14 Zwangerschap en geboorte

Aan de orde is het VAO Zwangerschap en geboorte (AO d.d. 10/12).

De voorzitter:

Dan gaan we nu door met het VAO Zwangerschap en geboorte. Ik geef mevrouw Kuiken namens de PvdA het woord, maar natuurlijk niet dan nadat ik de minister van VWS van harte welkom heb geheten.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik ben een en al georganiseerd en ik heb mijn moties daardoor dubbelzijdig geprint. Het zijn er dus twee. Ik hoop dat dit overkomelijk is.

Mijn eerste motie gaat over anticonceptie in het basispakket.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat iedere vrouw toegang moet hebben tot optimale anticonceptie;

van mening dat de keuze voor optimale anticonceptie niet bepaald mag worden door financiële overwegingen;

verzoekt de regering anticonceptie op te nemen in het basispakket,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 147 (29323).

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Mocht iemand de motie mee willen tekenen, dan kan dat. Ik heb dat nog niemand gevraagd, want daar had ik geen tijd voor.

De voorzitter:

Mevrouw Agema, u wilde net vragen of dat mocht.

Mevrouw Agema (PVV):

Nee. Ik vroeg me even wat anders af. Anticonceptie voor alle mannen? Voor alle vrouwen? De pil? Condooms? Het lijkt me nogal een kostenpost. Mag ik aan de PvdA vragen wat de dekking is van deze omvangrijke motie?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Zeker. We hebben allemaal tegenvoorstellen en volgende week komen de CPB-berekeningen waar wij als Partij van de Arbeid aan meedoen. Uw partij ook?

Mevrouw Agema (PVV):

Ik vroeg naar de dekking.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dekking? Nou ja, we dekken de totale gezondheidszorg in al onze tegenvoorstellen, bijvoorbeeld met een hogere vermogensbelasting, grotere bedrijven meer laten betalen en andere keuzes. Maar ik begrijp dat mevrouw Agema niet voor gratis anticonceptie is en ook niet voor de pil in het basispakket. Nou, wij zijn dat dus wel!

We zijn het ook ergens over eens en dat scheelt weer, want dat maakt het wat gezelliger. Deze motie gaat over het afschaffen van de eigen bijdrage voor een poliklinische bevalling.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat elke vrouw zelf moet kunnen kiezen waar zij wil bevallen;

van mening dat er geen financiële drempels bij deze keuze mogen zijn;

verzoekt de regering de eigen bijdrage voor de poliklinische bevalling zonder medische indicatie zo snel mogelijk af te schaffen, en de Kamer te informeren per wanneer dit mogelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuiken en Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 148 (29323).

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Deze motie is dus medeondertekend door mevrouw Agema en de dekking staat in ons verkiezingsvoorstel, zoals dat wordt doorgerekend door het CPB.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

De medeondertekening intrigeert mij wel. Heeft u dit samen met de PVV al laten doorrekenen en is hier ook steun voor van de PVV? Zie ik hier dus een kongsi tussen de Partij van de Arbeid en de PVV?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dit is inderdaad een samenwerking, omdat dit een onderwerp is waar ook mevrouw Agema zich al heel lange tijd sterk en hard voor maakt. Daarmee werk ik dus samen. Is dat oké? Gaat dat altijd zo hier? Ik ben nieuw in deze commissie. Ik hoop het niet. Ik vind het een leuk onderwerp, maar het moet wel gezellig blijven.

Dan ga ik naar mijn laatste motie, over een inkomensafhankelijke bijdrage aan de kraamzorg.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sociaal-economische gezondheidsverschillen al in de baarmoeder ontstaan en dat een goede start van groot belang is voor ieder kind;

van mening dat kraamzorg noodzakelijke zorg is die beschikbaar moet zijn voor elke pasgeboren baby;

constaterende dat de eigen bijdrage op kraamzorguren een financiële drempel is voor de moeders van kinderen die deze zorg het hardst nodig hebben;

verzoekt de regering de Kamer te laten weten op welke wijze er gekomen kan worden tot een regeling waarbij een inkomensgrens geldt voor de eigen bijdrage voor kraamzorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuiken en Ellemeet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 149 (29323).

