daling in Den Haag was en blijft ongeveer 40% gerekend in vierkante meters, conform de eerdere planning.

Over de voorgestelde actualisering van de masterplannen is overleg gevoerd met de provincies en een aantal gemeenten. Ik ben voornemens om de actualisering van de masterplannen na behandeling van deze brief in uw Kamer vast te stellen op basis van mijn bevoegdheid om kaders te stellen inzake de bedrijfsvoering van het Rijk, zoals bepaald in het Coördinatiebesluit Organisatie en Bedrijfsvoering Rijksdienst 201110. Daarna zal ik het Rijksvastgoedbedrijf opdracht geven de uitvoering ervan ter hand te nemen zodat de lopende masterplanprojecten kunnen worden aangepast aan de actualisatie. Tot die tijd blijven de masterplannen uit 2013 in uitvoering bij het Rijksvastgoedbedrijf.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


X Noot
1

Kamerstuk 31 490, nr. 125.

X Noot
2

Kamerstuk 31 490, nrs. 128 en 133 en naar aanleiding daarvan gevoerde debatten.

X Noot
3

Kamerstuk 34 300 VI, nr. 34

X Noot
4

Kamerstuk 31 490 nrs. 174 en 177

X Noot
5

Hierbij worden de cijfers uit de nationale rekeningen gebruikt conform de richtlijnen van het nieuwe Europese Systeem van Rekeningen 2010 (ESR 2010). In praktijk leidt het gebruik van deze nieuwe definitie tot grote toename van het aantal zelfstandigen. Een effect hiervan is bijvoorbeeld daling van de totale werkgelegenheid in Friesland.

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
7

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
8

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
9

In de bestaande 13 masterplannen was een besparingspotentieel geraamd van € 142 miljoen euro, waarvan € 80 miljoen voor de provincies en 62 miljoen euro voor het masterplan Den Haag. In het masterplan Den Haag had de helft van de besparingen à € 31 miljoen betrekking op facilitaire dienstverlening. Dat bedrag heeft betrekking op de directe huisvestingskosten, de zogenaamde gebouwgebonden gebruiksvergoeding.

X Noot
10

Stb 2011, 18

Naar boven