Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een op 16 november 1995 gehouden algemeen overleg over het Arbobesluit.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Vreeman (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! In het algemeen overleg hebben wij gesproken over het Arbeidsomstandighedenbesluit, dat een vereenvoudiging veronderstelt van alle besluiten die gekoppeld zijn aan de Arbeidsomstandighedenwet. In de discussie bleek dat er in ieder geval op twee terreinen nog een verschil van mening was met de staatssecretaris waar het ging om de inhoudelijke verzwakking van de nieuwe opbouw van de regelgeving. De operatie was vooral technisch bedoeld. Ten aanzien van die twee terreinen is het mijns inziens verstandig om regelgeving te handhaven. Mede namens de fracties van D66 en de VVD dien ik daarom de volgende motie in.

De Kamer,Vreeman

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de bestaande zandstraal- en zandsteenverboden niet verwerkt zijn in het ontwerp-Arbobesluit;

van mening, dat door de huidige stringente wetgeving het gebruik van zandsteen en toepassing van zandstralen dusdanig teruggedrongen zijn dat de gezondheid van de werknemers minimaal belast wordt;

verzoekt de regering de bestaande verboden op zandsteen en zandstralen in het Arbobesluit te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vreeman, Klein Molekamp en Schimmel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2 (24462).

De heer Vreeman (PvdA):

Voorzitter! Mijn volgende motie heeft betrekking op de daglicht- en uitzichtnorm. Ik dien deze motie in mede namens de fractie van D66.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat in het ontwerp-Arbobesluit uitzicht niet langer als arbeidsomstandighedennorm geregeld wordt en dat daglicht slechts redelijkerwijs moet kunnen toetreden;

van mening, dat de gezondheid en het welzijn van iedere werknemer gebaat is bij contact met de buitenwereld;

verzoekt de regering de bestaande daglicht- en uitzichtnormen te handhaven in het Arbobesluit totdat deze eventueel overgenomen worden in het Bouwbesluit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vreeman en Schimmel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3 (24462).

De heer Klein Molekamp (VVD):

Voorzitter! Tijdens het overleg is een groot aantal onderwerpen aan de orde geweest. Ook aansluitend aan het voorgaand overleg rond de deregulering zou ik toch nog onder de aandacht van de staatssecretaris willen brengen hoe belangrijk wij de vermindering van de administratieve-lastendruk vinden. Vandaar dat ik mede namens de fracties van D66 en de PvdA de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het regeerakkoord spreekt van een terugbrengen van regelgeving en administratieve-lastendruk voor bedrijven tot het minimaal noodzakelijke;

overwegende, dat met het opstellen van een arbeidsveiligheidsrapport aanzienlijke kosten zijn gemoeid;

overwegende, dat bedrijven zowel in het kader van de milieuwetgeving als in het kader van de arbeidsomstandighedenwetgeving gegevens beschikbaar moeten stellen;

verzoekt de regering haar beleid in dezen nationaal beter op elkaar af te stemmen en meer in overeenstemming te brengen met Europese regelgeving en daarmee de administratieve-lastendruk aanzienlijk te verminderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klein Molekamp, Schimmel en Vreeman. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (24462).

De heer Klein Molekamp (VVD):

Voorzitter! Tijdens het algemeen overleg is erop gewezen dat de geluidsnormen in Nederland iets zwaarder zijn dan elders in Europa. Dit kan nog wel eens problemen opleveren voor de discotheken. De staatssecretaris zou dit voor ons nagaan. Kan hij ons daar nu uitsluitsel over geven?

Hedenochtend is het rapport verschenen van de Hout- en Bouwbond van het CNV en de Rijksuniversiteit van Limburg over het organisch pyschosyndroom en de bijzondere gevolgen daarvan voor de gezondheid. Wanneer wordt het rapport van de Gezondheidsraad hierover aan de Kamer gezonden?

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie zal in lijn met haar inbreng tijdens het algemeen overleg over de ingediende moties oordelen. Wij zien het nut van de motie over het zandstralen niet in. De huidige procedure zal zeker niet leiden tot een algemeen verbod, maar wel tot een buitengewoon complexe ontheffingsproblematiek, die veel administratieve lasten met zich brengt. Het verbaast mij dat de fractie van de VVD nu ineens wel met deze motie instemt. Dat komt niet overeen met de inbreng van deze fractie tijdens het algemeen overleg. De heer Klein Molekamp zegt dat zijn fractie een groot voorstander is van vermindering van de administratieve-lastendruk. Daarop gelet, kan ik nog minder begrijpen waarom hij voor deze motie is. In tegenstelling tot het voorstel van de staatssecretaris houdt de motie een reeks administratieve lasten in stand. De certificatie-aanpak die door de staatssecretaris wordt voorgestaan, leidt er nu juist toe dat wel garanties voor de veiligheid en de gezondheid gewaarborgd worden, maar zonder de ingewikkelde administratieve-lastendruk.

De CDA-fractie heeft geen bezwaar tegen de motie van de heer Klein Molekamp. Zij heeft dit punt tijdens het algemeen overleg met nadruk naar voren gebracht. Wij zien echter niet in waarom deze motie nodig is, omdat de staatssecretaris al een zeer duidelijke toezegging heeft gedaan. Mochten de Europese richtlijnen ter zake niet voldoende of niet tijdig tot resultaat leiden, dan is de staatssecretaris bereid om een eigen beleid te formuleren. Wij zullen deze motie graag steunen maar dat geldt niet voor de beide moties die de heer Vreeman heeft ingediend. De CDA-fractie is ervan overtuigd dat de argumentatie van de staatssecretaris over het uitzicht voldoende is. Vanwege de doorwerking van de daglichtbepalingen in de Europese regelgeving wordt in het merendeel van de gevallen aan de uitzichtbepalingen voldaan. Tegelijkertijd doet de nieuwe regelgeving niets af aan de complexe uitvoeringsproblematiek.

Voorzitter! Ik constateer dat de regering het meest gesteund wordt door de grootste oppositiefractie. Daarmee feliciteer ik deze staatssecretaris.

Mevrouw Schimmel (D66):

Het zal de staatssecretaris niet verbazen dat ik de motie van de heer Vreeman inzake handhaving van uitzichtnormen mede heb ondertekend. Weliswaar zijn ook in het nieuwe besluit daglichtbepalingen opgenomen, maar in het huidige Arbobesluit zijn de daglicht- en uitzichtbepalingen verwerkt in publikatiebladen. Wij vinden het van belang dat deze hun grond blijven behouden, ook in het Arbobesluit. Alleen daglichtbepalingen zijn voor ons onvoldoende.

Wij hebben ook de motie van de heer Vreeman over het handhaven van het zandstraal- en zandsteenverbod ondertekend. Ook wij zijn van mening dat de huidige wetgeving het gebruik van zandsteen en het toepassen van zandstralen teruggedrongen heeft. Wij vinden het van belang dat dat gehandhaafd blijft.

Ik kom bij de motie van de heer Klein Molekamp. Er zijn verschillende regels waaraan ondernemers zich moeten houden op het gebied van de veiligheid. Deze vloeien voort uit de huidige Arbowet, tengevolge waarvan een risico-inventarisatie moet worden gemaakt. Ook vloeien regels voort uit het vergunningenstelsel van de milieuwetgeving, waar bij het hanteren van een intern milieuzorgsysteem sneller vergunning aan bedrijven wordt verleend op milieugebied dan wanneer zij zo'n systeem overleggen. Op basis van de Seveso-richtlijn worden externe veiligheidsrapporten vereist en dan zijn er ook algemene veiligheidsrapporten.

Het is voor ons uitermate van belang dat daar een stroomlijning in komt. Wij weten dat ondernemers juist vanwege de vereisten die uit verschillende wetten voortvloeien voortdurend genoodzaakt zijn om voor de desbetreffende wetten steeds hetzelfde te doen, maar wel steeds op basis van een andere wet. Wij vragen dan ook dat deze stroomlijning er komt en dat ook gekeken wordt naar wat er op Europees niveau op dat gebied wordt geregeld.

Staatssecretaris Linschoten:

Voorzitter! Ik ben blij dat er na de uitgebreide discussie die wij hebben gehad in het algemeen overleg over het nieuwe Arbeidsomstandighedenbesluit ook met de fractie van de heer Vreeman slechts twee problemen resteren. Deze hebben een zeer overzichtelijk karakter. Wij hebben met elkaar dus een zeer grote stap gezet op het punt van het stroomlijnen, het beter inzichtelijk, beter hanteerbaar maken van de arbeidsomstandighedenbesluiten in dit land. Daarmee zetten we met elkaar een belangrijke stap in de richting van het beter hanteerbaar maken, ook voor diegenen die niet de tijd hebben om al die stapels met besluiten over het arbeidsomstandighedenbeleid in dit land te lezen. Dat stemt mij op zichzelf tevreden.

Voorzitter! De twee resterende problemen betreffen het zandstraal- en zandsteenverbod en het uitzicht. Ik begrijp de inbreng van de heer Vreeman bij deze plenaire behandeling. Ik vind deze consistent. Hij heeft ook tijdens het algemeen overleg nadrukkelijk aangegeven dat daar voor de PvdA-fractie een probleem ligt.

Voorzitter! Dat verbaast mij niet. Wel ben ik verbaasd over de verdere ondertekening van de motie. Ik had begrepen dat de andere fracties ten opzichte van de positie van het kabinet heel nadrukkelijk een andere stelling betrokken hadden. Dat was ook niet verbazingwekkend.

Laat ik beginnen met het zandstraal- en zandsteenverbod. Ik moet zeggen dat ik het uitvoeren van de inhoud van de motie werkelijk "de klok terugdraaien" vind, met name omdat het hier gaat om een zaak waarbij zich in de praktijk ook met het nieuwe besluit geen enkel probleem zal voordoen. Het schrappen van het verbod betekent alleen maar het wegschrappen van een heleboel administratieve rambam, waar de betrokken bedrijven niets aan hebben en waar de overheid niets aan heeft. Ik moet zeggen dat ik daar eerlijk gezegd helemaal niets voor voel, zeker niet naar aanleiding van de opmerking van de heer Klein Molekamp. Hij is bij zijn inbreng begonnen met de opmerking: Deregulering, hoe belangrijk ook...

Dat is nu precies wat we hiermee doen. Op dit moment bestaat er een verbod. Dat verbod kan "omzeild" worden door te vragen om dispensatie. Je moet dan aan een aantal belangrijke voorwaarden voldoen om de gevaren die bij dit werk aan de orde zijn, weg te nemen. Dat draaien we precies om. Er zijn in dit land op dit gebied zo'n tien à vijftien bedrijven. Deze bedrijven zullen na afschaffing van het verbod op exact dezelfde wijze als nu het werk gaan doen wat we allemaal willen, namelijk het restaureren van monumentale panden. Dat vinden we met zijn allen belangrijk. Er zal in de praktijk niets veranderen, behalve dat al die formulieren en die ambtenaren die de formulieren moeten controleren, verdwijnen. Het enige wat we hier doen is het weghalen van administratieve rambam. Dat is ook precies mijn bedoeling. Eerlijk gezegd, voorzitter, ben ik niet voornemens om daar op terug te komen.

De heer Vreeman (PvdA):

Voorzitter! Ik denk dat we een onderscheid moeten maken tussen het zandstraal- en het zandsteenverbod. Bij het zandsteenverbod moet je nu als bedrijf vergunning vragen omdat het verboden is. De staatssecretaris stelt voor om een certificatiesysteem in het leven te roepen. Wat zal de administratieve-lastendruk daarvan zijn en in hoeverre zal het afwijken van een ontheffingensysteem?

Ten aanzien van het zandstralen gaat het om een verbod en om een ontheffing met een aantal regels. Nu wil de staatssecretaris het zandstralen brengen onder de gewone normen op het gebied van omgaan met gevaarlijke stoffen. Is de staatssecretaris zich ervan bewust dat dit type arbeid vergelijkbaar is met het werk in de mijnen en het risico van silicose, de asbestproblematiek en het type problemen waarvan wij over tien à vijftien jaar zullen zeggen: hadden wij daar maar een fonds voor opgericht ter bescherming van de slachtoffers? Voor het zandstralen is nu een nogal stringente uitzondering gemaakt. Het valt niet onder de normen voor het omgaan met andere gevaarlijke stoffen. Verkleint deze uitzondering niet het probleem? Wordt daarmee niet bevorderd dat de activiteit wordt teruggedrongen? Ik wijs op het gevaar van deze bewerkingsmethode en het kankerverwekkende karakter daarvan.

Staatssecretaris Linschoten:

Ik kijk daar anders tegenaan. Los van de vraag wat er besloten wordt inzake het Arbeidsomstandighedenbesluit, zal het aantal werkzaamheden dat op deze wijze wordt verricht niet veranderen. Men zal hiertoe onder zeer stringente condities in de gelegenheid worden gesteld, zoals dat nu geldt op basis van de verlofbepaling. Met andere woorden: de tien à vijftien bedrijven die dit soort werk doen, zullen dat straks op dezelfde wijze doen. Alleen de administratieve rambam wordt weggehaald. Ik vind de vergelijking met mogelijke problemen in de toekomst mank gaan. De vraag die bij regelgeving beantwoord moet worden, is: wat verandert er in de praktijk? Er is nu een verbodsbepaling en een aantal bedrijven mag, als men aan bepaalde voorwaarden voldoet, dat soort werkzaamheden verrichten. Wij weten welke risico's er zijn, maar ook welke bescherming er wordt geboden bij het verrichten van de werkzaamheden. Wij draaien het nu om en zeggen: als die werkzaamheden op die wijze worden verricht, hoeft er niet eerst een vergunning aangevraagd te worden. Alle formuleren en controles worden "weggesneden".

De heer Vreeman (PvdA):

Zal er na wijziging meer of minder worden gezandstraald?

Staatssecretaris Linschoten:

Naar mijn stellige overtuiging zal deze wijziging daar geen enkele invloed op hebben. Mijn stellingname is dat daarin geen verandering wordt gebracht.

De heer Vreeman (PvdA):

Dat is bijzonder jammer, want de huidige procedure heeft ertoe geleid dat er steeds minder wordt gezandstraald en dat er technologieën worden gebruikt die niet kankerverwekkend zijn.

Staatssecretaris Linschoten:

Dat zal dus precies zo blijven. Deze wijziging zal daarin geen verandering brengen. Zij staat neutraal ten opzichte van de wijze waarop de desbetreffende bedrijven daarmee omgaan. Ik ben daar heilig van overtuigd. Ik ben dan ook niet voornemens om op dit punt het besluit aan te passen.

Voorzitter! De kwestie van het uitzicht ligt wat minder ingewikkeld. Het gaat om een verschil van inzicht. Ik houd de Kamer voor dat het toelaten van daglicht op de werkplek een belangrijk gegeven is, hetgeen ook geldt voor het hebben van voldoende uitzicht. Ik houd de heer Vreeman voor dat als er daglicht binnenkomt er in verreweg de meeste gevallen ook sprake zal zijn van uitzicht. Wij hebben het dus niet over een buitengewoon groot probleem. Wij hebben ervoor gekozen om de daglichtnorm uit te breiden. In die zin wordt het besluit dan ook beter. Moet het uitzicht echter in de arbeidsomstandighedenwetgeving worden geregeld, met alle daarbij behorende consequenties in termen van handhaving en strafrecht? Naar mijn stellige overtuiging moeten wij dat niet doen, ondanks het feit dat ik het inhoudelijk met hem eens ben. Het is heel goed als er op de werkplek sprake is van uitzicht. Het is mij een lief ding waard als dit op een zo kort mogelijke termijn op een goede manier wordt geregeld in het Bouwbesluit. Ten aanzien van de arbeidsomstandighedenwetgeving geef ik er de voorkeur aan om de wetgeving te beperken tot het toelaten van daglicht en om deze wetgeving niet zo ver uit te breiden dat ook het uitzicht daarin is opgenomen. Dit punt weegt voor mij echter minder zwaar dan het eerste punt.

De heer Vreeman (PvdA):

Het niet hebben van uitzicht raakt op dit moment 300.000 werknemers. Het probleem mag dan ook niet gebagatelliseerd worden. Het betreft mensen die in een omgeving werken waarin zij niet naar buiten kunnen kijken; zij hebben geen relatie met de buitenwereld. Daarnaast bestaat op het departement van de staatssecretaris al zeer lang de traditie om dit vraagstuk op een goede manier te regelen. Dat balletje gaat maar op en neer tussen Bouwbesluit en Arbowet, terwijl de vorige minister er al dingen over heeft gezegd, er een procedure voor is en er een eenduidig besluit over is genomen. Dat balletje kunnen wij toch niet heen en weer blijven gooien? Ik neem aan dat de staatssecretaris het welzijn van de werknemers ook van belang vindt: ontwikkeling van stress moet worden voorkomen, werknemers moeten naar buiten kunnen kijken, zij moeten zich niet opgesloten voelen en er moet behoorlijk licht zijn, hetgeen in psychologische zin heel belangrijk is. Zou het dan niet verstandig zijn om nu een keer de knoop door te hakken? De staatssecretaris kan het meteen laten opnemen in het arbeidsomstandighedenbesluit of hij kan, samen met de minister van VROM, toezeggen dat het wordt opgenomen in het bouwbesluit.

Staatssecretaris Linschoten:

Met dat laatste ben ik het geheel eens, evenals met de analyse van de heer Vreeman. Ik vind dat de zaak behoorlijk geregeld moet zijn en dat het in het Bouwbesluit terecht moet komen. De arbeidsomstandighedenwetgeving, waar een handhavingskant aan zit, is echter van een wat ander karakter dan het bouwbesluit. Ik zeg dus met de heer Vreeman dat deze zaak bij het bouwbesluit aan de orde dient te komen. En als de bedoeling van zijn motie is, dat ik die boodschap bij mijn collega van VROM moet neerleggen en een dringend beroep op hem moet doen, dan zijn wij het snel met elkaar eens. Ik houd de Kamer nu voor dat het niet moet worden neergelegd in de arbeidsomstandighedenregelgeving, maar op de plek waar het thuishoort. Ik heb geen bezwaar tegen de desbetreffende motie van de heer Vreeman, als ik haar mag uitleggen zoals ik juist heb gedaan. De motie over de zandstraal- en zandsteenverboden moet ik echter ontraden op grond van de argumenten die ik heb gegeven.

Voorzitter! Zojuist heb ik al aangegeven dat ik het met de heer Klein Molekamp eens ben: deregulering is in dit geval een buitengewoon essentiële zaak, waarmee de administratieve-lastendruk weggehaald kan worden. De eerste stap die de heer Klein Molekamp zal moeten ondernemen om daaraan een bijdrage te leveren, is zo snel mogelijk zijn naam onder de motie van de heer Vreeman verwijderen en er daarna zijn fractie van overtuigen dat zij die motie niet zou moeten ondersteunen. Dit is namelijk typisch het terughalen van administratieve rambam die ik juist, op grond van de overwegingen die de VVD-fractie en ook mij lief zijn, probeerde weg te halen.

De heer Klein Molekamp (VVD):

Voorzitter! Ik denk dat de staatssecretaris en ik totaal niet van mening zullen verschillen over de noodzaak tot deregulering. Wij kunnen echter wel van mening verschillen over de wijze waarop dat zou kunnen gebeuren. De staatssecretaris had in mijn ogen dan ook verder gaande voorstellen aan de Kamer mogen doen dan hij nu heeft gedaan. Dit betekent echter niet dat ik de mening van de staatssecretaris op alle punten deel, omdat het zandstralen een uitermate belangrijk onderwerp is. Ik ben ervan overtuigd dat het de aandacht van de staatssecretaris heeft en ik hoop dat hij nog wat actiever gaat dereguleren dan hij bij dit voorstel heeft gedaan.

Staatssecretaris Linschoten:

Als de heer Klein Molekamp mij vraagt, op dit punt verder te gaan dan ik heb gedaan, ben ik daar graag toe bereid. Na wat hij heeft gezegd, is het voor mij echter volstrekt onbegrijpelijk dat hij – en ik neem aan zijn fractie met hem – de motie van de heer Vreeman ondersteunt. Dat staat haaks op het beleid van de VVD-fractie van de afgelopen jaren, op de inbreng van de heer Klein Molekamp tijdens het algemeen overleg en op de analyse die hij zojuist hier heeft herhaald.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Ik kan niet anders dan de woorden van de staatssecretaris onderschrijven. Van de heer Klein Molekamp hoor ik graag wat de consistentie is in de benadering van de VVD-fractie. In het algemeen overleg heeft hij zich ter zake van het zandstraalbesluit achter de staatssecretaris geschaard en nu benadrukt hij nog eens de deregulering. Hoe past daar nu de motie van de heer Vreeman in die mede door de heer Klein Molekamp is ondertekend?

De heer Klein Molekamp (VVD):

Mevrouw Van Rooy denkt dat wij voor deregulering zijn. Het kan echter best zijn dat je over onderwerpen op een gegeven moment van mening verschilt.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Ik vind dat geen antwoord op mijn vraag. U bent voor deregulering. U onderschrijft een motie die een boel administratieve rambam, zoals de staatssecretaris dat noemt, in stand houdt.

De heer Klein Molekamp (VVD):

Dat kan komen door een verschil in weging.

Staatssecretaris Linschoten:

Voorzitter! Het dictum van de door de heer Klein Molekamp ingediende motie komt mij ietwat cryptisch voor. Ik denk wel dat wij elkaar goed begrijpen. De motie komt geheel overeen met het beleid zoals ik dat uiteen heb gezet tijdens het algemeen overleg. Tegen de inhoud van de motie kan ik dan ook geen enkel bezwaar aanvoeren. De motie zou ook zijn uitgevoerd als zij niet was ingediend.

Ik kom nu toe aan het ernstige probleem van de disco's en de geluidsoverlast. Ik heb navraag gedaan of er mogelijkheden zijn voor de discotheken in Nederland om onder de Europese dwingende regelgeving uit te komen. Dat behoort niet tot de mogelijkheden. De normen en de regels die wij hebben met betrekking tot geluidsoverlast bij bedrijven gelden ook voor discotheken. Dat neemt niet weg dat de Europese regelgeving in ieder geval enig soelaas biedt, omdat in de formulering van de bepalingen een redelijkerwijsclausule is opgenomen. Aangezien wij redelijkerwijze niet van discotheken mogen verwachten dat daar een zelfde geluidsniveau heerst als bij het gemiddelde bedrijf in dit land, verwacht ik geen problemen.

Het is overigens wel zo dat het bedienend personeel in discotheken indien het geluidsniveau boven de gestelde normen uitgaat, inderdaad beschermende middelen moet dragen. Ik ga ervan uit dat dit ook gebeurt. Ik moet de heer Klein Molekamp en anderen erop wijzen dat het gebruiken en het dragen van die beschermende middelen niet op voorhand zichtbaar behoeft te zijn voor degenen die kijkt naar degenen die werken in een discotheek. Dat neemt niet weg dat daarvoor aandacht moet zijn. Ik zal proberen zelf proefondervindelijk het komende weekend uit te vinden of daarvan inderdaad gebruik wordt gemaakt...

Alle gekheid op een stokje, het lijkt mij goed met elkaar vast te stellen dat er souplesse in de regelgeving zelf is. Het is wel noodzakelijk, met beschermende middelen te werken die overigens het werken op dit soort plekken absoluut niet behoeven te belemmeren. Ik zal dan ook proberen met een heel gerichte voorlichting aan de branche duidelijk te maken wat er in deze zaken aan de orde is. Ik verwacht en veronderstel dat het geluidsniveau in de discotheken zal blijven zoals het op dit moment is en dat het aldaar aanwezig bediend personeel op een adequate wijze zal worden beschermd.

Voorzitter! Ik moet mevrouw Van Rooy inderdaad toegeven dat ik op dit moment van de CDA-fractie erg veel steun voor mijn beleid ondervind. Het zou mij een lief ding waard zijn als dat voor een aantal andere dossiers ook het geval zou zijn. Zover zullen wij vanavond wel niet komen.

Voorzitter! Ik meen dat ik ben ingegaan op de opmerkingen van mevrouw Schimmel. Haar opvattingen geformuleerd tijdens het algemeen overleg zijn consistent.

De heer Vreeman (PvdA):

Ik vind het een zeer goed idee van de staatssecretaris om over de uitzichtbepaling contact op te nemen met de collega van VROM. Wil hij op korte termijn ons een briefje sturen over het resultaat van dat overleg? Tot die tijd wil ik mijn motie aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Vreeman stel ik voor, zijn motie (24462, nr. 3) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Linschoten:

Ik zeg de heer Vreeman graag toe dat ik bereid ben, contact op te nemen met mijn collega van VROM. Ook zal ik hem berichten over het resultaat van dat overleg met collega Tommel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 19.07 uur tot 20.40 uur geschorst.

Naar boven