27 Mijnbouw

Aan de orde is het VAO Mijnbouw (AO d.d. 11/10).

De voorzitter:

We zijn toe aan het VAO Mijnbouw. Ik geef het woord aan de heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit internationaal onderzoek, waar ook TNO aan deelnam, blijkt dat de methaanuitstoot bij de gaswinning in Groningen groter is dan werd aangenomen;

constaterende dat dit komt doordat er gebruik wordt gemaakt van berekeningen en schattingen, in plaats van dat er structureel wordt gemeten;

verzoekt de regering om een landelijk meetprogramma naar de Nederlandse methaanemissies en -lekkages in te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg, Akerboom en Beckerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 140 (32849).

De heer Wassenberg (PvdD):

De heer Akerboom zal mij hier voorlopig, de komende maanden, opvolgen in dit dossier.

De voorzitter:

U blijft toch wel Kamerlid?

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik blijf wel Kamerlid, maar wij hebben een verandering van portefeuille. Ik blijf voorlopig hier in de Kamer, zeker.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Wassenberg (PvdD):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voorgenomen gaswinning onder de Waddenzee vanuit Ternaard is geselecteerd voor de pilot "omgevingsmanagement";

constaterende dat deze pilot gericht is op het betrekken van lokale belanghebbenden bij besluiten over fossiele mijnbouw;

constaterende dat de bewoners grote zorgen hebben geuit over de voorgenomen gaswinning;

overwegende de kwetsbaarheid van de Waddenzee;

verzoekt de regering de wens van de betrokkenen serieus te nemen en niet te starten met het boren naar gas onder de Waddenzee,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg, Akerboom en Beckerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 141 (32849).

De heer Wassenberg (PvdD):

Mijn derde en laatste motie gaat over de kleine gasvelden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de onrust bij inwoners rondom kleine gasvelden toeneemt;

overwegende dat geen garanties over de toekomst kunnen worden gegeven;

overwegende dat de veroorzaker van de Groninger ellende zich niet begaan toont met de inwoners van ons land;

van mening dat het noodzakelijk is vaart te zetten achter de energietransitie;

verzoekt de regering te stoppen met alle nieuwe initiatieven tot het boren naar gas,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Beckerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 142 (32849).

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Wassenberg. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Agnes Mulder namens het CDA.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter, dank. In Limburg is jaren na de steenkoolwinning schade ontstaan aan huizen. De vorige minister van Economische Zaken heeft dat onderzocht en bevestigd waar het gaat om schade die veroorzaakt is door de steenkoolwinning. De vraag was dus niet of het mijnbouwschade was, want ook de Tcbb heeft dat destijds geconcludeerd. Het probleem was dat de vorige minister niet bereid was de schade te vergoeden uit het Waarborgfonds. Dat ging in tegen de nadrukkelijke wens van het CDA. De minister had als argument dat het ging om schade die verjaard was. Daar was het CDA het niet mee eens. Mijnbouwschade mag wat ons betreft niet verjaren en het kan ook niet zo zijn dat de samenleving lapt voor de schade die eigenlijk betaald zou moeten worden door de veroorzakers ervan. Daarom is het CDA heel erg blij met de uitspraak van de rechter over de verjaring van de mijnbouwschade in Limburg. De rechter heeft geconcludeerd dat de schade niet is verjaard. Gaat de minister deze schades nu na jaren van procederen zo snel mogelijk uitkeren uit het Waarborgfonds?

Daarnaast is er ook nog een aangehouden motie van ons waarmee wij de regering verzoeken om ervoor te zorgen dat mijnbouwschade niet langer verjaart. Ik blijf erbij dat op deze wijze inwoners meer rechtszekerheid wordt gegeven, terwijl de risico's voor mijnbouwbedrijven te overzien zijn, doordat wij het Waarborgfonds mijnbouwschade hebben. De uitspraak biedt gelukkig soelaas voor de huidige schadegevallen in Limburg, maar mogelijk niet voor andere schades in de toekomst. Graag een reactie van de minister op deze eerder ingediende motie om mijnbouwschade niet langer te laten verjaren.

Voorzitter. Ik zie dat ik nog een paar seconden heb. Dan wil ik nog graag de minister bedanken dat hij bezig gaat met de pilot van Harlingen, om te kijken hoe je omgaat met mijnbouw, hoe je naar nulsituaties kijkt en welke maatregelen er nodig zijn, samen met de gemeenschap. Die gemeenschap is in principe bereid om over te gaan tot mijnbouwactiviteiten, maar hoe neem je de lokale mensen daarin mee? Ik zou het heel erg op prijs stellen als de minister de pilot van Harlingen serieus oppakt met de mensen uit Harlingen en daar een succes van maakt.

Voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Agnes Mulder. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Beckerman namens de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel, voorzitter. De eerste motie gaat over het niet-verjaren van mijnbouwschade.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de rechtbank in Roermond uitgesproken heeft dat de mijnbouwschade van twee inwoners van de gemeente Kerkrade niet is verjaard;

overwegende dat de minister dit proefproces als leidraad zou gebruiken bij verdere besluitvorming;

constaterende dat niet kan worden vastgesteld wanneer schade is ontstaan;

verzoekt de regering de verjaringstermijn niet langer te gebruiken en te zorgen dat alle mijnbouwschade en waardevermindering van de huizen rechtvaardig wordt vergoed;

verzoekt voorts niet in hoger beroep te gaan en voortvarend te werken aan de totstandkoming van een schaderegeling voor de rest van Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 143 (32849).

Mevrouw Beckerman (SP):

Dan mijn volgende motie, over Farmsum.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het afgelopen jaar meerdere incidenten hebben plaatsgevonden op het tankenpark van de NAM in Farmsum;

van mening dat de omwoners daarmee al meerdere malen hebben blootgestaan aan verhoogde of te hoge concentraties benzeen;

van mening dat de NAM het niet zo nauw neemt met de veiligheidsvoorschriften;

van mening dat met zulke gevaarlijke en giftige stoffen geen risico's genomen moeten worden;

overwegende dat alle bezigheden van de NAM de provincie geld kosten en nagenoeg niets opleveren;

verzoekt de regering een afbouwplan te maken van alle NAM-activiteiten in Groningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman, Wassenberg en Nijboer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 144 (32849).

Mevrouw Beckerman (SP):

Dan een motie over een afbouwplan voor zout.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ook zoutwinning kan leiden tot aardbevingen;

constaterende dat er gesproken wordt over risico's betreffende het ontstaan van sinkholes;

overwegende dat bijvoorbeeld in Groningen sprake is van gestapelde mijnbouw;

overwegende dat de gevolgen van gestapelde mijnbouw nog niet in kaart zijn gebracht;

verzoekt de regering een afbouwplan te maken voor de zoutwinning in Nederland, waarbij op zeer korte termijn gestopt wordt met gestapelde mijnbouw en dit plan voor te leggen aan de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 145 (32849).

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik heb nog 35 seconden voor de laatste motie, over grote bedrijven van het gas af.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat grote, vervuilende bedrijven nog niet zo veel actie ondernemen om van het Groningse gas af te gaan;

van mening dat juist deze vervuilende bedrijven relatief een grote bijdrage kunnen leveren aan het dichtdraaien van de kraan in Groningen;

verzoekt de regering sancties op te leggen aan die bedrijven die zich niet inzetten om van het gas af te gaan, ten bate van het bedrijf dat als eerste volledig duurzaam werkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman, Nijboer en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 146 (32849).

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik heb nog elf seconden over, maar die laat ik.

De voorzitter:

Dank je wel. De heer Sienot namens D66.

De heer Sienot (D66):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat veiligheid bij zoutwinning voorop moet staan;

constaterende dat het Staatstoezicht op de Mijnen concludeert dat het gebruik van dieselolie bij zoutwinning kan leiden tot milieuverontreiniging en dat er gezocht moet worden naar alternatieven;

overwegende dat het onwenselijk is om dieselolie onder de Waddenzee te gebruiken;

verzoekt de regering zich in overleg met de betrokken bedrijven in te spannen voor het uitfaseren van dieselolie bij zoutwinning uiterlijk in 2021 of anders zo snel mogelijk, en te stimuleren dat alternatieven worden gevonden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sienot, Wassenberg en Beckerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 147 (32849).

Dank u wel, meneer Sienot. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van der Lee namens GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Waddenzee een uniek natuurgebied is en de status van werelderfgoed heeft;

constaterende dat het gebruik van diesel voor zoutwinning risico's met zich meebrengt;

verzoekt de regering het gebruik van diesel voor de winning van zout niet toe te staan onder de Waddenzee,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Lee. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 148 (32849).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de NAM slechts één opruimboortoren bezit voor de sanering van oude winningsgebieden;

overwegende dat het hierdoor lang kan duren voordat een winningslocatie wordt opgeruimd;

verzoekt de regering aan te dringen bij de NAM op het aanschaffen van extra opruimboortorens voor de sanering van oude wingebieden en de zoutwinningsbedrijven aan te sporen tot extra capaciteit voor sanering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Lee. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 149 (32849).

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Lee. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Yeşilgöz-Zegerius namens de VVD-fractie.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Dank u, voorzitter. Ik kan het heel erg kort houden, omdat mevrouw Mulder de vraag al heel goed heeft gesteld die de VVD-fractie ook zou willen stellen. Het gaat over de uitspraak van de rechter in Limburg aangaande de verjaring van de schade aldaar. De rechter heeft dat afgewezen. Ik wil daar heel graag een reactie van de minister op. Ik heb begrepen dat er al een brief binnen is, maar ik heb die nog niet goed kunnen lezen. Het lijkt mij goed als we hier duidelijk kunnen meegeven aan iedereen in Limburg wat de stand van zaken is en hoe we hiermee om zullen gaan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Yeşilgöz. Tot slot de heer Nijboer namens de PvdA.

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb allereerst een vraag aan de minister. Ik dacht eerst "ik stel schriftelijke vragen", maar toen dacht ik: ik zie hem in dit debat, dus misschien kan hij die beantwoorden. Ik kreeg vandaag een bericht van ENGIE dat er te veel laagcalorisch gas naar Frankrijk en België geëxporteerd zou worden, dat er daar onnodig veel wordt afgezet en dat het gas vervolgens wordt omgezet in hoogcalorisch gas. Daar schrok ik wel van, dus ik dacht: ik kan daar schriftelijk opheldering over vragen, maar ik kan het ook direct aan de minister vragen; als dat niet klopt, kan hij die geruchten direct uit de wereld helpen en als het wel klopt, dan vraag ik hem om dat direct uit te zoeken en direct stop te zetten.

Voorzitter. Dan kom ik op mijn motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er mensen zijn die geconfronteerd worden met gestapelde mijnbouw, zoals gaswinning en/of zoutwinning;

overwegende dat zij van het kastje naar de muur worden gestuurd;

verzoekt het kabinet ervoor te zorgen dat mensen die schade ondervinden door gestapelde mijnbouw dezelfde rechten hebben als mensen die door de gaswinning in Groningen zijn getroffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Nijboer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 150 (32849).

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De laatste motie moet nog worden gekopieerd. Ik schors de vergadering voor twee minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister het woord.

Minister Wiebes:

Voorzitter. Ik loop de moties af. Zoals denk ik gewisseld in het debat, ook met de heer Wassenberg, heb ik over het meetprogramma voor methaanemissies SodM om advies gevraagd. Mogelijkerwijs komt uit dat advies precies de portee van deze motie, maar dat weet ik niet zeker. Daar wil ik eerst het SodM-advies voor zien. Ik zou de heer Wassenberg in overweging willen geven om de motie op stuk nr. 140 aan te houden en er in een later stadium over te stemmen. Anders moet ik haar ontraden, omdat ik niet vooruit kan lopen op een advies dat ik nog niet heb.

De motie op stuk nr. 141 verzoekt de regering de wens van de betrokkenen serieus te nemen en niet te starten. De wens betrokkenen serieus nemen, betekent allereerst dat we wat mij betreft de procedure in moeten. Dat hele omgevingsproces duurt nog ruim een jaar. Boren is het eerste jaar of zelfs de eerste jaren überhaupt niet aan de orde. Mijn wens is om eerst de procedure normaal af te lopen en daarmee ontraad ik deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 142 over een verbod op alle gaswinning in en rond de Waddenzee. Daarover staan heldere passages in het regeerakkoord. Daar houd ik het bij en dat betekent dat ik deze motie moet ontraden.

Dan is er de vraag van mevrouw Mulder hoe het nu zit met die uitspraak en of ik daartegen in beroep moet. Dat zou hooguit om principiële redenen kunnen zijn, omdat die natuurlijk een heel grote betekenis heeft en tegen iets heel principieels oploopt. Maar los van elk beroep en onafhankelijk van de uitkomst daarvan, moeten deze mensen hun schade nu vergoed krijgen. Dus ook als er sprake zou zijn van een hoger beroep en als dat eventueel gewonnen zou worden, vind ik nu toch dat deze mensen, die hiervoor gestreden hebben, hun schade vergoed moeten krijgen. En over wat er dan verder moet, ben ik gewoon nog aan het nadenken. Deze uitspraak is verstrekkend. Dat wil niet zeggen dat we daar niets mee moeten, maar wel dat ik het nu nog niet even uit mijn mouw schud.

De voorzitter:

Korte vraag, mevrouw Agnes Mulder.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Bedoelt de minister dan, om even heel precies te zijn, dat die vergoeding komt uit het Waarborgfonds?

Minister Wiebes:

Ja.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dank voor deze heldere toezegging.

De voorzitter:

Gaat u verder, minister. Hebt u nog een vraag over een motie, meneer Wassenberg?

De heer Wassenberg (PvdD):

Ja. Ik heb even zitten wikken en wegen. Bij de motie op stuk nr. 140 zegt de minister dat hij die ontraadt, omdat hij het SodM heeft gevraagd om onderzoek. Kan hij aangeven op welke termijn hij een antwoord van SodM verwacht? Ik heb nog een week om de motie eventueel aan te houden, maar ik zou wel willen weten op welke termijn we daar iets over weten.

Minister Wiebes:

Dat vind ik een redelijke eis. Ik denk dat het nuttig is om naar aanleiding van sommige dingen sowieso een brief te sturen. Ik dacht de heer Amhaouch ook een verlangen had, dus laten we proberen om even deze twee dingen in een briefje te vatten en dat zo snel mogelijk weg te sturen.

De voorzitter:

Wat doet u met de motie op stuk nr. 140, meneer Wassenberg?

De heer Wassenberg (PvdD):

Die houd ik vooralsnog niet aan. Daar heb ik nog een week de tijd voor. Die brief vind ik belangrijk, maar ik ga even in de fractie overleggen over wat we hiermee doen. Dank.

De voorzitter:

Dat is goed.

Minister Wiebes:

Dan de motie op stuk nr. 143 van mevrouw Beckerman met het verzoek om niet in hoger beroep te gaan. Daar ben ik nog niet uit. Ik wil ook de vrijheid hebben om daarover na te denken.

De voorzitter:

Mevrouw Agnes Mulder heeft eerst nog een vraag.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Ja, voorzitter. Dank. Ik had ook nog een vraag gesteld over een eerder ingediende motie. Gaat de minister daar op een later moment op in?

Minister Wiebes:

Nee, sorry. Dat moet nu even dan.

De voorzitter:

Welke motie was dat?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Dat is een motie van mij die ik heb aangehouden, omdat we zouden wachten op de uitspraak. Die verzoekt de regering om er zorg voor te dragen bij zaakschade als gevolg van mijnbouwactiviteiten die optreden bij natuurlijke personen op hun verzoek ook een schadevergoeding toe te kennen ten laste van het Waarborgfonds mijnbouwschade indien deze rechtsvordering tot vergoeding van schade met een beroep op de wet verjaard is. Is dat wat de minister nog verder wil bekijken?

Minister Wiebes:

Dat heb ik nog in beraad. Ik denk dat ik daar eerder van heb gezegd: wacht op de uitspraak, houd haar nog even aan. Ik wil mevrouw Mulder verzoeken om deze nog even aan te houden tot ik met een oordeel kom over hoe we hier nu mee verder gaan.

De voorzitter:

En weet u binnen welke termijn?

Minister Wiebes:

Nee. Dat weet ik nog niet, want ik ben net begonnen met de overweging. Het is gisteren van de pers gekomen geloof ik, dus ik kan het nog niet precies zeggen.

De voorzitter:

Kunt u dat ook meenemen in de brief aan de Kamer?

Minister Wiebes:

Dat zal ik ook meenemen in de brief. Dan hebben we al drie dingen voor de brief.

Mevrouw Beckerman en de heer Wassenberg vragen in de motie op stuk nr. 143 om niet in hoger beroep te gaan. Daar ben ik nog over in beraad. Het tweede deel van de zin zou ik overigens ondersteunen, maar daarmee moet ik toch deze motie op dit moment ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 144, over Farmsum.

De voorzitter:

Ik wil eigenlijk voorstellen dat de minister alle moties behandelt en dat u dan het woord krijgt, mevrouw Beckerman.

Minister Wiebes:

De motie op stuk nr. 144 en de motie op stuk nr. 145 zijn zeer rigide moties om alles te stoppen. Die moet ik allebei ontraden.

De motie op stuk nr. 146 van mevrouw Beckerman vraagt om sancties op te leggen aan bedrijven. Ik wil wel zeggen dat ik zeer binnenkort zal bepalen of het nodig is om toch wat wettelijke steun te geven en wat minder vrijblijvende instrumenten te hebben om bedrijven te laten omschakelen op ander gas dan wel te laten verduurzamen. Daar ben ik nog niet helemaal uit. Daar ben ik nog even over bezig. Daar moet zeer binnenkort een brief over komen. Ik moet de motie hier nog even ontraden, omdat ik ook over de vorm er nog niet uit ben. Die sancties zijn wat mij betreft nu dus nog even niet aan de orde. Ze zou de motie ook kunnen aanhouden.

Mevrouw Beckerman (SP):

Over de motie over de mijnschade in Limburg: u zegt eigenlijk heel makkelijk dat u nog nadenkt over dat hoger beroep. Dat steekt ons wel een klein beetje. Deze mensen wachten al heel lang. Het gaat natuurlijk niet alleen over deze twee mensen. Dit was een proefproces. Daarvan is gezegd: dat wachten we af. En nu zegt u eigenlijk: ik denk erover om mensen weer te laten afwachten. Wat let u om nu onze motie oordeel Kamer te geven en niet in hoger beroep te gaan?

Minister Wiebes:

Het is erg vers. Het heeft enorme consequenties. De consequenties voor de mensen waar het om gaat, wil ik gewoon zekerstellen. Die mensen krijgen nu gewoon de schade vergoed.

Mevrouw Beckerman (SP):

Het zijn er twee.

Minister Wiebes:

Ja, dat is waar, maar de consequenties zijn niet klein. Ik moet hier dus echt gewoon even over nadenken, maar ik zal dit als een aansporing beschouwen.

Mevrouw Beckerman (SP):

Maar dit is wel een heel vaag antwoord, "de consequenties zijn groot". Ja, natuurlijk. Deze mensen zitten al heel lang met schade. Niet alleen de twee die nu hun zaak hebben gewonnen, waarmee ik ze van harte feliciteer ...

Minister Wiebes:

Ik ook.

Mevrouw Beckerman (SP):

... maar veel meer mensen. Ik kan echt niet uit de woorden van de minister afleiden waarom we nu nog langer zouden wachten en mensen nog langer in onzekerheid zouden laten. Ik begrijp het gewoon niet.

Minister Wiebes:

Omdat het hele grote consequenties heeft en de uitspraak nog heel vers is. Die moeten even overdacht worden.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Wiebes:

Ik ben beland bij de motie op stuk nr. ...

De voorzitter:

147.

Minister Wiebes:

Ja, op stuk nr. 147: "het uitfaseren van dieselolie uiterlijk in 2021 of anders zo snel mogelijk". Ik dank de heer Sienot voor zijn voorzichtige redenering, die tegelijkertijd wel degelijk een aansporing is. Ik laat het oordeel Kamer.

Iets minder voorzichtig is de motie op stuk nr. 148 van de heer Van der Lee, denk ik. Als we dat per direct zouden doen, dan zou dat zonder meer negatieve milieugevolgen hebben. Dan bereiken het zout en eventuele hulpstoffen namelijk de andere aardlagen, dus per direct is dat onverstandig. Maar als de heer Van der Lee zich net zo behoedzaam wil uitdrukken als de voorganger, dan kan ik daar wel mee leven. Maar de motie in deze vorm moet ik ontraden.

De motie op stuk nr. 149 van de heer Van der Lee. Het Nederlandse milieubeleid zit zo in elkaar dat je de saneringen zo veel mogelijk probeert te laten aansluiten op de bedrijfsvoering en dat je alleen een hoger tempo omarmt waar het risicovol is of om meer urgentie vraagt. Dat is op dit moment niet het geval. Het tempo zoals het nu ligt, vraagt dus niet om een tweede opruimboortoren.

De vraag over ...

De voorzitter:

En het oordeel?

Minister Wiebes:

Sorry, ik ontraad de motie.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Over de eerste motie heb ik nog een vraag. Dat gaat dus over de diesel. U had ook nog een brief toegezegd. In de motie van D66 wordt er over 2021 of daarna gesproken. Dat vind ik wel weer heel lang duren. Is er niet een mogelijkheid dat uit onderzoek van SodM en de sector blijkt dat diesel sneller door een alternatief kan worden vervangen? SodM noemt al stikstof. Kunnen we dan op een eerdere datum uitkomen waarop diesel niet mag worden gebruikt voor zoutwinning onder de Waddenzee?

Minister Wiebes:

Het is heel wel mogelijk dat dat uit het onderzoek komt, maar ik heb het nog niet. Laten we, zodra het onderzoek er is, daar met verstand naar kijken en kijken wat er kan. Ik geloof dat er niet heel veel fans in deze Kamer zitten van het overvloedig gebruik van dieselolie onder de grond of onder de Waddenzee. Dat is echt niet het geval. Maar het moet wel kunnen. Daarvoor wacht ik dat onderzoek af. Uiterlijk medio 2019 zou dat onderzoek er kunnen zijn, en misschien eerder. Dan blijkt misschien dat het makkelijker is dan we denken en dan kan de datum misschien ook naar voren. Maar dat weet ik nu nog niet.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dan ga ik de motie aanhouden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 149?

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Nee, op stuk nr. 148.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van der Lee stel ik voor zijn motie (32849, nr. 148) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Wiebes:

Dank daarvoor.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik heb nog een opmerking over de motie op stuk nr. 149. De minister kan er niet omheen dat de NAM een gigantisch reputatieprobleem heeft in Nederland. Dat is onder andere te danken aan het feit dat bepaalde gebieden waar men al heel lang wacht op sanering, niet echt snel gesaneerd worden. Daar kun je heel rationeel naar kijken en zeggen: dat komt op termijn wel en er is geen haast bij. Maar ik denk dat die haast er juist wel in gelegen is om wat te doen aan de reputatie van de NAM. Mag ik dan nog een keer een klemmend beroep doen op de minister om dat aspect mee te wegen in zijn oordeel over deze motie?

Minister Wiebes:

We gaan niet aan de hand van deze motie het Nederlandse milieubeleid herijken. Ik ben ook niet de hoeder van het imago van de NAM. Ik heb er geen enkel probleem mee om deze wens aan ze over te brengen, zo ze die wens al niet kennen. Maar ik ga niet hier verantwoordelijkheid nemen voor het imago van de NAM. Daar gaan ze toch echt zelf over. Wij gaan over het Nederlandse milieubeleid.

De voorzitter:

De heer Van der Lee, tot slot.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Ik hoor de minister de toezegging doen dat hij de wens wil overbrengen. Dat zou ik graag geëffectueerd zien en ook willen horen wat de reactie van de NAM is. Dan zal ik tot die tijd de motie aanhouden.

Minister Wiebes:

Goed. Ik laat het de heer Van der Lee weten.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van der Lee stel ik voor zijn motie (32849, nr. 149) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Wiebes:

Op de ENGIE-vraag weet ik uit mijn hoofd het antwoord niet. Hij is eerder langs gekomen. Dit heeft een jaar geleden gespeeld; ongeveer dezelfde vraag. Ik meen dat er toen geen sprake was van dit fenomeen, maar ik check het even precies, ook volgens de laatste stand. We zijn heel druk bezig met allerlei landen om de gasvraag naar beneden te brengen, waar het om laagcalorisch gaat. Daar hebben we denk ik geen andere agenda. Maar dat kan mooi in datzelfde briefje.

Dan de motie op stuk nr. 150 van de heer Nijboer: verzoekt het kabinet ervoor te zorgen dat mensen die schade ondervinden door gestapelde mijnbouw, dezelfde rechten hebben als mensen die door de gaswinning in Groningen zijn getroffen. Kijk, we hebben gezegd dat als gevallen van mogelijk gestapelde mijnbouw zich melden bij het Groningse loket, we dan daarvoor, voor zover ze in Groningen wonen, een eenloketfunctie zullen vervullen. Maar dezelfde rechten is dan net op een belangrijk punt in elk geval niet het geval. Dat gaat over het bewijsvermoeden. Daarvan heeft het kabinet eerder gemeld dat dat echt voorbehouden is aan de Groningse situatie, omdat die heel bijzonder is. Dat willen we niet landelijk hanteren. Daarmee kan ik deze motie geen oordeel Kamer geven. Als het de zorg van de heer Nijboer is dat er versnipperd wordt gewerkt, dan wil ik die zorg wel wegnemen.

De heer Nijboer (PvdA):

Stel, je woont in Kiel-Windeweer, je hebt schade en ze zeggen: het komt door zoutwinning en niet door gaswinning. Geldt die omkering van die bewijslast dan? Dat is het probleem. Dan zit je weer in diezelfde situatie als inwoner. Dan wordt er verwezen naar de Nedmag. Dan zitten die mensen in dezelfde prut. Vandaar deze motie.

Minister Wiebes:

De mensen in Groningen die door eventuele zoutwinning schade oplopen, zitten in dezelfde positie als overal elders in het land. Daar waar het gaat om mogelijke invloed van gaswinning zitten de Groningers in een betere positie als het gaat om rechtspositie en een slechtere positie als het gaat om seismiciteit. Dat zijn de heer Nijboer en ik, denk ik, geheel met elkaar eens. Dat is de situatie zoals het kabinet die bedoeld heeft. Bij gestapelde mijnbouw kan je niet helemaal van dezelfde rechten spreken waar het gaat om de zoutwinnings ... Sorry. Laten we het zo zeggen: de zoutrechten zijn niet gelijk aan de gasrechten in Groningen, want dat is een superieure positie. Die is ook verdiend en volkomen logisch. Daar is helemaal geen discussie over. Maar dat zijn niet de rechten die iedereen heeft. Daarmee heeft deze groep meer waarborgen. Daar hebben wij ook zo voor gekozen. Daarom kan ik deze motie niet oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Ouwehand

Naar boven