Wet van 26 juni 2019 tot wijziging van de Woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de reductie van koolmonoxideongevallen wenselijk is een stelsel van certificering te introduceren voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Woningwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen omtrent de onderwerpen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c, en het tweede lid, onderdelen a en b, andere dan technische voorschriften worden gegeven. Tot de voorschriften omtrent de onderwerpen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c, behoren in ieder geval voorschriften inhoudende een verbod bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur aangewezen werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder dat voor het uitvoeren van die werkzaamheden wordt beschikt over een conformiteitsverklaring als bedoeld in artikel 3, tweede lid.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, vierde lid, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gevallen waarin Onze Minister conformiteitsbeoordelingsinstanties en conformiteitsbeoordelingsdocumenten kan aanwijzen ten behoeve van het afgeven van conformiteitsverklaringen waarmee kenbaar wordt gemaakt dat gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de hierin genoemde natuurlijk personen of rechtspersonen werkzaamheden uitvoeren volgens kwaliteitseisen die opgenomen zijn in door Onze Minister aangewezen conformiteitsbeoordelingsdocumenten.

  • 3. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van toepassing op conformiteitsbeoordelingsinstanties als bedoeld in het tweede lid.

C

Aan artikel 92 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het eerste lid draagt Onze Minister zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens artikel 3, tweede lid.

D

Na artikel 152 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 152b

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de wet van 25 juni 2019 tot wijziging van de Woningwet in verband met de introductie van een stelsel van certificering voor werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de krachtens artikel 3, tweede en derde lid, gestelde regels.

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 15 april 2016 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen en de versterking van de positie van de bouwconsument (Wet kwaliteitsborging voor het bouwen) (34 453), tot wet is of wordt verheven en:

1. artikel I, onderdeel B, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel C, van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel C, van deze wet in artikel 92 het derde lid vernummerd tot vierde lid;

2. Artikel I, onderdeel C, van deze wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel B, van die wet, wordt in artikel I, onderdeel B, van die wet in artikel 92 het derde lid vernummerd tot vierde lid.

ARTIKEL IIA

Indien het bij koninklijk boodschap van 29 juni 2018 ingediende voorstel van wet houdende aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet)(34 986) tot wet is of wordt verheven en artikel 2.55 van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel A, vervalt.

B

Artikel I, onderdeel B, komt te luiden:

B

Na Hoofdstuk I wordt een opschrift ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk II. Voorschriften betreffende het bouwen, bestaande bouwwerken en het gebruiken en het slopen van bouwwerken

C

Na artikel I, onderdeel B, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Na het opschrift van hoofdstuk II (nieuw) wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

Afdeling 1. Voorschriften betreffende het bouwen, bestaande bouwwerken, het gebruik en het slopen

Artikel 3
  • 1. Bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gevallen waarin Onze Minister conformiteitsbeoordelingsinstanties en conformiteitsbeoordelingsdocumenten kan aanwijzen ten behoeve van het afgeven van conformiteitsverklaringen, waarmee kenbaar wordt gemaakt dat gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de hierin genoemde natuurlijk personen of rechtspersonen werkzaamheden uitvoeren volgens kwaliteitseisen die opgenomen zijn in door Onze Minister aangewezen conformiteitsbeoordelingsdocumenten.

  • 2. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van toepassing op conformiteitsbeoordelingsinstanties als bedoeld in het eerste lid.

D

Artikel I, onderdeel C, komt te luiden:

C

In artikel 92 worden, onder vernummering van het eerste en tweede lid tot derde en vierde lid, twee leden ingevoegd, luidende:

  • 1. Onze Minister draagt zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk II.

  • 2. Onze Minister is bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk II.

E

In artikel I wordt na onderdeel C een onderdeel toegevoegd, luidende:

D

Artikel 93 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «de hoofdstukken V tot en met IX» vervangen door «de hoofdstukken II en V tot en met IX».

2. In het vijfde lid wordt «hoofdstuk III» vervangen door «de hoofdstukken II en III».

F

Artikel II komt te luiden:

ARTIKEL II

Indien het bij koninklijke boodschap van 15 april 2016 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen en de versterking van de positie van de bouwconsument (Wet kwaliteitsborging voor het bouwen) (34 453) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel B, van die wet:

1. eerder in werking treedt of is getreden dan artikel I, onderdeel C, van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel C, van deze wet in artikel 92 het derde lid vernummerd tot vierde lid;

2. eerder in werking treedt of is getreden dan artikel IIA, onderdeel D, van deze wet, wordt in artikel IIA, onderdeel D, van deze wet in artikel 92 het derde en vierde lid (nieuw) vernummerd tot vierde en vijfde lid;

3. later in werking treedt of is getreden dan artikel I, onderdeel C, van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel B, van die wet in artikel 92 het derde lid vernummerd tot vierde lid;

4. later in werking treedt of is getreden dan artikel IIA, onderdeel D, van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel B, van die wet in artikel 92 het derde lid toegevoegd onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid.

ARTIKEL IIB

Indien het bij koninklijk boodschap van 29 juni 2018 ingediende voorstel van wet houdende aanvulling en wijziging van de Omgevingswet, intrekking van enkele wetten over de fysieke leefomgeving, wijziging van andere wetten en regeling van overgangsrecht voor de invoering van de Omgevingswet (Invoeringswet Omgevingswet) (34 986) tot wet is of wordt verheven en artikel 2.55 van die wet later in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt artikel 2.55 van die wet als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel C komt te luiden:

C

Hoofdstuk II wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Hoofdstuk II. Voorschriften betreffende het bouwen, bestaande bouwwerken en het gebruiken en het slop en van bouwwerken

2. Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

  • 1. Bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gevallen waarin Onze Minister conformiteitsbeoordelingsinstanties en conformiteitsbeoordelingsdocumenten kan aanwijzen ten behoeve van het afgeven van conformiteitsverklaringen, waarmee kenbaar wordt gemaakt dat gedurende een bepaalde periode een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de hierin genoemde natuurlijk personen of rechtspersonen werkzaamheden uitvoeren volgens kwaliteitseisen die opgenomen zijn in door Onze Minister aangewezen conformiteitsbeoordelingsdocumenten.

  • 2. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van toepassing op conformiteitsbeoordelingsinstanties als bedoeld in het eerste lid.

3. De artikelen 1b, 2, 4, 5, 6, 7 en 7a en de afdelingen 2 en 3 vervallen.

2. Onderdeel Q komt te luiden:

Q

Artikel 92 komt te luiden:

Artikel 92

  • 1. Onze Minister draagt zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk II.

  • 2. Onze Minister is bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk II.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk III.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover het betreft de verplichting tot het verlenen van medewerking aan de krachtens artikel 93, eerste lid, aangewezen ambtenaren.

3. Onderdeel S komt te luiden:

S

Artikel 93 komt te luiden:

Artikel 93

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens hoofdstuk III bepaalde zijn belast de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de hoofdstukken IIIA en IV bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen bij de autoriteit werkzame ambtenaren.

  • 3. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de hoofdstukken II en V tot en met IX bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 4. Van een besluit als bedoeld in het tweede en derde lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

  • 5. De ambtenaren die zijn belast met het toezicht op de naleving ter zake van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstuk II en III zijn bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 26 juni 2019

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Uitgegeven de vijfde november 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 022

Naar boven