43 Wetenschapsbeleid / Onderwijs en corona IV Hoger onderwijs

Aan de orde is het VAO Wetenschapsbeleid / VAO Onderwijs en corona IV Hoger onderwijs (AO's d.d. 24/06).

De voorzitter:

We gaan verder met twee VAO's ineen, namelijk Wetenschapsbeleid en Onderwijs en corona met betrekking tot het hoger onderwijs, met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Als eerste spreker nodig ik graag hier uit mevrouw Van den Hul namens de Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Ik heb vandaag drie moties, dus ik begin gelijk met voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat interne klachtenprocedures, vertrouwenspersonen en/of ombudspersonen helaas niet altijd voldoende soelaas bieden voor studenten en medewerkers in het hoger onderwijs die te maken krijgen met grensoverschrijdend gedrag;

overwegende dat dit onder meer komt door de hiërarchische cultuur en dat het wachten op de nodige cultuurverandering onvoldoende bescherming biedt aan deze en eerstvolgende generaties studenten en werknemers;

verzoekt de regering parallel aan het stimuleren van de nodige interne cultuurveranderingen er zorg voor te dragen dat studenten en medewerkers die daar baat bij hebben, terecht kunnen bij een onafhankelijk, laagdrempelig landelijk meldpunt voor grensoverschrijdend gedrag en seksuele intimidatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 849 (31288).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sociale veiligheid binnen het hoger onderwijs nog geen vanzelfsprekendheid is;

constaterende dat sociale veiligheid niet alleen werknemers en werkgevers aangaat, maar ook de veiligheid van studenten betreft;

verzoekt de regering in overleg met de sector, vakbonden en studentenorganisaties afrekenbare doelstellingen te formuleren om de sociale veiligheid te vergroten en het toewerken naar deze doelstellingen structureel en transparant te monitoren, en de Kamer hierover voor het einde van het kalenderjaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 850 (31288).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Tot slot mijn derde motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de compensatie voor studenten die ten gevolge van de coronacrisis studievertraging hebben opgelopen, beperkt tot studenten die zich in hun laatste studiejaar bevinden;

overwegende dat het niet valt uit te sluiten dat ook andere studenten ernstige studievertraging hebben opgelopen;

verzoekt de regering om de compensatieregeling zodanig te verruimen dat ook andere studenten bij wie zich nu of straks in samenhang met de coronacrisis een ernstige studievertraging manifesteert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Futselaar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 851 (31288).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik zie dat ook hier de laatste zin niet helemaal loopt. De heer Futselaar en de andere mensen die net bij het vorige debat waren, weten dat we dat net ook bij de hand hadden. Ik hoop dat de strekking duidelijk is. Ik lees het dictum opnieuw voor: "verzoekt de regering om de compensatieregeling zodanig te verruimen dat ook andere studenten bij wie zich nu of straks in samenhang met de coronacrisis een ernstige studievertraging manifesteert, gebruik kunnen maken van deze compensatie".

Een aangepaste versie zal ik doen toekomen. Mede namens de heer Futselaar excuses voor de taalkundige verwarring die is ontstaan, voorzitter.

De voorzitter:

Die versie komt na een kleine aanpassing. Dan geef ik het woord aan de heer Paternotte namens de fractie van D66. Gaat uw gang. Er wordt steeds schoon water neergezet, dus het kan.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter, dank u wel. We hebben vorige week van woensdagochtend tot 's avonds vergaderd over hoger onderwijs en wetenschap, een heerlijke dag. Er was veel verwarring en discussie over de vraag of universiteiten en hogescholen onderwijs in het weekend en in de avond mogen aanbieden. De minister heeft duidelijk aangegeven dat die keuze aan de instellingen is, maar dat dit niet over hele linie aangemoedigd moet worden. Dat lijkt ons verstandig. Wij vinden het ook heel belangrijk dat daar waar nodig studenten en docenten nauw betrokken zijn bij de keuze. Daarom zal ik de volgende motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sommige onderwijsinstellingen de avonden of weekenden gebruiken voor onderwijsactiviteiten;

van mening dat het belangrijk is dat studenten en docenten worden betrokken bij de keuze welke onderwijsactiviteiten in de avond en het weekend kunnen plaatsvinden;

verzoekt de regering om de betrokkenheid van de medezeggenschap bij deze keuze te bevestigen richting de hogescholen en universiteiten;

verzoekt de regering tevens te inventariseren welke instellingen onderwijsactiviteiten in de avond en het weekend hebben georganiseerd, en de Kamer voor de volgende begrotingsbehandeling daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 852 (31288).

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Ik zag eigenlijk een vergelijkbare discussie gisteren toen het CPB kwam met Kansrijk Mobiliteitsbeleid, waarin onder meer het idee zat om studenten te gaan weren uit de spits door te zeggen dat de ov-jaarkaart op dat moment niet geldig is. Ik denk echt dat het belangrijk is om af te stappen van het idee dat studenten massaal vrijwillig de spits in gaan. Studenten die dat doen, gaan over het algemeen de spits in omdat zij naar een tentamen, een college of naar een stage toe moeten. Ze vinden het waarschijnlijk prima als er op een slimme manier wordt omgegaan met collegetijden, zoals in Nijmegen is gebeurd in goed overleg, en zoals in Groningen is gebeurd, ook naar aanleiding van een motie die ik met collega Amhaouch eerder had ingediend. We moeten echt af van het idee om het ov-reisrecht te beperken om studenten op die manier uit de trein te krijgen om plaats te maken voor anderen. Dus wij gaan daar in ieder geval geen steun aan geven.

Laten we nog even benoemen dat wij het erg belangrijk vinden dat in september de brief komt over de vorm en verankering van de ombudsfunctie op universiteiten, naar aanleiding van een eerdere motie van de heer Van Meenen. We zien ook erg uit naar de brief voor de begrotingsbehandeling over hoe Nederland kan gaan toetreden tot Plan S, oftewel de coalitie voor open science.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Wiersma namens de fractie van de VVD.

De heer Wiersma (VVD):

Voorzitter, dank. Allereerst wil ik mijn collega's Bart Smals en Rudmer Heerema bedanken, want zij hebben vorige week het AO voor mij gedaan. Dat hebben ze heel goed gedaan. Ik mag in hun dienst nog een aantal dingen erover zeggen. Dat doe ik graag. Ik heb geen moties, wel twee thema's en vragen daarover. Overigens niet omdat ik daar geen motie voor zou kunnen bedenken, maar die hebben we eerder al ingediend, en never change a winning motie!

Voorzitter, wetenschap. Want daar begint het uiteindelijk allemaal mee. We hebben een prachtige Nationale Wetenschapsagenda. Daar hebben we dit jaar al extra geld voor beschikbaar, en dat is prachtig. Eerder heeft de VVD met het CDA en de ChristenUnie een motie ingediend om een groot deel van de extra oploop van die wetenschapsagenda te besteden aan thematisch onderzoek. Dat is ook wat de Kenniscoalitie adviseert. De minister heeft daarover recent een brief gestuurd. Het advies van de Kenniscoalitie is van december en de brief is twee weken geleden verstuurd. Ik heb daar een paar vragen over. Hoeveel van de totale oploop van die 22 miljoen gaat er echt naar thematische calls? En hoeveel daarvan gaat er echt naar sleuteltechnologie? Voor hoeveel jaar is dat vastgelegd? Ik merk veel ruis bij de partijen en de Kenniscoalitie over hoe dit nou tot stand is gekomen. Ik zou ten eerste willen vragen of de minister bereid is om de lucht te klaren door met hen om tafel te gaan en te onderzoeken hoe je met de gehele Kenniscoalitie tot een gedragen invulling kan komen.

Voorzitter, dan het andere thema, de Islamitische Universiteit Rotterdam. Dat is ons allen een doorn in het oog, denk ik, met een rector die al sinds 2013 hele rare, discriminatoire uitspraken doet. Daar heeft OCW ook onderzoek naar gedaan. Alleen hebben ze het de hele tijd net zolang vertraagd tot ze door het oog van de naald zijn gekropen. Mijn vraag is breder dan deze universiteit: als iemand een discriminatoire uitspraak doet, zouden we die graad dan niet veel eerder tijdelijk on hold moeten kunnen zetten, in afwachting van zo'n onderzoek? Zoiets kan twee, drie jaar lang duren. Kan de minister eens bekijken hoe we dit soort uitspraken niet oogluikend toestaan? Want ik ben bang dat deze mensen het erom doen, en dat moeten we met z'n allen bestrijden. Ziet de minister mogelijkheden om dat traject te verkennen?

Voorzitter, dank.

De voorzitter:

Dank. Dan is het woord aan mevrouw Westerveld namens de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter, ik heb vier moties naar aanleiding van de twee debatten die we vorige week hadden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een forse groep postdocs vanwege de gevolgen van de COVID-19-crisis in de knel komt met lopend onderzoek vanwege een aflopend dienstverband;

constaterende dat verlenging van die dienstverbanden op dit moment juridisch niet mogelijk is;

constaterende dat universiteiten bereid zijn om de kosten van een eenmalige verlenging te dragen en dat werknemers en werkgevers hierover overeenstemming hebben;

verzoekt de regering, in overleg met de ministeries SZW en OCW, een eenmalige uitzondering toe te staan op de WAB, de Wet arbeidsmarkt in balans, zodat het voor huidige postdocs mogelijk is bij bewezen opgelopen vertraging wegens COVID-19 hun aanstelling met een vooraf vast te stellen periode te verlengen;

verzoekt de regering tevens deze toestemming zo spoedig mogelijk te communiceren met belanghebbenden, opdat zij zo snel mogelijk zekerheid verkrijgen over hun arbeidscontract,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van den Berge. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 853 (31288).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij de commissie-Weckhuysen en onder Nederlandse topwetenschappers consensus bestaat dat vrij en ongebonden onderzoek onvoldoende geborgd is binnen de huidige kaders van NWO;

constaterende dat middels het regeerakkoord is bepaald dat er voldoende ruimte voor vrij onderzoek dient te zijn en te blijven;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk met relevante stakeholders in gesprek te gaan over de vraag hoe de aanbeveling van de commissie-Weckhuysen te implementeren, om te zorgen voor een betere balans tussen middelen voor ongebonden onderzoek en strategisch onderzoek bij NWO, en de uitkomsten van dit overleg met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Van den Berge, Bruins en Paternotte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 854 (31288).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat meer dan de helft van de studenten met een functiebeperking belemmeringen ervaart bij afstandsonderwijs;

constaterende dat 43% van de studenten met een beperking aangeeft dat onderwijsinstellingen tijdens de coronacrisis onvoldoende rekening houden met hun beperking of ondersteuningsvraag;

overwegende dat de coronacrisis het belang van toegankelijkheid bij afstandsonderwijs heeft onderstreept;

verzoekt de regering om met de NVAO te bezien of de accreditatiekaders passend zijn waar het gaat om studenten met een functiebeperking en die waar nodig aan te scherpen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 855 (31288).

De vierde motie nog, heel snel.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Heel snel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit een representatieve steekproef blijkt dat 5% van de studenten die gebruik hebben gemaakt van de subsidieregeling lerarenbeurs aan de Open Universiteit te maken kreeg met een terugvordering, terwijl zij wél hun diploma behaalden, maar niet binnen het tijdpad;

overwegende dat de correspondentie door DUO over dit tijdpad niet helder was;

van mening dat we leraren moeten stimuleren de lerarenbeurs aan te vragen en hen niet nodeloos moeten duperen met terugvorderingen;

verzoekt de regering maatregelen te treffen voor deze kleine groep afgestudeerde leraren, om hen te compenseren voor de terugvordering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 856 (31288).

Dan geef ik het woord aan de heer Van der Molen namens het CDA. Gaat uw gang.

De heer Van der Molen (CDA):

Voorzitter. Zoals we bij de moties van mevrouw Van den Hul hebben gezien, is taalbeheersing een heel belangrijk ... Nee hoor, dat is een grapje. Mijn eerste motie gaat over volledig Engelstalige universiteiten in Nederland. Wij vinden het namelijk echt verbazingwekkend dat de minister wél het Engels in het onderwijs wil terugdringen, maar geen taak voor haar ziet weggelegd als een universiteit haar hele campus en alle communicatie in het Engels doet.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Universiteit Twente en de TU Eindhoven in hun communicatie volledig op het Engels overgestapt zijn als enige voertaal;

constaterende dat de Wet taal en toegankelijkheid juist moest zorgen voor meer balans tussen Nederlands en Engels in het hoger onderwijs;

overwegende dat artikel 2:6 Awb luidt dat bestuursorganen de Nederlandse taal moeten gebruiken en artikel 14 van het EVRM discriminatie verbiedt op grond van taal;

verzoekt de regering kaders op te stellen om de communicatie van hogeronderwijsinstellingen buiten onderwijstijd primair in het Nederlands te laten zijn, met uitzonderingen als een andere taal doelmatiger blijkt te zijn zonder dat belangen van derden daardoor geschaad worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Molen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 857 (31288).

Ik zag eerst niet voldoende handen, maar daarna wel.

De heer Van der Molen (CDA):

Die handen waren er wel, maar ze gingen niet op tijd omhoog. Dat is ook belangrijk.

Voorzitter. De tweede motie die ik zou willen indienen, gaat over het onderwerp Chinese studenten en onderzoekers en het risico dat er zou kunnen zijn dat kennis voor de verkeerde doeleinden gebruikt wordt en in verkeerde handen valt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een taskforce toezicht studenten en onderzoekers risicolanden is aangesteld om studenten en wetenschappers uit bijvoorbeeld Iran of Noord-Korea te weren;

overwegende dat het Rathenau Instituut in zijn rapport Kennis in het vizier de rijksoverheid oproept tot invulling en uitwerking van een kader om het weglekken van gevoelige wetenschappelijke kennis naar risicolanden tegen te gaan;

verzoekt de regering in lijn met het rapport Kennis in het vizier te komen tot nieuwe afwegingskaders, heldere procedures en duidelijke afspraken om maatschappelijk verantwoord vorm te geven aan kennisontwikkeling die raakt aan defensie en veiligheid;

verzoekt de regering tevens te onderzoeken of China dient te worden toegevoegd aan de lijst met landen waar de taskforce toezicht studenten en onderzoekers risicolanden zich over buigt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen en Wiersma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 858 (31288).

Dank u wel, meneer Van der Molen. Dan is de volgende spreker de heer Bruins namens de ChristenUnie.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. We hebben een goed debat gehad. Het is mooi dat we de tegenstelling tussen fundamenteel en toegepast of vrij en strategisch onderzoek hebben kunnen slechten. Ik heb daarover de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vlak na de zomer de commissie-Rinnooy Kan zal komen met het rapport over de evaluatie van NWO;

constaterende dat NWO een zelfstandig bestuursorgaan is voor wetenschapsfinanciering, dat eigenstandig tot afwegingen komt in samenspraak met kennisgebruikers en maatschappij;

constaterende dat NWO een transitie achter de rug heeft, die onder andere tot doel had de coördinerende rol van NWO in het wetenschappelijk landschap te versterken;

verzoekt de regering in de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Rinnooy Kan in ieder geval uitgebreid in te gaan op hoe in de tweede geldstroom meer ruimte kan worden gecreëerd voor vrij en ongebonden onderzoek en hoe dat samengaat met een sterkere coördinerende rol voor NWO binnen de wetenschap,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins, Van der Molen, Paternotte en Van den Berge. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 859 (31288).

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik heb nog een tweede motie, en die is wat geïmproviseerd opgeschreven.

De voorzitter:

Ik zie het. Ik hoop dat die ontcijferd wordt.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik hoop dat dat lukt. Ik kwam er op het laatste moment op toen ik hoorde dat sommige onderwijsinstellingen overwegen om in het weekend lessen in te halen. Ik heb ooit, een jaar geleden een joodse studente aan de telefoon gehad die studeert aan een van de Nederlandse universiteiten. Ze had een tentamen op vrijdagavond na zonsondergang en als ze niet kwam opdagen, mocht ze ook niet herkansen. Maar dan is het wel sjabbat. Opeens realiseerde ik me dat dit problemen kan opleveren. Ik heb een motie geïmproviseerd. Ik hoor graag van de minister of dit strookt met hoe zij het ziet. We moeten even horen: daar gaan we flexibel mee om.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sommige onderwijsinstellingen overwegen in het weekend te gaan lesgeven;

verzoekt de regering onderwijsinstellingen erop te wijzen dat dit mogelijk in het nadeel werkt of hindernissen oplevert voor studenten die de sjabbat of zondag eerbiedigen, zodat hier rekening mee gehouden wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 860 (31288).

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is ten slotte het woord aan de heer Futselaar namens de SP. Gaat uw gang.

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter. Je gaat je als oppositiepartij bijna schamen dat je maar één motie hebt meegenomen, maar ik vind het zelf ook altijd een handig gebruik om gewoon een toezegging te vragen als ik iets vind. Als je die krijgt, is een motie niet nodig. Sommige fracties kunnen daar misschien een voorbeeld aan nemen.

Het was inderdaad een goed debat, waarin wij stil hebben gestaan bij alles wat is bereikt in het hoger onderwijs in de afgelopen maanden, maar toch ook veel zorgen zijn neergelegd. Wat de SP betreft zijn er drie belangrijke zorgen. De eerste betreft het personeel, dat voor een deel toch echt op zijn laatste benen loopt. De tweede betreft de studenten die mogelijk verdwenen zijn tijdens het digitaal onderwijs. De derde betreft de studievertraging: is die niet veel groter dan nu wordt gedacht? Over het laatste wil ik graag een motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat studenten mogelijk studievertraging oplopen of zelfs uit beeld verdwijnen als gevolg van de coronacrisis;

overwegende dat het wenselijk is om een beeld te hebben van de totale studievertraging als gevolg van COVID-19;

verzoekt de regering om in samenspraak met de onderwijsinstellingen in het najaar met een inventarisatie van de totale studievertraging te komen en indien nodig met een voorstel te komen voor eventuele vervolgstappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Futselaar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 861 (31288).

De heer Futselaar (SP):

Als ik toch nog wat tijd heb, wil ik ook graag benadrukken dat het leenstelsel heel slecht is, mede namens de heer Van der Molen — want we zijn allemaal onze stokpaardjes aan het berijden vandaag — en de heer Bruins.

De voorzitter:

Dan zijn we hiermee aan het einde van de termijn van de kant van de Kamer. Er is even tijd nodig om u de moties te doen toekomen, mevrouw de minister, dus wij schorsen voor een paar minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister.

Minister Van Engelshoven:

Dank u wel, voorzitter. Er is toch nog een heel aantal moties ingediend. Ik ben altijd wel gecharmeerd van de methode-Futselaar: neem genoegen met een toezegging en dien zo min mogelijk moties in. Dat helpt de leden misschien ook met het op orde krijgen van hun tekst. Het is maar een tip.

Dan mijn inhoudelijk oordeel over de ingediende moties. Allereerst is er de motie-Van den Hul over het landelijk meldpunt. Het gaat haar waarschijnlijk niet verrassen dat ik de motie ontraad en wel om de volgende reden. Volgens mij delen wij de inzet voor een sociale en veilige werk- en studieomgeving volledig met elkaar. Maar wij hebben afgesproken dat alle universiteiten voor 1 juli 2021 een goed ingerichte ombudsfunctie hebben. Dat is ook met de universiteiten in de cao afgesproken. Als landelijke functie, als tweedelijnsmelding, hebben we daarnaast de Nationale ombudsman. Studenten en medewerkers kunnen daar terecht nadat zij bij hun eigen ombudsman geweest zijn. Een nieuw meldpunt maakt het er allemaal niet helderder op, is mijn idee. Zoals ik in het debat ook heb toegelicht, laten wij de Nationale ombudsman en de universiteit wel afstemmen hoe de ombudsfuncties goed vormgegeven kunnen worden, hoe je die binnen de universiteiten zo vorm kan geven dat ze echt goed onafhankelijk functioneren en hoe de aansluiting tussen de eerste en tweede lijn kan verbeteren. Dat is de route die wij uitzetten. Volgens mij is dat ook een verstandige route. De universiteiten werken overigens ook aan verbetering van de informatievoorziening op dit punt. Dus wij delen volledig hetzelfde doel, alleen kies ik ervoor om voort te bouwen op instrumenten die er al zijn en een route die reeds is ingezet.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dit vind ik wel erg jammer want, zoals ik al aangaf tijdens het debat dat we hadden, is deze route voor een heleboel slachtoffers helemaal niet werkbaar. Er zijn een heleboel slachtoffers die vastlopen ofwel in het bureaucratische systeem ofwel in de hiërarchische organisatie. Zeker als je in een afhankelijkheidsrelatie zit, zeker als je promotieonderzoek afhangt van degene over wie je wil klagen, zeker als de ombudspersoon niet doorpakt, zoals we helaas bij een aantal casussen hebben gezien, waaronder de meest recente, dan loop je echt helemaal vast. Ik heb echt een heleboel voorbeelden uit heel het land van mensen die zeggen: wij worden niet gehoord op onze eigen instelling. Ik vind dat de minister nu wel heel makkelijk zegt: dan hebben we al een landelijke ombudspersoon, waar iedereen terechtkan. Zo eenvoudig is dat niet. Deze motie verzoekt om laagdrempelig te zorgen dat iedereen die dat nodig heeft en die niet op zijn eigen instelling terechtkan, daar de weg naartoe weet te vinden. Dat is het simpele verzoek dat ik aan de minister doe. Ik snap eerlijk gezegd niet waarom de minister niet zegt: dat ga ik oppakken; dat ga ik doen.

Minister Van Engelshoven:

Omdat mevrouw Van den Hul volgens mij een aantal dingen niet ziet. Ik heb nooit gezegd dat de bestaande ombudsfuncties bij universiteiten, die voor een deel nog in opbouw zijn, nu al volledig goed functioneren. Volgens mij heeft niemand dat ooit gezegd. Natuurlijk is daar ruimte voor verbetering. Daar werkt men volop aan. Daarom heb ik de Nationale ombudsman ook gevraagd: zet alstublieft uw expertise in om daar verbetering te bewerkstelligen. Ik begrijp mevrouw Van den Hul eerlijk gezegd niet helemaal omdat wij dat traject hebben ingezet, mede op verzoek van de Kamer overigens. Die vroeg vorig jaar: zorg dat er zo snel mogelijk onafhankelijke ombudsfuncties zijn bij universiteiten. Dat doen we. Dat hebben de universiteiten opgepakt. Ze hebben nog niet eens de tijd gekregen om dat volledig goed te doen. Dan zeg ik: we gaan dat landelijk organiseren met de nationale ombudsfunctie. Maar dan zegt mevrouw Van den Hul dat het allemaal weer niet goed is en dan moeten we het weer helemaal anders gaan doen. Dat lijkt mij gewoon geen goede route. Wij zijn volop bezig met deze route. Daar wou ik op doorgaan, dus ik ontraad deze motie.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Afrondend, heel kort, voorzitter. Ik heb niet gezegd dat het helemaal anders moet. Ik heb gezegd dat er iets bij moet, dat er iets naast moet. Want wat er nu is, is nog niet klaar — dat geeft de minister zelf toe — én niet voldoende. Want ook in de casus die we onlangs voorbij hebben zien komen in Amsterdam, was er een ombudspersoon maar loopt de klacht toch vast. Uiteindelijk is er niets veranderd en voelen studenten zich totaal niet gehoord en voelen zij zich in de kou gezet. Het is hartstikke goed dat daar nu meer aandacht voor is en dat daar nu naar wordt gekeken, maar het is nog niet af en niet voldoende. Dus mijn verzoek was daarom ook al vorig jaar: zorg naast die optie voor een landelijke optie. Dat is het verzoek. Niet om het helemaal anders te doen zoals ik de minister net hoor zeggen. Nogmaals, ik hoor geen overtuigend verhaal van de minister waarom dat niet kan. Dat dit op instellingsniveau worden uitgerold, is hartstikke mooi, maar het is niet genoeg.

Minister Van Engelshoven:

Volgens mij willen we toch allebei precies hetzelfde: een goed functionerende ombudsfunctie op alle universiteiten en een landelijke voorziening. Die landelijke voorziening is de Nationale ombudsman, die zich actief heeft aangeboden om daarover met elkaar in overleg te gaan. Dus ja, wat we willen is een goed functionerende voorziening op alle instellingen plus een nationale voorziening. Ik zie niet waar het probleem zit, dus ik ontraad de motie, want u heeft op dit punt eigenlijk al een toezegging gekregen.

De tweede motie van mevrouw Van den Hul op stuk nr. 850 gaat over de monitoring. U weet dat wij het komend najaar komen met een nationaal actieplan op dit punt. Onderdeel daarvan is dat we met alle betrokken partijen de monitoring ook fors willen uitbreiden. Daaronder valt ook echt monitoring op het gebied van inclusie en sociale veiligheid. Maar we moeten wel eerst bezien — daarom vraag ik u toch echt geduld te hebben — wat we willen meten en wat we kunnen meten, en dan pas kunnen we bezien of die doelen ook afrekenbaar kunnen zijn. Misschien is het verstandig om de motie aan te houden totdat het actieplan er is, dan kunnen we het op dat punt finetunen. Maar als u mij nu vraagt om dat alvast te doen, zeg ik: dat is een stap te snel. Dus ik ontraad deze motie.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Volgens mij is het dictum heel duidelijk, namelijk: "in overleg toewerken naar". Ik wil wel geïnformeerd worden voor het einde van het kalenderjaar. Want al die slachtoffers die nu niet weten waar ze terechtkunnen, verdienen ook transparantie en afrekenbaarheid. Dus volgens mij verzoek ik helemaal niet om dat nu stante pede in te voeren, maar staat er heel duidelijk in het dictum: "voor het einde van het jaar geïnformeerd worden". Dus ik wil de motie nu toch wel indienen, juist als stip aan de horizon naar meer transparantie en voorbij de vrijblijvendheid die toch helaas nu op dit dossier wel ook zit.

Minister Van Engelshoven:

Ik heb mijn toelichting gegeven. Ik wil eerst kijken in het nationaal actieplan of het mogelijk is om dit te monitoren, of het mogelijk is om die afrekenbare doelen te stellen, of dat zinvol is om dat te doen. Dus ik vraag nogmaals om de motie aan te houden tot dat punt. Dus wellicht — maar dat weet ik nu echt nog niet — kunnen we dat voor het eind van het jaar doen.

Dan de motie van mevrouw Van den Hul op stuk nr. 851. Ook die moet ik ontraden, want daarbij ontbreekt het aan een dekking. Daar heb ik op dit moment niet de ruimte voor. De ruimte die wij hiervoor hebben in de begroting en de suppletoire begroting die hier in de Kamer ligt, is niet toereikend om dat nog breder te doen. Overigens, maar dat heb ik in het debat ook toegelicht, hebben we er bewust voor die laatstejaarsstudenten voor gekozen om het zo te doen, omdat ik vind dat zij er nog altijd meer aan hebben dat iedereen alles op alles zet om uiteindelijk die vertraging te voorkomen of op te lossen. Een diploma op tijd is altijd nog beter dan compensatie. Die druk wil ik er wel op houden.

Dan de motie op stuk nr. 852 van de heer Paternotte en mevrouw Westerveld over onderwijsactiviteiten in de avonden en de weekenden. Ja, ik vind het belangrijk dat de medezeggenschap daarbij een rol krijgt. Het lijkt mij ook heel goed om de vinger aan de pols te houden hoe dat gaat. Geeft u mij de ruimte om de motie zo te interpreteren — ik heb dat ook eerder aan de heer Futselaar gevraagd — dat dat geen heel zware monitor zal zijn, want men moet nu niet nog extra werklast krijgen. Maar laten we met elkaar indicaties in de gaten houden van in hoeverre dat gebeurt. Ja, daar wil ik uw Kamer graag over informeren. Deze motie geef ik dus oordeel Kamer.

Voorzitter. Dan de heer Wiersma. Hij had geen moties, maar wel een vraag, ook naar aanleiding van een eerder ingediende motie. Het ging om de motie over de oploop in de NWA. In reactie op die motie heeft de Kamer een brief gekregen. De helft van die oploop, dus 11 van de 22 miljoen, gaat naar thematische calls. Dat gaat dit jaar naar AI. De volgend jaren gaat het ook naar sleuteltechnologieën, maar er moet nog bepaald worden welke. Dat is dus voor een jaar. We hebben met zowel het ministerie van EZK als de Kenniscoalitie gesproken over de brief die we gekregen hebben. Ik proef in uw vraag een beetje: ik heb toch het gevoel dat niet iedereen in de Kenniscoalitie dat even goed droeg. De Kenniscoalitie is ook een coalitie, en in coalities — u weet dat als geen ander — krijgen mensen meestal niet honderd procent hun zin, maar probeer je wel te kijken waar de coalitie zich in den brede in kan vinden. Ik kan me best voorstellen dat er leden van de Kenniscoalitie zijn die zeggen: als wij het alleen voor het zeggen hadden, dan hadden we het misschien net iets anders gedaan. Ik zou zeggen: welkom in onze wereld.

Voorzitter. Dan de vraag van de heer Wiersma over ...

De voorzitter:

De heer Wiersma heeft eerst nog een vraag over wat u net zei, volgens mij.

De heer Wiersma (VVD):

Ik moest het even verwerken, voorzitter, maar ik was snel genoeg. Natuurlijk kunnen coalities verschillen, maar het mooie is nou juist dat de Kenniscoalitie hier níét over verschilde. Ze hebben in de brief van 13 december namelijk gezegd: "We willen meer synergie. We zien nu dat het te vaak tot versnippering leidt en tot een niet optimale inzet van onderzoeksmiddelen. Wij stellen voor die 22 miljoen te besteden aan thematische calls." Dat zeggen zij. U zegt nu: nee, we besteden de helft ervan daaraan. Als ik het goed begrijp, zegt u dat er nu 11 miljoen naar AI gaat en de komende jaren 11 miljoen naar sleuteltechnologieën. Dat begrijp ik goed, hè? Maar dan vraag ik me af: waarom zouden we daar niet gewoon 22 miljoen naar thematisch onderzoek van maken? Want dat is de Kenniscoalitie met elkaar eens geworden. Dat staat in de brief.

Minister Van Engelshoven:

Maar het is niet alsof de Kenniscoalitie dit land bestuurt. We hebben ook nog twee departementen die een brief sturen. In overleg tussen de Kenniscoalitie, de staatssecretaris van EZK en mijzelf is deze keuze gemaakt. Iedereen had daar overigens begrip voor. Dat heb ik u juist uitgelegd. Het gaat er ook om waar we met elkaar uit komen. Als ik nu kijk hoe we ervoor staan, zie ik overigens dat we die oploopmiddelen heel hard nodig hebben om bijvoorbeeld vraagstukken die zich nu voordoen in het vrije onderzoek rondom de NWA, bestaande problematiek, op te lossen. Die ruimte is er op dit moment dus ook helemaal niet. Ik heb ze vorige week ook allemaal gesproken, samen met EZK, en bij mij heeft niemand uit die coalitie gemeld: zoals u dat in die brief voorstelt, kan het echt niet. Dus nogmaals, ik ontraad deze motie nog steeds. De manier waarop we het gaan besteden blijft zoals staat in de brief die wij u gestuurd hebben.

De heer Wiersma (VVD):

Ik heb hier geen motie over ingediend. Ik heb daar ook niks over gezegd. De minister ontraadt dus een motie die ik niet heb ingediend.

De voorzitter:

Nee, u hebt een vraag gesteld.

De heer Wiersma (VVD):

Precies. Maar wat ik hier hoor, klopt toch niet helemaal met wat ik hoor in het veld, ook over de manier waarop dit tot stand is gekomen. Het veld heeft dit in december gevraagd. De minister stuurt in juni die brief, ongeveer twee weken nadat hier in de Kamer een motie is ingediend en aangehouden om de hele oploop te besteden aan thematische calls. Ik zou toch willen vragen — dat is de vraag die ik stelde en waar ik nog geen antwoord op heb gekregen — of de minister bereid is om met de Kenniscoalitie de lucht te klaren. Ik denk namelijk dat we die coalitie de komende jaren echt nodig hebben. Is ze bereid om met hen te kijken hoe we toch met de gehele Kenniscoalitie tot een gedragen invulling van die oploop kunnen komen? Ik zou zeggen: wat is erop tegen om dat te doen? Dat voorkomt in ieder geval dat ik erover na moet denken om de motie die ik heb aangehouden toch in te dienen. Ik zou het een mooi gebaar vinden naar hen toe, dat ook wel heel wat ruis weg zou nemen. Die moeten we met z'n allen niet willen.

Minister Van Engelshoven:

Ik probeer juist uit te leggen dat dat gesprek vorige week heeft plaatsgevonden.

De heer Wiersma (VVD):

Ik merk dat dat geen gedragen voorstel is. Als de minister hier zegt dat alle partijen dat steunen, dan vraag ik die partijen om dan maar duidelijk te maken dat dat niet zo is, want ik heb vorige week nog berichten van partijen gezien.

De voorzitter:

Meneer Wiersma, de minister is aan het woord.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter. Ik heb hier verder niets aan toe te voegen. We hebben de brief gestuurd. Ik meen dat we vorige week — maar het kan ook de week daarvoor zijn geweest — een oploop hebben gehad met de hele Kenniscoalitie en de staatssecretaris van EZK op mijn ministerie. Daar hebben we de balans tussen thematisch en ongebonden besproken. Ik heb daar geen enkel signaal gehad dat de brief die verzonden was, niet kon.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Van Engelshoven:

Dan de vraag van de heer Wiersma over de IUASR. U vraagt of je niet lopende het proces alvast de bevoegdheid tot graadverlening on hold kunt zetten. Dat kan niet, want dat heeft vergaande consequenties voor de instelling. Want u kunt zich precies voorstellen wat daar gebeurt: daar studeren dan studenten die weten dat ze daar geen graad meer kunnen halen. U weet wat er dan gebeurt. Stel dat u aan een universiteit studeert en de minister zegt dat ze de bevoegdheid tot graadverlening on hold zet en dat het onzeker is of u aan die universiteit een graad kunt halen, dan gaat u uw heil ook elders zoeken. Wij proberen op een rechtsstatelijke manier te opereren en daarin is dit geen optie die stand kan houden.

Voorzitter, dan de motie op ...

De voorzitter:

Voordat u verdergaat ... Meneer Wiersma, kort graag.

De heer Wiersma (VVD):

Jazeker, ik probeer natuurlijk de methode-Futselaar toe te passen, maar dan hoop ik wel dat daar iets uit komt waar ik geen motie voor nodig heb.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Wiersma (VVD):

Ik heb de heer Futselaar nog nodig. Nee, wat ik vroeg, was: is er bijvoorbeeld een mogelijkheid om ... De minister gaat in op dat voorbeeld. Dat is goed. Als dat niet kan, dan kan het niet. Maar we vinden met elkaar wel dat het een heel lang proces is. Op die manier kun je discriminatie in ieder geval niet snel afstraffen. Dat is eigenlijk iets waarvan we met elkaar zeggen: zou dat niet sneller kunnen? Ik vraag de minister dus niet of dit kan in deze specifieke casus, maar om te bekijken of te verkennen op welke manieren we dat nou wel sneller zouden kunnen doen waar dan ook discriminatie in het onderwijs aan de orde is; in dit geval daar. Want dat vertragen, weer kunnen opzoeken, weer uitstellen en weer bezwaar maken en dan in het kleinste Nederlandse dagblad, het Nederlands Dagblad, nog weer een soort van excuses aanbieden, is een lange neus naar ons allemaal. Dat dienen we te bestrijden.

Minister Van Engelshoven:

Ik heb op dit punt al eerder een brief naar de Kamer gestuurd. Dit is de eerste keer dat we de procedure van de commissie maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef hebben gehanteerd. Ook ik vond dat dat proces lang duurde. Ik heb ook uitgelegd dat er een element aan zat dat specifiek was voor deze casus. We hebben u ook een brief gestuurd waarin staat dat we dit hele proces nog eens tegen het licht hebben gehouden en dat we ook hebben gekeken welke mogelijkheden binnen de wet daar ruimte voor bieden, dus binnen de wettelijke kaders waarvan we in dit land vinden dat we die in de zorgvuldigheid van het rechtsverkeer moeten hebben. Die ruimte hebben wij niet gevonden. Ik vind dat elke onderwijsinstelling gewoon gebruik mag maken van de rechten die u en ik ook hebben in dit land. Helaas — u kunt dat jammer vinden — mogen mensen beroep en bezwaar maken.

Dan de motie op stuk nr. 853 van mevrouw Westerveld en de heer Van den Berge over het gebruikmaken van een uitzondering op de WAB voor postdocs. Ik heb met u in het debat gewisseld dat ik vind dat we linksom of rechtsom moeten voorkomen dat postdocs tussen wal en schip vallen. Ik heb ook met de minister van SZW gewisseld hoe we dat op een goede manier kunnen doen. Het idee van het veld was om een uitzondering te maken op de ketenregeling van de Wet arbeidsmarkt in balans. Dat vinden we geen verstandig idee, omdat je dan een onnodig en ongewenst precedent gaat scheppen. Het is hier ook niet nodig, want er is een andere oplossing voorhanden. Dat heb ik het veld ook meegegeven. Naar aanleiding van het debat heb ik het met de collega van SZW nogmaals gecheckt: wat is hier nou verstandig? Er is al gewoon de mogelijkheid om postdocs een vast contract te geven met een beëindigingsovereenkomst. Dat geeft de mogelijkheid tot ontbinding als het aan de orde is. Die mogelijkheid is er dus. We hebben het ook gecheckt en dit kan. We kunnen dus een oplossing vinden voor deze groep zonder dat we de deur moeten openzetten naar en een precedent moeten scheppen voor een uitzondering op de WAB. De zorg van de minister van SZW, die ik heel goed begrijp, is dat er dan waarschijnlijk nog heel veel partijen in de rij staan om in deze tijd een uitzondering te krijgen. Dat moeten we met elkaar niet willen. Er is een oplossing voorhanden. Die deel ik ook met het veld. Het kan gewoon geregeld worden. Ik ontraad de motie dus.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dit probleem horen we juist uit het veld van individuele universiteiten en de VSNU. We gaan dit dus even terugleggen. Ik heb nog wel een vraag aan de minister. Het unieke van het zijn van postdoc is dat je onderzoek doet. Dat duurt een beperkt aantal jaren. Daarna ben je klaar. In heel veel beroepen zit er geen einde aan. Daarom snap ik niet zo goed het argument dat het een precedentwerking heeft. Het is een vrij uniek beroep.

Minister Van Engelshoven:

Er zijn meer van dit soort situaties denkbaar, zeker in deze tijd. Ik weet dat u, als u dit teruglegt bij de VSNU, van individuele instellingen hoort: wij hebben een voorkeur voor de uitzondering op de WAB. Dat begrijp ik. Het legt meer het risico bij de postdoc dan bij de instelling. We hebben dit uitvoerig met hen besproken. Ik heb hun ook beloofd dat ik met Sociale Zaken heel goed zou kijken wat we de meest wenselijke oplossing vinden. We zijn gezamenlijk tot de conclusie gekomen dat het vaste contract met een beëindigingsovereenkomst echt de meest wenselijke oplossing is. Die is ook begaanbaar. Wij houden vast aan die lijn. Ik ontraad de motie dus.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 854 over het gesprek over de betere balans tussen ongebonden en strategisch onderzoek. Naar aanleiding van het rapport-Weckhuysen ga ik graag dat gesprek aan. We hebben in het debat besproken dat dit een goede richting is om op te gaan. Deze motie geef ik dus oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 855 van mevrouw Westerveld over studenten met een functiebeperking. Die geef ik oordeel Kamer, omdat het heel goed is om bij accreditaties te kijken naar de passendheid van afstandsonderwijs en digitale leermiddelen, met name voor studenten met een functiebeperking.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 856, ook van mevrouw Westerveld, gaat over de lerarenbeurs. Ik kan niet meer tellen hoe vaak ik dit met haar gewisseld heb, dus het zal haar niet verbazen dat ik deze motie ontraad. Omwille van de tijd lijkt het mij verstandig om die argumenten niet opnieuw te gaan wisselen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik hoor liever wel een paar argumenten. Ik heb de indruk dat dit de collega's hier kan helpen in hun oordeel over de motie, want we hebben hierin een heel andere positie. De minister zegt: de communicatie was wel duidelijk. Ik zeg: de communicatie is niet duidelijk. Ik heb die stukken ook ingezien. Daar gaat ons dispuut dus over. Ik wil het ook wel via de mail aan de collega's sturen, maar ik heb gewoon de indruk dat het toch kan helpen als de minister aangeeft waarom ze deze motie toch ontraadt.

Minister Van Engelshoven:

Ik verwijs uw collega's door naar de volgens mij buitengewoon heldere brief die ik daarover geschreven heb. Die kunt u hun nog een keer toesturen. Dat lijkt me een buitengewoon aardige service.

Dan de motie op stuk nr. 857 van de heer Van der Molen over de voertaal. Ik wil hier graag nog een keer het volgende benadrukken. We hebben het bij de behandeling van de Wet taal en toegankelijkheid uitvoerig gehad over taal in het hoger onderwijs. We hebben daarin een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de onderwijstaal en de voertaal binnen een instelling. De onderwijstaal is echt belangrijk voor de kwaliteit en de toegankelijkheid van het onderwijs. Dat regelen we dan ook in de Wet taal en toegankelijkheid, die op dit moment bij de Eerste Kamer ligt. De motie van de heer Van der Molen vraagt mij om kaders op te stellen voor welke taal de communicatie krijgt buiten de onderwijstaal om. De vraag is dus: wat is de voertaal? U vraagt mij: stel kaders waardoor de voertaal primair Nederlands is. Dit betreft de taal waarin een instelling als bestuursorgaan acteert. Daar hebben we het namelijk over: een instelling acteert hierin als bestuursorgaan. Daarbij geldt net als voor alle andere bestuursorganen in Nederland gewoon de Algemene wet bestuursrecht. Er is dus geen reden om voor onderwijsinstellingen weer net een andere behandeling te hebben dan voor andere instellingen in het kader van de Algemene wet bestuursrecht. Ik zie dus geen aanleiding om hierbij voor instellingen een ander regime te hanteren. Bovendien kan de medezeggenschap voluit meepraten over de voertaal. Ze kunnen daarover meebeslissen. Ik ontraad dus deze motie.

Voorzitter. Dan de motie ...

De voorzitter:

De heer Van der Molen wil daar graag iets over zeggen.

De heer Van der Molen (CDA):

Inderdaad, voorzitter. De minister heeft namelijk een kernvraag nog niet beantwoord. De minister zegt: de onderwijstaal moet Nederlands zijn. Dat heeft ook iets met toegankelijkheid te maken. Begrijp ik de minister dan goed dat als op een hele universiteit de voertaal Engels is, behalve de lessen die je volgt, dat dan naar de mening van de minister geen effect heeft op de toegankelijkheid van de onderwijsinstelling?

Minister Van Engelshoven:

Dat heeft u mij niet horen zeggen. Ik heb gezegd dat dat aan de instelling is. Kijk, hier gelden de principes van de Algemene wet bestuursrecht. Daarnaast is het aan de medezeggenschap om te bepalen wat hier aan de orde is. Ikzelf vind het wenselijk dat het zo veel mogelijk in beide talen gebeurt. Maar als een instelling ervoor kiest om dat anders te doen en als de gehele medezeggenschap zich daarin kan vinden, dan zie ik op dit moment geen aanleiding om daar nieuwe kaders voor te stellen, anders dan de wetten die Nederland reeds stelt.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 858 van de heer Van der Molen. Die gaat over toezicht op studenten en onderzoekers uit risicolanden. Deze motie ontraad ik, en wel om de volgende redenen. Kijk, ik heb alle begrip voor uw zorgen. Die zorgen deel ik ook. Dat hebben we ook in het debat gewisseld. Daarom doet het kabinet ook onderzoek naar in hoeverre aanvullende maatregelen nodig zijn om ongewenste kennis- en technologieoverdracht via onderwijs en onderzoek te voorkomen. Wat u mij in deze motie vraagt, is daar een onderdeel van. De focus van de maatregelen waar wij aan werken, ligt onder andere op het verhogen van de bewustwording, de informatievoorziening en het veiligheidsbeleid. Wij starten binnenkort ook een ronde van gesprekken met kennisinstellingen in het kader van bewustwording en het delen van informatie. Het kabinet wil ook met instellingen en sectororganisaties komen tot afspraken over veiligheidsbeleid en over het tegengaan van ongewenste kennisoverdracht. Wij zullen uw Kamer dit najaar informeren over de voortgang op dat punt. Het screenen van studenten en onderzoekers is een hele verregaande maatregel. Als die aan de orde is, moet je die ook zorgvuldig vormgeven. Het weigeren van personen kun je namelijk ook niet doen alleen op basis van nationaliteit. Daar moet je dan ook een juridische grond voor hebben. Het moet ook proportioneel zijn. Het kabinet is druk doende om te kijken wat mogelijk is op dit gebied. Wij informeren u daar dit najaar over. Ik zou dus zeggen dat u uw motie kunt aanhouden totdat dat voorstel er ligt, want zoals de motie er nu ligt, moet ik haar echt ontraden.

De heer Van der Molen (CDA):

We vragen als CDA hier al hele lange periode naar. Dat geldt overigens ook voor andere partijen. Het rapport waarover in deze motie wordt gesproken, ligt er al tijden. We hebben daarna allerlei berichten gehad, een opeenstapeling van klachten, ook vanuit universiteiten. Rijksoverheid, vertel dan wat dat kader is! Dus ik ben niet van plan om de motie aan te houden.

Minister Van Engelshoven:

Dan wordt de motie ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 859 van de heer Bruins, die vraagt om in de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Rinnooy Kan in te gaan op een aantal aandachtspunten. Ik ga in mijn kabinetsreactie graag op die aandachtspunten in. Dus deze motie krijgt oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk op stuk nr. 860.

De voorzitter:

De motie die met de hand is beschreven.

Minister Van Engelshoven:

Ja, de met de hand geschreven motie van de heer Bruins. Nou ja, een cursus netjes schrijven zou hier overigens best aan besteed zijn. De motie in deze vorm moet ik echt ontraden. Ik snap wat de heer Bruins wil. Ik vind het alleen problematisch om hier onderscheid te maken tussen religies. Je doet dit voor iedereen die uit religieuze overtuiging op bepaalde momenten geen tentamen kan maken of onderwijs kan volgen. Maar je kunt niet zeggen: we doen dat in het ene geval wel en in het andere geval niet. Als u dus uw motie wilt herformuleren — en volgens mij is het sowieso verstandig als u nog eens achter de typemachine gaat zitten — en u maakt ervan "op religieuze gronden", dan kunnen we volgens mij nader tot elkaar komen.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik heb in mijn basisschooltijd alles twee keer moeten schrijven, omdat de juffen en de meesters het niet netjes genoeg vonden. Dat heeft niet tot resultaat geleid.

De voorzitter:

Dat wreekt zich dan.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik ga zelf even kijken hoe de motie eruitziet wanneer die netjes is uitgetypt. Ik ben gevoelig voor de argumenten die de minister levert. Je wilt alle religies gelijkwaardig behandelen. Dan ga ik even kijken hoe ik de motie herformuleer en of ik de motie handhaaf.

De voorzitter:

Er komt dus een gewijzigde motie.

Minister Van Engelshoven:

Dank.

Dan tot slot die ene motie van de heer Futselaar. Je zou bijna zeggen: als iemand zo zijn best doet om het met toezeggingen te doen en dan met één motie komt, dan kun je bijna niet anders dan die motie oordeel Kamer geven. Maar ik ben het ook zeer eens met de strekking van de motie. Het is heel goed dat wij in deze bijzondere tijd een vinger aan de pols houden als het gaat om studenten die uitvallen en studenten die vertraging oplopen. Dat wil ik dus graag doen. De motie op stuk nr. 861 krijgt dus oordeel Kamer.

Voorzitter. Dan heb ik volgens mij alle moties van een oordeel voorzien en de vragen beantwoord.

De voorzitter:

Dan dank ik de minister.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We zijn daarmee aan het einde van dit VAO. Over de moties wordt aanstaande donderdag gestemd.

Naar boven