31 239 Stimulering duurzame energieproductie

Nr. 175 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 april 2014

De Tweede Kamer heeft op 17 december in het vragenuur vragen gesteld over de inkoop van groene stroom door het Rijk (Handelingen II 2013/14, nr. 49, item 2). Ik heb bij de mondelinge beantwoording van een tweetal vragen toegezegd na te gaan:

  • of er sprake is van dubbeltelling in relatie tot de ingekochte groene stroom certificaten, en

  • wat de kosten zijn van de inkoop van additionele groene stroom.

Hieronder ga ik hierop in.

In het kader van het beleid duurzaam inkopen bestaat voor het Rijk de verplichting om 100% duurzame energie in te kopen (energie uit hernieuwbare bronnen). Dit geschiedt door middel van «Garanties van Oorsprong» (verder te noemen GvO’s). Dit zijn certificaten die garanderen dat er een hoeveelheid energie, gelijk aan het verbruik, duurzaam is opgewekt. De aanbesteding van GvO’s, door middel van een elektronische veiling, heeft tot doel gehad om het stroomverbruik van het Rijk van 2013 te vergroenen en is uitgevoerd conform het beleid duurzaam inkopen.

Dubbeltelling

Het systeem van GvO’s hernieuwbare elektriciteit is vastgelegd in de Richtlijn Hernieuwbare Energie (verder: de Richtlijn). Met een GvO hernieuwbare elektriciteit wordt aangetoond dat een bepaalde hoeveelheid elektriciteit op hernieuwbare wijze is opgewekt. De richtlijn stelt ook dat energie uit hernieuwbare bronnen waarvan de bijbehorende GvO afzonderlijk door de producent is verkocht, niet aan de afnemer zou mogen worden verstrekt of verkocht als energie uit hernieuwbare bronnen. Verder verplicht de Richtlijn lidstaten erop toe te zien dat er geen dubbeltellingen zijn voor dezelfde eenheid energie uit hernieuwbare bronnen.

Het GvO systeem is een «book and claim»-systeem. Dit wil zeggen dat daar waar de hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd (en dus op het openbare elektriciteitsnet gezet is), de GvO wordt uitgegeven. Wanneer een hoeveelheid elektriciteit als hernieuwbaar wordt geleverd, dan wordt de Garantie van Oorsprong afgeboekt. De GvO wordt uniek genummerd en bijgehouden in een gecentraliseerde database. De centrale instantie die de garanties van oorsprong uitgeeft, beheert en afboekt is door de Minister van Economische Zaken aangewezen (TenneT is aangewezen en heeft deze activiteiten ondergebracht in haar dochteronderneming CertiQ). Bij de tender 2013 heeft het Rijk GvO’s ingekocht die via het systeem van CertiQ zijn afgeboekt.

Inkoop groene stroom

Doelstelling van het kabinet is om tot meer opwekking van hernieuwbare energie in Nederland te komen. Daarvoor is beleid opgesteld en een Energieakkoord gesloten. Het Rijk levert via haar bedrijfsvoering een bijdrage aan deze kabinetsdoelstelling. Daarbij hanteert het Rijk een aanpak die breder is dan het vergroenen van stroomverbruik door het via een veiling inkopen van GvO’s.

Bij de elektronische veiling van 2013 is ten aanzien van 30% van het stroomverbruik van het Rijk gevraagd naar GvO’s die afkomstig zijn van «kleinschalige waterkracht en wind». Of er bij een volgende inkoop van GvO’s via een veiling wijzigingen in dit percentage wordt aangebracht, wordt nog bezien. Het aanbrengen van wijzigingen in deze verhouding is alleen relevant, mits een stimulans voor de realisatie van nieuwe duurzame opwekcapaciteit wordt verwacht. Het inkopen van GvO’s via een veiling brengt met zich mee dat het aanbestedingsrechtelijk niet is toegestaan te eisen dat de GvO’s afkomstig zijn van in Nederland opgewekte hernieuwbare energie. Daarnaast is er op dit moment binnen Europa sprake van een groter aanbod van GvO’s dan er vraag naar is. Hierdoor leidt het inkopen van GvO’s niet tot een impuls voor nieuwe opwekkingscapaciteit. Om deze reden zijn de kosten voor wijzigingen in de verhoudingen «grootschalig, kleinschalig en wind» niet in beeld gebracht.

Naast het beperken van het energieverbruik werkt het Rijk aan de volgende mogelijkheden:

  • Daar waar elektriciteitsgebruik van het Rijk kan samenvallen met de productie ervan, wordt een gebiedsgeoriënteerde aanpak onderzocht. Hiermee creëren Rijk en gemeenten ankerpunten voor de ontwikkeling van lokale, duurzame en kosteneffectieve energievoorzieningen. Inspanningen zijn gericht om daarvoor een repeteerbare (aanbestedings-)aanpak ontwikkelen, die aangevuld kan worden met niet-maatschappelijk vastgoed en betrokkenheid van andere (private) partijen. Deze aanpak wordt momenteel onderzocht op haalbaarheid en effectiviteit in de pilot «EnergieRijk Den Haag». De pilot EnergieRijk Den Haag richt zich op de ontwikkeling van een duurzame energievoorziening voor het gebied met overheidsgebouwen rond het station Den Haag Centraal.

  • Daar waar productie van duurzame elektriciteit en het gebruik ervan ruimtelijk gescheiden zijn, onderzoekt het Rijk welk aandeel de inzet van rijksvastgoed (grond, infrastructuur en gebouwen) kan leveren aan het behalen van de kabinetsdoelstelling voor duurzame energie in 2020. Denk bijvoorbeeld aan windmolens op gronden van het rijk. Onderzocht wordt of en op welke wijze het Rijk in dat kader afspraken kan maken met de ontwikkelende partijen gericht op het verkrijgen van de op dit areaal geproduceerde groene stroom voor de eigen bedrijfsvoering (in de vorm van de aldaar geproduceerde GvO’s).

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Naar boven