6 Milieuraad

Aan de orde is het VAO Milieuraad (AO d.d. 19/02).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. De Kamer heeft de Nederlandse regering gevraagd, in Europa tegen toelating van genetisch gemanipuleerde maïs te stemmen. Laat het kabinet het daarbij, of zoekt ze ook andere mogelijkheden om zich daartegen te blijven verzetten, wat andere landen ook doen? Graag een antwoord op die vraag. Ter ondersteuning een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie voornemens is om de teelt van maistype 1507 toe te staan;

constaterende dat negentien lidstaten en het Europees Parlement zich tegen de toelating van deze genmais hebben gekeerd, onder andere omdat er gerede twijfels bestaan omtrent de effecten van de mais en het bijbehorende pesticide glufosinaat op andere organismen zoals zoogdieren, vlinders en bijen;

constaterende dat de Kamer middels het aannemen van motie 33750-XIII, nr. 113 de regering heeft verzocht zich tegen de toelating van deze mais te verzetten;

constaterende dat de Europese Commissie mogelijkheden heeft om het voorstel voor toelating van de teelt van maistype 1507 in te trekken, waaronder door het vragen van hernieuwd advies aan de Europese voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) over de effecten van het gebruik van glufosinaat bij deze mais, aangezien dit in de eerdere beoordelingen niet is meegenomen;

constaterende dat twaalf lidstaten een brief hebben geschreven aan Commissaris Borg om het voorstel voor toelating van maistype 1507 in te trekken;

constaterende dat de Nederlandse regering deze brief niet heeft ondertekend;

verzoekt de regering, alles op alles te zetten om de toelating van de teelt van maistype 1507 tegen te houden;

verzoekt de regering tevens, in ieder geval een brief aan de Europese Commissie te sturen waarin wordt opgeroepen om alle mogelijkheden te benutten om het voorstel voor de toelating van de teelt van de genmais 1507 in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Klaver en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 501 (21501-08).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. De tweede en laatste motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in de EU binnenkort wederom gesproken gaat worden over een voorstel waardoor lidstaten zelf kunnen besluiten om de teelt van genetisch gemanipuleerde gewassen te verbieden op hun grondgebied;

van mening dat er in dit voorstel voldoende gronden moeten worden opgenomen waarop lidstaten zelf kunnen besluiten tot een verbod op de teelt van gengewassen op hun grondgebied, zonder dat de aanvrager van de toelating daarmee akkoord hoeft te gaan;

van mening dat gegronde redenen om de teelt van gentechgewassen te willen verbieden onder andere bestaan uit:

  • -sociaaleconomische en ethische overwegingen;

  • -aanvullende milieugronden;

  • -het toepassen van het voorzorgsbeginsel;

  • -het willen vrijwaren van conventionele en biologische landbouw van besmetting met ggo's;

verzoekt de regering, in te zetten op een teeltvoorstel dat aan bovenstaande overwegingen tegemoet komt en niet met minder genoegen te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Dik-Faber en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 502 (21501-08).

De voorzitter:

Voor dit VAO zijn echt twee minuten per spreker uitgetrokken. Als de moties zo lang zijn, hebben we een probleem. Iedereen moet zich daaraan houden. De heer De Liefde wil interrumperen.

De heer De Liefde (VVD):

Mevrouw Ouwehand noemde aanvullende milieuvoorwaarden, die ze ook nog eens wil gaan stellen. Heeft zij onvoldoende vertrouwen in de besluitvorming en de wijze waarop de milieuvoorwaarden op dit moment worden vastgesteld, namelijk door de EFSA?

De voorzitter:

Korte reactie, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, daar hebben we onvoldoende vertrouwen in. Ik noem het voorbeeld van maistype 1507: de gevolgen van het gebruik van glufosinaat, waartegen deze maïs resistent is gemaakt, zijn niet meegenomen in de beoordeling. Als dat type er doorkomt, zouden we hier en in andere lidstaten die dat misschien niet willen, de teelt van deze mais toch niet tegen kunnen houden. Lidstaten moeten de politieke afweging kunnen blijven maken of zij vinden dat de milieubeoordeling zoals gemaakt door de EFSA de milieubeoordeling is zoals wij die zelf zouden willen regelen.

De voorzitter:

Is dit punt niet in het algemeen overleg aan de orde geweest?

De heer De Liefde (VVD):

Nee.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Er was in het debat gedoe over deze mais, voorzitter.

De voorzitter:

Toch wel. Nou, korte vraag en een korte reactie graag.

De heer De Liefde (VVD):

Mevrouw Ouwehand is gewoon tegen ggo's. Laat haar dat dan zeggen en niet schermen met zaken alsof die wel worden toegelaten als ze veilig zijn. Ze wil het niet. Als er nog meer regels en nog meer voorwaarden komen, wordt het alleen maar kostbaarder en duurder. Dat moeten we met elkaar niet willen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nu doet de VVD echt te makkelijk. Het klopt dat de Partij voor de Dieren geen genetisch gemanipuleerde teelten wil, maar dat staat los van het andere meningsverschil dat wij hebben. De VVD vindt dat er geen politieke afweging meer plaatsvindt als een ingestelde toetsingsautoriteit iets toestaat. Dat is het fundamentele verschil in deze discussie. De Partij voor de Dieren vindt, los van ons inhoudelijke standpunt over genetische manipulatie, dat je de verantwoordelijkheid hebt om politiek te wegen hoe de milieubeoordelingen in jouw land uitvallen en hoe je die ziet. Ik zou de democratie daarbij dus niet willen uitschakelen, wat de VVD kennelijk wel wil.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. We hebben in het AO gisteren uitvoerig van gedachten gewisseld met de staatssecretaris over de mogelijkheden die lidstaten zelf nog hebben om gentechmais toe te staan. Ik vind het ontzettend belangrijk dat lidstaten zelf de juridische mogelijkheden hebben en houden om daar een eigen keuze in te maken. Vandaar dat onze naam onder de zojuist ingediende motie staat.

Ik dien zelf op een ander punt een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat concentratienormen weinig zeggen over de daadwerkelijke blootstelling van mensen aan fijnstof, ultrafijnstof en roet, omdat deze niet gerelateerd zijn aan de locaties waar mensen wonen en werken;

constaterende dat reeds in 2008 Europees is afgesproken dat het uiteindelijke doel was het verminderen van de blootstelling aan de fijnere fractie van fijnstof (PM2.5) en dat er geen extra vervuiling zou mogen komen zolang de blootstelling niet lager is dan 8,5 microgram per kubieke meter;

verzoekt de regering, met een blootstellingsreductieplan te komen met bindende afspraken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 503 (21501-08).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik weet dat de staatssecretaris heeft toegezegd op dit punt met een brief te komen. Zij heeft aangegeven dat zij de blootstellingsnormen meeneemt in het milieubeleid. Dat vind ik eerlijk gezegd te mager. Daarom vind ik het goed dat daar een Kameruitspraak over komt.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Gisteren hebben we over mais weer een stevig debat gehad. Het was een goed inhoudelijk debat, een beter debat dan de vorige keer. De staatssecretaris heeft de Kamer vanochtend een heldere brief gestuurd. We hadden de staatssecretaris geen gemakkelijke opgave meegegeven. Er moest namelijk helderheid komen in de Europese besluitvorming hierover. Ik heb daarom de zojuist door mevrouw Ouwehand ingediende motie ondersteund.

Ik heb twee aanvullende vragen. In de brief staat dat aanpassing van de comitologie mogelijk is, maar dat dit niet realistisch wordt geacht. Ik zou graag willen dat de staatssecretaris daarop ingaat en aangeeft wat op dat punt wel mogelijk is.

De Commissie kan het voorstel nog wijzigen, maar dan moet er wel een bijzonder geval zijn. Een meerderheid in de Raad is niet "een bijzonder geval". Wat zou dan wel een bijzonder geval zijn waardoor de Commissie het besluit alsnog kan wijzigen?

De voorzitter:

Dat was kort en krachtig.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Voorzitter. De PvdA-fractie kijkt uit naar het debat over biotechnologie dat wij op 10 april met de staatssecretarissen gaan voeren. Wij zijn blij dat het Griekse voorzitterschap de besluitvorming over ggo-teelt door de lidstaten zelf agendeert. Ik heb begrepen dat dat punt besproken gaat worden. Ik geef de staatssecretaris nu al graag twee bedenkingen mee van de PvdA-fractie. Wij zouden bijvoorbeeld graag zien dat lidstaten hun teelt kunnen weigeren, ook nadat de aanvraag is afgerond. Het zou ons inziens ook goed zijn als teelt kan worden geweigerd op meer dan uitsluitend de milieugronden, zoals we in het debat gewisseld hebben en zoals we in het debat van april ongetwijfeld nog een keer gaan doen. Het voorbeeld dat we hierbij hebben aangehaald is dat we druk bezig zijn om het gebruik van glyfosaat aan banden te leggen en het dan niet heel erg passend is om een gewas dat glyfosaatresistent is wel toe te staan.

We hebben begrepen dat er tot april niet wordt gesproken over de toelating van ggo-gewassen in Europa, dus dat maakt een motie op dit punt overbodig. We kunnen dat debat dus afwachten. Het moge ook duidelijk zijn dat het parlement vindt, zoals in grote meerderheid is uitgesproken, dat toelating van genmais 1507 zou moeten worden voorkomen. Dat is jammer genoeg niet gelukt en onze hoop is nu gericht op de Europese Commissie om alles op alles te zetten om die toelating alsnog te voorkomen. Ik weet zeker dat onze EU-Commissaris nu meeluistert. Nu een brief schrijven aan de Commissie, zoals bij motie is voorgesteld, is wat ons betreft symboolpolitiek. Het standpunt van het Nederlandse parlement is duidelijk en dat is goed verwoord door de regering, die tegen de toelating heeft gestemd.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb toch een vraag aan de woordvoerder van de PvdA-fractie. Er is enorme discussie geweest over de vraag of het sturen van zo'n brief nu wel of niet zinvol was en over wat de Europese Commissie nog aan mogelijkheden heeft. Ik zou zeggen dat we dat vooral aan het kabinet moeten laten om uit te zoeken wat er nog kan worden gedaan om de druk op te voeren. Begrijp ik goed dat de Partij van de Arbeid wel van mening is en blijft dat we die toelating van genmais 1507 zouden moeten tegenhouden? En dat, als er mogelijkheden liggen voor de Nederlandse regering om bij te dragen aan die wens, zij die wel moet benutten?

Mevrouw Dikkers (PvdA):

De regering heeft tegengestemd op ons nadrukkelijk verzoek. Dat is wat ons betreft nu even voldoende.

De heer De Liefde (VVD):

Ik heb een verduidelijkende vraag. Mevrouw Dikkers gaf aan dat, als het voorstel over de sociaaleconomische aspecten passeert of mogelijk wordt gemaakt, zij dan wil dat daar een terugwerkende kracht in zit. Heb ik dat goed verstaan en zo ja, hoeveel jaren zou zij dan terug willen gaan? Wat wil zij, wat nu is toegelaten, alsnog verbieden?

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Ik vind het zo leuk dat collega De Liefde een politieke vraag altijd inleidt met de woorden: even een verduidelijkende vraag. We willen erg graag de mogelijkheid openhouden dat, mocht de toon in het land veranderen, mocht de publieke opinie ruimte willen laten voor een ander standpunt, die ruimte er ook daadwerkelijk is. Ik zie er nu niet de noodzaak toe, maar wellicht dat dat in de toekomst wel verandert.

De heer De Liefde (VVD):

Dat was niet helemaal wat ik vroeg. Ik begreep uit de inbreng van mevrouw Dikkers dat zij ook aangaf dat, als die verordening erdoor komt, er ook een terugwerkende kracht in zou moeten zitten. Dat leid ik af uit haar woorden. Dan is mijn vraag hoe ver zij terug wil gaan en welke nu al toegelaten ggo's in import en teelt zij alsnog zou willen verbieden.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Als we straks met zijn allen hebben besloten dat glyfosaat geen gewasbeschermingsmiddel is dat je hier wilt toepassen, is het ook niet logisch om een mais toe te laten die daarvoor resistent is. Je organiseert eigenlijk alleen maar een lobby die je niet zou moeten willen. Aan de andere kant zie je dat we steeds zachtere winters krijgen. Zo meteen wordt mais waarvan het kabinet zegt dat die nu voor Nederland niet relevant is maar alleen voor de zuidelijke lidstaten, wellicht ook op ons grondgebied interessant. Dan willen wij alsnog kunnen kijken of wij die mais op ons grondgebied zouden willen hebben.

De heer De Liefde (VVD):

Voorzitter. Eigenlijk speelt achter dit korte VAO een veel fundamenteler debat en dat gaat over de vraag of je voor of tegen genetisch gemodificeerde organismen bent. Er worden zeer veel instrumenten aangereikt en gebruikt door diverse fracties in dit huis om eigenlijk een ideologisch debat te voeren. Laat helder zijn dat wat de VVD-fractie een organisme, teelt of gewas alleen in Nederland en Europa mag worden gebruikt en verkocht op het moment dat dat veilig wordt bevonden. Daarachter speelt wat ons betreft ook nog een andere discussie, namelijk of je wilt dat de voedselzekerheid en de voedselproductie in een beperkt aantal handen of bedrijven terechtkomen. Daarvan heb ik in een eerder debat namens de VVD-fractie klip-en-klaar aangegeven dat dit niet mag gebeuren. Voedselzekerheid mag niet in gevaar komen omdat het in een te beperkt aantal handen of bedrijven terechtkomt wat octrooiering betreft. Daarom zijn we ook warm voorstander van de volledige kwekersvrijstelling. De vraag aan deze staatssecretaris is dan ook of zij richting april wat gedetailleerder kan aangeven op welke wijze de inzet van het kabinet vertaald zal worden in concrete acties in Europa en internationaal verband. Welke stappen, welke brieven en welke overleggen gaat het kabinet gebruiken om deze boodschap, waar de hele Tweede Kamer achterstaat, in Europa te verkondigen en te bewerkstelligen?

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Mansveld:

Voorzitter. Wij hebben gisteren een scherp maar ook duidelijk debat gehad met duidelijke uitkomsten. Dank aan de heer Klaver dat de brief van vanochtend is gewaardeerd. Daar hebben zoals altijd weer mensen stevig voor moeten werken, dus dank voor het compliment daarvoor, dat ik zal overbrengen.

Ik kom bij de moties. Wat de motie op stuk nr. 501 betreft, de voorzitter van de Commissie heeft een besluit genomen. Ik begrijp heel goed dat een aantal partijen in deze Kamer het niet eens is met dit besluit, na iets wat al meer dan tien jaar loopt. Onze mening is dat al onze mogelijkheden reeds zijn benut. Ik ontraad dan ook deze motie.

De tweede motie van mevrouw Ouwehand, op stuk nr. 502, is een interessante motie, want daarin verzoekt zij om inzet. Mevrouw Ouwehand weet dat ik er een groot voorstander van ben om mij goed in te zetten voor zaken. Alleen spreekt zij bij de bullets in de motie nadrukkelijk over onder andere sociaaleconomische en ethische overwegingen. Ik heb heel duidelijk aangegeven dat veiligheid wat mij betreft door een aantal instanties wordt beoordeeld die daar kundig in zijn. Dat is de EFSA op Europees niveau. Wij hebben de COGEM en het RIKILT. Ook heb ik uitgelegd dat Nederland er al jaren voor pleit dat een lidstaat als het om teelt en grondgebonden gaat, zelf met overwegingen kan komen. Daar zijn wij nu mee bezig. Er is een geamendeerd Grieks voorstel waarover wij gaan praten. Dat betekent dat op verschillende gronden, waarvoor wij een kader zullen moeten gaan maken, de lidstaat zelf een oordeel zou kunnen vellen als het om teelt en grondgebonden gaat. In de motie staat onder andere "aanvullende milieugronden".

Als dit voor mevrouw Ouwehand een dwingende opsomming is, dan wordt dat lastig. Ik wil me er namelijk ontzettend graag voor inzetten dat wij op die manier de shift gaan maken waarbij de veiligheid Europees wordt getoetst en wij zelf, als het om teelt en grondgebonden gaat, in een eigen afwegingskader een besluit kunnen nemen. Als dit rijtje gelijk bindend is, denk ik dat de inzet ook direct beperkt wordt. Ik wil me inzetten voor het brede principe, de uitkomst hangt ook af van andere lidstaten. Als ik het zo mag lezen, laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer.

De voorzitter:

Een korte reactie, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank voor de reactie op mijn tweede motie. Mijn vraag gaat over de eerste motie. Ik hoor de staatssecretaris zeggen: wij zijn van mening dat wij alle mogelijkheden tot nu toe hebben benut om de toelating van dat maistype tegen te houden. Daaruit meen ik op te maken dat het kabinet wel van mening is dat het, als er mogelijkheden zijn die nog kunnen bijdragen aan …

De voorzitter:

Uw vraag is?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

… die toelating, daar positief tegenover staat. Klopt dat? Is dat hoe het kabinet erin staat?

Staatssecretaris Mansveld:

Het kabinet heeft de inzet gepleegd om het bespreekbaar te maken. Het kabinet heeft de inzet gepleegd om tegen te stemmen. U weet hoe dat is verlopen. Uiteindelijk hebben we bij een informatieronde tegen gestemd. Dat is de inzet van het kabinet geweest. Uiteindelijk is in Europa de procedure gevolgd zoals aangegeven. De voorzitter van de Commissie heeft een besluit genomen. Daarmee is het Europese pad gelopen. Punt.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 503.

Staatssecretaris Mansveld:

Het blootstellingsreductieplan. Mevrouw Dik-Faber wil voor mijn gevoel altijd nog harder lopen dan ik al zou willen lopen. Ik heb gezegd dat gezondheid belangrijk is. Ik ondersteun de intentie. Ik betrek daarbij het milieubeleid. Ook op het blootstellingsplan kom ik bij u op terug op het moment dat wij in debat gaan over het milieubeleid. Maar ik vind een plan op dit moment één stap te ver. Ik wil nu niet bindende doelen afspraken plus een plan. Ik zal de Kamer aangeven bij het milieubeleid hoe ik daar verder mee wil omgaan. In dit kader hebben we het overigens ook over roet gehad. In dat kader ontraad ik de motie, maar hopelijk heeft mevrouw Dik-Faber gehoord aan mijn betoog dat ik het onderwerp daarmee zeker niet wil ontlopen.

De voorzitter:

Mevrouw Dik-Faber, graag een korte reactie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Mijn vraag is hoe de staatssecretaris dan de Europese afspraken hierover beoordeelt.

Staatssecretaris Mansveld:

Wij hebben over de Europese afspraken over roet, het RIVM-meetnet, et cetera van gedachten gewisseld. In het milieubeleid worden de Europese afspraken altijd nadrukkelijk meegenomen. Ik zal in mijn reactie bij het milieubeleid de Europese afspraken dus ook meenemen.

De voorzitter:

Volgens mij zijn er ook wat vragen gesteld door Kamerleden. Kunt u daar nu antwoord op geven?

Staatssecretaris Mansveld:

Ik ben bij de vragen, voorzitter.

De heer Klaver vraagt wat er mogelijk is qua aanpassing van de comitologie. Dit gaat niet alleen over een ggo, maar over brede besluitvorming in Europa. In het Verdrag van Lissabon, volgens mij in 2011, zijn nieuwe afspraken gemaakt. Dat betekent dat alle lidstaten, het Europarlement, de Commissie, de Raad en het parlement daarin moeten meegaan. En dat is meer dan alleen voor deze afspraak. Ik vraag mij af of dat op dit moment haalbaar is. Ik denk dat het moeilijk zal zijn. De afspraken op dit punt zijn toen niet veranderd en ik acht de mogelijkheid dan ook niet kansrijk.

De voorzitter:

Kan het wat rustiger worden in de zaal, want het is bijna onverstaanbaar? Mijnheer Graus, mevrouw Thieme, wij kunnen het bijna niet verstaan, dus kan het wat zachter?

De heer Klaver (GroenLinks):

Anders verplaatsen we het debat gewoon naar de wandelgangen …

Wat betreft de comitologieprocedure vraag ik niet om het in zijn geheel aan te passen, maar op dit punt, in deze besluitvorming. Ik heb mijn huiswerk ook gedaan en het klopt dat er daarvoor overeenstemming moet zijn tussen de Raad, de Commissie en het Europees Parlement. Ik heb me ook laten informeren dat het Europees Parlement hiervoor wel te porren zou zijn en dat er inmiddels ook een meerderheid is in de Raad die tegen dit voorstel was. Oftewel dat vooral nog op de Commissie geleund zou moeten worden. Ik zie nog steeds mogelijkheden om hierop te drukken en dat wil ik de staatssecretaris dan ook vragen. Formeel is er nog geen besluit genomen door de Commissie. De Commissie heeft aangegeven dat besluit te moeten nemen, maar het besluit ligt er nog niet. Wil de staatssecretaris zich ervoor inzetten om te kijken of het mogelijk is om de comitologieprocedure aan te passen?

Staatssecretaris Mansveld:

Ik wil me inzetten om te kijken of het mogelijk is, maar als het om dit specifieke onderdeel gaat, moet alles in de breedte daarin mee, dus de Raad, de Commissie en dit parlement. Tot op heden is dat altijd een brede besluitvorming geweest, maar nu gaan wij daar een stukje uitlichten. Ik acht dat niet kansrijk, maar ik ben wel bereid de vraag te stellen en ernaar te informeren. Het lijkt mij echter onverstandig om dit soort uitzonderingen te maken op breed milieubeleid.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik heb geen aanvullende vraag, maar de staatssecretaris doet een toezegging en ik wil kijken of ik die goed heb begrepen. Ik ben blij dat de staatssecretaris toezegt dat zij wil kijken of dit mogelijk is en dat zij, zo vat ik dat op, contact gaat zoeken met de andere lidstaten om te kijken of hierin gezamenlijk opgetrokken kan worden.

Staatssecretaris Mansveld:

Dat heb ik niet toegezegd. Ik heb gezegd dat ik zal kijken of er een mogelijkheid bestaat om er één dingetje uit te lichten. Ik acht dat niet kansrijk en ik acht het ook onverstandig, maar gezien de vasthoudendheid van de heer Klaver en ook de Kamer gehoord hebbende in het beraad gisteren zal ik de vraag stellen. Maar alvorens daarop actieve inzet en lobby te gaan plegen, wil ik eerst weten of het mogelijk is en of het überhaupt verstandig is. Ik vind het op voorhand niet verstandig, maar ik kan de vraag stellen.

De heer De Liefde (VVD):

Het is geen geheim dat de fracties van GroenLinks en de VVD wel openstaan voor een verdragswijziging in Europa, maar dat onder andere de PvdA-fractie en het kabinet daartegen zijn, zo niet zeer terughoudend. Het verbaast mij enigszins dat deze staatssecretaris nu aangeeft wel te willen kijken naar het wijzigen, het openbreken van het verdrag. Zo interpreteer ik haar woorden. Als ik dat verkeerd heb geïnterpreteerd, hoor ik dat graag.

Staatssecretaris Mansveld:

De heer De Liefde heeft dat verkeerd geïnterpreteerd. Ik wil de vraag stellen, maar ik heb gezegd dat ik het niet kansrijk acht en niet verstandig.

De heer De Liefde (VVD):

Mag ik dan nog een aantalvervolgonderwerpen aan de staatssecretaris en het kabinet meegeven waarvan wij ook graag onderzocht zien of het verdrag daarop aangepast kan worden? Cherrypicking op één onderdeel vinden wij niet zo netjes.

Staatssecretaris Mansveld:

Ik heb mijn woorden uitgesproken en ik denk dat die ook duidelijk zijn.

De vraag van de heer De Liefde en alle andere vragen neem ik mee in het kabinetsstandpunt dat wij uiterlijk in april aan de Kamer zullen doen toekomen. Dat was mijn beantwoording.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik durf het bijna niet te zeggen, maar ik had ook een vraag gesteld naar aanleiding van de brief, namelijk dat de tegenstem geen bijzondere situatie is. Ik heb gevraagd wat dan wel een bijzondere situatie zou zijn.

Staatssecretaris Mansveld:

Dat betreft nieuwe wetenschappelijke inzichten die risico's laten zien voor mens en milieu. Ik ben geen wetenschapper, maar nieuw wetenschappelijk inzicht wordt daarin genoemd. Tot nu toe zijn er zes EFSA-adviezen geweest over maïs 1507 en telkens bleken er geen gewijzigde inzichten. Daarom wordt het door de EFSA ook nog steeds veilig gevonden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen wij vanmiddag stemmen. Ik zie dat alle woordvoerders voor het volgende onderwerp aanwezig zijn. Daarom gaan wij nu over naar het volgende onderwerp.

Naar boven