4 Vragenuur: Vragen Kuzu

Vragen van het lid Kuzu aan de minister van Defensie over het bericht "Tweede man Dutchbat III: bijna misdadig dat regering ons naar Srebrenica stuurde".

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Voorzitter. Dit bericht werd afgelopen zaterdag gepubliceerd in de Volkskrant. Mijn eerste vraag aan de minister is wat zij van dit bericht vindt.

Het drama van Srebrenica is een van de grootste drama's van het Europese continent, misschien wel het grootste sinds de Tweede Wereldoorlog. Dat is in de eerste plaats zo voor de slachtoffers en hun nabestaanden, maar zeker ook voor al die Dutchbatmilitairen die een verloren strijd bleken te strijden, waarna 8.000 moslimmannen, midden in Europa, op gruwelijke wijze werden vermoord. Deze twee groepen, de nabestaanden van de slachtoffers en de Dutchbatmilitairen, verdienen duidelijkheid, bijvoorbeeld over de vraag waarom die verwachte luchtsteun er toch niet kwam. Velen denken dat deze het drama had kunnen voorkomen. Is de enclave door Dutchbat en is Dutchbat door de Verenigde Naties opgegeven om de 340 Franse en Britse gegijzelde blauwhelmen te beschermen? Of speelden er andere belangen mee?

Het NIOD concludeerde recentelijk dat er geen geheime afspraken zijn gemaakt tussen de Verenigde Staten, Frankrijk en Groot-Brittannië om geen luchtsteun te geven. Wel werd er akkoord gegaan met een VN-besluit. Onze VN-ambassadeur was daarvan op de hoogte. Waarom zegt oud-minister Voorhoeve dan dat hij niet heeft geweten van de opschorting van de luchtsteun? Schortte het aan de communicatie tussen onze VN-ambassadeur en de regering, of klopt het onderzoek niet?

Minister Hennis-Plasschaert:

Voorzitter. Dank voor de gestelde vragen. Er verschijnen heel veel interviews en artikelen in de media over wat zich toentertijd heeft afgespeeld. Het lijkt me heel verstandig als ik niet op ieder individueel artikel ga reageren. Ik denk dat de heer Kuzu heel goed weet dat het lot van Dutchbat en in het bijzonder dat van Dutchbat III mij zeer aan het hart gaat. Daarom heb ik er ook specifiek aandacht voor gevraagd tijdens de afgelopen Veteranendag.

Wat het NIOD-rapport uit 2003 en het recente vervolgonderzoek van het NIOD betreft: ik laat de conclusies van het NIOD aan het NIOD. Ik was, met alle respect, niet van plan om een en ander in het vragenuurtje even over te doen. Het NIOD heeft namelijk een zeer goede reputatie en heeft degelijk werk afgeleverd. Ik wens dat niet in dit vragenuurtje in twijfel te trekken.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

In de eerste plaats is het niet zomaar iemand die afgelopen zaterdag een interview heeft gegeven. Het is de tweede man die de leiding had over Dutchbat. Ik daag de minister dus nogmaals uit om te proberen hierover een oordeel te vellen.

In de tweede plaats heeft het NIOD inderdaad een onderzoek gedaan. Het concludeert dat er geen geheime afspraken zijn gemaakt tussen de drie landen. Onze VN-ambassadeur zegt echter in hetzelfde rapport dat hij daar niet van op de hoogte was. In het verleden heeft oud-minister Voorhoeve te kennen gegeven dat hij niet wist van de opschorting van het besluit. Heeft dat dan misschien gelegen aan de communicatie tussen onze ambassadeur in de Verenigde Naties en de minister?

De minister heeft er op de Veteranendag aandacht voor gevraagd. Ze heeft gezegd dat de missie op voorhand onuitvoerbaar was. Begrijpt de minister dat dit een klap is voor de nakomelingen van slachtoffers en van ex-Dutchbatters? Wat bedoelt zij met deze uiting? Bedoelt zij dat de missie met de kennis van nu niet uitvoerbaar bleek? Of bedoelt zij dat de missie onzorgvuldig is voorbereid en dat de militairen dus op een onzorgvuldige wijze op missie zijn gestuurd? Wat gaan we leren uit het laatste NIOD-rapport voor andere missies die we in de toekomst gaan uitvoeren?

Minister Hennis-Plasschaert:

Ik schrik toch een beetje van deze vragen tijdens een simpel mondeling vragenuurtje. Het NIOD heeft in het jaar 2003 een enorm rapport geschreven. Onlangs heeft er, naar aanleiding van een zeer gevoelige kwestie, een vervolgonderzoek plaatsgevonden. Dat is met heel inzet, nauwkeurigheid en volle concentratie gebeurd. Nogmaals, ik wens de conclusies van het NIOD hier niet in twijfel te trekken.

Dan kom ik op wat ik heb gezegd in mijn speech op de Veteranendag. De heer Voorhoeve zei hier vanochtend over: de minister heeft vast bedoeld de Dutchbat III-gemeenschap een hart onder de riem te steken. Mijn antwoord hierop is: dat klopt. Het woord "onuitvoerbaar" is niet bepaald nieuw, anders had ik het ook nooit gebruikt. Het is reeds uitgedragen in 2003 in het kabinetsstandpunt. Ik zal het nu niet citeren, maar het is allemaal terug te vinden. Het ging ook over het enquêterapport en het debat daarover op 18 juni 2003. Ook in het eerste NIOD-rapport op bladzijde 3140 kan de heer Öztürk deze terminologie al terugvinden. Het past niet om dit nu even via een een-tweetje weer helemaal op te rakelen. Waar het om gaat, is dat het NIOD zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en dat wij zorgvuldig dienen om te gaan met Dutchbat III-mensen die op dit moment nog steeds met problemen kampen. Ik hecht daar zeer aan en wens dat, nogmaals, niet even in het mondelinge vragenuurtje op deze manier te behandelen.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Het is ook niet mijn bedoeling om de conclusies uit het NIOD-rapport in twijfel te trekken; laat daar geen misverstand over bestaan. Het is een onderzoek geweest, het is lijvig geweest en er staan inderdaad ook conclusies in die we met elkaar kunnen bespreken. Ik begrijp dat de minister geen antwoord wenst te geven op mijn vraag, omdat ze het misschien te kort vindt of omdat ze er misschien niet op voorbereid is, maar dan probeer ik het over een andere boeg. De minister heeft op de Veteranendag ook gesteld dat de gevolgen van die afschuwelijke gebeurtenissen van 1995 in Srebrenica tot op de dag van vandaag worden gevoeld. Dan zou je aan de minister ook de uitdaging kunnen overlaten of zij daar dan toch op wenst te reageren. Dat geldt natuurlijk voor de duizenden slachtoffers en de nakomelingen van de slachtoffers, maar ook voor al die Nederlandse jongens die op missie waren.

Een laatste punt. We zien dat op 11 juli de gebeurtenissen in Srebrenica worden herdacht. Daarvoor wordt een mobiel monument van stalling gehaald op het Plein in Den Haag. Mijn afrondende vraag aan de minister is of zij bereid is om daar een permanent monument voor te maken voor de Dutchbatters en de slachtoffers, omdat dit meer recht doet aan de vreselijke gebeurtenissen waar wij ook een verantwoordelijkheid in hebben gehad. Wil zij zich daarvoor in het kabinet hard maken?

Minister Hennis-Plasschaert:

In de afgelopen jaren is er ontzettend veel gezegd en geschreven over Srebrenica en Dutchbat III. Er zijn conclusies getrokken en daar wordt weer op gereageerd. Er zijn mensen daar en hier, bijvoorbeeld leden van Dutchbat III, die zich nog altijd in de steek gelaten voelen. Zij verdienen onze aandacht en zorg. Dat is waarom ik met onder anderen onze eigen minister-president in 2015 in gesprek ben gegaan met de Dutchbatgemeenschap. Daaruit zijn acties voortgekomen. Volgens mij is de Kamer daarover geïnformeerd. Of dat per brief is gebeurd, weet ik even niet, maar dat is in ieder geval wel tijdens het debat gedaan. Ik zie de goede bedoelingen van de heer Kuzu, maar toch wil ik hem vragen allereerst de NIOD-rapporten goed te lezen en daarnaast ook de brieven die hierover naar de Kamer zijn verstuurd, nogmaals tot zich te nemen.

De heer Knops (CDA):

Ik heb een beetje hetzelfde ongemakkelijke gevoel als de minister, omdat dit een onderwerp is dat een normaal debat verdient. De vragen van de heer Kuzu zijn voor een deel wel terecht of verdienen op zijn minst een volwaardig debat met de Kamer en dan zouden we het op die manier moeten inregelen en niet via het mondelinge vragenuurtje. Maar goed, we staan hier toch. De minister is opeens verbaasd dat er zo veel commotie is, maar een deel van die commotie is terug te voeren op de uitspraken die deze minister zelf gedaan heeft. Daar heeft de heer Kuzu ook aan gerefereerd. Mijn vraag aan de minister is of die uitspraken dan wel zo handig waren en of zij niet voor een deel de oorzaak zijn van de discussie die vandaag weer oppopt.

Minister Hennis-Plasschaert:

Op verzoek van de Dutchbatgemeenschap ben ik bereid geweest om met diezelfde Dutchbatgemeenschap in gesprek te gaan met de minister-president. Daaruit is een aantal acties voortgekomen. Daarin heb ik aangeboden om bijvoorbeeld op de afgelopen Veteranendag extra aandacht te geven aan wat toentertijd is gebeurd. Ik vond dat passend, evenals de vertegenwoordigers van de Dutchbatgemeenschap die daar aanwezig waren. Vervolgens stel je een speech op en kijk je natuurlijk heel goed naar wat eerder is gezegd, juist om voorzichtig te opereren als het gaat om de gevoelens van de gemeenschap en de gevoelens van anderen die hierbij eventueel betrokken waren of zijn.

Ik noem even kort hier op wat in het eerste NIOD-rapport staat. "Zo werd Dutchbat in de praktijk uitgezonden op een missie met een zeer onhelder mandaat." "Naar een gebied omschreven als een safe area zonder dat daarvan een duidelijke definitie bestond." "Om vrede te handhaven waar geen vrede was." "Zonder diepgaande informatie in te winnen bij voorgangers in de enclave." "Zonder adequaat te zijn opgeleid voor deze specifieke taak in die specifieke omstandigheden." "Nagenoeg verstoken van militair-politiek inlichtingenwerk om de intenties van de strijdende partijen te peilen." "Onder onvoldoende gefundeerd vertrouwen in de bereidheid om het luchtwapen in te zetten." "Zonder een duidelijke vertrekstrategie."

In datzelfde rapport — ik noemde net al pagina 3140 — werd de term "onuitvoerbaar" al gebruikt. Natuurlijk, dan heb ik het vooral over Dutchbat III, toen de Bosnische Serviërs hadden gesloten om de VN-resoluties aan hun laars te lappen en duidelijk werd dat die missie onuitvoerbaar werd. Dit spreekt uit het NIOD-rapport. Dit verzin ik niet zelf. Dit is ook behandeld tijdens de kabinetsreactie in het jaar 2003 en dit is ook later steeds weer aan de orde gekomen. Kortom, ik heb herhaald wat al veel eerder breed gedeeld werd en wat was bedoeld als hart onder de riem van de Dutchbatgemeenschap. Ik heb die dag niets nieuws gezegd. Sterker nog, ik heb gequoot vanuit het NIOD-rapport 2002.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik mis toch een antwoord op het tweede deel van mijn laatste vraag. Dat ging over het monument. Er wordt nu op 11 juli een mobiel monument van stal gehaald. Is de minister bereid om zich ervoor in te zetten dat daar een permanent monument van wordt gemaakt? Dat hoeft zij niet vandaag toe te zeggen. Ik vraag alleen of zij bereid is om daarvoor een inspanning te plegen in het kabinet.

Minister Hennis-Plasschaert:

Wij hebben dit jaar nieuwe afspraken gemaakt over het hijsen van de vlag. Dat hebben wij in goed overleg gedaan met de Dutchbatgemeenschap. Deze wens is mij niet bekend. Ik zal dat met de vertegenwoordigers van de Dutchbatgemeenschap bespreken.

Maar even voor alle duidelijkheid: een monument lost niet alles op. Het gaat erom dat we duidelijke taal spreken over wat er toentertijd is gebeurd en wie welke verantwoordelijkheid op welk moment daarvoor heeft genomen.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Zeker, het monument lost het probleem niet op. Dit is niet alleen een verzoek van ex-Dutchbatters, maar ook van de nabestaanden van de slachtoffers.

Mevrouw Belhaj (D66):

Dit is toch wel een bijzonder debat dat is aangevraagd door een politieke partij die niet voor het ministerie van Defensie is.

Ik heb de volgende vraag aan de minister. Zou het, nu al die interviews in de krant verschijnen, niet verstandig zijn om dat gesprek nog een keer aan te gaan en ons daar wellicht weer over te informeren? Anders blijven het verschillende verhalen.

De voorzitter:

De heer Kuzu heeft een punt van orde.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik heb een punt van orde en een persoonlijk feit. DENK is niet tegen Defensie, DENK is voor een andere invulling van de taakstelling van Defensie.

Minister Hennis-Plasschaert:

Het is bijna verleidelijk om de begrotingsbehandeling hier over te doen.

De voorzitter:

Nee, dat gaan we niet doen.

Minister Hennis-Plasschaert:

Dat dacht ik al.

Ik wil tegen mevrouw Belhaj zeggen dat het niet bij één gesprek is gebleven. Er is sprake van een permanente dialoog tussen Defensie en vertegenwoordigers van de Dutchbatgemeenschap. Die dialoog verloopt goed. Natuurlijk zijn er altijd wensen en zijn er ook weer mensen die zich onvoldoende vertegenwoordigd voelen, maar we blijven daar een vinger aan de pols houden. Ik zal de Kamer te zijner tijd, in ieder geval voor de verkiezingen, een update doen toekomen over waar we nu staan en wat we hebben gedaan.

De voorzitter:

Voor de helderheid, de Kamer kent de Groep Kuzu/Öztürk.

Hiermee zijn we aan het einde gekomen van het mondelinge vragenuur.

De vergadering wordt van 14.37 uur tot 15.00 uur geschorst.

Naar boven