Dank u wel.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Gerven namens de SP.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Een tweetal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er veel acute verloskunde is verdwenen, bijvoorbeeld in de regio's Lelystad, Hoogeveen en Meppel;

constaterende dat dit ook invloed heeft op het werk van de eerstelijnsverloskundigen die in dergelijke regio's werken en de kosten die zij maken;

constaterende dat zij hiervoor een toeslag ontvangen, maar dat de zorgverzekeraars nu bij alle praktijken inzetten op afbouw van de toeslag;

overwegende dat er niet opeens nieuwe zorg bij komt in die regio's en het zeer belangrijk is om de zorg op peil te houden en aantrekkelijk te houden voor zorgverleners om te blijven werken;

roept de regering op te inventariseren hoe de onderhandelingen omtrent deze toeslag lopen en zorg te dragen dat de verloskundigen een passende toeslag houden, zodat de verloskundige zorg in die regio's op een kwalitatief verantwoorde wijze kan worden vormgegeven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 150 (29323).

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Dan een tweede motie, mede ingediend door het lid Bergkamp. Dank ook voor haar grote inzet om dit voor elkaar te krijgen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister voornemens is om een aanwijzing te geven aan de NZa met als doel bekostiging integrale geboortezorg op te nemen in reguliere bekostiging;

overwegende dat de Integrale Geboortezorgorganisaties (IGO's) zich nog in een transitiefase bevinden en verdere ontwikkeling en monitoring wenselijk zijn;

overwegende dat partijen in de geboortezorg nog geen eenduidig beeld hebben over de uiteindelijke vorm van de bekostiging en daarover in gesprek zijn;

verzoekt de regering om samen met de NZa mogelijk te maken dat het huidige experiment, met de huidige hoeveelheid aan IGO's, een jaar wordt verlengd tot 2023 om zo ruimte te creëren voor partijen om in die tijd tot een gemeenschappelijk beeld te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 151 (29323).

Dank u wel, meneer Van Gerven. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ellemeet namens GroenLinks. Fijn om u weer te zien.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vrouwen niet lichtzinnig kiezen voor een abortus;

van mening dat het verplicht opleggen van een beraadtermijn van vijf dagen geen recht doet aan het individuele (tijds)traject dat vrouwen doorlopen om tot hun beslissing te komen om wel of niet te kiezen voor een abortus;

constaterende dat in de eerste en tweede evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap is geadviseerd om over te gaan op een flexibele beraadtermijn;

verzoekt de regering de beraadtermijn van vijf dagen af te schaffen en te vervangen door een flexibele termijn, zodat vrouw en arts kunnen beslissen wat er in de individuele situatie gewenst is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ellemeet en Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 152 (29323).

Mevrouw Dik-Faber en daarna mevrouw Bergkamp. Gaat uw gang.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel voorzitter. Natuurlijk, abortus is een ingrijpende beslissing en ik weet zeker dat vrouwen hier niet lichtvaardig mee omgaan. Tegelijkertijd is de bedenktijd geen wachttijd. Het is volgens mij een uitdrukking van zorgvuldigheid, omdat het een ingewikkelde beslissing is. Is mevrouw Ellemeet het met mij eens dat wat dat betreft de bedenktijd ook waardevol is? Heeft zij gezien dat de bedenktijd door het merendeel van de vrouwen gewaardeerd wordt, zoals blijkt uit onderzoeken van FIOM? Is het juist omdat vrouwen het waarderen en omdat het gaat om zorgvuldige besluitvorming niet toch belangrijk om die wachttijd overeind te houden? Die bedenktijd overeind te houden, excuses.

De voorzitter:

Even voor mijn helderheid: hebt u dit onderwerp niet tijdens het algemeen overleg met elkaar besproken? Ik vraag het even om te voorkomen …

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Dat is al een tijdje terug.

De voorzitter:

Ja, maar de standpunten zijn niet veranderd, ben ik bang.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Ik kan er wel kort op antwoorden.

De voorzitter:

Prima. We moeten niet het debat opnieuw voeren.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Dat snap ik. Misschien even een kort antwoord. Wat ik eens ben met mevrouw Dik-Faber, is dat zorgvuldigheid heel belangrijk is. Wat het grote verschil is, denk ik, tussen de ChristenUnie en GroenLinks, is dat GroenLinks van mening is dat vrouwen zelf zorgvuldig een beslissing nemen en dat er als zij twijfelen en met twijfel bijvoorbeeld bij de huisarts komen, ruimte is om samen met een arts nog eens goed na te denken over wat nu wel of niet wenselijk is. Het vertrekpunt voor GroenLinks is dat de vrouw heel goed in staat is om zelf beslissingen te nemen en ook twijfels te formuleren en dat de arts daarbij kan helpen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik denk inderdaad dat GroenLinks en de ChristenUnie hier samen niet uitkomen. Ik denk dat ik mee kan gaan in het idee dat vrouwen hier goed over nadenken en dat ze een zorgvuldige keuze willen maken. Ik zou willen dat vrouwen altijd het gesprek aangaan met de arts, want dat gebeurt namelijk niet altijd. Als we daarover het gesprek kunnen voeren, over dat vrouwen echt het gesprek aangaan met de arts, dat ze op alternatieven worden gewezen en dat eventueel counseling aan de orde is, dan kunnen we misschien met elkaar stappen verder zetten. Maar nogmaals, ik denk dat we er samen niet uitkomen.

De voorzitter:

Nee. Dan mevrouw Bergkamp.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Dank u wel, voorzitter. Het moge duidelijk dat D66 op één lijn zit met GroenLinks en de PvdA. We zullen dan ook de motie steunen. Maar toch een vraag. Mijn collega Pia Dijkstra heeft een initiatiefwet ingediend. Bij dezen toch een handreiking aan beide partijen met de vraag om dat samen te doen. De minister heeft al aangegeven dat hij in de demissionaire situatie de motie waarschijnlijk niet zal uitvoeren, dus de kans is groter dat we met elkaar resultaat hebben als we initiatiefwet met elkaar indienen. Mijn vraag is: bent u bereid om onder onze initiatiefwet te staan? Het is eigenlijk ook indirect een vraag aan de PvdA.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Dank u wel. Heel veel lof ook voor het initiatief van uw collega, mevrouw Dijkstra. Dat heb ik haar ook zelf laten weten. Volgens mij is het hartstikke goed dat we verschillende initiatieven hebben en ook dat progressieve geluid hier in de Kamer laten horen, dat er verschillende partijen zijn die het belangrijk vinden om dat mandaat van de vrouw voorop te stellen en die ervan uitgaan dat vrouwen heel goed zelf een beslissing kunnen nemen. Wij hebben nu gekozen om deze motie wel in te dienen, omdat ik het wel heel erg belangrijk vind dat we ook nu, met een demissionair kabinet, laten horen, hopelijk, dat er een meerderheid in deze Kamer is die hier het verschil in wil gaan maken. Dus wat mij betreft staan deze twee mooie initiatieven naast elkaar en ik ben zeker bereid, zeg ik in antwoord op de vraag van mevrouw Bergkamp, om de wet heel goed te gaan bestuderen. Ik steun het initiatief sowieso en ik zal er nog heel goed naar kijken.

De voorzitter:

Dat is het antwoord, mevrouw Bergkamp.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Het klinkt heel mooi, deze progressieve samenwerking. Toch vind ik het jammer dat er twee verschillende initiatieven zijn. Dus ik hoop dat mevrouw Ellemeet toch nog eens nadenkt, kijkend naar de meeste kans van slagen in deze periode, om toch onze initiatiefwet mede in te dienen.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Heel kort. Volgens mij versterken de initiatieven elkaar. We willen een uitspraak van de Kamer en het is heel mooi dat er een initiatiefwet ligt. Nogmaals, niets meer dan lof daarvoor en ik ga de wet heel goed bestuderen.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Ook de VVD is blij met deze motie. We hadden die graag meeondertekend. Ik heb nog even een vraag. Het woord "progressief", dat u steeds gebruikt, is niet per se definiërend voor de mensen die hier gebruik van zouden kunnen maken, toch? Je kunt ook op een andere manier in het leven staan, en toch nog steeds ook deze motie van harte ondersteunen.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Ja, zeker. Zeker.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Berg namens het CDA.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties. Beide moties dien ik mede namens mevrouw Bergkamp in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het experiment integrale bekostiging "voorzichtige" positieve resultaten laat zien maar dat de NZa en het RIVM constateren dat er nog ruimte voor verbetering is en verdere ontwikkeling van en monitoring van integrale bekostiging noodzakelijk is;

constaterende dat zorgverzekeraars hier ook een rol hebben omdat zij de integrale geboortezorg inkopen en bij de zorginkoop rekening moeten houden met kwaliteit en de prijs van de integrale geboortezorg;

verzoekt de regering om samen met veldpartijen, de NZa en het RIVM, en zorgverzekeraars integrale geboortezorg nauwgezet te monitoren en hierbij in samenspraak met de bovengenoemde partijen tot indicatoren te komen, waaronder in ieder geval de kwaliteit van zorg aan de zwangere, het gelijke speelveld voor partijen, de keuzevrijheid van de zwangere en de administratieve lasten, en de Kamer hier jaarlijks over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 153 (29323).

Mevrouw Van den Berg (CDA):

De tweede motie dien ik ook samen met mevrouw Bergkamp in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de gezondheid van een kind voor, tijdens en na de geboorte een belangrijke voorspeller blijkt te zijn van problemen — zowel fysiek als mentaal — op latere leeftijd;

overwegende dat het programma Kansrijke Start als doel heeft ieder kind een goede start te geven en dat kraamverzorgenden daar een belangrijke bijdrage aan leveren;

verzoekt de regering te onderzoeken wat de voor- en nadelen zijn om extra kraamzorg te geven bij de 0,5% tot 1% (zeer) kwetsbare gezinnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 154 (29323).

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Bergkamp namens D66.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties ingediend met het CDA, en een belangrijke motie met de heer Van Gerven. Ik wil hem ook bedanken voor de fijne samenwerking in de afgelopen jaren. Ik vind het heel mooi dat we ook een motie met elkaar samen doen die volgens mij heel veel impact heeft, waarmee we namelijk het experiment over integrale geboortezorg met een jaar verlengen. Dat doen we in de hoop dat partijen er, na al die jaren, op een goede manier uitkomen. Er zijn nu toch nog te veel vragen en te veel onzekerheden. Dus het is ook een oproep om daar op een voor alle partijen hele goede manier met elkaar uit te komen.

Voorzitter, ik heb nog één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat integrale bekostiging een manier kan zijn om samenwerking te stimuleren welke verder onderzocht dient te worden, maar dat ook naar andere, innovatieve manieren van bekostiging gekeken dient te worden;

verzoekt de regering om samen met de NZa de ruimte die bestaat voor experimenten met andere vormen van bekostiging nadrukkelijk onder de aandacht te brengen van alle veldpartijen en hun hiervoor de mogelijkheid te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 155 (29323).

Mevrouw Bergkamp (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Laan-Geselschap namens de VVD.

Mevrouw Laan-Geselschap (VVD):

Dank, voorzitter. Ik vervang op dit moment mijn collega Tellegen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de dertienwekenecho voor alle zwangere vrouwen in Nederland pas vijf jaar na het advies van de Gezondheidsraad zal worden ingevoerd;

constaterende dat deze vertraging (mede) wordt veroorzaakt doordat prenatale screening is ondergebracht bij de Wet op het bevolkingsonderzoek;

constaterende dat niet het systeem maar de zwangere vrouw centraal moet staan bij het vormgeven van de zwangerschaps- en geboortezorg;

verzoekt de regering te onderzoeken of prenatale screening aangemerkt kan worden als reguliere medische zorg (Zorgverzekeringswet), waarbij de kwaliteitseisen natuurlijk gewaarborgd blijven, en de Tweede Kamer hierover in 2021 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Laan-Geselschap en Tellegen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 156 (29323).

Dank u wel, mevrouw Laan-Geselschap. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Dik-Faber namens de ChristenUnie. Is dit nu echt uw laatste keer? Dat vraag ik me elke keer af. Dat geldt ook voor de heer Van Gerven. Misschien wel, hè?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik denk dat dit in ieder geval de laatste keer zal zijn dat ik hier sta, op deze plek. Volgende week zijn er nog debatten, maar dat zijn wetgevingsoverleggen. Dus dat is niet in deze plenaire zaal.

De voorzitter:

Dat klopt. Nou, bijzonder. Gaat uw gang.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Laat ik dan mijn tijd ook gewoon goed gebruiken en een motie indienen die voor mij ontzettend belangrijk is en ik denk voor heel veel mensen heel belangrijk is. Die gaat namelijk over donorkinderen in ons land. Ik heb veel contact gehad met Fiom, met organisaties die hen vertegenwoordigen, maar ook met donorkinderen zelf. De situatie is op dit moment zo dat er veel donorkinderen in Nederland geboren worden via buitenlandse donoren, eicellen, zaadcellen, waarvan de afkomst niet altijd duidelijk is en ook niet achterhaald kan worden. Soms worden, met name bij zaadceldonoren, honderden halfbroertjes en -zusjes op de wereld gezet. Dat is echt overweldigend voor deze mensen, als zij erachter komen via DNA-databanken et cetera.

Ik wil hier een motie over indienen. In het debat heeft de minister gezegd het heel ingewikkeld te vinden om dit aan de orde te stellen, omdat de Europese Unie niet over medische ethiek gaat. Dat klopt. Ik zou ook niet willen dat dit binnen de Europese Unie verordenend wordt uitgeroepen, maar er zijn andere gremia. Bijvoorbeeld de Raad van Europa, waarbij de soevereiniteit van de lidstaten uitgangspunt blijft. Op die manier heb ik deze motie opgebouwd. Ik hoop echt van harte dat het kabinet deze motie wil uitvoeren.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat conform internationaal recht kinderen te allen tijde in de gelegenheid moeten zijn om hun afstamming te achterhalen en dat Nederland wetgeving heeft dat dit recht waarborgt;

constaterende dat Nederland tevens, vanuit het belang van het kind, heeft gekozen voor het beperken van het aantal nakomelingen per donor;

overwegende dat niet alle Europese landen dezelfde waarborgen hanteren als Nederland, hetgeen vanuit het belang van het kind wel wenselijk is;

overwegende dat Nederlandse kinderen van een buitenlandse donor niet altijd de donor kunnen achterhalen en tientallen tot honderden halfbroertjes en -zusjes krijgen;

verzoekt de regering het Nederlandse standpunt en beleid actief in te brengen in internationale gremia, bijvoorbeeld bij de Raad van Europa of andere overlegstructuren, waarbij nationale soevereiniteit het uitgangspunt blijft, en de Kamer hierover met regelmaat te informeren;

verzoekt de regering tevens in te zetten op het goed informeren van wensouders over de consequenties van het gebruik van buitenlandse donoren;

verzoekt de regering tot slot om de route en risico's voor het achterhalen van donoren van buitenlandse semenbanken door Nederlandse nakomelingen specifiek in kaart te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 157 (29323).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Dik-Faber. Dan geef ik nu het woord aan de heer Stoffer namens de fractie van de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter, ik vervang Kees van der Staaij, die verplichtingen elders heeft.

Voorzitter. Diverse partijen hebben voorstellen gedaan om de beraadtermijn bij abortus af te schaffen. De Abortuswet noemt abortus een afweging tussen de noodsituatie van de vrouw en de bescherming van het ongeboren leven, waarvoor de vrouw een zekere verantwoordelijkheid draagt. Als er geen minimale bedenktijd meer geldt, wordt de bescherming van het ongeboren leven verder ingeperkt. Alleen al om die reden is de SGP-fractie tegen afschaffing van de beraadtermijn.

Vorige week ontvingen we de kabinetsreactie op de evaluatie van de Abortuswet. Het is een groot gemis dat de ervaringsverhalen van vrouwen vrijwel buiten beeld van de onderzoekers zijn gebleven. Daarom was ik blij om in de kabinetsreactie te lezen dat het kabinet het waardevol vindt om een breder beeld te krijgen van hen die te maken krijgen met een onbedoelde zwangerschap. Toen we eerder vroegen om zo'n aanvullend onderzoek, kregen we nul op het rekest, maar nu laat het kabinet dit punt toch verkennen. Mijn vraag is: kan ik de toezegging krijgen dat de Kamer hierover nog voor de verkiezingen nader wordt geïnformeerd?

Voorzitter. Tot slot wil ik een motie indienen die wij eerder hebben ingediend, maar die het toen niet haalde door een vergissing bij de stemming van een andere fractie. Voor de zekerheid noem ik even de fracties die de motie wel steunden, om de kans te vergroten dat die het nu inderdaad wel haalt. Dat waren de PVV, het CDA, de SP, de PvdA, ChristenUnie, 50PLUS, DENK en FVD. Dan ga ik snel over tot het voorlezen van de motie, anders schiet ik uit de tijd.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de commissie onderzoek interlandelijke adoptie ervoor pleit om de lessen uit het onderzoek naar misstanden rond adoptie ook ter harte te nemen bij nieuwe vormen van gezinsvorming, zoals met behulp van draagmoederschap;

overwegende dat de commissie aangeeft dat vragen rond autonomie en kennen van afkomst hier eveneens levensgroot aanwezig zijn;

verzoekt de regering dit pleidooi ter harte te nemen en onafhankelijk in kaart te brengen welke kwetsbaarheden en risico's hierbij aan de orde zijn, en wat meer gedaan zou kunnen worden om die risico's en kwetsbaarheden te verminderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer en Van der Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 158 (29323).

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik heb goed naar deze motie gekeken. Ik neem het rapport-Joustra heel serieus, maar mijn fractie meent nu dat we het wetsvoorstel door kunnen zetten en ondertussen de kwetsbaarheden in kaart kunnen brengen. Daarom ga ik mijn stemadvies wijzigen van voor naar tegen. Dan weet u dat vast.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Ik heb toch nog een vraag over de motie. De staatscommissie herijking ouderschap heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar draagmoederschap en heeft daarbij ook gekeken vanuit het belang van het kind. Ik snap eerlijk gezegd deze motie niet, behalve dan dat ik weet dat de SGP geen voorstander is van draagmoederschap. Is dat de reden? Er ligt namelijk al een heel dik pak onderzoek.

De heer Stoffer (SGP):

Ja, exact. Dat is de reden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik tot slot … Waar is mevrouw Agema? Ik heb haar op mijn lijstje staan. Dan kijk ik even naar de minister … Mevrouw Van den Berg?

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Mevrouw Agema heeft het een keer voor mij opgenomen. Kunnen we even een check doen of zij misschien noodzakelijk weg moest?

De voorzitter:

Ja hoor. Dat is prima. We kijken even. Ze was er net namelijk wel. Misschien had ze tussendoor even andere verplichtingen? We wachten heel even. De bewindspersonen kunnen intussen alvast nadenken over de moties.

Ik schors de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 15.03 uur tot 15.10 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister van VWS het woord.

Minister De Jonge:

Voorzitter. Dank u wel. Allereerst de motie op stuk nr. 152 van de leden Ellemeet en Ploumen, waarin de regering wordt verzocht om de beraadtermijn van vijf dagen af te schaffen. We hebben het in het AO, dat volgens mij al in oktober was, vrij uitgebreid hierover gehad. Ik heb daarin ook aangegeven dat in de huidige wet een balans is gevonden tussen aan de ene kant het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw en aan de andere kant de beschermwaardigheid van het leven. Ik denk niet dat een wijziging van de abortuswetgeving op dit moment en ook in de demissionaire fase van dit kabinet aangewezen is. Om die reden ontraad ik deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 157 van mevrouw Dik-Faber. Ook die ontraad ik, onder verwijzing naar alle debatten die we daarover hebben gevoerd. Mevrouw Faber meent dat wij hier internationaal wél een rol in hebben. Ik meen dat wij die rol als kabinet niet hebben. Om die reden ontraad ik deze motie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dit is niet geheel onverwacht, maar wel teleurstellend. De minister van Volksgezondheid geeft aan dat … Ik word een beetje afgeleid.

De voorzitter:

Kunt u het niet volgen? Ja, het was een beetje gehorig. Mevrouw Dik-Faber, opnieuw.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik begin opnieuw. Deze reactie is niet onverwacht, maar wel teleurstellend. De minister van Volksgezondheid geeft aan: wij hebben hier internationaal geen rol in. Ik begrijp dat wij niet gaan over het beleid van alle andere landen. Daar kunnen we geen verantwoordelijkheid voor nemen, maar we hebben wel een verantwoordelijkheid voor de kinderen die in Nederland geboren worden. Is de minister vanwege die verantwoordelijkheid voor de kinderen die in Nederland geboren worden, niet toch van mening dat we dit op de internationale agenda zouden moeten zetten?

Minister De Jonge:

Nee, niet op de internationale agenda. De minister van VWS van Nederland heeft ten aanzien van medisch-ethische kwesties in Nederland de verantwoordelijkheid voor Nederlandse wetgeving en voor de Nederlandse praxis. Ik wil er alles aan doen om die te bevorderen, maar ik ga niet op de medisch-ethische stoel zitten in de richting van Denemarken — dat voorbeeld noemde u — of andere landen. Ik zou ook niet willen dat andere landen dat in de richting van Nederland doen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ja, tot slot, mevrouw de voorzitter. Wat volgens mij het punt is, is dat we hier ook te maken hebben met internationale verdragen waarin de rechten van het kind gewaarborgd zijn. Die worden door andere landen met voeten getreden. Natuurlijk zitten we er niet op te wachten dat andere landen ons de les gaan lezen. Volgens mij hebben we het uitstekend op orde op het punt van de situatie van donorkinderen, conform internationale verdragen. Dat is in andere landen niet het geval. Daar worden internationale verdragen met voeten getreden. Nogmaals, die kinderen worden in Nederland geboren. Goed, wellicht komen we hier niet uit, maar ik doe een dringend appel op de minister om hier toch een stap in te zetten. Goed, daar laat ik het bij.

Minister De Jonge:

Mevrouw Dik-Faber heeft haar punt heel consistent en consequent gemaakt. Daar heb ik alle respect voor. Tegelijkertijd verschil ik ook echt van mening met mevrouw Dik-Faber over de vraag of een Nederlands kabinet hier een rol in heeft. Mevrouw Dik-Faber zegt terecht dat we het in Nederland heel goed op orde hebben. En ja, het komt inderdaad voor dat wensouders kiezen voor buitenlandse donoren. Dat komt voor. Daar is geen wet tegen gewassen. Dat zal voor blijven komen. Daarom is het ook echt een verantwoordelijkheid voor wensouders om juist voor Nederlandse donoren te kiezen, omdat het dan heel erg netjes is geregeld, ook met weten van wie je afstamt. Ik denk dat dat een mooie praktijk is die we hebben in Nederland en ik denk niet dat wij de rol hebben om ook het buitenland nog op orde te brengen.

De voorzitter:

Goed, ik stel voor dat u verdergaat.

Minister De Jonge:

De motie op stuk nr. 158 is ingediend in het debat dat u heeft gehad met collega Dekker. Het kabinet spreekt met één mond. Destijds is die motie ontraden en verworpen. Ook nu zal ik de motie ontraden onder verwijzing naar datgene wat collega Dekker daarover heeft gezegd in een algemeen overleg op 11 februari.

Dan de toezegging die de heer Stoffer vraagt. We zijn inderdaad bezig om ervaringsverhalen van vrouwen die vrijwel buiten beeld zijn gebleven in beeld te brengen, maar daar hebben we echt meer tijd voor nodig. Dat gaat niet meer voor de verkiezingen lukken. Die zijn op 17 maart, heb ik me laten vertellen, dus dat gaat niet meer lukken. Dat zou niet zorgvuldig kunnen voor die tijd, dus daar gaan we iets langer over doen.

Dat was het alweer, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. We wachten heel even op het schoonmaken van het spreekgestoelte en dan geef ik het woord aan de minister voor Medische Zorg.

Van Ark:

Voorzitter, dank u wel. Ik zal zo veel mogelijk verwijzen naar het debat dat gevoerd is in oktober. Onder die verwijzing zal ik oordelen over de moties.

De motie op stuk nr. 147 van mevrouw Kuiken over anticonceptie in het basispakket ontraad ik onder verwijzing naar de uitwisseling van argumenten in het debat. Daar komt nog de demissionaire status van het kabinet bij.

Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 148 van mevrouw Kuiken en mevrouw Agema.

Hetzelfde geldt ook voor de motie op stuk nr. 149 van mevrouw Kuiken en mevrouw Ellemeet. Die ontraad ik ook.

Dan de motie op stuk nr. 150 van de heer Van Gerven. Ook daar is in het debat over gewisseld dat er nog gesprekken gevoerd worden door de zorgverzekeraars voor 2022 en dat dit via de contractonderhandelingen gaat. Daarmee ontraad ik ook de motie op stuk nr. 150.

Over de motie op stuk nr. 151 wil ik enkele woorden meer zeggen, omdat dit ook een actie is van na het algemeen overleg van oktober. Door het experiment een jaar te verlengen kunnen de bestaande IGO's voort in 2022. Ik zeg er wel bij dat er dan onzekerheid blijft bestaan voor hen. Dat gaat wat mij betreft ten koste van de doorontwikkeling. Als ik de aanwijzing die ik voornemens ben te doen, zou doen, dan loop ik gewoon niet vooruit op een besluit over het perspectief op de uiteindelijke vorm van de bekostiging. Ik wil dat hier nadrukkelijk gezegd hebben. Met deze aanwijzing staan alle opties open, zowel monodisciplinair, integraal en experiment. Ik heb de Kamer toegezegd — en ik zal dat nogmaals doen — dat ik geen onomkeerbare stappen zet tot ik met de Kamer gesproken heb over de stip op de horizon. Daarmee ontraad ik de motie. Ik zeg er wel bij dat als de motie aangenomen wordt, ik er uiteraard uitvoering aan zal geven, maar anders ga ik graag door met het geven van de aanwijzing aan de NZa.

De motie op stuk nr. 153 over integrale bekostiging laat ik aan het oordeel van de Kamer. Ik geef erbij aan dat de timing wel van het moment afhangt dat de NZa en het RIVM de resultaten uit de monitoring kunnen presenteren.

Ik weet dat er al eerder gesproken is over de motie op stuk nr. 154. Er loopt een onderzoek, een project dat tot 2022 loopt. Dat wil ik afwachten. Ik kan vragen om de motie voor langere tijd aan te houden. Ik weet niet of de indieners daartoe genegen zijn. Zou dat niet het geval zijn, dan ontraad ik de motie.

De motie op stuk nr. 155 van mevrouw Bergkamp geef ik oordeel Kamer.

Ik kijk even naar de collega: de motie over prenatale screening doe ik ook, toch? Ja. Dat is de motie op stuk nr. 156 van mevrouw Laan-Geselschap en mevrouw Tellegen. Die geef ik oordeel Kamer.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Over de motie op stuk nr. 154 vraagt de minister of ik die kan aanhouden. Is dat punt dan al meegenomen in dat onderzoek?

Van Ark:

Nee. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit niet specifiek het geval is. Het raakt er natuurlijk wel aan. Ik zou toch eerst het project dat nu loopt, willen afwachten alvorens over te gaan tot datgene wat in de motie staat. Daarom is mijn advies inderdaad ontraden of aanhouden.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik ga er even over nadenken.

De heer Van Gerven (SP):

Ik heb een vraag over de motie op stuk nr. 151, over de bekostiging van de integrale geboortezorg. De minister ontraadt deze motie. Ik heb begrepen dat het geen probleem is om het experiment toch weer met een jaar te verlengen, zeg maar tot 2023, en dat dit technisch gewoon kan. Waarom wordt dit dan toch ontraden? Als de minister de motie "oordeel Kamer" geeft, dan zou dat ook een hele hoop spanning weghalen in het veld en bij alle partijen. Ik roep nog even in herinnering dat een petitie omtrent het on hold zetten van deze integrale bekostiging meer dan 45.000 keer is ondertekend door het veld. Ik doe toch het dringende verzoek aan de minister om haar mening te herzien en deze motie "oordeel Kamer" te geven.

Van Ark:

Ik snap deze vraag van de heer Van Gerven. Er speelt ongelofelijk veel. Dat realiseer ik me ook. Het gaat over vraagstukken inzake de autonomie van verloskundigen tot en met de duidelijkheid die gewenst is. Laat ik er maar gewoon heel helder over zijn: wat mij betreft blijft de autonomie van verloskundigen, die ook in de discussies een grote rol speelt, overeind. Ik neem geen afslagen met de aanwijzingen. Wat ik wel van belang vind, met name voor de bestaande IGO's, is dat die duidelijkheid er komt. Daar komt bij dat partijen ook weer aan tafel zitten om hierover te spreken. Daarom is mijn advies aan de Kamer "ontraden". Ik zeg er wel bij dat het verlengen van het huidige experiment inderdaad kan; de heer Van Gerven geeft dat aan. Wat mij betreft zou dat wel echt second best zijn. Ik probeer dat advies gewoon ronduit aan de Kamer te geven vanwege die duidelijkheid. Als deze motie wordt aangenomen, dan vind ik dat heel jammer, maar dan zal ik haar wel uitvoeren.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):

Het is in ieder geval goed om te horen dat de motie wordt uitgevoerd als zij het haalt.

De voorzitter:

Dat is toch altijd zo?

De heer Van Gerven (SP):

Nou, dat is niet altijd zo.

De voorzitter:

Dat hoort wel. Ik weet wat u bedoelt.

De heer Van Gerven (SP):

Soms wordt een demissionaire status gebruikt om iets niet te doen, bijvoorbeeld, maar dit even terzijde. Niemand, van welke partij ook, verzet zich ertegen dat IGO's door mogen gaan. Daar verzet niemand zich tegen. Alleen, men wil niet dat het per se voor eenieder die kant uitgaat. Nogmaals, ik begrijp niet waarom de minister dan zo vasthoudt aan het per se willen aanwijzen, want de continuïteit van die IGO's is niet in het geding.

Van Ark:

Nogmaals, ik vind de duidelijkheid van belang. Hier is gezegd en diverse malen herhaald, ook door mij, dat er geen afslag wordt genomen, dat dit naast elkaar blijft bestaan en dat die mogelijkheid er is. Dat vind ik van belang. Dan blijf ik toch bij mijn oordeel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Stoffer? Ja.

De heer Stoffer (SGP):

Als ik het goed heb begrepen, heeft mijn motie geen oordeel gekregen. Ik heb altijd geleerd "wie zwijgt, stemt toe", dus ik ga uit van "oordeel Kamer".

De voorzitter:

Welke motie?

De heer Stoffer (SGP):

De motie op stuk nr. 158.

De voorzitter:

Nee, die is ontraden.

Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we aan het eind van de dag stemmen.

Dan gaan we nu naar het volgende VAO en dat is het VAO Handreiking kindzorg.

Naar boven