17 Raad Buitenlandse Zaken

Aan de orde is het VAO Raad Buitenlandse Zaken (AO d.d. 21/01).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Raad Buitenlandse Zaken. Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom en ik geef mevrouw Karabulut als eerste spreker namens de SP het woord.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter, goed u weer te zien!

De voorzitter:

Wederzijds.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Er is urgente actie en solidariteit nodig met onze collega-volksvertegenwoordigers in Turkije, die door NAVO-bondgenoot Turkije en het regime aldaar worden onderdrukt en zelfs gevangengezet.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gekozen parlementariërs in Turkije al jaren ten onrechte worden opgepakt en vervolgd en dat het de oppositie hierdoor onmogelijk wordt gemaakt haar democratische taken uit te voeren;

constaterende dat de leider van oppositiepartij HDP, Selahattin Demirtaş, al jaren is opgesloten en zelfs vast blijft zitten terwijl het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zijn vrijlating eist;

veroordeelt deze werkwijze van de Turkse regering;

roept de regering op zich in EU-verband in te spannen en publiekelijk uit te spreken voor vrijlating van gekozen parlementariërs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut, Van den Hul, Koopmans, Van Ojik, Van der Staaij, Van Helvert, Voordewind, Sjoerdsma en Van Raan.

Zij krijgt nr. 2272 (21501-02).

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Er is ook urgente actie nodig om de wantoestanden en de slavernij die gepaard gaan met de organisatie van het WK voetbal in 2022 in Qatar te stoppen. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat arbeiders die in Qatar werken aan de voorbereiding van het WK voetbal in 2022 met ernstige vormen van uitbuiting geconfronteerd blijven worden, waaronder salarissen die maandenlang niet uitbetaald worden;

overwegende dat meer dan 6.000 arbeiders zijn omgekomen bij de bouw van stadions en andere werkzaamheden voor het WK;

verzoekt de minister in 2022 geen afvaardiging van de regering te sturen naar het WK in Qatar en hierover in overleg te gaan met andere landen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut, Van Ojik, Van den Hul en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2273 (21501-02).

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Tot slot. Europa moet niet militariseren. Wij willen geen Europees fonds waaruit gewapende groepen en militaire middelen voor andere landen worden bekostigd. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Raad heeft besloten per 1 juli 2021 de Europese vredesfaciliteit (EPF) van kracht te laten worden;

overwegende dat het Nederlandse parlement geen zeggenschap heeft over de inzet van de EPF, maar hooguit de Nederlandse inbreng kan voorkomen middels het recht van onthouding;

van mening dat dit een beperking van de democratische invloed van de Tweede Kamer is op de inzet van militairen in het buitenland;

verzoekt de regering niet in te stemmen met de Europese vredesfaciliteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2274 (22501-02).

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik dank u hartelijk, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Karabulut. Dan geef ik nu het woord aan de heer Voordewind namens de fractie van de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Gezien de tijd ga ik mijn vier moties maar gewoon voorlezen. De eerste motie gaat over Griekenland en de alleenstaande minderjarige asielzoekers daar, een onderwerp dat veelvuldig hier in de Kamer is besproken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de opvang van migranten in Griekenland, met name op de Griekse eilanden, nog steeds onder de maat is;

constaterende dat er op dit moment nog ongeveer 4.000 alleenstaande minderjarige asielzoekers in Griekenland zijn;

van mening dat alleenstaande minderjarige asielzoekers extra kwetsbaar zijn en behoefte hebben aan bescherming, humane opvang en herplaatsing;

verzoekt de regering om Nederland zo spoedig mogelijk zijn eerlijke aandeel van deze groep te laten herplaatsen vanuit Griekenland naar Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Groothuizen, Kuiken, Van Ojik, Jasper van Dijk en Van Raan.

Zij krijgt nr. 2275 (22501-02).

Een korte vraag, meneer Koopmans.

De heer Koopmans (VVD):

Misschien is het gebruikelijk dat we hier de hele wereld doornemen, maar ik vraag me af toch af wat deze motie hier doet. Dit onderwerp staat volgens mij namelijk helemaal niet op de agenda. Ik vraag me af of dat zo kan, voorzitter.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dit is een Raad Buitenlandse Zaken. Dat betekent dat elk onderwerp in principe aan de orde kan komen, dus ook de ellendige humanitaire situatie aan de randen van Europa. Die is ook aan de orde geweest bij de laatste RBZ.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Koopmans (VVD):

Daar is een aparte vergadering voor, die gaat over asiel en migratie. Daar hebben wij ook een aparte bijeenkomst en aparte debatten voor. Het gaat mij nu even niet om de inhoud, maar gewoon om het feit dat de heer Voordewind nu op het laatste moment nog even iets inbrengt wat helemaal niet op de agenda staat. Dat vind ik niet kunnen.

De voorzitter:

U gaat niet reageren op de heer Koopmans, meneer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik wil een voorstel doen.

De voorzitter:

Ja, meneer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik wilde graag belet vragen voor collega Voordewind, ook omdat de Kamer in deze tijd natuurlijk bijna niet bijeen kan komen en er ook niet de gelegenheden zijn die er normaal gesproken wel zouden zijn. Mijn voorstel is om deze motie wel hier in stemming te kunnen brengen en hier te kunnen behandelen.

De voorzitter:

Daar gaat de heer Voordewind zelf over. Was u klaar, meneer Voordewind? Nee, u had nog twee moties.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De volgende motie gaat over etikettering.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Unie vorig jaar met Marokko overeengekomen is dat producten van oorsprong uit de betwiste Westelijke Sahara dezelfde handelspreferenties krijgen als die uit Marokko;

constaterende dat de regering in antwoord op eerdere Kamervragen heeft bevestigd dat in Nederland producten van oorsprong uit de betwiste Westelijke Sahara worden verkocht als Made in Morocco;

constaterende dat de NVWA niet handhaaft op etikettering van deze producten;

spreekt uit dat discriminatie niet is toegestaan en dat gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden;

verzoekt de regering geen onderscheid te maken bij de etikettering van producten afkomstig uit gebieden die volgens de VN dezelfde status hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2276 (21501-02).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. We hebben een aantal onderwerpen die echt over onrecht gaan, en mijn een-na-laatste motie gaat daarover, namelijk de Armeense genocide.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse regering de Armeense genocide van 1915 door het Ottomaanse Rijk (waarvan ook Arameeërs, Assyriërs en de Pontische Grieken slachtoffer werden), nog altijd niet erkent;

overwegende dat de Tweede Kamer reeds vanaf 2004 met de motie-Rouvoet de Armeense genocide unaniem heeft erkend, nadien gevolgd door de expliciete erkenning door het parlement middels de motie-Voordewind c.s. in 2018;

van mening dat er meer dan ooit urgentie bestaat dat landen zich helder uitspreken over het verleden, om verzoening te bevorderen en herhaling in de toekomst te voorkomen;

verzoekt de regering de Armeense genocide te erkennen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Van Helvert, Karabulut, Van Ojik, Wilders, Baudet, Van der Staaij, Van Otterloo, Van Kooten-Arissen, Van Raan en Krol.

Zij krijgt nr. 2277 (21501-02).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Dan laat ik het hierbij.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Ojik namens GroenLinks.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Wij hebben bij de begrotingsbehandeling al maanden geleden stilgestaan bij het feit dat dit voor velen van ons het laatste debat is, dus dat kunnen we nu wellicht wat minder aandacht geven. Dat was in november, denk ik. Toen hebben we al afscheid van elkaar genomen, als ik me goed herinner.

De voorzitter:

Dat klopt.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb twee moties. De ene motie gaat over de situatie in Ethiopië, waar zich, goeddeels onttrokken aan het oog van de wereld, een explosie van geweld en een humanitaire tragedie afspeelt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit getuigenissen en verklaringen van onder meer de secretaris-generaal van de VN en de Europees gezant Haavisto blijkt dat er mede door toedoen van het leger in de Ethiopische regio Tigray sprake is van systematische schendingen van mensenrechten en grootschalig geweld, waaronder verkrachtingen en andere vormen van seksueel geweld;

overwegende dat alles erop wijst dat de regeringen van Ethiopië en Eritrea samenspannen tegen de bevolking van Tigray en de 90.000 Eritrese vluchtelingen die daar bescherming zochten;

overwegende dat het recente geweld minimaal 60.000 inwoners van Tigray gedwongen heeft te vluchten;

constaterende dat de regering van Ethiopië in Tigray geen humanitaire hulp en geen onafhankelijke waarnemers toelaat;

verzoekt de regering een initiatief te nemen om in EU-verband samen met de Verenigde Staten en de Afrikaanse Unie op hoog politiek niveau bij de Ethiopische regering te interveniëren, met als doel de onmiddellijke beëindiging van het geweld, de toegang voor humanitaire hulp en de bescherming van vluchtelingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2278 (21501-02).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn fractie steunt de motie over genocide jegens de Oeigoeren die collega Sjoerdsma straks gaat indienen. Die vaststelling kan natuurlijk niet zonder consequenties blijven. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er al geruime tijd sprake is van grootschalige mensenrechtenschendingen door de Chinese overheid tegen Oeigoeren en dat recente berichten over gedwongen geboortebeperkingsmaatregelen tegen Oeigoerse vrouwen wijzen op genocide, volgens de gangbare definitie van deze term in VN-resolutie 260;

van mening dat deze vaststelling moet leiden tot verhoogde economische en diplomatieke druk op China;

verzoekt de regering om alle Nederlandse bedrijven met activiteiten in China op te roepen hun toeleveringsketens te onderzoeken op mogelijke links met de onderdrukking van Oeigoeren en hun dringend te verzoeken om al hun zakelijke banden met Xinjiang te beëindigen;

verzoekt de regering tevens om onder geen beding in te stemmen met het EU-China-investeringsverdrag zolang er geen toegang is voor onafhankelijke waarnemers tot Xinjiang;

verzoekt de regering voorts bij de Europese Commissie aan te dringen op een tijdelijke importstop van producten uit China met een hoog risico op een verband met de onderdrukking van Oeigoeren, zoals kleding, zolang er geen toegang is voor onafhankelijke waarnemers tot Xinjiang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en Van den Nieuwenhuijzen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2279 (21501-02).

Dank u wel. U mag de motie hier naast mij inleveren. U bent niet zo vaak meer in de plenaire zaal de laatste tijd. Elke keer is het wennen, maar vandaag voor de laatste keer. Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Helvert namens het CDA.

De heer Van Helvert (CDA):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik steun zeer zeker de motie over de erkenning van genocide die de heer Sjoerdsma in zal dienen en uiteraard ook de motie van de heer Voordewind — die heb ik ook ondertekend — over de erkenning van de genocide op de Armeniërs. Ik heb nog drie moties. Omdat Limburgers over het algemeen toch iets langzamer spreken, ga ik snel van start met het voorlezen. Een motie over mensenrechten in China.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Unie en China een investeringsverdrag hebben gesloten;

overwegende dat in China de mensenrechten van onder anderen de Oeigoeren, christenen, de Falun Gongbeoefenaars en de Tibetanen niet worden gerespecteerd en een omstreden veiligheidswet voor Hongkong is ingevoerd;

constaterende dat er in het investeringsakkoord weinig concrete afspraken zijn gemaakt over mensenrechten en arbeidsrechten;

roept de regering op om binnen de Europese Unie te pleiten voor concretere afspraken met China wat betreft de verbetering van de mensenrechtensituatie;

verzoekt de regering pas in te stemmen met het investeringsverdrag indien China een concrete en controleerbare stap heeft gezet ter verbetering van de mensenrechten;

roept de regering op om binnen de Europese Unie te spreken over mogelijke consequenties indien concrete vooruitgang op het gebied van de mensenrechten in China uitblijft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Helvert en Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2280 (21501-02).

De heer Van Helvert (CDA):

Misschien kunnen we deze motie samenvoegen met die van de heer Van Ojik, maar we moeten kijken of we dat in de tijd halen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Van Helvert (CDA):

Een motie over krijgsgevangenen Armenië.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Azerbeidzjan Armeense krijgsgevangen aanmerkt als terroristen;

overwegende dat vele rapporten en ooggetuigenverslagen, alsmede Azerbeidzjaanse video's op sociale media martelingen, vernederingen en geweldplegingen van gevangengenomen Armeense militairen en burgers laten zien;

constaterende dat Azerbeidzjan de overdracht van Armeense krijgsgevangenen vertraagt;

verzoekt de regering zich bilateraal en multilateraal maximaal in te spannen voor de vrijlating of overdracht van Armeense krijgsgevangenen en gevangengenomen burgers door Azerbeidzjan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Helvert en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2281 (21501-02).

De heer Van Helvert (CDA):

De derde motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in de Tigray-regio een bloedige burgeroorlog wordt uitgevochten waarbij op grote schaal mensenrechten worden geschonden;

overwegende dat voor miljoenen mensen in deze regio een hongersnood dreigt, maar humanitaire hulporganisaties niet tot het gebied worden toegelaten;

verzoekt de regering binnen de Verenigde Naties en de Europese Unie te pleiten voor meer druk op Ethiopië om het geweld te beëindigen en zo spoedig mogelijk internationale hulpverleners en noodhulp tot het gebied toe te laten;

verzoekt de regering tevens zich sterk te maken voor het opzetten van een VN-onderzoeksmissie en bewijzenbank om oorlogsmisdaden van betrokken partijen te kunnen onderzoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Helvert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2282 (21501-02).

Dank u wel, meneer Van Helvert. Mevrouw Karabulut heeft een vraag.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Zoals u weet, is er sprake van slavernij bij de realisatie en de organisatie van het WK voetbal van 2022 in Qatar. Duizenden mensen hebben zich doodgewerkt; die zijn gewoon dood. Er is sprake van slavernij. Ik stel voor om die spelen politiek te boycotten. Wat is de positie van de fractie van het CDA op dit punt?

De heer Van Helvert (CDA):

Het CDA deelt met de SP de mening dat het schandalig is wat daar gebeurt. Het kan niet zo zijn dat bij de bouw van voetbalstadions voor ons aller plezier duizenden mensen overlijden door slechte arbeidsomstandigheden. In de afgelopen vier jaar had het kabinet hier veel meer aan kunnen doen, ook qua handel, qua economische banden, maar dat is niet gebeurd; dat moeten we erkennen. Ik vind het niet opportuun om dat nou via het voetbalteam te doen en te zeggen dat dat niet mag gaan, terwijl we alle andere economische banden gewoon door laten lopen. Ik zou veel eerder zeggen: laten we het WK als hefboom gebruiken om samen met andere landen en samen met de FIFA de arbeidsomstandigheden daar te verbeteren. Als we nu zeggen dat alleen het Nederlands elftal niet mag gaan, en de rest wel, dan hebben we ons zwaarste middel al weggegeven zonder dat we er iets voor teruggevraagd hebben. Ik zou het dus veel meer in willen zetten als hefboom om iets te verbeteren, samen met andere landen, in plaats van er niet te zijn en dus ook niets te kunnen betekenen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Maar even scherp. Dit gaat er niet over dat wij hier uitspreken dat het Nederlandse elftal niet zou moeten gaan. Nee! Dit gaat over ónze verantwoordelijkheid als politiek, en wat wíj doen. Vinden wij het, ondanks al dat jarenlange overleg, normaal dat er sinds het begin van deze hele organisatie in 2010, per week ten minste twaalf mensen in die hitte sterven omdat het voetbal per se daar georganiseerd moet worden? En vindt de fractie van het CDA het oké dat dan onze regering of een afvaardiging daarvan, dat wellicht de koning, de minister, de minister-president, daar even lekker een biertje gaat drinken? Dáár gaat het over. Het gaat om de politieke stellingname.

De heer Van Helvert (CDA):

Het CDA deelt de boosheid over de situatie daar en vindt ook dat we daar iets aan moeten doen. Maar wij vinden het niet het juiste middel om te zeggen dat het Nederlands voetbalteam er niet aan mee mag doen. Wij zouden zeggen: gebruik het WK nu om daarnaartoe te gaan en ervoor te zorgen dat de situatie daar verbetert. Maar om alleen het voetbalspel te gebruiken om de situatie daar te verbeteren, vind ik echt veel te dun. Het CDA zou veel verder willen gaan. We moeten niet alleen het voetbalspel gebruiken om de situatie te verbeteren in Qatar, maar ook al onze economische banden. Dus ik vind het echt te dun om alleen te zeggen: wij willen de verschrikkelijke arbeidsomstandigheden en het feit dat er vele mensen daar in Qatar in de hitte sterven, alleen aanpakken met het voetbalspel. Dat vind ik veel te mager.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

De enige die hier dat voetbalteam misbruikt, is de fractie van het CDA. Want de heer Van Helvert noemt weer allerlei onwaarheden op. Door dat misbruik ontloopt de fractie van het CDA de eigen politieke verantwoordelijkheid. Maar bij China gaat het over exact hetzelfde punt bij de behandeling van de Oeigoeren, en daar pleit u voor een boycot van de winterspelen. Hypocriet!

De heer Van Helvert (CDA):

Hier zegt de SP echt iets wat niet waar is. Allereerst: de SP komt zelf met een motie waarin staat dat ons Nederlandse team niet mee mag doen aan het WK en dat het WK geboycot moet worden. Nou ja, zij komt met dat idee; het is niet ons idee. Ik snap de boosheid van de SP over de arbeidsomstandigheden daar, want die boosheid delen we. De SP zegt: nou, boycot dat WK. Dat is wellicht een goed gebaar, maar het CDA vindt dat veel te mager. Want niet alleen het voetbalspel moeten we inzetten om de arbeidsomstandigheden in Qatar te verbeteren, maar je moet het veel breder aanpakken. En dat had ook eigenlijk allang moeten gebeuren. Dus ik vind het onterecht om nu te zeggen: we gaan nou eens de voetballers aanpakken omdat die het moeten regelen. Ik vind dat we het breder in moeten zetten.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Karabulut. De heer Van Helvert beweert namelijk iets over de SP, dus nu moet ik mevrouw Karabulut weer het woord geven.

De heer Van Helvert (CDA):

Dat is niet erg; dat mag.

De voorzitter:

Ja, dat mag, maar we moeten verder.

Mevrouw Karabulut (SP):

Collega Omtzigt is heel erg bezig met verbetering van de omgangsvormen, maar nu gedraagt de heer Van Helvert zich als een mini-Trump. Ik zal hem het dictum voorlezen. De SP zegt op geen enkele wijze dat we het voetbalteam moeten verbieden of wat dan ook. De SP wijst op de politieke verantwoordelijkheid. Het dictum luidt: "verzoekt de minister in 2022 geen afvaardiging van de regering te sturen naar het WK." Dat is de eerste stap. Ik ben het met de heer Van Helvert eens dat we vervolgens nog veel verder moeten gaan en dat het absurd is dat we handelen met die Golfstaten terwijl we weten hoe ze daar met mensen omgaan. Dat ben ik hélemaal met de heer Van Helvert eens! Ik zie zijn voorstellen tegemoet. Maar wat zegt de fractie van het CDA op dít punt?

De heer Van Helvert (CDA):

"De regering mag niet naar het voetballen." Dat is wat de SP zegt. Dat vind ik te mager. We gaan het niet alleen over het voetballen hebben. We moeten het veel breder trekken. We moeten veel meer doen. Misschien kunnen we juist met de komst van onze regering of van onze koning wel afdwingen dat ze iets verbeteren. Als dat zo is, dan heb ik liever dat hij wél gaat.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Helvert.

De heer Van Helvert (CDA):

De SP gooit nu al het zwaarste middel ...

De voorzitter:

Ga nou niet weer …

De heer Van Helvert (CDA):

De SP zegt iets wat niet waar is over wat ik gezegd heb. U gaf net de SP het woord, dus ik wil wel antwoord geven. De SP gooit het zwaarste middel dat we hebben om iets te realiseren, al weg. Ze zegt: de koning mag in ieder geval niet gaan. Dan hebben we het zwaarste middel al weggegeven, zonder dat je daar iets voor terugvraagt. Dat is toch geen onderhandelen?

De voorzitter:

Oké, dank u wel!

De heer Van Helvert (CDA):

Als je iets wilt veranderen, dan moet je zeggen: wij willen dit, en dit drukmiddel gebruiken we.

De voorzitter:

Als u iets wilt rechtzetten, dan moet u het over uzelf hebben. Want elke keer dat u weer de SP noemt en dingen beweert, dan moet mevrouw Karabulut dat weer weerspreken. Dus wilt u dat niet meer doen? Laatste keer.

De heer Van Helvert (CDA):

Dat is volgens mij debat.

De voorzitter:

Nee, het is geen debat. Het is een VAO.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik constateer dat de fractie van het CDA op dit moment geen politieke actie wenst te ondernemen. We zijn sinds 2010 al bezig. De vorige keer, in juni, hadden we het nog over 4.000 doden. Het is nu al 6.500 en het werkelijke aantal ligt nog veel hoger. Ik vind het echt een schande en beschamend voor ons land als wij straks een officiële delegatie daarheen sturen en daarmee dit hele regime en de toestand witwassen.

De heer Van Helvert (CDA):

Dat wil niemand. Misschien komt het er ook wel van dat onze koning en de regering niet gaan, maar mevrouw Karabulut van de SP is het toch zeker met mij eens dat als de komst van onze koning ervoor kan zorgen dat we kunnen afdwingen dat de omstandigheden daar verbeteren, we toch willen, inclusief de SP, dat onze koning gaat?

De voorzitter:

Punt!

De heer Van Helvert (CDA):

En als dat niet zo is, dan gaat hij misschien ook wel niet. Dat kan een uiterste consequentie zijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Helvert!

Dan geef ik nu het woord aan de heer Sjoerdsma namens D66.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dank, voorzitter. Mijn eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet in beantwoording op Kamervragen d.d. 4 februari inzake het dossier Poch stelt dat nader onderzoek niet nodig is, vanwege de commissie;

verzoekt de regering de Rijksrecherche in te schakelen om het mogelijke lek uit het Poch-onderzoek en de mogelijke poging tot beïnvloeding te laten onderzoeken;

verzoekt de regering onder verwijzing naar artikel 68 van de Grondwet de Argentijnse rechtshulpverzoeken in de zaak Julio Poch, alle correspondentie over deze rechtshulpverzoeken en alle reisverslagen van de commissie inzake het dossier-Poch naar de Kamer te sturen;

verzoekt de regering tevens dit uiterlijk voor 1 maart te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma, Markuszower, Van Ojik en Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2283 (21501-02).

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Dan de verschrikkelijke situatie in Xinjiang, waar meer dan een miljoen Oeigoeren in detentiekampen zitten, waar gedwongen sterilisaties zijn, waar we deportaties zien via treinen. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland een voorvechter is van mensenrechten en zich hardmaakt tegen misdrijven tegen de menselijkheid;

overwegende dat China zich bezighoudt met handelingen die vallen onder Verenigde Naties-resolutie 260, inclusief het houden van strafkampen en het uitvoeren van maatregelen die bedoeld zijn om geboorten binnen een specifieke groep te voorkomen;

spreekt uit dat in China genocide plaatsvindt op de Oeigoerse minderheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma, Van Ojik, Van Helvert, Voordewind, Van Kooten-Arissen, Van den Hul, Krol, Kuzu, Van Otterloo, Van Raan en Karabulut.

Zij krijgt nr. 2284 (21501-02).

De heer Koopmans (VVD):

Met de heer Sjoerdsma vind ik het natuurlijk verschrikkelijk wat er gebeurt met de Oeigoeren. Ik ben ook dankbaar dat de heer Sjoerdsma de VVD heeft gesteund bij initiatieven om ook in Nederland, in Europa Oeigoeren te steunen. Maar, genocide: dan hebben we het over het uitroeien van een volk, massamoord. Dat zijn echt de allerergste dingen. Het lijkt mij dat het dan van belang is dat we dat goed onderzoeken en dat we daar dan een serieus debat over voeren, voordat we dat als parlement, op het laatste moment voor het verkiezingsreces, in een motie neerleggen. Is de heer Sjoerdsma het niet met mij eens dat het goed is als hier een serieus onderzoek naar zou komen en dat we dat hier in het parlement uitgebreid gaan bespreken? Die kans hebben wij de afgelopen maanden gehad. We hebben vaak debatten gehad. Om nu, op dit moment, te komen met een motie en te zeggen "er vindt genocide plaats", doet dat niet tekort aan de ernst van de situatie?

De heer Sjoerdsma (D66):

Integendeel, het onderstreept de ernst van de situatie. Er is niet nóg een onderzoek nodig. Er zijn tientallen onderzoeken van VN-organisaties, van mensenrechtenorganisaties. Er zijn zelfs foto's van de misstanden in China, gemaakt vanuit satellieten. Het ontbreekt niet aan bewijs. Het ontbreekt niet aan bewijsvoering. Het ontbreekt niet aan bewijsmateriaal. Het ontbreekt niet aan fotomateriaal. Het ontbreekt ook niet aan getuigenissen. Er is bewijs voor gedwongen sterilisaties. Er is bewijs voor gedwongen verkrachtingen.

De voorzitter:

Is deze discussie niet eerder gevoerd?

De heer Sjoerdsma (D66):

Er is bewijs voor het feit dat kinderen worden weggenomen bij hun ouders. Met andere woorden, er is bewijs dat er dingen, misstanden, plaatsvinden die passen binnen VN-resolutie 260. Daarmee sluit ik mij dus ook aan bij …

De voorzitter:

Tot slot, de heer Koopmans.

De heer Koopmans (VVD):

Voorzitter, u heeft gelijk dat deze discussie in zekere zin heel vaak is gevoerd. We hebben daar heel veel debatten over gehad en we zijn daarin ook vaak tot conclusies gekomen. Nu komt de heer Sjoerdsma op dit specifieke moment, op het laatste moment dat we hebben voor de verkiezingen, zonder dat we het daarvoor in een algemeen overleg of ergens anders daarover hebben gehad, met deze motie over de ernstigste misdaad die de mensheid kent. Ik wil dat graag heel erg serieus nemen. Via u, voorzitter, zeg ik dus in de richting van de heer Sjoerdsma: als we dit nou echt heel serieus nemen — de VVD vindt het buitengewoon ernstig wat er gebeurt; we komen daar steeds weer op terug, we willen steeds meer actie en we stellen allemaal dingen voor — is het dan niet veel beter om een uitspraak dat dit een genocide is, te doen nadat we dit in het parlement uitgebreid met alle bewijsvoering hebben besproken?

De voorzitter:

U heeft dat punt gemaakt, meneer Koopmans.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik snap het punt ook niet. Als de VVD hiertegen wil stemmen — daar lijkt het op — dan moet de VVD dat doen, net zoals de VVD-premier — tenminste, hij is vooralsnog premier — het niet eens was met het feit dat er persoonsgerichte sancties zouden moeten worden ingevoerd ten aanzien van deze misdaden. Ik zou dus eerder tegen de heer Koopmans willen zeggen: er is al zo veel over gesproken en er is al zo veel over gedebatteerd …

De voorzitter:

Ik merk dat jullie elkaar heel lang niet hebben gesproken.

De heer Sjoerdsma (D66):

Wat weerhoudt de VVD ervan om dit te steunen? Waarom kijkt de VVD weg als dit soort dingen gebeuren?

De voorzitter:

Jullie hebben elkaar heel lang niet gezien, hè? En nu dachten jullie …

De heer Koopmans (VVD):

Ik heb u gemist, voorzitter, maar dit debat is heel ernstig en als ik zo persoonlijk word aangesproken, dan mag ik daar even op reageren.

De voorzitter:

Ja, dan mag u iets terugzeggen.

De heer Koopmans (VVD):

We hebben heel vaak debatten gehad over de misstanden in Xinjiang. Het is buitengewoon ernstig. Juist omdat ik het zo ernstig vind, vind ik het zo ongepast om op het allerlaatste moment, zonder dat we hier een specifiek debat over hebben gevoerd, ineens zo'n motie te krijgen. Nog recentelijk heeft ook minister Kaag heel duidelijk gezegd wat zij vindt over het al dan niet doorgaan van handel voeren met China. Als de heer Sjoerdsma nu dan met deze motie komt, vraag ik mij af waarom. Waarom is dat nu en waarom is dat dan anders dan wat minister Kaag twee maanden geleden heeft gezegd?

De voorzitter:

Een korte reactie.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ja, ik zal echt een hele korte reactie geven, voorzitter, maar ik vind het echt stuitend, stuitend, dat de VVD hier doet alsof iets wat met genocide te maken heeft, ook maar op enige manier verbonden is met wat hier in Nederland aan politiek gebeurt. Dat is stuitend.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik zou de heer Koopmans willen aanraden om al het bewijsmateriaal dat hier is, tot zich te nemen, alle foto's eens te bekijken, getuigenissen te horen over wat daar gebeurt, in Xinjiang, en dán te zeggen: nee, wij steunen dit voorstel niet. Meneer Koopmans, we zullen straks bij de stemming zien wat de VVD doet.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dan zult u uw geweten moeten tonen aan de rest van Nederland.

Voorzitter, tot slot mijn laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland een voorvechter is van mensenrechten en zich hardmaakt tegen misdrijven tegen de menselijkheid;

overwegende dat China zich bezighoudt met handelingen die vallen onder VN-resolutie 260, de "genocideconventie";

verzoekt het kabinet om het Internationaal Olympisch Comité op te roepen de Olympische spelen van 2022 te verplaatsen indien China dit verschrikkelijke beleid voortzet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma, Voordewind en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2285 (21501-02).

Dank. Dan geef ik nu het woord aan de heer Kuzu namens DENK. Ik ben benieuwd met wie u in de zaal weer ... Want dat gebeurt elke keer. Dat was net met mevrouw Karabulut en de heer Van Helvert en met de heer Sjoerdsma en de heer Koopmans. U bent nu aan de beurt. Ik ben benieuwd. Gaat u staan. Dan merken we het wel. De heer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):

Dat gaat vanzelf, voorzitter. Moslims en Turkse Nederlanders zijn het helemaal zat om misbruikt te worden als inzet tijdens verkiezingscampagnes. Dat gebeurt te vaak. Dan hebben we het weer over een gelekt rapport van de NCTV, dan over een diplomatieke rel vlak voor de verkiezingen van 2017 en traditiegetrouw tovert de ChristenUnie vlak voor de verkiezingen een motie uit de hoge hoed over de Armeense kwestie.

Voorzitter. Historische waarheidsvinding doe je niet in het parlement. Dat moeten historici en juristen doen. Daarvoor is het nodig dat experts toegang krijgen tot de Armeense Dashnakarchieven. Het is kwalijk dat deze zeer complexe buitenlandse kwestie naar Nederland wordt geïmporteerd, waardoor groepen Nederlanders tegenover elkaar worden gezet en verdeeldheid wordt gezaaid. De fractie van DENK sluit zich daarom aan bij het standpunt van achtereenvolgende kabinetten, van Drees tot aan Van Agt, van Lubbers tot aan Kok, van Balkenende tot aan Rutte. Laatstgenoemde zei het eigenlijk heel treffend: ik voel me comfortabel bij de terminologie "Armeense kwestie". DENK zal daarom tegen de motie om de Armeense kwestie te erkennen als genocide stemmen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik hoop dat de heer Kuzu wel zijn huiswerk heeft gedaan. Dan kan hij overal hebben gelezen dat een brede afvaardiging van 112 wetenschappers al in 2000 gezamenlijk hebben geconstateerd dat de vreselijke Armeense genocide en dus geen Armeense kwestie heeft plaatsgevonden. Ik hoop dus dat de heer Kuzu zijn huiswerk nog een keer gaat doen.

De heer Kuzu (DENK):

Daarover kan ik zeggen dat de heer Voordewind als coalitiepartij deelname had aan een regering die eigenlijk vier jaar lang, in ieder geval vanaf 2017 tot 2021, deze term niet heeft gebruikt, maar sprak over "kwestie". De heer Rouvoet, die hij eerder aanhaalde en die in 2004 een motie heeft ingediend, zat ook in een kabinet en sloot zich vervolgens aan bij de term "kwestie". Vlak voor verkiezingstijd vind ik het niet gepast om dit weer zo op te rakelen waardoor groepen mensen weer tegenover elkaar worden geplaatst.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Kuzu (DENK):

Verder heb ik vier moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om een zaak aan te spannen bij het Internationaal Gerechtshof tegen China vanwege de door China gepleegde genocide op Oeigoeren;

verzoekt de regering tevens om ten minste 10.000 Oeigoeren op uitnodiging asiel te verlenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2286 (21501-02).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de economische samenwerking met aan het Myanmarese leger gelieerde organisaties en bedrijfsstructuren, op alle gebieden, per direct te stoppen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2287 (21501-02).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om Palestina als onafhankelijke staat te erkennen;

verzoekt de regering tevens om structureel 25 miljoen euro extra vrij te maken voor ontwikkelingssamenwerking met Palestina,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2288 (21501-02).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om de opstelling van Israël als het gaat om vaccinatiebeleid te hekelen en in internationaal verband te dwingen tot het aanbieden van vrijwillige vaccinatie aan Palestijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2289 (21501-02).

Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Koopmans namens de VVD.

De heer Koopmans (VVD):

Voorzitter. Wie bent u? Wie ben ik? Wie zijn wij? Wat doen we hier? En waarom doen we het? Die vragen stelde ik vier jaar geleden toen ik hier voor het eerst kwam. U bent natuurlijk de spelverdeler van het democratische spel dat we hier hebben. Ik ben, zoals wij allemaal eigenlijk, een tijdelijke passant in dit mooie instituut om de democratie verder vorm te geven. Wij zijn allemaal de tijdelijke bevolking die hier op hun eigen manier vecht voor wat wij vinden dat er in dit geval met het buitenlandbeleid moet gebeuren. Wat doen we dan? Wij vechten voor het buitenlandbeleid. We willen dat controleren. We willen dat mede vormgeven, allemaal op onze eigen manier. Ik zou willen zeggen dat we dat niet moeten doen op de manier van het strooien van de motregen van moties die we hier vaak zien.

De voorzitter:

U begon zo goed. Gaat u verder.

De heer Koopmans (VVD):

Dank, voorzitter. We moeten dus ook ophouden met de wereld voor de laatste keer te waarschuwen. Althans, ik zal dat nu voor de laatste keer op mijn manier doen. We moeten niet alleen maar dominee zijn, maar ook kijken naar de koopman in het verhaal, en vooral ook naar de generaal, want we moeten onszelf veilig houden.

Want waarom doen we het? Ik doe het vanuit de VVD-fractie dus vooral om de wereld veilig te houden. Dat is de topprioriteit. Daarnaast zou ik willen dat wij Nederland Nederland houden en dat wij opkomen voor welvaart en banen. Maar de geachte en geliefde collega's hier hebben natuurlijk allemaal hun eigen prioriteiten. Daar moeten wij hier over vechten en, voorzitter, dat doen we soms op een voor u frustrerende manier.

De voorzitter:

Nou, dat valt wel mee.

De heer Koopmans (VVD):

Maar wij proberen, denk ik, allemaal wel om op onze eigen manier vorm te geven aan die democratisch rechtsstaat. En daar hebben wij onze eigen ideeën bij, onze eigen prioriteiten. Het is soms leuk, het is soms moeilijk, het is soms lastig, het is soms hard, maar het is altijd belangrijk. Daarom wil ik uitspreken dat wij het in ieder geval allemaal doen voor Nederland, dat wij het allemaal doen voor de mensen die ons hebben gekozen en dat wij het ook doen voor de mensen die ons niet hebben gekozen.

Voorzitter. Omdat ik dat vier jaar heb mogen beleven onder uw voorzitterschap, wil ik u daarvoor bedanken. Maar daar wil ik ook de collega's voor bedanken. Ik wil ook de minister bedanken voor zijn grote rol in dit spel en, via u, natuurlijk ook alle mensen die dit verder hebben ondersteund.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koopmans. Ik denk dat het fijn is dat u als laatste sprak, want het was een soort afscheidsspeech. U bent hier inderdaad, tenminste als spreker, voor het laatst. Maar dat geldt ook voor de heer Voordewind, voor de heer Wörsdörfer — hij voert nu niet het woord, maar hij heeft dat wel vanochtend gedaan — voor de heer Van Ojik en voor mevrouw Karabulut.

Er komt gewoon een heel mooi afscheid. Jazeker! Dit is de speech van de heer Koopmans. Mijn speech komt nog. Ik hou de spanning erin.

Dank jullie wel. Ik kijk even naar de minister. Vijf minuten schorsing? Dan doen we dat.

De vergadering wordt van 16.44 uur tot 16.48 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister van Buitenlandse Zaken het woord.

Minister Blok:

Dank u wel, voorzitter. Ik kan het toch niet laten om nog even stil te staan bij het feit dat dit dan toch waarschijnlijk de laatste keer voor de verkiezingen is dat ik met mijn geliefde commissie Buitenlandse Zaken, althans in deze samenstelling, mag verkeren. De breedte van de ingediende moties past helemaal in de traditie van onze debatten. In die traditie past ook dat ik naar beste vermogen de tour om de wereld zal doen waar u mij om vraagt. Maar bij een enkel onderdeel zal ik erop wijzen dat de motie zo verstrekkend is dat een VAO niet helemaal de logische plaats is om daarover een eindafweging te maken.

Na die toelichting allereerst de motie van mevrouw Karabulut, met een groot aantal andere ondertekenaars, op stuk nr. 2272, over de vrijlating van gekozen parlementariërs in Turkije. Ik ben het met de indieners eens dat parlementariërs in vrijheid hun werk moeten kunnen doen. Dat is ook iets wat ik zowel bilateraal aan de orde heb gesteld als in de Raad van Europa en de Europese Unie. Deze motie laat ik dus ook graag aan het oordeel van de Kamer over.

Dan de tweede motie van mevrouw Karabulut, met drie anderen, op stuk nr. 2273. Deze verzoekt de minister om geen afvaardiging van de regering te sturen naar het WK in Qatar en hierover in overleg te gaan met andere landen. De arbeidsomstandigheden in Qatar bij de bouw van de stadions hebben inderdaad aanleiding gegeven, niet alleen tot grote zorg maar ook tot gesprekken door mijzelf en mijn mensen over verbetering ervan. We hebben gelukkig ook een aantal stappen gezien, bijvoorbeeld de inschakeling van de ILO, de Internationale Arbeidsorganisatie, maar het blijft een punt van aandacht. Het niet-afvaardigen van een Nederlandse officiële delegatie naar het wereldkampioenschap is een vermenging van politiek en sport die naar mijn overtuiging echt onverstandig is. Je moet, zoals we dat tot op heden ook gedaan hebben, zo'n wereldkampioenschap juist gebruiken als gelegenheid om de gewenste verbeteringen te realiseren. Dus deze motie ontraad ik.

Dan de derde motie.

De voorzitter:

Eerste even de derde en dan krijgt u de gelegenheid om erop te reageren, mevrouw Karabulut.

Minister Blok:

De motie op stuk nr. 2274 verzoekt de regering niet in te stemmen met de Europese Vredesfaciliteit. Deze motie had mevrouw Karabulut inderdaad aangekondigd tijdens het overleg over de Raad Buitenlandse Zaken. Ik heb toen aangegeven dat deze Europese Vredesfaciliteit de mogelijkheid biedt om Europese missies te financieren die bijdragen aan vredes- en stabilisatieoperaties. Er is serieus en lang onderhandeld, omdat Nederland ook voldoende waarborgen wilde hebben. Die hebben we ook gekregen, bijvoorbeeld in de vorm van unanimiteitsbesluitvorming. De Kamer is er overigens ook steeds over geïnformeerd. Dit kan echt geen verrassing zijn. Daar zijn steeds Europese BNC-fiches over geweest. Dus per saldo is dit een instrument dat naar de mening van de regering past binnen de internationale ambities die de Europese Unie ook hoort te hebben. Daarom ontraad ik deze motie.

Mevrouw Karabulut (SP):

De minister zegt, overigens niet geheel onverwachts voor mij, dat hij gewoon een afvaardiging wil sturen naar Qatar, omdat hij die wil gebruiken om de situatie te verbeteren. Ik wil erop wijzen dat juist deze aanpak er sinds 2010 toe heeft geleid dat ten minste 6.500 mensen zich dood hebben moeten werken en als slaven zijn behandeld. Wat gaat deze aanpak nu anders opleveren dan misschien iedere week weer tien doden erbij? Gemiddeld zijn het meen ik zo'n twaalf doden per week sinds 2010.

Minister Blok:

Ik gaf aan dat de arbeidsomstandigheden in Qatar niet alleen reden tot zorg zijn, maar dat dit ook geleid heeft tot het aanspreken van Qatar daarop, ook door mijzelf. We zijn nog niet in een situatie waarin de arbeidsomstandigheden vergelijkbaar zijn met die in Nederland of West-Europa, maar we hebben voortgang gezien, bijvoorbeeld doordat de Internationale Arbeidsorganisatie daar is toegelaten. Ik heb ook zelf gesproken met de Internationale Arbeidsorganisatie tijdens mijn bezoek aan Qatar. Ik ben het dus eens met mevrouw Karabulut als ze zegt: het werk is niet gedaan. Ik ben het echt oneens met mevrouw Karabulut als ze zegt: er is niets gebeurd. Dat leidt mij dus ook tot de eindconclusie dat we verder moeten gaan op de ingezette weg en dat we de mogelijkheid moeten gebruiken die dat wereldkampioenschap biedt om Qatar verder de goede kant op te laten bewegen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik constateer dus dat de Nederlandse regering zich neerlegt bij het feit dat er wekelijks ten minste tien arbeiders omkomen door het werken in de hitte en onder erbarmelijke omstandigheden. Dat is een constatering, evenals dat de Nederlandse regering door daarnaartoe te gaan in 2022 de verantwoordelijken voor al deze doden legitimeert. Ik heb een vervolgvraag aan de minister. Hij zegt: dit gebruiken wij om te verbeteren. Met welke instrumenten gaat de minister het dan wel anders doen? Gaat hij bijvoorbeeld het bedrijfsleven aanspreken en oproepen om niet meer te handelen? Gaat hij in gesprek met de KNVB en zeggen: dit is er aan de hand, mensen, wat gaan we doen? Of zegt hij eigenlijk: het is erg, we praten, er verbeteren wat dingen maar het is nou eenmaal zo dat mensen doodgaan door het werken aan de bouw van die stadions, die daarna vermoedelijk weer zullen worden afgebroken?

Minister Blok:

Zoals altijd kiest mevrouw Karabulut op de haar geheel eigen wijze haar eigen woorden. Alle demagogische onderdelen daarvan laat ik ook geheel voor haar rekening. Mevrouw Karabulut vraagt mij of ik het Nederlandse bedrijfsleven hier verder op ga aanspreken. Wij vragen altijd van het Nederlandse bedrijfsleven om de internationale regels rond maatschappelijk verantwoord ondernemen te hanteren wanneer het een beroep doet op ondersteuning door de Nederlandse overheid, dus ook wanneer het bijvoorbeeld in het kader van een delegatie rond zo'n wereldkampioenschap met ons optrekt. Dat zal ook nu weer het geval zijn.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik meen dat er volgende week, of zeer binnenkort, een handelsmissie gepland staat naar Qatar rondom dit hele evenement. Er zijn mensen die hun loon niet uitbetaald hebben gekregen. Ik herhaal het nog maar eens een keer: mensen worden als slaven behandeld. Waarom zegt de minister dan niet: we gaan niet, tenzij u alle lonen heeft uitbetaald? Want het is zo schandalig dat de schulden bij hun werkgever van degenen die zijn komen te overlijden op last komen van het gezin, dat dus hun man en hun vader is kwijtgeraakt. Waarom zegt de minister dan niet: wij gaan niet en wij gaan die handelsdelegatie niet doorzetten net zo lang tot al deze misstanden zijn opgelost?

Minister Blok:

De keuze die mevrouw Karabulut zou willen maken, is dat je de contacten verbreekt en van de zijlijn toekijkt hoe de misstanden blijven bestaan, want in jouw plaats zullen anderen gaan. Dat is duidelijk een andere keuze dan de regering maakt. De regering maakt de keuze om de contacten te gebruiken die je hebt om verbeteringen te bereiken. We hebben belangrijke stappen gezet. Er is nog veel te doen. Daarom onderhouden we die contacten ook.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Blok:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 2275 ingediend door de heer Voordewind met anderen. Die verzoekt de regering om zo spoedig mogelijk het eerlijke aandeel van deze groep — dat gaat om migranten op de Griekse eilanden — te herplaatsen vanuit Griekenland naar Nederland. Dit onderwerp is met grote regelmaat in deze Kamer bediscussieerd en volgens mij door de Kamer zelf controversieel verklaard. In lijn met de uitspraken die collega Broekers-Knol hier eerder over heeft gedaan, ontraad ik deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 2276 van de heren Voordewind en Bruins, die de regering verzoekt geen onderscheid te maken bij etikettering van producten afkomstig uit gebieden die volgens de VN dezelfde status hebben. Deze motie heb ik een aantal keren langs zien komen, maar niet in de overleggen waarover dit VAO gaat. Het zal de Kamer niet verrassen dat mijn antwoord wel hetzelfde is als de vorige keren dat deze motie langskwam, namelijk dat er een uitspraak is van het EU-Hof over het toepassen van informatie over het gebied van oorsprong, specifiek ook de bezette gebieden, en dat we ons als Nederland aan een rechterlijke uitspraak daarover houden als die er is. Of we die uitspraak nou leuk vinden of niet: dat is de rechtsstaat. Deze motie moet ik ontraden.

De voorzitter:

De laatste motie en dan krijgt u de gelegenheid, meneer Voordewind.

Minister Blok:

Ik kom dan op de motie op stuk nr. 2277 van de heer Voordewind en een groot aantal anderen, die de regering verzoekt de Armeense genocide te erkennen. Het begrip "genocide" heeft een enorme lading, omdat het gaat over de meest gruwelijke misdrijven die er gepleegd zijn. Dat betekent dus dat het standpunt van de Nederlandse regering, zoals de Kamer dat ook kent, en van het overgrote deel van de internationale juridische gemeenschap en andere regeringen is, dat als je tot die zware kwalificatie wil overgaan, er sprake moet zijn van verankering ofwel in een VN-resolutie ofwel in een uitspraak van een internationaal gerechtshof, gebaseerd op gedegen onderzoek. Er is geen twijfel over dat er in 1915 verschrikkelijke moordpartijen hebben plaatsgevonden specifiek op de Armeense bevolking, maar er is geen sprake van de toetsing aan de drie criteria die ik net noemde. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

De heer Voordewind, korte vraag.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Misschien feitelijk even een correctie met betrekking tot de vorige motie, want daar voert Nederland een dubbelbeleid. Ten aanzien van Marokkaanse producten uit de Westelijke Sahara voeren we hier geen etikettering door en voor producten uit Samaria en Judea wel.

Mijn tweede punt gaat over de Armeense genocide. De minister weet ook heel goed dat wij ten tijde van de Armeense genocide geen VN-orgaan hadden, laat staan dat we daar uitspraken van VN-instellingen over konden krijgen. Dus dat argument is lastig vol te houden.

Minister Blok:

Wat betreft het eerste punt: de motie over de etikettering verzoekt de regering geen onderscheid te maken bij etikettering van producten afkomstig uit die gebieden die volgens de VN dezelfde status hebben. Dat betekent dat er geen aanduiding mag zijn op een etiket dat producten uit de bezette gebieden komen. Dat zegt die motie terwijl de rechter heeft gezegd dat dat moet. Dat is echt in strijd met de rechtsstaat. Dit valt echt onder de categorie: als er een rechterlijke uitspraak is, dan is het stadium van wel of niet leuk vinden voorbij. Dan moet je die uitvoeren.

Als het gaat het om de vraag of de moordpartijen uit 1915 voldoen aan de juridische, volkenrechtelijke criteria voor genocide, dan heeft de heer Voordewind gelijk dat 1915 voor de oprichting van de VN is maar dat doet niet af aan het feit dat nog steeds een oordeel gevraagd kan worden aan de VN of een internationaal hof, gecombineerd met uitgebreid onderzoek. Omdat die niet voorhanden zijn, wordt niet voldaan aan de voorwaarden daarvoor. Dat is niet alleen mijn constatering, want deze discussie wordt op allerlei plaatsen politiek en juridisch gevoerd, waarbij steeds deze criteria gehanteerd worden.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Blok:

Ik kom op de motie op stuk nr. 2278 van de heren Van Ojik en Sjoerdsma over de situatie in Tigray. De motie verzoekt de regering het initiatief te nemen om in EU-verband samen met de VS en de Afrikaanse Unie op hoog politiek niveau bij de Ethiopische regering te interveniëren met als doel beëindiging van geweld, toegang tot humanitaire hulp en bescherming van de vluchtelingen. Dit is de inzet van de Nederlandse regering. Zowel premier Rutte als ikzelf hebben dat ook rechtstreeks in onze contacten met de Ethiopische minister-president en minister overgebracht. Afgelopen maandag zijn we uitgebreid bijgepraat door de Finse minister Pekka Haavisto, die ons ook vertegenwoordigt als EU en die ook helaas het beeld schetste dat die humanitaire toegang, laat staan een staakt-het-vuren nog lang niet aan de orde zijn. Dus dat betekent dat er nog veel werk te doen is. Dat is ook de reden dat ik deze motie overlaat aan het oordeel van de Kamer.

Dan de volgende motie, van de leden Van Ojik en Van den Nieuwenhuijzen. In die motie staan drie verzoeken. Ten eerste om alle Nederlandse bedrijven met activiteiten in China op te roepen hun toeleveringsketens te onderzoeken op mogelijke links met de onderdrukking van Oeigoeren en hun dringend te verzoeken om al hun zakelijke banden met Xinjiang te beëindigen. Ten tweede om onder geen beding in te stemmen met het EU-China investeringsverdrag zolang er geen toegang is voor onafhankelijke waarnemers tot Xinjiang. Ten derde om bij de Europese Commissie aan te dringen op een tijdelijke importstop van producten uit China met een hoog risico op een verband met de onderdrukking van Oeigoeren.

Dit is de eerste van een aantal moties over de situatie van de Oeigoeren, een situatie die zonder meer zeer zorgelijk is. Er is daar sprake van ernstige mensenrechtenschendingen. Dat is ook de reden dat Nederland, zowel in rechtstreekse contacten met China als in de Mensenrechtenraad, in de Europese Unie en op alle plaatsen waar we internationaal actief zijn, China oproept de mensenrechtenschendingen te staken.

In deze motie wordt de regering gevraagd om een aantal specifieke Nederlandse maatregelen te nemen, namelijk om Nederlandse bedrijven verplichtingen op te leggen. Ik vind dat dit soort maatregelen altijd in internationaal verband genomen moeten worden. Nederlandse bedrijven moeten zich ook hier, net als zo-even bij Qatar aan de orde was, houden aan de voorschriften voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Over het EU-China investeringsverdrag komt zo meteen nog een aparte motie, maar we — ik en iedereen — bevinden ons nog steeds in de situatie dat we de precieze tekst van het verdrag niet kennen. We kennen die alleen in grote lijnen. Dat is voor mij de reden, bij deze motie en de andere moties die erover gaan, om te zeggen: liefst aanhouden, maar mocht dat niet gebeuren, dan moet ik ze ontraden.

Het derde verzoek betreft een importstop zolang er geen toegang is voor onafhankelijke waarnemers tot Xinjiang. Ik vind echt dat we in Europees verband zorgvuldig gelijk op moeten trekken en niet nu als Nederland een aparte positie in moeten nemen. Per saldo ontraad ik deze motie dus, maar dat doet niets af aan de inzet van de Nederlandse regering om China aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid voor de Oeigoeren.

De voorzitter:

Een korte vraag, meneer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

De minister zegt dat hij vindt dat we vooral in Europees of internationaal verband moeten optrekken. Dat is precies de reden waarom in het derde deel van het dictum staat: probeer dat nou bij de Europese Commissie te regelen. De motie bepleit dus niet dat Nederland dat alleen doet, maar dat we dat als Europese Commissie doen. Importeer in Europa niet langer katoen die met dwangarbeid door Oeigoeren in Xinjiang is geproduceerd. Hetzelfde geldt eigenlijk voor het EU-China investeringsverdrag. Het punt is: het verdrag is een politiek signaal. Los van de inhoud, zou je bijna kunnen zeggen, moet je jezelf de vraag stellen of je China op dit moment zo'n verdrag wilt gunnen. Ik zou de minister dus willen vragen of hij wil ingaan op het politieke signaal van dat verdrag.

De voorzitter:

Een korte reactie, minister.

Minister Blok:

Ik blijf het zorgvuldig vinden. Ik begrijp heel goed wat de heer Van Ojik zegt over het sluiten van een verdrag: dat is altijd een signaal over de bredere relatie. Maar volgens mij hoort daarbij dat je ook niet in de situatie wilt komen dat je geen enkel verdrag meer kunt sluiten zolang je het niet totaal met elkaar eens bent. Dan kan ik het grootste deel van mijn ministerie in ieder geval naar huis sturen. Je zal heel vaak verdragen sluiten met landen waarmee je het op veel terreinen niet eens bent, juist omdat je uiteindelijk ook gedeelde belangen hebt.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Blok:

Voor dit specifieke verdrag blijft gelden dat de Kamer en ik wel de hoofdlijnen kennen, maar niet de precieze inhoud. Over deze motie — dat is niet nieuw en dat zal ook gelden voor de volgende motie die erover gaat — zeg ik dus: houd haar liefst aan totdat we de inhoud van dat verdrag kennen. Mocht de indiener daartoe niet bereid zijn, dan moet ik haar toch ontraden.

En dan kom ik meteen bij de motie op stuk nr. 2280 van de heer Van Helvert en de heer Sjoerdsma, die precies hierover gaat. De motie verzoekt de regering pas in te stemmen met het investeringsverdrag indien China concrete en controleerbare stappen heeft gezet ter verbetering van de mensenrechten. Ook hier is mijn verzoek allereerst om haar aan te houden totdat we die tekst voor ons hebben, maar als die bereidheid er niet is, moet ik haar ontraden.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 2281.

Minister Blok:

Die is ook van de heer Van Helvert, samen met de heer Voordewind, en verzoekt de regering zich bilateraal en multilateraal maximaal in te spannen voor vrijlating of overdracht van Armeense krijgsgevangen en gevangengenomen burgers door Azerbeidzjan. Er zijn aanhoudende berichten dat nog niet alle krijgsgevangen zijn overgedragen. Overigens zijn die berichten er over beide zijden. Al eerder heb ik over dit conflict aangegeven dat beide partijen zich moeten houden aan internationaal recht en oorlogsrecht. Als ik de motie dus zo mag uitleggen dat de Nederlandse regering zich zal inzetten voor vrijlating van alle krijgsgevangen, dan kan ik haar aan het oordeel van de Kamer laten.

De voorzitter:

Heel kort, de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Omdat de heer Van Helvert even weg is, zeg ik dat ik denk dat we daarmee kunnen instemmen.

Minister Blok:

Dan is het: oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 2282 van de heer Van Helvert gaat ook over de situatie in Tigray. Hij verzoekt de regering zich sterk te maken voor het opzetten van een VN-onderzoeksmissie en -bewijzenbank om oorlogsmisdaden van betrokken partijen te kunnen onderzoeken. Deze motie laat ik graag aan het oordeel van de Kamer.

De motie op stuk nr. 2283 van de heer Sjoerdsma en anderen gaat in op informatie rond het onderzoek inzake de heer Poch en verzoekt onder meer om rechtshulpverzoeken. Hierover moet ik echt ruggenspraak houden met de collega van Justitie en Veiligheid. Ik vraag de heer Sjoerdsma dus om haar aan te houden.

De voorzitter:

En anders?

Minister Blok:

Anders moet ik haar ontraden.

De voorzitter:

De volgende motie.

Minister Blok:

De motie op stuk nr. 2284 is een motie aan de Kamer zelf en spreekt uit dat in China genocide plaatsvindt op de Oeigoerse minderheid. Ik wijs er voor de positie van de regering op dat ook hier geldt dat de regering vindt dat voordat het zeer zwaarwegende oordeel "genocide" gebruikt kan worden, er sprake moet zijn van een oordeel van de VN of van een internationaal hof, gecombineerd met gedegen onderzoek, en dat we daar op dit moment niet over beschikken.

De motie op stuk nr. 2285 is ook van de heer Sjoerdsma, met anderen, en vraagt om het Internationaal Olympische Comité op te roepen de Olympische spelen van 2022 te verplaatsen indien China dit verschrikkelijke beleid voortzet. In lijn met wat ik net aangaf over het gebruiken van een groot internationaal sporttoernooi om onmenselijke situaties en mensenrechtenschendingen aan de orde te stellen, vind ik ook voor deze Olympische Spelen gelden dat we die moeten gebruiken om China, daar waar dat nog steeds nodig mocht zijn in 2022, aan te spreken op wat er gebeurt. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

Een korte reactie, de heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ook omdat deze reactie niet strookt met staand kabinetsbeleid. Het staand kabinetsbeleid is dat het kabinet wil dat er bij toewijzing van grote sportevenementen, of dat nou de wereldkampioenschappen voetbal zijn of de Olympische Spelen, nadrukkelijk gebruik wordt gemaakt van het criterium mensenrechten. Vanuit dat oogpunt, vanuit dat kabinetsbeleid — misschien moet u dat nog overleggen met uw collega die over sport gaat — zou u deze motie volgens mij oordeel Kamer kunnen geven.

Minister Blok:

Die toewijzing heeft al plaatsgevonden, lang geleden, dus dit brengt mij niet tot een ander oordeel.

Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 2286 van de heer Kuzu, die de regering verzoekt om een zaak aan te spannen bij het Internationaal Gerechtshof tegen China vanwege de door China gepleegde genocide op Oeigoeren en verzoekt ten minste 10.000 Oeigoeren op uitnodiging asiel te verlenen. Het dictum spreekt al uit dat er sprake is van genocide. Ik heb aangegeven welke criteria daarvoor worden gehanteerd. We gaan niet op voorhand, zonder een aanvraag te hebben ontvangen, asiel verlenen. Er wordt in Nederland asiel verleend aan mensen die aan de criteria daarvoor voldoen. Dat geldt dus ook voor mensen die deel zijn van de Oeigoerse minderheid en daar terecht een beroep op kunnen doen. Dus deze motie ontraad ik.

De motie op stuk nr. 2287 verzoekt de regering om de economische samenwerking met aan het Myanmarese leger gelieerde organisaties en bedrijfsstructuren op alle gebieden per direct stop te zetten. Afgelopen maandag hebben we in de Europese Raad Buitenlandse Zaken gelukkig overeenstemming bereikt over aanvullende sancties tegen verantwoordelijken voor de coup in Myanmar. Daarbij is steeds de afweging: hoe tref je de verantwoordelijken en niet de gewone Myanmarees? Deze motie is zo breed geformuleerd, dat die gaat over alle vormen van samenwerking met organisaties. Dat zijn er nogal wat, waar duizenden gewone Myanmarezen hun brood verdienen. Daarom ontraad ik deze motie.

De motie op stuk nr. 2288 vraagt geld vrij te maken bij Ontwikkelingssamenwerking. Dat is niet mijn budget, dus ik zou willen vragen om die motie in te dienen bij de collega die daarover gaat. Ik kan haar alleen maar ontraden.

De motie op stuk nr. 2289 gaat over het vaccinatiebeleid van Israël in de bezette gebieden. Dat is eerder aan de orde gesteld, ik dacht door mevrouw Karabulut en mevrouw Van den Hul. Dat was voor ons ook aanleiding om de Israëlische regering daarop aan te spreken. Het internationale recht brengt naar onze overtuiging met zich mee dat een bezettende macht moet zorgen voor een goede toegang tot gezondheidszorg. Dat heeft dus plaatsgevonden. We zien inmiddels gelukkig ook de eerste leveringen daar plaatsvinden. Deze motie vraagt daarbovenop "te hekelen en te dwingen". Dat vormt wat mij betreft geen goede aanvulling op de stappen die wij al gezet hebben, dus deze motie ontraad ik.

De heer Kuzu (DENK):

Over het stoppen met de economische samenwerking met bedrijven die gelieerd zijn aan het Myanmarese leger: beseft de minister dat die bedrijven worden gebruikt om het Myanmarese leger te spekken, waardoor er Rohingya zijn uitgemoord, waardoor er een coup heeft kunnen plaatsvinden en waardoor er allerlei misstanden plaatsvinden? Dat heeft te maken met de economische samenwerking met bedrijven, terwijl de Verenigde Staten de samenwerking met die bedrijven hebben opgeschort. Waarom kan de Europese Unie dat niet en waarom kan Nederland zich daar niet voor inspannen?

Minister Blok:

Er zitten een aantal heel grote stappen in de redernering van de heer Kuzu. Hoe dan ook, het gaat om bedrijven die weliswaar in handen zijn of kunnen zijn — daar heeft de heer Kuze gelijk in — van mensen die verantwoordelijk zijn voor mensenrechtenschendingen en voor de coup. Tegelijkertijd is ook waar dat bij zo'n bedrijf nog steeds duizenden hele gewone Myanmarezen werken, die zelf niet schuldig zijn aan wat daar gebeurt, die er het slachtoffer van zijn en die gewoon in hun levensonderhoud moeten voorzien. Vandaar dat zowel bij mijn Europese collega's als bij mijzelf de conclusie is: we kiezen voor gerichte sancties, gericht op de individuen zelf of heel specifiek op onderdelen van het leger, maar niet — zoals deze motie echt vraagt — op alle instellingen, ook als je daarmee dus duizenden onschuldige Myanmarezen treft.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we als het goed is over een aantal uren stemmen. Ik dank de minister en ik dank de woordvoerders.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven