41 Onderwijs en corona p.o./vo

Aan de orde is het VAO Onderwijs en corona p.o./vo (AO d.d. 17/06).

De voorzitter:

Dan gaan we door met het verslag van het algemeen overleg Onderwijs en corona p.o en vo. Ik heet de minister van harte welkom. Ik geef als eerste graag het woord aan de heer Rudmer Heerema. Hij spreekt namens de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Naar aanleiding van het algemeen overleg over onderwijs en corona heb ik twee moties. De eerste motie dien ik in, omdat de minister naar onze mening gezegd heeft dat de onderwijsinspectie na de vakantie weer opstart met het al dan niet beboeten van ouders van kinderen die niet naar school gaan. Wat ons betreft, moet dat strakker. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer op 22 april 2020 de motie-Wilders/Asscher (25295, nr. 279) heeft aangenomen waarbij ouders die hun kinderen na de meivakantie nog niet naar school willen laten gaan, daarvoor voorlopig geen boete krijgen;

constaterende dat het kabinet, op basis van het advies van het OMT, heeft geconcludeerd dat scholen na de vakantie weer volledig open kunnen;

van mening dat het belangrijk is dat kinderen, binnen de geldende normen, weer volledig naar school gaan;

verzoekt de regering om leerplichtambtenaren direct na de zomervakantie weer alle wettelijke mogelijkheden te bieden om ongeoorloofd verzuim van leerlingen tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rudmer Heerema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 189 (35300-VIII).

De heer Kwint heeft een vraag.

De heer Kwint (SP):

Een verhelderende vraag, voorzitter. Welke wettelijke mogelijkheden heeft een inspecteur na de zomervakantie niet, die hij met deze motie wel zou hebben?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

We hebben per motie besloten dat wij de onderwijsinspectie als het ware on hold zetten. We hebben die beslissing nog niet herroepen, dus op dit moment geldt dat de onderwijsinspecteurs ook na de zomervakantie niet hoeven in te grijpen. Volgens mij is het verstandig om dat wel te doen. Daarom lijkt het mij verstandig om door middel van een motie, de motie-Wilders/Asscher als het ware te herroepen, omdat er allerlei nieuwe informatie over mogelijke besmettingen op scholen beschikbaar is.

De heer Kwint (SP):

Nog los van het feit dat wij wettelijke bevoegdheid volgens mij niet per motie vastleggen, kunnen we wel tegen de minister zeggen: nou, doe hiermee even wat rustiger aan. Maar wij hebben toch in het debat expliciet met elkaar gewisseld … Volgens mij was het zelfs de minister die erom vroeg. Hij zei: jongens, mag mijn inspectie na de zomervakantie weer, want er is een aangenomen motie? Toen hebben de mensen gezegd: dat mag weer. Nu weet ik niet zo goed wat deze motie nou precies extra is. Ik probeer het te begrijpen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb volgens mij ook een inleiding gegeven, waarin ik zei dat de minister naar onze mening in het debat heeft gezegd dat hij weer gaat "opstarten" na de zomervakantie. Volgens mij moeten we na de zomervakantie gewoon beginnen met het in stelling brengen van de onderwijsinspectie. Daar zit een verschil van mening. Ook bij de volgende motie zal er gewoon een klein verschil van inzicht zijn in hoe het volgens ons zou moeten.

Voorzitter, mag ik voortgaan met mijn volgende motie?

De voorzitter:

Gaat uw gang.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. De volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet, op basis van het advies van het OMT, heeft geconcludeerd dat scholen na de vakantie weer volledig open kunnen;

constaterende dat er nu al e-mails worden gestuurd door met name vo-scholen dat ze ook na de zomervakantie heel beperkt opengaan, bijvoorbeeld door alleen een mentoruur en/of bewegingsonderwijs te geven;

overwegende dat er in de communicatie vanuit de overheid gesproken wordt over het feit dat scholen na de zomervakantie "weer open mogen" in plaats van "weer open moeten";

van mening dat kinderen gebaat zijn bij goed onderwijs dat gegeven wordt door fysieke aanwezigheid in de klas en directe instructie en dat alle vo-scholen dus gewoon fysiek onderwijs moeten geven;

verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat alle scholen in het primair, voortgezet en speciaal onderwijs na de zomervakantie, binnen de geldende regels, weer volledig open gaan, en hier de Kamer over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rudmer Heerema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 190 (35300-VIII).

Dank u wel, meneer Heerema. Ik geef het woord aan de heer Kwint.

Ik zet de microfoon even uit, want anders maakt-ie geluid. Meneer Kwint namens de SP.

De heer Kwint (SP):

Dank u wel, voorzitter. We hebben het tijdens het debat onder andere gehad over het specifiek registreren van coronagevallen die herleidbaar zijn tot het onderwijs. Waarom? Ten eerste omdat wij vinden dat ouders en docenten recht hebben op die informatie. Ten tweede omdat we willen voorkomen dat mensen zelf allerlei Excelbestandjes gaan aanleggen met informatie waarvan ze de betrouwbaarheid lastig kunnen controleren. Daarom lijkt het ons een goed idee om die informatie duidelijk beschikbaar te maken voor geïnteresseerden. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er onrust en onduidelijkheid kunnen ontstaan over een eventuele toename van het aantal coronabesmettingen samenhangend met de heropening van de scholen;

constaterende dat er geen specifieke registratie plaatsvindt van coronabesmettingen die herleidbaar zijn naar weer geopende scholen;

van mening dat om mensen te voorzien van betrouwbare informatie deze registratie noodzakelijk is;

verzoekt de regering het aantal coronabesmettingen die herleidbaar zijn tot een besmetting op een specifieke school te gaan registreren per school en deze informatie openbaar beschikbaar te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 191 (35300-VIII).

De heer Kwint (SP):

Voorzitter. Ter illustratie, een journalist die voor het AD een verhaal wilde maken over coronabesmettingen op scholen, heeft hiervoor letterlijk alle GGD's moeten afbellen. Vervolgens kreeg hij als antwoord dat ze het te druk hadden om dit voor een journalist uit te gaan zoeken. Die informatie is nu dus niet beschikbaar. Het lijkt ons verstandig om dat wel te doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van den Hul namens de Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Er is veel gebeurd sinds het AO Onderwijs en corona p.o./vo. Zo is er inmiddels, mede dankzij de keiharde inzet van Elijah, waar we ook al tijdens het AO bij stilstonden, een vlagmoment voor eindexamenkandidaten in het vso. Ik geef de minister hierbij een duim omhoog, omdat hij hier gehoor aan heeft gegeven.

Voorzitter. We hebben inmiddels ook meer duidelijkheid over de openstelling van schoolgebouwen. Ik zeg "schoolgebouwen", want uiteraard nog steeds alle lof voor iedereen die al maandenlang bezig is om fysiek maar vooral ook online te zorgen dat de scholen gewoon open konden blijven. Tegelijkertijd weten we dat "open mogen" nog niet betekent "opengaan". De heer Heerema had het er net ook al over. Dat blijkt ook uit berichten over de soms grote verschillen in hoe scholen hiermee omgaan. Mijn vraag aan de minister: hoe zorgen we nou dat die verschillen niet leiden tot grotere kansenongelijkheid? En hoe ziet de minister zijn rol hierbij?

Voorzitter. Morgen spreken we nog uitgebreid verder over onder meer het onderwijsachterstandenbeleid en het lerarentekort. Daarom laat ik het voor nu hierbij.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Hul. Dan is het woord aan mevrouw Westerveld. Zij spreekt namens GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Fijn dat er een vlagmoment komt. Ik hoop dat alle mensen die hun vlag uithingen na de examens in het reguliere onderwijs, dat ook zullen doen wanneer de leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs horen of ze geslaagd zijn.

Voorzitter. Daarover gesproken, ik heb een motie over het behalen van certificaten. Ik blijf het namelijk bijzonder vinden dat leerlingen die opgaan voor een certificaat nul herkansingen krijgen, terwijl ze vier herkansingen krijgen wanneer ze opgaan voor een diploma. Dit kan voor grote problemen zorgen voor de leerlingen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er leerlingen zijn die verspreid over meerdere jaren vakken afsluiten via een certificaat en er voor hen geen herkansingsmogelijkheid is;

constaterende dat dit leerlingen in problemen kan brengen, bijvoorbeeld omdat ze deze certificaten nodig hebben voor een vervolgopleiding of omdat ze dit jaar de leeftijd van 20 jaar hebben bereikt en dus niet nog een jaar vso-onderwijs kunnen volgen;

verzoekt de regering om met het CvTE te kijken naar de beschikbaarheid van examinatoren en de mogelijkheden om voor de leerlingen voor wie het behalen van de certificaten noodzaak is vanwege vervolgopleiding of leeftijd, wel een herkansing te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Kwint en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 192 (35300-VIII).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik heb nog één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat diverse ouders en de minister van Gehandicaptenzaken aangeven dat kinderen die vanwege hun beperking geen mondkapje kunnen dragen, de afgelopen weken zijn geweigerd door vervoerders;

constaterende dat kinderen met een beperking hierdoor niet naar school kunnen en verder uitgesloten worden van de samenleving en dit in strijd is met het VN-verdrag Handicap;

constaterende dat vanaf 1 juli de eis om mondkapjes te dragen in het leerlingenvervoer verdwijnt, maar in het reguliere openbaar vervoer wordt gehandhaafd;

overwegende dat dit voor onduidelijkheid kan zorgen onder vervoerders;

verzoekt de regering om duidelijk naar de vervoerssector te communiceren dat leerlingen in het leerlingenvervoer vanaf 1 juli geen mondkapje meer hoeven te dragen en dus niet geweigerd kunnen worden;

verzoekt de regering tevens er ook op toe te zien dat er voldoende beschermingsmiddelen en -materialen zijn voor bestuurders en begeleiders in het leerlingenvervoer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 193 (35300-VIII).

Dan geef ik het woord aan de heer Van Meenen namens D66.

De heer Van Meenen (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik begin met een motie en dan heb ik nog een vraag aan de minister. De motie gaat over brede brugklassen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het regeerakkoord is afgesproken dat scholen regionaal de opdracht hebben een zo dekkend mogelijk aanbod van verschillende typen brugklassen aan te bieden;

overwegende dat de minister op dit moment slechts waarneemt of er een divers aanbod van brugklassen is;

verzoekt de regering in samenwerking met gemeenten meer regie te voeren op een divers aanbod van verschillende typen brugklassen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 194 (35300-VIII).

Maar er is nog wel een vraag van de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Het zal ongetwijfeld aan mij liggen, maar ik snap alweer die man niet helemaal.

De heer Van Meenen (D66):

Sorry?

De heer Kwint (SP):

Ik zei: het zal ongetwijfeld aan mij liggen, maar ik snap alweer die man niet helemaal. We hebben toch morgen een debat over de bekostiging van het voortgezet onderwijs, waarbij we onder andere de mogelijkheid hebben om iets te doen voor die brede brugklassen?

De heer Van Meenen (D66):

Ja.

De heer Kwint (SP):

Is dat niet een veel logischer? Ik bedoel, ik vind het een goed idee, hoor. Ik vermoed zomaar dat ik voor ga stemmen.

De heer Van Meenen (D66):

Goed idee. Ik heb dit naar voren gebracht in dit debat ook in het kader van corona, omdat er juist nu extra behoefte is aan brede brugklassen. Er is immers geen eindtoets geweest en geen mogelijkheid tot herkansing, zal ik maar even zeggen. Dat is voor mij de reden geweest om het in dit debat te doen, maar het had ook morgen gekund. Maar ja, morgen heb ik weer hele andere, mooie, nieuwe ideeën, meneer Kwint, zoals u weet.

De heer Kwint (SP):

Ik kijk daarnaar uit, voorzitter.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Van Meenen (D66):

Ook ik zal bij het vlagmoment zijn. Het is mooi dat het er komt en laten we allemaal Elijah hier nog een keer noemen, voor zover mogelijk, want die heeft daar ontzettend veel aan gedaan. Het is goed dat dat hier nog even gememoreerd wordt. Hij zal er zelf ook bij zijn, dat is prachtig. Ik ben ook erg benieuwd naar de reactie van de minister op de motie van mevrouw Westerveld over de herkansingen voor de certificaathouders. Ik heb mezelf al als examinator aangemeld, maar ja, of het nodig is, zal moeten blijken. Aan mij zal het in ieder geval niet liggen.

Ten slotte nog een vraag. Die gaat over iets wat ik ook in het debat naar voren heb gebracht. De wettelijke vereisten voor een leerlingvolgsysteem zijn beperkt. Scholen zijn zich dat eigenlijk nauwelijks bewust en je ziet een soort verslaving aan systemen als Magister en SOM. Dat zijn ze dan ook, want dat zijn de enige twee die er nog bestaan. De prijzen daarvan worden verhoogd en scholen voelen zich gedwongen om daaraan mee te doen. Mijn vraag aan de minister is of hij bereid is om te kijken of er niet iets mogelijk is in het kader van SURF en Kennisnet. Kan er vanuit die publieke voorzieningen een dergelijk systeem ontwikkeld worden, zodat we niet meer afhankelijk zijn van deze marktpartijen?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we aan het einde gekomen van de inbreng van de kant van de Kamer en wachten we even tot de minister beschikt over de moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Slob:

Voorzitter, dank u wel. Ik dank de Kamerleden voor de moties die zijn ingediend. Ik begin bij de motie op stuk nr. 189 van Kamerlid Heerema met betrekking tot wat de leerplichtambtenaren na de zomervakantie weer zouden moeten doen. Ik ben volgens mij in het debat heel helder geweest. Ik heb de indieners van de vorige motie gevraagd of zij ermee konden instemmen, want het was natuurlijk een uitspraak van de Kamer, dat we na de zomervakantie weer gebruikmaken van het oude regime. Ik kan me niet herinneren dat ik het woord "opstarten" in de mond heb genomen, maar als dat tot onhelderheid heeft geleid, dan neem ik die bij dezen weg. Alle wettelijke mogelijkheden zijn aanwezig. Het enige wat in de afgelopen periode is gebeurd, is dat er niet met het bonnenboekje is gezwaaid, om het even huiselijk te zeggen. Na de zomervakantie gaan we daar wel weer mee aan de slag. Er wordt overigens op dit moment in sommige steden, als het niet coronagerelateerd is, ook al wat strenger opgetreden. We gaan gewoon weer conform het oude regime werken. Als er mensen zijn die door corona getroffen zijn of die om andere redenen niet naar school kunnen, dan worden zij uiteraard daarvan uitgezonderd, maar voor de rest werken we conform ... Zoals de inspectie, wilde ik zeggen, maar het zijn de leerplichtambtenaren. Dat zeg ik even in de richting van de heer Kwint. Dat is wel iets anders. We werken dus zoals de leerplichtambtenaren altijd al werken.

Ik vind deze motie in die zin overbodig, omdat het al is toegezegd. Het wordt hier nog een keer bevestigd. Dan lijkt het net alsof we nu iets anders aan het doen zijn dan we vorige week hebben afgesproken. Ik heb daar geen motie voor nodig. Ik ben heel duidelijk geweest in de richting van de Kamer, en de Kamer in mijn richting.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Mijn herinnering aan het AO is iets anders. U heeft inderdaad de indienende partij gevraagd of het goed was dat die motie zo ten einde kwam, als het ware. Daar moest even over overlegd worden, had ik begrepen; daarom deze motie. Maar de minister is heel helder en zegt: er wordt gewoon gestart op 1 september met het huidige regime, tenminste, het regime vóór corona. Dat is voor mij voldoende. Dan trek ik deze motie in.

Minister Slob:

Dat waardeer ik, want ik denk dat we op een hele mooie manier als Kamer en kabinet hierin samengewerkt hebben en tot eenduidige conclusies zijn gekomen.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Rudmer Heerema (35300-VIII, nr. 189) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Slob:

De motie op stuk nr. 190 verzoekt het kabinet om ervoor te zorgen dat alle scholen in het primair, voortgezet en speciaal onderwijs na de zomervakantie, binnen de geldende regels, weer volledig opengaan en de Kamer hierover te informeren. Het primair onderwijs is inmiddels volledig open. Daar gaan we na de zomervakantie mee verder. Het speciaal onderwijs is ook al volledig open. Daar gaan we na de zomervakantie ook mee verder. Het voortgezet onderwijs is nog niet volledig open, maar na de zomervakantie gaat het voortgezet onderwijs helemaal open. Daar is het kabinet heel duidelijk in geweest. Er is geen enkele twijfel over. Ik ben daar zelfs blij mee, want op het moment van overleg was het besluit inderdaad nog niet genomen door het crisisteam. Ik heb u wel verteld dat we een aanvraag hadden ingediend bij het OMT. U heeft het advies van het OMT ook gelezen. Dat heeft daarvoor ruimte geboden, zodat we dat besluit konden nemen. Er is geen twijfel over mogelijk. Na de zomervakantie gaan alle scholen die bij het funderend onderwijs horen, gewoon open, waar het overgrote deel dat op dit moment al is. Deze motie is in die zin echt overbodig, omdat twee van deze schoolsoorten al open zijn en er bij de derde geen enkele twijfel over hoeft te bestaan dat ze ook opengaan. Het besluit is genomen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb in mijn inleiding volgens mij gezegd dat het duidelijk is dat een aantal scholen communiceert met hun leerlingen en de ouders van hun leerlingen dat ze de eerste drie weken na de zomervakantie nog op dezelfde wijze doorgaan zoals ze dat nu doen. Ik vind dat niet kunnen. De minister heeft deze informatie blijkbaar niet. Ik wil een uitspraak van de Kamer hebben dat de scholen na de zomervakantie weer gewoon gaan lesgeven zoals we dat vóór coronatijd ook bedoeld hebben. Daar is twijfel over. Daar is ruis over. Het heeft niet geholpen dat de regering in uitingen heeft gezegd dat de scholen weer open mógen in plaats van moeten. Daar zit een groot verschil in. Volgens mij moeten we deze motie gewoon in stemming laten brengen, want ik wil hier een uitspraak over.

Minister Slob:

Het is natuurlijk aan de heer Heerema en zijn fractie zelf wat hij wel en niet in stemming wil laten brengen. Ons hebben inderdaad geen signalen bereikt dat scholen nu nog onduidelijkheid hebben over wat de situatie na de zomervakantie zal zijn. Toen wij ons algemeen overleg hadden, was er inderdaad nog onduidelijkheid. Toen is er door sommige scholen ook gecommuniceerd. Maar daar is het besluit uiteindelijk over gekomen. Wat de minister-president bij de persconferentie zei over de ruimte die er zou komen, was klip-en-klaar. Ik denk zelfs dat we zelf nu verwarring gaan zaaien als we net doen alsof het niet duidelijk is.

Dan over de woorden "weer open mogen". Als dat woord "mogen" gebruikt is, is dat ook in relatie tot de adviezen van de medische experts gedaan, die uiteindelijk ook de vrijmoedigheid hebben gegeven aan het kabinet om dit besluit te nemen. Die liggen daar natuurlijk als onderbouwing mede onder. Ik vind de motie dus echt overbodig. Ik denk dat de motie verwarring gaat zaaien, ook omdat u er schoolsoorten bij haalt die op dit moment al open zijn. Ik zou dat niet doen, maar dat is uiteraard aan u.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 191 van de heer Kwint, waarin wordt verzocht om coronabesmettingen die herleidbaar zijn tot een besmetting op een specifieke school, te gaan registreren per school. Na het algemeen overleg dat we hebben gehad, heeft de heer Van Dissel — mogelijk was u daarbij of heeft u meegeluisterd — vorige week in de Kamer het volgende heel nadrukkelijk aangegeven. Als iemand zich meldt, wordt zijn leeftijd geregistreerd, of het een man of een vrouw is en wat zijn beroep is. U weet dat onderwijs en kinderopvang, in één categorie, ook netjes bijgehouden worden. Als uit bron- en contactonderzoek blijkt dat de besmetting te herleiden is tot een school, wordt de registratie van een school er nu ook aan toegevoegd. Dat is inmiddels ingegaan. Dat wordt ook gepubliceerd, dus zo kunnen we goed bijhouden bij welke bron- en contactonderzoeken de pijltjes richting een school wijzen. Dat gaan we netjes registreren. Dat is inmiddels afgesproken en dat is met uw Kamer gecommuniceerd. U bent dus in feite al bediend voordat u uw motie getikt had. Dit gaan we dus gewoon zo doen. Ik denk dat dat ook een goede toevoeging is.

Er is gezegd dat het soms lijkt alsof er onduidelijkheid is over wat de GGD nou precies doet met signalen. Dat heeft ook weer, heel simpel, te maken met de casussen die zich aandienen. Op het moment dat een casus verwijst naar een school, wordt er op een andere manier gehandeld dan wanneer een casus verwijst naar een thuissituatie. Afgezien daarvan hebben ouders, even los van wat er vanuit een school komt, ook altijd zelf de ruimte en de mogelijkheden om zich te laten testen, als ze dat willen. Maar uw motie is inmiddels achterhaald door de tijd, want deze aanvulling heeft inmiddels plaatsgevonden en is natuurlijk ook met u gecommuniceerd.

De voorzitter:

Wat betekent dat voor de appreciatie?

Minister Slob:

Ik ontraad haar. Ik denk dat er anders verwarring gaat komen, alsof er weer iets nieuws gaat gebeuren, terwijl dit inmiddels geregeld is.

De heer Kwint (SP):

De minister zegt dat dit inmiddels al geregeld is. Krijgen wij dus binnenkort een makkelijk overzicht waarin je kunt zien welke coronabesmettingen gerelateerd zijn aan onderwijs en aan welke school die zijn gerelateerd?

Minister Slob:

De namen van scholen worden niet genoemd. Dat gaat natuurlijk niet. Dat heeft te maken met allerlei restricties die er zijn rond privacy enzovoorts, want die informatie is ook weer te herleiden tot personen. Maar er wordt geregistreerd of uit bron- en contactonderzoek blijkt dat de bron van een besmetting vermoedelijk een school is. Als dat zo is, dan wordt dat netjes geregistreerd en dan hebben we dat ook in dat overzicht.

Maar u weet ook dat er situaties zijn geweest waarbij iemand die bij een school betrokken was, besmet was, maar waarbij uit bron- en contactonderzoek bleek dat die besmetting bij wijze van spreken in de gezinssituatie was ontstaan of op een andere manier buiten de school. Dan wordt er natuurlijk geen kruisje achter de school gezet, want dan heeft die besmetting een heel andere oorzaak. Dus iedere keer wordt er bron- en contactonderzoek gedaan en wordt er gekeken waar het heengaat. Is dat een school? Dan wordt dat nu netjes geregistreerd, zoals u vorige week door de heer Van Dissel ook is toegezegd. Dat wordt netjes ook op de websites bijgehouden, zodat we dat overzicht hebben.

De heer Kwint (SP):

Het gaat mij er nou juist om dat het bekend wordt wanneer er coronagevallen op een school zijn en dat daar informatie over wordt gegeven. Inderdaad kan na bron- en contactonderzoek de conclusie zijn dat een besmetting misschien niet ontstaan is op een school. Maar als daar een periode van drie dagen — ik noem maar wat — tussen zat waarin iemand wel is gaan lesgeven, dan neem ik aan dat dat wel reden is om vervolgonderzoek te doen. Dat kan ook leiden tot het vaststellen van andere gevallen op de school. En als er meerdere gevallen op een school worden waargenomen, of één geval, dan is het toch niet zo gek dat zowel docenten als ouders zeggen "ik wil eigenlijk die informatie wél hebben"? Bovendien hebben we de afgelopen tijd een hele trits aan berichten in de media gezien waarbij het geen enkel probleem was dat scholen gewoon genoemd werden, in de zin van "er zijn hier zo veel gevallen geconstateerd", en "we gaan dicht" of "we hoeven niet dicht, want we hebben deze maatregelen genomen". Dat is allemaal al voor een groot deel openbaar. Als je daar zelf niet proactief over communiceert, dan komt wel het punt aan de orde dat ik eerder maakte, namelijk de angst dat mensen dan ook zelf Excelsheets gaan bijhouden, waarvan de informatie minder geverifieerd is dan wanneer wij dat als overheid zouden doen.

Minister Slob:

Het RIVM heeft toegezegd dat als uit bron- en contactonderzoek blijkt dat het te herleiden is naar een school, we dat ook gaan bijhouden. In algemene zin ... Uw aanvullende vraag is op z'n plaats, want ik had dat nog moeten vermelden. Er is al de afspraak dat als er sprake is van bijzondere clusters, er dan gecommuniceerd gaat worden en melding van wordt gedaan, ook richting ouders. Daar is op dit moment in Nederland gelukkig nog nooit sprake van geweest. Laten we hopen dat het zo blijft. Maar u krijgt al de toevoeging die u wilt hebben. Zo kunnen we het bijhouden. We weten sowieso dat het aantal besmettingen onder kinderen heel laag is, ook als het gaat om de overdraagbaarheid. Nu krijgen we nog extra informatie, wat in heel veel andere sectoren niet gebeurt. Als uit bron- en contactonderzoek blijkt dat het naar een school te herleiden is, dan registreren we dat ook weer apart. We houden het netjes bij.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Slob:

Dus ik ontraad deze motie.

Mevrouw Van den Hul heeft nog even de vinger gelegd bij het vlagmoment voor het vso. U wist dat ik daar al langer mee bezig was. Op het moment dat we het vlagmoment afspraken met de scholieren die vertegenwoordigd worden door LAKS, heb ik ook al met hen gesproken over een speciaal moment, met name voor het vso. Alleen voelden zij zich niet gerechtigd om die groep te vertegenwoordigen. Die heeft niet echt een vertegenwoordiger, al is er inmiddels een persoon die zich op die wijze opwerpt. Dat mag natuurlijk en dat doet hij met veel enthousiasme. Ik heb u verteld dat we gingen nadenken over het moment. Vrijdag is het eerste moment en daar zal op verschillende momenten in het land een vervolg aan worden gegeven. U bent allen van harte welkom.

De discussie over open mogen en open gaan had natuurlijk ook te maken met het feit dat het nog niet helemaal open kon. Nu dat wel kan, is aan die onduidelijkheid definitief een einde gekomen.

Mevrouw Westerveld is zeer consistent in het terugkomen op de certificaten. Ik ben ook consistent in mijn reactie, maar niet omdat we niet nog meer uitzonderingen zouden willen maken. We hebben de keuze gemaakt dat als het naar een diploma toe leidt er weer herkansingsmogelijkheden zijn. U weet dat het naar drie is gegaan en naar vier is gegaan. Daarmee weten we nu al dat we de rest van dit kalenderjaar nog bezig zijn met de herkansingen. Ik heb dat vandaag nog even heel expliciet nagevraagd. Men heeft zijn handen er echt overvol aan. Dat is een duidelijke afbakening geweest. U noemt heel specifieke groepen. Als iemand 20 jaar is en men nog niet helemaal gereed is omdat men zijn certificaat niet haalt, heeft men altijd nog de ruimte om een jaar door te gaan en het certificaat te behalen. Dat geldt nu ook al, ook zonder corona. Als het gaat om een vervolgopleiding, gaan we weer een uitzondering in een uitzondering maken. Dat gaat ook tot een stuk ongelijkheid leiden, even los van de capaciteitsvraag, voor degenen die voor de certificaten gaan. Ik houd dus vast aan de beantwoording zoals wij die gegeven hebben. Die is het meest consistent. Er wordt knetterhard aan gewerkt om te zorgen dat we dat dit kalenderjaar allemaal nog kunnen rondkrijgen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Wij hebben deze discussie inderdaad al een aantal keren gehad, maar ik heb de motie nu zo aangepast dat het om een veel kleinere groep gaat dan in de vorige motie. Het vorige verzoek was om dit standaard te doen voor alle leerlingen die opgingen voor certificaten. Ik begrijp dat er ook een groep leerlingen is die bijvoorbeeld een voldoende heeft gehaald, maar graag een herkansing wil om een nog hoger cijfer te halen. Daar geldt deze motie niet meer voor. Deze motie geldt alleen voor leerlingen die anders aantoonbaar extra vertraging oplopen of inderdaad niet worden toegelaten tot de vervolgopleiding. Mijn inschatting is dat dit echt een heel kleine groep betreft.

Minister Slob:

Dat is de inschatting van mevrouw Westerveld. Maar dat weten we ook niet exact, omdat niet wordt geregistreerd om wat voor reden mensen zich aanmelden voor deelcertificaten. Dat zou natuurlijk een enorm rare administratie worden. De vraag werpt zich nu wel op, maar het wordt niet op die manier bijgehouden. Dan krijg je toch ook een stukje rechtsongelijkheid. U kan zeggen dat het rechtvaardig is om daar een uitzondering in te maken — een uitzondering die in de normale situatie ook nooit gemaakt werd — maar daar kunnen degenen die dan net niet in deze categorie vallen weer anders over denken. Dat is de discussie die we nu aanvullend voeren, puur ook even vanuit de enorme opgave die er nu ligt en de duidelijke kaders die we daarvoor hebben opgegeven als ze opgaan voor hun diploma. Ik wil daaraan vasthouden. Het CvTE heeft daar met al zijn mensen echt de handen vol aan. Daarom ontraad ik deze motie.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Als de situatie iets duidelijk maakt, is het wel dat het voortgezet speciaal onderwijs achterloopt, ook als het gaat om examens en herkansingen. Maar dan wil ik de minister vragen of het CvTE wel de mogelijkheid heeft om in individuele gevallen een uitzondering te maken. Want ik heb dit natuurlijk ook besproken met bijvoorbeeld ouderenorganisaties die hiermee bezig zijn en examinatoren. Die geven aan dat een aantal leerlingen echt in de knel komt. Ik hoorde vorige week ook al dat er in een individueel geval wel uitzonderingen worden gemaakt. Dus dan is er al sprake van ongelijkheid. Kan dat dan niet standaard? Of kan het CvTE dat besluiten op basis van voorbeelden die ze binnenkrijgen en op basis van een leerling die naar hen toe gaat en zegt echt in de knel te komen?

Minister Slob:

Ik heb ook navraag gedaan of dergelijke situaties zich hebben voorgedaan. Dat heb ik niet bevestigd gekregen van het CvTE, dus ik weet niet waar uw voorbeeld vandaan komt. Ik ben altijd bereid om daar nog even individueel naar te kijken als u mij dat kan aanreiken. Op de kwestie van 20 jaar ben ik ook al duidelijk geweest. Dat was ook al in de niet-coronatijd zo. Als een leerling daardoor in de problemen komt, kan er gewoon een verlenging worden gegeven om uiteindelijk in de nieuwe periode het zeer begeerde certificaat te behalen.

De heer Van Meenen (D66):

De meeste examenleerlingen in het regulier voortgezet onderwijs slagen. Dat geldt ook in het voortgezet speciaal onderwijs. Dat geldt ook voor de certificaathouders. We hebben het hier dus sowieso over een beperkte groep, want het zijn degenen die een herkansing moeten doen. Met deze motie wordt de groep nog eens een keer verder beperkt. Dat zou van mij niet eens gehoeven hebben eerlijk gezegd, maar goed. Het enige argument dat de minister noemt is: er is geen capaciteit. Maar die tijd en capaciteit moeten toch te vinden zijn, als je nou net als bij de vso-leerlingen zou zeggen dat je tot 1 januari de tijd neemt, zeker als je ook nog gebruikmaakt van mensen die nu nog niet als examinatoren in beeld zijn bij het CvTE? Ik begrijp echt niet waar de weerstand van de minister zit, anders dan dat het CvTE zegt dat het niet kan met de huidige bezetting.

Minister Slob:

We praten hier nu al zo lang over en ik vergaar steeds weer nieuwe informatie, ook om even te toetsen of we wel op de goede weg zitten. Het heeft niets met onwil te maken. We hebben wel een duidelijke afbakening gemaakt. Ook op basis van de discussie met de Kamer hebben we het aantal herkansingen weer verder uitgebreid. Ik heb aangegeven dat we echt op een heel spannend punt zitten als het gaat om de spankracht. Maar die vierde, oké, daarvan hebben we uiteindelijk geconstateerd: daar gaan we voor. Maar men zal ook tot 1 januari bezig zijn om die herkansingen af te nemen met de beschikbare capaciteit. Dat heb ik vandaag opnieuw gecheckt om zeker te hebben dat er niet toch een beetje lucht in zit die eventueel gebruikt zou kunnen worden voor die groep. We weten niet hoe groot die groep is. Er kunnen wel veronderstellingen zijn dat die niet zo groot is, maar dat weten we niet precies. Daar komt nog een keer bij dat, als je voor deze groep weer een uitzondering gaat maken, er voor degenen die daar niet onder vallen een stukje ongelijkheid ontstaat, die ook weer heel veel discussie zal veroorzaken. Daarom houd ik vast aan de lijn die ik heb gekozen, ook in het kader van de spankracht van degenen …

De voorzitter:

Heel kort, meneer Van Meenen, want u staat niet onder de motie, zie ik.

De heer Van Meenen (D66):

Nee, nee, nee, maar ik wil weten wat ik …

De voorzitter:

Wat u moet stemmen.

De heer Van Meenen (D66):

Ik wil mijn stemgedrag af laten hangen van wat de minister nu zegt. Ik begrijp echt wel van de minister dat het geen onwil is en dat, als het zou kunnen, hij het wellicht zou doen. Maar zouden we dan in ieder geval kunnen afspreken dat hij laat weten om hoeveel leerlingen het uiteindelijk gaat als dat wel duidelijk is? Dat lijkt me dan wel relevante informatie. Stel dat we dat bijvoorbeeld in augustus weten naar aanleiding van de eerste ronde, dan zou je toch nog een keer kunnen kijken of er wellicht een mogelijkheid is. Maar op dit moment zou ik alleen de toezegging willen vragen dat we van de minister voor het einde van het reces te horen krijgen om hoeveel leerlingen het gaat die nog een herkansing nodig zouden hebben.

Minister Slob:

Mochten we daar aantallen over kunnen geven — maar nogmaals, om welke redenen men een certificaat wil halen wordt niet geregistreerd — dan zal ik kijken of het informatie is die ik kan delen met u. Dus ik zal daar inderdaad alert op blijven, maar we moeten ook een stuk rust hebben richting degenen die nu al die herkansingen moeten afnemen de komende tijd, om te zorgen dat ze daar binnen de daarvoor geldende termijn in gaan slagen. Want voordat je het weet, zit je al aan het eind van dit kalenderjaar.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Slob:

Dan de motie op stuk nr. 193 over de mondkapjes. Inderdaad is er ook nu een besluit genomen dat dat vanaf morgen, 1 juli, niet meer nodig is. Ons wordt door mevrouw Westerveld gevraagd om duidelijk naar de vervoerssector te communiceren dat leerlingen dat mondkapje niet meer op hoeven; maar dat is ook bekend. Inmiddels zijn de protocollen aangepast. De aangepaste protocollen worden vandaag of uiterlijk morgen verspreid onder al degenen die hierbij betrokken zijn. Men heeft de besluitvorming nu dus ook een verdere vertaling gegeven. Dat is dan ook weer de nieuwe werkelijkheid, die gelukkig ook ruimer is geworden dan in de oude situatie. We zien er uiteraard op toe dat er voldoende beschermingsmiddelen en -materialen zijn. Ik heb dat vandaag ook nog even gecheckt: er is op dit moment ook voldoende materiaal aanwezig. Er is dus geen probleem op dit punt. Deze motie is in die zin dus ook alweer door de tijd achterhaald. Want op het moment dat u over deze motie gaat stemmen, heeft de communicatie al plaatsgevonden door middel van protocollen.

De voorzitter:

Dus uw oordeel is?

Minister Slob:

Ik ontraad deze motie, niet vanwege de inhoud, maar omdat zij al uitgevoerd wordt. Daar zijn we nu mee bezig. Dezer dagen is dat de werkelijkheid. Het protocol wordt overigens vastgesteld door Koninklijk Nederlands Vervoer en wordt ook met de VNG en alle andere betrokkenen verder verspreid onder al degenen die een verantwoordelijkheid dragen bij het vervoer.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik ga dit de komende dagen in de gaten houden. Want de minister zegt dat dit al bekend is. Wij hebben flink moeten zoeken voordat we konden vinden wat er nu is afgesproken. Er zit natuurlijk ook wat licht tussen wat er in het reguliere openbaar vervoer kan en wat er in het leerlingenvervoer gebeurt. Dus ik laat de motie vooralsnog gewoon in stemming brengen.

Minister Slob:

Het klopt dat er een verschil is met het leerlingenvervoer. Maar u heeft het hier over het leerlingenvervoer en niet over het gewone vervoer. Het protocol — dat zult u ook wel toegestuurd krijgen — heeft alles verwerkt en daar zijn alle betrokkenen ook zelf onderdeel van, want u weet dat het Rijk niet de eigenaar is van de protocollen, maar de sector zelf.

De heer Van Meenen heeft een motie ingediend op stuk nr. 194 over de brede brugklassen. Vanuit het regeerakkoord is dat al een onderwerp dat onze grote aandacht heeft. Door middel van een dashboard geven we inzage in de wijze waarop dat aanbod in het land ook voldoende aanwezig is. U weet dat we daar best positief over zijn, maar het kan nog verder versterkt worden. Gezien de coronacrisis is de noodzaak misschien wel weer groter dan ooit. Ik geef deze motie oordeel Kamer en zal haar zo uitvoeren dat het daar via de Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen en de Lokale Educatieve Agenda die we nu verder aan het uitbreiden zijn, ook conform toezeggingen aan de heer Ganzevoort in de Eerste Kamer, ook onderdeel van zal zijn. Ik zal actief bevorderen dat dit onder de aandacht wordt gebracht van al degenen die hier dan ook keuzes in moeten maken.

Dan uw vraag over het leerlingvolgsysteem. U weet dat ik rond de discussie over de prijsstijgingen van Magister heb gezegd: besturen, sluit je aan bij SIVON en maak op die manier een vuist naar Magister. Maar SIVON is ook goed in contact met SURF en Kennisnet, die inderdaad aan het kijken zijn of ze ook handreikingen kunnen geven om zelf iets op te bouwen, zodat men niet afhankelijk is van die andere aanbieders. Dat zal ik verder bevorderen, want het lijkt me inderdaad goed om dat er naast te hebben. Ik deel overigens niet uw toch wel wat sceptische mening over de leerlingvolgsystemen. Die hebben volgens mij best wel een functie. Maar goed, dat wil ik toch ook nog even gezegd hebben, omdat ik denk dat dat zijn waarde kan hebben.

Voorzitter. Daarmee heb ik de moties en de vragen beantwoord. Ik kijk uit naar het debat van morgen met de Kamer.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn beantwoording.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We zijn hiermee gekomen aan het einde van dit VAO. Donderdag aanstaande wordt er gestemd over de moties. Ik schors voor enkele ogenblikken, misschien wel één ogenblik.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven