6 Inwerkingtredingsdatum Omgevingswet

Aan de orde is het VSO Ontwerpbesluit tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet (33118, nr. 174).

De voorzitter:

Dan is nu aan de orde het VSO Ontwerpbesluit tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet (33118, nr. 174). Ik geef mevrouw Regterschot namens de VVD als eerste spreker heb woord.

Mevrouw Regterschot (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Het slot-koninklijk besluit omtrent de Omgevingswet dat in voorhang aan de Kamer is gezonden, staat centraal in dit VSO, waarmee we de plenaire behandeling van de voorhangprocedure dan ook afronden. De VVD vindt het belangrijk dat er een inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet werd vastgesteld. Deze datum, van 1 januari 2022, is inmiddels via een aangenomen motie opgenomen in dit slot-koninklijk besluit. De VVD hecht aan deze voorgenomen datum omdat de partijen die de lagere overheden vertegenwoordigen, zoals de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen, vanaf het najaar van 2019 meermaals om een datum hebben gevraagd. Na het uitstel van de inwerkingtreding in het voorjaar van 2020, hebben deze partijen wederom namens hun achterban aangegeven dat zij nu echt streven naar inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2022. Om de woorden van mijn CDA-collega te lenen: het schip moet nu echt een keer van wal.

Verrast was de VVD wel om in het artikel in Binnenlands Bestuur te lezen dat een kwart van de wethouders in het fysieke domein de datum van inwerkingtreding graag zouden willen verschuiven. Mijn vraag aan de minister van BZK is dan ook hoe zij dit geluid interpreteert en waar dit geluid volgens haar precies op ziet. Tevens vraag ik de minister om in te gaan op de vraag hoe dit geluid zich verhoudt tot de berichtgeving van de eerdergenoemde vertegenwoordigende organisaties dat inmiddels 80% van alle lagere overheden klaar en bereidwillig is om aan de slag te gaan met de Omgevingswet. De VVD vindt dat zorgvuldigheid boven snelheid gaat, maar betrouwbaarheid in dit proces is zeker ook van belang. Na herhaaldelijke vertraging en uitstel van de Omgevingswet moet een haalbaar perspectief geboden worden, zeker nu blijkt uit het rapport van KPMG dat het de partijen die zich al wel voldoende hebben voorbereid op die inwerkingtreding per januari 2022 veel geld zal kosten als er weer vertraging gaat ontstaan.

Voorzitter, tot zover mijn inbreng. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Regterschot. Dan geef ik nu het woord aan de heer Smeulders namens GroenLinks. Gaat uw gang.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Namens GroenLinks laat ik een wat ander geluid, een wat minder positief geluid over de Omgevingswet horen. Dat zal de minister niet verbazen, want wij hebben hierover natuurlijk in de afgelopen jaren veel debatten gehad.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) nog niet gereed is en het BIT in zijn recente rapport kritisch is over een tijdige en succesvolle invoering van het DSO;

overwegende dat uit onderzoek blijkt dat de helft van de wethouders die verantwoordelijk zijn voor de invoering van de Omgevingswet, van mening is dat 1 januari 2022 als invoeringsdatum niet haalbaar is vanwege de huidige staat van het DSO, het benodigde budget nog niet zeker is en COVID-19 het invoeringsproces belemmert;

van mening dat de Kamer pas haar definitieve oordeel over de invoering kan geven wanneer duidelijk is of het DSO — een cruciaal onderdeel van het nieuwe stelsel — werkt en alle rapporten met de Kamer zijn gedeeld;

spreekt uit dat zorgvuldigheid boven snelheid gaat;

verzoekt de regering de Omgevingswet niet per 1 januari 2022 in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smeulders, Van Gerven, Van Esch en Van Otterloo. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 178 (33118).

De heer Smeulders (GroenLinks):

Dan nog een tweede motie, voorzitter. Die is iets positiever.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Noord-Brabant een technologische topregio is waar aanzienlijk wordt bijgedragen aan de jaarlijkse toegevoegde economische waarde in Nederland;

overwegende dat deze innovatiekracht meer kan worden ingezet bij grote maatschappelijke uitdagingen zoals het tegengaan van klimaatverandering;

verzoekt de regering om in het kader van de NOVI met de regio afspraken te maken over het inzetten van de innovatiekracht van Noord-Brabant en Brainport bij het tegengaan van klimaatverandering, en de Kamer over de uitkomsten hiervan te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 179 (33118).

De heer Smeulders (GroenLinks):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is de heer Nijboer namens de PvdA. Gaat uw gang.

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Het is goed om de minister hier weer in goede gezondheid te zien. We hadden gisteren een wetgevingsoverleg staan dat niet door kon gaan, maar dit VSO kan gelukkig wel doorgaan.

Het was wel een belangrijk wetgevingsoverleg, want er was nogal wat gebeurd. De huren zijn namelijk bevroren. Dat kost 200 miljoen, maar de dekking is door het kabinet niet geleverd. En aangezien dat wetgevingsoverleg nog niet is gepland, en ik het netjes vind als de Kamer voorstellen dekt en dat op z'n minst ook wel van het kabinet mag worden verwacht, wil ik toch de volgende motie aan de Kamer voorleggen, mede namens mevrouw Beckerman en de heer Smeulders.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de huren dit jaar worden bevroren, maar het kabinet de bijbehorende dekking niet leverde;

verzoekt het kabinet de dekking te vinden in de verlaging van de BIK met 200 miljoen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer, Beckerman en Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 180 (33118).

De heer Nijboer (PvdA):

Het kabinet is demissionair, dus ik zie uit naar de stemming vanmiddag over deze motie.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nijboer. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Van Gerven namens de SP.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik vond de vorige motie een hele mooie motie, dus ik wil de minister van harte aanbevelen om die over te nemen. Maar ook ik heb weer een motie over de Omgevingswet en die gaat ook over de financiën.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de invoering van de Omgevingswet geen ongewenste financiële gevolgen mag hebben voor de provincies, gemeenten en waterschappen;

constaterende dat de invoering van de Omgevingswet er mogelijk toe leidt dat provincies, gemeenten en waterschappen voor hogere kosten komen te staan dan voorzien, welke niet worden gedekt door de te verwachten inkomsten bij de uitvoering;

verzoekt de regering te onderzoeken of een noodfonds kan worden ingericht waarop provincies, gemeenten en waterschappen een beroep kunnen doen als uit de praktijk na invoering van de Omgevingswet blijkt dat er sprake is van onvoorziene extra kosten die niet worden gedekt uit de inkomsten voortkomend uit de Omgevingswet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 181 (33118).

De heer Van Gerven (SP):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Gerven. Het is nog steeds even wennen, hè? Is dat uw laatste motie? Dank u wel.

Minister Ollongren:

Sorry, ik heb een moment nodig.

De voorzitter:

Ja. De laatste motie moet nog worden gekopieerd. Ik schors even voor drie minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister het woord.

Minister Ollongren:

Voorzitter. Allereerst dank natuurlijk aan alle sprekers. Mevrouw Regterschot had een vraag over het onderzoek waarover gepubliceerd was in Binnenlands Bestuur. Natuurlijk ben ik bekend met dat onderzoek. Het is een onderzoek over de inwerkingtreding, dat gedaan is onder wethouders van 177 gemeenten. Dat is dus zo'n beetje de helft van de gemeenten. Uit dat onderzoek blijkt inderdaad dat een deel van de wethouders zich zorgen maakt. Ik geloof dat het onderzoek uitwees dat 37% van de bevraagde wethouders uitstel wilden overwegen en 11% afstel. Het is belangrijk om dat onderzoek goed te duiden, want het gaat voor een heel groot deel om kleinere gemeenten, dus gemeenten onder de 50.000 inwoners. Dat is al een belangrijk signaal waar we rekening mee kunnen houden. Ik begrijp natuurlijk ook, gegeven de context waarin veel gemeenten zich bevinden ten aanzien van de financiën, dat er aarzeling is. Daarom begrijp ik ook wel de vraag van mevrouw Regterschot. Mijn antwoord is: deze signalen neem ik natuurlijk heel serieus. Ik vind het ook aanleiding om nog extra goed te kijken naar de kleinere gemeenten. Ik zal met een delegatie van die wethouders in gesprek gaan om te onderzoeken waar hun zorgen op gestoeld zijn en ze gericht helpen om die op te lossen. Het zijn, denk ik, ook signalen die horen bij de fase waarin we nu zitten. Dus het antwoord is: ja, dat nemen we serieus.

Ik denk ook dat het komt omdat er op enig moment die invoeringsdatum is. Dat is onvermijdelijk. Als die dichterbij komt, neemt het gevoel van urgentie toe en neemt de druk toe. De andere kant is natuurlijk ook dat er veel gemeenten zijn die er helemaal klaar voor zijn. Die willen door. Die willen niet de extra kosten die uitstel met zich mee zou brengen. Dus, met andere woorden, alles is erop gericht om degenen die er nog niet klaar voor zijn, maximaal te helpen, te ondersteunen en achtervang te bieden. Maar dank voor die vraag, want het is goed om dat hier te verhelderen.

Dan kom ik bij een aantal moties. De eerste motie was van de heer Smeulders van GroenLinks. Het zal hem niet verbazen — hij zei het al in zijn eigen termijn — dat we daar wat verschillend tegen aankijken, GroenLinks en ik, de heer Smeulders en ik. Er wordt nog volop gewerkt, ook aan de afronding van DSO, maar het is een haalbare opgave. We monitoren het allemaal heel zorgvuldig. De aansluitingen op DSO vorderen gestaag. Er is intensief contact, juist met de achterblijvers, om te zorgen dat we de aansluitdatum ook voor hen plannen. Dat helpt ook weer om vervolgens het DSO klaar te maken voor inwerkingtreding. Het onderzoek geeft een gemengd beeld, zei ik net al in reactie op de VVD-woordvoerder. Maar wat mij betreft is er geen reden voor uitstel. Er is wel reden tot nog intensievere begeleiding. Ik ontraad de motie op stuk nr. 178.

Dan de tweede motie van de heer Smeulders. Dan komen de heer Smeulders en ik weer wat dichter bij elkaar; zo gaat dat soms. Wij hebben in de NOVI inderdaad veel aandacht voor het tegengaan van de effecten van klimaatverandering. Ik maak dat soort afspraken bijvoorbeeld ook als onderdeel van de verstevigingsstrategie met de regio Eindhoven. Ik beschouw de motie in dat opzicht dus als interessant en uitvoerbaar en geef de motie graag oordeel Kamer.

Dan ben ik bij de heer Nijboer van de Partij van de Arbeid. Ik betreur het ook dat het wetgevingsoverleg gisteren niet door kon gaan, maar ik heb begrepen dat het nog ingepland gaat worden; ik hoop natuurlijk zo snel mogelijk. Heel veel dank voor het begrip van de kant van de Kamer dat het gister echt niet lukte. Met andere woorden, de motie die de heer Nijboer gisteren had willen indienen, kan hij ook indienen in het wetgevingsoverleg dat we nog gaan hebben. De heer Nijboer zal het denk ik begrijpen dat wat hier nu ligt op dit moment wat prematuur is. We hebben nog een wetgevingsoverleg, ik heb hier ook nog een brief over aangekondigd en we zullen hier in het kabinet nog over moeten kunnen spreken, dus voor mij is het echt te vroeg en ik moet de motie om die reden op dit moment ontraden, tenzij de heer Nijboer zegt: ik houd haar nog even aan. Daar zou ik natuurlijk ook goed mee kunnen leven.

De voorzitter:

Wat gaat u doen, meneer Nijboer?

De heer Nijboer (PvdA):

Op zichzelf is het goed gebruik dat als het kabinet een voorstel aan de Kamer voorlegt, daar dan dekking voor is. Ik wil het kabinet in deze moeilijke tijden graag behulpzaam zijn en de dekking aanleveren, dus we stemmen daar gewoon vanmiddag over.

De voorzitter:

Oké.

Minister Ollongren:

Met de beste bedoelingen, geloof ik.

Voorzitter. Dan ben ik bij de laatste motie, de motie van de heer Van Gerven. Ik ben weer terug bij de Omgevingswet. Ik wil graag ook hier uitspreken dat ik echt heel goede afspraken heb met de medeoverheden, ook over de extra kosten. Ik houd me aan die afspraken, daar kunnen de medeoverheden van op aan en daar kan de Kamer van op aan. Maar omdat ik die goede afspraken heb, ontraad ik wel deze motie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VSO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we óf aan het eind van de middag óf aan het begin van de avond stemmen. Voor nu schors ik de vergadering heel even, totdat de andere woordvoerders zich hebben gemeld voor het volgende VAO.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven