29 407 Vrij verkeer werknemers uit de nieuwe EU lidstaten

Nr. 188 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 februari 2014

Bij het Algemeen Overleg dat ik op 12 december 2013 (Kamerstuk 29 407, nr. 186) met uw Kamer had, heb ik 5 toezeggingen gedaan:

  • 1. Ik ga overleg voeren met SNF partijen voor mogelijke verzwaring van het huisvestingscertificaat.

  • 2. Ik informeer op korte termijn de Kamer over de mogelijkheid of en hoe corporaties makkelijker een betrouwbare inkomenstoets kunnen overleggen door middel van een jaarlijkse inkomensverklaring van de werkgever met betrekking tot EU-arbeidsmigranten (i.p.v. een IB60 formulier).

  • 3. Ik informeer de Kamer over het wel of niet ratificeren van een vrijwillig protocol bij het 35 jaar geleden vastgestelde VN-verdrag voor economische en sociale rechten van de mens.

  • 4. Ik maak op korte termijn inzichtelijk hoe de regio’s scoren op de 4 gestelde vragen met betrekking tot de bestuurlijke afspraken.

  • 5. De analyse over handelingsperspectieven met betrekking tot niet-zelfredzame EU-burgers is in januari gereed voor gemeenten en ik zend deze dan ook naar de Kamer.

Met deze brief kom ik – voor punt 5 mede namens de Minister van SZW – deze toezeggingen na.

1. Overleg met SNF partijen over mogelijke verzwaring huisvestingscertificaat

Ik heb met het tijdelijk bestuur van de Stichting Normering Flexwonen (SNF) overleg gevoerd over mogelijke verzwaring van het SNF-certificaat. Het tijdelijk bestuur gaf aan dat men de norm als een groeitraject ziet. De koepels van uitzenders (ABU, NBBU, VIA) hadden al normen voor huisvesting en toezicht daarop vóór oprichting van SNF. LTO en PVE hadden dat niet. Met het SNF-certificaat is er nu één set normen voor leden van alle 5 koepels en één toezichthouder. De normering betreft een breed spectrum aan vormen van huisvesting: van kamerverhuur tot huisvesting op recreatieterreinen voor bijvoorbeeld arbeidsmigranten in de fruitpluk. Deze uniformering en het feit dat nu ook LTO en PVE deel gaan nemen aan zelfregulering, zie ik als belangrijke stappen vooruit. Maar we zijn er nog niet, ik heb SNF daarom opgeroepen de komende tijd te werken aan het verzwaren van de norm. De verantwoordelijkheid om op huisvesting te handhaven blijft overigens onverkort een verantwoordelijkheid van de gemeenten. Maar een krachtige zelfregulering kan op termijn de last voor gemeenten verlichten.

In het overleg zijn de volgende onderwerpen aan de orde geweest:

  • a. hoe gaat het bestuur om met verzwaring van de norm?

    SNF is momenteel bezig met het samenstellen van een onafhankelijk bestuur. Rond 1 juli a.s. hoopt men dat gevormd te hebben.

    Het tijdelijk bestuur onderkent dat de brandveiligheid in de norm op dit moment een adviespunt is, omdat bij het opstellen van de norm de vrees bestond dat een nieuw SNF niet vanaf de start de brandveiligheid op het niveau van het Bouwbesluit zou kunnen controleren. Het eminente belang van brandveiligheid staat voor SNF niet ter discussie en dit is een speerpunt in de komende periode, waarbij men inzet op een doorgroei ook op dit vlak. Tegelijkertijd is ook geconstateerd dat de SNF norm op onderdelen steviger is dan het Bouwbesluit voorschrijft.

    SNF evalueert eind dit jaar de inhoud van de norm mede aan de hand van de controles die tot nu toe hebben plaatsgevonden. In dat licht zal bezien worden op welke onderdelen de norm verzwaard kan en moet worden.

  • b. Het SNF-certificaat kent nu geen normen voor prijsstelling. Er is geen Woonwaarderingssysteem voor short stay.

    Voor SNF staan de keuzevrijheid van de arbeidsmigrant en een transparante, schriftelijke overeenkomst tussen arbeidsmigrant en huisvester voorop. Voor het deel dat via logies verhuurd wordt, geldt geen prijsstelling en dat is, mede gezien de effecten voor andere sectoren, niet reëel en wenselijk. Daarnaast hebben voorbeelden uit het verleden aangetoond dat een prijsmaximalisatie ook een opdrijvende werking kan hebben. Het is ook naar mijn overtuiging raadzamer om dit aan de markt over te laten.

  • c. Is een lichte verzwaring van de certificaten, bijvoorbeeld door eisen te stellen aan contracten voor kamerverhuur mogelijk?

    In gezamenlijkheid hebben we geconstateerd dat het huurrecht, Burgerlijk wetboek, de verschillende Cao´s en de controles van de SNCU voldoende mogelijkheden bieden om op te treden tegen onwenselijke situaties (boetes, onjuiste inhoudingen etc).

Tot slot heeft het tijdelijke bestuur mij ook geïnformeerd over de huidige stand van zaken. Op dit moment heeft SNF 62 aanmeldingen ontvangen, waarvan 22 instanties inmiddels zijn geregistreerd. Twee bedrijven zitten in een herkeuringstraject, de rest van de aanmeldingen is nog in behandeling.

2. Inkomenstoets door corporaties

Conform mijn toezegging in het AO, ben ik bereid de inkomenstoets voor arbeidsmigranten door corporaties in de tijdelijke staatssteunregeling te vereenvoudigen. Gegeven de mogelijke rechtsgevolgen die voor corporaties voortvloeien uit de regeling indien zij niet voldoen aan de eis om hun sociale huurwoningen voor tenminste 90% toe te wijzen aan huishoudens uit de doelgroep, wil ik daarbij echter wel zorgvuldig te werk gaan.

De achtergrond voor deze toezegging zijn de klachten die ik onder meer van Aedes en een aantal Haagse corporaties kreeg over de administratieve eisen rond de inkomenstoets. Bij de huisvesting van arbeidsmigranten zouden corporaties en vooral de werkgevers die als intermediaire verhuurders van de corporatiewoningen optreden niet of slechts tegen hoge administratieve lasten aan deze eisen kunnen voldoen. In eerder overleg dat deze partijen hierover met ambtenaren van mijn ministerie hadden, verzochten zij hierom als alternatief het werken met een jaarlijkse, achteraf door de werkgevers te verstrekken verantwoording te bezien. Naar aanleiding hiervan zijn deze partijen uitgenodigd om in overleg met de werkgeversorganisaties een voorstel te doen voor de vormgeving van een dergelijk alternatief. Daarbij werd als uitdrukkelijke randvoorwaarde meegegeven dat een alternatieve verantwoordingswijze wel voldoende zekerheid moet kunnen verschaffen over de toewijzing van de betreffende sociale huurwoningen. Dit in verband met de hiervoor al aangestipte eventuele rechtsgevolgen voor corporaties.

In reactie hierop hebben partijen onlangs hun ideeën voor een in hun ogen werkbaar alternatief aan het ministerie voorgelegd. Om corporaties gedurende het jaar mogelijkheden tot sturing bij de toewijzing te kunnen bieden, kiezen zij voor een verantwoording op kwartaalbasis via de werkgeverslijn. Hoewel hiermee de verantwoording niet (primair) langs de lijn van de corporaties zelf loopt, acht ik de beoogde werkwijze in beginsel werkbaar bij de woningtoewijzing aan arbeidsmigranten in het kader van de tijdelijke regeling. Alvorens daarover echter definitief te besluiten, zal ik de uitvoerbaarheid (in verband met de accountantscontrole en handhaving) en juridische houdbaarheid (met name gelet op eventuele privacyaspecten) van de door partijen beoogde wijze van de bewijsvoering over de inkomenssituatie van betrokkenen nader bezien

3. Protocol bij VN-verdrag economische en sociale rechten van de mens.

Ik heb dit punt doorgeleid naar mijn collega’s van OCW en BuiZa. Nederland onderzoekt de mogelijke gevolgen van ratificatie van het facultatief protocol bij het VN-verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten1. Binnenkort zal Nederland zijn standpunt bepalen. De Minister van Buitenlandse Zaken zal uw Kamer daarover informeren.

4. Voortgang in de regio’s om tot bestuurlijke afspraken te komen.

Sinds mijn voortgangsbrief van 1 oktober jl. zijn er in 7 van de 9 regio’s door de verantwoordelijke partijen (gemeenten, werkgevers, huisvesters) concrete afspraken gemaakt over de (tijdelijk) huisvesting van EU-arbeidsmigranten. Daarmee is in een aantal regio’s een flinke inhaalslag gemaakt. Op 2 december had ik bestuurlijk overleg met de portefeuillehouders van de 9 regio’s en met de koepels van de Nationale Verklaring. De koepels en ik hebben toen onze waardering uitgesproken over de geboekte voortgang. De partijen in de regio’s hebben zich gebonden aan en aantal nieuw te realiseren plekken. Bij het AO van 12 december was het nog de verwachting dat ook de regio greenport Aasmeer de afspraken nog in 2013 zou vastleggen. Dat vergt toch meer tijd dan aanvankelijk ingeschat. Daarnaast is de regio Noord Holland Noord er tot nu toe niet in geslaagd om tot afspraken te komen. Ik ben met deze regio’s in overleg over de vraag hoe ik hen kan ondersteunen om zo snel mogelijk wel tot afspraken te komen. In bijlage 12 treft u een overzicht aan hoe zij op de afspraken scoren.

In 2014 start de uitvoering. De regionale partijen zijn daarvoor verantwoordelijk. Bij het BO hebben VNG-bestuurder Karssen en een aantal portefeuillehouders onderkend dat er in de uitvoeringsfase een risico is dat de gemaakte afspraken versloffen. Ook in de uitvoeringsfase blijven de partijen van de Nationale Verklaring, waaronder ook W&R/BZK, daarom actief betrokken. Er is gezamenlijk een «Uitvoeringsagenda 2014/2015» opgesteld (bijlage 23). Daarin is vastgelegd dat partijen van de Nationale Verklaring de uitvoering op afstand blijven volgen en blijven helpen bij het oplossen van knelpunten.

5. Notitie over handelingsperspectieven gemeenten om ongewenste gevolgen van vrij verkeer aan te pakken

De afgelopen jaren is de instroom van EU-burgers in Nederland toegenomen. Het betreft vooral arbeidsmigranten die in Nederland willen werken. Vrij verkeer van werknemers biedt voor individuele burgers kansen om al dan niet tijdelijk in een ander land te werken. Er zijn echter ook schaduwkanten aan dit vrije verkeer. Daarom neemt het kabinet maatregelen om de EU-arbeidsmigratie in goede banen te leiden.

Er komt een beperkt aantal EU-burgers naar Nederland dat er niet in slaagt regulier werk en/of legale huisvesting te vinden. Daardoor kunnen zij in een marginale positie terecht komen. Een brede en integrale aanpak is dan ook noodzakelijk, want het leven zonder werk of legale huisvesting brengt ook problemen met zich mee voor de EU-burger zelf en voor de Nederlandse samenleving. Zo bestaat er kans op overlast voor de samenleving of op oneigenlijk gebruik van sociale voorzieningen. Zoals de Tweede Kamer bij brief van 13 september jl. door de Minister van SZW is toegezegd, heeft het kabinet samen met de gemeenten Den Haag en Rotterdam de handelingsperspectieven van gemeenten met betrekking tot deze categorie in kaart gebracht met als doel ze onder gemeenten te verspreiden (bijlage 34). De notitie richt zich voornamelijk op de mogelijkheden die gemeenten hebben om met de hierboven genoemde problemen om te kunnen gaan. Er zijn maatregelen beschreven waarvan gemeenten gebruik kunnen maken om knelpunten op het gebied van levensonderhoud en huisvesting aan te pakken.

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


X Noot
1

Beleidsbrief aan de Tweede Kamer van 14 juni 2013 «Respect en recht voor iedereen», Kamerstuk 32 735, nr. 78.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
4

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven