Aan de orde is het debat naar aanleiding van het algemeen overleg van heden over het ondertekenen van het Shirbrig-concept.

De voorzitter:

Ik wijs erop dat de spreektijd twee minuten is. Ik verzoek de leden dringend deze spreektijd in acht te nemen. Ik zeg dat zo nadrukkelijk, omdat het eerder op de dag de grootste moeite kostte om deze zelfbeheersing te betrachten.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! In het verleden hebben wij meerdere malen gesproken over de vergroting en verbetering van de reactiecapaciteit bij crisisoperaties. Er was en is brede ondersteuning voor het UNSAS-concept. Tijdens de eerste gedachtewisseling over Shirbrig leefde er onder andere bij de CDA-fractie een groot aantal vragen over de wenselijkheid ervan. Blijkbaar is die wenselijkheid niet voldoende aangetoond. Ook tijdens het overleg van hedenmiddag heeft de minister ons niet kunnen overtuigen van de noodzaak om te komen tot Shirbrig, terwijl de trein doorrijdt en wij steeds dichter komen bij de realisering van een concept dat wij niet zien zitten. Op een gegeven moment moet de Kamer duidelijk maken waar zij staat, vooral omdat de minister vanmiddag heeft aangegeven te willen doorgaan op deze weg. Dit kan ertoe leiden dat Nederland op een gegeven moment het memorandum of understanding zal ondertekenen.

Tijdens het algemeen overleg stond onder andere de vraag centraal of Shirbrig iets voorstelt. Ofwel het is iets, en dan moet je het goed en volledig doen, ofwel het is niets, en dan levert het geen toegevoegde waarde op ten opzichte van het UNSAS-concept. De minister stelde in het overleg dat het idee van Shirbrig in genen dele voldoet aan de behoefte om bij een plotselinge crisis met veel slachtoffers adequaat te kunnen optreden. Voor het overige kwam uit de beantwoording voor de CDA-fractie een bevestiging voort van de gedachte dat het meer gaat om een "facesaving" operatie dan om een bijdrage aan peacekeeping. Het belangrijkste argument ten faveure van Shirbrig hield in dat de brigade vanwege de afstemming en gezamenlijke oefening beter zou kunnen opereren en samenwerken in de daadwerkelijke operatie met minder improvisatie dan wanneer een eenheid ad hoc wordt samengesteld. Als het belangrijkste voordeel is dat Shirbrig als eenheid werkt die gewend is gezamenlijk te opereren, zal de morele verplichting tot deelname aan een vredesoperatie groter worden. Als een "nee" van één land betekent dat de brigade niet wordt ingezet, wordt het moeilijk om nee te zeggen en zal een zware hypotheek worden gelegd op de nationale besluitvorming. Al met al achten wij het Shirbrig-concept geen goede manier om te komen tot verdere uitwerking van de UNSAS-gedachte.

De heer Hoekema (D66):

Is mijn indruk juist dat de heer Verhagen zijn redenering zo opzet, dat het CDA altijd tegen is? Of Shirbrig werkt, en dan is er een morele plicht voor landen als Nederland om deel te nemen, of Shirbrig wordt niks. In beide gevallen is het CDA tegen.

De heer Verhagen (CDA):

In het debat van vanmiddag is geconstateerd dat bij meerdere partijen in de Kamer behoefte bestond aan een duidelijk signaal over de Shirbrig-gedachte. Ik heb gezegd dat de CDA-fractie niets ziet in de verdere uitwerking van Shirbrig. Vandaar dat ik mede namens collega Van Middelkoop de Kamer een motie voorleg.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening, dat het Shirbrig-concept niet bijdraagt tot vergroting van de effectiviteit van en het draagvlak voor VN-operaties;

verzoekt de regering niet over te gaan tot ondertekening van het memorandum of understanding betreffende de deelname aan de kernstaf van deze brigade,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verhagen en Van Middelkoop. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (25000 X).

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzitter! Wij hadden vanmiddag een opgewekt algemeen overleg, maar misschien af en toe met iets teveel eindejaarsagitatie. Dat zeg ik ook tegen mijzelf. Maar dat neemt niet weg dat wij op dit moment nog zeer wel in staat zijn tot een gezond politiek oordeel.

De minister heeft ons in elk geval voldoende over de feiten geïnformeerd. Hij heeft vanmiddag ook de betekenis van Shirbrig behoorlijk gerelativeerd. Zo noteerde ik dat hij op een gegeven moment sprak van een "mogelijk verband van inzet". Dat is voor mij reden temeer om te blijven bij de kwalificatie die ik in het algemeen overleg heb gebruikt, namelijk dat ik het een papieren brigade vind. Ik meen het dan ook echt als ik zeg dat dit verspilde energie is. Ik geloof ook niet, zo zeg ik tegen de heer Hoekema, dat Shirbrig, zoals zij nu in concept voor ons ligt, gaat werken. De weg van de geschiedenis is vol van mislukte experimenten en ik vrees dat dit er ook een is. Als je dat van tevoren ziet, moet je gewoon "nee" zeggen. Dat is het oogmerk van de motie die de heer Verhagen zo-even namens mij heeft ingediend. Het is een concept zonder echt toegevoegde waarde. Het is vooral een restant van een idee, en daar brengt niemand mij van af, dat is begonnen met de snelle interventiemacht van de heer Van Mierlo. Dat idee heeft een momentum gecreëerd waaruit Shirbrig is voortgevloeid. Mijn fractie heeft daaraan geen behoefte.

In het hele pakket van Defensie is dit een buitengewoon kleine, bescheiden en magere activiteit. De kritiek van mijn fractie op Shirbrig doet niets af van de grote waardering die mijn fractie heeft en vele malen heeft verwoord voor alle andere operationele activiteiten die Defensie ontplooit. Maar misschien juist mede met het oog daarop zeg ik: aan alles wat Defensie al internationaal in deze zo snel veranderende wereld doet, hoeft dit soort ideeën niet te worden toegevoegd. Vandaar mijn steun aan de motie van de heer Verhagen.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! Ik weet niet of het door het naderende einde van het jaar komt, maar ik vind de heer Van Middelkoop echt pessimistisch als hij zegt dat de geschiedenis vol is van mislukte experimenten. Dat moge zo zijn, maar ik zeg erbij dat de geschiedenis ook vol is van een aantal relatief succesvolle VN-operaties. Het voorstel voor Shirbrig, zijnde een bescheiden verbetering van de reactiecapaciteit van de VN, moet ook in die optiek worden gezien. Het maakt VN-operaties mogelijk in het lagegeweldsspectrum onder hoofdstuk 6 van het Handvest.

Shirbrig, zo zei de minister van Defensie vanmiddag, is een bescheiden voorstel voor een verbetering van de reactiecapaciteit van de Verenigde Naties. Dit doel zou, denk ik, door de hele Kamer moeten worden gesteund. Dat is in het verleden met vragen ook gesteund. Ik vind dan ook dat de stellingname van een aantal fracties van vanmiddag kan worden vergeleken met het schieten met een kanon op een mug. En daarbij werd er ook nog niet raak geschoten, want ik vind de argumentatie hier en daar echt niet deugen. Wij hebben dan ook geen enkele behoefte aan de motie die de heer Verhagen heeft ingediend.

De heer Van den Doel (VVD):

Spreekt de heer Hoekema ook in mijn richting als hij zegt dat de argumentatie niet deugt?

De heer Hoekema (D66):

Nee, ik moet een uitzondering maken voor de heer Van den Doel. In het algemeen overleg heb ik juist betoogd dat de stellingname van de VVD van vandaag een zekere logische relatie heeft met de kritische opmerkingen van de heer Hessing in april. Ik sprak vooral aan het adres van de heer Verhagen. Ik zie een contrast tussen de behoefte bij de wereldgemeenschap die de CDA-fractie telkenmale onderkent aan een behoorlijk vermogen om te reageren en de zo negatieve bejegening van dit concept. Daarmee heb ik moeite.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Kan de heer Hoekema uitleggen wat het verschil is tussen het standpunt van de heer Van den Doel enerzijds en dat van de heer Verhagen en mij anderzijds, behalve dan dat de heer Verhagen en ik misschien iets eerder een beslissing willen nemen of, zo u wilt, forceren dan de heer Van den Doel? Verder zie ik qua inhoudelijke beoordeling nauwelijks enig verschil.

De heer Hoekema (D66):

Dat zal misschien straks blijken uit het stemgedrag bij de motie van de heer Verhagen. Ik heb alleen gezegd dat de bezwaren van de VVD consistent zijn, omdat de VVD ook in het overleg van april al liet blijken dat zij niet veel verder wilde gaan dan het verbeteren van UNSAS en ook anderszins pleitte voor een afnemende rol van de Verenigde Naties. Ik vind het zo jammer dat bij de heer Verhagen zo'n contrast bestaat tussen enerzijds datgene wat hij bij andere gelegenheden te berde brengt over het vermogen om te reageren en anderzijds zijn negatieve bejegening van dit concept.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Ik wil het debat van vanmiddag niet herhalen. De heer Hoekema stelt echter dat sprake is van een contrast, kijkend naar de zeer kritische opstelling van de fractie van het CDA in april en de zeer kritische opstelling nu. Het enige verschil is dat een en ander nu klaar is. De minister heeft echter niet duidelijk kunnen maken dat dit enige toegevoegde waarde heeft, of kan hebben, als het gaat om een werkelijke verbetering in het opereren van de internationale gemeenschap bij crisisbeheersing. De heer Hoekema stelt dat er op dit punt sprake is van een omslag in het denken bij het CDA. Ik verzoek hem in het vervolg meer aanwezig te zijn bij de overleggen terzake. Als de heer Hoekema voorts vindt dat de fractie van de VVD een andere houding inneemt dan mijn fractie, dan vraag ik mij zelfs af of hij het overleg van vanmiddag heeft bijgewoond.

De heer Hoekema (D66):

Ik kan het laatste bevestigen, tenzij mijn herinnering mij zelfs als het om de korte termijn gaat in de steek laat. Ik ben meestal aanwezig bij de overleggen over deze onderwerpen. Anders dan de heer Verhagen lees ik de verslagen echter zeer goed na. Vandaar dat ik aangaf dat de opmerking van de heer Verhagen over de positie van de fractie van de VVD in april van dit jaar niet geheel juist was. In april gaf de heer Verhagen aan dat hij, ondanks zijn kritische opmerkingen, het voorstel met betrekking tot het Shirbrig-concept niet volstrekt afwees. Thans doet de heer Verhagen dat wel.

De heer Verhagen (CDA):

Een algemeen overleg is brainstormend van aard. Ik heb in april namens mijn fractie gesteld dat er bij ons veel vragen leefden, dat wij veel problemen zagen en dat wij meer zagen in een uitwerking van het UNSAS-concept. Ik verschil nu ook van mening met degenen die zeggen dat dit daarvan een uitwerking is. Ik heb de minister voorts gevraagd om, voordat hij verdere stappen zou nemen en voordat hij tot de ondertekening van een letter of intent zou komen, de Kamer over een en ander te informeren. Als dat in zo'n brainstormend overleg niet duidelijk genoeg is, dan begrijp ik de bezwaren van de heer Hoekema tegen de motie van vandaag niet.

De heer Hoekema (D66):

Ik doe in de Tweede Kamer niet aan brainstorming, maar aan politiek overleg en politieke oordeelsvorming. Brainstormen doe ik elders.

De heer Verhagen (CDA):

Zegt de heer Hoekema dat ook tegen zijn minister van Buitenlandse Zaken?

De heer Hoekema (D66):

Die was zojuist niet aanwezig. Ik begrijp de boutade in de richting van de minister van Buitenlandse Zaken niet geheel. De minister van Buitenlandse Zaken was vanmiddag niet aanwezig bij het overleg. Hij was wel aanwezig bij het overleg in april. Ik werp de heer Verhagen slechts voor de voeten dat hij in april de indruk wekte dat hij, weliswaar kritisch, maar toch constructief stond tegenover het Shirbrig-concept. De bezwaren die hij nu op tafel legt, als gevolg waarvan hij tot een afwijzing komt van het voorstel met betrekking tot de Nederlandse deelname aan Shirbrig, hadden in april ook al in volle omvang op tafel kunnen komen. Tussen april en nu is er niet zoveel gebeurd dat op het principiële vlak zou kunnen leiden tot een ander oordeel. De heer Verhagen zal echter zeggen: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Ik gun hem zijn negatieve positie. Het spreekt vanzelf dat mijn fractie zich niet conformeert aan die positie.

De heer Van den Doel (VVD):

Voorzitter! In het algemeen overleg hedenmiddag over de Stand-by high readiness brigade heb ik de minister van Defensie namens mijn fractie een reeks vragen voorgelegd over de uitvoering van het zogenaamde Shirbrig-concept. Uit die vraagstelling is duidelijk gebleken welke reserves de fractie van de VVD op dit moment heeft ten aanzien van de oprichting van de Stand-by high readiness brigade. Een deel van de vragen, van heel principiële aard, is nog niet beantwoord. De minister zal daar schriftelijk op reageren. Ik kijk daar met belangstelling naar uit. Om al in dit stadium politieke eindconclusies te trekken, vindt mijn fractie te vroeg. Dat moment van politieke eindbeoordeling breekt pas aan wanneer exact duidelijk is welke verplichtingen Nederland wil aangaan en hoe groot het politieke draagvlak in het buitenland is voor de oprichting van een dergelijke brigade. Dat moment is er, als de eindversie van het memorandum of understanding gereed is. Dan vindt de finale toetsing door de fractie van de VVD plaats. Daarbij worden alle aspecten van Shirbrig opnieuw bekeken. Ik ga ervan uit dat het algemeen overleg van hedenmiddag ook in politieke zin niet voor niets is geweest. Mijn fractie heeft in dit stadium geen behoefte om welke motie, van wie dan ook, te ondersteunen.

De heer Van Middelkoop (GPV):

De heer Van den Doel vraagt de ruimte om nog een paar maanden na te denken om dan een beslissing te nemen. Die ruimte moeten wij hem geven. Wil hij op dit moment de indieners van de motie wel toezeggen dat hij zich over een paar maanden niet zal beroepen op bijvoorbeeld de voortgang van de werkzaamheden van de minister of op bijvoorbeeld internationaal gewekte verwachtingen?

De heer Van den Doel (VVD):

Dat zou dan een zwaktebod zijn. Ik zeg toe dat dit nooit het doorslaggevende argument zou kunnen zijn als wij onze finale afweging maken. De minister heeft gehoord wat de bezwaren van de Kamer zijn. De minister kan ook tellen. Het memorandum of understanding moet nog verder uitgewerkt worden en er vindt nog overleg plaats met allerlei landen. Wij weten ook niet wat de reserves van andere landen zijn. Kortom, dat traject moet nog afgelegd worden. Ik meen dat wij dat moeten afwachten, voordat wij politieke eindconclusies trekken.

De heer Van Middelkoop (GPV):

De heer Van den Doel zegt dat de minister ook kan tellen. De minister heeft natuurlijk heel goed geluisterd, in het bijzonder naar de interessante bijdrage van de heer Van den Doel van vanmiddag. Als de minister daaruit de conclusie trekt dat hij moet stoppen met de werkzaamheden aan Shirbrig – dat staat dan nog los van hetgeen met de motie gebeurt – dan heeft de heer Van den Doel daar op dit moment nauwelijks bezwaar tegen. Begrijp ik dat goed?

De heer Van den Doel (VVD):

Ik vind dat politiek niet zuiver. Wij hebben vanmiddag overleg gevoerd en er is een aantal vragen gesteld. Een deel van die vragen is nog niet beantwoord. Dat traject moet worden afgelegd voordat mijn fractie haar eindoordeel opmaakt. Ik meen dat wij niet halverwege het werk waar de minister nog mee bezig is, moeten zeggen dat hij ermee moet stoppen of dat het niet mag. Gezien de verhouding tussen de regering en de Kamer vind ik dit stadium te vroeg om politieke uitspraken te doen.

De heer Verhagen (CDA):

De heer Van den Doel leverde in het algemeen overleg van vanmiddag een kritische bijdrage. Nu stelt hij niet dat hij bij voorbaat akkoord gaat met een Nederlandse deelname aan Shirbrig. Hij wil dus nu alleen het signaal afgeven dat de VVD-fractie mogelijk tegen de Nederlandse deelname zal stemmen als het memorandum of understanding er is.

De heer Van den Doel (VVD):

Nee, dat is veel te prematuur. Ik weet niet wat in het memorandum of understanding staat. Ik weet niet wat het traject is dat tussen nu en april nog moet worden afgelegd. Ik weet ook niet wat de minister zal doen met de bezwaren van de Kamer. Er zijn tal van ideeën en suggesties aangedragen. Ik mag aannemen dat dit in het overleg met de andere landen ook een rol gaat spelen. Ik blijf er daarom bij dat het nu te vroeg is om politieke eindconclusie te trekken.

De heer Verhagen (CDA):

Wil de heer Van den Doel ondanks zijn vele en terechte bezwaren zelfs het signaal niet afgeven dat de VVD-fractie mogelijk tegen zal stemmen?

De heer Van den Doel (VVD):

Bij de eindbeoordeling straks zijn er twee mogelijkheden. Dat hoef ik niet uit te leggen. Welke keuze wij doen, zal dan blijken. Wij hoeven de discussie niet over te doen.

De heer Valk (PvdA):

Voorzitter! Ik zal de argumenten die vanmiddag in een uitgebreid algemeen overleg over dit onderwerp zijn gewisseld, niet herhalen. Ik wil wel onderstrepen dat mijn fractie veel waarde hecht aan een versterking van de reactiecapaciteit van de Verenigde Naties, hetzij via het model van een stand-by brigade hetzij via het model van een staande brigade.

Shirbrig geeft het UNSAS-concept ten minste enige handen en voeten. Het UNSAS is altijd door de Kamer ondersteund. Shirbrig leek tot nog toe ten minste impliciet ondersteund te worden door de Kamer. Afzien van het Shirbrig-concept zou in de visie van mijn fractie niet alleen het UNSAS volledig ondermijnen, maar zou ook Nederland internationaal in zijn hemd zetten. Van mijn fractie kan dus geen enkele steun verwacht worden voor de motie die zojuist is ingediend.

Minister Voorhoeve:

Mijnheer de voorzitter! De Verenigde Naties hebben behoefte aan een scala van betere middelen om te kunnen optreden voor de handhaving van de vrede in een breed scala van conflicten en mogelijke conflicten die zich in de wereld voordoen. Het Deense voorstel waar wij hier over spreken, heeft het doel de eenheden van een aantal landen, die kunnen worden ingezet in vredesoperaties, onder hoofdstuk 6 van het Handvest van de Verenigde Naties, van tevoren goed op elkaar af te stemmen en met elkaar te laten oefenen. Het is een kleine, bescheiden bijdrage, maar wel een bijdrage in de goede richting van dat bredere scala aan middelen dat wij nodig hebben voor vredeshandhaving. Daarom steunt de Nederlandse regering het Deense voorstel en daarom heb ik mij dus ook in principe bereid verklaard aan de realisering daarvan mee te werken.

De motie daartegen wil ik de Kamer ontraden, want die motie is rijkelijk voorbarig. Ten eerste staat in de motie dat het Shirbrig-concept niet bijdraagt tot vergroting van de effectiviteit van en het draagvlak voor VN-operaties. Het is nu juist wel een kleine bijdrage aan vergroting van de effectiviteit. Of het draagvlak erdoor toeneemt, zal moeten blijken, want de steun van verschillende landen hiervoor moet nog worden georganiseerd door de zeven landen die ermee zijn begonnen. Die zeven landen staan bekend als serieuze landen die hun verplichtingen nakomen en die al vele tientallen jaren ervaringen hebben opgedaan in VN-vredesoperaties. Het feit dat deze landen het Deense voorstel steunen, vertelt ons ook iets over het voorstel, namelijk dat het een constructief voorstel is dat een kans moet hebben.

De heer Van Middelkoop zei dat het een papieren brigade is en dat hij er daarom tegen is. Alle nieuwe voorstellen starten natuurlijk op papier. Ik heb hem voorgehouden dat deze brigade pas vanaf 1999, als alles goed gaat, reëel inzetbaar kan zijn. Zijn opmerking is dus een feitelijke constatering die geen tegenspraak toelaat, maar daarmee heeft hij politiek niets gezegd.

De heer Van Middelkoop (GPV):

De minister interpreteert mijn opmerking wel zeer eng. Gezien de informatie die ik nu heb, is het mijn verwachting dat het ook een papieren brigade zal blijven. Vandaar dat ik die kwalificatie gebruikte. Dat wij altijd met papier beginnen, weet zelfs deze geachte afgevaardigde.

Minister Voorhoeve:

Uitstekend. Het is uiteraard een brigade die geen grote en doorslaggevende bijdrage in situaties kan leveren, waarin van een hoog geweldsniveau sprake is. Daar is de brigade dan ook niet voor bedoeld.

De heer Van Middelkoop beschikt over vele gaven, maar niet over profetische gaven. Hij zegt dat het een mislukt experiment is. Wij weten vanuit de wetenschap echter dat men pas kan vaststellen of een experiment mislukt of geslaagd is nadat het experiment heeft plaatsgevonden. Wij bevinden ons nu slechts in het prille begin. Wij zullen dus zien of de heer Van Middelkoop op dit punt gelijk krijgt. Ik denk van niet. Ik ben het dus niet eens met de inhoud van de motie. Die is voorbarig en verkeerd en dat zijn twee redenen om de Kamer aan te bevelen haar niet aan te nemen.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Over de kwalificatie "voorbarig" wil ik graag een vraag stellen. Betekent dat, ook naar het oordeel van de minister, dat wij ons op dit moment nog in een experimenteel stadium bevinden? Houdt hij het zelf voor mogelijk dat ook Nederland, bijvoorbeeld over een aantal maanden zegt: op deze weg moeten wij niet verdergaan? Dat is namelijk niet mijn indruk als ik de stukken lees.

Minister Voorhoeve:

Wij zijn nog in het voorexperimentele stadium. De brigade is nog niet opgericht. Er is alleen een letter of intent, een beginselverklaring dus, getekend door zeven landen. De volgende stap is dat er een planningseenheid wordt opgericht, waar dan een afspraak voor wordt ondertekend. De feitelijke vraag of het Deense voorstel iets wordt wat de VN feitelijk kan gebruiken en inzetten, is pas in 1998, begin 1999 aan de orde, als de eerste verzoeken van de VN zouden komen om de brigade in te zetten. Zelfs als de brigade dan al zou bestaan, zouden deze regering en deze volksvertegenwoordiging altijd nog "nee" kunnen zeggen als het soort operatie ons niet zou bevallen. Waar wij nu "ja" tegen zeggen, dat stelt de regering althans voor, is dat wij de Denen en andere hierbij betrokken landen, helpen in het verder ontwerpen en uitwerken van deze vorm. Naar mijn overtuiging is het voor bepaalde soorten vredesoperaties, namelijk de lichtere, onder bepaalde omstandigheden, een nuttig en bruikbaar concept.

De heer Verhagen (CDA):

De motie spreekt niet over de inzet van Shirbrig, maar over de ondertekening van het memorandum of understanding. Als de minister stelt dat deze motie met dat verzoek voorbarig is, acht hij het dan op basis van discussie die nog intern zal plaatsvinden, mogelijk dat Nederland het memorandum of understanding niet tekent?

Minister Voorhoeve:

Voorzitter! Dat is in principe mogelijk, omdat ik namelijk ook als voorwaarde heb geformuleerd dat er minstens vier landen aan zo'n planningseenheid moeten beginnen. Op dit moment is aan die voorwaarde nog niet voldaan. Ik verwacht overigens dat omstreeks februari wel aan die voorwaarde is voldaan. Ik verwacht daarom dat het Deense voorstel om per 1 april die overeenkomst te tekenen, gerealiseerd kan worden. Ik ben dus ook voornemens dan, als inderdaad de Canadezen meedoen, een dergelijk memorandum of understanding te ondertekenen. In die zin is de motie niet voorbarig. De heer Verhagen heeft het goede recht om op ieder moment dat hij verkiest, een motie in te dienen. Gezien het grote aantal stappen dat nog moet worden gezet voordat van een feitelijk snel inzetbare brigade sprake zal kunnen zijn, vind ik in zijn algemeenheid het woord "voorbarig" van toepassing. Het is verder aan de heer Verhagen om te bepalen wanneer hij welke motie indient. Het is dan aan mij om daar mijn kwalificaties aan te verbinden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, vanavond over de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven