42 Onderwijs en corona III, mbo

Aan de orde is het VAO Onderwijs en corona III, mbo (AO d.d. 18/06).

De voorzitter:

We gaan door met het VAO Onderwijs en corona III, over het mbo, het middelbaar beroepsonderwijs. Ik heet de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Van den Hul namens de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. De ochtend na ons AO Mbo kregen wij een brandbrief van onder meer de MBO Raad, de JOB, het LAKS, NRTO en ook werknemersorganisaties, waaronder de AOb, CNV Onderwijs en FNV Overheid, met een heel duidelijke boodschap, namelijk: waarom kunnen mbo-scholen in het nieuwe studiejaar niet weer volledig onderwijs bieden op de onderwijslocaties, in elk geval aan studenten tot en met 17 jaar en eerstejaarsstudenten? Ik citeer: "Het is niet uit te leggen dat 17-jarige leerlingen op het vo wel naar school kunnen en 17-jarigen in het mbo niet." Dat zeiden ze. Ook het vavo mag overigens geen doorgang vinden op een roc, terwijl het vo met een vergelijkbaar programma wel weer op locatie open mag. Ik snap die zorgen over kansenongelijkheid wel. Ik hoor heel graag de reactie van de minister op dit punt.

Dan heb ik nog één motie, over stagediscriminatie, misschien wel het onderwerp waar we het tijdens het AO het langste over hebben gehad.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat stagediscriminatie een hardnekkig probleem is, terwijl stages wel een verplicht onderdeel zijn in het beroepsonderwijs;

overwegende dat onderwijsinstellingen een meer proactieve rol kunnen spelen om ervoor te zorgen dat alle studenten een passende stageplaats vinden;

constaterende dat de huidige garantieplicht er onvoldoende voor zorgt dat alle studenten zeker zijn van een stageplek;

verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat onderwijsinstellingen een meer proactieve rol vervullen, te beginnen met het omzetten van de garantieverplichting in een leveringsplicht, met als uitgangspunt dat studenten in het beroepsonderwijs niet alleen een stageplaats wordt aangeboden maar dat ze ook wanneer nodig actief worden begeleid bij een plaatsing,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 195 (35300-VIII).

De voorzitter:

Dan geef ik langzaam het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks. Gaat uw gang.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Gisteravond sprak mijn fractie nog met mbo-studenten, zoals we dat wel vaker doen. Eén ding komt iedere keer weer terug, wel of geen coronacrisis. Op het moment dat we vragen of ze weleens te maken hebben gehad met stagediscriminatie komen er heel wat verhalen los. Die zijn vaak echt om te huilen. De ene student kampt met een beperking en heeft daardoor het gevoel altijd met 1-0 achter te staan. De ander vindt geen stage vanwege zijn achternaam, huidskleur of religie. Dan is het natuurlijk altijd de vraag of ze dat hard kunnen maken en melding doen, zodat we er politiek mee aan de slag kunnen. We hebben het er heel vaak over gehad, maar veel studenten doen dat niet, omdat ze het gevoel hebben niet serieus genomen te worden of dat melding maken toch geen zin heeft. Of ze gaan aan zichzelf twijfelen, zodat ze zich helemaal niet meer durven uit te spreken. Daarom stelt GroenLinks voor om het roer helemaal om te gooien en studenten niet meer zelf te laten bungelen, maar een stap in hun richting te doen. Daarover wil ik de volgende motie indienen, mede namens mijn collega Van den Berge, die natuurlijk de woordvoerder is op dit onderwerp.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er veel initiatieven in gang zijn gezet om stagediscriminatie binnen het mbo aan te pakken;

constaterende dat deze initiatieven, zoals het Meldpunt Stagediscriminatie, altijd afhankelijk zijn van de meldingsbereidheid van studenten teneinde concrete en meetbare resultaten te bereiken;

constaterende dat melding maken van discriminatie een hoge psychologische drempel vormt en met name niet-intentionele discriminatie vrijwel niet te meten en te bewijzen is;

overwegende dat stagediscriminatie ontegenzeggelijk voorkomt en grote schade doet aan studentenwelzijn, alsmede een maatschappelijk ontwrichtende werking heeft;

verzoekt de regering om naast al lopende inspanningen om (stage)discriminatie tegen te gaan, een pilot uit te voeren op een representatief aantal mbo-instellingen, waarbij studenten zelf proactief en persoonlijk benaderd worden om hun ervaringen op het gebied van stagediscriminatie te delen, en de Kamer over de uitkomsten hiervan te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van den Berge. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 196 (35300-VIII).

Mevrouw Kuik (CDA):

GroenLinks en het CDA hebben als het gaat om stagediscriminatie samen opgetrokken om te kijken of we de meldingsbereidheid kunnen vergroten via een app. We willen de jongeren daar juist bij betrekken. Is dit nou nog weer iets anders dat daarnaast loopt? Want dat wordt nu juist in gang gezet. Ik probeer even te begrijpen of dit nou weer iets anders is of een aanvulling daarop.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Je zou dit kunnen zien als een aanvulling daarop. Stagediscriminatie is een enorm groot probleem. Dat horen we telkens weer terug in gesprekken met studenten. Je ziet in cijfers en in verschillende monitoren over het mbo ook terug dat dit echt een heel groot probleem is. We weten dat het voor veel studenten al veel moeilijker wordt om een stage te vinden met de coronacrisis. We willen echt voorkomen dat deze groep studenten nog meer dan andere groepen de dupe wordt. Wat ons betreft zou het dus ook goed zijn om naast een app naar studenten toe te gaan en hen proactief te benaderen en dit soort vragen aan hen te stellen.

Mevrouw Kuik (CDA):

Maar het is natuurlijk de bedoeling dat we de app samen met studenten opzetten. Wij willen hen hierbij betrekken en samen aanvoelen hoe we dat moeten vormgeven. In hoeverre loopt dit nou langs elkaar? Of is dat toch onderdeel van het geheel?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Je kunt prima een app hebben en daarnaast langs mbo-instellingen gaan om daar aan studenten te vragen wat hun ervaringen met stagediscriminatie zijn. Dat is ons voorstel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Meenen namens D66. Gaat uw gang.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Ook voor mijn fractie was stagediscriminatie een heel groot onderwerp bij dit debat. Ik wil de minister er nogmaals voor bedanken dat ze de toezegging heeft gedaan om pilots te beginnen waarin het de verantwoordelijkheid van de school is om stages te verzamelen en het sollicitatieproces in de veilige omgeving van de school te doen, zeker waar het de eerste stage betreft. Want dat is de eerste kennismaking met de arbeidsmarkt en de student is dan nog zo kwetsbaar dat het ontzettend slecht zou zijn als dit de eerste kennismaking met de arbeidsmarkt zou zijn. Dank daarvoor dus! We zien uit naar de uitwerking daarvan.

Het tweede wat ik wil zeggen is dat ik onder de motie van mevrouw Kuik sta. Daar ben ik altijd heel trots op. Dat is een hele goede motie die gaat over het belang van eerstejaarsstudenten in het mbo om fysiek onderwijs te krijgen. Online-onderwijs is best een succes geweest, maar dat kon alleen maar omdat er al een relatie met de student of de leerling bestond. Dat is voor nieuwe studenten niet het geval en daarom de motie die er zo meteen aankomt.

De heer Smals (VVD):

De heer Van Meenen is blij met de toezegging. Dat begrijp ik. Was dat mede omdat de minister mee gaat nemen wat het effect is op het aantal stageplaatsen? Want ik zag daar zelf een risico in.

De heer Van Meenen (D66):

Dat heeft mijn feestvreugde niet enorm verhoogd en ook niet verlaagd, kan ik zeggen. Ik was vooral blij dat de studenten hun eerste stappen in een veilige omgeving kunnen zetten en daar hun eerste kennismaking met de arbeidsmarkt zullen hebben. Ik maak mij geen zorgen over het effect dat dit op het aantal zal hebben. Laten we gewoon vaststellen dat er niks mis mee is. Maar mijn feestvreugde was al zo hoog dat er niks meer bij kon.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Kuik. Zij spreekt namens de fractie van het CDA. Gaat uw gang, mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter, dank. Ook bij ons is het bericht van de mbo-sector doorgekomen dat het toch wel gek is dat de 17-jarige havist en de 17-jarige vwo'er gewoon weer normaal, fysiek, naar school kunnen gaan, maar de 17-jarige mbo'er niet. En dat terwijl dit juist een groep jongens en meiden is waarvoor dat fysieke onderwijs kan helpen en structuur kan bieden. Dat geldt juist voor het mbo waar de praktijk zo van belang is. De heer Van Meenen verwees er al naar dat het juist in het eerste jaar van belang is om een relatie op te bouwen. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat jongeren onder de 18 in het voortgezet onderwijs weer naar school kunnen maar dit voor jongeren onder de 18 op het mbo niet geldt;

constaterende dat praktijkonderwijs de kern van het mbo is en het gebrek hieraan voor achterstanden zorgt op het mbo;

overwegende dat onderwijs op afstand voortbouwt op een bekendheid en een relatie die ontbreekt bij nieuwe studenten;

verzoekt het kabinet in overleg te gaan met de mbo-sector hoe recht gedaan kan worden aan de positie van jongeren onder de 18 in het mbo en hun in ieder geval voorrang te geven bij het krijgen van het fysieke onderwijs vanaf september,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 197 (35300-VIII).

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter. Ik stel dus ook wel echt de expliciete vraag aan de minister of zij met de MBO Raad en met de mbo-sector in overleg kan gaan over in hoeverre het mogelijk is voor die jongeren onder de 18 om fysiek les te krijgen.

Het SBB voert een wettelijke taak uit. Die heeft voor de tweede keer geen loon- en prijsbijstelling ontvangen, omdat het geld gebruikt is om het hogere aantal studenten dan werd verwacht, te dekken. Klopt het dat dat geld, dat bedoeld is voor betere begeleiding van leerlingen in het mbo, nu feitelijk wordt ingezet voor een hogere instroom van internationale studenten? Wat betekent de coronacrisis voor dat leerlingenaantal in het hoger onderwijs? Klopt het dat juist internationale studenten het af laten weten? Kan de minister een inspanningsverplichting toezeggen ten opzichte van die loon- en prijsbijstelling voor de SBB?

De voorzitter:

Dank u wel. De motie gaat via een andere route dan anders naar degenen die de motie gaan vermenigvuldigen.

Dan gaan wij naar de volgende spreker. Dat is in dit geval de heer Smals namens de fractie van de VVD.

De heer Smals (VVD):

Dank u, voorzitter. In het AO heb ik er al nadruk op gelegd, collega Van Meenen heeft er schriftelijke vragen over gesteld en nu net is er een motie over ingediend door collega Kuik: ik maak mij ernstig zorgen over het onderwijs dat na de zomervakantie gaat beginnen. Er start dan een nieuw cohort, met grotendeels minderjarigen. Het staat buiten kijf dat juist voor deze groep minderjarigen fysiek onderwijs ontzettend belangrijk is. Anderzijds is er het risico op een tweede golf en op nieuwe coronadoden. Dat moet niet onderschat worden. Dat heeft mij er in ieder geval toe geleid dat wij daarover geen motie indienen. Maar ik wil wel nog graag iets herhalen, en ik hoop dat de minister dat samen met ons wil doen: we willen de mbo-sector oproepen om zo veel mogelijk die groep studenten fysiek onderwijs te geven, binnen de grenzen van het OMT.

Dan een andere kwestie, namelijk de schoolboeken. Dat is ook al heel lang een doorn in het oog. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de JOB-monitor blijkt dat 40% van de studenten nog steeds overbodige leermiddelen heeft moeten aanschaffen;

overwegende dat de JOB verschillende aanbevelingen heeft gedaan om de aanschaf van ongebruikte leermiddelen tegen te gaan, waaronder de suggestie om de student de mogelijkheid te bieden om per onderwijsperiode materialen aan te schaffen in plaats van voor het gehele jaar;

constaterende dat op dit moment een evaluatie van het "servicedocument schoolkosten" loopt;

van mening dat aanschaf van ongebruikte leermiddelen te allen tijde voorkomen dient te worden;

verzoekt de regering om bij de evaluatie van het "servicedocument schoolkosten" expliciet de aanbeveling van de JOB mee te nemen in hoeverre het mogelijk is om mbo-studenten de mogelijkheid te bieden om per onderwijsperiode materialen aan te schaffen in plaats van voor het gehele jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smals. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 198 (35300-VIII).

Dank u wel, meneer Smals. Dan gaan we naar de heer Kwint. Hij spreekt namens de SP.

De heer Kwint (SP):

Dank u wel, voorzitter. Tijdens het debat zei de minister, en ik was het zeer met haar eens: misschien moeten we dingen waarvan we eerst dachten dat het ingewikkeld zou zijn, toch eerst maar eens gaan proberen als het gaat om het tegengaan van stagediscriminatie en discriminatie in het algemeen. Tot nu toe zien we dat er heel erg weinig meldingen gedaan worden — mevrouw Westerveld had het daar ook al over; we weten allemaal hoe lastig de bewijslast is — maar dat het ook nog eens heel zelden leidt tot het daadwerkelijk vaststellen van discriminatie bij een leerbedrijf en het vervolgens ook intrekken van de erkenning van dat bedrijf als leerbedrijf. Ook is het lang niet altijd zo dat als het dan een keer wel gebeurt, er dan een officiële aanklacht wegens discriminatie wordt ingediend. Dat laatste zouden wij graag wel zien, omdat wij vinden dat wanneer er echt sprake is van discriminatie, alleen het afpakken van een erkenning van een bedrijf als leerbedrijf, niet genoeg is. Het is namelijk gewoon een overtreding. En daar mag ook een juridische sanctie tegenover staan. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat stagediscriminatie nog steeds een hardnekkig probleem is;

constaterende dat er maar weinig meldingen gedaan zijn via het Meldpunt Stagediscriminatie en dat bij één leerbedrijf naar aanleiding van een melding via het meldpunt de erkenning van leerbedrijf ingetrokken is;

verzoekt de regering met scholen, politie en het Openbaar Ministerie in gesprek te gaan om het doen van aangifte zo laagdrempelig mogelijk te maken;

verzoekt de regering tevens ervoor zorg te dragen dat er bij geconstateerde discriminatie die leidt tot het intrekken van de erkenning van een bedrijf als leerbedrijf, altijd een discriminatieklacht ingediend wordt bij het College voor de Rechten van de Mens en aangifte te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint, Van den Hul en Van den Berge. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 199 (35300-VIII).

De heer Kwint (SP):

Voorzitter. Ik denk dat ik een voorleesfout heb gemaakt, want dat laatste is geen zin. Het is dus: "verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat er bij geconstateerde discriminatie die leidt tot het intrekken van de erkenning van een bedrijf als leerbedrijf, altijd een discriminatieklacht in te dienen bij het College voor de Rechten van de Mens en aangifte te doen". Zo klopt het volgens mij wel.

De voorzitter:

Het helpt soms ook om van tevoren hardop te oefenen.

De heer Kwint (SP):

Voorzitter, ik dacht: ik doe dat gewoon hier. Dan kunnen mensen twee keer luisteren naar mijn goede voorstellen. Al die mensen thuis hebben het nu twee keer kunnen horen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ten slotte is het woord aan de heer Öztürk namens DENK.

De heer Öztürk (DENK):

Voorzitter. Het kan niet zo zijn dat onze jongeren gediscrimineerd worden op de stagemarkt. Het kan niet zo zijn dat het kapitaal van Nederland daarmee vertraagd wordt. Het kan niet zo zijn dat we deze jongeren alleen laten. Vandaar dat wij twee moties hebben om de stageplekken voor die jongeren te garanderen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat studenten met een migratieachtergrond erg moeilijk aan een stageplek komen;

constaterende dat dit kan zorgen voor studievertraging;

verzoekt de regering om stageplekken te garanderen voor alle studenten van het mbo en daarbij de regie te leggen bij de landelijke mbo-scholen en gemeenten voor het regelen van deze stageplekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 200 (35300-VIII).

De heer Öztürk (DENK):

Dan nog een tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat landelijk onderzoek laat zien dat mbo-studenten met een migratieachtergrond vaker moeten solliciteren naar een stageplek;

overwegende dat verschillende gemeenten, waaronder de gemeente Amsterdam, al sinds 2019 mysteryguests hebben ingezet om discriminatie te signaleren;

van mening dat alles in het werk gesteld dient te worden om stagediscriminatie tegen te gaan;

verzoekt de regering om het instrument mysteryguest in te zetten om stagediscriminatie bij leerbedrijven te bestrijden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 201 (35300-VIII).

Dank u wel, meneer Öztürk.

Dan zijn we hiermee aan het einde van de termijn van de Kamer. De moties moeten nog even de minister bereiken. Ik schors de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 20.58 uur tot 21.02 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank u wel. Voor dit VAO zijn er twee hoofdonderwerpen: de leeftijdsgrens en de eerstejaars in het mbo, en stagediscriminatie. Daarnaast is er nog een enkel los onderwerp.

Eerst maar even over de eerstejaars in het mbo en de jongeren onder de 18 in het mbo. Ik kan me heel goed voorstellen dat toen het kabinet vorige week bekendmaakte dat voor leerlingen in het voortgezet onderwijs na de zomer de 1,5 meter binnen de school niet langer zou gelden, en overigens ook voor jongeren onder de 18 buiten de school, heel veel jongeren in het mbo dachten: en waarom wij dan niet? Dat snap ik heel goed. Het gekke is dat als wij zo'n besluit nemen, het bijna lijkt alsof dat besluit over bijvoorbeeld het voortgezet onderwijs allang een gegeven was. Dat is voor het kabinet nog echt een heel spannend besluit geweest. Dat moet nog ingaan in het nieuwe schooljaar, want we weten allemaal dat de gezondheidsrisico's bij jongeren van 12-plus met de leeftijd oplopen. Met name boven de 16 lopen die sterker op. Het is dus nog best heel spannend om het hele voortgezet onderwijs na de zomer zonder 1,5 meter op school te hebben.

Waarom dan niet ook voor een deel van het mbo? De leeftijdsmix in het mbo is natuurlijk een heel andere. Daar zijn het jongeren vanaf 16, eigenlijk dus vanaf die leeftijd waarop het heel spannend wordt als het gaat om risico's rondom het virus. Ook bij de eerstejaars in het mbo is de leeftijdsmix zo dat 30% van de eerstejaars boven de 18 is. Het is dus buitengewoon ingewikkeld om dat uit elkaar te halen. Dan snap ik ook dat mbo-scholen zeggen "dat kunnen wij best", maar opgeteld bij het gezondheidsadvies om op te passen met jongeren boven de 16, maakt dit dat het kabinet op dit moment echt geen ruimte voelde om te zeggen: ja, dan gaan we dat ook maar doen. Ik snap heel goed dat jongeren in het mbo zeggen dat ze zich daarin niet gelijk behandeld voelen, maar in dit geval zeg ik dat de situatie echt heel anders is. Juist vanwege de gezondheid van henzelf, van hun docenten, van ons allemaal vonden wij dat we het besluit zo moesten nemen.

U zegt allemaal terecht, en daar doelt de motie van mevrouw Kuik ook op, dat we er dan wel voor moeten zorgen dat de eerstejaars in het mbo — eigenlijk geldt dat voor alle eerstejaars volgend jaar — zo veel mogelijk fysiek op school kunnen zijn, want de binding met het mbo, met het onderwijs, met elkaar en met docenten is zo ontzettend belangrijk. Dat doe je niet via het scherm. Dat vind ik ook heel belangrijk. Daarom zie ik uw motie als steun in de rug. Het eerste wat ik morgenochtend doe, is bestuurlijk overleg hebben met het mbo. Daar zullen we dit ook bespreken. Hoe zorgen we er nou voor dat de jongeren, voor wie dat zo belangrijk is, zo snel mogelijk met elkaar, met de docenten en met hun instelling kennismaken en dat dan ook fysiek kunnen doen? Ik snap ook dat het voor het mbo een ongelofelijk ingewikkelde opgave is om dat, met de beperkingen die er zijn, allemaal te organiseren. Toch moeten we met elkaar daarvoor staan, omdat we niet het risico willen nemen dat we weer nieuwe uitbraken krijgen en een heropleving van het virus. Vandaar ook de beslissing die we hebben genomen, maar ik snap heel goed dat toen het besluit naar buiten kwam, velen dachten: hoe kan dit dan? Dat snap ik ook. Ook als studenten vragen hebben, zal ik mijn uiterste best doen om hen zo goed mogelijk mee te nemen in die afweging.

Voorzitter. De motie van mevrouw Kuik geef ik dus oordeel Kamer, want die is een goede steun in de rug en een stevige herinnering aan mij dat ik morgen dat overleg moet voeren.

De voorzitter:

Dat is de motie op stuk nr. 197 van mevrouw Kuik en de heer Van Meenen.

Minister Van Engelshoven:

Ja, die krijgt oordeel Kamer.

Voorzitter. Dan het onderwerp stagediscriminatie. Ook daarover hebben wij een goed debat gehad. Ik ben heel blij met de brede steun om volop in te zetten op stagediscriminatie. Ik heb u in het debat gezegd: we moeten eigenlijk zo veel mogelijk zaken proberen die daarbij helpen. Op die manier kijk ik ook naar de ingediende moties.

De motie op stuk nr. 195 is van mevrouw Van den Hul. Ik geloof dat wij het daar al een paar keer eerder over hebben gehad, maar het blijft een ingewikkelde motie. Ik heb daarom na het debat ook nog eens aan een aantal juristen gevraagd om er nog eens goed naar te kijken. Maar wij kunnen maar niet ontdekken wat deze motie nou toevoegt aan de bestaande wettelijke verplichtingen. De wet zegt al dat het bevoegd gezag zorg moet dragen voor de beschikbaarheid van die praktijkplaats en ook moet zorgen dat de overeenkomst daartoe tot stand komt. Volgens mij is dat de leveringsplicht waar mevrouw Van den Hul op doelt. Ik heb echt aan juristen gevraagd: spit dit nou eens helemaal uit! Zit er nou licht tussen wat de wet al zegt en wat mevrouw Van den Hul er kennelijk bovenop wil leggen? Wij kunnen het niet ontdekken en volgens mij moet het voor u, mevrouw Van den Hul, een geruststelling zijn dat die leveringsplicht al bestaat. Voorzitter, de motie op dat punt ontraad ik. Dat is de motie op stuk nr. ...

De voorzitter:

Dat is de eerste motie op stuk nr. 195.

Minister Van Engelshoven:

Inderdaad.

Dan de motie op stuk nr. 196 van mevrouw Westerveld over de onderzoeken naar stagediscriminatie. Er wordt ongelooflijk veel onderzoek gedaan naar stagediscriminatie. Onder andere het Kennisplatform Integratie & Samenleving doet dat. Ik wijs bijvoorbeeld op het onderzoek MBO en de stagemarkt, wat is de rol van discriminatie? Hetzelfde kennisplatform heeft ook een vervolgonderzoek gepubliceerd met de titel Gelijke kansen op gelijke stages. Ten slotte wijs ik ook op het onderzoek van het ROA naar mbo-stages en de migratieachtergrond van studenten. Aan onderzoek om het in kaart te brengen ontbreekt het dus niet; we weten eigenlijk al genoeg.

Het tweede punt in de motie is uw verzoek, mevrouw Westerveld, om studenten proactief te benaderen, zodat zij zich actief melden. Maar uit het interruptiedebatje dat u had met mevrouw Kuik, bleek al dat dat precies is wat we doen om de eerdere motie van uw fractiegenoot Van den Berge en mevrouw Kuik uit te voeren. Zij vroegen of we dat met een app zouden kunnen doen. Na wat ik daar toen over heb gezegd, hebben zij aangeven dat het hun er niet om ging dat het een app zou zijn. Het ging er bij hen nou juist om dat we een heel laagdrempelig instrument vinden om stagediscriminatie zo makkelijk mogelijk te melden. In die zin zeg ik: hoe sympathiek ook, uw motie is echt overbodig. En daarom ontraad ik de motie.

Voorzitter. De heer Kwint heeft ook een motie ingediend over stagediscriminatie. Over wat er in deze motie op stuk nr. 199 staat, hebben we het ook al eerder gehad. Als de heer Kwint mij zou vragen om in gesprek te gaan over mogelijkheden om het doen van aangifte zo laagdrempelig mogelijk te maken, dan zeg ik hem: ja, dat kan. Maar hij zegt ook "er moet altijd aangifte worden gedaan" en dat kan niet. Ik heb u, meneer Kwint, eerder al proberen uit te leggen dat je mensen niet kunt dwingen om aangifte te doen. Dat kan gewoon niet. We hebben dat eerder gewisseld en dat kunnen we blijven wisselen, maar dat lijkt me niet heel vruchtbaar. Op die gronden ontraad ik uw motie. Als u dat uit de motie zou halen, dan hebben we een ander gesprek.

De heer Kwint (SP):

Ik wil graag voor de Handelingen opmerken dat het niet aan mijn leesvaardigheid ligt wat er zojuist gebeurde, maar aan mijn schrijfvaardigheid. Er zal sowieso nog een gewijzigde versie in correct Nederlands worden ingediend. Ik was, denk ik, iets te enthousiast aan het knippen en plakken.

Ik snap dat wij mensen niet kunnen dwingen om aangifte te doen. Sterker nog, ik snap ook dat er, gezien de sowieso heftige periode die je doormaakt als je slachtoffer wordt van stagediscriminatie, wellicht studenten zijn die zeggen: ik vind het wel even goed. Ik zou dat persoonlijk jammer vinden, maar ik kan daar niet over oordelen en ik wil het mensen ook niet opleggen. Maar ik moet die motie toch nog wijzigen. Als we nou expliciet toevoegen "wanneer het slachtoffer daarmee instemt", dan nemen wij die drempel volgens mij weg, en spreken wij hier wel met z'n allen de intentie uit dat we, als het ook maar even kan, ervoor zorgen dat er ook een juridisch vervolg komt aan discriminatie, en niet alleen een gevolg voor de geconstateerde plek voor een leerbedrijf.

Minister Van Engelshoven:

Als u de motie zo kunt formuleren dat wij, als het slachtoffer van discriminatie aangifte wíl doen, er met elkaar voor moeten zorgen dat die daarbij geholpen wordt en dat dit zo laagdrempelig mogelijk kan, dan kan ik met die motie uit de voeten. Het lijkt mij altijd goed om, als je slachtoffers van delicten hebt, die slachtoffers te helpen om aangifte te doen en dat zo laagdrempelig mogelijk te maken. Dat lijkt mij een goede route.

De heer Kwint (SP):

Voorzitter. Ik zal sowieso een gewijzigde versie indienen en ik beloof dat ik die gewijzigde motie twee keer goed doorlees voordat ik haar indien.

De voorzitter:

Heel fijn, dank u wel.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter. Dan zijn er op het punt van de stagediscriminatie nog twee moties van de heer Öztürk. Op zijn motie op stuk nr. 200, waarin hij verzoekt om stageplekken te garanderen, krijgt hij dezelfde reactie als mevrouw Van den Hul kreeg, want dat is de wettelijke zorgplicht die er is. Die ligt overigens niet zozeer bij gemeenten, maar mbo-scholen in samenwerking met de SBB hebben die zorgplicht. Die motie is dus overbodig en krijgt daarom het oordeel ontraden. Die plicht is er echt om dat te doen.

De motie-Öztürk op stuk nr. 201 gaat over het inzetten van mystery guests. De heer Öztürk heeft gelijk dat dat een goed idee is, maar het gebeurt al. De Inspectie SZW zet dat instrument al in om discriminatie op de arbeidsmarkt en dus ook stagediscriminatie te ontdekken. Ook deze motie is dus overbodig en daarom is mijn oordeel ontraden.

Voorzitter. Dan heb ik nog de motie van de heer Smals op stuk nr. 198 over de schoolkosten. Wij waren samen bij de presentatie van de JOB-monitor en daar deden de studenten zelf een heel goede suggestie, namelijk zorg er nou voor dat studenten aan het begin van het schooljaar niet meteen een lijst meekrijgen om voor het hele schooljaar alles aan te schaffen. Zorg dat het per tijdvak of per vak kan; dan lopen ze ook minder risico om overbodige zaken te kopen. Dat vind ik een heel goede suggestie. Die neem ik ook mee naar het bestuurlijk overleg met de SBB en die zullen we ook meenemen in de evaluatie van het servicedocument, want wellicht kunnen we het daarin nog opnemen. Dus deze motie krijgt oordeel Kamer.

Voorzitter. Tot slot nog de vraag van mevrouw Kuik over het niet uitkeren van de loon- en prijsbijstelling bij SBB. Waarom heb ik besloten om die in te houden? Wij hadden een heel forse tegenvaller op de OCW-begroting, mede omdat het CBS de bevolkingsprognoses heeft aangepast. Die tegenvallers heb ik voor het overgrote deel generiek gecompenseerd gekregen. Dat is echt heel prettig. Maar wij bleven zitten met een klein onderdeel problematiek op de OCW-begroting. Dan doe ik altijd mijn stinkende best om ervoor te zorgen dat geen enkele bezuiniging neerslaat in het onderwijs, dat we dat niet uit de klas moeten halen en dat de materiële processen zo goed mogelijk door kunnen lopen. In die afweging is besloten om vooralsnog geen lpo uit te keren aan SBB. Overigens span ik mij tot het uiterste in om hiervoor samen met SBB een oplossing te vinden, en dat zult u terugzien in de Miljoenennota. We doen daar echt ons uiterste best voor.

Voorzitter. Dan heb ik volgens mij alle moties van een oordeel voorzien en de vragen beantwoord.

De voorzitter:

Dan dank ik de minister hartelijk.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Er wordt aanstaande donderdag gestemd over de moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven