45 Tweede Verzamelspoedwet COVID-19

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Tijdelijke voorzieningen op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Justitie en Veiligheid, en tot wijziging van enkele wetten op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Tweede Verzamelspoedwet COVID-19) ( 35497 ).

De voorzitter:

Ik stel voor, gezien het feit dat volgens mij alle woordvoerders hier zijn, dat we meteen doorgaan met ons volgende onderdeel. Dat is de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19, ook met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Westerveld namens de fractie van GroenLinks. Gaat uw gang.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. We zitten midden in onzekere tijden. Niet alleen in het onderwijs en in de zorg, waar ik zo dadelijk wat over ga zeggen, maar ook hier in de Tweede Kamer was het vaak improviseren de laatste tijd. Veel geplande debatten zijn niet doorgegaan, maar dat betekende voor velen van ons niet dat er minder drukte was. Ik weet dat op de ministeries keihard is doorgewerkt om scholen en leerkrachten te ondersteunen, te werken aan steunpakketten en soms ook hele heftige besluiten te nemen.

Voorzitter. Het schrappen van de eindtoets op de basisschool, het schrappen van examens, het sluiten van onderwijsinstellingen, van basisschool tot universiteit: dat alles heeft natuurlijk enorme gevolgen voor leerlingen, onderwijspersoneel en bestuurders. Maar het heeft ook gevolgen voor wet- en regelgeving, zoals blijkt uit de spoedwet die we vanavond bespreken. Wij zien best dat de behandeling noodzakelijk is, omdat er snel duidelijkheid moet komen voor scholen over hoe bijvoorbeeld de beoordeling door de onderwijsinspectie plaatsvindt. We begrijpen goed dat het, met het wegvallen van de eindtoets van afgelopen jaar, onmogelijk wordt om de resultaten van de afgelopen drie jaar mee te nemen in de inspectiekaders. Want als er geen toets is, dan zijn er immers ook geen resultaten. We snappen ook dat daarom een technische wijziging van deze wet noodzakelijk is.

Tegelijkertijd hebben we er enige problemen mee dat noodmaatregelen en niet-noodmaatregelen nu gezamenlijk in een wetsvoorstel worden gestopt. Dat had wat ons betreft misschien anders gekund, omdat wetgeving natuurlijk echt zorgvuldig moet gebeuren en we nu in een enorm hectische tijd al die voorbereiding hebben moeten doen. Ik voel me daar toch niet helemaal goed bij, omdat wetgeving flink wat tijd en voorbereiding kost. Ik heb daarnaast ook een aantal verhelderende vragen aan de minister.

Voorzitter. Allereerst over de studentencompensatie. Daar zijn net een aantal moties over ingediend. Ik heb daar ook nog een aantal vragen over, want de regering geeft in haar beantwoording aan dat op dit moment niet goed is in te schatten hoe groot de studievertraging is voor studenten van overige jaargangen, dus niet van de laatste jaargang. De minister geeft ook aan dat ze goede hoop heeft dat veel van deze studenten de vertraging toch kunnen inhalen. Maar hoop geeft studenten natuurlijk geen zekerheid. Bovendien hoorde ik van de studentenorganisaties, LSVb en ISO, dat ze inschatten dat veel meer studenten studievertraging oplopen. Het ISO heeft dit ook onderzocht. Zij zeggen dat 54.000 studenten studievertraging oplopen als gevolg van corona. Ik zou de minister willen vragen: hoezo kan het ISO dit wel uitzoeken en heeft het ministerie nog geen gegevens? Ik wil de minister vragen wanneer zij verwacht een inschatting te hebben van het aantal studenten dat vertraging oploopt, en hoe dat zit voor niet alleen studenten in het laatste jaar, maar ook in de andere jaargangen. Ik zou de minister willen verzoeken om met de studentenorganisaties eens na te denken — daar is ze waarschijnlijk al mee bezig — over deze groep en misschien ook over compensatie voor deze groep.

Voorzitter. Bovendien kan ik me voorstellen dat ook studenten met een functiebeperking extra vertraging oplopen, want deze studenten maken vaak al extra kosten. Ze maken vaker extra kosten voor bijvoorbeeld levensonderhoud, huisvesting en vervoer. Dit zijn studenten die soms minder goed in staat zijn dan andere studenten om aanwezig te zijn, vanwege hun handicap of vanwege chronische vermoeidheid. Het zijn ook studenten die vaak minder goed een bijbaan kunnen hebben. Ik zou de minister willen vragen of deze groep goed in beeld is, en of deze studenten voldoende gebruik kunnen maken van regelingen en gemeentelijke regelingen voor inkomensondersteuning. Graag een reactie van de minister.

De minister zegt in haar beantwoording dat een aantal niet-EER-landen ook is aangesloten bij de Europese Hogeronderwijsruimte en het Bolognaproces. Ik zou de minister willen vragen welke landen dat zijn en of studenten uit die landen alsnog kunnen worden meegenomen.

Voorzitter. Ik lees in de memorie van toelichting ook dat instellingen door dit voorstel studenten kunnen inschrijven die door COVID-19 hun opleiding niet tijdig hebben kunnen afronden. Nu hebben we in het debat hiervoor ook een discussie gehad met minister Slob over het voortgezet speciaal onderwijs en studenten die opgaan voor deelcertificaten. Daar zit een aantal studenten, of leerlingen nog, bij die deelcertificaten nodig hebben voor een opleiding in het hoger onderwijs. Ik wil de minister vragen of zij ook specifiek naar deze groep wil kijken.

Voorzitter. We bespreken hier een verzamelwet met spoedmaatregelen naar aanleiding van de coronacrisis. Het is heel ongebruikelijk, maar ik ga hier ook wat zeggen over zorg. Wij hebben een amendement op deze wet ingediend om het mogelijk te maken dat de kosten van deze coronacrisis niet zullen leiden tot een hogere zorgpremie, en dit was nu eenmaal het handigste moment van de week om dat in te dienen. Want door de uitbraak van de coronacrisis zijn de uitgaven voor ziekenhuizen en andere zorgaanbieders enorm toegenomen. Ziekenhuizen verwachten de komende jaren nog zo'n 3 miljard extra aan kosten te maken vanwege alle coronazorg. Die kosten kunnen nog verder toenemen als er een tweede golf zou komen. Ons zorgsysteem is nu zo ingericht dat als er extra zorgkosten worden gemaakt, dit wordt verhaald op de gewone mensen via zorgpremies. Juist in een tijd waarin er heel veel onzekerheid is, waarin veel mensen hun baan zijn verloren en waarin er ook veel onzekerheid is over de financiële situatie, terwijl de zorgkosten de afgelopen jaren flink zijn gestegen, wordt het wat GroenLinks betreft echt tijd om hierin andere keuzes te maken. Wat ons betreft betalen dus niet de lagere en de middeninkomens de rekening van de crisis, maar dragen grotere bedrijven veel meer bij. Daarom komen wij met het voorstel om de zorgpremie te bevriezen. Dit is een politieke keuze. Die kunnen we deze week nog maken door voor ons voorstel te stemmen. Dit is een manier om te voorkomen dat de zorgkosten voor mensen in dit land nog verder stijgen.

Voorzitter, dan even wat technischer. Het gaat er hier om dat de zorgkosten die voortvloeien uit de coronacrisis, kunnen worden verhaald op de zogenaamde catastroferegeling. In die catastroferegeling is opgenomen dat zorgverzekeraars een extra rijksbijdrage kunnen ontvangen om de kosten als gevolg van de pandemie te dekken wanneer zij kunnen aantonen dat zij hun reserves maximaal hebben ingezet. Het gaat hier dus eigenlijk om de manier waarop wij de kosten van de coronacrisis willen verdelen. Wie vragen we om geld bij te dragen? Wij willen voorkomen dat mensen €250 of meer aan premie moeten betalen. Daarom zou ik de minister willen vragen of zij namens het kabinet een reactie kan geven op dit amendement, hoewel ik weet dat dit niet haar onderwerp is. Ik zou haar ook willen vragen of zij kan toezeggen dat de zorgpremie niet stijgt, ook niet als er een tweede golf komt. Graag krijg ik straks ook een reactie van de minister op deze punten.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Rog namens het CDA.

De heer Rog (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Dit is een verzamelspoedwet die verder reikt dan alleen OCW, en ik heb over een aantal andere beleidsterreinen nog wat vragen.

Voor het deel waarvoor deze minister verantwoordelijk is, dat onder haar portefeuille valt, danken wij het kabinet voor de beantwoording van de vragen die wij eerder schriftelijk konden stellen. Wij kunnen ons vinden in de tijdelijke wetswijziging ten aanzien van de opleiding van studenten bewegingsonderwijs en de leerresultaten. Wij zijn ook tevreden met de antwoorden op vragen die wij hebben gesteld over de aspirant-studenten in het hoger onderwijs. Het is goed dat studenten specifiek op de gevolgen van het coronabeleid gemonitord worden. De CDA-fractie is blij met de flexibiliteit die de minister in het hoger onderwijs vormgeeft, zoals de zachte knip en het behoud van studiepunten.

Wat betreft Infrastructuur en Waterstaat danken wij het kabinet voor de verheldering over wie in aanmerking komen voor de omwisseltermijn voor het verlengen van buitenlandse rijbewijzen. Hiermee wordt duidelijk dat het voorstel ook betrekking heeft op een houder van een rijbewijs uit een zogenaamd derde land. Ik heb nog een vraag. Is het kabinet bereid de effecten op de verkeersveiligheid te monitoren van het voorstel voor houders van een niet-Nederlands rijbewijs van buiten de Europese Unie?

In de beantwoording wordt verder aangegeven dat in de reguliere overleggen van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met de RDW, het OM en de politie in algemenere zin nader wordt ingegaan op de mogelijke effecten op de verkeersveiligheid rond houders van een niet-Nederlands rijbewijs van buiten de Europese Unie. Is de minister bereid om de Kamer op de hoogte te houden van uitkomsten van deze overleggen over mogelijke effecten op de verkeersveiligheid, met name in de landen waar de eisen voor een rijbewijs veel lager zijn dan in Nederland en weinig sprake is van drukke snelwegen?

Wat betreft Justitie en Veiligheid hebben we met D66 een eenvoudig amendement ingediend, maar in die eenvoud schuilt toch ook de schoonheid. We zien uit naar een positieve appreciatie van dat amendement door de minister. Dank u wel.

De voorzitter:

Ik dank u wel. Dan is het woord aan de heer Paternotte namens D66. Gaat uw gang.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter, dank. Spoedwetten zijn spoedwetten, met spoed gemaakt en dus ook met spoed te behandelen door een Kamer. Maar dat is ook nodig in deze tijd en daarom is het goed dat ze er zijn. Wij zijn zeer tevreden over het feit dat de compensatie er komt voor de studenten die nu studievertraging oplopen, dat de regeling er specifiek op gericht is om studenten met een aanvullende beurs te ondersteunen en dat dat op deze manier geregeld wordt. Ik ga er verder niet al te veel over zeggen, want onder andere middels de motie-Jetten/Heerma en in het daaropvolgende debat hebben we er een hoop over gezegd.

Over het amendement, dat qua schoonheid, eenheid en eenvoud inderdaad onovertroffen is, zou ik toch nog even willen zeggen waar het vandaan komt. Wij vinden het heel goed dat we de achterstanden in de rechtspraak gaan wegwerken, want een achterstand in de rechtspraak is een achterstand in de rechtsstaat. Daarvoor kunnen we inderdaad rechters gaan inzetten die het vak kortgeleden verlaten hebben. Alleen, als we zeggen dat we dat niet beperken tot alleen rechters die dat in de afgelopen twaalf maanden hebben gedaan, maar dat we ook rechters inzetten die dat in de afgelopen 24 maanden hebben gedaan, verdubbelen we het potentiële areaal aan rechters dat we extra kunnen gaan inzetten. Dat is wat wij samen met het CDA voorstellen. Eenvoudiger kan ik het inderdaad niet maken, meneer Rog. Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Van den Hul namens de Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Ik begin met een bekentenis, namelijk dat ik een hele mooie spreektekst had voorbereid, maar dat mijn computer is vastgelopen. Ik heb net tevergeefs geprobeerd die terug te toveren, maar dat is niet gelukt. Dit is dus een enigszins geïmproviseerde spreektekst die ik moet putten uit mijn geheugen.

De voorzitter:

We zijn heel benieuwd.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik ga mijn best doen, voorzitter. Maar bij voorbaat een disclaimer: hij was eigenlijk nóg beter.

Het is best bijzonder om hier als woordvoerder Onderwijs te staan en tegelijkertijd een verzamelspoedwet te behandelen die ook elementen van IenW, JenV en VWS behelst en dat alles in een snelkookpan. We hebben al eerder in de commissie gewisseld dat dit proces allerminst een schoonheidsprijs verdiende. Maar inderdaad, het is ook wel onderdeel van deze tijd dat de coronacrisis vraagt om bijzondere maatregelen. Ik sluit me dan ook aan bij wat de heer Paternotte zei.

Maar er is één punt in de wet waar ik hier vanavond toch nog wel aandacht aan wil besteden. Het meest politieke punt, wellicht, van deze wet, en dat is de compensatie. We hebben er net al over gesproken. Ook al zijn we het met de rest van de voorstellen op al die andere onderdelen eens, op dit punt geef ik graag toch nog wat tegengas. We hebben net samen met de heer Futselaar een motie ingediend op dit punt. Die werd ontraden. Die motie vroeg eigenlijk om niks anders dan extra ruimte en coulance voor studenten die nu buiten de regeling vallen, maar straks wel tegen vertraging oplopen. Studenten die bijvoorbeeld wel te maken hebben met ernstige studievertraging, maar nog niet in het laatste studiejaar zitten. Studenten waarbij de vertraging door corona zich pas in een later stadium manifesteert, want dat kan natuurlijk wel. Of kwetsbare studenten, studenten met een beperking, studenten met een mantelzorgtaak of studenten met een onveilige of onrustige thuissituatie. We hebben hier eerder ook vragen over gesteld. De minister antwoordde toen dat zij bij studenten die zich nog niet in het laatste studiejaar bevinden, ervan uitgaat dat het mogelijk moet zijn om die eventuele achterstand in het laatste jaar of latere jaren in te halen. Voor kwetsbare mbo'ers verwijst de minister naar het extra geld dat beschikbaar is gesteld voor het vormgeven van inhaal- en ondersteuningsprogramma's om verdere studievertraging zo veel mogelijk te voorkomen. Voor kwetsbare studenten in het hoger onderwijs verwees de minister naar afspraken met onder andere de Vereniging Hogescholen, de VSNU en de NRTO, naar de zorgplicht van instellingen en naar de handreiking van de werkgroep Studentenwelzijn, die aan de slag gaat met aandachtspunten voor het aankomend studiejaar.

Dat is allemaal heel goed en wel, maar daarmee is toch nog steeds onze zorg voor die groep studenten die niet onder die categorie vallen, die nu met deze wet wel geholpen worden, niet weggenomen. Dus hierbij mijn simpele vraag: wat doet de minister voor studenten die niet onder de door deze wet voorgestelde wet compensatie vallen en ook buiten de extra middelen vallen die beschikbaar zijn gesteld om achterstanden te verhelpen in andere onderwijssectoren? Wat kunnen deze studenten verwachten van de minister, nu deze wet hen niet compenseert?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Blijft u even staan, want er is een vraag voor u van de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):

Wij hebben natuurlijk een aantal regelingen: verlenging van de studiebeurzen en teruggave van de collegegelden voor studenten die volgend jaar afstuderen. We hebben via het Profileringsfonds ook mogelijkheden voor studenten die bijvoorbeeld mantelzorg moeten verlenen vanwege de huidige situatie, de zachte knip, uitstel van het BSA, verlenging van de ov-kaart en de regeling voor studenten met een flexbaan die niet onder de andere bestaande regelingen vallen, waar de PvdA en D66 zich ook samen voor hebben ingezet. En wij hebben bij het AO ook samen gevraagd: kijk ook naar de studenten die doorstromen met de koppeling van het nog moeten afmaken van een hbo-p en die vervolgens met een BSA zitten. Want dat zie je natuurlijk aankomen. Tegelijkertijd snap ik het heel goed. We kunnen nu al dingen gaan regelen voor studenten waarvan we nog niet weten of ze de vertraging kunnen inlopen. Ik zou zeggen: eerst de vertraging inlopen. Is er iets waarvan u zegt: nee, ik vind dat dat nu al geregeld moet worden? Of zegt u eigenlijk: hou volgend jaar in de gaten of er studenten zijn waarvan je merkt dat het voor hen niet te doen is om de opgelopen achterstand in te lopen en waarvoor op dat moment misschien iets zou moeten gebeuren?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

De heer Paternotte somt nu een lijstje op met voorstellen die wij omarmen en soms zelf hebben voorgesteld, bijvoorbeeld die verlenging van de aanvullende beurs. Die werd eerst nog ontraden. Ik ben heel blij dat dat inmiddels is meegenomen in de voorstellen. En ja, natuurlijk moeten we al die dingen doen om te zorgen dat we juist de meest kwetsbare studenten helpen. We hebben het inderdaad eerder gehad over de groep die nu bijvoorbeeld wil doorstromen vanuit het mbo. Het is hartstikke goed dat de minister aangaf dat er juist naar die overige momenten wordt gekeken, dat die al kunnen beginnen en dat er coulance is voor dat BSA. Maar mijn vraag vanavond is de volgende. Wij hebben het nu over de wet waarin die compensatie wordt geregeld en er ruimte wordt geboden om voor die afgebakende groep, namelijk de laatstejaars, de toezegging te doen: we got your back; wij staan achter jullie; wij zijn jullie vangnet. Waarom dan niet nu al zeggen: wij willen die coulance voor studenten voor wie dat pas in een later stadium zichtbaar wordt? Ik maak me zorgen dat studenten uit groepen met sowieso al een hoger risico op uitval gedemotiveerd raken, zich zorgen maken en denken: hoe moet dit nu verder?

De heer Paternotte (D66):

Dat snap ik. Volgens mij merkt u aan het lijstje dat ik opnoem dat u D66 aan uw zijde vindt als u zegt: er is een groep die er niks aan kan doen, die problemen heeft en die we op een bepaalde manier moeten helpen. Daarom hebben wij inderdaad ook veel voorstellen gedaan. Alleen denk ik nu: de inzet moet vooral zijn om studievertraging te voorkomen en om te zorgen dat iemand alsnog op tijd zijn studie kan afmaken. Dat is voor iedereen het beste. Als het nou onmogelijk blijkt, dan moeten we op dat moment verder kijken. Dat moeten we inderdaad met een warm hart doen. Maar is er nou iets waarvan u nu al zegt: ik wil deze maatregel in deze wet hebben om hem te kunnen steunen?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik wil een toezegging van de minister dat zij voor deze groep studenten de coulance en de ruimte biedt om hen te compenseren indien een vertraging zich pas later manifesteert, indien die problemen zich pas later aftekenen. We hebben eerder in het AO gewisseld dat de knip die nu is gemaakt met die extra middelen om achterstanden te verhelpen tussen p.o., vo en mbo, en aan de andere kant h.o., dat er buiten valt, een grotendeels door financiën ingegeven knip is geweest. Ik wil nu heel graag van de minister de toezegging dat de groep studenten die nu niet onder de wet vallen, wel op coulance en ruimte kan rekenen, ook als die vertraging zich pas later manifesteert.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Wiersma namens de VVD. Gaat uw gang.

De heer Wiersma (VVD):

Voorzitter, dank. Ik wil beginnen met een groot compliment te geven, want heel veel dingen die we hier vandaag bespreken, hebben we als een razende in gang gezet. Dat is heel hard werken geweest door heel veel mensen. Laat ik het nu ook maar eens zeggen tegen de ambtenaren: het is ongelofelijk knap hoe jullie dat hebben gecoördineerd en aangestuurd. Dat vind ik een groot compliment waard. Ook is de input bij het wetstraject dat wij hier bespreken relatief mild en positief. Dat geeft aan met hoeveel zorgvuldigheid en draagvlak er is gewerkt. Dat is gewoon knap. Het is ook nodig en het is ook goed. Wij zijn daar blij mee, dus zijn wij ook voornemens om dit wetsvoorstel te steunen.

Voorzitter. Dat gezegd hebbende, raakt corona natuurlijk iedereen. Het is ook altijd een afweging: waar is de nood het hoogst en zijn de omstandigheden zo heftig dat je echt moet ingrijpen? En wanneer doe je dat niet? Dat zijn best ingewikkelde afwegingen. Ik sluit helemaal niet uit dat we in de loop van de tijd ... Omdat we dat virus niet in de hand hebben, hebben we die afwegingen niet nu al in de hand en kunnen we daar ook niet op vooruitlopen. Al kunnen we dat met z'n allen doen, dit is niet het moment en ook niet het podium om te kijken of je dingen die je als partij altijd al wil, nu al kunt realiseren. Het is nu juist het moment om met elkaar te zoeken naar de plaats waar dit het meest nodig is en om dat dan ook met z'n allen te doen.

Voorzitter. Daarbij moet je reëel oog hebben voor de zorgen van studenten. Dat zit hier gelukkig in. Dus wij zij er ook blij mee dat er gericht mogelijkheden voor compensatie zijn en dat er gericht mogelijkheden zijn om de toelating makkelijker te maken. Dat zijn gewoon heel goeie punten. Wat ik merk uit de medezeggenschap is dat zij weleens denken: het gaat soms wel heel snel; soms ook wel een beetje buiten ons om. Sommigen hebben daar heel goeie ervaringen mee. In Leiden hebben ze juist heel goeie contacten met die medezeggenschap gehad en digitaal vergaderd. Maar ik heb ook medezeggenschapsraden gesproken die daar grotere zorgen bij hadden. Ik ben benieuwd hoe we dat nou een beetje in de gaten kunnen houden. Misschien zouden we in het volgende servicedocument aandacht moeten besteden aan best practices voor medezeggenschap en daarin moeten opnemen hoe je dat contact goed onderhoudt. Ik zou dat netjes vinden.

Voorzitter. Dan een ander punt, dat niet helemaal met deze wet heeft te maken maar wel met het starten als student. Het is best pittig als je als schoolverlater een keuze hebt gemaakt en misschien nog niet eens die meeloopdag hebt gehad. Mijn vrouw werkt aan de Universiteit Utrecht en die heeft digitale meeloopdagen georganiseerd. Dat ging best aardig, dat is heel leuk, maar het is wel anders. Dus tegelijkertijd heb ik wel zorgen hoe we die studenten gaan helpen. Waarom zeg ik dat nu? Ik hoor van heel veel verenigingen die hun uiterste best doen om dit te regelen, dat zij bij gemeenten tegen best wel ingewikkelde procedures voor vergunningen aanlopen, bijvoorbeeld voor buitenactiviteiten. Zij willen hun uiterste best doen om dat georganiseerd te krijgen, maar zij moeten nu al keuzes maken om dat half tot eind augustus goed te kunnen doen. Door de vertraging in de afgifte van vergunningen hebben ze het daar best moeilijk mee. Mijn vraag is dus of de minister bereid is om met koepels van studentenorganisaties en misschien gemeenten of de VNG te kijken hoe je dat stroomlijnt. Want het verschilt ook per gemeente. Ik weet dat het ook nog een veiligheidsregioding is. Maar ik heb daar wel zorg bij. Het zou zonde zijn als er zo meteen heel goeie activiteiten niet doorgaan omdat de vergunningsaanvraag heel langzaam is gegaan. Kunnen we dat soms niet gewoon versnellen, juist omdat we het belang van deze groep nieuwe studenten zo belangrijk vinden?

Verder heb ik geen opmerkingen. Nogmaals dank aan al die mensen die dit mogelijk maken. Ik hoop dat het hiermee eindigt, maar we weten niet hoe corona zich ontwikkelt. We zullen er dus rekening mee moeten houden dat we nog meer nodig hebben. Ik vind het in die zin dus ook heel goed dat we dat servicedocument elke keer aanpassen. Daar dus ook mijn complimenten voor.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot is het woord aan de heer Futselaar namens de SP.

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter. Je maakt jezelf altijd populair als je de laatste spreker van de avond bent, zeker als je je voor de meeste spreektijd hebt ingeschreven. Ik moet wel zeggen dat ik, toen ik de heer Wiersma hoorde zeggen dat de reacties relatief mild waren, dacht: die heeft duidelijk mijn bijdrage in de schriftelijke inbreng niet gelezen.

Voorzitter. Voordat ik stilsta bij de inhoud van de verzamelspoedwet zou ik kort willen stilstaan bij de vorm van de verzamelspoedwet. Het enige wat alle verschillende onderwerpen in deze verzamelspoedwet bindt, is dat ze op de een of andere manier gerelateerd zijn aan coronamaatregelen die moeten worden genomen of waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat ze misschien genomen moeten gaan worden. Eigenlijk bindt alleen de aanleiding al deze voorstellen. Verder is er geen verband: niet qua inhoud, want ze bestrijken drie of vier ministeries, en ook niet qua tijdsdruk. Wat dat betreft past het amendement van GroenLinks perfect in dit wetsvoorstel, want het heeft geen enkel verband met de overige onderdelen. Sommige onderdelen van deze wet moeten echt voor de zomer door beide Kamers. Bij andere is dat toch eigenlijk evident niet het geval, zoals ook wel min of meer wordt erkend in de reactie in de schriftelijke bijdrage.

Voorzitter. Mijn fractie vindt het gebruik van verzamelwetten problematisch, voor onszelf als Tweede Kamer, maar zeker voor de Eerste Kamer, die natuurlijk alleen ja of nee kan zeggen tegen een wet. Die heeft dan dus helemaal geen mogelijkheid meer om te sturen. Het is niet voor niets dat het vooral de Eerste Kamer is geweest die zich in het verleden heeft verzet tegen het fenomeen verzamelwet überhaupt. De regering verwijst in de schriftelijke beantwoording naar een brief aan de Eerste Kamer uit 2011 waarin de regering een aantal vuistregels en een aanwijzing formuleert voor het gebruik van verzamelwetten. Het gevaarlijke van verwijzen naar zulke brieven is dat ik die brieven vervolgens ga lezen. In die brief wordt bijvoorbeeld gesteld dat er sprake is van samenhang volgens de regels indien er sprake is van inhoudelijke, thematische, budgettaire of uitvoeringstechnische samenhang tussen de voorstellen. Dat is bij deze wet niet het geval. Alleen de aanleiding van alle wetsonderdelen heeft samenhang, namelijk COVID-19. Wat de SP betreft voldoet deze verzamelwet dus niet aan de criteria zoals die in de brief van 2011 worden geformuleerd.

Dat wordt wel wat verergerd door het feit dat wij deze wet op zo'n laat tijdstip in het parlementaire jaar hebben ontvangen. Simpelweg gezegd: als deze Kamer niet deze week deze wet aanneemt, of als de senaat niet volgende week deze wet aanneemt, dan gebeurt het niet. Bijvoorbeeld studenten die willen kunnen doorstromen onder een voorlopige toelating komen dan potentieel in grote problemen. Niet voor deze wet stemmen is wat dat betreft dus geen optie, ook niet voor de SP, dat zeg ik ook maar gelijk.

De regering laat in de beantwoording in de schriftelijke ronde ook weten dat er geen sprake is van verschillende deelonderwerpen die al eerder af waren en waarmee dus is gewacht op het geheel van de spoedwet. Als de regering dat zegt, dan neem ik dat aan. Ik constateer dan wel dat de regering op behoorlijk wat schaakborden erg scherp aan de wind zeilt als wij zo'n verzamelspoedwet zo kort voor de zomer krijgen.

Voorzitter. Ik ga naar de inhoud. Ik begin met het onderdeel over rijksmonumenten. Het kabinet wil artikel 7.8 van de Erfgoedwet aanpassen. Dat artikel stelt kort door de bocht dat je geen lening voor het onderhoud van je monument krijgt als je al subsidie hebt gekregen voor hetzelfde project. Ik heb er in de schriftelijke ronde al op gewezen dat ik een potentieel probleem zie als het gaat om artikel 7.6 van diezelfde wet. In dat artikel staat namelijk dat je geen subsidie krijgt als je al een lening hebt verkregen. Nu voorzie ik bijvoorbeeld de volgende situatie. Je bent een instelling, je hebt een rijksmonument. Je gaat dat restaureren. Dat is een groot project waarvoor je wat subsidie krijgt. In coronatijd vallen je inkomsten weg en vraag je een lening aan. Vervolgens kom je er gaande die hersteloperatie achter dat er een prachtige Romeinse fresco ligt of dat er overal in je gebouw asbest zit, waardoor de kosten veel hoger blijken te zijn. Je zegt dus: ministerie, help mij; ik zou graag meer subsidie willen. En vervolgens is daar artikel 7.6, dat zegt: ja, maar je kunt geen subsidie krijgen voor een project waar je ook een lening voor hebt gekregen. Mijn vraag is dus: is het niet logisch om ook artikel 7.6 aan te passen op grond daarvan, of is dit een volstrekt zinloze zorg? Dat laatste kan natuurlijk ook.

Voorzitter. Dan de inschrijving van aspirant-studenten die nog niet aan alle eisen voldoen. Dat is misschien wel het belangrijkste en het meest spoedeisende onderdeel van de wet. Uiteraard omarmen wij dit voorstel dat een hoop problemen voor vertraagde studenten en scholieren kan helpen voorkomen. We hebben wel wat zorgen over de potentiële enkele instelling die misschien een heel afwijkende invulling geeft aan het voorlopig toelaten. Binnen het kader van de wet hebben instellingsbesturen of opleidingsbesturen mogelijkheden om daarin te sturen. Terecht zegt de minister dat een eenduidige toepassing van de wet wordt geborgd doordat alle studenten bij dezelfde opleiding op dezelfde manier moeten worden behandeld. Maar wij hechten er ook wel aan dat een eenduidige toepassing ook geldt voor vergelijkbare opleidingen, zodat Social Work in Groningen niet totaal andere voorwaarden hanteert dan Social Work in Leiden. Dit is niet een enorm probleem, want we hebben eerder ook al gesproken over vertrouwen. Ik vertrouw er echt wel op dat de meeste instellingen dit goed doen. Maar wetgeving maak je niet alleen voor de goeden, maar ook voor de kwaden en de uitzonderingen. Ik zou de minister in ieder geval willen vragen of zij bereid is om de signalen een beetje te monitoren: loopt dat allemaal wel een beetje goed? Het hoeft niet allemaal gelijk te zijn, maar het moet een beetje met elkaar in de pas lopen, want je wil gewoon niet zulke grote verschillen bij iets wat zo belangrijk is.

Voorzitter. Dan de compensatie voor studenten. Dit wetsvoorstel geeft de minister eigenlijk een vrije hand in het maken van een regeling voor invulling van de compensatie voor studenten in de laatste fase van hun opleiding. Voor de rest is in de wet niets vastgesteld. Dat merk je bijvoorbeeld heel duidelijk in de schriftelijke inbreng van het CDA. Het CDA vraagt namelijk: waarom komen studenten aan particuliere opleidingen niet in aanmerking voor compensatie? Het aardige is dat dat helemaal niet in de wet staat. De wet sluit die studenten niet uit. Wat die studenten uitsluit, is de memorie van toelichting en wat daarin is geschreven. En die kan het CDA niet amenderen. Zelfs al zou het CDA zo ver willen gaan om te zeggen "wij willen die particuliere studenten wel laten meetellen onder de regeling", ze hebben daar op dit moment geen parlementair middel voor.

Een vergelijkbare frustratie als ik nu het CDA aanpraat, heb ik zelf ook, want ook de SP heeft natuurlijk haar eigen ideeën over de compensatieregeling. Ik heb daar inhoudelijk al met de minister over van mening gewisseld in het AO dat we eerder hebben behandeld. We hebben een amendement liggen bij de suppletoire begroting om de compensatie uit te breiden, omdat wij vinden dat die ook zou moeten gelden voor de wo bachelor. Maar feitelijk is dat wettelijk niet te regelen, want ik kan niet in de regeling treden die op dit moment sinds kort in consultatie is. Dat vind ik onbevredigend, wil ik hier weer zeggen. Die consultatie is overigens vorige week geopend en gisteren gesloten. Dat impliceert ook niet echt een superlangdurig en zorgvuldig proces.

Hier wordt mijn fractie dus ook weer voor een dilemma gesteld. Wij zouden heel graag een vol debat willen over de compensatieregeling en misschien een nadere invulling van de wet willen geven, maar de minister stelt: ja, maar als we dit onderdeel nu niet aannemen, komt de uitkering in september in gevaar. Dat begrijp ik ook. Het is voor mijn fractie dus ook geen optie om te zeggen: we amenderen dit hele stuk er gewoon uit en we gaan er in september een keer met z'n allen over praten. Ik wil het er dus toch op houden dat wij ons het recht voorbehouden om in het najaar opnieuw de discussie over compensatie te beginnen, bijvoorbeeld naar aanleiding van een inventarisatie over de vertraging, waarvan we net hebben afgesproken dat die gaat worden gehouden.

Voorzitter. Tot slot het onderdeel Justitie en Veiligheid. Ik wil daar eerlijk over zijn: ik had van mijn justitiewoordvoerder een aantal vragen meegekregen over het feit dat we nu rechters de mogelijkheid geven om drie jaar langer te blijven zitten. De vraag is dan: waarom kies je voor drie jaar? De coronacrisis gaat waarschijnlijk niet zo lang duren. Het lijkt er dus op dat we nu ook de reguliere vertraging aan het oplossen zijn met deze maatregel, en niet alleen de coronavertraging. Maar toevallig was ik twee VAO's geleden, toen ik hier kwam aanrennen, voorzitter van de commissie Justitie, ter vervanging van de heer Van Meenen. Die vraag is daar beantwoord. Ik vind het flauw om dan hier dezelfde vraag te gaan stellen, maar ik wil toch wel even markeren hoe ongemakkelijk het is dat een onderwijswoordvoerder die niet over justitie gaat, aan een onderwijsminister die niet over justitie gaat in dit geval een inhoudelijke vraag zou moeten stellen. Ook dat zegt iets over het ongemak en de onwenselijkheid van dit soort verzamelspoedwetten.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Futselaar. Daarmee zijn we aan het einde van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik kijk even naar de minister. Zij kan meteen met de beantwoording beginnen. Daar geef ik haar dus graag de gelegenheid voor.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank. Ik dank alle leden voor hun bijdragen en ook voor de moeite die zij zich hebben getroost om dit wetsvoorstel op korte termijn goed tot zich te nemen.

Voorzitter. Voor ik aan de inhoudelijke beantwoording begin, wil ik één ding zeggen over de voorbereiding van dit wetsvoorstel. Een van u zei dat er op de ministeries ook heel hard werd gewerkt. Ik wil hier even één iemand in het bijzonder bedanken. Onze directeur Juridische Zaken op het departement, Jan Veringa, is afgelopen vrijdag na enig uitstel toch met pensioen gegaan. Maar hij is in deze coronatijd extra gebleven om bijvoorbeeld dit soort wetsvoorstellen tot een goed einde te brengen. Hij heeft dat zo intensief en loyaal gedaan en hij heeft de heer Slob en mij de afgelopen maanden zo intensief bijgestaan in alles wat uitgezocht moest worden, dat ik hem als dank een plekje in de Handelingen gun. Ik weet dat hij daar blij mee zal zijn. Jan, via deze weg ongelofelijk veel dank voor jouw werk. En tegen de heer Futselaar zeg ik: ondanks dat er best kritiek mogelijk is op het wetsvoorstel.

Voorzitter. Ook voor mij geldt dat dit toch heel bijzonder is. Dat maakt dat ik met de heer Futselaar zeg dat je ook als kabinet dit soort verzamelwetten eigenlijk niet moet willen. Het heeft altijd iets ongemakkelijks. Ondanks het feit dat het kabinet met één mond spreekt, sta ik hier dadelijk ook wat ongemakkelijk onderwerpen te behandelen, bijvoorbeeld als het gaat om rijbewijzen, de leeftijd van rechters en zorgpremies. Dat is nou niet iets waar ik zomaar alle vragen over kan beantwoorden. Dus ja, het heeft iets ongemakkelijks. Het kabinet zegt ook dat dit in de regel onwenselijk is. Dat moet je niet doen. Er past dus ook grote terughoudendheid als je met zo'n verzamelwet komt.

En toch hebben we hier daarvoor gekozen. Zoals het in deze tijd helaas moet, zaten we met een aantal dingen die je gewoon in een heel kort tijdsbestek wil regelen. Dat zijn wetsvoorstellen die ook van de Raad van State om een behandeling met spoed vragen. Als je dat telkens weer in een apart voorstel gaat doen, vraagt dat ook heel veel extra werk. Tegelijkertijd hebben we geoordeeld dat de complexiteit van een aantal zaken dat hier wordt geregeld niet zodanig is dat dit een apart wetsvoorstel rechtvaardigde; vandaar deze keuze. Maar ik zeg er eerlijk bij dat dit geen schoonheidsprijs verdient. De heer Futselaar heeft helemaal gelijk dat je dit soort verzamelwetten zo veel mogelijk moet vermijden, zeker ook vanwege het spoedeisende karakter.

Voorzitter. Ik ben me er zeer goed van bewust dat wij dit op een heel laat tijdstip hebben ingediend. Het ware chiquer geweest als ik wellicht ook even een voorwaarschuwing had gegeven aan de Kamer, zo van: dit komt er aan en dat vraagt van u op korte termijn heel veel werk. Dat ware chiquer geweest en daarom ook mijn dank aan u allen dat u toch hebt meegewerkt aan het feit dat wij het wetsvoorstel deze week kunnen behandelen. Ik hoop ook van harte dat u er deze week over stemt, want dan kan dat ook in de Eerste Kamer volgende week. Dan weten studenten op een aantal terreinen gewoon waar ze aan toe zijn. Dan kunnen we bijvoorbeeld de zachte knip regelen.

Voorzitter. Ik wil nu ingaan op een aantal van de gestelde vragen. Ik probeer dat zo goed mogelijk thematisch te doen. Allereerst het punt van de Erfgoedwet. De heer Futselaar heeft heel goed gezien dat het wetsvoorstel een soort nieuwe samenloop regelt in de subsidie dan wel lening vanuit de Erfgoedwet. Maar nu vraagt hij eigenlijk of dat andersom ook niet geregeld moet worden, in artikel 7.6. Het gaat om eigenaren van rijksmonumenten die een lening hebben gekregen voor een restauratie. In dat geval kun je inderdaad geen aanvullende subsidie krijgen. Als je kiest voor een lening — dat is vaak een laagrentende hypotheek van het nationaal Restauratiefonds — dan kun je 100% van de restauratiekosten gefinancierd krijgen. Aanvullende subsidie is daar dus niet nodig. Als je restauratiekosten onverhoopt hoger uitvallen, kun je op basis van de voorwaarden die het nationaal Restauratiefonds stelt, een aanvullende laagrentende lening krijgen. Die samenloop is dus al geregeld. Er hoefde dus geen aanpassing plaats te vinden in deze wet.

De heer Futselaar had het over de voorwaardelijke toelating in het onderwijs. Dat is een heel belangrijk punt. De heer Wiersma zei dat het heel belangrijk is dat we dit voor studenten regelen, want dit is ook een belangrijk instrument om te voorkomen dat de studenten die nog niet in hun laatste jaar zitten, een onnodige vertraging oplopen.

De heer Futselaar vraagt terecht hoe je willekeur voorkomt. Hoe voorkom je dat een student in het ene geval wel alvast kan doorstromen en in het andere geval niet? De heer Futselaar en ik zijn alle twee een beetje van het principe: we hebben veel vertrouwen, maar soms wil je ook goed de vinger aan de pols houden. In het servicedocument hoger onderwijs staan afspraken over hoe instellingen zo goed mogelijk vorm moeten geven aan de voorwaardelijke toelating. Ik vertrouw erop — dat heb ik tot nu toe ook gezien — dat de bestuurlijke afspraken in het servicedocument ook staan. Mbo-instellingen geven bij een overgang van mbo naar hbo bijvoorbeeld een afrondingsadvies. Zij geven dus aan wat een student wel en niet heeft afgerond, met een advies over of zij vinden dat hij kan doorstromen. De afspraak is dat dit een heel zwaarwegende rol moet krijgen bij de toelating tot de hogeschool. Hogeronderwijsinstellingen moeten op hun beurt rekening houden met de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid van studenten. Studenten die voor eenzelfde opleiding in aanmerking komen, moeten echt op dezelfde manier worden beoordeeld. Ik verwacht dat men transparant en open is over hoe men dat doet. Indien een student het daar niet mee eens is, kan hij natuurlijk altijd bezwaar aantekenen bij de geschillencommissie. Ik zal met de instellingen en de studentenorganisaties — via het ISO en LSVb krijgen we altijd heel veel signalen uit de medezeggenschap en van studenten — de vinger aan de pols houden dat dit goed loopt. Ik vind het met de heer Futselaar heel belangrijk dat dit echt goed georganiseerd wordt.

Voorzitter. In eerdere algemeen overleggen hebben we al een discussie gehad over de vraag of de compensatieregeling niet moet worden uitgebreid naar de wo-bachelor. Ik heb al gezegd dat de heer Futselaar daar eigenlijk wel een valide redenering over heeft. Wij hebben gekozen voor de 80/20. Voor de grote bulk van studenten gaat het goed. Ik zie nu overigens ook dat het aantal inschrijvingen voor een master behoorlijk oploopt. Waarschijnlijk gelet op de situatie op de arbeidsmarkt, zien we dat meer studenten ervoor zullen kiezen om langer in het onderwijs te blijven. We hebben hier een debat over gevoerd. We zijn het er niet eens over geworden en dat gaan we hier ook niet worden, geloof ik.

De voorzitter:

Toch een poging, meneer Futselaar, of niet?

De heer Futselaar (SP):

Nee, voorzitter, ik heb die hoop opgegeven. Even een heel praktische vraag. Er ligt een amendement voor van mij om extra budget te geven aan de compensatieregeling, met als onderliggend doel het uitbreiden van de regeling naar de wo-bachelor. Ik ben de eerste om te erkennen dat ik misschien nog wat zendingswerk moet verrichten, maar mocht het amendement aangenomen worden, is de minister dan bereid om de conceptregeling aan te passen conform dat amendement?

Minister Van Engelshoven:

Als uw zendingswerk van dien kwaliteit is dat u daar een meerderheid voor krijgt, ben ik niet te beroerd om dat geld uit te geven.

De voorzitter:

Gaat u door.

Minister Van Engelshoven:

Mevrouw Westerveld en mevrouw Van den Hul vroegen hoe ik er zicht op houd of studenten vertraging oplopen. Mevrouw Van den Hul vraagt ook of ik nu niet alvast kan toezeggen dat de studenten die mogelijk ooit vertraging oplopen, zicht hebben op compensatie. Ik ben het met de heer Wiersma eens dat dit nu echt geen verstandige keus zou zijn. Dat is niet alleen een kwestie van financiële ruimte. Dat is echt een keus vanuit de inhoud, om een aantal redenen. Iedere student heeft liever op tijd zijn diploma dan compensatie. Dus moet je met elkaar alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat je systemen zo inricht dat vertraging wordt voorkomen. Vandaar ook dat we bijvoorbeeld van een harde knip een zachte knip hebben gemaakt. Vandaar ook dat we het mbo extra middelen hebben gegeven om extra te begeleiden. Daarom vind ik dat er bij de overgang van het mbo naar het hoger onderwijs, maar ook in het hele hoger onderwijs goed moet worden gekeken naar de zorgplicht die men ook echt heeft om studenten zo goed mogelijk te begeleiden. Wordt dat een ingewikkelde opgave, zowel voor het hoger onderwijs als voor de student? Ja, maar het zijn ook moeilijke tijden, voor ons allemaal. Ik weet ook dat we hierin veel van mensen vragen, maar als je nu al zou zeggen dat wij ons erbij neerleggen dat voor hele brede groepen die vertraging er is, helpen we de student uiteindelijk niet. Want de incentive om die vertraging te voorkomen, haal je zo grotendeels weg. Ik ben het op dit punt wel met de heer Wiersma eens. Het is een beetje van: we'll cross that bridge when we get there. We gaan goed de vinger aan de pols houden en we gaan goed monitoren, maar we moeten nu met elkaar alles op alles blijven zetten om vertraging te voorkomen. Dat is waarmee je studenten echt het beste helpt. Vraagt het veel van iedereen? Ja, maar het is nu wel de verstandigste keus. Wanneer hebben wij daar precies zicht op? Wij houden ook hier, net zoals we ieder jaar eigenlijk alle onderwijsbeleidsmaatregelen monitoren, heel goed de vinger aan de pols voor wat betreft hoe het eruitziet.

Voorzitter. Mevrouw Westerveld had in dit kader nog de vraag: hoe worden kwetsbare studenten nou financieel gesteund? Kijk, ik ben het met mevrouw Westerveld eens dat je moet voorkomen dat kwetsbare studenten, die het toch al moeilijk hebben, extra de dupe worden van deze tijd. Daarom hebben we met de Vereniging Hogescholen, de VSNU en de NRTO ook afgesproken dat hun leden de ruimte die er vanaf 15 juni is, gebruiken voor toetsing, praktijkonderwijs en extra begeleiding van kwetsbare studenten. We vragen hen dus ook om daar waar het de kwetsbare studenten echt helpt, de ruimte die er is te gebruiken om hen zo veel mogelijk op locatie te ontvangen.

Het andere signaal dat wij horen, is dat het voor veel studenten met een beperking ook wel kansen biedt om digitaal onderwijs te volgen. Dit maakt namelijk dat zij de reis naar de onderwijsinstelling, die voor sommige studenten met een beperking niet makkelijk is, niet hoeven te maken. Er zitten dus twee kanten aan. De werkgroep studentenwelzijn zal voor het zomerreces nog een handreiking publiceren met aandachtspunten voor het aankomende studiejaar en voor de herstart van het fysieke onderwijs: hoe hou je daarbij zo veel mogelijk rekening met kwetsbare studenten?

Ondanks al deze maatregelen kan ik ook niet uitsluiten dat kwetsbare studenten de komende tijd extra steun nodig zullen hebben. De zorgplicht die hogescholen en universiteiten hebben, vullen ze nu al dagelijks in via extra ondersteuning, aangepaste tentamenmogelijkheden of op financieel vlak, bijvoorbeeld via het Profileringsfonds. Ik blijf de situatie van kwetsbare studenten ook goed monitoren. Ik ga me hier ook tegenaan blijven bemoeien. Als we die handreiking bijvoorbeeld hebben, gaan we kijken of we dat in de praktijk terugzien. Hoe gaat het met het beroep op het Profileringsfonds? Gaat dat goed? Ik ben het dus met u eens dat we hier extra aandacht voor moeten hebben.

Mevrouw Westerveld vroeg mij ook nog ...

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, over het laatste wat de minister gezegd heeft.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dit gaat over de kwetsbare studenten. Ik weet niet of de minister de beantwoording daarover nu heeft afgerond, maar ik ben er in ieder geval heel blij mee dat de minister zegt: we blijven dit monitoren. Volgens mij is het heel goed om deze groep in het vizier te houden, niet alleen als het gaat om de vraag of ze wel wel goed toegankelijk onderwijs kunnen krijgen, maar ook voor wat betreft de financiële kant. Dan heb je natuurlijk het Profileringsfonds, maar soms ontvangen deze studenten bijvoorbeeld aanvullende uitkeringen omdat ze dat nodig hebben vanwege de hogere kosten. Ik wil de minister vragen of zij ook op de een of andere manier in staat is om met haar collega's van de zorgkant en van de inkomenskant in ieder geval eens te kijken of het nu goed gaat met deze groep, bijvoorbeeld over een halfjaar. Ik kan me namelijk voorstellen dat deze groep extra vertraging oploopt. Dat heeft dan natuurlijk ook gevolgen voor de kansen op de arbeidsmarkt enzovoorts. Volgens mij moeten we dit echt goed met elkaar in de gaten houden. Dat is natuurlijk ook een beetje ministerie-overstijgend.

Minister Van Engelshoven:

Ik heb al eerder vandaag en ook vorige week in een debat in de richting van de heer Futselaar toegezegd dat we inderdaad zullen monitoren wat de groepen studenten zijn die echt extra vertraging oplopen of die uitvallen. Want dat is ook nog een zorg: dat er studenten zijn die uitvallen. Die monitor heb ik toegezegd. En ik heb volgens mij in dat debat ook toegezegd dat ik u dit najaar een beeld zal geven hoe het daarmee staat en of we daar voldoende zicht op hebben.

Voorzitter. Mevrouw Westerveld had ook nog een vraag over studenten met deelcertificaten. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk om studenten toe te laten die nog niet geheel aan de vooropleidingseisen en toelatingseisen voldoen. Voorwaarden zijn wel dat dat te wijten is aan de coronacrisis, dat zij hun studievertraging binnen de gestelde termijn kunnen inhalen en dat zij over voldoende basis aan kennis en vaardigheden beschikken om met de vervolgopleiding te kunnen starten. Dat betekent dat instellingen ook de mogelijkheid hebben om studenten toe te laten die eventueel nog een of enkele deelcertificaten moeten halen, bijvoorbeeld als het gaat om het afleggen van staatsexamens. Dat kan dus ook. In het servicedocument vindt u ook die afspraken terug, bijvoorbeeld als het gaat om staatsexamens in relatie tot de toelating tot een bacheloropleiding.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik begrijp deze reactie, maar we zitten nu volgens mij wel met een dilemma. Ik heb hiervoor in een debat met minister Slob en ook vorige week in een debat met minister Slob een discussie gehad, omdat studenten die opgaan voor een deelcertificaat geen herkansingsmogelijkheden krijgen. Studenten in het speciaal voortgezet onderwijs die opgaan voor een diploma, krijgen er bijvoorbeeld vier. Daarvan zegt minister Slob: dat ligt ook aan de beperkte beschikbaarheid van examinatoren. Dat kan ik volgen, maar het is natuurlijk wel lastig als instellingen in het hoger onderwijs deze aankomende studenten wel kunnen binnenlaten, maar er vervolgens binnen een jaar geen herkansingsmogelijkheid is. Ik snap dat dit een puzzel is, dat het een discussie is die we misschien verder met minister Slob moeten voeren, maar het loopt hier wel spaak tussen in ieder geval de goede intentie van deze wet en de uitvoering ervan als het gaat om leerlingen die certificaten moeten halen, die nul herkansingsmogelijkheden krijgen.

Minister Van Engelshoven:

Ik begrijp uw vraag. Als je bijvoorbeeld nog een staatsexamen moet doen en je hebt dat nodig om toegelaten te worden tot de bacheloropleiding, dan heb je daarvoor tot 1 januari de tijd. Dan zegt u: maar wat nou als er tot 1 januari daar niet de kans voor is? We weten niet of dat soort situaties zich zullen voordoen. Het zal waarschijnlijk om een enkele uitzondering gaan. Voor dit soort gevallen hebben we in de regel gewoon een hardheidsclausule. Dus volgens mij lost dat zich via die route op. Mocht het anders zijn, dan kunnen we altijd nog iets doen. Wellicht sta ik hier dan weer met een spoedwetje om dit te repareren. Maar ik heb het idee dat dit zich wel oplost omdat men tot januari de tijd heeft.

Voorzitter. Dan de vraag van mevrouw Westerveld welke niet-EER-landen aangesloten zijn bij het Bolognaproces en of die studenten ook zijn meegenomen in dit wetsvoorstel. Niet-EER-landen die bij de Europese hoger onderwijsruimte zijn aangesloten, zijn onder meer landen als Kazachstan, Azerbeidzjan, Albanië en Armenië. Wat in het wetsvoorstel is opgenomen voor internationale instroom, is gelijk geregeld voor EER- en niet-EER-studenten. Dus het wetsvoorstel maakt het zowel voor EER- als voor niet-EER-studenten mogelijk om te worden toegelaten tot een Nederlandse masteropleiding indien nog niet voldaan is aan een toelatingseis. Volgens mij hebben we dat onderscheid in het wetsvoorstel gedekt.

Voorzitter. Dan kom ik bij een aantal onderwerpen die op terreinen liggen waarover ik, met de woordvoerders hier, zeg: het zijn niet de terreinen waar ik het meest in thuis ben, maar ik doe mijn best om daar naar vermogen op te antwoorden.

Allereerst kom ik bij het amendement op stuk nr. 9 van de heren Groothuizen en Van Dam over de periode waarbinnen rechters na 70 jaar voor herbenoeming in aanmerking kunnen komen. Dit amendement is volgens mij in een andere vergadering in dit pand besproken, en krijgt oordeel Kamer. Volgens mij scheelt ons dat allemaal een hoop discussie.

Voorzitter. De heer Futselaar maakte nog een punt van de maatregel op leeftijdsgrenzen. Die is met name bedoeld om de werkvoorraad ten gevolge van corona op te lossen. Er komt niet iets achter weg van: o ja, er waren nog andere achterstanden en die doen we op deze manier ook.

Dan een punt op het gebied van het ministerie van IenW: de rijbewijzen. De heer Rog vroeg of het kabinet bereid is de effecten op de verkeersveiligheid te monitoren van het voorstel dat hier ligt om voor houders van een niet-Nederlands rijbewijs van buiten de Europese Unie, het verkrijgen van een Nederlands rijbewijs mogelijk te maken. Zoals al aangekondigd door de minister van IenW zal in meer algemene zin over de mogelijke effecten op de verkeersveiligheid door houders van buitenlandse rijbewijzen overleg gevoerd worden met het OM, de politie en de Rijksdienst voor het Wegverkeer, waarbij ook wordt gekeken naar deze monitoring. Bij de monitoring zal ook gesproken worden over de mogelijke effecten van dit wetsvoorstel. Daarbij moet ik wel aantekenen dat de looptijd van en de groep betrokkenen bij dit wetsvoorstel echt heel beperkt zijn, waardoor het mogelijk lastig is om de precieze effecten op de verkeersveiligheid daarvan te monitoren. Maar de minister heeft mij meegegeven dat zij de mogelijkheden daartoe wel zal bespreken en de Kamer zal informeren over de uitkomsten van dat overleg.

Dan is er nog het amendement van mevrouw Westerveld over het verruimen van de catastroferegeling. Het zal mevrouw Westerveld niet geheel verrassen dat ik dat amendement moet ontraden. De catastroferegeling garandeert dat de extra coronakosten die verzekeraars dienen te dekken, niet meer bedragen dan 4% van hun vereveningsbijdrage. Om deze kosten te dekken, moeten de verzekeraars de reserves aanspreken. Het kabinet gaat ervan uit dat zorgverzekeraars hun reserves zullen inzetten om deze kosten te dekken. Die reserves zijn immers ook bedoeld om financiële tegenvallers op te vangen. De eisen die GroenLinks in het amendement stelt aan die inzet van reserves zijn in strijd met Europese regelgeving. Het is juridisch ook niet mogelijk om in het lopende jaar een verandering met nadelige gevolgen voor de zorgverzekeraars door te voeren. Dat ondermijnt ook het gerechtvaardigd vertrouwen van de zorgverzekeraars. Een zorgverzekeraar mag ook niet onder zijn wettelijk vereiste eigen vermogen zakken. De Nederlandsche Bank houdt daarop toezicht. Het amendement van GroenLinks kan juist ook leiden tot toekomstige premiestijgingen. Volgens mij was dat nou juist wat mevrouw Westerveld meende te willen voorkomen. Om deze redenen wordt het amendement ontraden.

Mevrouw Westerveld vroeg mij ook nog of de coronakosten niet los moeten worden gezien van de algemene zorgkosten. Moeten we niet voorkomen dat de zorgpremie harder stijgt en dat de kosten van deze crisis bij de middeninkomens terechtkomen? Er zijn op dit moment geen signalen dat de totale zorgkosten veel hoger uitkomen door deze crisis. Als de totale zorgkosten niet veel stijgen als gevolg van de coronakosten, dan zal de premie ook niet veel hoger worden. De gevolgen van de COVID-19-crisis zullen door alle partijen gedragen moeten worden, zowel door de Staat als de zorgverzekeraars als de premiebetaler. Er is dus geen reden waarom de coronakosten helemaal geen invloed mogen hebben op de premie. Het kabinet gaat er wel van uit dat zorgverzekeraars hun reserves zullen inzetten om die premiestijging te dempen. Daar zijn deze reserves namelijk ook voor bedoeld. Overigens geldt dat lage inkomens altijd via de zorgtoeslag worden gecompenseerd voor die premiestijging. Verder kijken we elk jaar in augustus naar de koopkrachteffecten en dit jaar zullen we zeker ook goed kijken naar de koopkrachteffecten op de middeninkomens. Maar alles overwegende moet ik uw amendement wel ontraden.

Voorzitter, dan ben ik aan het einde gekomen van mijn beantwoording.

De voorzitter:

Maar mevrouw Westerveld heeft nog een vraag.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik doe dat met het risico dat ik als een woordvoerder die op dit onderwerp niet de woordvoerder is, zonder de kern te raken in een technische discussie beland met een minister die er niet over gaat. Met ons amendement willen we juist regelen dat de middeninkomens niet worden getroffen. Als we niets doen, weten we dat de zorgkosten omhooggaan en dat een deel via de zorgpremies en de inkomensafhankelijke zorgbijdrage bij deze groep terechtkomt. De minister zegt dan: als we uw amendement doorvoeren, lopen we juist de kans dat de zorgpremie via een omweg omhoog moet gaan. Daar willen we natuurlijk niet in terechtkomen. Maar is de minister het niet met mij eens dat de zorgpremie als we niets doen sowieso omhooggaat? Zo ja, moeten we dan niet iets doen om in ieder geval te voorkomen dat de middeninkomens direct geraakt worden door de coronacrisis?

Minister Van Engelshoven:

Mevrouw Westerveld begrijpt heel goed dat zij van mij het onmogelijke vraagt als zij mij om een voorspelling vraagt van wat deze crisis gaat doen met de zorgpremies. Zelfs als de collega's van VWS hier zouden staan, zouden zij niet precies kunnen zeggen wat er gaat gebeuren. Ik heb u zojuist aangegeven dat het kabinet daar in augustus, wanneer we het koopkrachtbeeld vaststellen, een preciezer beeld van heeft. Ik zou zeggen dat dat het moment is om die discussie te voeren.

De voorzitter:

Dank u wel. Is er behoefte aan een tweede termijn? Niet iedereen is in de zaal aanwezig, want de heren staan in de wandelgang. Eigenlijk hebben we zelfs geen quorum meer! Heren! Heeft iemand van u behoefte aan een tweede termijn? Ik zie dat dat niet het geval is en daarmee zijn we gekomen aan het einde van de beraadslaging.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de amendementen en het wetsvoorstel vinden aanstaande donderdag plaats. Ik wens u tot slot allemaal nog een goede avond!

Naar boven