18 Huiselijk geweld/Kindermishandeling

Aan de orde is het VAO Huiselijk geweld/Kindermishandeling (AO d.d. 18/2).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Huiselijk geweld/Kindermishandeling. Ik heet de minister voor Rechtsbescherming van harte welkom en geef mevrouw Van den Hul als eerste spreker namens de PvdA het woord.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Voorzitter. Elke tien dagen wordt er in Nederland een vrouw vermoord door haar partner of ex, maar nog steeds houdt ons beleid geen rekening met genderongelijkheid. Onder het mom "waar twee vechten, hebben er twee schuld" wordt er bijvoorbeeld onvoldoende rekening gehouden met de veiligheid van slachtoffers. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het GREVIO-rapport hamert op het belang van genderspecifiek beleid en ook Regioplan hiertoe concrete aanbevelingen doet, onder andere op het gebied van toegang tot hulp voor slachtoffers;

overwegende dat het kabinet aangeeft slechts "ten dele" de oproep tot meer genderspecifiek beleid te herkennen;

verzoekt de regering de aanbevelingen van Regioplan ten hele over te nemen en de concrete maatregelen te implementeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 238 (28345).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Nog een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de CBS-preventiemonitor huiselijk geweld en seksueel geweld aantoont dat biseksuele vrouwen alle gemeten vormen van geweld achter de voordeur significant vaker meemaken dan hetero- of lesbische vrouwen;

overwegende dat er nog te weinig duidelijk is over verbanden tussen seksuele gerichtheid en geweld achter de voordeur;

verzoekt de regering nader onderzoek te doen naar factoren, risicogroepen, daderkenmerken en verhalen van slachtoffers van geweld achter de voordeur;

verzoekt de regering tevens een verkenning te doen naar de mate van bi+-inclusieve preventie, seksuele vorming en hulpverlening en waar nodig verbetering daarvan op terreinen van onder andere bewustwording en kennisbevordering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 239 (28345).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat niet-overheidsorganisaties die hulp bieden aan slachtoffers van geweld achter de voordeur, bijvoorbeeld door middel van een online chat of noodopvang, een toename in de hulpvragen zien als gevolg van de coronamaatregelen en hierdoor hogere kosten;

van mening dat elk slachtoffer toegang moet hebben tot hulp en niet op een wachtlijst mag komen door gebrekkige financiering;

verzoekt de regering in gesprek te treden met niet-overheidsorganisaties om te inventariseren welke extra tijdelijke (financiële) ondersteuning zij nodig hebben, en de Kamer te informeren op welke manier zij hierin tegemoet worden gekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 240 (28345).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

En tot slot, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat geweld achter de voordeur een hardnekkig probleem is waarvan de urgentie nog verder vergroot wordt door de coronamaatregelen die dader en slachtoffer samen in een huis opsluiten;

van mening dat een ministerie-overstijgende rol nodig is voor een zo effectief en voortvarend mogelijke aanpak;

verzoekt de regering een nationaal rapporteur aan te stellen voor de monitoring, aanpak en nationale regie van geweld achter de voordeur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 241 (28345).

De voorzitter:

Dank u wel. Dan ga ik nu naar mevrouw Westerveld. Het woord is aan mevrouw Westerveld namens GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u, voorzitter. Wij hebben in Nederland een heel aantal fantastische jongerenorganisaties die bijvoorbeeld meepraten als het gaat over beleid op het gebied van onderwijs, maar het is ook heel erg van belang dat kinderen die bijvoorbeeld te maken krijgen met seksueel geweld of mishandeling, ook meepraten over beleid dat hen aangaat. Je merkt dat het juist voor deze kinderen veel moeilijker is om aansluiting te vinden bij een jongerenorganisatie. Ik dien daar een motie voor in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kinderen het recht hebben op inspraak en invloed op beleid dat hen aangaat volgens artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag;

constaterende dat de uitwerking van het Jeugdpakket en het Jeugdplan ter ondersteuning van de jeugd besproken gaat worden met jongeren en jongerenorganisaties, maar dat kwetsbare jongeren minder makkelijk actief worden bij een jongerenorganisatie;

overwegende dat juist als het gaat om zaken als kindermishandeling, mentale gezondheid en beleid voor kwetsbare jongeren, het belangrijk is dat de doelgroep zelf aangesloten is;

verzoekt de regering om met jongerenorganisaties op zoek te gaan naar manieren om ook kwetsbare jongeren te betrekken bij het uitwerken van de plannen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 242 (28345).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil daar graag nog één zin aan toevoegen, want ik weet dat op het ministerie van VWS met een aantal jongerenorganisaties wordt gesproken. Als je kijkt naar de jongeren die daar aan tafel zitten, zijn dat vaak jongeren die het vanuit huis ook kunnen doen. Ik vraag specifiek aandacht voor die andere kwetsbare groep.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Gerven namens de SP.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter, een tweetal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voor sommige kinderen thuis onveilig kan zijn vanwege toenemende stress en fysiek of emotioneel geweld als gevolg van de lockdown;

constaterende dat het einde van de coronamaatregelen nog niet in zicht is;

verzoekt de regering te onderzoeken onder welke voorwaarden opvang, ook tijdens vakanties, kan worden gerealiseerd voor kinderen die thuis onveilig zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 243 (28345).

De heer Van Gerven (SP):

Ik ga ervan uit dat die motie unaniem gesteund wordt, maar we zullen zien of dat terecht is.

De voorzitter:

Dat zou zomaar kunnen.

De heer Van Gerven (SP):

Je weet het maar nooit, hè.

De voorzitter:

Precies.

De heer Van Gerven (SP):

Tenslotte is het een dag om bruggen te slaan. Maar goed, dat programma met die bruggen ging natuurlijk ook niet helemaal goed.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de decentralisatie van de jeugdzorg al voor de coronacrisis tot grote tekorten bij gemeenten leidde;

constaterende dat de 300 miljoen euro die is toegezegd voor 2021 bij lange na niet genoeg is en taken niet meer uitvoerbaar zijn;

constaterende dat uitstel tot de formatie te lang duurt;

overwegende dat deze situatie onverantwoord is in het kader van toenemende problematiek als gevolg van de langdurige coronamaatregelen;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk met gemeenten in gesprek te gaan en nog voor de formatie te komen met een structurele oplossing voor voldoende budget,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 244 (28345).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Peters namens het CDA.

De heer Peters (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Tijdens het debat hebben we veel gesproken over huiselijk geweld, geweld achter de voordeur en kindermishandeling. De jeugdbeschermingsketen is wat mij betreft de duurste rotonde van Nederland. Daar zijn we een aardig eind mee opgeschoten, maar we zijn er nog niet. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming, de gecertificeerde instellingen en wijkteams deels overlappende taken en rollen hebben of oppakken;

van mening dat deze keten veel eenvoudiger en transparanter moet, juist ook in het belang van ouders en kinderen;

constaterende dat de minister heeft aangegeven dat er in de voorgenomen versimpeling en verbetering van de jeugdbeschermingsketen wat hem betreft geen weg terug meer mogelijk is;

verzoekt de regering, nadat eind maart het toekomstscenario voor de jeugdbeschermingsketen naar de Kamer gezonden wordt, direct een uitgewerkt plan te maken waarmee de keten daadwerkelijk eenvoudiger en transparanter wordt, en de Kamer hierover uiterlijk rond de zomer van 2021 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 245 (28345).

De heer Peters (CDA):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Peters. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Bergkamp.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik begin gelijk met een hele lange motie!

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat psychisch geweld een ernstig probleem is dat momenteel onvoldoende erkenning krijgt in de aanpak van geweld achter de voordeur;

constaterende dat psychisch geweld in Nederland niet expliciet strafbaar is gesteld;

overwegende dat er nog onvoldoende onderzoek is gedaan naar de noodzaak en wenselijkheid van een expliciete strafbaarstelling van psychisch geweld;

verzoekt de regering om in 2021 een onafhankelijk onderzoek uit te laten voeren dat ingaat op de vragen:

  • -in hoeverre internationale afspraken, waaronder het Verdrag van Istanbul, aanleiding vormen om tot expliciete strafbaarstelling van psychisch geweld over te gaan;

  • -wat de voor- en nadelen zijn van een expliciete strafbaarstelling van psychisch geweld;

  • -in hoeverre een strafbaarstelling kan bijdragen aan een effectievere aanpak van psychisch geweld;

  • -of de huidige mogelijkheden in het Wetboek van Strafrecht al volstaan om tot vervolging over te gaan bij ernstig psychisch geweld, in het bijzonder bij situaties waarin geen sprake is van fysiek geweld;

  • -wat in de praktijk beletselen zijn om tot vervolging over te gaan, gegeven het feit dat er bijzonder weinig jurisprudentie is aangaande psychisch geweld;

  • -wat de gevolgen zijn van psychisch geweld voor slachtoffers;

  • -of het wenselijk is om in het Wetboek van Strafrecht naast lichamelijk letsel ook psychisch letsel een plaats te geven;

verzoek de regering daarbij tevens in ieder geval met slachtoffers, advocaten, hulpverleners, OM, de politie, het College voor de Rechten van de Mens, maatschappelijke organisaties en de rechtspraak te spreken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp, Özütok en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 246 (28345).

Mevrouw Bergkamp (D66):

Dank u wel, voorzitter. In die motie hebben wij alles gestopt met betrekking tot dit onderwerp. Mijn tweede motie:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de lockdown heeft benadrukt dat slachtoffers van geweld achter de voordeur niet altijd de mogelijkheid hebben om offline hulpverlening op te zoeken;

overwegende dat hulpverlening zich nog voornamelijk offline afspeelt, terwijl voornamelijk jongeren veel op onlinekanalen actief zijn;

van mening dat de hulpverlening bij geweld achter de voordeur goed toegankelijk moet zijn;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe hulpverlening bij geweld achter de voordeur meer digitaal kan worden ingericht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Van Beukering-Huijbregts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 247 (28345).

Mevrouw Bergkamp (D66):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Wörsdörfer namens de VVD.

De heer Wörsdörfer (VVD):

Voorzitter. Daar ben ik dan nog een keer. De laatste keer.

De voorzitter:

Best wel leuk om u weer te zien.

De heer Wörsdörfer (VVD):

Dank u wel. Ik heb twee moties en een afsluitende opmerking.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • -het cruciaal is dat iedereen die geconfronteerd wordt met mishandeling op een zeer laagdrempelige wijze de eerste stap moet kunnen zetten om uit de geweldsituatie te ontsnappen;

  • -de stap naar Veilig Thuis en politie door slachtoffers doorgaans als te hoog wordt ervaren;

  • -slachtoffers in toenemende mate tijdens de coronapandemie wel de landelijke chatfuncties van bijvoorbeeld de Kindertelefoon en Fier benutten;

  • -slachtoffers zo veel mogelijk ondersteund moeten worden om hulp in te roepen;

  • -bestaande chatfuncties tijdens de coronapandemie in financiële nood zijn gekomen door de enorme toename in hulpverzoeken;

verzoekt de regering om op zeer korte termijn de mogelijkheden voor onlinehulp aan slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling te inventariseren en waar mogelijk te bundelen, en bestaande ervaren chatfuncties met specifieke deskundigheid hierbij te betrekken, zodat hulp door ervaren professionals tijdens ruime openingstijden beschikbaar is voor slachtoffers ten tijde van de coronamaatregelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wörsdörfer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 248 (28345).

De heer Wörsdörfer (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Mijn tweede motie:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat geweld tegen vrouwen in een geval van echtscheiding vaak als bijverschijnsel van die echtscheiding wordt gezien en dat jaarlijks 40 tot 50 vrouwen worden vermoord door hun ex-partner of partner;

constaterende dat in het Verdrag van Istanbul en de rapportage van GREVIO specifiek gewezen wordt op gender als oorzaak;

van mening dat voor de aanpak van geweld tegen en moord op vrouwen het relevant is om te weten of hier (mede) sprake is van geweld vanwege gender;

verzoekt het kabinet te stimuleren dat in deze gevallen onderzocht wordt of gender een rol heeft gespeeld en dat mee te nemen in de impactmonitor, om effectiever gendergerelateerd geweld aan te kunnen pakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wörsdörfer en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 249 (28345).

De heer Wörsdörfer (VVD):

Voorzitter. Dan een afsluitende opmerking, want het is niet alleen de afsluiting van een dag, maar zoals u weet voor mij ook een afsluiting. Ik heb hier met veel plezier over mkb, digitale economie en jeugdzorg gesproken, waarbij het idee is: veel naar buiten, luisteren, spreken met elkaar, zoeken naar wat de trends zijn achter bepaalde problemen, en die dan hier terug te brengen tot beleid en daar bij voorbeeld in moties je best voor te doen. Dat heb ik ook nu weer geprobeerd. Het was mij een eer en een genoegen om dat te hebben mogen doen, en ik dank u zeer dat ik hier nog even iets over mocht zeggen, voorzitter.

De voorzitter:

Natuurlijk en heel veel dank ook aan u.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Het is geheel wederzijds. Dat u hier met plezier hebt gestaan, heeft u ook steeds uitgestraald. Maar ik ga niks meer zeggen, want anders ben ik mijn tekst kwijt voor de afscheidsspeech straks. Fijn dat u er was.

Ik kijk even naar mevrouw Agema, maar zij ziet af van het woord.

Dan kijk ik naar de minister. Die verzoekt om een korte schorsing.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister het woord.

Minister Dekker:

Voorzitter. Dank u wel. Dank ook voor de inbrengen in dit laatste VAO van vandaag. Het gaat over een belangrijk onderwerp, namelijk huiselijk geweld. Het is goed om dat VAO nog een keer te doen in deze samenstelling van de commissie. Ik ga direct over naar de moties. Ik zal die overigens mede namens mijn collega Blokhuis beantwoorden, die hier helaas vandaag niet kan zijn.

De motie op stuk nr. 238 gaat over het volledig uitvoeren van het rapport van Regioplan. Mijn collega Blokhuis heeft in het AO al aangegeven dat hij zelf zeer content is met dat rapport en dat hij ook met het overgrote deel van de aanbevelingen goed uit de voeten kan, maar dat hij er ook zeer veel waarde aan hecht om het te bespreken met heel veel partners in het veld. En om dan op voorhand te zeggen dat je, eigenlijk ongeacht wat daaruit komt, alle aanbevelingen overneemt, gaat ook weer een stap te ver. Daarom ontraad ik deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 239 van mevrouw Van den Hul en mevrouw Bergkamp over bi-inclusieve preventie. Ik denk dat we daar nog veel op kunnen leren, dus ik kan goed uit de voeten met dit voorstel en laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Dan mis ik de derde motie, de motie op stuk nr. 240, kom ik nu achter. Dan schort ik die nog even op, tot die uit de banken komt. Kijk, daar is zij. De motie op stuk nr. 240 verzoekt de regering in gesprek te gaan met niet-overheidsorganisaties om te inventariseren welke extra financiële ondersteuning zij zouden kunnen krijgen. Ik begrijp de vraag heel goed, maar tegelijkertijd zitten heel veel van dit soort zorgfuncties op het vlak van gemeenten en zou het raar zijn om als Rijk daar zo in te springen. Daarom ontraad ik deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 241, ook van mevrouw Van den Hul. Die vraagt om een nationaal rapporteur. We hebben al aangegeven, ook in het AO, dat er al verschillende instanties zijn die kunnen adviseren. Denk aan de Kinderombudsman, de Nationale ombudsman en het College voor de Rechten van de Mens. Ook voor dit specifieke probleem dan weer een aparte nationaal rapporteur aanstellen, is in onze ogen niet nodig. Daarom ontraad ik deze motie.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Die twee moties hebben dus met elkaar te maken. De minister zegt dat het heel erg op het gebied van gemeenten ligt, maar mijn verzoek in de motie op stuk nr. 240 is nou juist om in gesprek te gaan met alle organisaties die dus niet Veilig Thuis zijn om te inventariseren waar de nood ligt, want die komen daar dus heel vaak niet uit. Die vallen precies tussen wal en schip in de tussenregionale samenwerking en dat is precies de reden waarom een nationaal rapporteur nodig is. Want niet alles is landelijk en niet alles is lokaal. In die samenhang is er nu geen instantie die dat monitort.

Minister Dekker:

De mensen weten doorgaans heel goed de wegen te bewandelen om ofwel bij ons dan wel bij de wethouders jeugd, zorg of welzijn aan te kloppen. Ik constateer dat er twee moties liggen met twee vragen. De ene zegt: ga dan voor heel Nederland inventariseren waar die financiële tegemoetkoming aan die chatfuncties tekortschiet. Dat ligt echt op het terrein van gemeenten. Ik zou daar niet in willen treden.

De voorzitter:

Kort, tot slot.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik vind echt dat de minister hier nu wel heel makkelijk alle organisaties over één kam scheert en doet alsof dit heel veel organisaties zijn. Dat is gewoon niet waar. Er is een groot aantal organisaties die wel degelijk een bovenregionale functie hebben, die niet onder gemeentelijke regelingen vallen en die nu wel degelijk extra werkzaamheden verrichten doordat ze door corona meer werk hebben doordat de chatfuncties moeten inrichten en doordat opvanginstellingen die coronamaatregelen moeten regelen, net als wij hier in de Kamer moeten doen. Dus ja, dat is wel degelijk ook een bovenregionale functie, die niet altijd alleen maar in gemeenten gedaan kan worden. Dus daarom ook mijn verzoek om in gesprek te gaan, om te kijken waar we ze mee kunnen helpen.

De voorzitter:

Dat heeft u gezegd, ja.

Minister Dekker:

Dat sommige van deze organisaties een regionale functie hebben, betekent nog niet dat ze tussen wal en schip vallen. We hebben concreet het Centrum Seksueel Geweld bediscussieerd in het AO. Daarbij heb ik ook aangegeven dat in de financiering van die functie wordt voorzien. En dat is iets dat op het bordje van gemeenten ligt. Wij hebben intensieve gesprekken gevoerd, ook met de VNG, om dit op te pakken. Dus ik heb op dit moment ook geen indicatie van het probleem waar mevrouw Van den Hul precies op doelt. Welke organisaties zijn het dan? Ik heb dat ook niet van haar meegekregen in het AO. En ik denk dat veel van die organisaties wel degelijk ofwel onder VWS vallen — dan is het rijksgefinancierd — ofwel onder gemeenten. Maar in het laatste geval ligt het ook echt op dát bordje.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Dekker:

Dan ga ik door naar de motie op stuk nr. 242, waarin de regering wordt opgeroepen om jongeren meer te betrekken bij de ontwikkeling en de uitwerking van het beleid. Ik ben daar een groot voorstander van en ik kan het oordeel over die motie aan de Kamer laten.

Ik kom bij de motie van de heer Van Gerven op stuk nr. 243, over opvanglocaties tijdens de schoolvakanties voor een kwetsbare doelgroep. Ik begrijp de vraag die hij stelt. Ik vind het ook belangrijk dat we daar goed naar kijken. Ik begrijp dat de staatssecretaris daarover inmiddels ook in gesprek is met de collega's van Onderwijs, als ook met de VNG, om te kijken wat daar mogelijk is. Wellicht kan ik de heer Van Gerven verleiden om de motie aan te houden, want die gesprekken zijn nog niet afgerond. En ik kan me voorstellen dat daar verschillende wensen op tafel komen, wellicht vanuit de bso, wellicht vanuit de onderwijsinstellingen. Om dan nu in deze sympathieke motie mee te gaan, is ook weer wat prematuur. Daarom kijk ik of ik de heer Van Gerven kan verleiden om de motie aan te houden. Want anders ben ik bang dat ik haar moet gaan ontraden, want de motie loopt een beetje vooruit op de oplossing.

De voorzitter:

Ik wil toch dat de minister eerst ook die andere motie van de heer Van Gerven van een oordeel voorziet. Daarna krijgt de heer Van Gerven het woord. Ik dacht aanvankelijk dat zijn moties allemaal al waren behandeld door de minister, maar dat is nog niet het geval. Gaat u verder met de laatste motie van de heer Van Gerven, die op stuk nr. 244.

Minister Dekker:

O, ik doe ze eerst allebei. De motie op stuk nr. 244 gaat over financiering, en over het ervoor zorgen dat er een structurele oplossing komt. Wij hebben met de gemeenten afgesproken dat we toewerken naar een zwaarwegend advies dat uiteindelijk op de tafel van de formateur moet komen te liggen. Dat is ook in gezamenlijkheid gebeurd met de gemeenten. Deze motie zegt: trek dat nog veel verder naar voren. Daar zou ik dus niet voor zijn. Daarom ontraad ik die motie.

De voorzitter:

Meneer Van Gerven stelt een korte vraag.

De heer Van Gerven (SP):

Mijn vraag gaat over de motie op stuk nr. 243. De minister heeft verzocht om die aan te houden. We zitten natuurlijk nog drie weken voor 17 maart, voor de verkiezingen, dus ik weet niet hoelang het duurt voordat er meer zicht is op de uitkomst van de gesprekken die gaande zijn. Kan de minister daar nog een aspect van tijd aan verbinden?

Minister Dekker:

Ik voer zelf die gesprekken niet; dit wordt door mijn collega van VWS gedaan. Ik vermoed niet dat die gesprekken zijn afgerond voor 17 maart. Nu is het natuurlijk zo dat er ook na 17 maart gewoon weer een Kamer zal zijn, en dat de vakantie waar de heer Van Gerven het over heeft, of in ieder geval de vakantie waarvan ik me kan voorstellen dat die het meest urgent is, namelijk de lange zomervakantie, nog wel even iets verder weg is. Ik heb echt het gevoel dat Blokhuis het thema zeer serieus oppakt. Deze motie zegt alleen: regel het op díé manier. Dat loopt gewoon een beetje vooruit op de oplossing.

De voorzitter:

De heer Van Gerven, tot slot.

De heer Van Gerven (SP):

Ik wil de motie aanhouden onder de toezegging van het lid Bergkamp dat zij de verdere uitwerking van de motie gaat bewaken. Dus dan moet het goed komen.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor zijn motie (28345, nr. 243) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Gaat u verder. Bij de heer Peters zijn we nu gekomen: de motie op stuk nr. 245.

Minister Dekker:

Ja, de motie op stuk nr. 245. Nu raak ik zelf de draad een beetje kwijt.

De voorzitter:

Nou, dat willen we niet.

Minister Dekker:

Ook die motie moet ik even uit een grotere stapel pakken.

De voorzitter:

Oké, en anders gaat u naar de motie op stuk nr. 246.

Minister Dekker:

Ik heb hier de motie op nr. 245, maar die is van mevrouw Bergkamp.

De voorzitter:

Dat is de motie op stuk nr. 246.

Minister Dekker:

Dat klopt niet helemaal in mijn administratie.

Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 245 van de heer Peters.

De voorzitter:

Ja, daar hebben we het over.

Minister Dekker:

Die vraagt om direct na maart te komen met een voorstel. Ik wil het graag ná maart nog eens breed consulteren met alle instanties in het veld. Dus als ik "direct" zo mag interpreteren dat ik na die consultaties met een voorstel uw kant op kom — dat moet lukken vóór de zomer — dan denk ik dat dit uitvoerbaar is en laat ik het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:

De heer Peters is het ermee eens. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 246.

Minister Dekker:

Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 246. Dat was die hele lange motie over het thema van psychisch geweld. Ik proef dat een groot deel van de Kamer, de commissie, dat een belangrijk onderwerp vindt, dat breder onderzocht wil hebben en wil kijken of strafbaarstelling iets toevoegt. Ik kan meegaan in deze motie. Ik zou haar dan ook oordeel Kamer willen geven, maar dan pak ik haar wel breder op. Ik vind het belangrijk dat we niet alleen maar kijken naar het aspect van strafbaarstelling, maar dat we ook breder kijken naar andere vormen van hulp, naar de werkbaarheid, en de mate waarin het herkend wordt in het veld, bij hulpverleningsorganisaties, maar ook bij handhavende organisaties. Als ik het zo mag opvatten, kan ik erin meegaan en laat ik het oordeel aan de Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 247. Ook die kan ik oordeel Kamer geven.

De motie op stuk nr. 248 idem dito.

De motie op stuk nr. 249 raakt weer aan dat punt van gender. Daar geldt eigenlijk het punt dat de discussie over dat Regioplan-onderzoek en de aanbevelingen daarin, onderdeel zijn van een bredere bespreking met allerlei organisaties in het veld. Wellicht kan ik ook de indieners van deze motie overhalen om de motie aan te houden. Ik sluit helemaal niet uit dat we hier goed mee uit de voeten kunnen, maar ik zou er behoefte aan hebben, althans, mijn collega zou er behoefte aan hebben, om dit gewoon ook eens even te toetsen, omdat moeilijk te overzien is wat dit precies vraagt van allerlei organisaties.

De voorzitter:

Meneer Wörsdörfer, u wilt de motie aanhouden?

De heer Wörsdörfer (VVD):

Allereerst wil ik zeggen dat dat heel jammer is, want dan kan ik er verder niks meer mee doen. Maar ik heb net al gezien dat mevrouw Bergkamp ingeschakeld kan worden om dat te monitoren.

De voorzitter:

Om dat in de gaten te houden.

De heer Wörsdörfer (VVD):

Alleen, het gaat mij niet eens zozeer om het Regioplan-onderzoek en de voorstellen daarin. We hebben het er in het AO over gehad dat je moet weten, kennis moet hebben en op een rijtje moet hebben wat er gebeurd is, en dat je dan onderzoekt wat er gaande is geweest. Ik wil de motie dus wel aanhouden, maar ik wil wel nog een keer onderstrepen dat hoe dan ook dit natuurlijk erg relevant is, anders kunnen we niet effectief dat geweld bestrijden. Ik neem aan dat de minister dat wel met me eens is.

Minister Dekker:

Ik ben dat met de heer Wörsdörfer eens, maar tegelijkertijd kan ik moeilijk overzien wat de impact is van het standaard opnemen hiervan in zo'n impactmonitor. Dit is voor een deel toch ook specialistenwerk. Vandaar net als bij dat Regioplanonderzoek een positieve insteek, maar graag de ruimte om dit nog te kunnen bespreken met alle organisaties.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we ook aan het einde gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dan schors ik de vergadering tot 18.45 uur. Dan gaan we stemmen. Dat zijn de laatste stemmingen.

De vergadering wordt van 17.54 uur tot 18.45 uur geschorst.

Naar boven