34 000 XVIII Vaststelling van de begrotingsstaten van Wonen en Rijksdienst (XVIII) voor het jaar 2015

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

   

blz.

     

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

3

     

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

4

     

1.

Leeswijzer

4

     

2.

De beleidsagenda

6

 

Tabel belangrijkste mutaties

12

 

Tabel beleidsdoorlichtingen

13

 

Tabel garanties en achterborgstellingen

14

     

3.

De beleidsartikelen

19

 

Artikel 1. Woningmarkt

19

 

Artikel 2. Woonomgeving en bouw

29

 

Artikel 3. Kwaliteit Rijksdienst

39

 

Artikel 6. Uitvoering rijksvastgoedbeleid

43

     

4.

Begroting agentschappen

48

 

4.1 Logius

48

 

4.2 P-Direkt

54

 

4.3 Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)

60

 

4.4 FMHaaglanden (FMH)

64

 

4.5 Shared Service Centrum-ICT Haaglanden (SSC-ICT Haaglanden)

69

 

4.6 Rijksgebouwendienst (RGD)

73

 

4.7 Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB)

82

 

4.8 Dienst van de Huurcommissie (DHC)

88

     

5.

Bijlagen

94

 

5.1 ZBO’s en RWT’s

94

 

5.2 Verdiepingsbijlage

96

 

5.3 Moties en toezeggingen

100

 

5.4 Subsidiebijlage

128

 

5.5 Evaluatie- en overig onderzoek

130

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. Begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten, en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastenagentschappen voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Algemeen

Inleiding

Voor u ligt de begroting 2015 voor Wonen en Rijksdienst.

Sinds de departementale herindeling van het kabinet-Rutte-Asscher heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) naast de begroting van BZK (VII) een begroting voor Wonen en Rijksdienst (XVIII).

Verantwoord begroten

Op 20 april 2011 is de aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder de naam «Verantwoord Begroten» in de Tweede Kamer behandeld (Kamerstukken II, 31 865, nr. 26).

De nieuwe presentatie geeft meer inzicht in de financiële informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister en laat een duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien. In deze begroting zijn alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de nieuwe voorschriften, inclusief de aanpassing van de tabel «Budgettaire gevolgen van beleid.»

Groeiparagraaf

Met ingang van de begroting 2015 vervalt het extra-comptabel overzicht stedenbeleid.

Met ingang van de begroting 2015 wordt in de beleidsagenda een tabel opgenomen met de belastinguitgaven voor Wonen en Rijksdienst.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Europese Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma’s een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen.

De beleidsagenda

De beleidsagenda is een kernachtig overzicht van de hoofdlijnen van het beleid.

De beleidsagenda wordt afgesloten met 4 tabellen:

Tabel belangrijkste mutaties

In de beleidsagenda is een overzichtstabel opgenomen met de belangrijkste beleidsmatige mutaties.

Meerjarenplanning Beleidsdoorlichtingen

In de tabel de meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen is per artikel voor de periode 2013–2019 opgenomen wanneer een beleidsdoorlichting is gerealiseerd of gepland. De aanvullende informatie wordt opgenomen in bijlage 5.5 «overzicht evaluaties».

Overzicht garanties en achterborgstellingen

In de beleidsagenda is een tabel «Garanties en Achterborgstellingen» opgenomen. Het betreft de hypotheekgarantie en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW).

Belastinguitgaven

In de beleidsagenda is een tabel opgenomen voor belastinguitgaven.

De beleidsartikelen

De begroting Wonen en Rijksdienst (XVIII) is opgebouwd uit de volgende artikelen:

Woningmarkt, Woonomgeving en bouw, Kwaliteit Rijksdienst en Uitvoering Rijksvastgoedbeleid.

Dit begrotingshoofdstuk is een programmabegroting en heeft geen apart centraal apparaatartikel. De apparaatuitgaven zijn opgenomen bij de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII).

Juridisch verplichte uitgaven/budgetflexibiliteit

Op grond van CW artikel 5, derde lid, onder c, moet in de begroting per beleidsartikel informatie worden opgenomen over de budgetflexibiliteit.

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid wordt voor de programma-uitgaven vermeld welk deel daarvan juridisch is verplicht voor het jaar 2015. De peildatum van de gepresenteerde budgetflexibiliteit (juridisch verplicht) is 1 januari 2015. Voor 2015 wordt voor het eerst de juridische verplichting toegelicht op het niveau van financieel instrument als geheel. Dit komt voort uit de toezegging van de Minister van Financiën tijdens het Algemeen Overleg over Verantwoord Begroten van 6 maart 2013 (Kamerstukken II, 2012–2013, 31 865, nr. 50).

Begroting agentschappen

De begroting voor Wonen en Rijksdienst kent acht baten-lastenagentschappen, te weten Logius, P-Direkt, Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR), FMHaaglanden (FMH), Shared Service Centrum-ICT Haaglanden, Rijksgebouwendienst (RGD), Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) en de Dienst van de Huurcommissie (DHC).

2. BELEIDSAGENDA 2015 WONEN EN RIJKSDIENST (XVIII)

INLEIDING

Met de hervormingsagenda’s voor de woningmarkt en de rijksdienst is de richting voor de komende jaren bepaald. In 2015 wordt de ingeslagen weg vervolgd en het beleid uitgevoerd.

Het jaar 2015 staat in het teken van de uitvoering van verschillende hervormingen om de woningmarkt beter te laten werken: meer doorstroming in de sociale huurmarkt met behoud van betaalbaarheid, een groter aanbod van middeldure huurwoningen en een stabiele koopwoningmarkt met minder schulden. Het voornemen is per 1 januari 2015 ook de herziening van de Woningwet in werking te laten treden, die de focus van woningcorporaties legt op de zorg voor betaalbare woningen voor huishoudens met de laagste inkomens.

In 2015 wordt ook verder gewerkt aan de dienstverlenende, slagvaardige en kostenbewuste rijksdienst die het kabinet voor ogen heeft. Initiatieven die zijn gestart om geld te besparen en tegelijk kwaliteitswinst te boeken, worden uitgevoerd. In 2015 wordt verder gewerkt aan beheersing van de apparaatuitgaven en de wijze waarop de rijksdienst flexibeler kan inspelen op de benodigde capaciteit voor politieke prioriteiten. Het Rijksvastgoedbedrijf zet zich in om een kansrijke verkoopstrategie te ontwikkelen en uit te voeren. Transformatie en herbestemmen van de vastgoedportefeuille wordt hierin steeds belangrijker.

WONEN

In 2015 geeft het kabinet verder uitvoering aan de hervormingen op de woningmarkt, die zijn uiteengezet in het Regeerakkoord en het Woonakkoord, de Hervormingsagenda Woningmarkt en de brief over de implementatie van de Hervormingsagenda van 11 april 2014. Met de hervormingen heeft het kabinet helderheid geboden aan vragers en aanbieders, zodat het vertrouwen zich verder kan herstellen en de woningmarkt op orde kan komen.

De hervormingen richten zich op de breedte van de woningmarkt: een beter werkende huur- en koopmarkt met voldoende en betaalbare keuze voor verschillende inkomensgroepen, een helder corporatiestelsel met scherp toezicht, en voldoende ruimte voor investeringen.

De reeds doorgevoerde en geplande hervormingen op de woningmarkt zijn in lijn met de landenspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie. Het kabinet kiest voor een evenwichtige balans tussen enerzijds het tempo van de hervormingsmaatregelen en anderzijds de stabiliteit op de woningmarkt en de inkomenspositie van huishoudens.

Koopmarkt: ruimte geven voor herstel

Sinds zijn aantreden heeft het kabinet belangrijke hervormingen op de koopmarkt gerealiseerd. Met de hervormingen wordt perspectief geboden op een stabiele koopwoningmarkt met minder schulden. Verschillende maatregelen zijn in gang gezet en worden in 2015 uitgevoerd.

Het kabinet komt mensen die na verkoop van hun huis met een restschuld te maken krijgen in 2015 extra tegemoet. Ook mensen die met tijdelijke dubbele woonlasten worden geconfronteerd, krijgen blijvend een steuntje in de rug.

  • Restschulden kunnen sinds 2014 onder strikte voorwaarden worden meegefinancierd onder de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Voor alle restschulden die tot 2018 ontstaan, geldt dat de rente over de financiering daarvan in plaats van 10 jaar voortaan tot maximaal 15 jaar voor de inkomstenbelasting aftrekbaar is. De restschuld telt daarbij niet mee in berekening van de Loan-to-Value-ratio (LTV).

  • De zogenaamde Verhuisregeling wordt permanent met 1 jaar verruimd. De (hypotheek)rente van de voormalige of toekomstige eigen woning is nu voortaan tot maximaal 3 jaar fiscaal aftrekbaar. Het blijft daarbij ook permanent mogelijk om, binnen de termijn van 3 jaar na het verlaten van de oude woning na afloop van een periode van tijdelijke verhuur, de (hypotheek)rente van de voormalige eigen woning weer af te trekken voor de inkomstenbelasting.

  • Het maximale leenbedrag ten opzichte van de waarde van de woning, de zgn. «Loan-to-Value-ratio» (LTV-ratio), wordt verder beperkt van 104% tot 103% per 1 januari 2015. De komende jaren wordt dit stapsgewijs verder verlaagd naar 100% in 2018.

  • Het maximale aftrektarief voor de kosten van eigenwoningschulden in de inkomstenbelasting wordt per 1 januari 2015 verlaagd van 51,5% tot 51%. Deze geleidelijke verlaging van het aftrektarief loopt door tot uiteindelijk een aftrektarief van 38% in 2042.

  • De opbrengsten van de verschillende hervormingen in het fiscale stelsel op de koopmarkt worden teruggesluisd naar de burger via verlagingen in de loon- en inkomstenbelasting. Het bereik van de derde schijf in de inkomstenbelasting wordt geleidelijk verlengd van € 56.531 naar € 66.086 in 2031. Het tarief van de tweede en derde schijf in de inkomstenbelasting wordt geleidelijk verlaagd naar 38% in 2042 en het tarief van de vierde schijf wordt geleidelijk verlaagd naar 49,5% in 2039.

  • Per 1 juli 2015 wordt de kostengrens van de Nationale Hypotheek Garantie teruggebracht van € 265.000 tot € 245.000. Deze stap is onderdeel van de stapsgewijze afbouw van de kostengrens tot € 225.000. Daarna wordt de kostengrens gekoppeld aan de gemiddelde woningwaarde.

Met de hervormingen biedt het kabinet helderheid aan partijen op de woningmarkt. De markt is gebaat bij duidelijkheid, zodat het herstel, waarvan thans tekenen zichtbaar zijn, zich kan doorzetten.

Huurmarkt: evenwichtig en bereikbaar

In 2015 krijgen verschillende maatregelen hun beslag om de beschikbaarheid van huurwoningen te verbeteren. Het kabinet zet in op meer doorstroming in de sociale huursector. Daarnaast wordt er ruimte gemaakt voor private partijen om te investeren in huurwoningen in de vrije huursector.

Voor de verbetering van de koopkracht van mensen met de laagste inkomens ontziet het kabinet de Huurtoeslag.

  • In 2015 wordt de Huurtoeslag niet aangepast. Het kabinet draait de voorgenomen bezuiniging op de Huurtoeslag van € 31 mln. per jaar (zie Kamerstukken II, 33 940 XVIII, nr. 2) voor de komende drie jaar (2015 t/m 2017) terug.

  • Er komt een aangepast woningwaarderingsstelsel, waarin de lokale marktsituatie (in de vorm van de WOZ-waarde) beter wordt meegewogen.

  • De verhuurderheffing wordt conform eerdere afspraken in 2015 verhoogd naar € 1,335 miljard.

  • De wettelijke mogelijkheden voor tijdelijke huurcontracten worden uitgebreid. Groepen die tegen knelpunten aanlopen zoals starters en jongeren, kunnen hiermee sneller aan een betaalbare huurwoning komen. In 2015 ligt daartoe een wetsvoorstel voor parlementaire behandeling voor.

  • De liberalisatiegrens voor huurwoningen wordt voor drie jaar bevroren. Dit vergroot de ruimte voor de vrije huursector, en verbetert gelijktijdig de betaalbaarheid in de sociale huurmarkt.

De verschillende maatregelen die gericht zijn op een beter werkende huurmarkt en op meer doorstroming, dragen tevens bij aan gezondere marktverhoudingen en kansen voor private investeerders op de geliberaliseerde huurmarkt.

In 2015 is er aandacht voor de woonwensen van specifieke groepen.

  • Het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting wordt in 2015 voortgezet.

  • Voor voldoende huisvesting voor ouderen heeft het kabinet een Transitieagenda langer zelfstandig wonen opgesteld.

  • In 2015 worden de bestuurlijke afspraken die zijn gemaakt voor meer en betere huisvesting van EU-arbeidsmigranten uitgevoerd. Dit gebeurt via de Nationale Verklaring die is afgesloten met gemeenten, sociale partners en huisvesters.

Stelselwijziging woningcorporaties: naar heldere taken en scherp toezicht

Beoogd wordt op 1 januari 2015 de herziening van de Woningwet in werking te laten treden.

  • De herziening legt de basis voor een focus van woningcorporaties op de kerntaken (de zorg voor betaalbare huisvesting voor huishoudens met lagere inkomens), een versterking van de lokale verankering van woningcorporaties en een adequaat intern en extern toezicht.

  • Het financieel toezicht op woningcorporaties wordt versterkt en rechtstreeks onder ministeriële verantwoordelijkheid gebracht.

Deze ingrijpende wijzigingen hebben aanzienlijke gevolgen voor de interne organisatie van woningcorporaties en de relatie tussen gemeenten, corporaties en andere stakeholders.

  • Vanaf 2015 zullen de maatregelen zich in het stelsel uitwerken. Het kabinet ziet toe op een soepele invoering en uitwerking van de stelselwijzigingen. Hierbij kunnen de uitkomsten van de parlementaire enquête woningcorporaties nog aanleiding geven tot aanvullende maatregelen.

Bouwen en duurzaamheid: ruimte voor de markt

Door versterking en verdere vernieuwing van de bouwsector sluit deze beter aan bij de wensen van bewoners en gebruikers van gebouwen; ook voor de duurzaamheid en energiezuinigheid van nieuw- en verbouw. Meerdere reeds getroffen maatregelen geven ruimte aan de markt.

  • Om de werkgelegenheid in de bouw te ondersteunen, blijven bij verbouwen en renoveren van woningen de arbeidskosten tot 1 juli 2015 onder het lage BTW-tarief vallen. Architecten en hoveniers vallen onveranderd onder de regeling.

  • Op het gebied van de bouwregelgeving worden in 2015 concrete stappen gezet. De kwaliteitsborging verbetert door verantwoordelijkheden duidelijker te beleggen en door onafhankelijke toetsing. Een wetsvoorstel hierover wordt eind 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden, en moet in 2015 in werking treden.

  • Het convenant Kantorenleegstand en het expertteam Kantoortransformatie ondersteunen de transformatie van leegstaande kantoren tot woonruimte.

  • In 2015 wordt een nieuw energielabel ingevoerd. Woningeigenaren krijgen met relatief weinig inspanning en kosten een goed beeld van de energieprestatie van hun huis en van mogelijke energiebesparende maatregelen.

  • In 2015 wordt gewerkt aan de uitvoering van de afspraken uit het Energieakkoord. Er gaat een financiële regeling van start voor energiebesparingprojecten door Verenigingen van Eigenaren (VvE’s). In 2014 is voor eigenaren-bewoners al het Nationaal Energiebespaarfonds ingesteld en voor verhuurders eveneens een revolverend fonds voor leningen voor energiebesparing.

Een leefbare woonomgeving: handvatten bieden aan lokale partijen

Het Rijk ondersteunt met kennis, regelgeving (of het wegnemen van knelpunten daarin) en experimenten lokale partijen bij het realiseren van een leefbare en veilige woonomgeving.

  • In 2015 worden de wijzigingen van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, de Woningwet en de Huisvestingswet van kracht. Gemeenten krijgen zo meer middelen in handen om overlast en verloedering tegen te gaan.

  • Rotterdam-Zuid krijgt ondersteuning op het gebied van wetgeving en de aanpak van de fysieke problematiek.

  • Met de krimp- en anticipeerregio’s zijn afspraken gemaakt over de ondersteuning die zij krijgen bij het uitvoeren van hun ambities en keuzes op het terrein van wonen, voorzieningen en economische vitaliteit.

RIJKSDIENST

In 2013 is de Hervormingsagenda Rijksdienst (Kamerstukken II, 31 490, nr. 119) aan de Kamer aangeboden. De hierin beschreven ontwikkeling naar een meer slagvaardige, dienstverlenende en kostenbewuste rijksdienst is in volle gang. Met een mix van lopende en nieuwe initiatieven wordt geld bespaard en kwaliteitswinst geboekt:

  • Per 31 december 2014 wordt het programma Compacte Rijksdienst afgerond, waarmee concrete besparingen zijn en nog zullen worden bereikt. Enkele projecten uit dit programma rond de huisvesting en de totstandkoming van de datacenters kennen een langere doorlooptijd en werken door in het jaar 2015 en verder.

  • Vanaf 1 januari 2015 gaan de ICT shared service organisaties SSC-ICT Den Haag en SSC-ICT Den Haag pijler II (voormalig Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT) als één shared service organisatie verder.

  • P-Direkt is op het gebied van personeelszaken de administratieve dienstverlener van en voor de rijksdienst. Vanaf 1 januari 2015 zijn de budgetten van de basisdienstverlening voor P-Direkt gecentraliseerd bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Door centralisatie van de opdrachtgeverbudgetten bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt efficiency bereikt door vermindering van bestuurlijke drukte. Het opdrachtgeverschap richting P-Direkt komt in handen van één in plaats van elf ministeries.

  • Om de dienstverlening aan burgers en bedrijven te verbeteren zijn vele initiatieven en projecten opgezet. Overeenkomstige taken en processen tussen verschillende organisaties worden gebundeld met als doel een verbetering van de efficiency en van de kwaliteit van de dienstverlening.

  • Tot slot is er in 2015 blijvende aandacht voor de ontwikkeling van de uitgaven voor personeel en materieel en de wijze waarop de rijksdienst als organisatie flexibel kan blijven inspelen op nieuw opkomende maatschappelijke vraagstukken.

Strategisch personeelsbeleid Rijk

In 2015 wordt verder invulling gegeven aan het werkgeverschap Rijk. Hierbij wordt ingezet op interne en externe mobiliteit en flexibiliteit. Er zal CAO-overleg zijn over modernisering van de arbeidsvoorwaarden en duurzame inzetbaarheid.

  • Het Rijk investeert in een duurzaam arbeidsperspectief voor mensen met een arbeidsbeperking. De doelstelling is om in de periode eind 2015 tot eind 2017 respectievelijk 401, 868 en 1.336 extra banen te realiseren voor deze groep werknemers.

  • In 2015 zal een rijksbrede Ondernemingsraad (OR) worden ingesteld, met volwaardige bevoegdheden conform de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). Stap voor stap zullen onderwerpen op het gebied van de rijksbrede bedrijfsvoering voor formele behandeling aan deze rijks-OR worden voorgelegd. Dit geschiedt in overleg met de SG’s en de medezeggenschap. De SG van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is de bestuurder die het overleg voert met de rijksbrede OR.

  • Bureau Algemene Bestuursdienst (ABD) bevordert en waarborgt de kwaliteit van de ambtelijke leiding en de top van de Nationale Politie. Daarnaast verleent Bureau ABD ook diensten aan publiekrechtelijke ZBO’s en grote gemeenten (G4). In 2015 krijgt de structurele uitwisseling met het Ministerie van Buitenlandse Zaken verder vorm.

  • In 2017 zijn vrouwen voor ten minste 30% vertegenwoordigd in (top)functies bij de rijksoverheid. Eén van de maatregelen om dit te bewerkstelligen is het positioneren van talent in de salarisschalen 13–15.

  • Er wordt ingezet op het versterken en moderniseren van management development (MD) binnen de rijksdienst. De gedachte hierachter is dat de kwaliteit van (top)managers een belangrijke factor is voor het goed functioneren van de rijksdienst. Bureau ABD zal zodoende het strategisch personeelsbeleid m.b.t. deze topmanagers prominent agenderen en zo ook verkennen welke mogelijke aanpassingen in de MD-systematiek en MD-organisatie dit vraagt.

Vastgoed

Per 1 juli 2014 is het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) van start gegaan. In het RVB komen de taken van de Dienst Vastgoed Defensie, de Rijksgebouwendienst, het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf en de directie Rijksvastgoed van de ministeries van Defensie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties samen. Het RVB heeft de opgave vastgoed in te zetten voor de realisatie van doelen van de rijksoverheid. Het RVB doet dit in samenwerking met, en met oog voor de omgeving. Het RVB gebruikt 2015 om de nieuwe bedrijfsprocessen uit te werken en in te voeren, waardoor een efficiëntere werkwijze mogelijk wordt.

  • Het RVB beheert een vastgoedportefeuille met een brede diversiteit, zoals defensiegronden en -kazernes, gevangenissen, rijkskantoren, beheer van gronden en ingebruikgeving aan derden. Er zijn diverse plannen opgesteld over hoe tot 2020 omgegaan wordt met het rijksvastgoed: het masterplan DJI ten aanzien van de gevangenissen, de masterplannen voor rijkskantoren en het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie. Deze plannen geven richting aan het handelen van het RVB en bepalen welk vastgoed wordt verkocht, in welk vastgoedobject geïnvesteerd wordt en waar eventueel wordt gehuurd of aangekocht.

  • Naast het beheer van de vastgoedportefeuille staat het RVB voor een omvangrijke opgave om vastgoed af te stoten. Deze opgave vindt verspreid over een aantal jaren plaats. Bij het afstoten van vastgoed wordt eerst een brede waardebenadering toegepast waarbij zowel fysieke als politiek-bestuurlijke en maatschappelijke aspecten worden geïnventariseerd. Aan de hand van deze analyse wordt een verkoopstrategie bepaald die kan variëren van een eenvoudige rechtstreekse verkoop tot een gebiedsontwikkelingsproject.

  • De verkoopstrategie transformatie en/of herbestemmen wordt steeds belangrijker. Veel vastgoed van de rijksoverheid heeft met de huidige bestemming geen toekomst meer (bijvoorbeeld gevangenissen, militaire terreinen, maar ook kantoren). Het RVB gaat steeds vaker over tot het ontwikkelen, in overleg met medeoverheden, van visies voor toekomstig gebruik. Deze worden dan vertaald in planologische mogelijkheden in nauw overleg met gemeente/provincie. De meerwaarde hiervan is dat de planologische risico’s worden beperkt voor potentiële kopers waardoor zij een grotere kans op financiering hebben. Deze manier van verkopen in de huidige markt creëert meer kans op succes en geeft overheden vooraf een goede mogelijkheid om optimale invullingen te geven aan de behoefte van hun gemeente/regio. Zo krijgen rijksobjecten een volwaardige kans op een nieuw bestaan.

  • Bij beslissingen over gebouwen en gronden heeft het RVB oog voor de omgeving. Naast energiezuiniger maken van gebouwen, zet het RVB in op het vanaf 2019 (bijna) energieneutraal te bouwen en op het duurzaam opwekken van energie op rijksvastgoed. Samen met het compacter huisvesten en duurzaam inkopen, draagt het RVB bij aan de duurzaamheidsdoelstelling.

Belangrijkste beleidsmatige mutaties t.o.v. vorig jaar (ontvangsten, uitgaven en niet-belastingsontvangsten) (Bedragen x € 1.000)

Opbouw uitgaven (x € 1.000)
 

art. nr.

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

 

3.370.782

3.448.579

3.657.524

3.864.084

4.263.666

 

Mutaties 1e suppletoire begroting

 

137.412

116.766

39.154

– 56

– 13.805

– 70.097

               

Nieuwe mutaties:

             

Revolverend fonds

2.1

– 60.000

– 15.000

       

Revolverend fonds

2.4

60.000

15.000

       

Nieuw systeem energielabel

2.1

– 4.300

4.300

       

Huurtoeslag

1.1

 

31.040

31.040

31.040

   

Afschaffen ouderentoeslag

1.1

   

– 22.000

– 22.000

– 22.000

– 22.000

Overige mutaties

 

– 1.681

2.374

– 486

– 485

– 484

4.485.483

Stand ontwerpbegroting 2015

 

3.502.213

3.603.059

3.705.232

3.872.583

4.227.377

4.393.386

Opbouw ontvangsten (x € 1.000)
 

art. nr.

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

 

588.412

594.498

595.582

615.782

616.282

 

Mutaties 1e suppletoire begroting

 

31.048

26.250

31.050

32.550

32.550

32.550

               

Nieuwe mutaties:

             
               

Overige mutaties

 

92

700

0

0

0

616.482

Stand ontwerpbegroting 2015

 

619.552

621.448

626.632

648.332

648.832

649.032

Toelichting

Revolverend fonds

In het in 2013 gesloten woonakkoord is besloten tot het oprichten van een revolverend fonds voor verhuurders (RFE II). Het fonds voorziet verhuurders van goedkope financiering voor energiebesparende projecten binnen de gebouwde omgeving. In de jaren 2014 en 2015 is hiervoor in totaal € 75 mln. beschikbaar. Het fonds is als instrument binnen een separaat artikelonderdeel vormgegeven binnen de begroting van Wonen en Rijksdienst. Middels deze budgetneutrale herschikking worden de middelen van het fonds verantwoord op het juiste instrument.

Nieuw systeem energielabel

Als onderdeel van het SER energieakkoord wordt voor het vernieuwde energielabel een geheel nieuw systeem ontwikkeld. Als gevolg van recente inzichten over de planning van de ontwikkeling en uitrol van dit systeem, schuift € 4.3 mln. van de hiervoor geoormerkte budgetten door van 2014 naar 2015.

Huurtoeslag

Het kabinet heeft besloten de bij voorjaarsnota 2014 voorgenomen bezuiniging op de huurtoeslag van € 31 mln. vanaf 2015 niet door te voeren in 2015, 2016 en 2017.

Afschaffen ouderentoeslag

Het kabinet heeft besloten om per 2016 de verhoogde vrijstelling in box 3 voor ouderen (de oudoerentoeslag) af te schaffen. Deze maatregel leidt tot een lager beroep op de huurtoeslag van 22 mln. vanaf 2016.

Meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen

Agendering beleidsdoorlichtingen
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Artikel/operationele doelstelling

(planning)

Artikel 1. Woningmarkt

   

       

Artikel 2. Woonomgeving en bouw

             

2.1 Energie en bouwkwaliteit

 

         

2.2 Woningbouw

     

     

2.3 Kwaliteit woonomgeving

 

         

2.4 Revolverend fonds Energiebesparing Verhuurders 1

             

Artikel 3. Kwaliteit Rijksdienst

 

         

Artikel 6. Uitvoering rijksvastgoedbeleid

             

6.1 Doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting 2

             

6.2 Bijdrage materieel activa2

             
X Noot
1

Artikel 2.4 is een nieuw artikelonderdeel. De beleidsdoorlichting van dit artikelonderdeel staat voor 2020 op de planning.

X Noot
2

De in artikel 6 vermelde verplichtingen en uitgaven hebben betrekking op de bedrijfsvoering van het Rijk met name op het terrein van de huisvesting en onroerend goed. Dit artikel wordt deels betrokken bij de evaluatie van het rijkshuisvestingsstelsel. Vanwege de introductie van het nieuwe rijkshuisvestingsstelsel in 2016 is deze evaluatie pas in 2018 gepland. Tegelijkertijd zal de sturing van het beleid en invulling opdrachtgeverschap met betrekking tot monumenten, Koninklijk Huis, AZ, en Hocosta’s worden geëvalueerd. Het deel van artikel 6 dat niet wordt betrokken bij de evaluatie van het rijkshuisvestingsstelsel bestaan grotendeels uit uitgaven als zakelijke lasten en beheer- en plankosten. Vanwege het niet-beleidsmatige karakter hiervan worden deze niet meegenomen in deze doorlichtingen. Volledigheidshalve wordt ook verwezen naar de toelichting op de budgetflexibiliteit.

Garanties

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2013

Geraamd te verlenen 2014

Geraamd te vervallen 2014

Uitstaande garanties 2014

Garantieplafond 2014

Geraamd te verlenen 2015

Geraamd te vervallen 2015

Uitstaande garanties 2015

Garantieplafond 2015

Totaal plafond

 

Art. 3

Hypotheekgaranties

132

0

21

111

356

0

12

99

356

356

 

Totaal

132

0

21

111

356

0

12

99

356

356

Hypotheekgaranties: het betreft de aflopende regeling Rijkshypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten. Er zijn nog 4 garanties geldig. De laatste garantie vervalt in 2020. Het theoretische risico bedraagt € 99.000,–.

Voor deze garantie is geen begrotingsreserve aanwezig en wordt geen premie afgedragen als vergoeding voor de afgegeven garantie.

Er worden voor de jaren t/m 2016 geen uitgaven en ontvangsten op garanties verwacht.

Achterborgstellingen

Achterborgstelling: Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

Kengetallen (x € 1 mln.)

Ultimo 2013

Ultimo 2014

Ultimo 2015

Achterborgstelling

86.200

87.200

87.100

Bufferkapitaal

490

500

513

Obligo

3.200

3.309

3.301

Bron: Liquiditeitsprognose 2014–2018 WSW (jaarverslag 2013)

Toelichting

Zekerheidsstructuur WSW

Het WSW staat borg voor de leningen die woningcorporaties aantrekken voor de bouw en renovatie van sociale huurwoningen. Dit vergroot de toegang van corporaties tot de kapitaalmarkt en maakt dat zij financiering tegen lagere kosten kunnen aantrekken. Als een woningbouwcorporatie door het WSW niet meer als kredietwaardig wordt beschouwd en in liquiditeitsproblemen komt, dan wordt de achterborgstelling niet meteen aangesproken. Eerst wordt de betreffende corporatie gesaneerd door het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) 1. Indien het CFV geen afdoende sanering uitvoert, zal het WSW op basis van allereerst het eigen vermogen (€ 487 mln. ultimo 2013) en vervolgens de obligo’s die het WSW bij de deelnemende corporaties kan opvragen (€ 3,2 mld. ultimo 2013) de verplichtingen jegens financiers nakomen. Als het WSW dan nog steeds niet aan de verplichtingen kan voldoen, dan verstrekken het Rijk en de gemeenten renteloze leningen aan het WSW (ieder voor 50%).

Er wordt een jaarlijkse premie in rekening gebracht bij de woningbouwcorporaties die gebruik maken van het WSW, namelijk een percentage over de uitstaande leningen waarvoor het WSW zich borg heeft gesteld. Het tarief bedraagt 0,0276 procent per jaar. Dit percentage is in 2006 tot stand gekomen op basis van een meerjarige liquiditeitsprognose. Voor de achterborg wordt geen premie in rekening gebracht.

Tot op heden is het WSW nog nooit aangesproken op de borg en zijn corporaties altijd gesaneerd. Ook de achtervang door Rijk en gemeenten is nog nooit aangesproken.

Versterking risicobeheersing

Ojectief risicomanagement is de kerntaak van het WSW. Om die taak uit te oefenen hanteert het WSW een risicobeoordelingsmethodologie gebaseerd op industrie standaarden (S&P), rekening houdend met de specifieke kenmerken van de sector (zie website WSW). Hoewel er nog nooit een beroep is gedaan op de achtervang door Rijk en gemeenten en de kans daarop in de toekomst gezien de zekerheidsstructuur ook als zeer gering worden gezien, zijn enkele recente casussen wel aanleiding geweest om de risicobeheersing verder te versterken. Enkele maatregelen die in het kader van deze veranderagenda reeds genomen zijn, dan wel worden genomen:

  • Zowel het WSW als het CFV hebben hun systemen en normen voor risicomanagement en «early warning» aangescherpt. Risico’s voor de financiële stabiliteit van een corporatie komen zo eerder aan het licht, zodat ook eerder kan worden ingegrepen. De activiteiten gericht op een beter risicomanagement heeft het WSW gebundeld in het programma Challenge. Tevens heeft het WSW in 2012 de afdeling Bijzonder Beheer opgericht die corporaties met problemen gericht stuurt bij het nemen van de juiste maatregelen;

  • Er zijn door het Ministerie van BZK regels gesteld aan het gebruik van derivaten door corporaties. Deze beleidsregels zijn sinds 1 oktober 2012 van kracht. Het CFV houdt hierop toezicht en voert tevens «stresstesten» uit;

  • Vanaf 2011 is de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen van kracht. Dit betekent onder andere dat de WSW-borging voortaan alleen kan worden afgegeven op activiteiten van corporaties die als «dienst van algemeen economisch belang» (daeb) kunnen worden aangemerkt en niet op andere (commerciële) activiteiten;

  • Het WSW voert vanaf 2011 een Eigen Middelen beleid dat bepaalt welke middelen de deelnemende corporaties verplicht moet besteden aan borgbare investeringen, aflossingen van geborgde leningen en opbouw van de wettelijk geregelde liquiditeitsbuffer. Nadat een corporatie aan al haar verplichtingen heeft voldaan, mag zij het restant van de eigen middelen aanwenden voor niet-borgbare;

  • In de novelle op de herzieningswet die in voorbereiding is, wordt door beperking van het werkdomein bovendien ingezet op een kleiner «daeb»-deel van corporaties, waarbij voor het niet-daeb deel in principe commerciële (her)financiering geldt;

Verhouding tot garantiekader

Het kabinet heeft in mei 2014 besloten tot het uitvoeren van een verdiepende analyse naar de WSW. Daarbij zal de verhouding tot de verschillende elementen uit het garantiekader nader worden bezien. De analyse zal plaatsvinden tweede helft 2014, waarna hierover in de eerste helft van 2015 besluitvorming kan plaatsvinden. In het vervolg zal iedere vijf jaar een evaluatie van de garantieregeling plaatsvinden.

Achterborgstelling: Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW): Nationale Hypotheekgarantie

Kengetallen (x € 1 mln.)

Ultimo 2013

Ultimo 2014

Ultimo 2015

Achterborgstelling

163.756

169.211

172.909

Bufferkapitaal

799

758

700

Obligo

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Bron: Stichting WEW

Toelichting

Het WEW heeft een belangrijke rol ten aanzien van de financierbaarheid van het eigenwoningbezit. De stichting staat met de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) borg voor hypothecaire leningen die woningeigenaren afsluiten om hun huis te financieren, waarbij alleen leningen in aanmerkingen komen die aan de NHG-regels voldoen. Enkele belangrijke eisen zijn dat het hypotheekbedrag (inclusief bijkomende kosten) niet meer mag zijn dan de op dat moment geldende kostengrens 2 en dat wordt voldaan aan de Nibud-normen voor de verantwoorde verhouding tussen het inkomen en de hypotheeklasten. Indien de consument in betalingsproblemen komt en de woning verkocht moet worden, dan betaalt het WEW een eventuele restschuld aan de geldverstrekker (rekening houdend met de annuïtaire afloop van de garantie). Hiermee gaat de vordering over op het WEW. Het WEW kan de schuld van de voormalig eigenaar kwijtschelden als de woningeigenaar buiten de eigen schuld in de problemen is gekomen (door werkloosheid, echtscheiding, arbeidsongeschiktheid of het overlijden van de partner) en heeft meegewerkt aan beperking van de restschuld. Omdat verliezen voor de bank voor een belangrijk gedeelte zijn afgedekt, geldt voor hypotheken met NHG in praktijk een lagere rente. Door deze rentekorting dalen de maandelijkse hypotheeklasten, waardoor een eigenwoning meer toegankelijk wordt voor lagere inkomens.

De consument betaalt eenmalig een premie van 1,0% van het hypotheekbedrag, die in het buffervermogen van de stichting wordt gestort waaruit schades betaald worden. Volgens actuarieel onderzoek is het buffervermogen de komende jaren voldoende om toekomstige schades op te vangen. Indien het buffervermogen niet afdoende blijkt, dan verstrekt het Rijk en de gemeenten (ieder voor 50%) achtergestelde renteloze leningen aan het WEW. Voor hypotheken met een NHG die zijn verstrekt na 1 januari 2011 geldt dat het Rijk de volledige achtervang verzorgt. Per 1 januari 2015 zal een deel van de premie (0,15%) afgedragen worden aan het Rijk als vergoeding voor het achtervangrisico.

Toelichting op de cijfers

Op basis van de liquiditeitsprognoses van het WEW is de verwachting dat het fondsvermogen van het WEW de komende jaren zal afnemen. Deze ontwikkeling is het gevolg van de negatieve ontwikkeling van de prijzen van koopwoningen in de afgelopen jaren, de toegenomen werkloosheid en de hiermee samenhangende toename in aantallen en diepte van de verliezen. Hoewel tekenen van herstel zichtbaar zijn op de woningmarkt, wordt toch een verdere aanspraak op het fondsvermogen verwacht vanwege het na-ijl effect van de crisis op het waarborgfonds. Bij een aantrekkende woningmarkt zal het aantal woningverkopen toenemen, maar omdat veel woningen nog «onder water» staan, betekent dit ook een toename van het aantal transacties met een restschuld. Daarnaast is er sprake van een volume-effect, omdat in de afgelopen jaren meer garanties zijn verstrekt, mede door de tijdelijke verhoging van de kostengrens tot 350 duizend euro. Hierbij dient bedacht te worden dat het fonds juist is bedoeld en opgebouwd voor het opvangen van verliezen in een periode als deze.

Het gegarandeerd vermogen van het WEW neemt de komende jaren toe, omdat de instroom van nieuwe garanties hoger ligt dan de uitstroom. De verlaging van de kostengrens heeft een drukkend effect op deze toename. Hierbij is van belang dat het risico voor de stichting en het Rijk slechts in beperkte mate wordt bepaald door de hoogte van het gegarandeerde vermogen. Ten eerste staat tegenover de leningen de waarde van de desbetreffende woningen. Daarnaast betreft de borgstelling uitsluitend de betaling van de eventuele restschuld na een gedwongen verkoop. Tot slot speelt de kans op default een rol. Deze neemt af naarmate de lening langer loopt; de meeste defaults vinden in de eerste jaren van borgstelling plaats. Het WEW beschikt bovendien over een fondsvermogen voor het kunnen opvangen van verliezen.

Verhouding tot het garantiekader

In het vervolg zal iedere vijf jaar een evaluatie van de garantieregeling plaatsvinden. Daarbij zal ook de verhouding tot de verschillende elementen uit het garantiekader nader worden bezien.

Belastinguitgaven per departement

Belastinguitgaven

Jaren

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

             

Gedeeltelijke vrijstelling van inkomsten uit kamerverhuur

40

43

45

47

49

52

54

               

Overdrachtsbelasting

             

Vrijstelling overdrachtsbelasting stedelijke herstructurering

0

2

2

2

2

2

2

3. DE BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1. Woningmarkt

A Algemene doelstelling

Een vrij toegankelijke, vraaggerichte woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister voert de regie over een heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen op het terrein van wonen.

De Minister voert via regelgeving de regie ten aanzien van het bevorderen van een evenwichtige verdeling van de woningvoorraad op grond van de Huisvestingswet. De Minister voert de regie ten aanzien van het ontwikkelen van kaders om onrechtmatige bewoning tegen te gaan op grond van de Woningwet.

De Minister stimuleert in beleidsmatige zin de huisvesting van bijzondere aandachtsgroepen.

De Minister voert de regie ten aanzien van het scheppen van voorwaarden voor de betaalbaarheid van het wonen, onder meer via de Wet op de huurtoeslag, de huurprijsregulering en maatregelen ten aanzien van de koopwoningmarkt.

De Minister voert de regie over het beleid voor de koopwoningmarkt. Hieronder valt onder meer het beleid ten aanzien van de Nationale Hypotheekgarantie (NHG), de fiscale behandeling van de eigen woning, en de hypothecaire leennormen. Tevens draagt de Minister zorg voor het kapitaalmarktbeleid betreffende investeringen in de woningmarkt.

De Minister is verantwoordelijk voor het beleidsmatig vormgeven van het instrument huurtoeslag en het budgettair beheer hiervan op grond van de Wet op de Huurtoeslag. De uitvoering van de huurtoeslag is, op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR), onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën, belegd bij de Belastingdienst/Toeslagen. Deze dienst is ook verantwoordelijk voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de toeslag.

De Minister is verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van de verhuurderheffing. De uitvoering van de verhuurderheffing is, onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën, belegd bij de Belastingdienst.

De Minister is verantwoordelijk voor een adequate werking van de sociale huurwoningenmarkt. Het betreft het beleid en de regelgeving ten aanzien van het maatschappelijk presteren van woningcorporaties en het toezicht hierop. Voor de huisvesting van diegenen die moeilijkheden ondervinden bij het vinden van adequate huisvesting op de woningmarkt, spelen woningcorporaties een belangrijke rol, waarbij het huisvesten van huishoudens met een inkomen tot € 34.678 (inkomensgrens 2014) tot hun kerntaak behoort.

De Minister draagt zorg voor een adequate uitvoering van een laagdrempelige beslechting van huurgeschillen. In het Burgerlijk Wetboek (art. 7:249 t/m 7:261) is vastgelegd dat huurders en verhuurders een beroep kunnen doen op de Huurcommissie. De organisatie en werkwijze van de Huurcommissie, evenals de administratieve ondersteuning door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), is vastgelegd in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw).

C Beleidswijzigingen

In de beleidsagenda is opgenomen, dat de verwachting is, dat de in 2012 bij de Eerste Kamer ingediende voorstellen voor een herziening van de Woningwet en de daarop volgende in 2014 bij de Tweede Kamer ingediende novelle januari 2015 in werking zullen treden. Dit zal leiden tot nieuwe wet- en regelgeving.

Deze wijzigingen hebben aanzienlijke gevolgen voor de betrokken partijen. Daarom zal al ruim voor inwerkingtreding van de wijzigingen op 1 januari 2015 gestart worden met een intensief communicatie- en voorlichtingstraject over de wijzigingen. Dit traject zal in 2015 worden voortgezet.

Mede ter ondersteuning van het lokale proces en om te bevorderen dat corporaties het maatschappelijk gebonden vermogen optimaal inzetten ten behoeve van de volkshuisvesting zal het kabinet in overleg met gemeenten en sociale verhuurders een prioritaire agenda voor woningcorporaties publiceren (Woonagenda sociale huursector, eerder aangeduid als «rijksbeleidskader»). Hiermee wordt beoogd landelijk geformuleerde opgaven, zoals het energiezuinig maken van de woningvoorraad, het passend huisvesten van ouderen en zorgbehoevenden, alsmede het huisvesten van de laagste inkomens met het oog op de betaalbaarheid op de lokale agenda van gemeenten, woningcorporaties en huurdersorganisaties te plaatsen. Het rijk zal monitoren of de landelijk geformuleerde opgaven gerealiseerd worden en zo mogelijk prestaties (laten) vergelijken.

Het financieel toezicht op woningcorporaties wordt versterkt en rechtstreeks onder ministeriële verantwoordelijkheid gebracht.

Voorzien is om één van de werkzaamheden van het huidige Centraal Fonds Volkshuisvesting – de sanering van corporaties – in mandaat over te dragen aan het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Ook daarvoor worden vooruitlopend in 2014 voorbereidingen getroffen, die in 2015 zullen worden voortgezet.

Zoals in het regeerakkoord «Bruggen slaan» van 29 oktober 2012 is overeengekomen, dient het wettelijke bezoldigingsmaximum op grond van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) van 130% van de bezoldiging van een Minister naar 100% verlaagd te worden. In verband met deze verlaging zal ook de voor de woningcorporatiesector geldende regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen toegelaten instellingen volkshuisvesting worden aangepast.

Conform toezegging aan de Eerste Kamer in december 2013 zal – mede op basis van consultatie van de sector – uitwerking worden gegeven aan de wooncoöperatie. Dit betreft een vorm van zelforganisatie van kopers en huurders gericht op gezamenlijke doelen, als nieuwe vorm van een toegelaten instelling met een wettelijke basis, al dan niet binnen de structuur van de huidige sociale huursector.

Met ingang van 2015 zal de liberalisatiegrens voor drie jaar worden bevroren, zodat de ruimte voor de vrije huursector wordt vergroot en de betaalbaarheid voor de sociale huursector wordt verbeterd. Op deze wijze wordt het interessanter voor marktpartijen om te investeren in het middensegment van de huurmarkt. Er komt een register voor nieuwbouwwoningen waarmee wordt geregeld, dat nieuwbouw gebouwd in de eerste vijf jaar na instelling van het register geliberaliseerd zal blijven.

Het kabinet vraagt ook in 2015 een financiële bijdrage van verhuurders voor het verminderen van de nationale schuld. De verhuurderheffing maakt deel uit van de maatregelen in het Woonakkoord. De verhuurderheffing wordt conform eerdere afspraken in 2015 verhoogd naar € 1,335 miljard.

D1 Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 1 Woningmarkt

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen:

2.900.728

3.211.961

3.377.405

3.499.807

3.676.749

3.835.258

4.000.659

                 

Uitgaven:

2.929.201

3.141.822

3.335.413

3.499.807

3.676.749

3.835.258

4.000.659

 

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
                 

1.1

Betaalbaarheid

2.922.871

3.133.576

3.328.246

3.492.640

3.669.582

3.828.091

3.993.492

 

Subsidies

61.971

23.278

16.815

12.688

11.888

11.610

11.610

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid

1.057

409

508

508

508

500

500

 

Bevordering eigen woningbezit

59.694

21.648

15.186

11.109

10.409

10.139

10.139

 

Woonconsumentenorganisaties

1.220

1.221

1.121

1.071

971

971

971

 

Opdrachten

778

1.006

617

617

617

625

625

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid

778

1.006

617

617

617

625

625

 

Inkomensoverdracht

2.846.103

3.096.644

3.296.844

3.467.453

3.645.900

3.805.060

3.970.460

 

Huurtoeslag

2.846.103

3.096.644

3.296.844

3.467.453

3.645.900

3.805.060

3.970.460

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

0

0

2.872

2.890

2.890

2.890

2.890

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid (Agentschap NL)

0

0

2.872

2.890

2.890

2.890

2.890

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

13.300

10.665

10.291

8.586

7.881

7.500

7.501

 

Huurcommissie

13.300

10.500

9.976

8.271

7.566

7.185

7.186

 

Overige uitvoeringsinstanties

0

165

315

315

315

315

315

 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

719

1.983

807

406

406

406

406

 

Overige uitvoeringsinstanties

719

1.983

807

406

406

406

406

                 

1.2

Onderzoek en kennisoverdracht

6.330

8.246

7.167

7.167

7.167

7.167

7.167

 

Subsidies

3.589

1.879

1.801

1.801

1.801

1.801

1.801

 

Samenwerkende kennisinstellingen e.a.

3.589

1.879

1.801

1.801

1.801

1.801

1.801

 

Opdrachten

2.711

6.367

5.366

5.366

5.366

5.366

5.366

 

Basisonderzoek en verkenningen

2.711

6.367

5.366

5.366

5.366

5.366

5.366

 

Bijdragen aan medeoverheden

30

0

0

0

0

0

0

 

experimenten en kennisoverdracht Wonen

30

0

0

0

0

0

0

                 

Ontvangsten:

407.994

490.330

501.116

507.900

510.000

510.500

510.700

D2 Budgetflexibiliteit

Het uitgavenbudget van artikel 1 is percentueel 100% juridisch verplicht door de grote omvang van het huurtoeslagbudget.

Subsidies

De subsidies zijn voor 100% juridisch verplicht. Het betreft vooral in het verleden aangegane verplichtingen op basis van de Wet Bevordering Eigen Woningen.

Opdrachten

De opdrachten zijn gedeeltelijk juridisch verplicht. Uitgaven betreffen (onderzoeks-)opdrachten die inspelen op de beleidsactualiteit. Deze middelen worden aangewend voor de uitfinanciering van tot en met 2014 aangegane verplichtingen en bestuurlijke verplichtingen voor de periodiek terugkerende basisonderzoeken.

Inkomensoverdracht

Van het huurtoeslag budget 2015 is 100% juridisch verplicht. Jaarlijks wordt een verplichting aangegaan voor het gehele huurtoeslagbudget voor het begrotingsjaar.

Bijdragen aan baten-lastendiensten

De bijdragen aan baten-lastendiensten zijn voor 100% juridisch verplicht. Het betreft verplichtingen die aangegaan zijn voor het uitvoeren van de BEW en EW regelingen.

Bijdrage aan ZBO’s/ RWT’s

De bijdrage aan ZBO’s/ RWT’s is 100% juridisch verplicht. Dit betreft de jaarlijkse opdracht aan de Dienst van de Huurcommissie (DHC).

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

De bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken is voor 100% juridisch verplicht.

E Toelichting op de instrumenten
1.1 Betaalbaarheid

Subsidies

Beleidsprogramma betaalbaarheid

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voert in het kader van het programma Betaalbaarheid verschillende activiteiten uit voor de huurtoeslag, maar ook voor het monitoren en stimuleren van geschikte huisvesting voor ouderen. Een ander belangrijk onderdeel van het programma is het in beeld brengen en helpen voorkomen van risico’s van eigenwoningbezit en toezicht op woningbouwcorporaties.

Voor deze werkzaamheden verstrekt het Ministerie samen met huurders, verhuurorganisaties en andere partijen voor woningmarktontwikkeling subsidies en opdrachten aan diverse partijen.

Bevorderen Eigen Woningbezit (BEW)

Zoals gemeld aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 32 123 XVIII, nr. 74), is voor nieuwe toekenningen op grond van de Wet Bevordering Eigen Woningbezit geen budget meer beschikbaar. De meerjarig beschikbare middelen dienen uitsluitend tot betaling van in het verleden aangegane verplichtingen.

Om de financierbaarheid van het eigen woningbezit te borgen is het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties achtervang voor het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) die de uitvoering verzorgt van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG).

Woonconsumentenorganisaties

De Woonbond en de Stichting VACpunt Wonen ontvangen financiële bijdragen voor de uitvoering van een met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties overeen gekomen programma van activiteiten op het gebied van kennisoverdracht, voorlichting en scholing. Doel is de positie van de woonconsument te versterken om recht te doen aan zijn positie op de woningmarkt.

Opdrachten

Beleidsprogramma betaalbaarheid

Onder subsidies is hier een toelichting voor opgenomen.

Inkomensoverdracht

Bij de huurtoeslag is voor de jaren 2014–2016 sprake van tekorten die in de jaren 2017–2019 omslaan in meevallers. De tekorten worden vooral veroorzaakt door de bij Begrotingsakkoord deels teruggedraaide afschaffing van de fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten. Dit vanwege de uitwerking op het belastbare inkomen. De meevaller in latere jaren wordt vooral veroorzaakt door een bijgestelde inflatieraming, die tot meevallers in de huurprijsontwikkeling leidt. Per saldo is voor de periode 2014–2019 sprake van een tekort van gemiddeld € 10 mln. per jaar. De oploop van de huurtoeslag in 2018 en 2019 met € 92 mln. in verband met de doorwerking van de boveninflatoire huurverhoging is hierin meegenomen. Daarnaast is sprake van een overschrijding van € 96,9 mln. op de huurtoeslag in 2013.

In totaal is het tekort € 155,2 mln, een gemiddeld tekort van € 31 mln. per jaar vanaf 2015. In het voorjaar is eerder aangekondigd dat de dekking binnen de huurtoeslag wordt ingepast. Het kabinet heeft echter besloten voor de jaren 2015, 2016 en 2017 het budget toe te voegen ter dekking van deze tekorten.

Het kabinet heeft besloten om per 2016 de verhoogde vrijstelling in box 3 voor ouderen (de ouderentoeslag) af te schaffen. Deze maatregel leidt tot een lager beroep op de huurtoeslag van € 22 mln. vanaf 2016.

Om inzicht te geven in de uitwerking van de huurtoeslag voor huurtoeslagontvangers tonen onderstaande grafieken het aandeel van de bruto huur dat per saldo (na aftrek van de huurtoeslag) nog netto door huurtoeslagontvangers is verschuldigd. Dit cijfer is berekend voor voorbeeldhuishoudens met een huur rond de diverse huurtoeslaggrenzen en met een minimuminkomen. Uit de grafieken blijkt dat het aandeel van de bruto huur dat door de huurtoeslagontvanger zelf netto nog betaald moet worden in de periode 2012–2015 is gedaald. De stijging tussen 2011 en 2012 voor huishoudens met een huur rond aftoppingsgrens of huurgrens heeft als achtergrond de in dat jaar doorgevoerde aanscherping van de kwaliteitskortingen. De daling vanaf 2012 heeft te maken met het feit dat de indexering van de eigen bijdrage in de huurtoeslag lager is dan de gemiddelde bruto-huurontwikkeling. De reden hiervoor is dat de indexering van de eigen bijdrage in de huurtoeslag geen rekening houdt met het harmonisatie-effect (het feit dat huren bij verhuizing sterker kunnen worden verhoogd) en dat de eigen bijdrage in de huurtoeslag wordt geïndexeerd met de netto-bijstandsontwikkeling (als deze lager is dan de huurontwikkeling).

Verhouding bruto en netto huur Eenpersoonshuishouden

Verhouding bruto en netto huur 						  Eenpersoonshuishouden

Verhouding bruto en netto huur Meerpersoonshuishouden

Verhouding bruto en netto huur 						  Meerpersoonshuishouden

Verhouding bruto en netto huur Eenpersoonshouden ouderen

Verhouding bruto en netto huur Eenpersoonshouden 						  ouderen

Verhouding bruto en netto huur Meerpersoonshuishouden ouderen

Verhouding bruto en netto huur Meerpersoonshuishouden 						  ouderen

Verhuurderheffing

In het Regeerakkoord is afgesproken, dat de verhuurderheffing op termijn evenredig wordt verhoogd met het gebruik van de huurtoeslag als gevolg van de maatregelen op de huurmarkt. Eén van deze maatregelen betreft de boveninflatoire huurverhogingen. Hierdoor loopt het beroep op de huurtoeslag vanaf 2018 op. In het Woonakkoord is de verhuurderheffing 2017 verlaagd ten opzichte van het Regeerakkoord en vastgelegd, dat de verhuurderheffing op termijn dezelfde bijdrage levert aan het op orde brengen van de overheidsfinanciën als in het Regeerakkoord is opgenomen. Het kabinet gaat er van uit dat de heffing ook in de toekomst blijft bestaan en verder oploopt. Vanaf 2018 volgt de raming van de verhuurderheffing de reeks die in het Regeerakkoord is afgesproken.

Bijdragen aan baten-lastendiensten

Beleidsprogramma betaalbaarheid

De bijdrage dient ter bekostiging van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland voor de uitvoering van de Regeling Bevordering Eigenwoningbezit.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Huurcommissie

Het werkterrein van de Huurcommissie wordt gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders een geschil hebben over de hoogte van de huurprijs of van de servicekosten en er onderling niet uitkomen, doet de Huurcommissie op verzoek uitspraak in dergelijke geschillen. Sinds 2012 beslecht de Huurcommissie ook geschillen in het kader van de Wet op het overleg huurders verhuurder (WOHV).

De Huurcommissie werkt als opdrachtnemer van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Voor 2015 worden de onderstaande aantallen verondersteld en maximale behandeltermijnen nagestreefd.

Tabel 1.2 Kengetallen

Procedure

Aantallen 2015

Behandeltermijn 2015

Beslechting huurprijsgeschillen

8.375

90% afgerond binnen 4 maanden

Beslechting servicekostengeschillen

1.700

90% afgerond binnen 4 maanden

Beslechting van WOHV-geschillen

10

90% afgerond binnen 13 weken

Verklaringen over de redelijkheid van de huurprijs in het kader van behandeling van huurtoeslagaanvragen door de Belastingdienst

100

 

Totaal

10.185

Bron: Huurcommissie

Voor de doorlooptijden van huurgeschilbeslechting staat in de Uitvoeringswet Huurprijzen woonruimte een termijn van maximaal vier maanden. Omdat de Huurcommissie voor het halen van de doorlooptijd ook afhankelijk is van de medewerking van huurder en verhuurder (het verstrekken van de benodigde informatie, het meewerken aan onderzoek in de woning, aanwezigheid op de hoorzitting), kan de termijn van vier maanden niet in alle gevallen gerealiseerd worden. De wet kent de mogelijkheid om in die gevallen gemotiveerd een langere doorlooptijd te hanteren. Vandaar dat de norm van vier maanden gesteld is voor 90% van de huurprijsgeschillen.

Voor de geschilbeslechting op basis van de Wet op het overleg huurders verhuurder (WOHV) geldt een wettelijke termijn van acht weken met eveneens de mogelijkheid om gemotiveerd een langere doorlooptijd te hanteren. De ervaringen met de WOHV-geschillen leren, dat partijen hechten aan overleg onder auspiciën van de Huurcommissie, als gevolg waarvan de termijn van acht weken doorgaans niet gehaald wordt, zonder dat dit op bezwaren van betrokkenen stuit. Om deze reden is als streeftermijn voor 90% van de WOHV-geschillen 13 weken geformuleerd.

Voor nadere informatie over de Huurcommissie wordt verwezen naar de agentschapparagraaf 4.8.

Overige uitvoeringsinstanties

De bijdragen dienen ter bekostiging van een aantal uitvoeringsorganisaties waaronder het Centraal Fonds Volkshuisvesting.

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

Overige uitvoeringsinstanties

De bijdragen dienen ter bekostiging van een aantal uitvoeringsorganisaties waaronder de belastingdienst voor verstrekking van inkomensgegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurstijging.

1.2 Onderzoek en kennisoverdracht

Subsidies

Samenwerkende kennisinstellingen (Nationaal kennisinstituut voor stedelijke en regionale ontwikkelingen) en overig onderzoek

In afstemming met de eigen activiteiten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt een gedeelte van het beschikbare budget ingezet voor activiteiten van het Nationaal kennisinstituut voor stedelijke en regionale ontwikkeling, Platform 31.

Overig onderzoek is noodzakelijk voor het onderbouwen van beleid, het verrichten van strategische verkenningen en het bieden van instrumenten aan andere partijen om hun rol en verantwoordelijkheden waar te maken.

Opdrachten

Basisonderzoek en kennisoverdracht

De activiteiten voor (basis)onderzoek en kennisoverdracht hebben betrekking op het terrein van Wonen en Bouwen. De ontwikkelingen op de woningmarkt vragen om actuele gegevens over de woningmarkt voor de basisonderzoeken, benchmarks en ondersteuning, alsmede doorrekening van beleid. Het budget wordt besteed aan onder meer verkenningen, monitoring en onderbouwen van beleid, dataverzamelingen en ramingsmodellen.

Ontvangsten

Zie de toelichting bij inkomensoverdracht.

Artikel 2. Woonomgeving en bouw

A Algemene doelstelling

Het stimuleren van burgers, decentrale overheden, instellingen en bedrijven tot het realiseren van een goede kwaliteit van woningen, gebouwen en andere bouwwerken. Belangrijke aspecten daarbij zijn de veiligheid en gezondheid van gebouwen, alsmede het streven om energie te besparen, waarmee tevens de woonlasten kunnen worden beperkt. Het bevorderen van de woningbouw waarbij aanbod vraaggericht tot stand komt, zodat dit veel meer gaat aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het stimuleren van burgers en andere partijen om de leefbaarheid in steden en dorpen te bevorderen.

B Rol en verantwoordelijkheid

Op basis van de Woningwet (hoofdstuk V) is de Minister verantwoordelijk voor woningbouw, hetgeen de zorg omvat voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. Het kabinet wil de sector stimuleren door innovatie te bevorderen, onnodige belemmeringen weg te nemen en waar mogelijk de mededinging te versterken, waardoor meer ruimte ontstaat voor kleinschalige, natuurlijke groei, het voorzien in eigen woningbehoefte, (collectief) particulier opdrachtgeverschap (CPO) en meegroei-, mantel- en meergeneratiewoningen.

Op basis van de Woningwet (artikel 120), de Wet milieubeheer (hoofdstuk 4) en de Kadasterwet is de Minister verantwoordelijk voor het stimuleren van energiebesparing en reductie van CO2-uitstoot binnen de sector gebouwde omgeving.

Op basis van de Woningwet (artikel 2) is de Minister verantwoordelijk voor het opstellen en het beheer van de bouwregelgeving en is hij stelselverantwoordelijk om hiermee de bouwkwaliteit te borgen door middel van regisseren en doen uitvoeren.

Op basis van de Woningwet (artikel 80a) draagt de Minister zorg voor de bevordering en ondersteuning van stedelijke vernieuwing. Dit geldt met name bij het leefbaar maken en houden van steden en dorpen, bijvoorbeeld aandachtswijken en krimp- en anticipeerregio’s. Belangrijke maatregelen zijn: het aanpassen van belemmerende wet- en regelgeving, advisering, kennisoverdracht, monitoring van resultaten en het aanspreken van medeverantwoordelijke departementen, met het oog op een integrale (gebiedsgerichte) aanpak. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de gemeenten en vervolgens bij de provincie.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Kamerstukken II, 32 660, nr. 17) is opgenomen dat de nieuwbouwprogrammering grotendeels wordt overgelaten aan provincies en gemeenten. In de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad worden de bestaande verstedelijkingsafspraken onderdeel van de integrale aanpak voor deze gebieden. In de andere regio’s is er geen directe betrokkenheid meer van het Rijk bij de programmering van nieuwbouwwoningen.

C Beleidswijzigingen

In 2015 gaat een regeling van start voor energiebesparing door verenigingen van eigenaren (VvE’s) met een maximale inzet van 35 miljoen euro aan rijksgeld. Hiermee zal de regering ertoe bijdragen dat er een reguliere markt ontstaat voor leningen aan VvE’s voor energiebesparende maatregelen.

D1 Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 2 Woonomgeving en bouw

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen:

119.715

295.648

249.123

120.034

34.671

36.921

32.921

                 

Uitgaven:

38.102

177.168

101.623

41.034

34.671

231.921

232.921

 

Waarvan juridisch verplicht

   

72%

       
                 

2.1

Energie en bouwkwaliteit

16.883

97.799

63.490

19.110

13.467

211.447

212.647

 

Subsidies

12.605

87.625

44.860

9.160

4.000

202.300

203.800

 

Beleidsprogramma Energiebesparing

631

2.500

8.200

8.200

3.200

3.200

3.200

 

Beleidsprogramma bouwregelgeving

1.592

600

600

600

600

600

600

 

Energiebesparing verhuurders

0

600

400

300

200

198.500

200.000

 

Innovatieregelingen gebouwde omgeving

6.905

3.785

360

0

0

0

0

 

Revolverend fonds EGO

0

75.000

35.000

0

0

0

0

 

Tijdelijke regeling blok voor blok

50

140

300

60

0

0

0

 

Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparing

3.427

5.000

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

3.550

10.174

18.630

9.950

9.467

9.147

8.847

 

Beleidsprogramma Energiebesparing

2.531

8.185

16.538

7.857

7.337

7.017

6.717

 

Beleidsprogramma bouwregelgeving

1.019

1.989

2.092

2.093

2.130

2.130

2.130

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

728

0

0

0

0

0

0

 

Beleidsprogramma Energiebesparing

728

0

0

0

0

0

0

                 

2.2

Woningbouwproductie

15.177

17.103

8.920

7.843

7.285

6.555

6.355

 

Subsidies

360

25

200

200

200

200

0

 

Beleidsprogramma woningbouwproductie

360

25

200

200

200

200

0

 

Opdrachten

490

863

863

863

863

863

863

 

Beleidsprogramma woningbouwproductie

490

863

863

863

863

863

863

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

14.327

16.215

7.857

6.780

6.222

5.492

5.492

 

Beleidsprogramma woningbouwproductie (RVO.nl)

14.327

16.215

7.857

6.780

6.222

5.492

5.492

                 

2.3

Kwaliteit woonomgeving

6.042

4.266

13.813

13.681

13.519

13.519

13.519

 

Subsidies

2.543

2.188

0

0

0

0

0

 

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

2.543

2.188

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

1.425

1.778

13.813

13.681

13.519

13.519

13.519

 

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

1.425

1.778

3.813

3.681

3.519

3.519

3.519

 

Wijkverpleegkundigen

0

0

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

 

Bijdragen aan medeoverheden

2.074

300

0

0

0

0

0

 

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

2.074

300

0

0

0

0

0

                 

2.4

Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

0

58.000

15.400

400

400

400

400

 

Leningen

0

57.800

15.000

0

0

0

0

 

Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders

0

57.800

15.000

0

0

0

0

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

0

200

400

400

400

400

400

 

Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

0

200

400

400

400

400

400

                 

Ontvangsten:

2.056

91

91

91

91

91

91

D2 Budgetflexibiliteit

Het uitgavenbudget van artikel 2 is voor 72% juridisch verplicht.

Subsidies

De subsidies op het gebied van energiebesparing zijn deels juridisch verplicht dan wel bestuurlijk gebonden. Het Revolverend Fonds Energiebesparing is voor 100% juridisch verplicht. De subsidies bij het beleidsprogramma Woonomgeving zijn gedeeltelijk juridisch verplicht. Dit betreft ondermeer de subsidie voor het LSA en de integrale aanpak op de BES-eilanden.

Opdrachten

Het merendeel van de budgetten (opdrachten) voor de beleidsprogramma’s Energiebesparing Gebouwde Omgeving, Bouwregelgeving en Woningproductie is juridisch verplicht. Hetzelfde geldt voor de opdrachten voor het beleidsprogramma Woonomgeving.

Bijdragen aan baten-lastendiensten

De bijdragen aan baten-lastendiensten zijn voor 100% juridisch verplicht. Het betreft verplichtingen die aangegaan zijn voor de uitvoeringsprogramma’s die de Rijksdienst voor Ondernemend NL uitvoert in opdracht van het Ministerie.

Leningen

De leningen in het kader van het Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders zijn volledig juridisch verplicht.

E Toelichting op de instrumenten
2.1 Energie en bouwkwaliteit

Beleidsprogramma Energiebesparing

In 2015 worden de activiteiten voortgezet ter uitvoering van de afspraken voor energiebesparing in de gebouwde omgeving uit het in 2013 gesloten Energieakkoord voor duurzame groei. Voor extra ondersteuning van gemeenten bij lokale energiebesparing stelt het kabinet voor 2014, 2015 en 2016 jaarlijks € 5 mln. beschikbaar.

Beleidsprogramma bouwregelgeving

Zie toelichting bij opdrachten.

Energiebesparing verhuurders

In 2015 wordt de uitvoering voortgezet van de stimuleringsregeling energieprestatie huursector van € 400 mln. voor investeringen van sociale verhuurders in energiebesparende maatregelen. De subsidies worden uitgekeerd in 2018–2019.

Innovatieregelingen gebouwde omgeving

In 2015 wordt voorzien in de financiële afwikkeling van het programma Energiesprong, waarmee is beoogd de markt voor te bereiden op het realiseren van energieneutrale nieuwbouw en zeer energiezuinige renovatie in woning- en utiliteitsbouw. Kennis en ervaringen die uit het programma voortkomen, worden overgedragen naar de betrokken partijen. Het innovatieprogramma Excellente Gebieden, gericht op zeer energiezuinige nieuwbouw en eveneens ondersteund door het Rijk, is in 2014 geëvalueerd en wordt afgerond in 2015.

Revolverend fonds energiebesparing (EGO)

Het kabinet geeft op het gebied van de financiering van energiebesparende maatregelen een impuls met revolverend fondsen voor energiebesparing van woningen (Kamerstukken II, 30 196, 2013–2014, nr. 223). In januari 2014 is een fonds voor eigenaren-bewoners gestart in de vorm van het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) met een rijksbijdrage van € 75 mln. Met dit bedrag plus de bijdrage vanuit de markt komt er in totaal € 300 mln beschikbaar voor leningen voor eigenaren-bewoners. In 2014 is ook de start voorzien van een fonds voor verhuurders, met een rijksbijdrage van € 75 mln. De middelen van dit fonds worden verantwoord onder artikelonderdeel 2.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders. In 2015 is tot slot een impuls van € 35 mln. voorzien voor energiebesparing door Verenigingen van Eigenaren. Daarmee bedraagt de totale rijksbijdrage € 185 mln. Een algemene uiteenzetting van de revolverende fondsen is opgenomen in Kamerstukken II, 30 196, nr. 249.

Tijdelijke regeling en green deals Blok voor blok

In 2015 eindigt de Tijdelijke regeling Blok voor blok, ingezet voor een kennis- en leertraject voor grootschalige energiebesparing in bestaande woningen op basis van veertien projecten, uitgevoerd door lokale en regionale partijen. Het programma Blok voor blok is in 2014 geëvalueerd in samenhang met de resultaten uit de programma’s Energiesprong en Gebieden Energieneutraal. (Kamerstukken II, 30 196, 2013–2014, nr. 249). Deze drie programma’s hebben een sterke impuls gegeven aan energiebesparing in de gebouwde omgeving. In het Energieakkoord voor duurzame groei is overeengekomen om deze impuls verder uit te bouwen en te versterken.

Opdrachten

Beleidsprogramma Energiebesparing

In 2015 worden de activiteiten voortgezet ter uitvoering van de afspraken voor energiebesparing in de gebouwde omgeving uit het Energieakkoord voor duurzame groei van 2013. Voor de uitrol van een indicatief energielabel is in 2014 en 2015 respectievelijk € 9,3 mln. en € 5,7 mln. beschikbaar. Begin 2015 zal het Rijk alle woningeigenaren die nog geen energielabel hebben een indicatief energielabel verstrekken dat via een webtool omgezet kan worden in een energielabel op basis van de Europese herziene EPBD-richtlijn.

Beleidsprogramma bouwregelgeving

De Minister is verantwoordelijk voor een goed functionerend stelsel van bouwregelgeving op grond van de Woningwet, in afstemming met de Europese regelgeving en normen. Dit stelsel wordt onder andere ondersteund met een aantal vaste jaarlijkse bijdragen aan NEN (Nederlands Normalisatie Instituut), Stichting Bouwkwaliteit (SBK), Helpdesk bouwregelgeving en de Adviescommissie toepassing brandveiligheidsvoorschriften.

In 2015 zal de uitvoering van de kerntaak «het wettelijk waarborgen van een maatschappelijk noodzakelijk minimum kwaliteitsniveau van bouwwerken» worden voortgezet op basis van een herziening van het Bouwbesluit 2012. Met betrekking tot de bouwregelgeving wordt in 2015 verder gewerkt aan ondermeer de herziening van het omgevingsrecht, minder eisen voor particulier opdrachtgeverschap en verbetering van de gemeentelijke toezichtinstrumenten. Daarnaast wordt gewerkt aan het verder in procedure brengen van een wetsvoorstel waarmee private instrumenten voor kwaliteitsborging een rol kunnen krijgen in het publieke stelsel in plaats van de gemeentelijke preventieve toets op de bouwtechnische aspecten van een gebouw en het toezicht tijdens de bouw hierop. Begin 2015 zal hiertoe een wetsvoorstel worden voorgelegd aan de Tweede Kamer, zodat de wet in 2015 in werking kan treden. Daarnaast wordt gewerkt aan het, waar mogelijk, versterken van de vraaggerichtheid in de bouwsector en van de positie van de bouwconsument. Waar noodzakelijk zal het wetsvoorstel over private instrumenten voor kwaliteitsborging in de bouw ook hier betrekking op hebben.

2.2. Woningbouwproductie

Opdrachten

Beleidsprogramma woningbouwproductie

Ook in 2015 wordt de woningproductie gestimuleerd door kennisoverdracht en andere vormen van ondersteuning, bijvoorbeeld door directe betrokkenheid van het Rijk bij verstedelijkingskeuzes en de programmering van nieuwbouwwoningen in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad. Vernieuwing in de bouwsector zal gestimuleerd blijven worden en waar mogelijk zullen knelpunten in de relevante wet- en regelgeving worden weggenomen, zoals aangegeven in de brief van 27 november 2013: «Aanpak van knelpunten in het omgevingsrecht ten behoeve van de bouwpraktijk»» (Kamerstukken II, 33 118, nr. 10). Daartoe wordt een in samenwerking met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) breed expertteam opgezet om gemeenten te ondersteunen bij het verminderen van (lokale) regeldruk voor ondernemers. Lopende initiatieven als het Watertorenberaad en het Actieteam Ontslakken worden hierin opgenomen. Het streven is dit expertteam begin 2015 operationeel te hebben.

Eigenbouw («particulier opdrachtgeverschap») is een factor van toenemend belang. Eigenbouw valt goed te combineren met kleinschaligheid, omdat er geen grote voorinvesteringen hoeven te worden gedaan. Dit wordt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ook in 2015 nadrukkelijk ondersteund door middel van het Expertteam Eigenbouw, dat gemeenten helpt bij het starten van projecten voor particulier opdrachtgeverschap in de woningbouw.

Om kantorenleegstand tegen te gaan door de ombouw naar permanente of tijdelijke woonruimte te bevorderen is in 2012 het Expertteam (kantoor-)Transformatie opgericht.

Het Expertteam heeft haar werkterrein inmiddels verruimd naar overig (maatschappelijk) vastgoed en gebiedsontwikkeling met nadruk op herbestemmen en transformatie en ondersteunt ook in 2015 gemeenten, eigenaren en overige betrokkenen bij het concreet in gang zetten van de transformatie van leegstaand vastgoed naar woonruimte. Daarnaast wordt samengewerkt met het Rijksvastgoed bedrijf (RVB) om vrijkomende rijkskantoren te herbestemmen.

In het kader van stedelijke vernieuwing zal het Rijk bijdragen om de voorwaarden te scheppen die nodig zijn voor lokale actoren – de gemeenten voorop – om de fysieke ingrepen te realiseren die binnen de lokale context nodig zijn voor een toekomstbestendige ontwikkeling van leefbare, vitale steden. Specifieke aandacht gaat daarbij uit naar de (goedkopere) particuliere woningvoorraad en in het bijzonder het functioneren van de Vereniging van Eigenaren (VvE’s) alsmede het ondersteunen van oplossingen voor funderingsherstel. In de op 12 juni 2014 verzonden brief over VvE’s (Kamerstukken II, 27 926, 2013–2014, nr. 226) is aangegeven welke acties hiervan door het Rijk en de verantwoordelijke partijen zullen worden ondernomen. De genoemde aanpassingen in de wet- en regelgeving zullen in 2015 aan de Tweede Kamer worden voorgelegd.

Samen met het Ministerie van I&M wordt verder gewerkt aan een wettelijke regeling voor Stedelijk herverkaveling in het kader van de Omgevingswet. Stedelijke herverkaveling betreft het slim ruilen van grondbezit tussen private partijen om woningbouw in stedelijk gebied mogelijk te maken. Rond de jaarwisseling 2014/2015 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over het onderzoek naar de financiële posities van grondbedrijven bij gemeenten. Daarnaast zal als uitvloeisel van de Tijdelijke Commissie Huizenprijzen (Kamerstukken II, 33 192, 2012–1013, nr. 12) onderzoek worden gedaan naar de effecten van zelfrealisatie.

Overeenkomstig de aanbeveling van de Tijdelijke Commissie Huizenprijzen (Kamerstukken II, 33 194, 2012–2013) en de reactie van het kabinet (Kamerstukken II, 33 194, 2013–2014) daarop, wordt jaarlijks met de Tweede Kamer gedebatteerd over de situatie op de woningmarkt en de ontwikkeling van de huizenprijzen en de daarop van invloed zijnde factoren. Daartoe ontvangt de Tweede Kamer jaarlijks, voorafgaand aan de begrotingsbehandeling, een overzicht van de voor de ontwikkelingen op de woningmarkt relevante indicatoren.

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

Beleidsprogramma woningbouw (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland)

De op dit instrument opgenomen middelen zijn bestemd voor de activiteiten die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.NL, voorheen Agentschap NL) in opdracht van het Ministerie van BZK uitvoert op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving, woningbouw en kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

2.3 Kwaliteit woonomgeving

Subsidies

Beleidsprogramma woonomgeving

Het Landelijke Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) ontvangt in 2015 een subsidie voor het bevorderen van bewonersparticipatie. Daarnaast ontvangt het LSA subsidie om te experimenteren met het opzetten van wijkondernemingen in verschillende gemeenten. Deze ondernemingen voor en door bewoners richten zich op dienstverlening in de wijk of de regio. Ook de Landelijke Vereniging van Kleine Kernen (LVKK) ontvangt in 2015 subsidie. Hieruit worden ondermeer het Plattelandsparlement bekostigd, evenals diverse projecten gericht op het betrekken van burgers bij hun directe leefomgeving.

Opdrachten

Beleidsprogramma woonomgeving

Aanpak overlast

Over bestaand en nieuw wettelijk instrumentarium om overlast tegen te gaan wordt een kennis- en leertraject opgezet, onder andere in samenwerking met de VNG. Daarnaast worden de mogelijkheden voor een wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) in 2015 bezien, waardoor gemeenten woningzoekenden voor vestiging kunnen screenen op overlastgevend en crimineel gedrag.

In 2015 wordt het experiment voor veiligheid en de aanpak van ondermijnende criminaliteit voortgezet. In 2013 is gestart met een leergroep en onderzoek in vier steden, deze wordt in 2015 uitgebreid met drie andere steden. Verder is het Ministerie van BZK partner in het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) dat zich richt op wonen, werk en scholing. Het Rijk ondersteunt het NPRZ vanwege de grootschalige problematiek en ambities op fysiek en sociaal terrein en ondersteunt onder andere door het aanpassen van wet- en regelgeving.

Huisvesting aandachtsgroepen

Op het terrein van de huisvesting van studenten wordt uitvoering gegeven aan de doelstellingen van het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting (LAS 2011–2016). Vanuit het Rijk wordt kennis en expertise landelijk gedeeld en knelpunten in wet- en regelgeving aangepakt en opgelost.

Het Rijk ondersteunt met de uitvoering van de Transitieagenda «Langer zelfstandig wonen» (mei 2014) de beweging dat ouderen langer zelfstandig willen wonen, met regie over eigen leven. De regionale en lokale opgave vragen om maatwerk, gezien de grote verschillen tussen de regio’s. Daarnaast is het Ministerie van BZK samen met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) verantwoordelijk voor het kennis- en experimentenprogramma Wonen en Zorg. Dit wordt uitgevoerd door Platform 31, Movisie en Kenniscentrum Wonen en Zorg van Aedes/Actiz.

Vanuit het programma Flexwonen en de Nationale Verklaring ondersteunt het Ministerie van BZK gemeenten, werkgevers en huisvesters bij de totstandkoming van meer en betere huisvesting in negen regio’s voor arbeidsmigranten. Doordat er voor arbeidsmigranten een groot tekort is aan tijdelijke huisvesting, leven zij vaak onder omstandigheden die niet aan wet- en regelgeving voldoen.

Leefbaarheid in de woonomgeving

In 2015 worden experimenten die de positie van de burgers versterken voortgezet. Het doel is ruimte te bieden aan maatschappelijke initiatieven die de leefbaarheid vergroten en meer maatschappelijk rendement op leefbaarheid te bereiken. Hierbij worden gemeenten, maatschappelijke organisaties en initiatiefnemers ondersteund en knellende wet- en regelgeving wordt aangepakt en opgelost. Ook wordt er geëxperimenteerd met open data en de Buurtwet, die burgers juridisch een positie geeft. Het Convenant met de filantropische sector wordt voortgezet en er wordt gezocht naar nieuwe financieringswijzen zoals Social Impact Bonds.

In overleg met steden, provincies, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties, burgers en bedrijven neemt het Rijk het initiatief tot het opstellen van een Agenda Stad. In vitale coalities wordt gewerkt aan de maatschappelijke opgaven en uitdagingen in het fysieke, sociale, ruimtelijke, economische en bestuurlijke domein in stedelijke regio’s.

Programma Bevolkingsdaling

Gemeenten, provincies, maatschappelijke organisaties, burgers en bedrijven zijn primair verantwoordelijk voor het oplossen van knelpunten als gevolg van bevolkingsdaling, vergrijzing en ontgroening. In 2015 ondersteunt het Ministerie van BZK de krimp- en anticipeerregio’s bij het opstellen van regionale uitvoeringsprogramma’s. Hiervoor worden verschillende instrumenten aangedragen, zoals de transitieatlas, experimenten en de Demowijzer. Het Rijk neemt, waar mogelijk, knelpunten in wet- en regelgeving weg.

Begin 2015 vindt een actualisatie van het interbestuurlijk actieprogramma plaats, waarbij wordt voortgebouwd op de conclusies van de beleidsdoorlichting en de midterm-review, evenals op de visie op regionale ontwikkeling waar in de motie Barth (EK 2013–2014 nr. 33 750) om is gevraagd.

Wijkverpleegkundigen

Voor van meer inzet van wijkverpleegkundigen in de aandachtswijken is in 2009 ter uitvoering van de motie Hamer (Kamerstukken II, 31 700, 2008–2009, nr. 15) structureel € 10 mln. per jaar beschikbaar gesteld binnen het programma Zichtbare Schakel (ZS). Doordat vanaf 1 januari 2015 de inzet van wijkverpleging (zowel de zorgtaken als de coördinerende en regisserende taken) is opgenomen in de Zorgverzekeringswet (Zvw), is er besloten de € 10 mln. voor 2015 te bundelen met de financiële middelen voor het stimuleringsprogramma Gezond in de Stad (GIDS). Beide projecten zijn gestart met de intentie om gemeenten te stimuleren de sociaaleconomische gezondheidsverschillen in (probleem)wijken aan te pakken. Bij ZS stond daarbij de rol van de wijkverpleegkundige centraal; bij GIDS is dit breder opgezet en wordt er gekeken naar hoe een verbinding gemaakt kan worden tussen gemeentelijke voorzieningen en eerstelijnszorg. GIDS richt zich op wijken met een lage statusscore volgens het SCP.

2.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

Leningen

Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders

Het Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders biedt laagrentende leningen voor het uitvoeren van renovaties aan woningen in de huursector (onder en boven de liberalisatiegrens) met een zeer hoge energiebesparingsambitie. Een voorbeeld hiervan zijn de zogenaamde «nul op de meter» woningen. Door in te zetten op ambitieuze projecten steunt het kabinet bouwers en installateurs bij de innovatie van hun producten en processen. Conform het in februari 2013 gesloten woonakkoord, kan voor maximaal 25% van de totale projectkosten een lening worden aangevraagd bij het fonds. Voor het overige gedeelte moet private financiering worden gevonden. Het streven is het fonds in het najaar van 2014 open te stellen voor aanvragen.

Tot en met 2015 is in totaal, inclusief uitvoeringskosten, € 75 mln. beschikbaar voor het fonds. Deze middelen kennen een revolverend karakter. De terugontvangsten (aflossingen en rente) worden niet geraamd, maar vloeien jaarlijks na realisatie terug in het fonds. Hierdoor komt ook na 2015 budget beschikbaar voor het uitzetten van nieuwe leningen.

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

Beleidsprogramma Energiebesparing

Betreft de uitvoeringskosten voor het Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders. De uitvoering is in handen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO.nl). De uitvoeringskosten worden doorberekend in de rente-opslag bij de te verstrekken leningen. Daarmee worden de uitvoeringskosten, afhankelijk van het verloop van het fonds, op termijn «terugverdiend» binnen de beleidsmiddelen.

Artikel 3. Kwaliteit Rijksdienst

A Algemene doelstelling

Een goed presterende rijksoverheid op het gebied van bedrijfsvoering en het bevorderen van de kwaliteit van het management van de Rijksdienst.

B Rol en verantwoordelijkheid

Voor een optimale beleidsvoorbereiding en -uitvoering moet de interne beheersing en sturing van de bedrijfsprocessen in rijksbreed verband op orde zijn. Deze bedrijfsprocessen moeten naast dienstbaar aan het beleid, ook effectief en doelmatig zijn. Daarvoor zijn heldere kaders nodig. De Minister voor Wonen en Rijksdienst regisseert, in samenwerking met de andere ministeries, de totstandkoming van deze kaders en brengt daarin meer samenhang, met als doel een beter bestuurbare en meer efficiënte bedrijfsvoering binnen de Rijksdienst.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst is verantwoordelijk voor de primaire arbeidsvoorwaarden van het Rijk. Daarnaast is de Minister eerstverantwoordelijke voor het rijksbrede beleid van de rijksbrede kaders op de terreinen: personeel, ICT, organisatie, huisvesting, inkoop, facilitaire dienstverlening en beveiliging. Binnen die kaders zijn de afzonderlijke ministeries zelf verantwoordelijk voor hun bedrijfsvoering.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst maakt werk van een kostenbewuste, dienstverlenende en slagvaardige overheid. Om invulling te geven aan het kostenbewustzijn hebben de ministeries een taakstelling op hun uitgaven voor materieel en personeel gekregen. De Minister toetst de intensiveringen op deze uitgaven om zo invulling te geven aan zijn verantwoordelijkheid voor beheersing hiervan.

Bureau ABD ondersteunt de departementen bij de kabinetsopdracht om in 2017 ten minste 30% vrouwen vertegenwoordigd te hebben binnen de ABD. Daarnaast verleent het bureau diensten aan nieuwe doelgroepen, zoals publiekrechtelijke ZBO’s en gemeenten (G4) en wordt verder vormgegeven aan de structurele uitwisseling met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ook verzorgt Bureau ABD enkele HR-diensten aan de kabinetsleden, waaronder de salarisadministratie.

Bovendien is de Minister voor Wonen en Rijksdienst werkgever voor de circa 70 managers op het hoogste niveau, daar waar het gaat om benoeming, arbeidsvoorwaarden en ontslag.

C Beleidswijzigingen

Op 22 mei 2013 is de Hervormingsagenda Rijksdienst aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 31 490 nr. 119). In de beleidsagenda zijn de belangrijkste punten uit de Hervormingsagenda Rijksdienst opgenomen.

D1 Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 3 Kwaliteit Rijksdienst

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen:

18.880

28.339

18.333

17.992

17.707

17.465

17.465

                 

Uitgaven:

20.959

28.339

18.333

17.992

17.707

17.465

17.465

 

Waarvan juridisch verplicht

   

60%

       
                 

3.1

Kwaliteit Rijksdienst

20.959

28.339

18.333

17.992

17.707

17.465

17.465

 

Subsidies

3.698

3.400

3.400

3.400

3.400

3.400

3.400

 

Fysieke Werkomgeving Rijk

298

0

0

0

0

0

0

 

Subsidie A&O-fonds

3.400

3.400

3.400

3.400

3.400

3.400

3.400

 

Opdrachten

9.108

11.498

8.920

8.837

8.902

8.789

8.789

 

Bedrijfsvoering Rijk

9.108

11.498

8.920

8.837

8.902

8.789

8.789

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

8.153

13.441

6.013

5.755

5.405

5.276

5.276

 

Arbeidsmarkt Communicatie

5.653

6.213

6.013

5.755

5.405

5.276

5.276

 

Bijdrage

0

7.228

0

0

0

0

0

 

Eigenaarsbijdrage

2.500

0

0

0

0

0

0

                 

Ontvangsten:

828

7.320

0

0

0

0

0

D2 Budgetflexibiliteit

Het uitgavenbudget van artikel 3 is voor 60% juridisch verplicht.

Dit is onder meer de subsidie aan het A&O fonds en de bijdrage voor Arbeidsmarkt Communicatie. Nog niet verplichte uitgaven bij de opdrachten bedrijfsvoering Rijk zijn beleidsmatig bestemd voor de rijksbrede bedrijfsvoering en de uitvoering van de Hervormingsagenda Rijksdienst in het bijzonder en worden gedurende het jaar hiervoor aangewend.

E Toelichting op de instrumenten
3.1 Kwaliteit Rijksdienst

Subsidies

Arbeidsmarkt- en opleidingenfonds (A&O-fonds)

De Minister voor Wonen en Rijksdienst verstrekt in 2015 een subsidie aan het A&O-fonds Rijk. Deze subsidie is onderdeel van de CAO-afspraken. Het fonds zet de subsidie in voor arbeidsmarktprojecten (zoals het project gezondheid en inzetbaarheid) binnen het Rijk die het bestuur van het A&O-fonds goedkeurt. Jaarlijks wordt hiervoor een beleidsplan gemaakt.

Opdrachten

Bedrijfsvoering Rijk

Om de kwaliteit van de Rijksdienst te verbeteren wordt in 2015 op het terrein van organisatie en personeel verder gewerkt aan het realiseren van in-, door- en uitstroom van rijksambtenaren. Het Van Werk Naar Werk (VWNW) beleid, vastgelegd in het akkoord afgesloten door de Minister voor Wonen en Rijksdienst en vakbonden van rijksambtenaren, vormt hierbij een belangrijke factor. Dit akkoord geldt tot 1 januari 2016. In 2015 zal, op basis van een evaluatie, met de bonden overlegd worden over eventuele bijstelling van dit akkoord. Bij de instroom van ambtenaren gaat specifiek aandacht uit naar het aantrekken en behoud van medewerkers met een arbeidsbeperking. Daarnaast wordt gewerkt aan de verdere flexibilisering van de rijksdienst om tijdig in te kunnen spelen op wijzigingen in het takenpakket (werken met pools, carrousels, variabele arbeidsrelaties).

Op het gebied van ICT wordt verder gewerkt aan de afronding van de ambities uit de I-strategie Rijk (Kamerstukken II, 26 643, nr. 216), te weten een meer samenhangende I-infrastructuur, een platform voor tijd-, plaats- en apparaatonafhankelijk werken en de beheersing van grote ICT-projecten. Het masterplan ICT-personeel wordt in 2015 uitgevoerd om gekwalificeerd en flexibel inzetbaar ICT-personeel te behouden voor de Rijksdienst. Extra aandacht zal besteed worden aan IT-security. Naast verscherpte aandacht voor de implementatie van de bestaande Baseline Informatiebeveiliging Rijk, zal een nieuwe versie van de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst (BIR) worden opgeleverd. Deze zal worden gebaseerd op de vernieuwde ISO-norm 27001/2 en de nieuwe richtsnoeren van het CBP. De nieuwe BIR wordt afgestemd met de Baseline Informatiebeveiliging Gemeenten.

De nieuwe generatie van de Digitale werkomgeving voor de Rijksdienst wordt fasegewijs geoperationaliseerd. Daarnaast wordt in 2015 migratie en sluiting van de oude datacenters naar de nieuwe (Rijks)Overheidsdatacenters verder uitgevoerd. Verder wordt de samenwerking op hosting en applicatierationalisatie gestart. De deelname van ZBO’s aan de datacentervoorziening Rijk wordt in gang gezet. Deze samenhangende datacentervoorziening zal in combinatie met een netwerkvoorziening voor het Rijk de basis gaan vormen voor de gesloten rijkscloud.

Op het gebied van inkoop streeft het Rijk met een compacte inkooporganisatie naar professioneel en verantwoord inkopen. De in 2014 gestarte inkooporganisaties (IUC’s) gaan daartoe in 2015 verder met het implementeren en doorontwikkelen van een effectieve en efficiënte inkoopdienstverlening voor de gebruikers bij de departementen. Op basis van haalbaarheidstudies voor de nieuwe inkoopcategorieën is besloten om in totaal voor 35 inkoopcategorieën daadwerkelijk rijksbreed categoriemanagement te gaan voeren. Randvoorwaarde voor een efficiënt inkoop- en aanbestedingsproces is verdergaande digitalisering. Het Rijk wil voor al zijn leveranciers een goede opdrachtgever zijn en wil daarbij bedrijven uitdagen het beste uit zichzelf te halen en te innoveren. Daarnaast maken milieucriteria, sociale voorwaarden en social return integraal onderdeel uit van de rijksbrede inkooppraktijk.

Onderzoek – in termen van scenario’s – zal worden gestart om te kunnen bepalen hoe de behoefte naar kantoorhuisvesting voor het Rijk zich op de lange termijn op hoofdlijnen kan gaan ontwikkelen qua volume, locatie en benodigde mate van flexibiliteit. Hierbij wordt gekeken naar de vraag voor rijkshuisvesting op lange termijn en wordt rekening gehouden met de implementatie van het nieuwe werken en de grenzen daarvan.

De rijksbrede kengetallen over de bedrijfsvoering staan vermeld in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (Kamerstukken II, 31 490, 2013, nr. 145).

Bijdragen aan agentschappen

Arbeidsmarkt Communicatie

Het Expertisecentrum Organisatie & Personeel (EC O&P) van Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk voert de rijksbrede arbeidsmarktcommunicatie uit. Daarnaast doen ze het functioneel beheer van de carrièresites overheid (CSO platform) en de regie over het technisch- en applicatiebeheer.

Artikel 6. Uitvoering rijksvastgoedbeleid

A Algemene doelstelling

Uitvoering geven aan rijksvastgoedbeleid door:

  • het verzorgen van de rijkshuisvesting van Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken en het Koninklijk Huis, het beheren van monumenten die, naar hun aard, niet geschikt zijn voor rijkshuisvesting en het uitvoeren van het rijkshuisvestingsbeleid.

  • het realiseren van een optimaal financieel resultaat bij het verwerven, beheren, ontwikkelen en vervreemden van materiële activa van/voor het Rijk voor de realisatie van rijksdoelstellingen.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister voor Wonen en Rijksdienst is op basis van het Besluit Rijksgebouwendienst 1999 (KB), als opdrachtgever en uitvoerder verantwoordelijk voor:

  • de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken.

  • de huisvesting van het Koninklijk Huis, voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat.

  • het beheer en onderhoud van de monumenten die aan de Rijksgebouwendienst zijn toevertrouwd en die naar hun aard niet geschikt zijn voor de huisvesting van rijksdiensten.

  • de doelmatige uitvoeringspraktijk van de rijkshuisvesting binnen de wettelijke en afgesproken kaders.

Daarnaast is de Minister voor Wonen en Rijksdienst als uitvoerder op het terrein van rijksvastgoed verantwoordelijk voor:

  • het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere Ministers is gelegd.

  • de coördinatie van de samenwerking en afstemming tussen de diensten die onderdeel vormen van het rijksvastgoedstelsel, zowel in de regio als landelijk (regiefunctie). Ter bevordering van de samenwerking en afstemming tussen de diensten fungeert de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR). Ter bevordering van de samenwerking en afstemming tussen de departementen ten aanzien van rijksvastgoed fungeert de Interdepartementale Commissie Rijksvastgoed (ICRV). De Minister draagt zorg voor de ondersteuning van de RVR en de ICRV en is verantwoordelijk voor de totstandkoming van de rijks(brede) vastgoedportefeuillestrategie, die de ministerraad jaarlijks vaststelt.

  • de vertegenwoordiging namens het Rijk bij gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij meervoudige rijksdoelstellingen aanwezig zijn. Ook hierbij wordt gestreefd naar een optimale inzet van (overtollige) rijksactiva en/of financiële bijdragen van het Rijk.

Verantwoordelijkheden overtollig vastgoed

De Minister voor Wonen en Rijksdienst verzorgt de ingebruikgeving en vervreemding van (overtollige) onroerende zaken van andere Ministeries. Voor zover er op basis van de huidige begrotingsregels van het kabinet sprake is van een generieke middelenafspraak met een Minister, wordt de opbrengst uit ingebruikgeving en/of vervreemding door de betreffende Minister begroot en verantwoord op de eigen begroting.

Met ingang van 1 juli 2014 neemt het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf overtollig vastgoed van andere departementen over tegen betaling vooraf. De (netto-)opbrengst uit verkoop van dit vastgoed aan derden wordt begroot en verantwoord in de agentschapsbegroting en agentschapsjaarrekening. Vastgoed dat voor 1 juli 2014 overtollig is gesteld, wordt nog volledig begroot en verantwoord door de betreffende Minister.

C Beleidswijzigingen

In 2015 zijn geen beleidswijzigingen gepland.

D1 Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 6 Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen:

0

154.884

147.690

146.399

143.456

142.733

142.341

                 

Uitgaven:

0

154.884

147.690

146.399

143.456

142.733

142.341

 

Waarvan juridisch verplicht

   

77%

       
                 

6.1

Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

0

58.473

56.611

56.858

55.229

55.101

54.966

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

0

58.473

56.611

56.858

55.229

55.101

54.966

 

Bijdrage aan Rgd voor huisv Koninklijk Huis, HoCoSta’s en AZ

0

37.905

37.761

37.296

38.699

38.571

38.871

 

Bijdrage aan Rgd voor monumenten

0

10.565

10.196

10.196

10.196

10.196

10.196

 

Bijdrage aan Rgd voor rijkshuisvesting

0

10.003

8.654

9.366

6.334

6.334

5.899

                 

6.2

Beheer materiele activa

0

96.411

91.079

89.541

88.227

87.632

87.375

 

Opdrachten

0

12.679

11.179

11.179

11.179

11.179

10.979

 

Beheer en plankosten

0

12.679

11.179

11.179

11.179

11.179

10.979

 

Bekostiging

0

59.674

59.585

59.073

59.048

58.999

58.942

 

Zakelijke lasten

0

59.674

59.585

59.073

59.048

58.999

58.942

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

0

24.058

20.315

19.289

18.000

17.454

17.454

 

Bijdrage RVOB

0

24.058

20.315

19.289

18.000

17.454

17.454

                 

Ontvangsten:

0

121.811

120.241

118.641

138.241

138.241

138.241

D2 Budgetflexibiliteit

Het uitgavenbudget van artikel 6 is voor 77% juridische verplicht.

De middelen voor het huisvesten van het Koninklijk huis, de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken zijn grotendeels belegd met vergoedingen voor lopende projecten waarover met de gebruikers afspraken zijn gemaakt. Het restant wordt als beleidsmatig gebonden beschouwd, omdat hiermee kleinere investeringen in de huisvesting worden gerealiseerd.

De middelen voor monumenten worden, voor zover ze niet juridisch zijn verplicht als beleidsmatig gebonden beschouwd, gezien de zorg die de Rijksgebouwendienst heeft voor deze monumenten. De middelen voor rijkshuisvesting worden, voor zover ze niet juridisch zijn verplicht, als beleidsmatig gebonden beschouwd. Dit is met name van belang voor de middelen voor de uitvoering van het programma FCIB (Functioneel Controleren, Inregelen en Beproeven), die door de betrokken departementen zijn overgeboekt naar dit artikel.

De middelen voor Beheer Materieel Activa Opdrachten in 2015 bedragen € 91,1 mln. Hiervan is 65% juridisch verplicht. Het gaat om betaling van zakelijke lasten aan lagere overheden. De juridische verplichting tot betaling van deze lasten berust op lokale belastingwetgeving.

Het niet-juridische verplichte deel van de totale uitgaven bedraagt in 2015 € 31,5 mln. Hiervan is € 11,2 mln. noodzakelijk voor de onderhoud en instandhouding van onroerende zaken van de Staat. Het restant ad € 20,3 mln. behelst de bijdrage van het moederdepartement aan het baten-lastenagentschap RVOB.

E Toelichting op de instrumenten
6.1 Doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

Bijdrage aan baten-lastendiensten

Bijdrage aan Rgd voor huisvesting Koninklijk Huis, HoCoSta’s en AZ

Deze bijdragen zijn bedoeld voor betalingen aan de Rijksgebouwendienst om de kosten te dekken van huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken. Voor het Koninklijk Huis betreft het de drie staatspaleizen: Paleis Noordeinde, het Koninklijk Paleis Amsterdam en Paleis Huis ten Bosch. In verband met de aankomende verhuizing van de Koning wordt dit jaar de renovatie van het paleis Huis ten Bosch ter hand genomen (zie voor meer informatie de agentschapparagraaf Rijksgebouwendienst). De investeringskosten voor een renovatie van een dergelijk monumentaal object liggen in de ordegrootte van € 4.000/5.000 per m2 BVO. In 2015 wordt ook het project «renovatie restauratieve en facilitaire ruimten Paleis Noordeinde» opgeleverd. Hiervoor zal aan het Rijksvastgoedbedrijf een gebruiksvergoeding van ca. € 0,6 mln. per jaar worden betaald.

Bovenstaande rijkshuisvesting valt buiten het huur-verhuurstelsel van het Rijk. Daarom worden de uitgaven niet op de begroting van de organisaties zelf, maar op de begroting van Wonen en Rijksdienst verantwoord.

Bijdrage aan Rgd voor monumenten

Er wordt bijgedragen aan de Rijksgebouwendienst voor het beheer en onderhoud van monumenten in bezit van de dienst. Dit betreft monumenten die naar hun aard niet geschikt zijn voor huisvesting van rijksdiensten. De Rijksgebouwendienst zet zich in voor het bevorderen van de gebruiksmogelijkheden en verhuurbaarheid van de monumenten.

Beoogde prestaties voor 2015 zijn:

Tabel gebruiksgraad monumenten

Kengetal

Basiswaarde

Peildatum

Streefwaarde

Periode

Gebruiksgraad monumenten zonder huisvestingsfunctie per jaarultimo

95%

2009

95%

2015

Bron: W&R/Rgd administraties: monumentencatalogus en contractadministratie.

Toelichting

Een deel van de monumenten zonder huisvestingsfunctie is naar hun aard niet geschikt voor gebruik, zoals gedenknaalden of grafmonumenten. Deze objecten zijn buiten de berekening van de gebruiksgraad gehouden.

Bijdrage aan Rgd voor rijkshuisvesting

De Rijksgebouwendienst draagt bij aan de realisatie van rijksdoelstellingen door te werken aan energiebesparing in de rijkshuisvesting, de duurzaamheid van de gebouwenvoorraad van het Rijk te verbeteren; de doelmatige werking van het rijkshuisvestingstelsel te bevorderen. En ook door bij te dragen aan de totstandkoming van de rijkswerkplek en uitvoering te geven aan professioneel publiek opdrachtgeverschap in de bouw. Dit gebeurt door middel van zorgvuldig en transparant aanbesteden, de coördinatie van publieke aanbestedende diensten en afstemming met de markt. En ook door werkzaamheden van de Rijksbouwmeester voor de bevordering en bewaking van de kwaliteit van de architectuur, voor de stedenbouwkundige inpassing en van de beeldende kunst. Dit komt tot uiting bij het tot stand brengen, het wijzigen en het beheren van gebouwen, werken en terreinen waarover de zorg van de Rijksgebouwendienst zich uitstrekt.

In 2015 worden de maatregelen voor Energiebesparing in het kader van FCIB (het Functioneel Controleren, Inregelen en Beproeven van klimaatinstallaties) voor tranche 2 (objecten met een publieksfunctie, zoals musea en gerechtsgebouwen) en tranche 3 (objecten met een (rijks)kantoorfunctie) afgerond. Met FCIB worden klimaatinstallaties in gebouwen zodanig ingeregeld, dat een optimaal thermisch comfort wordt bereikt bij een minimale verstoring van het bedrijfsproces en een zo laag mogelijk energieverbruik.

6.2 Beheer materiële activa opdrachten

Opdrachten

Beheer en plankosten (niet-rijkshuisvesting)

Het gaat hierbij om uitgaven voor onderhoud en beheer van de onroerende zaken. Beheerkosten zijn (externe) kosten in verband met ingebruikgeving en vervreemding, bijvoorbeeld energie-, beveiligings- en taxatiekosten.

Bekostiging

Zakelijke lasten

Het gaat hier om de betaling van door gemeenten en waterschappen opgelegde belastingen en heffingen op onroerende zaken in eigendom bij de Staat. Gedacht moet worden aan de onroerendzaakbelasting, waterschapsheffingen en rioolheffingen bij de onroerende zaken van de Staat. De uitgaven bestaan voor 80% uit gemeentelasten en voor 20% uit waterschapslasten.

Bijdragen aan baten-lastenagentschap

Bijdrage RVOB

Het betreft de bijdrage aan het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf voor de uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die de Staat toebehoren en het vertegenwoordigen van het Rijk bij bepaalde gebiedsontwikkelingsprojecten. De uitvoering van het (privaatrechtelijk) beheer houdt hoofdzakelijk in: het verwerven, beheren, ontwikkelen en vervreemden van onroerende zaken. De diverse taakstellingen van de kabinetten Rutte I en Rutte II zijn in de bijdragen verwerkt.

Ontvangsten

Zakelijke lasten

Het merendeel van de ontvangsten betreft de vergoeding die het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf ontvangt vanuit de gebruiksvergoeding in het rijkshuisvestingsstelsel voor het betaalde eigenarendeel van de onroerendezaakbelasting. Daarnaast gaat het om terugbetalingen door de huurders van door het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf betaalde gebruikerslasten.

Ingebruikgevingen

Het gaat hierbij om de ingebruikgeving (verhuring) van de onroerende zaken van de Staat voor zover er voor de opbrengst uit ingebruikgeving geen middelenafspraak bestaat.

Het gaat hierbij om inkomsten uit verpachting, huur en verhuur jachtgenot.

Verkoop bodemmaterialen

Hieronder vallen de ontvangsten uit de verkoop van bodemmaterialen zoals zand.

Vervreemding

Het gaat hierbij om de vervreemding van de onroerende zaken van de Staat, voor zover voor de opbrengst uit vervreemding geen middelenafspraak bestaat.

Het betreft de inkomsten uit met name vervreemding van agrarische onroerende zaken en om vervreemding van overige onroerende zaken.

Veiling huurrechten benzinestations

Het betreft de ontvangsten uit de veiling van huurrechten van benzinestations langs rijkswegen.

4. DE BATEN-LASTENAGENTSCHAPPEN

4.1 Logius

Inleiding

Logius is als onderdeel van het directoraat-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk (DGOBR), de regieorganisatie die samen met klanten, partners en leveranciers de e-overheid groot maakt. Dit doet Logius door te zorgen voor overheidsbrede, samenhangende ICT-producten. Hierbij gaat het om digitale dienstverlening aan burgers, aan bedrijven en tussen overheden. Logius stimuleert organisaties met een publieke taak om onze producten breed toe te passen en is verantwoordelijk voor het beheer en de verbetering van onze producten en diensten. Zo is Logius de drijvende kracht achter de digitale overheid. De missie van Logius luidt: «Logius, de dienst digitale overheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, biedt publieke dienstverleners een samenhangende ICT-infrastructuur, zodat burgers en bedrijven betrouwbaar, snel, groen en gemakkelijk elektronisch zaken met hen kunnen doen».

Logius heeft 4 taken:

  • 1) beheer en exploitatie van bestaande producten;

  • 2) inbeheername van nieuwe producten;

  • 3) doorontwikkeling;

  • 4) stimuleren van veilig gebruik.

1) Beheer en exploitatie van bestaande producten

Logius verzorgt het beheer en de exploitatie van overheidsbrede ICT-producten en -standaarden. Beheer en exploitatie hebben betrekking op het stabiel draaiend houden van een product en het (daadwerkelijk) beschikbaar stellen daarvan aan klanten. Vooraf vastgestelde dienstverleningsafspraken geven klanten inzicht in wat zij kunnen verwachten van de producten die Logius in beheer heeft.

2) Inbeheername van nieuwe producten

Bij de inbeheername van een nieuw product toetst Logius in hoeverre dit product voldoet aan de eisen om in beheer te worden genomen. Uitgangspunt is dat nieuwe producten passen in de missie van Logius en derhalve betrekking hebben op infrastructurele producten met een generiek karakter.

3) Doorontwikkeling

Logius is een beheerorganisatie; doorontwikkeling vindt daarom zo veel mogelijk buiten Logius plaats. Om in een vroeg stadium te kunnen sturen op gewenste functionaliteiten die nodig zijn voor optimaal beheer, verzorgt Logius veelal de tactische aansturing van doorontwikkelactiviteiten. Indien klanten een nieuwe functionaliteit op een bestaand product wensen en er is een beleidsopdrachtgever bereid zorg te dragen voor de financiering ervan, dan is er sprake van doorontwikkeling.

4) Stimuleren van veilig gebruik

De winst van een gemeenschappelijke beheerorganisatie als Logius komt pas echt van de grond als steeds meer overheidorganisaties gebruik maken van de producten van Logius. Logius onderhoudt daartoe contacten met (potentiële) klanten, inventariseert klantwensen, geeft voorlichting over (nieuwe) producten en zorgt voor de uitwisseling van best practices. Logius ondersteunt klanten in het stimuleren van het veilig gebruik door eindgebruikers (burgers en bedrijven). Een goede elektronische dienstverlening aan burgers en bedrijven is gebaat bij een brede inzet van de producten van Logius, niet alleen in aantal aansluitingen, maar ook in aantal processen en in het daadwerkelijk gebruik door klanten.

Speerpunten 2015

De ambitie van de overheid is om het digitale kanaal als primaire kanaal richting de burger en het bedrijfsleven in te zetten. Dit veroorzaakt komende jaren een forse toename van het gebruik van de producten en voorzieningen die Logius levert.

In 2015 is voor Logius verdere standaardisatie één van de belangrijkste sleutels voor de voortgezette structurele verbetering van het functioneren van de publieke sector. Zeker waar het daarbij om inzet van ICT gaat, zit Logius in het hart van die ontwikkeling. Niet de louter operationele kant van beheer, doorontwikkeling en verdergaand gebruik van overheidsbreed gestandaardiseerde ICT-oplossingen, maar het tot stand brengen en vervolgens in stand houden van overheidsbrede ICT standaarden en afsprakenstelsels staan daarbij voor Logius uiteindelijk centraal. Dat laatste is meer en meer de kerntaak van Logius. Dat impliceert voortgaande innovatie en bewaking van de steeds inniger samenhang tussen Logius en haar klanten, partners, medewerkers, middelen en processen.

Van Logius wordt in toenemende mate een leidende rol verwacht in het 7x24 operationeel weten van een steeds grotere verscheidenheid van samenwerkingsketens waarin ongestoorde en veilige massale elektronische informatie uitwisseling vitaal is.

Informatiebeveiliging blijft een zeer actueel en groeiend vraagstuk. Aanvallen en inbreuken op het ongestoord digitaal functioneren van Nederland, worden steeds complexer en ingenieuzer. Het beleid is erop gericht om de kwaliteit van informatiebeveiliging een impuls te geven. Een groot deel van de producten van Logius maken immers een integraal onderdeel uit van het primaire proces van de klanten.

Staat van baten en lasten

Baten-lastenagentschap Logius
Begroting van baten-lastenagentschap voor het jaar 2015 (Bedragen x € 1.000)
 

2013

Stand Slotwet

2014

Stand 1e suppletoire begroting

2015

2016

2017

2018

2019

Baten

             

Omzet moederdepartement

40.590

38.577

32.291

30.734

28.794

28.091

28.119

Omzet overige departementen

52.406

43.608

64.069

63.233

64.084

66.643

69.647

Omzet derden

7.035

10.885

7.772

8.383

7.936

7.997

8.064

Rentebaten

0

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

33

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

100.064

93.070

104.132

102.350

100.814

102.731

105.830

               

Lasten

             

Apparaatskosten

96.650

92.864

101.057

98.076

95.339

96.656

99.755

– personele kosten

33.222

28.860

34.359

33.346

32.415

32.863

33.917

– waarvan eigen personeel

13.716

16.157

19.684

20.078

20.479

20.889

21.307

– waarvan externe inhuur

19.506

12.704

14.675

13.268

11.936

11.974

12.610

– materiële kosten

63.428

64.004

66.698

64.730

62.924

63.793

65.838

– waarvan apparaat ICT

0

2.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

– waarvan bijdrage SSO’s

0

2.000

0

0

0

0

0

Rentelasten

76

25

75

75

75

75

75

Afschrijvingskosten

1.298

1.381

3.000

4.200

5.400

6.000

6.000

– materieel

1.298

1.381

3.000

4.200

5.400

6.000

6.000

– waarvan apparaat ICT

0

1.381

0

0

0

0

0

– immaterieel

0

0

0

0

0

0

0

Overige kosten

0

0

0

0

0

0

0

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

– bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

98.024

94.270

104.132

102.350

100.814

102.731

105.830

               

Saldo van baten en lasten

2.040

– 1.200

0

0

0

0

0

Toelichting op baten en lasten

Uitgangspunt voor de begroting van baten en lasten van Logius is een kostendekkende exploitatie.

Voor het jaar 2015 zijn de lasten van de voorzieningen die in beheer zijn bij BZK gelijk gemaakt aan de beschikbare begrotingsgelden. Als gevolg hiervan wordt een rem gezet op zowel het beheer en de doorontwikkeling van de huidige voorzieningen (o.a. DigiD, MijnOverheid, Stelselvoorzieningen) als nieuwe ontwikkelingen (eID-stelsel en Kennisvoorziening). De lasten bedragen in 2015 € 104 mln. Het betreft de kosten die worden gemaakt voor de taken beheer en exploitatie € 91 mln. en doorontwikkeling € 13 mln.

Hieronder worden de grootste posten toegelicht.

De lasten voor het beheer van DigiD en DigiD machtigen zijn € 26,1 mln., waarvan € 1,1 mln. voor fraude. De lasten voor de stelselvoorzieningen (digikoppeling, digilevering, digimelding en stelselcatalogus) bedragen € 6,1 mln., Daarnaast zijn er nog enkele kleine voorzieningen zoals PKI Overheid € 1,2 mln., Diginetwerk € 1,2 mln., Webrichtlijnen, Overheid.nl en Samenwerkende catalogi.

De lasten van zowel voor het beheer als doorontwikkeling zijn voor MijnOverheid (berichtenbox) € 19,6 mln., Standard Business Reporting (SBR) € 18,4 mln., DigiInkoop € 8,7 mln., Haagse Ring € 3,2 mln., eHerkenning € 2,5 mln., Bureau Forum Standaardisatie € 2,1 mln., Supd@x € 2,1 mln. en overige voorzieningen € 4,0 mln.

De materiële lasten ad € 66,7 mln. bestaan uit de kosten die worden gemaakt voor het in stand houden van de netwerken, waaronder de contracten met leveranciers en uitbesteding. De personele lasten bedragen € 34,4 mln., waarvan € 14,7 mln. externe inhuur.

Kasstroomoverzicht

Baten-lastenagentschap Logius
Kasstroomoverzicht over het jaar 2015 (Bedragen x € 1.000)
   

2013 Stand Slotwet

2014 Stand 1e suppletoire begroting

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2015 + depositorekeningen

53.470

0

50.000

50.000

50.000

50.000

50.000

2.

Totaal operationele kasstroom

7.657

1.381

3.000

4.200

5.400

6.000

6.000

 

-/- totaal investeringen

– 9

– 5.000

– 6.000

– 6.000

– 6.000

– 6.000

– 6.000

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

0

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 9

– 5.000

– 6.000

– 6.000

– 6.000

– 6.000

– 6.000

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

         
 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

         
 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 2.098

– 1.381

– 3.000

– 4.200

– 5.400

– 6.000

– 6.000

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

5.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

4.

Totaal financieringskasstroom

– 2.098

3.619

3.000

1.800

600

0

0

5.

Rekening courant RHB 1 januari 2015 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (noot: maximale roodstand 0,5 miljoen euro)

59.020

0

50.000

50.000

50.000

50.000

50.000

Toelichting bij het kasstroomoverzicht

Operationele kasstroom

Het operationele kasstroomoverzicht toont de meerjarige ontwikkeling van de rekening courant. De kasstroom wordt bepaald door het jaarlijkse bedrijfsresultaat, de investeringen, aflossingen op leningen en overige financiële transacties.

Investeringskasstroom

Voor 2015 wordt de omvang van de investeringen geraamd op € 6 mln. Het grootste deel van de investeringen betreft investeringen ten behoeve van Digipoort OTP. Desinvesteringen worden niet verwacht.

Aflossingen op leningen

Deze bedragen betreffen de aflossingen van de aangegane leningen om investeringen te financieren.

Beroep op leenfaciliteit

Het beroep op leenfaciliteit omvat de door Logius bij het Ministerie van Financiën geleende bedragen. Het beroep op de leenfaciliteit wordt gedaan ter financiering van investeringen.

Doelmatigheid

Baten-lastenagentschap Logius
Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Kostprijzen per product (groep)

30

26

22

16

14

14

11

Tarieven/uur

96,2

97,0

96,2

96,2

96,2

96,2

96,2

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

143

171

194

194

194

194

194

Saldo van baten en lasten (%)

2,0%

– 1,3%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

Klanttevredenheid (KTO)

6,9

7,0

7,0

7,0

7,0

7,0

7,0

Specifiek deel ICT diensten

             

Omzet per productgroep (in %)

             

*Beheer & exploitatie

53%

94%

79%

79%

79%

79%

79%

*In beheername trajecten

3%

1%

0%

0%

0%

0%

0%

*Doorontwikkeling

5%

1%

21%

21%

21%

21%

21%

*Stimulering gebruik

0%

2%

0%

0%

0%

0%

0%

*Projecten

39%

2%

0%

0%

0%

0%

0%

DidiD

             

*Aantal aangesloten organisaties

617

625

640

660

680

700

700

*Aantal burgers met DigiD

11,0 mln.

9,2 mln.

12,0 mln.

12,5 mln.

13,0 mln.

13,0 mln.

13,0 mln.

*Aantal DigiD authenticaties

117 mln.

70 mln.

350 mln.

520 mln.

640 mln.

800 mln.

1.000 mln.

*Kostprijs per authenticatie

€ 0,11

€ 0,10

€ 0,08

€ 0,06

€ 0,05

€ 0,05

€ 0,04

PKI-Overheid

             

*Aantal nieuwe certificaatverstrekkers

0

0

0

1

0

0

0

Digipoort (OTP)

             

*Aantal aangesloten bedrijven

1.246

1.200

1.400

1.400

1.400

1.400

1.400

*Aantal berichten via Digipoort

74 mln.

80 mln.

83 mln.

83 mln.

83 mln.

83 mln.

83 mln.

Overige indicatoren**

             

Vragen/klachten

             

*Aantal vragen/klachten

2

2

2

2

2

2

2

*Snelheid van eerste reactie

3 dagen

3 dagen

3 dagen

3 dagen

3 dagen

3 dagen

3 dagen

*Snelheid van afhandeling

15 dagen

15 dagen

15 dagen

15 dagen

15 dagen

15 dagen

15 dagen

*Contract- en leveranciersmanagement

             

*Prijsbenchmark

n.v.t.

uitgevoerd

n.v.t.

uitgevoerd

n.v.t.

uitgevoerd

n.v.t.

Aantal inhuurkrachten vs. eigen medewerkers

48%

45%

40%

40%

40%

40%

40%

Proces inbeheername nieuwe producten

             

*Tijdigheid van overdracht/conform planning

100%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

*Operationeel conform klantverwachting

100%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Toelichting op de doelmatigheidsindicatoren

  • Indexcijfer kostprijs per product (groep) is gebaseerd op het gemiddelde verloop van de volwassen producten, te weten DigiD en de Digipoort OTP. Door een forse stijging van het aantal aangesloten organisaties neemt het gebruik fors toe. De kosten van de voorzieningen nemen niet evenredig toe. Dit heeft als gevolg dat de kostprijzen per eenheid flink dalen;

  • De tarieven per uur zijn de tarieven eigen personeel en gebaseerd op de handleiding overheidstarieven. Het streven is om voor structureel werk zoveel mogelijk ambtelijk personeel in te zetten. De doelstelling daarbij is het sturingspercentage terug te brengen naar 40%, waarbij verambtelijking alleen wordt ingezet indien er sprake is van structureel werk;

  • Klanttevredenheid: jaarlijks organiseert Logius een onderzoek naar klanttevredenheid met betrekking tot de dienstverleningsprestaties. De doelstelling is jaarlijks een score van 7 te halen. Dit is hoger dan de klanttevredenheid zoals deze in de markt is;

  • Benchmark: Het algemeen beleid van Logius is om elke twee jaar een benchmark uit te laten voeren over de volwassen voorzieningen die bij Logius in beheer zijn. Benchmarking is voor Logius een methode om op een objectieve wijze inzicht te verkrijgen in de marktconformiteit van haar dienstverlening, die van haar externe leveranciers en transparantie van de dienstverlening;

  • De stijging van het aantal DigiD authenticaties is het gevolg van een toename in het gebruik DigiD. Hierbij is ook rekening gehouden met de verdere stijging door gebruik via mijnoverheid.nl;

  • PKI Overheid: dit programma zorgt voor een betrouwbare elektronische communicatie binnen en met de Nederlandse overheid. Met behulp van PKI Overheid-certificaten wordt de informatie beveiligd. Verstrekkers van certificaten moeten voldoen aan wettelijke eisen.

4.2 P-Direkt

Inleiding

P-Direkt is het Shared Service Center HR-zaken van de Rijksdienst. Met het P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het contactcenter P-Direkt bedient P-Direkt alle rijksambtenaren.

P-Direkt is een kenmerk van hoe de nieuwe Rijksdienst zich wil profileren: compact, betrouwbaar, efficiënt en innovatief.

P-Direkt biedt een gevarieerd pakket aan HR-services aan 123.000 rijksambtenaren. De diensten worden via het Rijksportaal Personeel en het P-Direktportaal aangeboden. Deze diensten zijn modern en gericht op zelfverantwoordelijkheid, vertrouwen en zelfbediening. De medewerker en manager kan zichzelf bedienen. Als hij dat wil, kan hij daarbij hulp krijgen van het contactcenter. De salarisbetaling en de personele informatievoorziening zijn belangrijke eindproducten.

De doelstellingen voor 2015 zijn:

1 Realisatie progamma Optimaal Verbinden

In 2012 startte P-Direkt samen met de Ministeries het programma «Optimaal Verbinden». Het doel van het programma is het gebruiksgemak te verbeteren en de managementondersteuning te verbeteren. Het programma draagt ook bij aan het realiseren van de nog onbenutte efficiencywinst in de HR-keten. De efficiencywinst bestaat naar verwachting uit € 5 mln. extra aan jaarlijkse besparingen op de personeelskosten en verdere kwaliteitswinst in de gehele dienstverleningsketen en per saldo een bezuiniging van 120 fte bij de Ministeries op de HR-Ondersteuners (HRO) populatie.

De dienstverleningsketen wordt geoptimaliseerd door samenvoeging van de schakels HR ondersteuner (departementale rol) en HR verwerker (rol bij P-Direkt) tot HR Servicemedewerker (HRS). Op deze manier zijn minder overdrachtsmomenten nodig en snellere doorlooptijden mogelijk, daalt het risico op fouten (in één keer goed) en reduceert de samenvoeging de kans op verwijzingen van kastje naar de muur. Dit betekent het onderbrengen van de gehele HR-administratie en gebruikersondersteuning bij P-Direkt.

Om te komen tot de nieuwe organisatie en werkwijzen is het programma verdeeld in 3 sporen: dienstverleningsprocessen, mens & organisatie en ICT. In 2013 is samen met medewerkers van de Ministeries gestart met de herontwerp van de processen en is een proactieve aanpak voor het personeel ontwikkeld. De ICT veranderingen vinden plaats vanaf 2014, nadat de processen zijn opgeleverd. In 2015 wordt de aansluiting van de Ministeries verder voorbereid zodat het in 2016 kan worden afgerond. De investering in de ontwikkeling van het programma is opgenomen in de meerjaren afschrijvingen vanaf 2016. De exploitatie van de dienstverlening is nog niet in de meerjarenbegroting opgenomen.

2 Project Rijksbreed Identiteits Management (RIdM)

Rijksbreed Identiteiten Management (RIdM) is een essentiële voorwaarde voor realisatie van de ambities van Compacte Rijksdienst, I-strategie en Hervormingsagenda. Toegang richt zich op het realiseren van een rijksbrede voorziening voor identiteitenbeheer («wie ben je») en autorisatiebeheer («wat mag je»). Daarmee wordt veilige fysieke en logische toegang gewaarborgd voor de juiste mensen tot de juiste generieke fysieke en digitale omgevingen. De ICBR stemde in maart 2014 in met het eindbeeld RIdM en het realiseren daarvan.

Opdrachtnemer voor het Rijksbrede Identiteiten Management (RIdM) is P-Direkt. Dit programma zorgt ondermeer voor een eenduidig register van alle identiteiten binnen de rijksoverheid en borgt daarmee een uniforme toegang tot generieke voorzieningen. Door het programma RIdM wordt het bijvoorbeeld mogelijk om, binnen 15 minuten na het scannen van het paspoort van een nieuwe medewerker, de beschikking te krijgen over generieke voorzieningen als Rijkspas of DWR account. Daarbij zorgt het programma RIdM dat deze voorzieningen niet langer Ministerie gebonden zijn, maar bij doorstroom of tijdelijke tewerkstelling, behouden kunnen blijven.

In het eerste kwartaal van 2015 zullen het Ministerie van SZW en het Ministerie van VWS verhuizen naar het Rijkskantoor «De Resident». DGOBR heeft opdracht gegeven aan P-Direkt om via het Residentproject de eerste stap van het rijksbreed identiteiten management (RIdM) te realiseren.

3 Vernieuwen en ontwikkelen van de dienstverlening.

P-Direkt blijft voortdurend de mogelijkheden onderzoeken naar nieuwe diensten voor haar klanten. Dit kan zowel individueel als door aansluiting bij andere rijksbrede ontwikkelingen. In 2014 is reeds gestart met de projecten Centrale archiefvoorziening personeelsdossiers, Interdepartementaal detacheren, Tijdschrijven en Roosterplanning. In 2015 zullen deze projecten verdere doorgang vinden.

4 De Bezuinigingstaakstelling Rutte I en II

De bezuinigingstaakstelling Rutte I is door het Ministerie van BZK doorvertaald naar P-Direkt voor een bedrag voor 2015 van € 1,871 mln. oplopend naar € 2,071 mln. structureel in 2016. Deze bezuiniging heeft P-Direkt in haar tarieven verwerkt met behoud van de afgesproken basis dienstverlening.

De bezuinigingstaakstelling Rutte II die ingaat per 2016 is door P-Direkt vertaald in het doortrekken van de efficiencytaakstelling tot 2019 met jaarlijks 1,5% en dat is ook zodanig in het tarief basis dienstverlening verwerkt.

Daarbij moet opgemerkt worden dat P-Direkt inmiddels vanaf 2008 alweer zo’n 6 jaar lang elk jaar 2 a 3% efficiënter werkt en dat zet druk op de organisatie. P-Direkt heeft de ambitie dit met een versterkte inzet van het interne LEAN-programma te realiseren.

De doorbelasting van de dienstverlening laat de komende jaren een verdere daling zien. Gerekend vanaf 2013 betekent dit voor de basis dienstverlening (95% van de totale dienstverlening) een daling van – 13,3% (– € 9,1 mln.). Deze daling komt ten goede aan de Ministeries die daarmee invulling kunnen geven aan de taakstellingen Rutte I en II.

Staat van baten en lasten

Baten-lastenagentschap P-Direkt
Begroting van baten-lastenagentschap voor het jaar 2015 (Bedragen x € 1.000)
 

2013 Stand Slotwet

2014 Vastgestelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

Baten

             

Omzet moederdepartement

5.126

4.558

67.096

70.011

68.578

66.955

65.621

Omzet overige departementen

66.846

69.295

4.437

1.718

1.601

1.484

1.367

Omzet derden

0

0

0

0

0

0

0

Rentebaten

20

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

71.992

73.853

71.533

71.729

70.179

68.439

66.988

               

Lasten

             

Apparaatskosten

56.524

58.145

58.088

56.626

55.434

54.053

52.960

– personele kosten

33.796

34.304

34.711

34.302

33.372

32.175

31.324

– waarvan eigen personeel

26.565

24.493

26.536

25.893

25.250

24.607

23.964

– waarvan externe inhuur

7.231

9.811

8.175

8.409

8.122

7.568

7.360

– materiële kosten

22.728

23.841

23.377

22.324

22.062

21.878

21.636

– waarvan apparaat ICT

12.665

12.197

11.941

11.734

11.537

11.362

11.173

– waarvan bijdrage SSO’s

7.777

9.228

8.880

8.100

8.100

8.155

8.168

Rentelasten

3.173

3.100

1.696

1.452

1.094

736

378

Afschrijvingskosten

11.813

13.350

11.750

13.650

13.650

13.650

13.650

– materieel

64

86

75

75

75

75

75

– waarvan apparaat ICT

0

81

75

75

75

75

75

– immaterieel

11.749

13.264

11.675

13.575

13.575

13.575

13.575

Overige kosten

0

0

0

0

0

0

0

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

– bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

71.510

74.595

71.533

71.729

70.179

68.439

66.988

               

Saldo van baten en lasten

482

– 742

0

0

0

0

0

Toelichting op baten en lasten

Ontwikkelingen – Centrale bekostiging

Het SGO heeft in het voorjaar van 2014 de voorstellen uit de pijlerprojecten Kwaliteit, Aansturing en Bekostiging voor SGO5, onderdeel Bekostiging P-Direkt aangenomen. Onderdeel van de voorstellen van de pijlergroep Bekostiging is om per 1 januari 2015 voor P-Direkt te werken met centrale bekostiging, waardoor het totale budget identificeerbaar op de rijksbegroting van BZK komt te staan. De betreffende structurele budgettaire reeksen van de Ministeries worden daartoe overgeheveld naar BZK. De Ministeries ontvangen geen factuur meer. Met het overhevelen van de budgetten van P-Direkt van de Ministeries naar het Ministerie van BZK, verandert ook de huidige plaats van de opdrachtgever. De opdrachtgeversrol van de Ministeries verdwijnt en is centraal neergelegd bij de centrale opdrachtgever BZK. De taken van de opdrachtgever staan beschreven in de regeling agentschappen van het Ministerie van Financiën en zijn nader uitgewerkt in het SGO5 project pijler Aansturing.

Saldo van baten en lasten

Uitgangspunt voor de begroting van baten en lasten van P-Direkt is een kostendekkende exploitatie en een vermogensbuffer van maximaal 5% van de gemiddelde omzet over de laatste drie jaar.

Apparaatskosten

De personeelskosten omvatten alle personele uitgaven van de ambtenaren in dienst en de gedetacheerde ambtenaren inclusief de kosten van uitzendkrachten en inhuur van externen.

De materiële kosten omvatten de directe inkoopkosten van de dienstverlening (cRMA, HRM-portaal, P-Direktportaal, SAP HR, Licenties en Contactcenter) en de uitgaven voor overige personele lasten, de normale huisvesting, communicatie, automatisering, kantoorkosten, verkoopkosten, adviesopdrachten en overige kosten ten behoeve van het apparaat. De personele kosten stijgen vanaf 2015 doordat de nieuwe dienstverlening «centrale archiefdiensten» aan het dienstverleningspakket van P-Direkt is toegevoegd.

Rentelasten

De rentelasten hebben betrekking op de financieringslasten voor de bij het Ministerie van Financiën aangegane leningen ten behoeve van de aanschaf van de licenties en de bouw van de dienstverlening.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten bestaan uit afschrijvingen van de investeringen in de immateriële en materiële vaste activa.

Kasstroomoverzicht

Baten-lastenagentschap P-Direkt
Kasstroomoverzicht over het jaar 2015 (Bedragen x € 1.000)
   

2013 Stand Slotwet

2014 Vastgestelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2015 + depositorekeningen

21.927

18.714

12.820

8.970

9.320

9.670

10.020

2.

Totaal operationele kasstroom

12.417

7.456

9.800

14.000

14.000

14.000

14.000

 

-/- totaal investeringen

– 1.261

– 10.000

– 10.000

0

0

0

0

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

0

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 1.261

– 10.000

– 10.000

0

0

0

0

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

– 1.000

0

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

1.000

0

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 22.566

– 13.350

– 13.650

– 13.650

– 13.650

– 13.650

– 13.650

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

9.500

10.000

10.000

0

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

– 13.066

– 3.350

– 3.650

– 13.650

– 13.650

– 13.650

– 13.650

5.

Rekening courant RHB 1 januari 2015 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (noot: maximale roodstand 0,5 mln. euro)

20.017

12.820

8.970

9.320

9.670

10.020

10.370

Toelichting bij het kasstroomoverzicht

Voor 2015 wordt een beroep gedaan op de leenfaciliteit voor de te verwachten systeembouw voor onder andere het programma Toegang. Deze lening wordt bij aanvang van de dienstverlening in vijf jaar afgelost.

In 2015 en verder is sprake van een sluitende liquiditeitsbegroting waarin kasbetalingen worden gematched door de kasinkomsten.

Doelmatigheid

P-Direkt verbetert de doelmatigheid in de HR-kolom van de rijksoverheid en levert een bijdrage aan een slagvaardige rijksdienst. Naast deze «macro»- doelmatigheid streeft P-Direkt naar doelmatigheid van de eigen bedrijfsvoering. Door bundeling van taken van de bestaande dienstverlening uit de verschillende Ministeries binnen P-Direkt wordt een efficiencyslag gemaakt door verdere automatisering van taken.

Optimaal beheer bedrijfsvoering:

P-Direkt geeft uitvoering aan de doelmatigheidseis door bij een kwalitatief goede dienstverlening:

  • te sturen op een optimaal contractmanagement binnen de dienstverlening met leveranciers en afnemers. Onder andere door bij leveranciers afspraken te maken om de dienstverlening jaarlijks goedkoper af te nemen;

  • te sturen op het niveau van kostprijzen om inzichtelijkheid te bieden in het kostenverloop en de resultaten van de dienstverlening.

Kengetallen

P-Direkt werkt met een Producten en Diensten Gids (PDG) en servicelevels die zijn vastgesteld in overleg met de opdrachtgevers. De servicelevels zijn geen doel op zich, maar dienen als minimaal te realiseren normen. De opdrachtgevers mogen er op vertrouwen dat P-Direkt in de dienstverlening streeft naar een zo hoog mogelijke score. De opdrachtgevers worden maandelijks geïnformeerd over de gerealiseerde servicelevels. Samen met hen stelt P-Direkt vast of eventuele tekortkomingen hierin hebben geleid tot onoverkomelijke problemen. Op basis hiervan maakt P-Direkt afspraken voor de servicelevels in de volgende maand(en). Indien noodzakelijk zal P-Direkt de werkzaamheden (her)prioriteren en aanvullende verbetermaatregelen nemen. De invulling van de taakstellingen hebben vooralsnog geen invloed gehad op de het niveau van de servicelevels.

De score op de servicelevels wordt uitgedrukt in percentages of de score op een schaal van 1–10.

Baten-lastenagentschap P-Direkt
Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Kostprijzen per product (groep)

580

570

540,5

539,5

538

534,5

531,5

Verloop tarieven/uur (basisjaar 2011=100)

102

99,1

94,0

93,8

93,6

93,0

92,4

Aantal individuele arbeidsrelaties (IAR)

123.670

121.430

120.091

117.455

115.241

113.240

111.432

Totale omzet basisdienstverlening (x1.000)

68.384

67.688

64.927

63.338

62.007

60.478

59.234

Totale omzet overige + projecten (x1.000)

3.588

6.165

6.606

8.391

8.172

7.961

7.754

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

421

407

444

433

422

412

401

Saldo van baten en lasten (%)

0,67%

– 0,98%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

Medewerkerstevredenheid

nvt

7

nvt

7

nvt

7

nvt

Omschrijving Specifiek Deel ICT diensten

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Gebruikerstevredenheid

De mate waarin de gebruiker tevreden is over de dienstverlening

6,7

7

7

7

7

7

7

Tijdige afhandeling wijzigingen:

             

P-Direkt heeft de opdracht verwerkt voor afgesproken salarisbetaling

99,7%

95%

95%

95%

95%

95%

95%

P-Direkt handelt de aangeboden «kritische mutatieopdrachten binnen 5 werkdagen af (aanstelling, overplaatsing, ontslag)

 

95%

95%

95%

95%

95%

95%

Vraagafhandeling contactcenter:

             

P-Direkt handelt de vragen die per telefoon, email of post binnenkomen binnen 5 werkdagen af

94%

90%

90%

90%

90%

90%

90%

P-Direkt handelt de vragen die per email binnenkomen in 1 keer goed af

 

90%

90%

90%

90%

90%

90%

Klachtbehandeling: P-Direkt handelt de klachten volgens de klachtenprocedure binnen 5 dagen inhoudelijk af

100%

90%

90%

90%

90%

90%

90%

Responsetijden Contactcenter: de responstijd om de telefoon op te nemen is gemiddeld minder dan 30 seconden (na keuzemenu)

42 sec

30 sec

30 sec

30 sec

30 sec

30 sec

30 sec

Beschikbaarheid systeem: De P-Direktsystemen (P-Direktportaal, Rijksportaal Personeel en het personeelsdossier) zijn 7 dagen per week en 24 uur per dag beschikbaar. De servicewindow voor de systemen is van 8.00 uur tot 17.00 uur. Tijdens deze tijden geldt de beschikbaarheidsnorm

99,6%

98%

98%

98%

98%

98%

98%

Wet en regelgeving up to date. Men kan wijzigingen in de wet- en regelgeving binnen 2 weken na publicatie in de Staatscourant op het Rijksportaal Personeel raadplegen

100%

98%

98%

98%

98%

98%

98%

Betrouwbaarheid:

             

P-Direkt zorgt ervoor dat gegevens op tijd en juist worden opgeleverd (interfaces, rapportages)

 

98%

98%

98%

98%

98%

98%

P-Direkt verwerkt een deel van de aangeboden wijzigingen handmatig in het geautomatiseerde systeem. Deze worden op de juiste manier verwerkt volgens de opdracht

 

98%

98%

98%

98%

98%

98%

P-Direkt zorgt voor de juiste en volledige verwerking van wijzigingen die financiële gevolgen hebben

 

98%

98%

98%

98%

98%

98%

Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in:

 

2014

         

4.3 Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk

Inleiding

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) is een multidisciplinaire uitvoerder en ontwikkelaar van dienstverlening op het gebied van bedrijfsvoering binnen het Rijk. Een organisatie die met haar expertise het Rijk helpt haar doelen en resultaten te realiseren. UBR heeft een breed aanbod aan diensten in huis en kan de afnemer daarom op bijna alle terreinen van de bedrijfsvoering van dienst zijn en integrale oplossingen bieden.

De Hervormingsagenda Rijk is mede aanleiding geweest het concept van de organisatie als geheel te herzien. Ook was het na een pioniersfase nodig de strategie en focus opnieuw te definiëren, om naar de toekomst een helder profiel te hebben van wat de organisatie het Rijk te bieden heeft. De 2 grote onderdelen die te onderscheiden zijn in de nieuwe organisatie zijn enerzijds dienstverlening en anderzijds het ontwikkelbedrijf.

In de tak dienstverlening is er de (reguliere) dienstverlening op het vlak van advisering, interim-, project- en programmamanagement, zowel in het P&O-domein als in de domeinen informatie en ICT, facilitair/huisvesting en inkopen. In het ontwikkelbedrijf worden complexe transities en implementaties op het gebied van rijksbrede bedrijfsvoering uitgevoerd.

Bij het opstellen van de begroting 2015 is uitgegaan van de 2014 tarieven waarbij rekening is gehouden met de generieke taakstellingen. Ingeval van grote structurele stijgingen van toeleveranciers zal UBR dit doorberekenen in de betreffende tarieven.

Ontwikkelingen

De activiteiten van UBR worden bekostigd uit de omzet gebaseerd op aan afnemers geleverde producten en diensten tegen jaarlijks vastgestelde tarieven (PxQ). Implementatie van kabinetsvoornemens rond lage loonschalen bij de onderdelen Rijksbeveligingsorganisatie (RBO), Interdepartementale Post- en KoeriersDienst (IPKD) en Vijfkeerblauw (VKB) leidt ook tot incidentele projectmatige en/of frictiekosten. Met de financiële gevolgen van het voorgenomen besluit tot het naar de markt brengen van de activiteiten van VKB is geen rekening gehouden in de begroting 2015.

Staat van baten en lasten

Baten-lastenagentschap UBR
Begroting van baten-lastenagentschap voor het jaar 2015 (Bedragen x € 1.000)
 

2013 Stand Slotwet

2014 Vastgestelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

Baten

             

Omzet moederdepartement

33.194

32.838

35.942

36.025

36.111

36.199

36.199

Omzet overige departementen

65.493

67.205

69.017

69.046

69.077

69.108

69.108

Omzet derden

2.010

7.602

4.063

4.096

4.129

4.163

4.163

Rentebaten

5

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

343

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

1.288

0

4.956

2.413

1.413

1.413

1.413

Totaal baten

102.333

107.645

113.977

111.580

110.730

110.883

110.883

               

Lasten

             

Apparaatskosten

106.761

106.805

107.626

107.810

107.997

108.437

108.474

– personele kosten

83.213

79.534

85.617

85.850

85.780

85.703

85.703

– waarvan eigen personeel

71.801

73.874

72.637

72.857

73.084

73.319

73.319

– waarvan externe inhuur

11.412

5.660

12.980

12.994

12.696

12.384

12.384

– materiële kosten

23.548

27.271

22.009

21.960

22.217

22.734

22.771

– waarvan apparaat ICT

3.323

6.818

5.502

5.490

5.554

5.684

5.693

– waarvan bijdrage SSO’s

8.621

9.282

9.474

9.495

9.516

9.538

9.538

Rentelasten

5

35

183

145

108

70

33

Afschrijvingskosten

909

410

1.213

1.213

1.213

963

963

– materieel

491

410

660

660

660

660

660

– waarvan apparaat ICT

 

0

0

0

0

0

0

– immaterieel

418

0

553

553

553

303

303

Overige kosten

2.154

0

4.956

2.413

1.413

1.413

1.413

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

– bijzondere lasten

2.154

0

4.956

2.413

1.413

1.413

1.413

Totaal lasten

109.829

107.251

113.977

111.580

110.730

110.883

110.883

               

Saldo van baten en lasten

– 7.496

394

0

0

0

0

0

Toelichting op baten en lasten

Uitgangspunt voor de begroting van baten en lasten van UBR is een kostendekkende exploitatie.

Baten

De eenheden die de grootste bijdrage in 2015 leveren aan de omzet en kosten bij zijn het EC O&P voor ca. € 47 mln., I-Interim Rijk voor ca. € 17 mln. en HIS voor ca. € 10 mln. De meerjarenontwikkeling van de omzet is een resultante van de verwachte toename van de reguliere productieafzet bij meerdere bedrijfseenheden als gevolg van uitbreiding van de interdepartementale klantenkring en/of aanpassing van het producten en dienstenaanbod op de vraag.

De afname van omzet derden is veroorzaakt doordat bij EC O&P € 3,2 mln. (betreft omzet Ministerie van BZK) abusievelijk is verantwoord onder omzet moederdepartement in plaats van omzet derden in de jaren 2015 tot en met 2019.

Voor de bezuinigingstaakstelling Rutte II zal UBR in samenspraak met haar klanten komen tot afspraken voor de invulling van de taakstelling. In de begroting gaat UBR ervan uit dat de vraaguitval uit hoofde van de additionele taakstelling zal worden gecompenseerd door de aansluiting van (onderdelen van) Ministeries die nog geen producten en diensten afnemen bij UBR.

Lasten

De generieke en additionele taakstellingen vragen van UBR, door het verlagen van de tarieven, ook een verlaging van de kosten. Door de verwachte organische groei en door besparende maatregelen te treffen, houdt UBR haar kostenniveau de komende jaren ongeveer op hetzelfde niveau. Besparingsmaatregelen zijn o.a. het verhogen van declarabiliteit, het verminderen van het aantal indirecte functies en efficiëntere interne bedrijfsvoering.

De externe inhuur voor UBR komt naar verwachting uit op € 12,9 mln. in 2015. De stijging van de exerne inhuur wordt veroorzaakt door het nieuwe business model dat in 2013 bij EC O&P is ingevoerd bij de onderdelen Workflow en Bedrijfsgeneeskundige dienst, waarbij gewerkt wordt met een kleine vaste bezetting en aangevuld met een grote flexibele schil van ZZP-ers conform afspraken in het ICOP. Tevens heeft de start van het VWNW-beleid geleid tot een explosieve groei van VWNW-onderzoeken door Workflow.

Bijzondere baten en lasten

De bijzondere lasten samenhangend met de lageloonschaalprojecten zijn voor 2015 geraamd op ca € 2,5 mln.; deze kosten zijn extern gefinancierd.

De overige bijzondere lasten in 2015 tot en met 2019 zijn de verwachte jaarlijkse mobiliteitskosten. Deze verwachte mobiliteitskosten zijn niet-tarief gefinancierd.

Kasstroomoverzicht

Baten-lastenagentschap UBR
Kasstroomoverzicht over het jaar 2015 (Bedragen x € 1.000)
   

2013 Stand Slotwet

2014 Vastgestelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2015 + depositorekeningen

19.450

19.773

16.814

16.927

15.640

14.352

12.815

2.

Totaal operationele kasstroom

– 4.563

804

1.213

1.213

1.213

963

963

 

-/- totaal investeringen

– 1.316

– 1.000

– 2.000

– 1.000

– 1.000

– 1.000

– 1.000

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

1.315

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 1

– 1.000

– 2.000

– 1.000

– 1.000

– 1.000

– 1.000

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

– 980

0

0

0

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

2.500

0

0

0

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 98

– 298

– 1.100

– 1.500

– 1.500

– 1.500

– 1.500

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

1.000

2.000

0

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

1.422

702

900

– 1.500

– 1.500

– 1.500

– 1.500

5.

Rekening courant RHB 1 januari 2015 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (noot: maximale roodstand 0,5 miljoen euro)

16.308

20.279

16.927

15.640

14.352

12.815

11.279

Toelichting bij het kasstroomoverzicht

De investering van € 2 mln. in 2015 betreft voor € 1 mln. transportmiddelen bij IPKD en € 1 mln. overige materiële vaste activa bij de overige organisatieonderdelen van UBR.

Het hoge Rekening-courantsaldo ultimo 2015 wordt verklaard door omvangrijk geldverkeer bij enkele bedrijfseenheden. De ontwikkeling in het saldo van de rekening courant is een resultante van de ontwikkeling van de operationele kasstroom en de verwachte investeringen. In 2014 zal door UBR nog een beroep worden gedaan op de leenfaciliteit ter grootte van € 5,5 mln. Dit verklaart het bedrag aan aflossing op leningen.

UBR streeft ernaar bij een omvangrijke rekening-courantstand een beperkt beroep te doen op de leenfaciliteit. De opgenomen lening betreft dan ook alleen investeringen boven € 0,5 mln. Vanaf 2016 wordt er geen beroep gedaan op de leenfaciliteit. De investering van € 1 mln. zal worden gefinancierd uit het hoge Rekening-courantsaldo in de jaren 2016 t/m 2019.

Doelmatigheid

UBR levert als Shared Service Organisatie vele producten en diensten. Door de diversiteit van producten en diensten en de tarieven is gekozen voor een tweetal overall indicatoren voor de integrale kostprijzen en de verkooptarieven. Beide zijn door indexcijfers weergegeven (2011 = 100).

Baten-lastenagentschap UBR
Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

2013 Stand Slotwet

2014 Vastgestelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

Kostprijzen per product (groep) (indexcijfer)

106

99

100

99,5

99,5

99,5

99,5

Tarieven/uur (indexcijfer)

98,5

99

100

99,5

99,5

99,5

99,5

Omzet per FTE

122.801

125.612

120.996

121.024

121.056

121.091

121.091

               

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

820

857

901

902

903

904

904

               

Saldo van baten en lasten (%)

– 7,50%

0,37%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

               

Kwaliteitsindicator 1 – KTO

6,8

7,1

7,1

7,1

7,1

7,1

7,1

Kwaliteitsindicator 2 – MTO

7,5

7,5

7,5

7,5

7,5

7,5

Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in:

 

2014

         

Toelichting op de doelmatigheidsindicatoren

Vanwege de taakstelling op basis van de tarieven van 2011 verlaagt UBR in de periode 2012 t/m 2016 haar tarieven jaarlijks. De generieke taakstelling is vertaald in jaarlijkse taakstellingsbedragen. UBR heeft de generieke taakstelling verwerkt door een verlaging van haar tarieven toe te passen. De verlagingen zijn berekend door de taakstellingsbedragen af te zetten in percentages van de omzet van 2011. De BTW verhoging van 2012 is verwerkt in de tarieven van 2013. UBR rekent externe kostenstijging door in haar tarieven. In 2014 zijn als gevolg hiervan de tarieven gemiddeld met 1,5% verhoogd.

De tarieven van UBR ontwikkelen zich volgens de trend van de bovenstaande indexcijfers. Om een nul resultaat te behalen, moeten de integrale kostprijzen dezelfde trend volgen als de tarieven.

Groei van UBR is geen doel op zich, maar zal organisch groeien als gevolg van het vollediger aansluiten van Ministeries. Hierdoor hoeven de Ministeries minder in eigen beheer uit te voeren dan wel uit te besteden in de markt.

4.4 FMHaaglanden

Inleiding

FMHaaglanden verzorgt de facilitaire dienstverlening voor de Ministeries Buitenlandse Zaken (BZ), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Infrastructuur en Milieu (IenM), Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Veiligheid en Justitie (VenJ), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Economische zaken (EZ). Op termijn zullen ook Financiën (FIN) en Algemene Zaken (AZ) aansluiten.

FMHaaglanden levert producten en diensten op het gebied van gebouwbeheer, exploitatie, consumptieve diensten, risicobeheersing, schoonmaak, verhuizen, post en reprografie, verstrekken van inrichting, voorzieningen, vervoer, facility management en overige diensten. Middels een kostprijsmodel verdisconteert FMHaaglanden al zijn kosten via de producten aan de afnemers.

FMHaaglanden wil de professionele dienstverlener zijn voor rijksorganisaties in de regio Haaglanden, die gefaciliteerde rijkswerkplekken levert waardoor klanten comfortabel kunnen werken.

De volgende hoofddoelstellingen worden onderscheiden:

  • Het faciliteren van alle rijkorganisaties, uitgezonderd Defensie, binnen het verzorgingsgebied van de regio Haaglanden;

  • Het leveren van rijksbrede producten en diensten met eenduidige normen en uniforme doorbelasting;

  • Tevreden klanten en opdrachtgevers.

Ontwikkelingen

De komende jaren staan voor FMHaaglanden in het teken van nieuwe aansluitingen, het masterplan huisvesting, de samenwerking met facilitaire concerndienstverleners en de governance en sourcing van de Rijksbrede bedrijfsvoering (project SGO-5).

De realisatie van het masterplan huisvesting leidt tot veel mutaties in het verzorgingsgebied. Dit zal in de komende jaren gepaard gaan met relatief veel verhuisbewegingen tussen de diverse panden.

FMHaaglanden, Belastingdienst (BD), Dienst Justitiële inrichtingen (DJI) en Rijkswaterstaat (RWS) werken gezamenlijk toe naar een rijksbreed netwerk van facilitaire concerndienstverleners (ambitie 2020). Hiervoor is het samenwerkingsverband Landelijk Facilitair Management Overleg (LFMO) opgericht. De concerndienstverleners streven naar een gestandaardiseerd basispakket aan dienstverlening, één kostprijsmodel en een gelijke klantbenadering door de vier facilitaire concerndienstverleners vanaf 2015. FMHaaglanden zal in 2015 het grootste deel van de Rijksbrede Producten en Diensten Catalogus aanbieden in het verzorgingsgebied. Verder zijn de voorbereidingen voor een vaste verrekenprijs middels een gezamenlijk kostprijsmodel per 2016 in volle gang.

In het regeerakkoord is vanaf 2016 een taakstelling voor de Rijksdienst opgenomen. Het project SGO-5 is geïnitieerd om bij te dragen aan de toekomstige organisatie en sturing van de bedrijfsvoering bij het concern Rijk. Om het eindbeeld in 2016 te implementeren is in 2014 gestart met een aantal pilot Ministeries die samen met de SSO’s, waaronder FMHaaglanden, volgens het nieuwe governancemodel gaan werken. Daarnaast zal vanuit het deelproject bekostiging toegewerkt worden naar één verrekenprijs en uiteindelijk één centraal budget. FMHaaglanden is bezig met voorbereidingen om het eindbeeld in 2016 te realiseren. De effecten hiervan zijn op moment van schrijven nog niet te overzien en derhalve niet verwerkt in de ontwerpbegroting.

Staat van baten en lasten

Baten-lastenagentschap FMH
Begroting van baten-lastenagentschap voor het jaar 2015 (Bedragen x € 1.000)
 

2013 Stand Slotwet

2014

1e suppletoire begroting

2015

2016

2017

2018

2019

Baten

             

Omzet moederdepartement

30.645

17.336

16.882

16.890

16.898

16.906

16.914

Omzet overige departementen

86.008

91.255

97.961

98.008

96.055

96.101

96.147

Omzet derden

181

0

0

0

0

0

0

Rentebaten

10

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

23

20

20

20

20

20

20

Bijzondere baten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

116.867

108.611

114.863

114.918

112.973

113.027

113.081

               

Lasten

             

Apparaatskosten

111.887

104.343

108.135

108.186

106.337

106.388

106.438

– personele kosten

29.598

33.646

30.446

30.461

26.478

26.492

26.507

– waarvan eigen personeel

23.958

27.752

23.946

23.961

23.478

23.492

23.507

– waarvan externe inhuur

5.640

5.894

6.500

6.500

3.000

3.000

3.000

– materiële kosten

82.289

70.697

77.689

77.726

79.859

79.895

79.932

– waarvan apparaat ICT

1.285

1.894

4.752

4.755

4.758

4.760

4.763

– waarvan bijdrage SSO’s

19.888

20.700

21.506

21.519

21.532

21.545

21.558

Rentelasten

472

549

557

558

554

554

554

Afschrijvingskosten

5.728

6.090

6.151

6.154

6.062

6.065

6.068

– materieel

5.728

6.090

6.151

6.154

6.062

6.065

6.068

– waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

0

0

0

– immaterieel

0

0

0

0

0

0

0

Overige kosten

0

20

20

20

20

20

20

– dotaties voorzieningen

0

20

20

20

20

20

20

– bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

118.087

111.002

114.863

114.918

112.973

113.027

113.081

               

Saldo van baten en lasten

– 1.220

– 2.391

0

0

0

0

0

Toelichting op baten en lasten

Uitgangspunt voor de begroting van baten en lasten van FMHaaglanden is een kostendekkende exploitatie. Een eventueel batig saldo zal aan het eigen vermogen worden toegevoegd; een eventueel surplus zal worden uitgekeerd aan de eigenaar.

In de ontwerpbegroting is geen rekening gehouden met de baten en lasten van de PPS constructie van Korte Voorhout 7, het pand waar het Ministerie van Financiën huisvest. Reden hiervoor is dat FMHaaglanden nog geen volledig inzicht heeft in de dienstverlening en de hiermee samenhangende baten en lasten.

In de begroting 2015 is de dienstverlening van EZ en AZ voor een volledig boekjaar meegenomen. In de cijfers van 2014 is voor AZ en EZ uitgegaan van respectievelijk zeven en elf maanden vanaf aansluiting.

Tot slot is de impact van de demarcatie RGD niet meegenomen in de begroting. Hierbij worden enkele onderdelen van producten die via FMHaaglanden worden aangeboden overgedragen aan de RGD. Dit traject is onderhanden en derhalve zijn de effecten op FMHaaglanden nog niet bekend.

FMHaaglanden werkt samen met de opdrachtgevers aan een versobering van het dienstverleningspakket. Doordat BZK heeft besloten een deel van Rutte II in te vullen als efficiency taakstelling is de taakstelling Rutte I ad 1.5% per jaar doorgetrokken over de jaren. Deze is zowel verwerkt in de baten als lasten. Dit is niet direct zichtbaar door wijzigingen in het verzorgingsgebied en de dienstverlening.

Omzet per productgroep:

  • Basis: het afgesproken pakket van producten en diensten dat de opdrachtgever afneemt van de opdrachtnemer en waarvoor de opdrachtgever een vaste prijs betaalt per vaste verrekeneenheid. De prijs (p) en de hoeveelheid (q) staan in principe gedurende het jaar vast. Bij substantiële wijzigingen in de dienstverlening zijn aanpassingen gedurende het jaar mogelijk. Het af te nemen volume (q) wordt in het jaar t-1 door de opdrachtgever bepaald;

  • Basis plus: producten en diensten waarvoor de opdrachtgever, afhankelijk van de hoeveelheid afgenomen producten en diensten, een prijs per artikel/product/dienst betaalt. De prijs (p) staat gedurende het jaar vast, de hoeveelheid (q) is afhankelijk van de vraag van artikelen/producten/diensten door de klant/opdrachtgever in het betreffende jaar;

  • Maatwerk: producten en diensten waarover tussen de opdrachtgever en de opdrachtnemer aparte afspraken worden gemaakt en waarvoor opdrachtnemer eerst een offerte uitbrengt aan opdrachtgever. Zowel de prijs (p) als de hoeveelheid (q) zijn dan ook vraag dan wel afname gestuurd;

  • Werkelijke kosten: producten die tegen de werkelijke gemaakte kosten bij de opdrachtgever in rekening worden gebracht. Zowel de prijs (p) en de hoeveelheid (q) zijn dan ook vraag dan wel afname gestuurd;

  • Overig: producten en diensten die buiten de productendienstencatalogus vallen van FMHaaglanden en zijn opgenomen in de specifieke dienstverleningsafspraken (DVA’s) met de opdrachtgever.

Personele kosten

De personele kosten omvatten alle personele uitgaven van de ambtenaren in dienst, gedetacheerde ambtenaren en kosten van uitzendkrachten en inhuur van externen. Vanaf 2017 vindt een verschuiving plaats van inhuur naar materiële kosten, immers de kosten voor de personele inzet van het consortium worden via het contract doorbelast als materiële kosten. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de verschuiving van BZ en IenM naar een PPS pand.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan voor een belangrijk deel uit de directe inkoopkosten van de dienstverlening. Daarnaast vallen de kosten voor huisvesting, ICT en de servicekosten BZK onder deze post. Onder de uitsplitsing naar SSO’s hebben met name de kosten voor UBR een groot aandeel. Hierin zitten bijvoorbeeld de kosten voor RBO in de panden waar FMHaaglanden de dienstverlening verzorgt.

Rentelasten

Onder deze post zijn alle rentelasten opgenomen die verband houden met de financiering van materiële en immateriële vaste activa vanuit het Ministerie van Financiën.

Afschrijvingskosten

De overgenomen activa van de Ministeries is geactiveerd en worden conform de betreffende regelgeving afgeschreven. Voor nieuwe investeringen is dit eveneens van toepassing.

Kasstroomoverzicht

Baten-lastenagentschap FMH
Kasstroomoverzicht over het jaar 2015 (Bedragen x € 1.000)
   

2013 Stand Slotwet

2014

1e suppletoire begroting

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2015 + depositorekeningen

22.853

7.391

7.151

7.151

7.151

7.151

7.151

2.

Totaal operationele kasstroom

– 3.738

3.679

4.913

5.472

5.542

5.366

5.602

 

-/- totaal investeringen

– 7.626

– 6.100

– 12.500

– 4.000

– 4.000

– 4.000

– 4.000

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

1.103

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 6.523

– 6.100

– 12.500

– 4.000

– 4.000

– 4.000

– 4.000

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

0

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

0

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 5.201

– 3.919

– 4.913

– 5.472

– 5.542

– 5.366

– 5.602

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

6.100

12.500

4.000

4.000

4.000

4.000

4.

Totaal financieringskasstroom

– 5.201

2.181

7.587

– 1.472

– 1.542

– 1.366

– 1.602

5.

Rekening courant RHB 1 januari 2015 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (noot: maximale roodstand 0,5 miljoen euro)

7.391

7.151

7.151

7.151

7.151

7.151

7.151

Toelichting bij het kasstroomoverzicht

In 2015 is naast de aansluiting AZ en vervangingsinvesteringen rekening gehouden met de investeringen voor de inrichting van het pand waar SZW en VWS gaan huisvesten (Parnassusplein 5). Vanaf 2016 is het uitgangspunt dat er een gelijkmatig investeringsniveau is het beroep op de leenfaciliteit blijft hierdoor gelijk.

Doelmatigheid

Baten-lastenagentschap FMH
Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verloop tarieven basisdienstverlening (norm 2011)

             

Omzet per productgroep (pxq)

116.834

108.592

116.843

114.898

112.953

113.006

113.060

*Basis

81.711

86.703

91.447

91.502

89.557

89.610

89.664

*Basis+

5.577

5.972

8.791

6.791

6.791

6.791

6.791

*Maatwerk

18.675

2.203

2.188

2.188

2.188

2.188

2.188

*Werkelijk

9.178

10.878

11.175

11.175

11.175

11.175

11.175

*Overig

1.693

2.836

3.242

3.242

3.242

3.242

3.242

               

Saldo van baten en lasten (%)

– 1,0%

– 2,2%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

               

Personele kosten als % van de totale kosten

25,0%

30,3%

26,5%

26,5%

23,4%

23,4%

23,4%

Materiële kosten als % van de totale kosten

70,0%

69,7%

73,5%

73,5%

76,6%

76,6%

76,6%

               

Apparaatskosten (in €)

39.547

38.648

40.205

40.225

39.557

39.576

39.595

Klanttevredenheid

 

Tevreden

Tevreden

Tevreden

Tevreden

Tevreden

Tevreden

Medewerkerstevredenheid

 

Tevreden

Tevreden

Tevreden

Tevreden

Tevreden

Tevreden

FTE-totaal (excl. Externe inhuur)

361

471

471

471

471

471

471

Toelichting op de doelmatigheidsindicatoren

Als gevolg van het nieuwe werken wordt dezelfde werkplek intensiever gebruikt. Een resultaat hiervan is dat ook de invulling van de dienstverlening wijzigt. De eenheid werkplek krijgt door het nieuwe werken een andere definitie. Deze definitie wordt vastgesteld in de Interdepartementale Commissie Facilitair en Huisvesting. De aanpassing van de definitie zal invloed hebben op de index «verloop tarieven basisdienstverlening». Omdat hierdoor het verloop van de tarieven een verkeerd beeld zal geven is deze niet meegenomen in de doelmatigheidsindicatoren.

Omdat FMHaaglanden een flexibele schil heeft gecreëerd middels de inhuur blijft het aantal fte gelijk. In de inhuurkosten en dus personeelskosten zal wel een dalende trend te zien zijn vanaf 2017.

4.5 SSC ICT Haaglanden

Inleiding

SSC-ICT Haaglanden is de rijksbrede shared service organisatie die de Compacte Rijksdienst ontzorgt met generieke en gemeenschappelijk ICT oplossingen. Per 1 januari 2015 wordt het baten-lastenagentschap GDI, de ICT organisatie van VenJ die per 1 januari 2014 is overkomen naar BZK, in SSC-ICT Haaglanden geïntegreerd. In 2015 wordt de dienstverlening van voormalig GDI en SSC-ICT Haaglanden volledig samengevoegd.

SSC-ICT Haaglanden levert generieke Rijksbrede toepassingen als Rijksportaal en de Samenwerkingsruimte.

Daarnaast verzorgt SSC-ICT Haaglanden voor de aangesloten Ministeries de telecommunicatie, hosting van bedrijfspecifieke applicaties en op de Digitale Werkplekomgeving Rijk (DWR) gebaseerde kantoorautomatisering. In 2015 betreft dit de Ministeries van AZ, BZK, FIN, IenM, VWS en SZW.

Naar verwachting wordt conform project 7 van de Compacte Rijksdienst de dienstverlening per 1 oktober 2014 verder uitgebreid met BZ en medio 2015 met EZ. De financiële verwerking hiervan zal na definitieve besluitvorming plaatsvinden in de eerstvolgende begroting.

SSC-ICT Haaglanden is in het kader van project 4 van de Compacte Rijksdienst aangewezen als dienstverlener voor het Overheids Data Center (ODC) voor de Haagse km2. Dit datacenter wordt naar verwachting eind 2014 door de bouwer opgeleverd, waarna in 2015 de exploitatie start. De hiermee verband houdende omzet en kosten zijn onderdeel van deze begroting. De migratie van de departementale datacenters naar het nieuwe Overheids DataCenter voor de Haagse vierkante kilometer (ODC DH KM2) betekent voor SSC-ICT Haaglanden een stijging van baten en lasten.

De bekostiging van SSC-ICT Haaglanden is volledig tarief gefinancierd. De generieke ICT wordt gefinancierd met een solidariteitstarief gebaseerd op aantal IAR’n per Ministerie. De gemeenschappelijke ICT wordt verrekend met tarieven per hoeveelheid afgenomen product. Het maatwerk wordt in rekening gebracht op basis van vooraf geoffreerde vaste prijzen of nacalculatie.

Staat van baten en lasten

Baten-lastenagentschap SSC-ICT Haaglanden
Begroting van baten-lastenagentschap voor het jaar 2015 (Bedragen x € 1.000)
 

2013 Stand Slotwet 1

2014

1e suppletoire begroting

2015

2016

2017

2018

2019

Baten

             

Omzet moederdepartement

35.663

29.536

28.000

27.000

27.000

27.000

27.000

Omzet overige departementen

80.636

155.390

150.000

147.000

147.000

147.000

147.000

Omzet derden

0

0

0

0

0

0

0

Rentebaten

0

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

686

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

116.985

184.926

178.000

174.000

174.000

174.000

174.000

               

Lasten

             

Apparaatskosten

90.668

157.788

149.000

143.000

143.000

143.000

143.000

– personele kosten

39.908

86.833

85.000

84.000

82.000

82.000

82.000

– waarvan eigen personeel

22.996

48.543

51.000

53.000

55.000

55.000

55.000

– waarvan externe inhuur

16.912

38.290

34.000

31.000

27.000

27.000

27.000

– materiële kosten

50.760

70.955

64.000

59.000

61.000

61.000

61.000

– waarvan apparaat ICT

47.259

60.865

53.000

48.000

50.000

50.000

50.000

– waarvan bijdrage SSO’s

3.501

4.560

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

Rentelasten

77

1.542

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

Afschrijvingskosten

16.235

25.496

28.000

30.000

30.000

30.000

30.000

– materieel

16.235

25.496

28.000

30.000

30.000

30.000

30.000

– waarvan apparaat ICT

 

23.249

28.000

30.000

30.000

30.000

30.000

– immaterieel

0

0

0

0

0

0

0

Overige kosten

83

0

0

0

0

0

0

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

– bijzondere lasten

83

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

107.063

184.826

178.000

174.000

174.000

174.000

174.000

               

Saldo van baten en lasten

9.922

0

0

0

0

0

0

X Noot
1

Cijferbeeld betreft alleen SSC ICT.

Toelichting op baten en lasten

Uitgangspunt voor de begroting van baten en lasten van agentschap SSC-ICT is een kostendekkende exploitatie. Hierbij is rekening gehouden met de taakstelling op de tarieven.

Personele kosten

De personele kosten omvatten alle personele uitgaven van de ambtenaren in dienst, gedetacheerde ambtenaren en kosten van uitzendkrachten en inhuur van externen. Doordat wordt ingezet op verambtelijking, stijgen de kosten eigen personeel en dalen de externe inhuur kosten.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan voor een belangrijk deel uit de directe inkoopkosten van de dienstverlening, zoals kosten voor de (reguliere) ICT-werkplek en hostingskosten voor applicaties. Daarnaast vallen de kosten voor huisvesting, ICT en de servicekosten Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onder deze post. Door efficiëntere inzet van materieel en scherpere inkoop hiervan dalen deze kosten de komende jaren.

Rentelasten

De rentelasten hebben betrekking op de financieringslasten van de bij het Ministerie van Financiën aangegane leningen voor de aanschaf van de voor de dienstverlening benodigde hard- en software en overige materiële vaste activa. De rente in deze begroting is bepaald met een rekenrente van 2%.

Afschrijvingskosten en specifieke ICT middelen

De afschrijvingen bestaan uit afschrijvingen van de investeringen in hard- en software en overige materiële vaste activa. De voor de generieke en gemeenschappelijke basis- en basisplusdienstverlening benodigde activa zijn in eigendom bij SSC-ICT Haaglanden. Voorzieningen die met projectgebonden rijksgelden, bijvoorbeeld Vernieuwing Rijksdienst, zijn gefinancierd worden niet geactiveerd. Specifieke ICT middelen zijn eigendom van de opdrachtgever. Door uitbreiding van bestaande dienstverlening en nieuwe dienstverlening zijn extra investeringen voorzien waarmee hogere afschrijvingslasten gepaard gaan.

Taakstelling

SSC-ICT Haaglanden heeft vanaf 2012 tot en met 2016 als taakstellig haar tarieven jaarlijks met 1,5% te laten dalen. Het in deze begroting geïntegreerde GDI heeft aanvullend een taakstelling op de tarieven van 2015 van 3,5%. Beide taakstellingen zijn in deze begroting verwerkt.

SSC-ICT Haaglanden realiseert de hiervoor benodigde kostenreductie door bij uitbreiding van de dienstverlening efficiency slagen te maken, door het beperken van de externe inhuur, door efficiëntere inzet van materiaal en het scherper inkopen hiervan.

Kasstroomoverzicht

Baten-lastenagentschap SSC-ICT Haaglanden
Kasstroomoverzicht over het jaar 2015 (Bedragen x € 1.000)
   

2013 Stand Slotwet 1

2014

1e suppletoire begroting

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2015 + depositorekeningen

0

25.829

17.673

17.000

17.000

17.000

17.000

2.

Totaal operationele kasstroom

25.868

8.065

8.065

27.327

30.000

30.000

30.000

 

-/- totaal investeringen

– 19.168

– 35.996

– 30.000

– 32.000

– 32.000

– 26.000

– 26.000

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

2.411

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 16.757

– 35.996

– 30.000

– 32.000

– 32.000

– 26.000

– 26.000

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

– 25.450

0

0

0

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

7.332

0

0

0

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 9.982

– 16.221

– 28.000

– 30.000

– 30.000

– 30.000

– 30.000

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

42.103

35.996

30.000

32.000

32.000

26.000

26.000

4.

Totaal financieringskasstroom

14.003

19.775

2.000

2.000

2.000

– 4.000

– 4.000

5.

Rekening courant RHB 1 januari 2015 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (noot: maximale roodstand 0,5 miljoen euro)

23.114

17.673

– 2.262

14.327

17.000

17.000

17.000

X Noot
1

Cijferbeeld betreft alleen SSC ICT.

Toelichting bij het kasstroomoverzicht

In het kasstroomoverzicht worden 3 geldstromen onderscheiden:

  • Het totaal operationele kasstroom is het saldo van ontvangsten van afnemers en betalingen aan personeel en crediteuren.

  • Bij het totaal investeringskasstroom zijn de uitgaven verantwoord die verband houden met de investeringen in materiële vaste activa. Dit betreft onder andere reguliere vervangingsinvesteringen en investeringen voor het Overheids Data Center.

  • Onder totaal financieringskasstroom is het saldo weergegeven van de van het Ministerie van Financiën voor de investeringen ontvangen leningen en de aflossingen daarop.

Al deze geldstromen verlopen via de bij de Rijkshoofdboekhouding aangehouden rekening courant. Dagelijks wordt hierop het saldo bijgeschreven van alle mutaties op de bankrekeningen van SSC-ICT Haaglanden.

Doelmatigheid

Baten-lastenagentschap SSC-ICT
Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

2013 1

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Taakstellende tariefverlaging

1,5%

1,5%

1,5%

1,5%

     

Verbetering kostprijzen infrastructuur componenten

 

1,0%

1,0%

1,0%

     

Verbetering kostprijzen werkplekcomponenten

 

1,0%

1,0%

1,0%

     
               

Kostprijs voor beheertaken (werkplektarief, exclusief datacenter)

1.875

1.850

1.822

1.795

1.795

1.795

1.795

               

Totale omzet per product of dienst

115.799

184.926

178.000

174.000

174.000

174.000

174.000

generiek (infrastructuur, rijksportaal en samenwerkfunctionaliteit, ODC DH km2)

14.431

14.100

14.000

14.000

14.000

14.000

14.000

gemeenschappelijk (basis kantoorautomatisering + hosting

83.992

110.000

108.000

106.000

106.000

106.000

106.000

specifiek (plusdiensten en maatwerk)

17.376

60.826

56.000

54.000

54.000

54.000

54.000

               

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

377,5

626

658

683

709

709

709

Aantal externe fte’s in % van de totale fte’s

 

44%

40%

37%

33%

33%

33%

               

Saldo van baten en lasten (%)

8,5%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

               

Verschil benchmarkvergelijking

 

2%

2%

2%

2%

2%

2%

               

Klanttevredenheid (KTO)

 

7

7

7

7

7

7

Medewerkertevrededenheid (MTO)

7

7

7

7

7

7

Omschrijving Specifiek Deel – ICT Diensten

2013*

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Beschikbaarheid (betrouwbaarheid) basisfunctionaliteit

100%

98%

98%

98%

98%

98%

98%

Geleverd binnen gestelde termijn

93%

90%

90%

90%

90%

90%

90%

Incidenten hersteld binnen afgesproken tijd

93%

90%

90%

90%

90%

90%

90%

Kwaliteit beantwoorden vragen

             

beantwoorden helpdeskvragen binnen afgesproken tijd

99%

95%

95%

95%

95%

95%

95%

direct beantwoorden helpdeskvragen

88%

80%

80%

80%

80%

80%

80%

X Noot
1

Cijferbeeld betreft alleen SSC ICT.

4.6 Rijksgebouwendienst

Inleiding

De Minister voor Wonen en Rijksdienst is verantwoordelijk voor de uitvoering van de rijkshuisvesting door de Rijksgebouwendienst en voor de kaderstelling voor het rijksbrede beleid op het terrein van de rijkshuisvesting, die vanuit het directoraat generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk wordt vormgegeven.

De Rijksgebouwendienst:

  • draagt bij aan het succesvol functioneren van zijn gebruikers door het bieden van efficiënte en effectieve huisvestingsoplossingen;

  • verzorgt voor de Minister voor Wonen en Rijksdienst de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken, de huisvesting van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat en de instandhouding van de monumenten in beheer van de dienst;

  • draagt bij aan de studies en activiteiten van de Rijksbouwmeester zoals advisering over architectuur(beleid), stedenbouw, monumentenzorg en beeldende kunst;

  • is naast Rijkshuisvester, als Corporate Real Estate Manager, ook beheerder over het in de rijkshuisvesting geïnvesteerde vermogen en heeft een verantwoordelijkheid voor het in stand houden van het culturele erfgoed in de vorm van ruim 400 monumenten 3. Als Corporate Real Estate Manager adviseert de Rijksgebouwendienst over het aankopen, plannen en afstoten van rijkshuisvesting met als doel een bijdrage te leveren aan het primaire proces en het algemene resultaat van de rijksoverheid.

Exploitatie

Baten-lastenagentschap RGD
Begroting van baten-lastenagentschap voor het jaar 2015 (Bedragen x € 1.000)
 

2013 Stand Slotwet

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Baten

             

Omzet moederdepartement

22.060

19.848

18.850

19.562

16.530

16.530

16.095

Omzet overige departementen

1.355.306

1.258.720

1.221.996

1.224.295

1.209.535

1.212.223

1.176.915

Omzet derden

12.312

8.800

8.888

8.977

9.067

9.157

9.249

Rentebaten

997

Vrijval voorzieningen

12.447

Overige baten

34.698

12.300

10.706

10.813

10.921

11.030

11.141

Totaal baten

1.437.820

1.299.668

1.260.440

1.263.647

1.246.053

1.248.940

1.213.400

               

Lasten

             

Product Huisvesting

             

Apparaatskosten (netto)

68.531

70.916

70.981

70.389

68.104

67.215

61.119

Huren

255.253

237.785

240.163

230.588

216.766

210.788

208.783

PPS lasten

51.277

49.260

49.603

72.116

91.785

98.816

97.445

Rentelasten

282.222

234.949

232.055

243.815

244.179

235.559

228.532

Afschrijvingen

356.963

316.348

323.659

329.523

335.967

341.433

325.235

Onderhoud

134.199

140.095

139.501

132.989

129.691

130.452

129.901

Dotaties voorzieningen

33.337

40.400

14.035

12.641

12.763

12.367

12.487

Belastingen en heffingen

23.200

21.700

21.994

21.035

20.108

19.908

19.894

Investeringen buiten gebruiksvergoedingen

78.221

78.265

61.097

57.689

56.183

56.203

55.784

Overige producten

             

Services

37.860

36.000

34.340

34.683

35.030

35.381

35.734

Adviezen

11.631

11.390

11.322

11.251

11.384

11.517

11.653

Beleidsondersteuning

5.326

6.188

6.642

5.742

4.242

4.242

4.242

Overige lasten

85.727

30.150

20.806

21.014

16.073

16.233

16.396

Totaal lasten

1.423.747

1.273.446

1.226.198

1.243.476

1.242.275

1.240.114

1.207.204

               

Saldo van baten en lasten

14.073

26.222

34.242

20.171

3.777

8.826

6.196

Toelichting op baten en lasten

Omzet moederdepartement

De Minister voor Wonen en Rijksdienst betaalt de kosten voor het onderhoud van de monumenten in beheer van de Rijksgebouwendienst. De Minister is tevens opdrachtgever voor de Rijksgebouwendienst voor het leveren van ondersteuning aan het moederdepartement en voor de uitvoering van het rijksbeleid gerelateerd aan de rijkshuisvesting (zie artikel 6 van de begroting). Aan het moederdepartement worden de werkelijke kosten in rekening gebracht, inclusief de apparaatskosten die toegerekend worden aan deze (deel) producten.

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen omvat alle opbrengsten voor geleverde producten en diensten. Het gaat daarbij om ontvangen gebruiksvergoedingen, egalisatie, bijdragen voor kleine projecten, services, adviezen en vergoedingen voor verrichte taxaties.

Binnen het huur-verhuurstelsel voor rijkshuisvesting worden interne verhuurcontracten afgesloten tussen de Rijksgebouwendienst en de Ministeries. Op basis van de «Huurprijsmethodiek Rijksgebouwendienst» brengt de Rijksgebouwendienst een gebruiksvergoeding in rekening. De gebruiksvergoedingen van kantoren zijn sinds 2013 (met uitzondering van de jaarlijkse indexatie) bevroren op het niveau van 2012. Voor de specialties (voor zover het rijksonderdelen betreft) geldt bevriezing per 1 januari 2014 (eveneens met uitzondering van de jaarlijkse indexatie) op het niveau van 2013. Daartegenover staat dat de Rijksgebouwendienst nu verantwoordelijk is voor de uitvoering en instandhouding in die delen van de voorraad.

De huidige gebruiksvergoeding bij eigendomspanden bestaat uit componenten voor rente en afschrijving en één component voor de kosten van onderhoud, leegstand, belastingen en het apparaat van de Rijksgebouwendienst voor zover zich dat bezig houdt met rijkshuisvesting. Bij huurpanden bestaat de gebruiksvergoeding ten minste uit componenten voor de markthuur en apparaatskosten. Daarnaast zijn hier de opbrengsten van PPS-contracten opgenomen.

In de raming van de gebruiksvergoeding is rekening gehouden met het opleveren van nieuwe projecten en met de voorziene krimp van huisvesting van de overheid. Met ingang van 2016 wordt als onderdeel van een vernieuwd rijkshuisvestingstelsel de nieuwe beprijzing ingevoerd. Doelstelling is o.a. vereenvoudiging van het rijkshuisvestingstelsel. Het betreft een vaste m²-prijs voor kantoren per regio (Den Haag, Randstad, rest van Nederland). Voor de specialties wordt nog gewerkt aan de nieuwe beprijzingmethode per complex.

Sinds 2010 betaalt het moederdepartement naar analogie van het huur-verhuurstelsel, ook een gebruiksvergoeding voor de huisvesting van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat, de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken. Deze organisaties betalen zelf geen gebruiksvergoeding voor hun huisvesting, maar worden betaald via de begroting van W&R, die verantwoordelijk is voor de huisvesting van de genoemde diensten.

De huurprijsmethodiek Rijksgebouwendienst heeft als uitgangspunt een (afgezien van de toegepaste indexering) constante huurprijs over de contractperiode. De jaarlijkse opbrengst is daarom een constante reeks, terwijl de kosten van rente en afschrijving per jaar variëren. Het verschil tussen de baten en lasten van rente en afschrijving wordt jaarlijks op contractniveau geëgaliseerd. In de balans is dit zichtbaar als een langlopende vordering op de gebruikers van de panden onder de post «egalisatierekening».

Met de invoering van de vaste m²-prijs voor kantoren per 1 januari 2016 vervalt deze werkwijze. De stand van de vordering op 31 december 2015 wordt met de Ministeries afgerekend. Voor specialties is nog niet besloten over de nieuwe beprijzing en de egalisatie.

Bij omzet departementen gaat het daarnaast ook om investeringen buiten gebruiksvergoeding (kleine, à fonds perdu gefinancierde huisvestingsprojecten) voor Ministeries, die door de Rijksgebouwendienst worden uitgevoerd.

Omzet derden

De Rijksgebouwendienst heeft ook de zorg voor de huisvesting van organisaties op het niveau van de centrale overheid, die (vrijwel) geheel bekostigd wordt uit collectieve middelen. Indien organisaties die binnen deze definitie vallen daar om verzoeken, kan de Rijksgebouwendienst de zorg voor de huisvesting op zich nemen. Daarnaast exploiteert de Rijksgebouwendienst een aantal bijzondere objecten zoals parkeergarages en de grafelijke zalen.

Rentebaten

De Rijksgebouwendienst kent rentebaten als gevolg van positieve saldi op de rekening-courant Rijkshoofdboekhouding (dagrente) en op de depositorekeningen Rijkshoofdboekhouding. Vanwege de huidige lage rentevergoeding worden de komende jaren geen baten verwacht.

Overige baten

De overige baten betreffen de geraamde onttrekkingen aan de bestemmingsreserves brandveiligheid.

Apparaatskosten (netto)

De bruto apparaatskosten bestaan uit salarissen, opleidingen, externe inzet voor zowel het primaire als het secundaire proces, huisvesting, ICT en overige materiële kosten. Een groot deel van de huisvesting en ICT wordt afgenomen van het moederdepartement.

Voor een deel van de apparaatskosten wordt dekking gegenereerd door toerekening aan de (deel-) producten «huisvestingsprojecten», «services», «adviezen» en «beleidsondersteuning» («verwerkt als productkosten»). De resterende (netto) apparaatkosten moeten worden gedekt vanuit de opslag in de gebruiksvergoeding.

Huren

Deze post betreft de huren die de Rijksgebouwendienst aan de markt betaalt.

PPS-lasten

Onder deze post valt de totale vergoeding die de Rijksgebouwendienst uit hoofde van geïntegreerde PPS-contracten verschuldigd is aan een opdrachtnemer voor onderhoud, dienstverlening en rente.

Rentelasten

De rentelasten zijn geraamd op basis van de afgesloten en nog af te sluiten leningen met het Ministerie van Financiën.

Afschrijvingen

Dit zijn de afschrijvingen op gebouwen en inbouwpakketten. De standaard afschrijvingstermijn op deze componenten kan variëren van 20 jaar op inbouwpakketten tot 60 jaar op het casco.

Onderhoud

Deze post betreft het dagelijks en het planmatig onderhoud voor de rijkshuisvesting. Het dagelijks onderhoud bestaat uit regelmatig terugkerende vaste werkzaamheden (contractonderhoud en wettelijk verplichte keuringen) en storingsonderhoud. Het planmatig onderhoud betreft de vervanging van en het onderhoud aan de gebouwelementen voor rekening van de Rijksgebouwendienst, zodat het onroerend goed op het gewenste kwaliteitsniveau wordt gehouden.

Deze activiteiten worden ook uitgevoerd voor de objecten van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat, de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken en voor objecten buiten het huur-verhuurstelsel.

Dotaties aan voorzieningen

Het gaat met name om dotaties aan de voorzieningen Herstelonderhoud, Asbest en Bodemverontreiniging. Voorts is een dotatie geraamd voor een voorziening ter gedeeltelijke financiering (ad € 20 mln.) van een renovatie aan paleis Huis ten Bosch. Deze renovatie wordt in 2015 ter hand genomen en betreft met name het aanpassen van de woonvleugel en het vernieuwen van de meer dan 30 jaar oude technische installaties. De representatieve ruimte en de Haagse vleugel worden nog niet verbouwd, dit komt in een later stadium aan de orde. De totale kosten van de verbouwing bedragen € 35 mln. Hiervan wordt 20 mln. gefinancierd uit het positieve resultaat van de Rijksgebouwendienst over het jaar 2014. Hiervoor is een dotatie gedaan aan een voorziening. Voor 15 mln. wordt, zoals gebruikelijk voor investeringen, een beroep gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën. De rente en afschrijving wordt gedurende de looptijd van de lening ingepast in de begroting van W&R. Zie ook de toelichting op het kasstroomoverzicht.

Belastingen en heffingen

Deze post betreft het eigenaardeel van de onroerendezaakbelasting over de voorraad onroerend goed.

Investeringen buiten de gebruiksvergoedingen

Onder deze post zijn investeringen opgenomen die niet leiden tot een (aanpassing van de) gebruiksvergoeding. Het betreft hier kleine projecten voor Ministeries en investeringen voor gebruikers buiten het huur-verhuurstelsel. Deze post zal dalen als gevolg van de instandhoudingsplicht.

Services

Services zijn basistaken op het gebied van onderhoud, die door de gebruikers zijn overgedragen aan voorheen de Rijksgebouwendienst. Een deel van de kosten bestaat uit de opbouw van een vervangingsverplichting die de Rijksgebouwendienst heeft jegens een aantal gebruikers voor de vervanging van de gebruikersinstallaties.

Adviezen

Onder deze post zijn de integrale kosten van niet-projectgebonden adviezen opgenomen.

Beleidsondersteuning

Onder deze post zijn de kosten opgenomen voor het product «beleidsondersteuning».

Dit product wordt door het moederdepartement gefinancierd.

Overige lasten

Onder de overige lasten worden onder andere niet projectgebonden kosten voor de uitvoering van het programma brandveiligheid voorzien.

Kasstroomoverzicht

Baten-lastenagentschap RGD
Kasstroomoverzicht over het jaar 2015 (Bedragen x € 1.000)
   

2013 Stand Slotwet

2014

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2015 + depositorekeningen

357.398

128.464

115.243

89.779

155.666

204.870

291.734

2.

Totaal operationele kasstroom

394.270

359.463

372.758

382.474

383.939

399.089

339.843

 

-/- totaal investeringen

– 155.158

– 425.000

– 425.000

– 425.000

– 425.000

– 425.000

– 425.000

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

136.559

96.000

49.000

76.000

59.000

56.000

50.000

3.

Totaal investeringskasstroom

– 18.599

– 329.000

– 376.000

– 349.000

– 366.000

– 369.000

– 375.000

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

0

– 19.225

– 3.777

– 8.826

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

0

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 745.247

– 468.684

– 447.223

– 392.587

– 374.510

– 364.448

– 324.467

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

140.642

425.000

425.000

425.000

425.000

425.000

425.000

4.

Totaal financieringskasstroom

– 604.605

– 43.684

– 22.223

32.413

31.265

56.775

91.707

5.

Rekening courant RHB 1 januari 2015 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (noot: maximale roodstand 0,5 miljoen euro)

128.464

115.243

89.778

155.666

204.870

291.734

348.284

Toelichting bij het kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen beschikbaar zijn gekomen of naar verwachting zullen komen en op welke wijze gebruik (is/of) zal worden gemaakt van deze middelen.

Ad 3a, 4d.

De investeringen in rijkshuisvesting en het beroep op de leenfaciliteit zijn gebaseerd op lopende en voorgenomen huisvestingsprojecten. De Rijksgebouwendienst investeert in grond en gebouwen die in de balans onder de post materiële vaste activa worden verantwoord. In deze investeringen worden ook brandveiligheidinvesteringen meegenomen en voor zover bekend de investeringen uit hoofde van de instandhoudingplicht, die per 1-1-2013 bij de Rijksgebouwendienst is belegd.

In ieder geval de volgende grotere projecten zullen (deels) via de leenfaciliteit gefinancierd worden 4:

Tabel: Investeringen boven € 15 mln., bedragen * € 1 mln.

Project

Indicatie investerings-volume leenfaciliteit

Eerste jaar investering

Amsterdam, PPS Nieuwbouw rechtbank Parnassus

Nog niet gegund

2014

Den Haag, Binnenhofcomplex

Nog niet gegund

 

Utrecht, PPS nieuwbouw RIVM

85 1

2016

Den Haag, PPS Rijnstraat voorheen VROM

69 2

2014

Zwolle, Nieuwbouw/renovatie Rechtbank

90

Lopend

Den Haag, Nieuwbouw Eurojust

Nog niet gegund

2015

Zaanstad, PPS Penitentiaire inrichting

75 3

2016

Utrecht, PPS de Knoop

Nog niet gegund

2015

Apeldoorn, Belastingdienst upgraden datacenters

60 4

Lopend

Breda, PPS rechterlijke organisaties

Nog niet gegund

2014

Den Haag, PPS Hoge Raad

40 5

Lopend

Den Haag, Depot Nationaal Archief

Nog niet gegund

2105

Bonaire, Justitiële Inrichting

Nog niet gegund

2014

Arnhem, Stationsplein West

Nog niet gegund

2015

Schiphol, Belastingdienst

Nog niet gegund

2014

Den Haag, Datacenters ICT

20

2014

Arnhem, Openluchtmuseum

Nog niet gegund

2016

Apeldoorn, Museum Het Loo

Nog niet gegund

2016

Den Haag, VWS/SZW

19 6

2015

Diverse PI’s meervoudig celgebruik

Nog niet gegund

2014

Rotterdam, Belastingdienst

Nog niet gegund

2014

Emmen, Nationaal Archief

Nog niet gegund

2014

Den Haag, Renovatie paleis Huis ten Bosch

15 7

2014

X Noot
1

De investering voor dit PPS-project wordt door een marktpartij gedaan en is bij het Rijk niet exact bekend. Het in de tabel vermelde bedrag is de bijdrage van het Rijk in de financiering van het project. De waarde van het met de marktpartij afgesloten contract over 25 jaar bedraagt € 267 mln. Dit betreft zowel investering, als onderhoud als de algehele exploitatie van het pand.

X Noot
2

De investering voor dit PPS-project wordt door een marktpartij gedaan en is bij het Rijk niet exact bekend. Het in de tabel vermelde bedrag is de bijdrage van het Rijk in de financiering van het project. De waarde van het met de marktpartij afgesloten contract over 25 jaar bedraagt ook € 267 mln. Dit betreft zowel investering, als onderhoud als de algehele exploitatie van het pand.

X Noot
3

De investering voor dit PPS-project wordt door een marktpartij gedaan en is bij het Rijk niet exact bekend. Het in de tabel vermelde bedrag is de bijdrage van het Rijk in de financiering van het project.

X Noot
4

Dit project wordt voor ruim € 20 mln. aanvullend gefinancierd vanuit de onderhoudsmiddelen en bijdragen van de Belastingdienst.

X Noot
5

De investering voor dit PPS-project wordt door een marktpartij gedaan en is bij het Rijk niet exact bekend. Het in de tabel vermelde bedrag is de bijdrage van het Rijk in de financiering van het project. De waarde van het met de marktpartij afgesloten contract over 30 jaar bedraagt € 93 mln. Dit betreft zowel investering, als onderhoud als de algehele exploitatie van het pand.

X Noot
6

Dit project wordt voor ca. € 30 mln. aanvullend gefinancierd vanuit de onderhoudsmiddelen en klantbijdragen.

X Noot
7

De totale projectkosten bedragen € 35 mln. Hiervan wordt € 20 mln. gefinancierd uit het resultaat van de Rijksgebouwendienst voor het jaar 2014.

Doelmatigheid

Met de producten «huisvesting», «services» en «adviezen» bestrijkt de Rijksgebouwendienst de gehele keten van de huisvesting, vanaf de initiële vraag van een afnemer tot en met de realisatie (bouw en/of verbouw) en het beheer. De Rijksgebouwendienst is vraaggestuurd. Dit betekent dat de jaarlijkse omzet voor een groot deel bepalend is voor de benodigde omvang van het personeelsbestand. Vanwege de afslanking van de rijksoverheid zal er op termijn minder huisvestingsvraag zijn. De Rijksgebouwendienst zal daardoor minder m2 huisvesting en minder kleine investeringen buiten de gebruiksvergoeding leveren.

De Rijksgebouwendienst vult de taakstellingen (waaronder de 1,5% efficiencytaakstelling van Rutte I) op de rijkshuisvesting onder andere in door het m2-tarief (ter dekking van het apparaat) jaarlijks zodanig te verlagen, dat het in totaliteit leidt tot besparingen overeenkomstig de reeks die bij de Ministeries is ingeboekt. De verlaging van het tarief wordt jaarlijks toegepast bij de doorvoering van de indexering van de gebruiksvergoedingen om de administratieve belasting tot een minimum te beperken. Dit betekent dat vóór het uitvoeringsjaar het tarief bekend is.

Als gevolg van de dalende vraag en de krimpende omvang van de rijksoverheid (mede als gevolg van volumetaakstellingen op de rijkshuisvesting), zal ook de Rijksgebouwendienst in omvang afnemen, dit is in de apparaatskostenbegroting zichtbaar in een dalende reeks voor inzet van externen en een verder krimpende ambtelijke organisatie.

Baten-lastenagentschap RGD
Specificatie apparaatskosten (bedragen * € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Levering producten/diensten

             

Personele kosten

81.919

82.208

82.408

80.941

79.841

77.931

71.704

waarvan eigen personeel

65.970

65.208

65.743

67.170

65.932

63.883

62.560

waarvan externe inhuur

15.949

17.000

16.665

13.771

13.909

14.048

9.144

Materiele kosten

28.897

27.391

28.492

29.787

30.085

30.386

30.689

waarvan ICT

14.187

15.240

14.645

14.791

14.939

15.089

15.240

waarvan bijdrage SSO’s

 

135

135

135

135

135

135

Totaal bruto apparaatskosten

110.816

109.599

110.900

110.728

109.926

108.316

102.393

Verwerkt als productkosten

42.284

38.683

39.920

40.339

41.822

41.101

41.275

Apparaatskosten (netto)

68.531

70.916

70.980

70.389

68.104

67.215

61.118

Baten-lastenagentschap RGD
Overzicht doelmatigheidsindicatoren (bedragen * € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Producten en diensten

             

Omzet product huisvesting * € 1.000

1.381.032

1.211.330

1.176.334

1.178.361

1.163.121

1.165.325

1.129.528

Omzet product adviezen * € 1.000

11.631

11.390

11.322

11.251

11.384

11.517

11.653

Omzet product services * € 1.000

39.831

36.000

34.340

34.683

35.030

35.381

35.734

               

Saldo van baten en lasten * € 1.000

14.073

26.222

34.242

20.171

3.777

8.826

6.196

Saldo van baten en lasten (%)

1,2%

2,0%

2,7%

1,6%

0,3%

0,7%

0,5%

               

Huisvestingsvoorraad in mln. m2 BVO

6.859

6.514

6.349

5.859

5.624

5.562

5.458

waarvan verhuurd

6.153

5.766

5.572

5.183

5.015

4.988

4.913

Gemiddelde leegstand voor rekening RGD

6,3%

6,8%

7,4%

6,0%

4,8%

4,1%

3,6%

Indicator technische kwaliteit

2,32

2,1–2,8

2,1–2,8

2,1–2,8

2,1–2,8

2,1–2,8

2,1–2,8

Bedrijfsvoering

             

Bezetting fte’s jaarultimo

750

750

750

745

710

685

667

Bruto Apparaat/omzet

7,7%

8,4%

8,8%

8,8%

8,8%

8,7%

8,4%

Toelichting op de doelmatigheidsindicatoren

Saldo baten en lasten

Uitgangspunt voor de begroting van baten en lasten van de Rijksgebouwendienst is een kostendekkende exploitatie. Het saldo van baten en lasten laat incidentele positieve resultaten zien. Deze zijn met name een gevolg van de baten die optreden als gevolg de bevriezing van de gebruiksvergoeding voor kantoren (per 1 januari 2013) en specialties (per 1 januari 2014 en het nog niet op «stoom» zijn van de herinvesteringslasten in het kader van de instandhouding.

Huisvestingsvoorraad in mln. m2 BVO

De huisvestingsvoorraad zal de komende jaren door enerzijds het kabinetsbeleid en anderzijds sturing door de Rijksgebouwendienst afnemen. Bij de gepresenteerde afname is rekening gehouden met de gevolgen vanuit de verschillende masterplannen voor kantoren en vanuit het masterplan voor de Dienst Justitiële Inrichtingen.

Baten-lastenagentschap RGD
Voorraad rijkshuisvesting per jaarultimo, eigendom en huur * 1.000 m2 BVO
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

eigendom

5.240

5.066

4.901

4.486

4.351

4.339

4.260

huur

1.619

1.519

1.519

1.444

1.344

1.294

1.269

Totaal

6.859

6.585

6.420

5.930

5.695

5.633

5.529

Toelichting

Gezien de huidige markt is het lastig om objecten af te stoten. Indien de voorraad niet in de voorziene mate daalt, zullen de leegstandkosten voor de Rijksgebouwendienst stijgen en daarmee het saldo van baten en lasten dalen.

Percentage gemiddelde leegstand

Dit betreft leegstand voor rekening van de Rijksgebouwendienst in relatie tot de totale voorraad. De totale huisvestingsbehoefte zal minder worden door de afslanking bij de rijksoverheid. Daarnaast ontstaat behoefte aan andersoortige huisvesting waardoor de huisvestingsmutaties toenemen. Hierdoor loopt het percentage leegstand (tijdelijk) op. De leegstand daalt weer wanneer de eigendomsobjecten verkocht kunnen worden, dan wel wanneer wordt besloten tot sloop. Leeggekomen huurpanden zullen veelal niet door het Rijk herbezet worden door de voorgenomen krimp.

Indicator technische kwaliteit (ITK)

Dit betreft het gewogen gemiddelde van de technische conditie van alle gebouwen op een schaal van 1 (nieuwbouw) t/m 6 (extreem slecht). Voor een deel van de (niet-strategische) voorraad is een lagere waardering mogelijk waarbij nog altijd voldoende en daarmee economisch betere afwegingen gemaakt kunnen worden.

Bezetting fte’s

Het aantal voltijds eenheden ambtelijk personeel neemt als gevolg van de volume- en efficiencytaakstellingen de komende jaren af. Indien de voorraad rijkshuisvesting niet in de voorziene mate daalt, zal dit uiteraard effect hebben op de omvang van het personeelsbestand.

Apparaat-omzetindicator

Dit betreft de procentuele verhouding van de apparaatskosten van de Rijksgebouwendienst tot de omzet (totale baten) van de dienst. Een daling van de waarde van de indicator geeft aan dat de verhouding tussen de omzet en het ingezette apparaat en daarmee de efficiënte inzet verbetert.

Daarnaast beoogt de Rijksgebouwendienst in 2015 de volgende prestatie te realiseren:

Duurzaamheid/Functioneel Controleren, Inregelen en Beproeven

In 2015 worden de maatregelen voor Energiebesparing in het kader van FCIB (het Functioneel Controleren, Inregelen en Beproeven van klimaatinstallaties) voor tranche 2 (objecten met een publieksfunctie, zoals musea en gerechtsgebouwen) en tranche 3 (objecten met een (rijks)kantoorfunctie) afgerond. Met FCIB worden klimaatinstallaties in gebouwen zodanig ingeregeld, dat een optimaal thermisch comfort wordt bereikt bij een minimale verstoring van het bedrijfsproces en een zo laag mogelijk energieverbruik.

4.7 Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf

Inleiding

Het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) bestaat uit twee directies, namelijk de directies Vastgoed en Ontwikkeling. De hoofddoelstelling van de Directie Vastgoed is het doelmatig in gebruik geven van rijksvastgoed en het doelmatig verkopen van overtollig rijksvastgoed. De Directie Ontwikkeling is de ontwikkelpoot van de dienst en opereert namens het Rijk bij de planvorming en in sommige gevallen bij de uitvoering van complexe ruimtelijke projecten.

Staat van baten en lasten

Baten-lastenagentschap RVOB
Begroting van het baten-lastenagentschap voor het jaar 2015 (bedragen x € 1.000)
 

2013 Stand Slotwet

2014

1e suppletoire begroting

2015

2016

2017

2018

2019

Baten

             

Omzet moederdepartement

21.888

24.079

20.315

19.289

18.000

17.454

17.454

Omzet overige departementen

46

100

50

50

50

50

50

Omzet derden

1.764

1.350

13.541

34.941

63.909

88.230

100.711

– waarvan omzet KORV

0

0

11.841

33.241

62.209

86.530

99.011

Rentebaten

172

20

124

124

124

124

124

Vrijval voorzieningen

425

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

9

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

24.304

25.549

34.030

54.404

82.083

105.858

118.339

               

Lasten

             

Apparaatskosten

20.852

21.949

33.230

53.095

80.112

103.413

115.608

– personele kosten

15.902

15.453

16.590

15.548

14.711

14.350

14.350

– waarvan eigen personeel

14.721

15.053

15.690

14.648

13.811

13.450

13.450

– waarvan externe inhuur

1.181

400

900

900

900

900

900

– materiële kosten

4.950

6.496

16.640

37.547

65.401

89.063

101.258

– waarvan apparaat ICT

1.261

1.400

1.400

1.400

1.400

1.400

1.400

– waarvan bijdrage SSO’s

661

750

750

750

750

750

750

– waarvan inkoopwaarde KORV

0

0

10.964

30.687

57.386

79.802

91.254

– waarvan huisvesting en overige kosten RVOB

3.028

4.346

2.923

2.923

2.476

2.378

2.378

– waarvan verkoopkosten KORV

0

0

55

252

519

743

913

– waarvan onderhoud KORV

0

0

548

1.535

2.870

3.990

4.563

Rentelasten

0

0

274

767

1.435

1.995

2.282

– waarvan financiering KORV

0

0

274

767

1.435

1.995

2.282

Afschrijvingskosten

329

312

356

345

308

308

333

– materieel

306

287

331

320

283

283

308

– waarvan apparaat ICT

0

233

262

257

230

248

286

– immaterieel

23

25

25

25

25

25

25

Overige kosten

0

3.100

0

0

0

0

0

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

– bijzondere lasten

0

3.100

0

0

0

0

0

Totaal lasten

21.181

25.361

33.860

54.207

81.855

105.716

118.223

               

Saldo van baten en lasten

3.123

188

170

197

228

142

116

Toelichting op baten en lasten (aparte kop lasten ..ook aparte kop baten?)

Uitgangspunt voor de begroting van baten en lasten van het RVOB is een kostendekkende exploitatie.

In de meerjarige apparaatbegroting zijn de diverse taakstellingen van het kabinet Rutte (I en II) geheel verwerkt. Grotendeels worden deze taakstellingen opgevangen door efficiënter te werken, wat in het neerwaarts verloop van de gehanteerde uurtarieven en de kostprijzen per product tot uiting komt. Als gevolg van de taakstellingen neemt de post Omzet moederdepartement over de jaren af. De invulling van de taakstellingen vindt plaats binnen de personele en materiële lasten en zal met name worden bereikt door een natuurlijk personeelsverloop en terughoudend personeelsbeleid. Voor een deel van taakstelling Rutte II (€ 1,8 mln. vanaf 2018) is tot op heden nog geen invulling gevonden. Momenteel worden de besparingsmogelijkheden onderzocht, zoals versobering van de dienstverlening. Hier zal overleg over moeten plaatsvinden tussen opdrachtgever en opdrachtnemer.

KORV

Het nieuwe Kader Overname Rijksvastgoed (KORV) houdt in dat het RVOB met ingang van 1 juli 2014 de verplichting krijgt al het overtollig (rijks)vastgoed over te nemen tegen directe betaling op het moment van overname door het RVOB. De afstotende partijen ontvangen direct 60% van de overnamesom. De overige 40% (of een deel daarvan) wordt jaarlijks betaald ná verkoop van het betreffende vastgoed door het RVOB, mits en voor zover het netto verkoopresultaat van de deelportefeuille dat toelaat. Indien na de nabetaling een positief resultaat overblijft, zal dit op basis van een 50/50 verhouding verdeeld worden tussen het RVOB en de ministeries die vastgoed hebben overgedragen.

Het vastgoed wordt bij overname geactiveerd op onderhanden werk op de balans van het RVOB en tussentijds gemaakte kosten worden hieraan toegevoegd. Bij verkoop worden de verkoopopbrengsten en de hiermee verband houdende verwervingskosten en verkoopkosten verantwoord in de begroting van baten en lasten.

Door een ontbreken aan empirische kennis aangaande dit stelsel, zijn in deze begroting de opbrengsten en kosten als even hoog ingeschat. Onderstaande tabel geeft een samenvattend overzicht van de in de begrotingstabel verwerkte KORV omzet en lasten.

Omzet en kosten KORV
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Omzet KORV

   

11.841

33.241

62.209

86.530

99.011

Kostprijs inkopen objecten

   

10.964

30.687

57.386

79.802

91.254

Verkoopkosten (1% verkoopwaarde)

   

55

252

519

743

913

Opslag planmatig onderhoud (5% verkoopwaarde)

   

548

1.535

2.870

3.990

4.563

Rentekosten

   

274

767

1.435

1.995

2.282

Kostprijs verkopen

   

11.841

33.241

62.210

86.530

99.011

Saldo KORV

nvt

nvt

0

0

0

0

0

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement (€ 20,3 mln.) heeft betrekking op de bijdrage van het moederdepartement aan het agentschap.

Producten (x € 1.000)

Omzet

Producten (x € 1.000)

Omzet

Homogeen

 

Heterogeen

 

Erfpacht

902

Beheerstaken in eigen beheer

577

Huur

3.776

Verkopen

6.335

Pacht

1.508

Aankopen

75

Medegebruik

1.697

Taxaties en Advies

1.706

Behandelen zakelijke lasten

886

Projectopdrachten gebiedsontwikkeling

417

Onbeheerde nalatenschappen

924

Business cases gebiedsontwikkeling

1.058

Bodemmaterialen

244

Adviezen over ontwikkelmogelijkheden

210

Totaal

9.937

Totaal

10.378

Omzet overige departementen

De omzet betreft vergoedingen in verband met te verrichten taxaties ten behoeve van overige departementen.

Omzet derden

De betreffende omzet heeft betrekking op:

  • Opbrengsten omzet KORV in verband met verkoopopbrengsten uit gerealiseerde KORV-projecten, in 2015 € 11,8 mln. De verkoopopbrengsten zijn geraamd op basis van de te verwachten overtolligstellingen van de ministeries na 1 juli 2014 en de verwachte doorlooptijden van de te verkopen objecten;

  • Opbrengsten Domeinen Roerende Zaken (DRZ) i.v.m. ICT-dienstverlening (€ 1,0 mln.);

  • Opbrengst activiteiten in verband met Onbeheerde nalatenschappen (€ 0,2 mln.);

  • Opbrengst externe taxatiewerkzaamheden en ureninzet voor tijdelijk beheer (€ 0,5 mln.).

Rentebaten

De rentebaten zijn berekend op basis van een rentevoet van 1,24%.

Lasten

De personele kosten zijn met ingang van 2015 gebaseerd op de rijksbrede kostensoortentabel. Dit heeft tot gevolg dat er een verschuiving heeft plaatsgevonden van materiële kosten naar personele kosten. Het betreft de categorieën reis- en verblijfkosten, opleiding en wervingskosten, kosten Arbo en kosten Landsadvocaat.

De materiële kosten (€ 16,6 mln.) bestaan grotendeels uit inkoopwaarde KORV-kosten (€ 11 mln.), huisvestingskosten (€ 2,9 mln.) en automatiseringskosten (€ 1,4 mln.).

In verband met de verkoop van KORV projecten zijn de gerelateerde aankopen en gemaakte verkoopkosten vanuit de balans (onderhanden werk) ten laste van het resultaat gebracht, bedrag € 11,8 mln.

Kasstroomoverzicht

Baten Kasstroomoverzicht over het jaar 2015 (bedragen x € 1.000)-lastenagentschap RVOB
   

2013 Stand Slotwet

2014

1e suppletoire begroting

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2015 + depositorekeningen

29.100

20.003

18.286

16.935

16.440

15.876

14.986

2.

Totaal operationele kasstroom

– 3.435

– 6.467

– 919

– 91

– 78

– 165

– 165

 

-/- totaal investeringen

– 5.696

– 23.631

– 81.244

– 69.234

– 62.289

– 64.496

– 64.252

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

0

0

6.824

19.373

36.680

52.099

61.311

3.

Totaal investeringskasstroom

– 5.696

– 23.631

– 74.420

– 49.861

– 25.609

– 12.397

– 2.941

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

– 76

– 188

– 170

– 197

– 229

– 142

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

0

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

0

0

– 6.824

– 19.373

– 36.680

– 52.099

– 61.311

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

8.417

23.200

81.000

69.000

62.000

64.000

64.000

4.

Totaal financieringskasstroom

8.417

23.124

73.988

49.457

25.123

11.672

2.547

5.

Rekening courant RHB 1 januari 2015 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (noot: maximale roodstand 0,5 miljoen euro)

28.386

13.029

16.935

16.440

15.876

14.986

14.427

Toelichting bij het kasstroomoverzicht

  • 1. Het jaar 2013 betreft de daadwerkelijke realisatiegegevens. Het jaar 2014 betreft de gegevens Ontwerpbegroting 2014. De eindstanden 2013 – beginstanden 2014, respectievelijk eindstanden 2014 – beginstanden 2015, sluiten om deze reden niet aan.

  • 2. De totale operationele kasstroom komt tot stand door het resultaat van baten en lasten te vermeerderen met de geplande afschrijvingen en te verminderen met de onttrekking aan voorzieningen (betalingen).

  • 3.a De investeringen hebben betrekking op aankoop van gronden, gebouwen en activering van plan- en uitvoeringskosten met betrekking tot gebiedsontwikkelingsprojecten (€ 31 mln.) en KORV projecten (€ 50 mln.). Hiernaast is sprake van ICT (vervangings)investeringen (€ 0,2 mln.).

  • 3.b De boekwaarde van de desinvesteringen betreft de verkopen van KORV projecten.

  • 4.a De post «eenmalige uitkering aan het moederdepartement» heeft betrekking op de bestemming van de vastgestelde winst van het voorgaande dienstjaar. (5%-regeling eigen vermogen).

  • 4.c De aflossing op leningen betreft de gerealiseerde KORV projecten.

  • 4.d Het beroep op de leenfaciliteit betreft de investeringen met betrekking tot Gebiedsontwikkelingsprojecten en KORV.

Doelmatigheid

Het management bewaakt de doelmatigheid door middel van de planning&control en interne controlecyclus via welke strakke budgetsturing plaatsvindt en continu wordt nagedacht over verdere efficiencies, verbeteringen en opbrengstmogelijkheden. Hierbij is sprake van sturing op productiviteit en het zoveel mogelijk beperken van personele en materiële kosten en uitgaven, daarbij hanteert zij een sober personeelsbeleid. Jaarplan en tariefnotitie zijn in dit kader belangrijke conditionerende stukken welke als kaderstellend en richtinggevend gelden voor de dienst. Naast het minimaliseren van de kosten wordt ook gestuurd op het maximaliseren van de opbrengst.

Baten-lastenagentschap RVOB
Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Kostprijzen per product (* € 1)

             

Pacht

594

600

597

594

589

583

578

Huur

632

709

705

702

696

689

683

Erfpacht

624

491

600

594

589

583

578

Medegebruik/overig

470

436

382

378

375

371

368

Zakelijke lasten

243

273

218

216

214

212

210

Omzet per productgroep (* € 1.000)

             

Homogene producten

10.388

10.622

9.937

9.355

8.625

8.315

8.315

Heterogene producten

13.916

14.927

24.093

45.049

73.458

97.543

110.024

Totale omzet

24.304

25.549

34.030

54.404

82.083

105.858

118.339

               

Aandeel directe uren

63%

62%

64%

65%

66%

67%

67%

               

Aantal directe uren voor medewerker in primair proces

1.361

1.320

1.330

1.340

1.350

1.360

1.360

               

FTE-totaal (excl. externe inhuur), begrotingssterkte

208,6

242,1

242,1

242,1

242,1

242,1

242,1

               

Mate van kostendekkendheid

100%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

               

Saldo van baten en lasten (%)

13%

1%

1%

1%

1%

1%

1%

               

Percentage in het gelijkgestelde procedures (WOZ)

96%

70%

80%

80%

80%

80%

80%

               

Uitkomst klanttevredenheidsonderzoek

   

7

   

7

 
               

Klachten binnen termijn van 6 weken afgehandeld

100%

80%

80%

80%

80%

80%

80%

Toelichting op de doelmatigheidsindicatoren

Kostprijzen per product

De hierboven vermelde kostprijzen zijn berekend op basis van normtijden, vermenigvuldigd met het voor het betreffende jaar ingeschatte uurtarief. Het betreft alleen homogene producten. Voor de heterogene producten zijn geen normtijden vastgesteld. De daling in de kostprijzen wordt gerealiseerd door voortgaande efficiencymaatregelen. Dit wordt bereikt door verbeterde werkprocessen, toename van kostenbewustzijn en sober personeelsbeleid.

Omzet per productgroep

Binnen het RVOB is sprake van homogene en heterogene producten. Er is een inschatting gemaakt van de omzetten per product.

Aandeel directe uren voor totaal RVOB

Dit kengetal geeft aan hoe het totale aantal netto te werken uren (aanwezige uren) aan directe en indirecte uren besteed wordt. Het geeft daarmee inzicht in het aandeel van de overhead (bedrijfsvoering, management en beleid).

Aantal directe uren voor medewerker in primair proces

Dit kengetal laat de ontwikkeling zien van het aantal directe uren dat een medewerker (in fte) in het primaire proces op jaarbasis levert.

FTE-totaal

Het vermelde aantal fte’s betreft de begrotingssterkte en geeft het maximaal toegestaan aantal fte’s weer.

Mate van kostendekkendheid

Het uitgangspunt is dat het baten-lastenagentschap RVOB volledig kostendekkend is.

Saldo van baten en lasten (%)

Het (streef)percentage betreft het saldo van baten en lasten gedeeld door de totale baten.

Percentage in het gelijkgestelde procedures (WOZ)

Het RVOB betaalt namens het Rijk de onroerendezaakbelasting. Zij beoordeelt hiertoe de aanslagen en maakt waar nodig bezwaar. Door het aantal gehonoreerde bezwaarschriften te vergelijken met het aantal ingediende bezwaarschriften ontstaat een beeld van de effectiviteit van het maken van bezwaar. De in de tabel vermelde norm stelt dat minimaal 80% van alle ingediende bezwaarschriften door de gemeente toegekend moet worden.

Uitkomst klanttevredenheidsonderzoek

Met een interval van drie jaar wordt een klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd. Het doel is dat de klanten het RVOB tenminste met een 7 waarderen.

Klachten binnen termijn van 6 weken afgehandeld

Doelstelling is dat alle ontvangen klachten binnen de gestelde termijn van de klachtenprocedure, binnen 6 weken, inhoudelijk worden beantwoord. Er worden weinig klachten ontvangen. Om te voorkomen dat een kleine onvolkomenheid (bijvoorbeeld 1 klacht 1 dag buiten de termijn) leidt tot een onevenredig negatief beeld is een kleine foutenmarge in het kengetal ingebouwd (80%-score).

4.8 Dienst van de Huurcommissie

Inleiding

Het werkterrein van de Huurcommissie wordt gevormd door het geregulariseerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders een geschil hebben en er onderling niet uitkomen, dan doet de Huurcommissie op verzoek van de huurder of de verhuurder een uitspraak in geschillen omtrent de hoogte van huurprijzen en servicekosten. Met ingang van 2012 beslecht de Huurcommissie ook geschillen in het kader van de Wet op het overleg huurders verhuurders (WOHV).

Het Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO) Huurcommissie functioneert als een landelijke huurcommissie. Het ZBO (zonder eigen rechtspersoonlijkheid) wordt ondersteund door de Dienst van de Huurcommissie (DHC). Voor de huurders en verhuurders presenteert de Huurcommissie zich als één landelijk opererende, onpartijdige en toegankelijke organisatie.

De Huurcommissie streeft naar een zakelijke aansturing op resultaat en doelmatigheid. Daarom hanteert zij een baten-lastenadministratie, die het verbeteren van de doelmatigheid ondersteunt door het verband te leggen tussen de kostprijs enerzijds en de kwantiteit en kwaliteit van de diensten anderzijds. In de begroting zijn ook de kosten van het ZBO verwerkt.

De Huurcommissie wil zich ontwikkelen tot een huurders- en verhuurdersgerichte, snel en doelmatig werkende uitvoeringsorganisatie, met een prima dienstverlening gericht op het voorkomen, helpen oplossen en waar nodig beslechten van geschillen tussen huurder en verhuurder. Een organisatie die ook flexibel kan inspelen op wijzigingen in het aantal en soort informatievragen, het aantal en soort geschillen en op wijzigingen in de huurprijswet- en regelgeving. De Huurcommissie is bezig met het doorvoeren van een aantal maatregelen om dit toekomstbeeld te realiseren. Het meer centraal stellen van huurders en verhuurders, het vergroten van hun zelfredzaamheid en het bereiken van een grotere efficiëntie vormen daarbij de rode draden. Uitgangspunt bij deze maatregelen is het kader van de wet- en regelgeving van het huurprijsbeleid en de rijksbrede ontwikkelingen die bij alle uitvoeringsorganisaties spelen.

Staat van baten en lasten

Baten-lastenagentschap DHC
Begroting van baten-lastenagentschap voor het jaar 2015 (Bedragen x € 1.000)
 

2013 Stand Slotwet

2014 Vastgestelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

Baten

             

Omzet moederdepartement

13.300

10.125

9.976

8.271

7.566

7.185

7.186

Omzet overige departementen

0

0

0

0

0

0

0

Omzet derden

983

2.058

1.666

1.666

1.666

1.666

1.666

Rentebaten

11

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

71

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

3.703

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

18.068

12.183

11.642

9.937

9.232

8.851

8.852

               

Lasten

             

Apparaatskosten

13.099

11.186

10.342

8.637

7.932

7.551

7.552

– personele kosten

7.081

5.578

4.378

3.383

3.036

2.898

2.898

– waarvan eigen personeel

5.375

5.278

3.686

3.101

2.754

2.616

2.616

– waarvan externe inhuur

1.706

300

692

282

282

282

282

– materiële kosten

6.018

5.608

5.964

5.254

4.896

4.653

4.654

– waarvan apparaat ICT

2.164

2.892

0

0

0

0

0

– waarvan bijdrage SSO’s

0

0

0

0

0

0

0

Rentelasten

0

0

0

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

960

1.372

1.300

1.300

1.300

1.300

1.300

– materieel

33

569

500

500

500

500

500

– waarvan apparaat ICT

0

250

250

250

250

250

250

– immaterieel

927

803

800

800

800

800

800

Overige kosten

5.829

0

0

0

0

0

0

– dotaties voorzieningen

1.837

0

0

0

0

0

0

– bijzondere lasten

3.992

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

19.888

12.558

11.642

9.937

9.232

8.851

8.852

               

Saldo van baten en lasten

– 1.820

– 375

0

0

0

0

0

Toelichting op baten en lasten

Omzet moederdepartement

De reeks bedragen voor Omzet moederdepartement komt vanaf 2015 overeen met de geraamde bedragen voor bijdrage aan Huurcommissie, zoals opgenomen op artikel 1, Woningmarkt van de ontwerpbegroting Wonen en Rijksdienst 2015. Deze reeks kent een sterk dalend verloop met name als gevolg van de taakstellingen uit hoofde van de Regeerakkoorden 2010 en 2012. De daadwerkelijke opbrengst uit productie ten laste van de begroting Wonen en Rijksdienst wordt gebaseerd op de uitvoering van de opdracht van de desbetreffende beleidsdirectie aan de Huurcommissie. Deze opbrengst wordt bepaald door het gerealiseerde aantal verzoeken dat in 2015 wordt afgewikkeld en de daarbij behorende tarieven, die de goedkeuring behoeven van de eigenaar van de Dienst van de Huurcommissie.

Aantal zaken in 2015

Procedure

Aantal zaken

Beslechting van huurprijsgeschillen

5.100

Beslechting van servicekostengeschillen

1.700

Beslechting van huurverhogingsgeschillen op basis van punten

1.000

Beslechting van huurverhogingsgeschillen op basis van inkomen

2.275

Beslechting van WOHV-geschillen

10

Verstrekking van verklaringen omtrent de redelijkheid van de huurprijs

100

Totaal

10.185

Omzet derden

Deze baten betreffen de legesopbrengsten die gebaseerd zijn op de veroordeling door de Huurcommissie van geschilpartijen tot vergoeding aan de Staat. Deze vergoeding is verschuldigd door de partij die naar het oordeel van de Huurcommissie geheel of voor het grootste deel de in het ongelijk gestelde partij is. Indien de Huurcommissie van oordeel is dat beide partijen in ongeveer gelijke mate in het ongelijk worden gesteld, kan zij gemotiveerd uitspreken dat elke partij de helft van de voor hem geldende vergoeding aan de Staat verschuldigd is. De hoogte van deze vergoeding bedraagt € 25 voor huurders alsmede voor verhuurders die een natuurlijk persoon zijn, en € 450 voor verhuurders die rechtspersoon zijn.

Bij de hoogte van de berekende legesopbrengst, is voor 2015 uitgegaan van het aantal geschillen zoals vermeld in de bovenstaande tabel. Vanaf 2015 wordt een verlaging van de legesopbrengsten ten opzichte van de raming voor 2014 verwacht als gevolg van een wijziging van de regelgeving. Bij de opstelling van de ontwerpbegroting 2014 is uitgegaan van het bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel «Modernisering en vereenvoudiging van de werkwijze van de Huurcommissie» waarbij het onderscheid tussen natuurlijke personen en rechtspersonen vervangen werd door huurders en verhuurders. Hierdoor zou een verhuurder die een natuurlijke persoon is en veroordeeld wordt in de legesvergoeding € 450 verschuldigd zijn, in plaats van € 25. Als gevolg van een nota van wijziging, geldt het lage legestarief van € 25 ook voor de verhuurder die aantoont dat hij een natuurlijke persoon is. Het effect hiervan is een lagere legesopbrengst in 2015 dan is opgenomen in de vastgestelde begroting voor 2014 en aanvankelijk geraamd voor 2015.

Apparaatskosten

De apparaatskosten betreffen zowel de Dienst van de Huurcommissie als de salarissen en vergoedingen van voorzitter, plaatsvervangend voorzitter, zittingsvoorzitters en zittingsleden van de Huurcommissie.

Personele kosten

De personele kosten dalen ten opzichte van de realisatie in 2013 fors doordat zowel de kosten voor eigen personeel als de inhuur van externe medewerkers lager worden geraamd. Alleen voor het opvangen van pieken alsmede op incidentele basis voor specifieke projecten waarvoor DHC zelf geen of onvoldoende expertise en capaciteit in huis heeft, zal nog beroep worden gedaan op externe medewerkers.

Materiële kosten

De belangrijkste posten zijn huisvesting, bureaukosten, communicatie en ICT. De hoogte van de raming is gebaseerd op de realisatie in 2013 en verwachte ontwikkelingen in 2015 en verder.

De bijdrage aan SSO’s loopt via het kerndepartement en is daarom niet zichtbaar in de staat van baten en lasten.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten zijn conform de door de Minister van Financiën voorgeschreven afschrijvingstermijnen. Er is rekening gehouden met regelmatige vervangingsinvesteringen.

Kasstroomoverzicht

Baten-lastenagentschap DHC
Kasstroomoverzicht over het jaar 2015 (Bedragen x € 1.000)
   

2013 Stand Slotwet

2014 Vastgestelde begroting

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2015 + depositorekeningen

13.345

3.340

3.340

2.924

2.924

2.924

2.924

2.

Totaal operationele kasstroom

– 263

1.372

1.300

1.300

1.300

1.300

1.300

 

-/- totaal investeringen

– 232

– 1.372

– 1.300

– 1.300

– 1.300

– 1.300

– 1.300

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

0

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 232

– 1.372

– 1.300

– 1.300

– 1.300

– 1.300

– 1.300

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

– 1.245

0

– 416

0

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

0

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

0

0

0

0

0

0

0

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

0

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

– 1.245

0

– 416

0

0

0

0

5.

Rekening courant RHB 1 januari 2015 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (noot: maximale roodstand 0,5 miljoen euro)

11.605

3.340

2.924

2.924

2.924

2.924

2.924

Toelichting bij het kasstroomoverzicht

Uitgangspunt is een beginsaldo van € 3,34 mln. per 1 januari 2015.

Operationele kasstroom

Uitgegaan is van een jaarlijks exploitatieresultaat van nul en een stabiel saldo van debiteuren en crediteuren.

Investeringskasstroom

Voor 2015 en volgende jaren is het uitgangspunt dat het investeringsniveau gelijk blijft op een niveau van € 1,3 mln.

Doelmatigheid

Baten-lastenagentschap DHC
Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

% Huurprijsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

58%

90%

90%

90%

90%

90%

90%

% Servicekostengeschillen afgerond binnen 4 maanden

49%

90%

90%

90%

90%

90%

90%

% Huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

99%

90%

90%

90%

90%

90%

90%

% WOVH-geschillen afgerond binnen 8 weken

19%

           

% WOVH-geschillen afgerond binnen 13 weken

44%

90%

90%

90%

90%

90%

90%

               

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

62

63

69

69

69

69

69

               

Saldo van baten en lasten (%)

– 10%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in:

 

2014

         

Toelichting op de doelmatigheidsindicatoren

Doorlooptijden

Voor de doorlooptijden van geschilbeslechting staat in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte een termijn van maximaal vier maanden. In de afgelopen jaren is geïnvesteerd in de ICT-ondersteuning van het behandelingsproces om deze termijn vanaf 2013 te kunnen realiseren. Ook de in 2012 doorgevoerde reorganisatie moet daaraan bijdragen. Omdat de Huurcommissie bij het behalen van vermelde doorlooptijd ook afhankelijk is van de medewerking van huurder en verhuurder (het verstrekken van de benodigde informatie, het meewerken aan onderzoek in de woning, aanwezigheid op hoorzittingen), kan de termijn van vier maanden niet in alle gevallen gerealiseerd worden. De wet kent de mogelijkheid in die gevallen gemotiveerd een langere doorlooptijd te hanteren. Om deze reden is het streven erop gericht in 2015 de maximale doorlooptijd van vier maanden voor 90% van de verzoeken te realiseren.

Voor de geschilbeslechting op basis van de Wet op het overleg huurders verhuurder geldt een wettelijke termijn van acht weken, met eveneens de mogelijkheid, indien nodig, gemotiveerd een langere doorlooptijd te hanteren. De ervaringen met de WOHV-geschillen leren dat partijen hechten aan overleg onder auspiciën van de Huurcommissie, als gevolg waarvan de termijn van acht weken niet gehaald wordt zonder dat dit op bezwaren van betrokkenen stuit. Om deze reden is als streeftermijn (voor 90% van de WOHV-geschillen) dertien weken geformuleerd.

Saldo van baten en lasten

Het saldo van baten en lasten (uitgedrukt als percentage van de totale baten) is feitelijk gezien geen doelmatigheidsindicator, want slechts de resultante van de teruglopende baten (waar de Huurcommissie geen invloed op heeft) bij dalende lasten.

Personeel

Het aantal medewerkers in vaste dienst neemt in 2015 ten opzichte van 2014 toe in het kader van het streven het aantal en het aandeel inhuur van externe medewerkers te verminderen.

Doorlichting

De doorlichting van DHC zoals bedoeld in de Regeling agentschappen vindt plaats in 2014.

5. BIJLAGEN

5.1 ZBO’s en RWT’s

Bijlage Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen

Tabel 1: Overzicht Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen (vallend onder de Minister voor Wonen en Rijksdienst)

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel

Begrotingsramingen (x € 1.000)

Verwijzing (URL-link)

naar website RWT/ZBO

Bureau Architectenregister

x

x

Het beheren van het architectenregister. De Wet op de architectentitel heeft tot doelstelling het scheppen van waarborgen voor de vakbekwame beroepsuitoefening door bouwkundig architecten, stedenbouwers, tuin- en landschap- en interieurarchitecten, het uitvoeren van de EU- architectenrichtlijn en consumentenbescherming.

Artikel 4 «Uitvoering Rijkshuisvesting»

33

http://www.architectenregister.nl/

Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting

x

x

Het houden van financieel toezicht op corporaties en de sector als geheel. Daarnaast verstrekking van sanering- en projectsteun in het belang van de volkshuisvesting.

Artikel 1 «Woningmarkt»

315

http://www.cfv.nl/

Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen

x

Het bevorderen van het eigenwoningbezit en kwaliteitsverbetering woning; de stichting is verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering van de Nationale Hypotheek Garantie.

Artikel 1 «Woningmarkt»

0

http://www.nhg.nl/

Huurcommissie

x

Onafhankelijk beslechten van geschillen tussen huurders en verhuurders over onderhoud, huurprijs en servicekosten van huurwoningen. Daarnaast het toetsen op verzoek van de Belastingdienst van de redelijkheid van de huurprijs bij aanvraag van huurtoeslag.

Artikel 1 «Woningmarkt»

9.976

http://www.huurcommissie.nl/

Tabel 2: Overzicht Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen (vallend onder andere Ministeries)

Naam organisatie

Ministerie

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel

Begrotingsramingen (x € 1.000)

Verwijzing (URL-link)

naar website RWT/ZBO

Waarderingskamer

Financiën

 

x

De Waarderingskamer controleert of alle Nederlandse gemeenten de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) volgens de voorgeschreven regels uitvoeren. Verder houdt de Waarderingskamer toezicht op de uitvoering van de Basisregistratie waarde onroerende zaken. Op basis van de Wet WOZ dragen gemeenten voor dit doel bij in de kosten van de Waarderingskamer. Dit is verder uitgewerkt in artikel 5 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken. Bepaald is dat gemeenten uit het gemeentefonds structureel voor de helft bijdragen in de begrote kosten van de Waarderingskamer.

Artikel 1 «Gemeentefonds»

1.821

http://www.waarderingskamer.nl

5.2 Verdiepingshoofdstuk

In de onderstaande tabellen is bij de nieuwe mutaties voor het jaar 2019 tevens de extrapolatiestand voor het artikelonderdeel meegenomen.

Artikel 1 Woningmarkt

Uitgaven (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

3.031.676

3.241.582

3.457.293

3.674.634

3.876.182

0

1.1

Betaalbaarheid

3.024.498

3.236.183

3.452.194

3.669.535

3.871.083

0

1.2

Onderzoek en kennisoverdracht

7.178

5.399

5.099

5.099

5.099

0

               

Mutaties 1e suppletoire begroting 2014

110.078

61.017

33.460

– 6.940

– 18.940

– 76.240

1.1

Betaalbaarheid

109.078

60.377

31.460

– 8.940

– 20.940

– 78.240

1.2

Onderzoek en kennisoverdracht

1.000

640

2.000

2.000

2.000

2.000

               

Nieuwe mutaties

68

32.814

31.054

31.055

16

4.098.899

1.1

Betaalbaarheid

0

31.686

30.986

30.987

– 52

4.093.732

 

a. Huurtoeslag

 

31.040

31.040

31.040

   
 

b. Afschaffen ouderentoeslag

   

– 22.000

– 22.000

– 22.000

– 22.000

1.2

Onderzoek en kennisoverdracht

68

1.128

68

68

68

5.167

 

waarvan:

           
 

c. Herijking budgetten

 

1.060

       

Stand ontwerpbegroting 2015

3.141.822

3.335.413

3.521.807

3.698.749

3.857.258

4.022.659

1.1

Betaalbaarheid

3.133.576

3.328.246

3.514.640

3.691.582

3.850.091

4.015.492

1.2

Onderzoek en kennisoverdracht

8.246

7.167

7.167

7.167

7.167

7.167

Ontvangsten (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

471.230

475.416

478.100

478.700

479.200

0

Mutaties 1e suppletoire begroting 2014

19.100

25.000

29.800

31.300

31.300

31.300

               

Nieuwe mutaties

0

700

0

0

0

479.400

Stand ontwerpbegroting 2015

490.330

501.116

507.900

510.000

510.500

510.700

Toelichting

a. Huurtoeslag

Het kabinet heeft besloten de bij voorjaarsnota 2014 voorgenomen bezuiniging op de huurtoeslag van € 31 mln. vnaf 2015 niet door te voeren in 2015, 2016 en 2017.

b. Afschaffen ouderentoeslag

Het kabinet heeft besloten om per 2016 de verhoogde vrijstelling in box 3 voor ouderen (de ouderentoeslag) af te schaffen.

Deze maatregel leidt tot een lager beroep op de huurtoeslag van € 22 mln. vanaf 2016.

c. Herijking budgetten

Bij voorjaarsnota is extra budget beschikbaar gesteld zodat actuele gegevens over de ontwikkelingen op de woningmarkt beschikbaar zijn. Deze zijn noodzakelijk voor ondersteuning en doorrekening van het beleid. Daarbij is de periodiciteit van de WoON (WoonOnderzoek Nederland) teruggebracht naar drie jaar om de door de Kamer gevraagde jaarrapportages te kunnen leveren.

Artikel 2 Woonomgeving en bouw

Uitgaven (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

176.384

45.155

39.649

32.571

231.521

0

2.1

Energie en bouwkwaliteit

162.975

24.369

19.364

13.267

212.947

0

2.2

Woningbouwproductie

9.635

7.067

7.066

7.085

6.355

0

2.3

Kwaliteit woonomgeving

3.774

13.719

13.219

12.219

12.219

0

               

Mutaties 1e suppletoire begroting 2014

7.266

51.568

985

1.700

0

1.500

2.1

Energie en bouwkwaliteit

– 566

50.021

– 54

400

– 1.300

200

2.2

Woningbouwproductie

7.668

1.453

577

0

0

0

2.3

Kwaliteit woonomgeving

164

94

462

1.300

1.300

1.300

               

Nieuwe mutaties

– 6.482

4.900

400

400

400

231.421

2.1

Energie en bouwkwaliteit

– 64.610

– 10.900

– 200

– 200

– 200

212.447

 

waarvan:

           
 

a. Revolverend fonds

– 60.000

– 15.000

       
 

b. Nieuw systeem energielabel

– 4.300

4.300

       

2.2

Woningbouwproductie

– 200

400

200

200

200

6.355

2.3

Kwaliteit woonomgeving

328

0

0

0

0

12.219

2.4

Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

58.000

15.400

400

400

400

400

 

waarvan:

           
 

c. Revolverend fonds

60.000

15.000

       
 

d. Uitvoeringskosten

– 2.000

400

400

400

400

400

Stand ontwerpbegroting 2015

177.168

101.623

41.034

34.671

231.921

232.921

2.1

Energie en bouwkwaliteit

97.799

63.490

19.110

13.467

211.447

212.647

2.2

Woningbouwproductie

17.103

8.920

7.843

7.285

6.555

6.355

2.3

Kwaliteit woonomgeving

4.266

13.813

13.681

13.519

13.519

13.519

2.4

Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

58.000

15.400

400

400

400

400

Ontvangsten (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

91

91

91

91

91

0

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

91

Stand ontwerpbegroting 2015

91

91

91

91

91

91

Toelichting

a. en c. Revolverend fonds

In het in 2013 gesloten woonakkoord is besloten tot het oprichten van een revolverend fonds voor verhuurders (RFE II). Het fonds voorziet verhuurders van goedkope financiering voor energiebesparende projecten binnen de gebouwde omgeving. In de jaren 2014 en 2015 is hiervoor in totaal € 75 mln. beschikbaar. Het fonds is als instrument binnen een separaat artikelonderdeel vormgegeven binnen de begroting van Wonen en Rijksdienst. Middels deze budgetneutrale herschikking worden de middelen van het fonds verantwoord op het juiste instrument.

b. Nieuw systeemenergielabel

Als onderdeel van het SER energieakkoord wordt voor het vernieuwde energielabel een geheel nieuw systeem ontwikkeld. Als gevolg van recente inzichten over de planning van de ontwikkeling en uitrol van dit systeem, schuift 4.3 mln. hiervoor van 2014 naar 2015.

d. Uitvoeringskosten

Dit betreft een meerjarige kasschuif van de uitvoeringskosten voor het Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders (RFE II). Deze kosten worden aanvankelijk gedekt binnen de beschikbare beleidsmiddelen voor het fonds (in totaal € 75 mln.). De verantwoording van de uitvoeringskosten vindt plaats op het instrument bijdragen baten-lasten agentschappen. Doordat de beheerskosten één-op-één worden doorberekend in de renteopslag, worden de fondsbeheerskosten uiteindelijk terugverdiend binnen de beleidsmiddelen voor het fonds.

Artikel 3 Kwaliteit Rijksdienst

Uitgaven (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

17.896

17.696

17.355

17.070

16.828

0

3.1

Kwaliteit Rijksdienst

17.896

17.696

17.355

17.070

16.828

0

               

Mutaties 1e suppletoire begroting 2014

10.010

637

637

637

637

637

3.1

Kwaliteit Rijksdienst

10.010

637

637

637

637

637

               

Nieuwe mutaties

433

0

0

0

0

16.828

3.1

Kwaliteit Rijksdienst

433

0

0

0

0

16.828

Stand ontwerpbegroting 2015

28.339

18.333

17.992

17.707

17.465

17.465

3.1

Kwaliteit Rijksdienst

28.339

18.333

17.992

17.707

17.465

17.465

Ontvangsten (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

250

250

250

250

250

0

Mutaties 1e suppletoire begroting 2014

6.978

– 250

– 250

– 250

– 250

– 250

Nieuwe mutaties

92

0

0

0

0

250

Stand ontwerpbegroting 2015

7.320

0

0

0

0

0

Artikel 6 Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

Uitgaven (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

144.826

144.146

143.227

139.809

139.135

0

6.1

Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

57.753

57.716

57.823

55.694

55.566

0

6.2

Beheer materiele activa

87.073

86.430

85.404

84.115

83.569

0

               

Mutaties 1e suppletoire begroting 2014

10.058

3.544

4.072

4.547

4.498

4.006

6.1

Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

720

– 1.105

– 65

435

435

0

6.2

Beheer materiele activa

9.338

4.649

4.137

4.112

4.063

4.006

               

Nieuwe mutaties

0

0

– 900

– 900

– 900

138.335

6.1

Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

0

0

– 900

– 900

– 900

54.966

6.2

Beheer materiele activa

0

0

0

0

0

83.369

Stand ontwerpbegroting 2015

154.884

147.690

146.399

143.456

142.733

142.341

6.1

Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

58.473

56.611

56.858

55.229

55.101

54.966

6.2

Beheer materiele activa

96.411

91.079

89.541

88.227

87.632

87.375

Ontvangsten (x € 1.000)
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Stand ontwerpbegroting 2014

116.841

118.741

117.141

136.741

136.741

0

Mutaties 1e suppletoire begroting 2014

4.970

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

Nieuwe mutaties

0

0

0

0

0

136.741

Stand ontwerpbegroting 2015

121.811

120.241

118.641

138.241

138.241

138.241

5.3 Moties en toezeggingen

A.1 In behandeling zijnde moties

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

De motie van het lid Paulus Jansen c.s.; Verzoekt de regering om, de effecten van zelfrealisatie grondig te onderzoeken en de uitkomsten te delen met de Tweede Kamer

Kamerdebat 11-03-2014 Rapport tijdelijke commissie huizenprijzen

De Tweede Kamer wordt in najaar 2014 geïnformeerd.

De motie van het lid Barth c.s.; Verzoekt de regering haar visie uit te werken op de demografische ontwikkelingen van de komende 20 jaar, de te verwachten daar uit voortvloeiende sociaal-economische ontwikkelingen en de maatregelen die noodzakelijk zijn om een evenwichtige verdeling van welvaart en welzijn over het hele land te borgen, en de Eerste Kamer daarover uiterlijk 1 januari 2015 over te berichten

Kamerdebat 29-10-2013 Algemene Politieke Beschouwingen

De Eerste en Tweede Kamer worden voor 1 januari 2015 geïnformeerd.

De motie van de leden Monasch en Koolmees; Roept de regering op, om samen met de bouwsector, corporatiesector en decentrale overheden een routekaart voor 2020 te ontwikkelen waarin innovatie, duurzaamheid en betaalbaarheid met elkaar worden verenigd

Kamerdebat 11-03-2014 Rapport tijdelijke commissie huizenprijzen

De Tweede Kamer wordt in najaar 2014 geïnformeerd.

De motie van het lid Th. de Graaf c.s.; Verzoekt de regering nadrukkelijk om de coördinatie van het privatiserings- en verzelfstandigingsbeleid in het algemeen te beleggen bij de meest aangewezen Minister op het Ministerie van BZK

Kamerdebat 21-01-2014

De Eerste Kamer wordt eind 2014 geïnformeerd.

De motie van het lid Schouw; Verzoekt de regering, het aanbieden van opleidingen zo veel mogelijk aan de markt te laten en de Rijksacademies te beperken tot specialistische opleidingen of opleidingen waarbij sprake is van beleidsintimiteit

Kamerdebat 03-07-2014 Hervorming Rijksdienst

De Minister zal (bij de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2014) de Tweede Kamer informeren over de resultaten van het huidige kabinet op het gebied van leren en opleiden (tav opleidingsinstituten en academies bij de Rijksdienst) en over de uitvoering van deze motie

De motie van het lid Ortega-Martijn; Verzoekt de regering, in kaart te brengen in hoeverre corporaties deze gegevens bewaren en voor welke doelen deze worden gebruikt, en met nadere regelgeving te komen met als doel dat deze gegevens worden verwijderd zodra het niet meer noodzakelijk is om deze gegevens te bewaren

Kamerdebat 04-04-2012 Wijziging van de Uitvoerings-wet huurprijzen woonruimte en Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (huurverhoging op grond van inkomen, 33 129)

In de brief Evaluatie uitvoering inkomensafhankelijke huurverhoging van 11 oktober 2013 (Kamerstukken II 2013/14, 27 926, nr. 206) is aangegeven dat het al dan niet langer dan noodzakelijk bewaren van inkomens-gegevens nog niet in kaart kan worden gebracht doordat nog niet over alle huurverhogingsgeschillen is beslist. Onderzoek zou plaatsvinden in eerste kwartaal 2014, maar is uitgesteld wegens nieuwe werkwijze uitvoering inkomensafhankelijke huurverhoging 2014, waaraan de verhuurders hun bedrijfsvoering in eerste en tweede kwartaal moesten aanpassen. Onderzoek vindt nu plaats na zomer 2014, waarna in najaar 2014 aan de Kamer gerapporteerd wordt.

De motie van de leden Monasch en Schouten; Verzoekt de regering, de condities te creëren waardoor de propositie «nul op de meter»-renovatie ook voor brede groepen particuliere woningeigenaren beschikbaar komt en hiervoor: de initiatiefnemers van de Stroomversnelling te verzoeken eraan bij te dragen dat kennis over «nul op de meter»-woningenrenovaties breed in de bouwsector beschikbaar komt; in gesprek te gaan met deze initiatiefnemers en met banken, de koplopende bouwpartijen en belanghebbende partijen, zoals de Vereniging Eigen Huis, teneinde banken te bewegen te komen tot een uniform bancair product, met als uitgangspunt dat de energienota kan worden aangewend als een (toereikend) investeringsbedrag voor het realiseren van «nul op de meter»-renovatie van bestaande particuliere woningen

Kamerdebat 20-11-2013 Begroting Wonen en Rijksdienst

De Tweede Kamer wordt in najaar 2014 geïnformeerd.

De motie van het lid Paulus Jansen; Verzoekt de regering, te onderzoeken hoe een uitspraak van de huurcommissie over een casus bij onzelfstandige woonruimte actiever ingezet kan worden voor het verbeteren van de situatie voor de andere huurders in het pand en de Tweede Kamer hierover zo snel mogelijk te rapporteren

Kamerdebat 28-01-2014 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte in verband met de modernisering en vereenvoudiging van de werkwijze van de huurcommissie (33 698)

De Tweede Kamer wordt begin 2015 geïnformeerd.

De motie van het lid Visser; Verzoekt de regering, bij de evaluatie van de wet specifiek in te gaan op de bewezen effectiviteit van de extra regelgeving; Verzoekt de regering voorts, regelgeving bij gebleken ineffectiviteit terug te draaien en zo mogelijk te vervangen door effectievere maatregelen op het gebied van bijvoorbeeld gedragsveranderingen als alternatief voor de extra regelgeving

Kamerdebat 24-09-2013 Bouwregelgeving

De Tweede Kamer wordt medio 2017 geïnformeerd.

De motie van de leden Knops en Verhoeven; Verzoekt de regering om, vanaf 2014 jaarlijks voorafgaand aan de begrotingsbehandeling een rapportage aan de Kamer te sturen met daarin naast een overzicht van de voor de ontwikkelingen op de woningmarkt relevante indicatoren ook een overzicht inzake de betaalbaarheid voor de verschillende groepen woningzoekenden en dit te plaatsen tegen de achtergrond van het aantal uitzettingen, gedwongen verkopen, cijfers van het Nibud en de energiekosten

Kamerdebat 20-11-2013 Begroting Wonen en Rijksdienst

Voorafgaand aan de begrotingsbehandeling ontvangt de Tweede Kamer een rapportage (najaar 2014) met daarin naast een overzicht van de voor de ontwikkelingen op de woningmarkt relevante indicatoren ook een overzicht inzake de betaalbaarheid voor de verschillende groepen.

De motie van de leden Visser en Knops; Verzoekt de regering om bij de uitwerking van de Omgevingswet en Natuurbeschermingswet de economische gevolgen voor (agrarische) ondernemers in kaart te brengen en hier de Kamer op korte termijn over te informeren; Verzoekt de regering om, indien de uitkomsten van bovengenoemd onderzoek hiertoe aanleiding geven, spoedig met bouwregelgevingsvoorstellen te komen die het ondernemingsklimaat verbeteren

Kamerdebat 20-11-2013 Begroting Wonen en Rijksdienst

Na het zomerreces 2014 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd.

De motie van de leden Verhoeven en Visser; Verzoekt de regering, het energiebesparingsfonds ook beschikbaar te maken voor vrijesectorhuurwoningen

Kamerdebat 19-12-2013 Energiebesparing gebouwen

De Tweede Kamer wordt in najaar 2014 geïnformeerd.

De motie van het lid Van Bochove; Verzoekt de regering, om na de eerste jaarverslagen die opgesteld zijn na inwerkingtreding van de herzieningswet, te evalueren of de vereisten uit beide wetten voldoende zijn om te borgen dat woningcorporaties voldoende legitimiteit binnen het werkgebied hebben voor hun beslissingen; Verzoekt de regering, direct na deze evaluatie en uiterlijk voor 1 januari 2015 aan te geven op welke wijze het element van «voice», zoals dat in het WRR-rapport Maatschappelijke dienstverlening is verwoord, nadrukkelijker gekoppeld kan worden aan het interne toezicht, zodat de woningcorporaties weer ingebed raken in de samenleving door brede vormen van participatie en betrokkenheid van huurders, potentiële huurders en andere lokale betrokkenen (stakeholders)

Kamerdebat 26-06-2012

Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting (32 769)

De evaluatie zal medio 2015 plaatsvinden op basis van de jaarverslagen over 2014, waarna de Tweede Kamer zal worden geïnformeerd.

A.2 Uitgevoerde moties

Omschrijving motie

Vindplaats

Stand van zaken

De gewijzigde motie Monasch en Van Dekken: Verzoekt de regering in overleg te treden met de koepelorganisatie voor woningcorporaties en de direct betrokken corporaties om te bevorderen dat corporaties blijven investeren in de leefbaarheid van kleine kernen;Verzoekt de regering dit beleid in samenhang te zien met andere voorzieningen zoals het beleid ten aanzien van kleine scholen

Kamerdebat 19-01-2012 Bevolkingsdaling

Afgedaan. Er is met alle betrokkenen overleg geweest over krimp en hun aanwezigheid in de kleine kernen.

De motie van het lid Ortega-Martijn; Verzoekt de regering, dit proces voor het einde van het jaar te evalueren in overleg met Aedes en de Woonbond en de Kamer te informeren over het aantal aangevraagde verklaringen en de verdeling over de inkomensgroepen van deze verklaringen

Kamerdebat 04-04-2012 Wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (huurverhoging op grond van inkomen, 33 129

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 11 oktober 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 27 926 nr. 206)

De motie van het lid Pechtold c.s.; Verzoekt de regering, de gevolgen van deze maatregelen voor de financiële positie van woningcorporaties, de doorstroming op de huurmarkt en de toekomstige woningbouwopgave in kaart te brengen

Kamerdebat 13-11-2012

Debat over de regeringsverklaring

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 13 februari 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 847 nr. 42)

De motie van de leden Van Toorenburg en Visser; Verzoekt de regering om, namens de lidstaat Nederland deze commissie-Stoiber een brandbrief te sturen met het verzoek om de betreffende richtlijn door te lichten op administratieve lasten en de totstandkoming te evalueren zodat hieruit lessen voor de toekomst worden getrokken

Kamerdebat 15-11-2012

Wet kenbaarheid energieprestaties gebouwen (33 124) re- en dupliek

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 3 juli 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 757 nr. 74)

De motie van de leden Paulus Jansen en Albert de Vries; Verzoekt de regering, private toetsing aan het Bouwbesluit pas mogelijk te maken op het moment dat ook de verplichte verzekerde rechtsbescherming van opdrachtgevers, gebruikers en derden afdoende is geregeld

Kamerdebat 19-12-2012 Bouwregelgeving en brandveiligheid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 27 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 757 nr. 91)

De motie van de leden Albert de Vries en Paulus Jansen; Verzoekt de regering, te onderzoeken hoe het toezicht op veiligheids-aspecten van complexe bouwwerken effectiever en minder versnipperd ingericht kan worden, bijvoorbeeld door relevante inspectieactiviteiten van bouwtoezicht, brandweer en Arbeidsinspectie onder te brengen bij de veiligheidsregio’s of de RUD’s en de Tweede Kamer hierover uiterlijk bij de indiening van de begroting 2014 te informeren

Kamerdebat 19-12-2012 Bouwregelgeving en brandveiligheid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 27 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 757 nr. 91)

De motie van de leden Visser en Monasch; Verzoekt de regering, in de vormgeving van het nieuwe systeem van woningwaardering er rekening mee te houden dat de bedoelde woningen ook in veranderende omstandigheden onderdeel blijven uitmaken van de voorraad in de vrije huursector

Kamerdebat 20-12-2012 Begroting Wonen en Rijksdienst

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 13 september 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 32 847 nr. 86)

De motie van het lid Knops; Verzoekt de regering, uit te spreken dat zij het tarief van de hypotheekrenteaftrek in deze regeerperiode niet verder zal aanpassen dan de verlaging die reeds is aangekondigd in het regeerakkoord

Kamerdebat 20-12-2012 Begroting Wonen en Rijksdienst

Afgedaan. De motie is afgedaan in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel Wet maatregelen woningmarkt 2014.

De motie van het lid Albert de Vries; Verzoekt de regering om, op korte termijn voor al haar leegstaande of vrijkomende vastgoed een passend transformatieplan op te stellen waarmee transformatie op korte termijn geconcretiseerd kan worden in samenwerking met de betreffende gemeentes

Kamerdebat 26-02-2013 Rijkshuisvesting en Rijksvastgoed

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 25 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 31 490 nr. 122)

De motie van het lid Albert de Vries c.s.; Verzoekt de regering bij de uitwerking van de taakstelling door middel van tijdige en actieve coördinatie tussen alle betrokkenen organisaties te voorkomen dat de provincies Friesland, Groningen, Drenthe, Limburg en Zeeland per saldo onevenredig worden getroffen;Verzoekt de regering voorts: Voor 1 juli 2013 de per provincie uitgewerkte plannen voor herhuisvesting van rijksdiensten inclusief defensie, politie, justitie, gevangeniswezen, UWV, Kamers van Koophandel, inspecties en andere zbo’s – aan de Kamer te sturen

Kamerdebat 26-02-2013 Rijkshuisvesting en Rijksvastgoed

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 28 juni 2013 per brief geïnformeerd (TL 2012–2013, 31 490 nr. 128)

De motie van het lid Paulus Jansen; Verzoekt de regering, periodiek te rapporteren over de ontwikkeling van aard en omvang van tijdelijke verhuur

Kamerdebat 20-03-2013 Wijziging van de Leegstandswet in verband met de verruiming van de mogelijkheden voor tijdelijke verhuur bij leegstand van gebouwen en woningen (33 436)

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 5 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 436 nr. 38)

De motie van het lid Paulus Jansen; Verzoekt de regering, in overleg te gaan met de koepel van woningcorporaties, Aedes, opdat woningcorporaties waar het gaat om tijdelijke leegstand enkel werken met tijdelijke verhuurcontracten zoals gedefinieerd onder de Leegstandwet

Kamerdebat 20-03-2013 Wijziging van de Leegstandswet in verband met de verruiming van de mogelijkheden voor tijdelijke verhuur bij leegstand van gebouwen en woningen (33 436)

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 5 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 436 nr. 38)

De motie van het lid Visser; Verzoekt de regering, op korte termijn met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in gesprek te gaan, teneinde te bekijken op welke wijze het regime in de Leegstandwet verder kan worden vereenvoudigd en daarbij de verschillen in de hoogte van de leges te betrekken, en de Kamer daarover te informeren

Kamerdebat 20-03-2013 Wijziging van de Leegstandswet in verband met de verruiming van de mogelijkheden voor tijdelijke verhuur bij leegstand van gebouwen en woningen (33 436)

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 11 april 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 27 926 nr. 218)

De motie van het lid Ouwehand c.s.; Verzoekt de regering, het aanpakken van onnodige verlichting van kantoren en winkels mee te nemen in de uitwerking voor energiebesparing in de gebouwde omgeving

Kamerdebat I&M inzake

Duurzame ontwikkeling en beleid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 29 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 30 196 nr. 227)

De motie van het lid Verhoeven; Verzoekt de regering, in overleg te gaan met de VTW en Aedes om te kijken op welke wijze een artikel betreffende permanente educatie van de leden van de raad van commissarissen opgenomen kan worden in de governancecode van woningcorporaties en de Kamer hier voor de zomer van 2013 over te informeren

Kamerdebat 27-03-2013 Woningcorporaties

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 10 september 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 29 453 nr. 329)

De motie van het lid Knops; Roept de regering op om, het voor mensen van wie een bankinstelling, verzekeraar dan wel tussenpersoon voor 1 april een schriftelijke aanvraag heeft ontvangen, dan wel voor mensen die voor 1 april beschikken over een ontvangstbevestiging dan wel een schriftelijke afwijzing van een mondelinge aanvraag bij een bankinstelling, verzekeraar dan wel tussenpersoon, mogelijk te maken dat alsnog genoemde aanvragen in behandeling kunnen worden genomen en die te laten vallen onder het voornoemde overgangsrecht, tenzij de (verhoging van de) KEW, BEW of SEW ten gevolge van die aanvraag op 31 december 2013 nog niet tot stand is gekomen

Kamerdebat 03-04-2013 Afspraken woningmarkt

Afgedaan. Naar aanleiding van de motie is op 31 mei jl. in de Staatscourant een beleidsbesluit van de Staatssecretaris van Financiën gepubliceerd (Stc. 2013, nr. 14085), waarin is neergelegd op welke wijze het kabinet aangenomen motie ten uitvoer brengt.

De motie van het lid Visser; Verzoekt de regering, binnen het geraamde kader van de opbrengst van de verhuurderheffing, te weten 1,7 miljard in 2017, verschillende varianten van de verhuurderheffing uit te werken, in die zin dat er rekening wordt gehouden met de verschillende investeringsopgaven en deze uitwerkingen inclusief effecten en haalbaarheid uiterlijk 15 juni 2013 aan de Kamer voor te leggen

Kamerdebat 03-04-2013

Afspraken woningmarkt

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 20 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 32 847 nr. 76)

De motie van het lid Albert de Vries; Verzoekt de regering, in overleg te treden met het Kennis Centrum Aanpak Funderingsproblematiek (KCAF) om mede op basis van de door dit kenniscentrum gedane suggesties tot een oplossing van deze financieringsproblematiek te komen

Kamerdebat 04-06-2013

VAO Bouwregelgeving, energiebesparing en brandveiligheid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 17 februari 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 30 136 nr. 37)

De motie van het lid Verhoeven c.s.; Verzoekt de regering om, voorafgaand aan de novelle op de herzieningswet, de Kamer een overzicht te sturen met de voorziene waarborgen die moeten voorkomen dat het financieel toezicht ondergeschikt kan worden aan beleidsmatige afwegingen

Kamerdebat 04-06-2013

VAO Toezicht woningcorporaties

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 10 september 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 29 453 nr. 329)

De motie van het lid Visser c.s.; Verzoekt de regering om een reactie op het rapport die als basis kan dienen voor een debat met de Minister voor Wonen en Rijksdienst

Kamerdebat 27-06-2013

Debat Tweede Kamer met de tijdelijke commissie Huizenprijzen

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 18 oktober 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 194 nr. 10)

De motie van het lid Albert de Vries c.s.; Verzoekt de regering, uiterlijk 1 oktober aanvullende voorstellen te doen om het verlies aan werkgelegenheid bij de brede rijksoverheid in de provincies Friesland en Drenthe alsnog substantieel te verminderen

Kamerdebat 04-07-2013

VAO Rijkshuisvesting

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 27 september 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 31 490 nr. 133)

De motie van het lid Albert de Vries c.s.; Verzoekt de regering, bij de invulling van de komende afslanking vanaf 2016 die coördinatie al op voorhand op zich te nemen en aan de betreffende rijksdiensten de inspanningsverplichting mee te geven dat de provincies Friesland, Drenthe, Limburg en Zeeland bij deze nieuwe operatie per saldo niet meer dan gemiddeld werkgelegenheid mogen verliezen

Kamerdebat 04-07-2013

VAO Rijkshuisvesting

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 27 september 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 31 490 nr. 133)

De motie van het lid Monasch; Verzoekt de regering, in het kader van de herziene Woningwet de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten toegelaten instellingen volkshuisvesting aan te passen conform de grens uit de brief d.d. 30 oktober 2012 en voorts met de Europese Commissie ophoging van deze grens naar € 43.000 te bespreken en over het resultaat hiervan de Kamer uiterlijk bij de behandeling van de herziene Woningwet te informeren

Kamerdebat 20-11-2013 Begroting Wonen en Rijksdienst

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 11 april 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 847 nr. 119)

De motie van het lid Albert de Vries; Verzoekt de regering, prioriteit te geven aan de vereenvoudiging van de bouwregelgeving en daarbij de genoemde voorstellen te betrekken

Kamerdebat 20-11-2013 Begroting Wonen en Rijksdienst

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 7 februari 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 757, nr. 92)

De motie van het lid Paulus Jansen; Verzoekt de regering om, na overleg met de branchevereniging, waterdichte afspraken te maken over een sluitend kwaliteitssysteem voor het energielabel utiliteitsbouw en de Kamer hierover voor 1 april 2014 te informeren

Kamerdebat 19-12-2013 Energiebesparing gebouwen

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 1 april 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 30 136 nr. 38)

De motie van de leden Paulus Jansen en Monasch; Verzoekt de regering om, het ambitieniveau EPN=0,4 per 1 januari 2015 te handhaven

Kamerdebat 19-12-2013- Energiebesparing gebouwen

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 10 februari 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 30 196 nr. 233)

B.1 In behandeling zijnde toezeggingen

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

De Minister zegt de Tweede Kamer toe te gaan kijken naar de juridische mogelijkheden een sanctie op te leggen als een verhuurder sleutelgeld vraagt aan huurders (lid Verhoeven zal de Minister informatie aanreiken over de omvang van deze problematiek) en de Tweede Kamer daarover te informeren

Kamerdebat 14-05-2014 Woningmarkt en Huursector

Onderzoek is gestart. Autoriteit Consument en Markt wordt bij het onderzoek betrokken. Medio najaar 2014 wordt de Tweede Kamer middels een rapportage geïnformeerd.

De Minister zegt het lid Monasch toe in overleg met belanghebbenden in kaart te brengen van mogelijke belemmeringen bij energiezuiniger maken van sociale huurwoningen, hierbij in ieder geval de 70% vereiste meenemen en hierover aan de Tweede Kamer te rapporteren

Kamerdebat 18-12-2013

Energiebesparing gebouwde omgeving

In brief aan de Tweede Kamer d.d. 20 juni jl. is gemeld dat de Tweede Kamer over de uitkomsten van het onderzoek in het derde kwartaal van 2014 geïnformeerd zal worden.

De Minister zegt de Tweede Kamer toe aan Aedes te zullen vragen om de benchmark openbaar te maken en de Tweede Kamer te informeren over de reactie op dit verzoek.

Kamerdebat 05-02-2014 Woningcorporaties

De Tweede Kamer wordt na zomer 2014 – middels een update op basis van lopende gesprekken met Aedes – geïnformeerd.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer (deze zomer) een screeningsvoorstel (wijziging Wbmgp; woningzoekenden met crimineel verleden of overlastgevend gedrag) toe te zenden

Kamerdebat 03-03-2014 Uitbreiding wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, Woningwet, Huisvestingswet

Afhankelijk van de besluitvorming en uitkomst van de consultatie en adviezen, zal naar verwachting eind 2014 een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer kunnen worden ingediend.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren (in 2013) over een nader uit te voeren onderzoek om meer inzicht in de MKBA-resultaten te krijgen voor deze mogelijkheden (toegespitst op nieuwbouw en de in zijn rapport beschreven ambitie van de CG-Raad)

Brief d.d. 28-08-2013 inzake Toezeggingen bouwregelgeving en brandveiligheid

De Tweede Kamer wordt na zomer 2014 geïnformeerd.

De Minister zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Duivesteijn (PvdA) en Kuiper (ChristenUnie), toe met de betrokken maatschappelijke organisaties te overleggen over de totstandkoming van een nationaal akkoord op het terrein van het wonen (T01670)

Kamerdebat 12-03-2013

33 330 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van een tweede categorie huishoudinkomens)

De toezegging wordt meegenomen in de uitwerking van de modernisering van het WWS en de huursombenadering eind 2014/begin 2015

De Minister zegt toe (na zomer 2014) de I-strategie naar de Tweede Kamer te zenden

Kamerdebat 02-06-2014

Openbaar verhoor parlementaire enquite ICT

De Tweede Kamer wordt na zomer 2014 geïnformeerd.

De Minister zegt de Tweede toe (zodra de uitspraken van het Europese hof over implementatie van de EPBD door individuele EU lidstaten duidelijk zijn) de Tweede Kamer te informeren of er ruimte is voor het verder terugdringen van administratieve lasten van burgers als gevolg van het vernieuwde energielabel woningbouw

Kamerdebat 01-07-2014 Energiebesparing

De Tweede Kamer zal in najaar 2014 worden geïnformeerd zodra de uitspraken van het Europese hof over implementatie van de EPBD door individuele EU lidstaten duidelijk zijn

De Minister zegt toe mee te denken over financieringsmaatregelen voor particulier bezit in Rotterdam Zuid en zal de Tweede Kamer hierover informeren met de voortgangsrapportage

Kamerdebat 27-11-2013 Leefbaarheid achterstandswijken

De Voortgangsrapportage wordt najaar 2014 naar de Tweede Kamer gestuurd.

De Minister zegt de Tweede Kamer toe een integrale reactie naar de Tweede Kamer en het plattelandsparlement op de aanbevelingen in het manifest plattelandsparlement te sturen

Kamerdebat 27-11-2013 Leefbaarheid achterstandswijken

De toezegging wordt meegenomen bij de uitwerking van de motie Barth (33 750, F), die gepland staat voor najaar 2014.

De Minister heeft aangegeven in 2014 de regels rond de achtervangovereenkomst met WSW aan te passen en daarbij nogmaals te bezien of meer efficiencyprikkels in WSW systeem kunnen worden opgenomen (toezegging naar aanleiding vraag VVD) en de Tweede Kamer daarover te informeren

Kamerdebat 04-12-2013 Woningcorporaties

De Tweede Kamer wordt medio 2014 geïnformeerd.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Duivesteijn (PvdA), toe voor eind 2014 komen met een uitwerking van de wooncoöperatie als nieuwe vorm van toegelaten instelling met een wettelijke basis (T01832)

Kamerdebat 17-12-2013

Wet maatregelen woningmarkt 2014

De Eerste en Tweede Kamer zijn voor de zomer geïnformeerd over de consultatie van de sector. In najaar 2014 worden de Eerste- en Tweede Kamer geïnformeerd over de verdere uitwerking van de wooncoöperatie.

De Minister zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de leden Duivesteijn (PvdA) en De Vries-Leggedoor (CDA), toe om, in samen-hang met de huursombenadering, eventuele fiscale alternatieven voor de huurverhoging op grond van inkomen in kaart te brengen en te schetsen (T01671)

Kamerdebat 12-03-2013

33 330 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van een tweede categorie huishoudinkomens

De toezegging wordt meegenomen bij de uitwerking van de huursombenadering medio eind 2014/begin 2015.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer (medio in de loop van 2014) te informeren over de effectiviteit van (het plaatsen) van rookmelders (evaluering) en zo nodig te komen met verbetervoorstellen

Brief d.d. 28-08-2013 inzake Toezeggingen bouwregelgeving en brandveiligheid

De Tweede Kamer wordt eind jaar 2014 geïnformeerd.

De Minister zegt de Tweede Kamer toe nader (in 2014) te informeren over de BTW-verhoging voor isolatie-materialen

Kamerdebat 01-07-2014 Energiebesparing

De Tweede Kamer wordt eind jaar 2014 geïnformeerd.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren voor de begrotingsbehandeling 2015 (in 2014) inzake de vraag of sloop-nieuwbouw in aanmerking kan komen voor financiële regelingen voor energiebesparing

Kamerdebat 01-07-2014 Energiebesparing

De Tweede Kamer wordt eind jaar 2014 geïnformeerd.

De Minister zegt toe (eind van het jaar 2014) de Tweede Kamer de resultaten van de beleidsdoorlichting en midterm review van het programma Bevolkingsdaling toe te zenden

Brief d.d. 11-07-2014 inzake Reactie op Initiatiefnota «Regionale verschillen; omgaan met krimp»

De Tweede Kamer wordt eind jaar 2014 geïnformeerd.

De Minister zegt toe (najaar 2014) de Tweede Kamer te informeren over de uitkomst van de besprekingen met de genoemde gebieden (anticipeerregio’s die aan het criterium van minimaal 2,5% geprognosticeerde bevolkingsafname tot 2040 voldoen)

Brief d.d. 11-07-2014 inzake Reactie op Initiatiefnota «Regionale verschillen; omgaan met krimp»

De Tweede Kamer wordt in najaar 2014 geïnformeerd.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over de huurindex in juni/juli op basis van gegevens CBS (in het kader van het EWF)

Kamerdebat 11-06-2014 Koopsector en restschulden

De Tweede Kamer wordt in najaar 2014 geïnformeerd.

De Minister zegt toe dat in de brief van Staatssecretaris SZW de Tweede Kamer geïnformeerd wordt (na het zomerreces 2014) over de mogelijkheid om pensioengeld in te zetten voor aflossen van de hypotheekschuld

Kamerdebat 11-06-2014 Koopsector en restschulden

De verkenning wordt op verzoek van de Tweede Kamerfracties van D66, de ChristenUnie en de SGP uitgebreid met een alternatief voorstel. De uitkomsten van de verkenning worden in het najaar 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden.

De Minister zegt toe (najaar 2014) gedurende de looptijd van het Nationaal Energiebespaarfonds ieder jaar een rapportage sturen aan de Tweede Kamer over de resultaten.

Brief d.d. 20-06-2014 inzake Voortgang aantal rijksacties Energieakkoord voor energiebesparing woningen

De Tweede Kamer wordt in najaar 2014 geïnformeerd.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer (najaar 2014) – na overleg met de marktpartijen – over aanpassingen van de minimumeisen voor de energieprestatie van gebouwen in te voeren bij de volgende aanscherping in 2020 te informeren

Brief d.d. 20-06-2014 inzake Voortgang aantal rijksacties Energieakkoord voor energie-besparing woningen

De Tweede Kamer wordt in najaar 2014 geïnformeerd.

De Minister zegt toe (beantwoording via EZ) de Tweede Kamer te informeren (na zomerreces 2014) over de effecten op subsidies bij garanties van oorsprong (groene stroom)

Kamerdebat 26-06-2014 Hervorming Rijksdienst

De Tweede Kamer wordt in najaar 2014 geïnformeerd.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer (najaar 2014) een overzicht van de risicovolle ICT-projecten de budgettering en de gemaakte kosten te doen toekomen.

Kamerdebat 26-06-2014 Hervorming Rijksdienst

De Tweede Kamer wordt in najaar 2014 geïnformeerd.

De Minister zegt toe de (najaar 2014) uitgebreide reactie brief voorzitter ARK inzake rijksgebouwen, schriftelijk te delen met de Tweede Kamer (waar nodig vertrouwelijk)

Kamerdebat 26-06-2014 Hervorming Rijksdienst

De Tweede Kamer wordt in najaar 2014 geïnformeerd.

De Minister zegt de Tweede Kamer toe (na zomer 2014) een uitgebreide reactie te doen toekomen op het rapport van het PBL over «Op weg naar een klimaatneutrale woningvoorraad in 2050»

Kamerdebat 01-07-2014 Energiebesparing

De Tweede Kamer wordt na zomer 2014 geïnformeerd.

De Minister zal de Tweede Kamer nader informeren over Nationaal Hypotheek Instituut (op de uitwerking en minimale omvang voor de NHI)

Kamerdebat 03-09-2013

De studie naar extra hypotheekbetalingen en hogere winsten van banken

Zodra de kwartiermaker het inrichtings- en realisatieplan heeft opgeleverd zal dit medio najaar 2014 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

De Minister zegt toe (over tenminste een jaar) een voortgangsrapportage vervreemding monumentencomplexen naar de Tweede Kamer te sturen

Kamerdebat 05-06-2013 Monumentaal vastgoed

De Minister heeft een uitstelbericht aan de Tweede Kamer gezonden; de Minister verwacht de Tweede Kamer medio najaar 2014 te informeren

De vervolgmeting concurrentie op en tussen bouwlocaties alsmede door particulier opdrachtgeverschap wordt in 2013 naar de Tweede Kamer gestuurd

Brief d.d. 25-10-2004 inzake Kabinetsstandpunt resultaten onderzoekstraject concurrentie-bevordering Ontwikkelings-locaties (Nota grondbeleid)

De Tweede Kamer wordt eind 2014 over de vervolgmeting geïnformeerd.

De Ministeries zullen eind 2014 rapporteren over de voornemens m.b.t. de taakstelling op de Rijksdiensten en de regionale werkgelegenheidseffecten. Daarbij zullen de voornemens m.b.t. tot de krijgsmacht nauw worden betrokken

Kamerdebat 26-09-2013 Algemene Politieke Beschouwingen

De Tweede Kamer wordt eind 2014 geïnformeerd.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren (1e kwartaal 2014) over de mogelijkheden voor tijdelijke huurverlaging bij schulden van de huurder

Kamerdebat 31-10-2013 Huurbeleid

De Tweede Kamer wordt in najaar 2014 geïnformeerd.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren (eind 2014) over de uitkomsten van experimenten (o.a. A’dam) met community rights (motie SP wordt in dat verband aangehouden en op teruggekomen in kader van «Doe-democratie»)

Kamerdebat 03-03-2014 Uitbreiding wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, Woningwet, Huisvestingswet

De Tweede Kamer wordt eind 2014 geïnformeerd.

De Minister zegt toe – naast de uitkomsten van het onderzoek naar de omvang van de financieringsproblematiek en de gemeentelijke aanpak van funderingsherstel – de Tweede Kamer (in het najaar van 2014) te informeren over de voortgang van de pilotprojecten

Brief d.d. 14-02-2014 inzake Funderingsproblematiek

De Tweede Kamer wordt in het najaar 2014 geïnformeerd over de pilots.

De Minister zegt de Tweede Kamer een brief toe met betrekking tot het voorstel om een bouwkostennota bij oplevering van de woning verplicht te stellen

Kamerdebat 11-03-2014

Rapport tijdelijke commissie huizenprijzen

De toezegging wordt afgedaan met wetsvoorstel Kwaliteitsborging dat eind 2014 aan de Tweede Kamer wordt gezonden.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer (voor zomer 2014) te informeren over de uitkomsten van het legesonderzoek

Kamerdebat 27-03-2014 Stelselwijziging bouwregelgeving

Het rapport wordt in zomer 2014 opgeleverd. De Tweede Kamer wordt in najaar 2014 geïnformeerd.

De Minister zegt toe «De aanpassing van het Bouwbesluit in verband met vereenvoudigen regels voor particulier opdrachtgeverschap» dit jaar nog naar de Tweede Kamer te sturen

Kamerdebat 27-03-2014 Stelselwijziging bouwregelgeving

De Tweede Kamer wordt medio november 2014 geïnformeerd.

De Minister zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe in een notitie aan te geven hoe het kabinet zal omgaan met het besliskader uit het POC-rapport (T01838)

Kamerdebat 21-01-2014

Rapport parlementair onderzoek privatisering verzelfstandiging overheidsdiensten

De Eerste Kamer wordt eind 2014 geïnformeerd.

De Minister zegt de Tweede Kamer toe (binnen een jaar) de bevindingen van het ontslakkingsteam/knelpuntenteam op het gebied van bouw, ruimtelijke ordening en milieu aan de Tweede Kamer te sturen

Kamerdebat 27-03-2014 Stelselwijziging bouwregelgeving

De Tweede Kamer wordt medio 2015 geïnformeerd.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over de gesprekken tussen DNB en pensioenfondsen over belemmeringen om te investeren in Nederland (nadat gesprek heeft plaatsgevonden)

Kamerdebat 06-11-2013 Financiering woningmarkt

De Tweede Kamer wordt medio voorjaar 2015 geïnformeerd.

De Minister voor W&R informeert de Eerste Kamer jaarlijks over de stand van zaken van het verzelfstandigings-beleid (T01848)

Kamerdebat 21-01-2014

Rapport parlementair onderzoek privatisering verzelfstandiging overheidsdiensten

De toezegging is deels voldaan. De Eerste Kamer wordt in mei 2015 geïnformeerd door middel van de Jaarrapportage bedrijfsvoering Rijk 2014.

De Minister zegt toe (in het kader van de Hervormingsagenda Rijksdienst) de Tweede Kamer te informeren over governance voor de schoonmaakorganisatie van het Rijk (wordt nog uitgewerkt binnen de rijksbrede governance voor de gehele bedrijfsvoering)

Brief d.d. 23-06-2014 inzake Uitwerking inbesteding schoonmaakwerkzaamheden

De Tweede Kamer wordt in mei 2015 geïnformeerd door middel van de Jaarrapportage bedrijfsvoering Rijk 2014.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer (medio 2014) te informeren over het machtigingsmodel (ikv verbeteren funtioneren VvE)

Kamerdebat 27-03-2013

Evaluatie Wet overleg huurders verhuurder en functioneren VvE’s

De Tweede Kamer zal begin 2015 de resultaten van de pilot ontvangen.

De Minister zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Essers (CDA), toe een analyse van varianten waarop de huurverhoging uit het voorliggende wetsvoorstel doorgevoerd kunnen worden aan de Kamer te zenden (T01737)

Kamerdebat 18-12-2012 Behandeling belastingplan

De toezegging is deels afgedaan. De Eerste Kamer is op 13 en 28 februari 2013 per brief geïnformeerd (EK 2013–2014, 32 847 A en B). Voor wat betreft de huursombenadering wordt de Eerste Kamer naar verwachting eind 2014 / begin 2015 geïnformeerd.

De Minister zegt toe (bij de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2014) de Tweede Kamer te informeren over de resultaten van het huidige kabinet op het gebied van leren en opleiden (tav opleidingsinstituten en academies bij de Rijksdienst)

Brief d.d. 16 juni 2014 inzake Ontwikkelingen tav opleidingsinstituten en academies bij de Rijksdienst

De Tweede Kamer wordt in mei 2015 geïnformeerd door middel van de Jaarrapportage bedrijfsvoering rijk 2014.

De Minister zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ter Horst (PvdA), toe een wetenschappelijke evaluatie van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek te laten verrichten, startend dit jaar en gericht op de beantwoording van de in het debat genoemde vragen, en de uitkomsten daarvan met de Kamer te delen (T01896)

Kamerdebat 08-04-2014

33 797 Wet uitbreiding wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek

De wetenschappelijke evaluatie is gestart. Naar verwachting zal het onderzoek eerste kwartaal 2015 gereed zijn, waarna de Eerste Kamer geïnformeerd zal worden.

De Minister zegt toe (bij de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2014) de Tweede Kamer te informeren over de inzet van medewerkers in de lage loonschalen binnen het Rijk

Brief d.d. 23-06-2014 inzake Uitwerking inbesteding schoonmaakwerkzaamheden

De Tweede Kamer wordt in mei 2015 geïnformeerd door middel van de Jaarrapportage bedrijfsvoering rijk 2014.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over de Ministeriële regeling over zorgplicht, als deze wordt toegepast

Kamerdebat 03-03-2014 Uitbreiding wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, Woningwet, Huisvestingswet

De Tweede Kamer wordt uiterlijk najaar 2015 geïnformeerd over de Ministeriele regeling zorgplicht als deze wordt toegepast.

De Minister zegt toe de voorstellen inzake wet- en regelgeving (verbetersuggesties goed functioneren VvE’s) in 2014 nader uit te werken en in 2015 aan de Tweede Kamer voor te leggen/te informeren

Brief d.d.12-06-2014 inzake Verbetering functioneren VvE’s

De Tweede Kamer wordt eind 2015 geïnformeerd.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over de uitkomsten van pilots in het kader van de WIZ (wooninvesteringszone) ikv verbeteren functioneren VvE

Kamerdebat 27-03-2013

Evaluatie Wet overleg huurders verhuurder en functioneren VVE’s

Het kabinet onderzoekt aan de hand van een aantal experimenten de investeringsbereidheid van bewoners voor het realiseren van collectieve doelen. Na afronding van de experimenten (2015) wordt bekeken of het bestaande instrumentarium al dan niet tekortschiet en of, analoog aan de Bedrijven Investeringszones (BIZ), een wettelijke basis gerealiseerd moet worden. De Tweede Kamer wordt daarover eind 2015 geïnformeerd.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te zijner tijd te informeren over de resultaten van de evaluatie (uitwisseling topmanagers BZ en ABD)

Brief d.d. 13-12-2013 inzake Uitwerking zinsnede regeer-akkoord «De Dienst Buitenlandse Zaken gaat per 1 januari 2013 vallen onder de Algemene Bestuursdienst»

Conform afspraak wordt momenteel gewerkt aan de uitwisseling tussen topmanagers van BZ en ABD. Na twee jaar vindt de evaluatie plaats. De Tweede Kamer wordt medio 2015 geïnformeerd over de resultaten van de evaluatie.

De Minister zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Duivesteijn (PvdA), Van Boxtel (D66) en Kuiper (CU), toe de werking van de verhuurderheffing al na twee jaar fundamenteel te evalueren en, indien de effecten negatief zijn, deze effecten zo veel mogelijk te beperken door eventuele verlaging van het tarief van de heffing per 2017 of door verdere opties ten aanzien van de voeding van een investeringsfonds (T01831)

Kamerdebat 17-12-2013

Wet maatregelen woningmarkt 2014

De evaluatie van de verhuurderheffing zal in de eerste helft van 2016 aan de Eerste en Tweede Kamer worden gezonden.

De Minister zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Duivesteijn (PvdA), Essers (CDA), Kuiper (ChristenUnie), Ruers (SP) en De Boer (GroenLinks), toe dat het kabinet vanaf 1 januari 2014 de ervaringen met de investeringsaftrek bedoeld voor gerichte investeringen actief zal volgen, en tegelijk de mogelijkheden zal onderzoeken voor het instellen van een investeringsfonds gericht op de woningmarkt, mochten de ervaringen met de investeringsaftrek aanleiding geven om tot een dergelijke herziening van het instrumentarium te komen (T01833)

Kamerdebat 17-12-2013

Wet maatregelen woningmarkt 2014

In de evaluatie van de verhuurderheffing die in de eerste helft van 2016 aan de Eerste en Tweede Kamer wordt gezonden, zal ook ingegaan worden op de ervaringen met de investeringsaftrek en mogelijke alternatieven.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over nieuwe monitoring in 2016 van de afname CO-melders bij open verbrandingstoestellen (WoON 2016), waarbij ook inzichtelijk wordt hoe de afname verloopt in de particuliere huursector versus de sociale huursector

Brief d.d. 28-08-2013 inzake Toezeggingen bouwregelgeving en brandveiligheid

De Tweede Kamer wordt medio 2016 geïnformeerd.

De Minister zegt toe de evaluatie van de wet (deel verhuurderheffing) voor 1 januari 2017 aan de Tweede Kamer te zenden. (Daarbij ook aandacht voor onderscheid commerciële verhuurders en corporaties.)

Kamerdebat 07-11-2013 Wetsvoorstel maatregelen woningmarkt

De evaluatie van de verhuurderheffing zal in de eerste helft van 2016 aan de Eerste en Tweede Kamer worden gezonden.

De Minister zegt de Tweede Kamer toe t.z.t. evaluatie toepassing Wbmgp (betreft de 5-jaarsevaluatie) toe te zenden

Kamerdebat 03-03-2014 Uitbreiding wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, Woningwet, Huisvestingswet

De Tweede Kamer wordt in 2019 geïnformeerd over de toepassing van de Wbmgp.

B.2 Afgedane toezeggingen

Omschrijving toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

De Minister zegt toe de stand van zaken actieplan studentenhuisvesting (eind 2012) aan de Tweede Kamer toe te zenden (zoals gepland)

Kamerdebat 27-03-2012

Woningbouw

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 5 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 33 104 nr. 4)

De Minister zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden De Boer (GroenLinks), Duivesteijn (PvdA), Kuiper (ChristenUnie) en De Vries-Leggedoor (CDA), toe dat hij de samenhang zal schetsen tussen de verschillende wetsvoorstellen en andere voornemens op het terrein van het wonen en een samenhangende beleidsvisie hierover («woonnota») aan de Eerste Kamer aan zal bieden (T01669)

Kamerdebat 12-03-2013

33 330 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van een tweede categorie huishoudinkomens)

Afgedaan. De Eerste Kamer is op 28 juni 2013 per brief geïnformeerd (EK 2012–2013, 32 847 nr. G)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren (in mei) over het normenkader inzake de bedrijfslasten van woningcorporaties

Kamerdebat 25-04-2013 Toezicht woningcorporaties

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 7 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 29 453 nr. 318)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren (tegelijk met het wetsvoorstel) over de doorrekening van verschillende scenario’s om de verhuurderheffing te differentiëren (grootstedelijke gebieden, krimpgebieden, nieuwbouw, etc.)

Kamerdebat 13-03-2013 Afspraken woningmarkt

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 20 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 32 847 nr. 76)

De Minister zegt toe de eindplaat van alle regionale masterplannen met de Tweede Kamer te bespreken

Kamerdebat 04-07-2012 Compacte Rijksdienst/Overheidsdienstverlening

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 28 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 31 490 nr. 129)

De Minister zegt toe medio 2013 een samenhangend beeld te geven van de effecten in de kantorenlocaties en hoe daarbij invulling wordt gegeven aan de aangenomen moties

Brief d.d. 18-12-2012, kenmerk 2012–0000709352

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 28 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 31 490 nr. 128)

De Minister zegt toe met de drie noordelijke provincies te gaan spreken alvorens de implementatie plaatsvindt. Er zal met de provincies voor de verdere uitwerking overleg gepland worden. De Minister zal de Tweede Kamer op de hoogte stellen van de uitkomsten van dat overleg

Kamerdebat 11-10-2011 Mondelinge vraag van het lid HEIJNEN (PvdA) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het verlies van overheidsbanen in ondermeer Drenthe (Volkskrant, 7 oktober 2011)

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 28 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 31 490 nr. 129)

De Minister zegt toe samen met de Minister van Financiën de Tweede Kamer te informeren (in de eerste helft van 2013) inzake positie flexwerkers en ZZP-ers op de woningmarkt

Kamerdebat 20-12-2012 Begroting Wonen en Rijksdienst

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 17 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 32 847 nr. 75)

De Minister zegt toe (voor het zomerreces) een integraal totaalbeeld naar de Tweede Kamer te zenden waarin de beelden van defensie en V&J zijn geïntegreerd. Het totaalbeeld geeft ondermeer de regionale werkgelegenheidseffecten

Kamerdebat 05-02-2013 Rijkshuisvesting en rijksvastgoed

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 28 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 31 490 nr. 128)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer (rond de zomer) het Actieplan ouderenhuisvesting toe te zenden (conform planning)

Kamerdebat 27-03-2012 Woningbouw

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 6 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 29 389 nr. 54)

Voorkomen moet worden dat de krimp van de rijksoverheid disproportioneel neerslaat in sommige regio’s. Daartoe worden de personele effecten bijgehouden

Brief d.d. 17-12-2012, kenmerk 2012-0000745523

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 28 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 31 490 nr. 128)

De Minister zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Boer (GroenLinks), toe deze vraag over het deel van de huurwoningen in de gereguleerde sector waarvoor geldt dat huurverhoging tot 5,5% van de WOZ-waarde een lagere maximale huur oplevert dan de maximaal redelijke huur volgens het woningwaarderingsstelsel, schriftelijk te beantwoorden bij de behandeling van de verhuurderheffing (T01674)

Kamerdebat 12-03-2013

33 330 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van een tweede categorie huishoudinkomens)

Afgedaan. De Eerste Kamer is op 20 juni 2013 per brief geïnformeerd (EK 2012–2013, 32 847 nr. E).

De Minister zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Boer (GroenLinks) over het moment van huurverlaging, toe deze vraag schriftelijk te beantwoorden (T01673)

Kamerdebat 12-03-2013

33 330 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van een tweede categorie huishoudinkomens)

Afgedaan. De Eerste Kamer is op 17 juni 2013 per brief geïnformeerd (EK 2012–2013, 33 330 nr. H)

De Minister zegt, naar aanleiding van een opmerking van het lid Duivesteijn (PvdA), toe om in de vormgeving van de verhuurderheffing te kijken of er investeringsprikkels in geweven kunnen worden (T01672)

Kamerdebat 12-03-2013

33 330 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van een tweede categorie huishoudinkomens)

Afgedaan. De Eerste Kamer is op 20 juni 2013 per brief geïnformeerd (EK 2012–2013, 32 847 nr. E).

De Minister zegt toe de (voor het zomerreces) de Leefbaarometer aan de Tweede Kamer toe te zenden

Kamerdebat 06-06-2013 Woononderzoek Nederland 2012

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 24 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 30 995, nr. 94)

De Minister zegt toe (voor het zomerreces 2013) het rapport over scheefwonen aan de Eerste Kamer toe te zenden

Kamerdebat 02-07-2013 Wijziging wet verhuurderheffing (33 407)

Afgedaan. De Eerste Kamer is op 4 juli 2013 per brief geïnformeerd (EK 2012–2013, 33 129 nr. K)

De Minister zegt toe (voor de zomer) een voortgangsbericht over het overleg met institutionele belegger over betrokkenheid bij hypotheekfinanciering aan de Tweede Kamer toe te zenden

Kamerdebat 06-06-2013 Woononderzoek Nederland 2012

Afgedaan. Antwoordbrief is verzonden door Minister EZ, namens Minister W&R, d.d. 23 september 2013

De Minister zegt toe – nu de evaluatie totstandkomingsproces Bouwbesluit 2012 is afgerond – de Tweede Kamer te informeren over de resultaten evaluatie, inclusief de beleidsreactie

Brief d.d. 16-05-2013 stand van zaken toezeggingen en moties bouwregelgeving, energiebesparing en brandveiligheid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 25 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 32 757 nr. 72)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer schriftelijk te informeren inzake: 1. Hoe zit het met basisrenteleningen (wat mag wel, wat niet en waarom?) 2. Hoe zit het precies met de mogelijkheden voor corporaties om samen te werken met beleggers aan de hand van het voorbeeld van Wooncompas op Katendrecht. 3. De wens van het lid Jansen (SP) om een centraal register voor nevenfuncties van RvC-ers (en bestuurders?) in te richten

Kamerdebat 07-03-2013 Woningcorporaties

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 26 maart en 7 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 29 453 nrs. 302 en 318)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over de mogelijkheden om te komen tot een bredere interpretatie van de Europese richtlijn met betrekking tot het lage btw-tarief voor transformatie van kantoren naar woningen

Kamerdebat 13-03-2013 Afspraken woningmarkt

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 20 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 32 847 nr. 76)

De Minister wint informatie in over hoeveel gebruik is gemaakt van de ruimte tot 1 april als het gaat om de aflossing van bestaande hypotheken en informeert de Tweede Kamer daarover

Kamerdebat 10-04-2013- Problematiek koopmarkt

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 28 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 32 847 nr. 79)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer schriftelijk te informeren over de borgstelling van het WSW en de openeinderegeling

Kamerdebat 25-04-2013 Toezicht woningcorporaties

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 7 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 29 453 nr. 318)

De Minister zegt toe een brief aan de Tweede Kamer te zenden over de locatie van de meldkamer in Noord-Holland en de gedane toezeggingen aan Alkmaar, i.o.m. Minister van V&J

Kamerdebat 03-07-2013 Rijkshuisvesting

Afgedaan. Antwoordbrief is verzonden door Minister VenJ, d.d. 3 juli 2013 (TK 2012–2013, 29 517 nr. 72)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer het TNO (vervolg)onderzoek inzake PUR-isolatie te zijner tijd met de zienswijze Minister toe te zenden

Kamerdebat 23-05-2013 Bouwregelgeving, energiebesparing en brandveiligheid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 30 augustus 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 32 757 nr. 78)

De Minister zegt toe – indien mogelijk voor het VAO – de KCAF-punten te beantwoorden en toe te zenden aan de Tweede Kamer

Kamerdebat 23-05-2013 Bouwregelgeving, energiebesparing en brandveiligheid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 4 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 32 757 nr. 69)

De Minister zegt toe de antwoorden op de vragen over kosten rapporten duurzaamheid en hoeveel ambtenaren hieraan hebben gewerkt schriftelijk aan de Tweede Kamer te doen toekomen

Kamerdebat 23-05-2013 Bouwregelgeving, energiebesparing en brandveiligheid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 4 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 32 757 nr. 69)

De Minister zegt toe nadat het gesprek met EU-Commissaris Oettinger heeft plaatsgevonden de Tweede Kamer te informeren

Kamerdebat 23-05-2013 Bouwregelgeving, energiebesparing en brandveiligheid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 3 juli 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 32 757 nr. 74)

De Minister zegt toe de reactie op het RIGO-rapport over kostenoptimaliteit (verplichting van de EC, artikel 5 EPBD) aan de Tweede Kamer toe te zenden

Kamerdebat 23-05-2013 Bouwregelgeving, energiebesparing en brandveiligheid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 4 juni 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 32 757 nr. 69)

De Minister zegt toe aan het lid Jansen (SP) een overzicht te sturen aan de Tweede Kamer van de ervaringen met bouwsparen in andere landen

Kamerdebat 28-05-2013

VAO Problematiek koop-woningmarkt

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 15 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 847 nr. 105)

De Minister zegt toe, in verband met versnelling van het proces, de Tweede Kamer deze zomer de rapporten van de twee hoogleraren professor Snijder en professor Polder toe te zenden

Kamerdebat 25-06-2013 Mondelinge vraag van het lid VAN VELDHOVEN (D66) aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst over het bericht «Door chloor aangetast staal in zwembad levensgevaarlijk» (AD.nl, 21 juni 2013)

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 2 oktober 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 28 325 nr. 152)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren (in september 2013) over de veiligheid van stalen ophangconstructies in zwembaden

Brief d.d. 28-08-2013 inzake toezeggingen bouwregelgeving en brandveiligheid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 2 oktober 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 28 325 nr. 152)

De Minister zegt toe een onderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid en afname van open verbrandingstoestellen in woningen (waaronder ook corporatiewoningen) en de Tweede Kamer daarover te informeren

Brief d.d. 01-11-2012 (TK 2012–2013, 32 757, nr. 46)

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 29 augustus 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 32 757 nr. 77)

De Minister zegt de Tweede Kamer toe onderzoek te doen naar fysieke toegankelijkheid in het Bouwbesluit 2012.

Kamerdebat 30-06-2011 Bouwbesluit 2012

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 28 augustus 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 32 757 nr. 77)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over buitenlandse banken, specifiek in relatie tot de discussie over restschuldproblematiek en executieveiling

Kamerdebat 10-04-2013 Problematiek koopmarkt

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 17 september 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 847 nr. 88)

De Minister zegt toe (in het voorjaar) te komen met voorstellen op het gebied van energiebesparing en de Tweede Kamer daarover te informeren (in het regeerakkoord is afgesproken op dit gebied green deals te sluiten.)

Kamerdebat 20-12-2012 Begroting Wonen en Rijksdienst

Afgedaan. Antwoordbrief is verzonden door Minister EZ, namens Minister W&R, d.d. 6 september 2013 (TK 2012–2013, 30 196 nr. 202)

De Minister zegt toe (zomer 2013) de Tweede Kamer te informeren over de concrete voortgang in de regio’s na het Bestuurlijk Overleg in juni

Kamerdebat 06-03-2013 Huisvesting EU arbeidsmigranten

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 1 oktober 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 29 407 nr. 176)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over de uitkomsten van de commissie Kroes (Alternatieve financieringsarrangementen woningmarkt) over vergroting betrokkenheid beleggers bij hypotheekverstrekking

Kamerdebat 10-04-2013 Problematiek koopmarkt

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 17 september 2013 geïnformeerd door de Minister van EZ, mede namens Minister W&R (TK 2013–2014, 33 746 nr. 1)

De Minister zegt toe – in overleg met zijn ambtgenoten van Defensie en V&J – na te gaan of er compenserende maatregelen in Friesland mogelijk zijn. De Tweede Kamer wordt daarover in zomer 2013 geïnformeerd

Kamerdebat 03-07-2013 Rijkshuisvesting

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 27 september 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 31 490 nr. 133)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer schriftelijk te informeren op de vragen van het lid Knops wat de Minister zal doen om het bewustzijn van brandveiligheid in de zorg te stimuleren (bewustwording van mensen in de bebouwde omgeving)

Kamerdebat 04-06-2013

VAO Bouwregelgeving, energiebesparing en brandveiligheid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 3 juli 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 32 757 nr. 75)

De Minister zal Tweede de Kamer nader informeren over het vraagstuk van studieschuld in relatie tot leenregels bij hypotheekverstrekking

Kamerdebat 06-06-2013 Woononderzoek Nederland 2012

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 10 juli 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 32 847 nr. 82)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over de resultaten met betrekking tot gesprek Aedes inzake complete aanpak (visitatie) voor sturing op bedrijfsvoering en de efficiëntie daarvan, temeer als daarbij ook gebruik kan worden gemaakt van geschikte benchmarks

Brief d.d. 07-06-2013 inzake Toezeggingen AO 7 maart, stresstest CFV en beleidsregels derivaten en herziening beleidsregels derivaten

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 14 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 29 453 nr. 334)

De Minister zegt toe met Aedes te overleggen om te bezien of corporaties in voorkomende gevallen in plaats van voor anti-kraak bewoning, willen kiezen voor verhuur onder regime van de Leegstandwet

Kamerdebat 20-03-2013 Wijziging van de Leegstandswet in verband met de verruiming van de mogelijkheden voor tijdelijke verhuur bij leegstand van gebouwen en woningen (33 436)

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 5 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 436 nr. 38)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer een kabinetsreactie toe te zenden inzake het rapport «Kosten Koper»

Kamerdebat 20 en 27 juni 2013 Tijdelijke Commissie Huizenprijzen

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 18 oktober 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 194 nr. 10)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer nader te informeren over – ontwikkeling van de WOZ-waarde in relatie tot de raming vd opbrengst van de verhuurderheffing, – het aandeel scheefwoners bij particuliere verhuurders, – gelijkheidsbeginsel bij bepaling wie heffingspichtig is (mn punt van de oudste eigenaar), – fraudebestendig maken van de heffing (mogelijke splitsing van het eigendom in eenheden van 10 of minder woningen), – een mogelijke alternatieve vormgeving van de terugsluis en – het budgettair beslag van de hypotheekrenteaftrek zoals weergegeven in bijlage V bij de Miljoenennota

Kamerdebat 28-10-2013

Wet maatregelen woningmarkt 2014

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 31 oktober 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 756 nr. 12)

De Minister zegt toe een overzicht van gemaakte kosten door de Belastingdienst, een overzicht van Aedes over de aantallen verhuurders die geen IAH gebruiken en een tussenstand van het aantal bezwaarschriften bij de DHC aan de Tweede Kamer te sturen

Kamerdebat 25-04-2013 Uitvoering inkomensafhankelijke huurverhoging

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 11 oktober 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 27 926 nr. 206)

De Minister zegt toe een voortgangsbericht inzake project Kroes (medio oktober) naar de Tweede Kamer te zenden

Kamerdebat 08-10-2013 Mondelinge vraag van het lid MONASCH (PvdA) aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst over het bericht dat er een toenemende interesse is bij internationale beleggers in de Nederlandse huurmarkt (Vastgoedmarkt.nl, 8 oktober 2013)

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 5 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 847 nr. 97)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer informatie over restschulden toe te zenden (termijn: voor het AO financiering van de koopmarkt)

Kamerdebat 28-10-2013

Wet maatregelen woningmarkt 2014

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 31 oktober 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 847 nr. 96)

De Minister zegt toe, navraag te doen bij collega Weekers, op welke wijze de intensiveringen bij de Belastingdienst in de masterplannen kantoorhuisvesting zijn opgenomen en de Tweede Kamer te informeren

Kamerdebat 03-07-2013 Rijkshuisvesting

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 4 juli 2013 per brief geïnformeerd (TK 2012–2013, 31 490 nr. 175)

De Minister zegt toe (voor de stemmingen) de Tweede Kamer schriftelijk te informeren over het amendement nr 22/23

Kamerdebat 07-11-2013 Wetsvoorstel maatregelen woningmarkt

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 11 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 756 nr. 28)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer schriftelijk te informeren over de juridische vraag over de erkenning van een indicatie in een andere gemeenten

Kamerdebat 03-10-2013 Ouderenhuisvesting

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 7 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 847 nr. 100)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer schriftelijk te informeren over de vraag of woningcorporaties verplicht zijn om het integrale aanbod openbaar te maken

Kamerdebat 03-10-2013 Ouderenhuisvesting

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 7 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 847 nr. 100)

De Minister zegt toe in de twee brieven aan de Tweede Kamer medio november 2013, waarin ingegaan wordt op de uitwerking van een aantal maatregelen met betrekking tot bouwregelgeving, daarbij ook de positie van de woonconsument en de regeldruk voor de bouwsector meegenomen zal worden. In de brief ook ingaan op de concrete voorstellen van de SGP (Rode Loper) voor extra regels om innovatie te bevorderen. Hierbij wordt onder andere het voorstel om de maximale tapwatertemperatuur van warm water te verlagen meegenomen

Kamerdebat 20-11-2013 Begroting Wonen en Rijksdienst

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 27 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 757 nr. 91 en 33 118 nr. 10)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren (uiterlijk 1 november 2013) over de regelgeving en procedures ogv ruimtelijke ordening, bouwkwaliteit, lokale verordeningen en milieueisen welke op verantwoorde manier kunnen worden versoepeld (laaghangend fruit)

Brief d.d. 28-08-2013 inzake Toezeggingen bouwregelgeving en brandveiligheid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 27 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 757 nr. 91)

De Minister zegt de Tweede Kamer toe, tijdens het AO over Energiebesparing op 5 december, terug te komen op een suggestie van GL over de mogelijkheden voor zonnepanelen op overheidsgebouwen

Kamerdebat 28-10-2013

Wet maatregelen woningmarkt 2014

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 2 december 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 30 196 nr. 227)

De Minister zal de Tweede Kamer (na de zomer) – zoals eerder afgesproken – zijn visie over leefbaarheid in de achterstandswijken toezenden

Kamerdebat 06-06-2013 Woononderzoek Nederland 2012

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 20 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 30 995 nr. 106)

In een volgend onderzoek naar maatschappelijk rendement wordt gekeken of verhuurders de huur structureel verlagen na een uitspraak van de Huurcommissie

Kamerdebat 19-11-2009

Wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (instelling van een landelijke huurcommissie (31 903)

Afgedaan. Toezegging wordt meegenomen in het reguliere BZK-beleid.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer (eind 2013) te informeren over de gemaakte afspraken in de regio’s en over de vervolgafspraken inzake de voortgang huisvesting EU-arbeidsmigranten

Brief d.d. 01-10-2013 inzake Voortgang huisvesting EU-arbeidsmigranten

Afgedaan. De Minister heeft de toezegging tijdens het AO op 12 december 2013 mondeling beantwoord.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer nader te informeren n.a.v. de casus PGGM/Engeland over lessen en wat dit betekent voor investering- en obligatiefonds

Kamerdebat 18-09-2013 Studentenhuisvesting

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 11 december per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 104 nr. 6)

De Minister zegt toe (in november) de Tweede Kamer te informeren over de 400 miljoen maatregel voor sociale huurwoningen met aandacht voor monitoring en borging

Kamerdebat 02-10-2013 Hoofdlijnendebat over het Energieakkoord

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 15 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 30 196 nr. 223)

De Minister zegt toe wanneer jurisprudentie over contrasterende werking van huurrecht met betrekking tot woonruimte en bedrijfsruimte wordt ontvangen de Tweede Kamer zal informeren (najaar 2013)

Kamerdebat 03-10-2013 Ouderenhuisvesting

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 8 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 847 nr. 100).

De Minister zegt toe (voor einde van het jaar) de Tweede Kamer informatie over de communicatie rondom de hypotheek-renteaftrek toe te zenden (de wijze van communicatie over de eigen-woningregeling)

Kamerdebat 28-10-2013

Wet maatregelen woningmarkt 2014

Afgedaan. De Eerste- en Tweede Kamer zijn op 13 december 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 819 nr. 6)

De Minister zegt toe (medio december) de Tweede Kamer te informeren over benchmark bedrijfslasten corporaties. (Hierbij wordt ook ingaan op monitoring van toegezegde efficiencyverbetering.)

Kamerdebat 28-10-2013

Wet maatregelen woningmarkt 2014

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 14 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 29 453 nr. 334)

De Minister zegt toe ikv op te richten revolverend fonds voor energiebesparende maatregelen in woningen de Eerste Kamer en de Tweede Kamer te informeren (eind 2013) over de aan te brengen noodzakelijke eigen structuur van de doelgroepen eigenaar-bewoners en verhuurders

Brief d.d. 19-10-2013 inzake stand van zaken revolverend fonds energiebesparing en oprichting stichting Nationaal Energiebespaarfonds

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 15 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 30 196 nr. 223)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren (december 2013) over de huuropbrengsten verdeeld over de drie inkomens-groepen

Kamerdebat 31-10-2013 Huurbeleid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 10 december 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 27 926 nr. 211)

In overleg met de Minister van Justitie worden de door kamerleden voorgestelde maatregelen om huisjesmelkers aan te pakken, evenals de door wethouder Karakuz voorgestelde maatregelen, bezien op hun juridische haalbaarheid en beleidsmatige effectiviteit

Kamerdebat 10-03-2011

Onrechtmatige bewoning en huisjesmelkers

Afgedaan. Met indiening van het wetsvoorstel Versterking handhavings-instrumentarium Woningwet d.d. 13 november 2013 is de toezegging afgedaan.

De Minister zegt toe opnieuw met de banken te overleggen over het feit dat de banken slechts twee bemiddelingsbureaus accepteren bij tijdelijke verhuur van te koop staande woningen

Kamerdebat 20-03-2013 Wijziging van de Leegstandswet in verband met de verruiming van de mogelijkheden voor tijdelijke verhuur bij leegstand van gebouwen en woningen (33 436)

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 5 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 436 nr. 38)

De Minister zegt toe met de VNG te overleggen over de uiteenlopende leges die gemeenten voor vergunningen in het kader van de Leegstandwet rekenen

Kamerdebat 20-03-2013

Wijziging van de Leegstandswet in verband met de verruiming van de mogelijkheden voor tijdelijke verhuur bij leegstand van gebouwen en woningen (33 436) re- en dupliek (2e termijn)

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 5 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 436 nr. 38)

De Minister zegt toe in de loop van 2013 een evaluatie naar de Tweede Kamer te zenden (stand van zaken en eventuele verbeterpunten) inzake proces mbt uitvoering huurverhogingen

Kamerdebat 09-04-2013 Kamerdebat 09-04-2013

Mondelinge vraag van het lid PAULUS JANSEN (SP) aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst over corporaties die moeite hebben met de uitvoering van de huurverhogingen (Nos.nl, 5 april 2013)

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 11 oktober 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 27 926 nr. 206)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren (in het najaar 2013) over het (herhaalde) onderzoek van de ILT over de betrouwbaarheid van energielabels bij utiliteitsbouw in de komende maanden om te beoordelen of de reproduceerbaarheid van de opname van het label het afgelopen jaar is toegenomen

Brief d.d. 19-03-2013 inzake Aanbieding rapporten energiebesparing gebouwde omgeving

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 15 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 30 196 nr. 223)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over de mogelijkheden die onderzocht worden voor de uitwerking van de aanbeveling «Een beleidskader voor het volkshuisvestelijk toezicht»

Brief d.d. 26-03-2013 inzake Beleidsreactie op rapport Commissie Hoekstra

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 10 september 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 29 453 nr. 329)

De Minister zegt toe, met betrekking tot verankering Bouwbesluit, de Tweede Kamer te informeren over het rapport van het Normalisatie-instituut

Kamerdebat 25-06-2013 Mondelinge vraag van het lid VAN VELDHOVEN (D66) aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst over het bericht «Door chloor aangetast staal in zwembad levensgevaarlijk» (AD.nl, 21 juni 2013)

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 2 oktober 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 28 325 nr. 152)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer schriftelijk te informeren over de transparantie van inspectierapporten (de verbetering daarvan)

Kamerdebat 25-06-2013 Mondelinge vraag van het lid VAN VELDHOVEN (D66) aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst over het bericht «Door chloor aangetast staal in zwembad levensgevaarlijk» (AD.nl, 21 juni 2013)

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 2 oktober 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 28 325 nr. 152).

De Minister zegt toe (in het najaar 2013) een brief te zenden aan de Tweede Kamer met een nieuwe tussenstand van de startersleningen

Kamerdebat 19-06-2013 Jaarverslag Ministerie Binnenlandse Zaken 2012 onderdeel Wonen en Rijksdienst

Afgedaan. De Tweede Kamer is geïnformeerd bij de beantwoording van de begrotingsvragen d.d. 20 november 2013 (2013-0000700370)

De Minister zegt toe een publicatie over ontwikkeling van de woonlasten aan de Tweede Kamer toe te zenden (najaar 2013)

Kamerdebat 06-06-2013 Woononderzoek Nederland 2012

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 15 oktober 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 847 nr. 90)

De Minister zegt toe (dit najaar) de Tweede Kamer het stelsel vereenvoudiging bouwregelgeving toe te zenden (hierbij zal ook worden betrokken 80% bouwwerken)

Kamerdebat 23-05-2013 Bouwregelgeving, energiebesparing en brandveiligheid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 27 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 757 nr. 91)

De Minister zegt toe – naar verwachting – de Tweede Kamer eind van dit jaar (2013) een tussentijdse stand van zaken te sturen over de vereenvoudiging van het energielabel voor woningen

Brief d.d. 29-08-2013 inzake Voortgang van het wetsvoorstel ter implementatie van de herziene EPBD

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 15 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 30 196 nr. 223)

De Minister zegt toe (najaar 2013) het plan van aanpak van de invulling van de lage loonschalen naar de Tweede Kamer te zenden

Kamerdebat 03-07-2013 Rijkshuisvesting

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 11 oktober 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 31 490 nr. 134)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer (najaar 2013) te informeren over verzekerde garantie en geeft daarbij ook de mogelijkheden omgevingsrechten houdbaarheid onderzoek aan

Kamerdebat 12-09-2013 Bouwregelgeving en brandveiligheid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 27 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 118 nr. 10)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over casus voormalig Belastingkantoor Utrecht

Kamerdebat 18-09-2013 Studentenhuisvesting

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 11 december 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 104 nr. 6)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer de knelpuntenbrief Omgevingswet (waarin o.a. verlaging afmetingseisen) toe te zenden

Kamerdebat 18-09-2013 Studentenhuisvesting

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 27 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 118 nr. 10)

De Minister zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Ester (CU), toe rekening te houden met door de heer Ester genoemde criteria voor de uitwerking van de verhuurderheffing (T01739)

Kamerdebat 18-12-2012 Behandeling belastingplan antwoord regering + re- en dupliek

Afgedaan. Het betreffende wetsvoorstel is op 17 september aan de Tweede Kamer gezonden en in december 2013 aangenomen.

De Minister zegt toe de Tweede Kamer schriftelijk te informeren op vragen van het lid Jansen (SP) op het RIGO-rapport «Kostenoptimaliteit volgens Europese regels bekeken»

Kamerdebat 12-09-2013 Bouwregelgeving en brandveiligheid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 14 oktober 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 757 nr. 90)

De Minister zegt toe zodra de cijfers over de productie van corporaties bekend zijn deze naar de Tweede Kamer te sturen (doorrekening CFV effecten van de verhuurderheffing)

Kamerdebat 19-09-2013 Actieagenda Bouw

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 28 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 29 453 nr. 337)

Het kabinet/de Minister is bereid bij de behandeling van het Belastingplan te praten over verlenging van de het lage BTW-tarief voor de bouw (onderhoud/renovatie en ombouwen van kantoren) in relatie tot de dekking

Kamerdebat 26-09-2013 Algemene Politieke Beschouwingen

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 11 oktober 2013 per brief door Staatssecretaris van Financiën geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 750 nr. 19)

Het kabinet/de Minister is bereid samen te werken met het CDA over het actieplan restschulden

Kamerdebat 26-09-2013 Algemene Politieke Beschouwingen

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 2 april 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 847 nr. 118)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer binnenkort te informeren over de motie-Albert de Vries over het voorkomen dat sommige provincies onevenredig worden getroffen door de taakstelling op de Rijksdiensten (is MR-besluit 27 september 2013)

Kamerdebat 26-09-2013 Algemene Politieke Beschouwingen

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 27 september 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 31 490 nr. 133)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over opties om woningcorporaties tot efficiënter opereren te prikkelen, onder meer door de toepassing van risicodifferentiatie door het WSW

Kamerdebat 25-04-2013 Toezicht woningcorporaties

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 14 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 29 453 nr. 334)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer schriftelijk te informeren naar aanleiding van suggesties D66 inzake energiebesparing in de gebouwde omgeving

Kamerdebat 02-10-2013 Hoofdlijnendebat over het Energieakkoord

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 15 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 30 196 nr. 223)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer de geordende en geaggregeerde tabellen toe te sturen die zijn gebruikt om tot het voorstel tot de aanpassing van het woningwaarderingsstelsel te komen

Kamerdebat 17-10-2013 Modernisering Woningwaarderingsstelsel

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 21 oktober 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 847 nr. 92)

De Minister heeft toegezegd de WWS-varianten door te rekenen die door de Tweede Kamer zullen worden gevraagd. Dit wordt afgestemd met de betrokken partijen en de Tweede Kamer wordt vóór de jaarwisseling geïnformeerd.

Kamerdebat 12-11-2013 Woningwaarderingstelsel tweede termijn

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 18 februari 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 847 nr. 115)

De Minister zegt de Tweede Kamer een (aanvullende) brief toe aangaande de discussie over de zeven ton dat huiseigenaren geacht worden om zich aan de wet te houden

Kamerdebat 28-01-2014 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte in verband met de modernisering en vereenvoudiging van de werkwijze van de huurcommissie (33 698)

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 10 februari 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 698, nr. 12)

De Tweede Kamer wordt geinformeerd over de stand van zaken van de brandveiligheid van studentenhuisvesting naar aanleiding van nieuw onderzoek door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)

Kamerdebat 12-11-2009 Bouwregelgeving en brandveiligheid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 17 februari 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 28 325, nr. 153)

De Minister zegt toe (na de zomer 2013) de Tweede Kamer een beleidsreactie ter verbetering van de rechtspositie van woonbootbewoners ten aanzien van de ligplaats te doen toekomen (na bespreking rapport met aanbevelingen betrokken partijen)

Brief d.d. 21–05- 2013 inzake Aanbieding rapport «Vaste grond onder de voeten»

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 6 februari 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 730 nr. 17)

De Minister zegt de Tweede Kamer toe binnen 4 weken een overzicht te sturen van de 30 corporaties die volgens het CFV een lagere solvabiliteit dan 15% hebben en de corporaties die onder verscherpt toezicht zijn gesteld

Kamerdebat 05-02-2014 Woningcorporaties

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 5 maart 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 29 453 nr. 345)

De Minister zegt de Tweede Kamer toe (vóór donderdag 6 maart) een schriftelijke reactie te sturen op amendement SGP op Woningwet over aanpassing Opiumwet art. 13b (criteria voor sluiten pand uitbreiden met voorbereidende handelingen/deelactiviteiten i.v.m. hennepteelt)

Kamerdebat 03-03-2014- Uitbreiding wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, Woningwet, Huisvestingswet

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 6 maart 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 798 nr. 11)

De Minister zegt de Tweede Kamer toe (vóór donderdag 6 maart as) de uitwerking verhuurverbod via Wet economische delicten (voor de stemmingen wijziging Woningwet); evt. aanpassen amendement i.o.m. BZK toe te zenden

Kamerdebat 03-03-2014 Uitbreiding wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, Woningwet, Huisvestingswet

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 6 maart 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 798 nr. 11)

De Minister zegt toe de rapportage inzake de RIGO-variant samen met de beleidsreactie daarop toe te zenden aan de Tweede Kamer

Kamerdebat 12-11-2013 Woningwaarderingstelsel tweede termijn

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 2 december 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 847 nr. 109)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over de mogelijkheid tot behoud van 200 banen bij de Belastingdienst in Heerlen

Kamerdebat 14-11-2013 Masterplan Rijkshuisvesting en Hervormingsagenda Rijksdienst

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 18 december 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 31 066 nr. 187)

De Minister zegt toe het bestaan van «dure scheefheid» verder te onderzoeken en de Tweede Kamer daarover te informeren

Kamerdebat 19-11-2013 Huurbeleid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 21 maart 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 27 926 nr. 216)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren (voor begrotingsbehandeling Wonen & Rijksdienst) over de stand van zaken rondom 30% vrouwen bij de ABD

Kamerdebat 14-11-2013 Masterplan Rijkshuisvesting en Hervormingsagenda Rijksdienst

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 18 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 30 420 nr. 203)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer een brief te sturen over de specifieke (paalrot) problematiek en zijn ervaringen van het werkbezoek aan Wormerveer

Kamerdebat 27-11-2013 Leefbaarheid achterstands-wijken

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 17 februari 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 30 136 nr. 37)

De Minister zegt toe de analyse over handelingsperspectieven – welke in januari 2014 gereed is voor gemeenten – naar de Tweede Kamer te zenden

Kamerdebat 12-12-2013 Huisvesting EU-arbeidsmigranten

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 28 februari 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 29 407 nr. 188)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren (eerste kwartaal 2014) over de wijziging adviesstelsel (lager aantal leden en het mogelijk samenvoegen van adviescolleges)

Kamerdebat 14-11-2013 Masterplan Rijkshuisvesting en Hervormingsagenda Rijksdienst

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 25 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 817 nr. 1 en 2)

De Minister zegt toe gegevens over aantal eigenaren-bewoners naar diverse kenmerken met een lager inkomen uit WoON-onderzoek aan de Tweede Kamer te zenden (1e kwartaal 2014)

Kamerdebat 31-10-2013 Huurbeleid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 19 maart 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 847 nr. 116)

De Minister zegt de Tweede Kamer toe (voor einde van het jaar) te rapporteren over AFW-II (investeren in corporatiebezit)

Kamerdebat 06-11-2013 Financiering woningmarkt

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 26 maart 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 847 nr. 117)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren (1e kwartaal 2014) over hoe de aanbeveling van de Nationale Ombudsman (huurder informeren over verstrekking inkomensindicatie) wordt opgevolgd

Kamerdebat 31-10-2013 Huurbeleid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 22 januari 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 27 926 nr. 213)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer nader te informeren met een uitgebreider overzicht over de effecten WOZ-waarde, tezamen met een voorstel voor aanpassing van de regelgeving

Brief d.d. 13-09-2013 inzake Modernisering van het woningwaarderingsstelsel

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 18 februari 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 847 nr. 115)

De Minister zegt toe / heeft het voornemen de Tweede Kamer (begin 2014) een actualisatie van de cijfers van nulmeting van de feitelijke aantallen en de gemiddelde omvang van de restschulden toe te zenden

Brief d.d. 28-03-2013 inzake «Nulmeting restschuld op eigen woning»

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 3 april 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 271 nr. 31)

De Minister zegt toe het overleg met de vereniging van zwembaden over de inspectierapporten binnen zes weken schriftelijk terug te koppelen aan de Tweede Kamer

Kamerdebat 19-02-2014 Bouwregelgeving en brandveiligheid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 25 april 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 28 325 nr. 154)

De Minister zegt toe – inzake de door de Kamer gevraagde varianten wordt op dit moment gekeken naar de door de Kamer aangegeven aspecten alsmede de randvoorwaarden uit het Woonakkoord – de resultaten van deze varianten in januari 2014 met partijen te kunnen bespreken en aansluitend deze doorrekeningen toe te zenden (met het standpunt van de partijen daarop)

Brief d.d. 29-11-2013 inzake toezending RIGO-rapport inzake aanpassing van het woningwaarderingsstelsel

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 18 februari 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 847 nr. 115)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer op korte termijn te informeren over de mogelijkheid of en hoe corporaties makkelijker een betrouwbare inkomenstoets kunnen overleggen door middel van een jaarlijkse inkomensverklaring van de werkgever met betrekking tot EU-arbeidsmigranten (i.p.v. een IB60 formulier)

Kamerdebat 12-12-2013 Huisvesting EU-arbeidsmigranten

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 28 februari 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 29 407 nr. 188)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over het wel of niet ratificeren van een vrijwillig protocol bij het 35 jaar geleden vastgestelde VN-verdrag voor economische en sociale rechten van de mens

Kamerdebat 12-12-2013 Huisvesting EU-arbeidsmigranten

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 28 februari 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 29 407 nr. 188)

De Minister maakt op korte termijn inzichtelijk hoe de regio’s scoren (vinkjes) op de 4 gestelde vragen mbt de bestuurlijke afspraken en zal de Tweede Kamer daarover informeren

Kamerdebat 12-12-2013 Huisvesting EU-arbeidsmigranten

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 28 februari 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 29 407 nr. 188)

De Minister zal de Tweede Kamer informeren of de resultaten van de inventarisatie naar asbest in Rijksgebouwen inzichtelijk zijn voor gebruikers

Kamerdebat 12–12- 2013

Externe Veiligheid/Handhaving

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 26 maart 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 25 834 nr. 86)

De Minister zegt toe (eind maart) een brief aan de Tweede Kamer te sturen met informatie over aantallen verhuurders die zich hebben aangemeld voor een account voor het aanvragen van inkomensindicaties voor de inkomensafhankelijke huurverhoging

Kamerdebat 13-02-2014 Uitvoering Inkomensafhankelijke huurverhoging

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 14 april 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 27 926 nr. 219)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren of er sprake is van dubbeltelling in relatie tot de ingekochte groene stroom certificaten uit Noorwegen

Kamerdebat 17-12-2013 Mondelinge vraag van het lid VAN VELDHOVEN (D66) aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst over het bericht «Groene stroom Rijk niet duurzaam» (Volkskrant, 13 december 2013)

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 16 april 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 31 239 nr. 175)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over de berekening van het prijskaartje van de inkoop van additionele groene stroom

Kamerdebat 17-12-2013 Mondelinge vraag van het lid VAN VELDHOVEN (D66) aan de Minister voor Wonen en Rijksdienst over het bericht «Groene stroom Rijk niet duurzaam» (Volkskrant, 13 december 2013)

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 16 april 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 31 239 nr. 175)

Het voorstel van CU met betrekking tot verruimen van de mogelijkheden van tijdelijke huurcontracten voor starters zal verder worden onderzocht. In dit onderzoek zullen ook te koop staande huurwoningen en de aanpak van woonoverlast worden meegenomen. (NB: CU houdt ruimte om zelf door te gaan met een initiatiefwet)

Kamerdebat 20-11-2013 Begroting Wonen en Rijksdienst

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 11 april 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 27 926 nr. 18)

De Minister zegt toe dit najaar een brede inventarisatie te doen naar behoeften aan vormen van tijdelijke verhuur en te bezien hoe deze in wet- en regelgeving te gaan verwerken en de Tweede Kamer daarover (begin 2014) te informeren

Brief d.d. 17-01-2012 inzake Tijdelijke verhuur

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 11 april 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 27 926 nr. 218)

De Minister gaat in gesprek met Fedec over de kwaliteit van energielabels in utiliteitsgebouwen en zal de Tweede Kamer hierover voor 1 april informeren (zie ook aangenomen motie SP Delphi-ID motie 200670).

Kamerdebat 18-12-2013 Energiebesparing gebouwde omgeving

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 31 maart 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 271 nr. 31)

De Minister streeft ernaar de Tweede Kamer (direct na het eerste kwartaal van 2014) te rapporteren over de aard en omvang van tijdelijke verhuur (De Minister is voornemens de hier aangegeven werkwijze in 2015 en 2016 te herhalen).

Brief d.d. 04-11-2013 inzake moties en toezeggingen inzake verruiming tijdelijke verhuur

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 16 mei 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 436 nr. 39)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer informatie over de regelgeving rond shortstay toe te zenden

Kamerdebat 18-09-2013 Studentenhuisvesting

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 11 april 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 27 926 nr. 218)

De Minister van Financiën (mede namens Minister W&R) zal het door de onderzoekscommissie ontworpen besliskader gebruiken als een checklist voor het tijdig en adequaat informeren van het parlement tijdens trajecten tot privatisering en verzelfstandiging (T01843)

Kamerdebat 21-01-2014

Rapport parlementair onderzoek privatisering verzelfstandiging overheidsdiensten

Afgedaan. Toezegging wordt meegenomen in het reguliere BZK-beleid.

Het kabinet zal bestaande instrument ter verbetering van beleid en regelgeving, waarvan er een aantal is verenigd in het Integraal Afwegingskader (IAK), eerder en consistenter in het beleidsproces toepassen en de uitkomsten daarvan explicieter in de politieke besluitvorming meewegen (T01845)

Kamerdebat 21-01-2014 Rapport parlementair onderzoek privatisering verzelfstandiging overheidsdiensten

Afgedaan. Toezegging wordt meegenomen in het reguliere BZK-beleid.

Het kabinet zal bij toekomstige besluiten tot privatiseringen zorgen voor monitoring, dit, om te kunnen beoordelen of eerdere verwachtingen worden gerealiseerd (T01846)

Kamerdebat 21-01-2014 Rapport parlementair onderzoek privatisering verzelfstandiging overheidsdiensten

Afgedaan. Toezegging wordt meegenomen in het reguliere BZK-beleid.

Het kabinet zal nulmetingen standaard bij nieuwe privatiseringen laten plaatsvinden (T01847)

Kamerdebat 21-01-2014 Rapport parlementair onderzoek privatisering verzelfstandiging overheidsdiensten

Afgedaan. Toezegging wordt meegenomen in het reguliere BZK-beleid.

Het kabinet zal meer duidelijkheid verschaffen over de invloed van EU-regelgeving op besluiten tot privatisering en verzelfstandiging (T01849)

Kamerdebat 21-01-2014 Rapport parlementair onderzoek privatisering verzelfstandiging overheidsdiensten

Afgedaan. Toezegging wordt meegenomen in het reguliere BZK-beleid.

Het kabinet zal, steeds aan het begin van een nieuwe kabinetsperiode, een overzicht van concrete voornemens tot privatisering/ver-zelfstandiging aan het parlement doen toekomen (T01850)

Kamerdebat 21-01-2014 Rapport parlementair onderzoek privatisering verzelfstandiging overheidsdiensten

Afgedaan. Toezegging wordt meegenomen in het reguliere BZK-beleid.

De Minister zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Postema (PvdA), toe haar een geactualiseerd overzicht van voorgenomen privatiseringen en verzelfstandigingen te sturen, inclusief de daarmee gemoeide publieke belangen (T01840)

Kamerdebat 21-01-2014 Rapport parlementair onderzoek privatisering verzelfstandiging overheidsdiensten

Afgedaan. De Eerste Kamer is op 24 april 2014 per brief geïnformeerd (EK 2013–2014, Kamerstuk C nr. P)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren (voor einde van dit jaar) over het verminderen van het aantal ZBO’s: reactie op rapport De Leeuw

Kamerdebat 14-11-2013 Masterplan Rijkshuisvesting en Hervormingsagenda Rijksdienst

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 13 mei 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 25 268 nr. 83)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren over de ontwikkeling van een dashboard voor het volgen van de voortgang op de Hervormingsagenda en op te nemen in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk. Het dashboard zal in ieder geval informatie – zo u wil «meters» – bevatten over: de ontwikkeling van de apparaatskosten van de departementen de ontwikkeling van de personeelsomvang van de departementen en de inhoudelijke voortgang van de verschillende deelprojecten de ontwikkeling van het aantal vierkante meter kantooroppervlak

Kamerdebat 14-11-2013 Masterplan Rijkshuisvesting en Hervormingsagenda Rijksdienst

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 21 mei 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 31 490 nr. 145)

De Minister zegt de Tweede Kamer toe nader te onderzoeken of de omvang van de grondposities van de corporaties in verhouding staat tot de bouwopgave en of corporaties risico’s lopen met hun grondposities gelet op de afwaardering hiervan en de Tweede Kamer op de hoogte te stellen van de uitkomsten

Kamerdebat 05-02-2014 Woningcorporaties

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 5 maart 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 29 453 nr. 345)

De Minister zegt de Tweede Kamer toe de experimenten/pilots die lopen rond flexibel huren en scheefwonen in kaart te brengen en dit te delen met de Tweede Kamer

Kamerdebat 05-02-2014 Woningcorporaties

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 21 maart 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 27 926 nr. 216)

De Minister zegt de Tweede Kamer toe (vóór de zomer) uit te zoeken wat het effect van huisvesting van statushouders/asielzoekers is op wachttijd voor een huurwoning en de Kamer daarover te informeren

Kamerdebat 03-03-2014 Uitbreiding wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, Woningwet, Huisvestingswet

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 3 april 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 271 nr. 31)

De Minister zegt toe met NVB en VNG te gaan praten over mogelijk verdere vereenvoudiging van de regelgeving bij tijdelijke verhuur

Kamerdebat 20-03-2013 Wijziging van de Leegstandswet in verband met de verruiming van de mogelijkheden voor tijdelijke verhuur bij leegstand van gebouwen en woningen (33 436) re- en dupliek

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 11 april 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 27 926 nr. 218)

De Minister zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schouwenaar (VVD), toe een kopie van zijn brief aan de Tweede Kamer over de wettelijke mogelijkheden en voor- en nadelen van tijdelijke huurcontracten ook aan de Eerste Kamer te sturen (T01830)

Kamerdebat 17-12-2013

Wet maatregelen woningmarkt 2014

Afgedaan. De Eerste Kamer is op 11 april 2014 per brief geïnformeerd (EK 2013–2014, 33 819 nr. L)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer te informeren (bij aanbieding van de novelle inzake het wetsvoorstel herziening Woningwet) over het opzetten van een inspectie of een andersoortig dienstonderdeel inzake het Volkshuisvestelijk toezicht

Brief d.d. 26-03-2013 inzake «Beleidsreactie op rapport Commissie Hoekstra»

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 2 december 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 29 453 nr. 338)

De Minister zegt de Tweede Kamer toe binnen enkele weken een brief te sturen over mogelijkheden voor tijdelijke huurcontracten

Kamerdebat 03-03-2014 Uitbreiding wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, Woningwet, Huisvestingswet

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 11 april 2014 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 27 926 nr. 218)

De Minister zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ter Horst (PvdA), toe zijn beslissingen op verzoeken van gemeenten om verlenging van de gebiedsaanwijzing aan de Kamer te melden (T01895)

Kamerdebat 08-04-2014

33 797 Wet uitbreiding wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek

Afgedaan. De Eerste- en Tweede Kamer zijn op 22 april 2014 per brief geïnformeerd (EK 2013–2014, 33 797 nr. D)

De Minister zegt toe de Tweede Kamer nader te informeren over de werkzaamheden en de resultaten van de Expertteams Eigenbouw en Kantoortransformatie

Kamerdebat 12-06-2013 Leegstand woningen en kantoren

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 23 september 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 30 420 nr. 203)

De Minister zegt toe (in het najaar van 2013) de Tweede Kamer een brief te sturen met voorstellen over het beoogde nieuwe stelstel voor private bouwplantoetsing, private kwaliteitsborging, aansprakelijkheid en versterking van de positie van de bouwconsument. Bij de brief zal de Minister ook een berekening toevoegen van de maatschappelijke kosten en baten van de beoogde wijzigingen van het stelsel

Brief d.d. 28-08-2013 inzake Toezeggingen bouwregelgeving en brandveiligheid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 27 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 32 757 nr. 91)

De Minister zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Thom de Graaf (D66), toe een notitie te schrijven over de Ministeriële verantwoordelijkheid bij zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) (T01839)

Kamerdebat 21-01-2014 Rapport parlementair onderzoek privatisering verzelfstandiging overheidsdiensten

Afgedaan. De Eerste Kamer is op 12 mei 2014 per brief geïnformeerd (EK 2013–2014, kamerstuk C nr. Q)

De Minister zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Bröcker (VVD), Ester (ChristenUnie), Flierman (CDA) en De Graaf (D66), toe het rapport van de commissie-De Leeuw over zelfstandige bestuursorganen naar de Kamer te sturen en de conclusies die het kabinet verbindt aan het rapport in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk aan de Kamer mee te delen (T01834)

Kamerdebat 21-01-2014 Rapport parlementair onderzoek privatisering verzelfstandiging overheidsdiensten

Afgedaan. De Eerste Kamer is op 13 mei 2014 per brief geïnformeerd (EK 2013–2014, Kamerstuk C nr. R)

De Minister zegt toe het onderzoek naar dure scheefwoners (wie zijn dat, willen zij verhuizen, zijn geschikte huurwoningen beschikbaar, kunnen ze verhuizen naar goedkopere woningen, etc.?) (start 1e kwartaal 2014, eerste resultaten in 2015) naar de Tweede Kamer te zenden

Kamerdebat 31-10-2013

Huurbeleid

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 21 maart 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 27 926 nr. 216)

De Minister zegt toe de voorliggende wijzigingen over drie jaar te evalueren

Kamerdebat 20-03-2013 Wijziging van de Leegstandswet in verband met de verruiming van de mogelijkheden voor tijdelijke verhuur bij leegstand van gebouwen en woningen (33 436)

Afgedaan. De Tweede Kamer is op 5 november 2013 per brief geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 436 nr. 38)

5.4 Subsidiebijlage

In deze bijlage wordt de subsidiedefinitie van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gebruikt. Volgens artikel 4.21 van de Awb wordt onder een subsidie verstaan: «De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.»

Volgens deze definitie worden niet als subsidies aangemerkt: de aanspraken op financiële middelen die worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld, en: de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.

Tabel Subsidies (Bedragen x € 1.000)

Begrotingsartikel

Naam subsidie(regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Aantal verleningen jaar 2013

Laatste evaluatie (jaartal) (met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie (regeling) (jaartal)

Woningmarkt

                       

1.1

Bevordering Eigen Woningbezit (BEW)

25.395

17.121

9.924

5.627

5.096

4.826

4.826

26.140

Evaluatie BEW 2009

Betreft betalingen op verplichtingen uit verleden.

2010

1.1

Beschikking geldelijke steun EW 84

4.299

4.527

5.262

5.482

5.313

5.313

5.313

3.379

nvt

Betreft betalingen op verplichtingen uit verleden.

2014

1.1

Startersleningen

30.000

0

0

0

0

0

0

3.085

nvt

Zie toelichting 1

2013

incidentele subsidieverstrekking

1.1

Experimenten en kennisoverdracht op het gebied van betaalbaarheid wonen 2

1.057

409

508

508

508

500

500

11

nvt

2015

2013

incidentele subsidieverstrekking

1.1

Woonconsumentenorganisaties (Stg. VAC-punt Wonen en Woonbond)2

1.220

1.221

1.121

1.071

971

971

971

2

nvt

2015

2017

1.2

Experimenten en kennisoverdracht wonen

3.589

1.879

1.801

1.801

1.801

1.801

1.801

7

nvt

2015

2017

Woonomgeving en bouw

     

2.1

Beleidsprogramma energiebesparing2

631

2.500

8.200

8.200

3.200

3.200

3.200

5

nvt

2015

2017

2.1

Beleidsprogramma bouwregelgeving2

1.592

600

600

600

600

600

600

8

nvt

2015

2017

2.1

Energiebesparing verhuurders

(Stimuleringsregeling energieprestatie huursector)

0

600

400

300

200

198.500

200.000

0

nvt

2020

2019

Nieuwe regeling per 1 juli 2014

2.1

Innovatieregelingen gebouwde omgeving 3

6.905

3.785

360

0

0

0

0

4

nvt

Wordt meegenomen in de beleidsdoorlichting 2014

2014

2.1

Revolverend fonds EGO3

0

75.000

35.000

0

0

0

0

0

nvt

2020

2019

2.1

Tijdelijke regeling blok voor blok

50

140

300

60

0

0

0

 

Evaluatierapportage blok voor blok 2014

nvt

2013

2.1

Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparende voorzieningen

3.427

5.000

0

0

0

0

0

0

nvt

De regeling is intern geevalueerd. Wordt verder meegenomen in de beleidsdoorlichting 2014.

2012

2.2

Beleidsprogramma woningbouw productie2

360

25

200

200

200

200

0

7

nvt

2015

2017

2.3

Experimenten en kennisoverdacht wonen

2.543

2.188

0

0

0

0

0

19

nvt

2015

2017

Kwaliteit Rijksdienst

       

3.1

Fysieke werkomgeving Rijk 4

298

0

0

0

0

0

0

2

Onderzoeksrap-portage 2011

zie toelichting4

2014

incidentele subsidieverstrekking

3.1

Subsidie A&O-fonds

3.400

3.400

3.400

3.400

3.400

3.400

3.400

1

Evaluatie A&O-fonds 2011

2016

2017

                         
   

84.766

118.395

67.076

27.249

21.289

219.311

220.611

       
X Noot
1

Jaarlijks wordt een rapport van bevindingen wordt opgesteld over de bestedingen van het startersbudget door de accountant.

Wanneer het volledige budget door SVn en gemeenten is beschikt, wordt een eindverantwoording opgesteld en gecontroleerd door de accountant.

Op welk termijn dit is kan nog niet bepaald worden. Evaluatie van de effectiviteit vindt plaats op gemeentelijk niveau.

X Noot
2

Subsidie wordt verstrekt obv subsidiebesluit Experimenten en kennisoverdracht wonen. Jaarlijks wordt aan de hand van beoordeling van activiteitenplan en begroting een beschikking opgesteld.

X Noot
3

Subsidieverzoeken worden incidenteel ingediend en vastgesteld.

X Noot
4

Omdat het hier gaat om incidentele subsidies die vallen onder het kaderbesluit BZK subsidies, zijn er geen afzonderlijke evaluatiemomenten voorzien. Beleidsevaluatie van het Kaderbesluit BZK subsidies wordt gepland voor 2018. Het Kaderbesluit BZK subsidies heeft geen einddatum. Hierbij de link naar het kaderbesluit BZK subsidies.

5.5 Evaluatie- en overig onderzoek

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

1a. Beleidsdoorlichtingen

         
 

Betaalbaarheid

1.1

2015

2015

 
 

Energiebesparing gebouwde omgeving en bouwkwaliteit

2.1

2014

2014

 
 

Voldoende woningbouw

2.2

2016

2016

 
 

Kwaliteit woonomgeving

2.3

2014

2014

 
 

Revolverend fonds

2.4

2020

2020

 
 

Kwaliteit Rijksdienst

3.1

2014

2014

 

1b. Effectenonderzoek Ex-post

         
 

Evaluatie Bouwbesluit 2012

2.1

2014

2015

 
 

Evaluatie Verordening Bouwproducten in Nederland

2.1

2014

2014

 
           

2. MKBA’s

         
 

MKB Effecten van Mogelijke Aanpassingen in Bouwbesluit

2.2

2012

2013

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/08/29/rapport-effecten-van-mogelijke-aanpassingen-in-bouwbesluit.html

 

MKB Toegankelijk, bezoekbaar, aanpasbaar»)

2.2

2012

2013

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2014/03/31/toegankelijk-bezoekbaar-aanpasbaar.html

 

MKBA Privatisering van kwaliteitsborging in de bouw»

2.2

2012

2013

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/09/23/mkba-privatisering-van-kwaliteitsborging-in-de-bouw.html

           

3. Overige onderzoeken

         
 

Evaluatie Verhuurderheffing

1.1

2016

2016

 
 

Evaluatie Huisvestingswet

1.1

2018

2019

 
 

Evaluatie Leegstandwet

1.1

2014

2015

 
 

Evaluatie Blok voor Blok

2.1

2014

2014

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2014/06/23/evaluatierapportage-blok-voor-blok.html

 

Onderzoek naar de bepalingsmethode voor het energieprestatiecertificaat

2.1

2012

2013

http://www.rvo.nl/sites/default/files/2014/01/Aanscherpingsstudie%20EPC%20woningbouw%20en%20utiliteitsbouw%202015.pdf

 

Evaluatie Stimuleringsregeling Energieprestatie verhuurders (STEP)

2.1

2019

2020

 
 

Evaluatie totstandkomingsproces bouwbesluit 2012

2.2

2012

2013

http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2013/06/25/kamerbrief-over-evaluatie-totstandkomingsproces-bouwbesluit-2012/kamerbrief-over-evaluatie-totstandkomingsproces-bouwbesluit-2012.pdf&rct=j&frm=1&q=&esrc=s&sa=U&ei=O_CrU-jtNIXHOZjvgIgD&ved=0CBsQFjAB&sig2=L8DKgb4cdbVMgn29QXqFxg&usg=AFQjCNF7d5ASJW--XDUS2uxBE3_FHONNyw

 

Naar een andere verdeling van verantwoordelijkheid in de bouw (Instituut voor Bouwrecht)

2.2

2012

2013

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/02/01/rapport-naar-een-andere-verdeling-van-verantwoordelijkheid-in-de-bouw.html

 

Quick Scan Autoriteit Private Kwaliteitsborging (Brinkgroep)

2.2

2012

2013

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/06/01/ruimte-voor-ambitie.html

 

Positie bouwconsument (Stichting Economisch Onderzoek)

2.2

2013

2013

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/09/01/positie-bouwconsument.html

 

Evaluatie Stelsel private kwaliteitsborging

2.2

2018

2019

 
 

Erkende technische oplossingen (Expertisecentrum regelgeving bouw)

2.2

2013

2013

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/11/29/rapport-erkende-technische-oplossingen.html

 

Eindgebruiker en opdrachtgever in de bouw: lessen uit het buitenland (Economisch Instituut voor de Bouw)

2.2

2013

2014

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2014/03/21/rapport-eindgebruiker-en-opdrachtgever-in-de-bouw.html

 

Eindmeting Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing

2.2

2014

2015

 
 

Aanvullende evaluatie Wet bijzondere maatregelen groot stedelijke problematiek

2.3

2014

2014

 
 

Evaluatie Kaderwet Adviescolleges

3

2015

2015

 
 

Audit Baseline Informatiehuishouding Rijk

3

2015

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29362–226.html

 

Evaluatie aanbestedingscirculaire

3.1

2014

2014

 
 

Audit invoering Digitaal Documentbeheer

3.1

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29362–156.html

 

Doorlichting agentschap P-Direkt

 

2014

2014

 
 

Doorlichting agentschap UBR

 

2014

2015

 
 

Doorlichting agentschap RVB

 

2018

2018

 
 

Doorlichting agentschap DHC

 

2014

2014

 
 

Evaluatie rijkshuisvestingsstelsel

6.1

2018

2018

 

X Noot
1

Met de voorziene inwerkingtreding van de novelle op de herzieningswet, zullen de taken van het huidige CFV onder ministeriële verantwoordelijkheid gebracht worden. De toezichttaken gaan uitgevoerd worden als rijksinspectie, en de sanering van de woningcorporaties kan worden gemandateerd aan het WSW.

X Noot
2

Per 1 juli 2014: € 265.000, per 1 juli 2015: € 245.000 en per 1 juli 2016: € 225.000.

X Noot
3

Conform tellingmethodiek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

X Noot
4

Projecten die nog niet zijn gegund, zijn nog onderhevig aan definitieve besluitvorming. Van deze projecten, kunnen vanwege marktoverwegingen geen bedragen worden genoemd.

Naar boven