29 517 Veiligheidsregio’s

Nr. 72 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2013

Per brief van 20 februari 2012 (Kamerstuk 29 517, nr. 58) informeerde ik u op hoofdlijnen over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de afspraak uit het regeerakkoord Rutte I die betrekking had op de vorming van één landelijke meldkamerorganisatie (LMO). Mede namens de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), van Defensie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) breng ik u graag op de hoogte van de stand van zaken hieromtrent. Tevens bied ik u hierbij twee rapportages van door mij aan uw Kamer toegezegde onderzoeken aan Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer. Het betreft een risico analyse van de realisatie van de meldkamer voor Noord-Holland op Schiphol uitgevoerd door TNO en een financiële vergelijking van de meldkamerlocaties Schiphol, Alkmaar en Haarlem uitgevoerd door de Auditdienst Rijk.

Zoals ik u eerder heb gemeld is de afgelopen maanden intensief overleg gevoerd met betrokken partijen over de wijze waarop de transitie naar de LMO dient te worden vormgegeven. Inmiddels is met de vertegenwoordigers van alle betrokken partijen overeenstemming bereikt over het proces en zijn afspraken geformuleerd. Gelet op de wettelijke verantwoordelijkheid van de besturen veiligheidsregio’s voor de instelling en het in stand houden van een meldkamer en de wettelijke verantwoordelijkheid van de RAV’s en de korpschef voor de instandhouding van respectievelijk het ambulance- en het politiedeel van de meldkamer, is afgesproken dat het transitieakkoord nu formeel aan alle besturen wordt voorgelegd. Zelf zal ik met het oog op de consequenties voor de verschillende betrokken departementen het akkoord agenderen in de Ministerraad. Dit zal naar verwachting uiterlijk in september leiden tot de ondertekening van het transitieakkoord.

Transitieakkoord

De afspraken in het transitieakkoord gaan onder meer over de inrichting en positionering van en sturing op de LMO in de eindsituatie alsmede over de bijdrage die de betrokken partijen vanuit de eigen rol en verantwoordelijkheid in de transitiefase leveren aan de samenvoeging van meldkamers en de totstandkoming en werking van de LMO.

Eindsituatie LMO

Er komt een LMO met maximaal tien meldkamerlocaties, onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie. De LMO krijgt de volgende taken:

  • A – het beheer: dit betreft in ieder geval de huisvesting en bedrijfsvoering ten behoeve van de uitvoering van multi- en monomeldkamertaken, het multi- en beheerpersoneel, de multi-ICT inclusief de koppelvlakken met de monosystemen én multidisciplinaire landelijke protocollen en procedures ten behoeve van het meldkamerproces;

  • B – het verzorgen van de multidisciplinaire intake;

  • C – opschaling:

    • 1 – het organiseren van meldkamertaken ten behoeve van de multidisciplinaire opschaling onder verantwoordelijkheid van het gezag als onderdeel van de operationele hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Hieronder valt in ieder geval het genereren van een landelijk meldkamerbeeld en de multidisciplinaire informatievoorziening én

    • 2 – het faciliteren van monodisciplinaire opschaling binnen de meldkamer;

  • D – het bevorderen van de samenwerking binnen het meldkamerdomein.

Ik draag het in stand houden van de LMO op aan de korpschef van politie. Dit betekent dat de LMO beheersmatig wordt ondergebracht bij de politie. Met het oog op het multidisciplinaire karakter van het meldkamerdomein wordt een aparte sturing op de beleid- en beheercyclus voor de LMO uitgewerkt.

Financiële afspraken

In het transitieakkoord zijn afspraken vastgelegd over de structurele financiering van het meldkamerdomein, de transitiekosten en de bijdragen aan de taakstelling. Er wordt een «due diligence» commissie ingesteld die er op zal toezien dat de financiële transitie op een gepaste en zorgvuldige wijze verloopt.

Meldkamerlocaties

Tijdens het algemeen overleg inzake locatiebeleid VenJ van 13 maart jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 387) bestond over één meldkamerlocatie nog geen duidelijkheid. Inmiddels is het bestuurlijke overleg in Noord-Holland afgerond en kan ik u informeren dat ik het voornemen heb Haarlem aan te wijzen als meldkamerlocatie voor Noord-Holland naast de meldkamerlocatie Amsterdam-Amstelland. Dit besluit is mede gebaseerd op de twee onderzoeken ik u tijdens het AO op 13 maart heb toegezegd uit te laten voeren voorafgaande aan de definitieve besluitvorming omtrent de meldkamerlocatie voor Noord-Holland.

Ik heb een analyse van de veiligheidsrisico’s laten uitvoeren op de voorziene meldkamerlocatie Schiphol. De opdrachtformulering aan TNO van dit onderzoek heb ik u per brief van 12 april 2013 (Kamerstuk 29 628, nr. 382) toegezonden. Op 26 april 2013 heb ik een eindrapportage van dit onderzoek ontvangen waarin TNO tot de conclusie is gekomen dat voor alle onderkende locatiegebonden incidenttypen die van toepassing zouden kunnen zijn op de Prinses Maxima Kazerne van de Koninklijke Marechaussee op de locatie Schiphol kan worden gesteld dat de kans van optreden klein is en/of het kazerneterrein buiten het invloedsgebied of effectgebied van de risicobron ligt.

Verder heb ik op verzoek van uw Kamer een financiële vergelijking van de locatie Schiphol ten opzichte van de locatie Alkmaar laten uitvoeren door de Auditdienst Rijk. Voor de volledigheid heb ik de Auditdienst Rijk gevraagd ook de locatie Haarlem mee te nemen in de financiële vergelijking. Uit deze financiële vergelijking is het samenvattend beeld naar voren gekomen dat de locatie Haarlem de voordeligste keuze is aangezien hier gebruikt gemaakt kan worden van de beschikbare ruimte binnen de bestaande meldkamerlocatie.

Vanuit de veiligheidsregio Kennemerland is de wens geuit om op termijn te bezien of tot een verdere integratie van meldkamers in Noord-Holland kan worden overgegaan. Aangezien Amsterdam-Amstelland zeer recent een nieuwe meldkamer heeft geopend en de meldkamer van Haarlem in 2009 is opgeleverd alle betrokken partijen van mening dat een verdere integratie van meldkamers in Noord-Holland op dit moment niet aan de orde kan zijn. Overigens onderschrijf ik de wens om de mogelijkheden voor verdere integratie op termijn nader te bezien.

Kwartiermaker

Het inmiddels bereikte resultaat en de positieve behandeling van het concept-transitieakkoord in een extra bijeenkomst van het Veiligheidsberaad van 28 juni jl. zijn voor mij aanleiding te starten met de procedure voor de werving van de kwartiermaker LMO. De kwartiermaker LMO wordt belast met de bouw van de LMO. Tevens wordt de kwartiermaker door de besturen van de veiligheidsregio’s gedurende de transitiefase belast met het beheer en de going concern van de huidige meldkamers waardoor de transitie én de going concern in één hand komen. In het transitieakkoord zijn afspraken opgenomen over de sturing op de kwartiermaker LMO en de wijze waarop deze verantwoording aflegt.

Voortgang

Over de voortgang van de samenvoeging van de huidige meldkamers en de vorming van de LMO zal ik uw Kamer periodiek informeren. Daarnaast vereist de vorming van deze nieuwe organisatie onder de verantwoordelijkheid van de Minister van VenJ een wijziging van in ieder geval de Wet veiligheidsregio’s en de Politiewet 2012. Ik kom dus ook in het kader van de wetswijzigingen nog uitvoerig met uw Kamer te spreken over de vorming van de LMO.

Ik ben verheugd dat we na ondertekening van start kunnen gaan met de samenvoeging van de huidige meldkamers en de inrichting van de LMO. Alle partijen delen de overtuiging dat voor de burger essentiële verbeteringen kunnen worden gerealiseerd in de organisatie en werkwijze van het meldkamerdomein in Nederland.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven