Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 72, item 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | nr. 72, item 5 |
Vragen van het lid Jadnanansing aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht "Mbo'ers raken steeds dieper in de schulden".
Mevrouw Jadnanansing (PvdA):
Voorzitter. Afgelopen vrijdag maakte het Nibud bekend dat een op de vijf mbo-studenten in de schulden zit. Dat is een zeer zorgelijk bericht, want op jonge leeftijd in de schulden zitten, kan een voorbode zijn van een leven vol schulden en zorgen. Dat blijkt ook wel uit het feit dat een groot gedeelte van de jongeren die schulden hebben, zich grote zorgen maakt, stress ervaart en de grip op de financiën kwijt is. Extra zorgelijk is het dat de financiële kwetsbaarheid toeneemt naarmate de mbo-student ouder wordt. Je zou denken: hoe ouder, hoe wijzer. Dat is helaas niet zo.
Ik vraag de minister of zij mijn zorgen deelt, maar ook of zij de Kamer kan toezeggen dat zij maatregelen treft. Het is immers zaak dat jongeren het gesprek over geld gaan voeren met elkaar, met ouders, met docenten en — dat geldt voor de jongeren voor wie het gesprek over geld te laat komt, dus voor de jongeren die al schulden hebben — met de schuldhulpverlening. Dit gesprek over geld is noodzakelijk om financiële problemen te voorkomen, aan te pakken en terug te dringen. Graag hoor ik van de minister wat zij op dit vlak al doet en welke maatregelen zij wil gaan nemen. Ook hoor ik graag van haar hoe zij het onderzoek van het Nibud hier nadrukkelijk bij gaat betrekken. Het Nibud geeft vijf oplossingsrichtingen. Ik hoor graag van de minister of zij die deelt.
Minister Bussemaker:
Voorzitter. Ik deel de zorgen van mevrouw Jadnanansing, want het is van heel groot belang dat jongeren niet met grote schulden opgezadeld worden, zeker als dat niet bewust gebeurt. Die financiële kwetsbaarheid is zorgelijk. We moeten echter wel onderscheiden waaruit die schulden bij mbo'ers voortkomen. Een op de vijf mbo'ers blijkt een schuld te hebben en de gemiddelde schuld is in vier jaar toegenomen. We weten echter ook dat maar een heel beperkt deel van die schuld te maken heeft met studie en studiefinanciering. Een veel groter deel van de schuld wordt opgebouwd door consumptieve uitgaven. Ook dat is zorgelijk, alleen is dat niet alleen een zorg van het onderwijs, maar een zorg die breder leeft. Dat ligt ook op het terrein van mijn collega van Sociale Zaken die over schuldhulpverlening gaat. We weten dat 20% van alle mbo'ers leent. 10% van alle mbo'ers leent bij DUO. Dan gaat het dus vooral om beurzen. 20% van de mbo'ers met recht op studiefinanciering leent. De grootste problemen zitten eigenlijk bij consumptieve uitgaven. Dat neemt niet weg dat we ook daar de financiële bewustwording moeten versterken.
Dat brengt mij bij de tweede vraag van mevrouw Jadnanansing: wat doen we al? We nemen een aantal maatregelen. Dat doen we bijvoorbeeld via het platform Wijzer in geldzaken. Dat platform bestaat uit 40 partners uit de financiële sector, het onderwijs, voorlichtings- en consumentenorganisaties, de wetenschap en, vanzelfsprekend, de overheid. Met dit platform werken we aan de financiële zelfredzaamheid van Nederlandse jongeren. Daarbij is het van groot belang dat we manieren vinden die jongeren aanspreken. Ik ondersteun het initiatief van het Nibud samen met de Stichting Weet Wat Je Besteedt om een online financieel plan te ontwikkelen voor mbo'ers. Dat zijn ook onderdelen van het Nibud waarover mevrouw Jadnanansing het had. Daaronder valt onder andere een tool waarmee jongeren zelf een financieel plan kunnen maken. Er worden lesprogramma's ontwikkeld, onder andere door de Hogeschool Utrecht, om leraren te begeleiden om hun studenten bewust te maken van omgaan met geld.
Tot slot kan ook de hier veel bediscussieerde rekentoets ertoe bijdragen dat studenten bewust omgaan met wat er in de wereld te koop is. Wij hebben toen al aangegeven dat het niet alleen om de didactische aspecten gaat die daaraan vastzitten, maar ook om de kennis die je moet hebben om bijvoorbeeld te weten wat een mobieltje zoal kost. Samen met het Nibud en andere organisaties doen wij er dus alles aan om dat financiële bewustzijn te vergroten.
Mevrouw Jadnanansing (PvdA):
Ik hoor dat de minister dit onderwerp op de radar heeft, maar ik vrees dat dit niet genoeg is. Vooral kwetsbare jongeren komen in de schulden, en schulden maken jongeren nog kwetsbaarder. Dat is een neerwaartse spiraal die we moeten doorbreken. Ik zie daarin voor ouders en scholen een grote rol, maar ook voor commerciële partijen. Deelt de minister mijn opvatting dat ook zij hun maatschappelijke verantwoordelijkheid moeten nemen? Hoe kan het dat 21% van de jongeren ongevraagd rood kan staan? Is de minister bereid om het gesprek hierover aan te gaan? Rood staan kan een keuze zijn, maar het moet op z'n minst een bewuste keuze zijn. Ook hoor ik graag hoe wij een van de grootste schuldenposten, namelijk de abonnementen op mobiele telefoons, gaan aanpakken. Welke verantwoordelijkheden dicht de minister de telecomaanbieders toe? Hebben zij de verantwoordelijkheid om jongeren te wijzen op de hoge kosten van langjarige abonnementen? Tot slot hoor ik graag hoe de minister vooral voor jongeren op het lagere mbo-niveau werk gaat maken van financieel bewustzijn. Kan zij mij toezeggen dat er voor de zomer een gedegen brief samen met de betrokken partijen — Onderwijs, SLO en Nibud — komt te liggen?
Minister Bussemaker:
Ik ben het met mevrouw Jadnanansing eens dat we er alles aan moeten doen om die financiële kwetsbaarheid tegen te gaan, zeker bij de groep die toch al kwetsbaar is en waarbij het een zichzelf versterkend effect kan hebben, waardoor ze nog dieper in de schulden komen. Ik verwijs nog maar eens naar Wijzer in geldzaken, want daar zit de financiële sector bij. Ik hecht eraan om dit gezamenlijk met betrokken partijen vorm te geven. Ik hecht er ook aan om dit probleem aan te pakken met mijn collega's van Sociale Zaken en van Financiën, want zij gaan over schuldhulpverlening en zij hebben de contacten met banken over de mogelijkheden van krediet. Ik zeg toe dat ik samen met hen in overleg ga met het platform Wijzer in Geldzaken om te bezien wat wij daar nog aan kunnen doen. Ik weet dat mijn collega van Sociale Zaken bezig is met een onderzoek naar schulden van jongeren tussen 18 en 27 jaar. Het voornemen is om hierover nog voor de zomer met een brief te komen. Ik zal bezien of er aanleiding is om mij uit het perspectief van Onderwijs daarbij aan te sluiten. Ik meen dat wij als verantwoordelijke bewindspersonen initiatief moeten tonen. Wij moeten dat samen met de maatschappelijke organisaties doen, maar wel ieder met een eigen verantwoordelijkheid.
Mevrouw Jadnanansing (PvdA):
Ik dank de minister voor haar toezeggingen. Ik hoop dat wij nu echt werk kunnen gaan maken van het gesprek over dat geld, want dat is erg belangrijk.
De heer Van Meenen (D66):
Het is een gotspe dat de minister nu de oplopende schulden van mbo'ers gebruikt als argument voor een rekentoets. Dan komt bij mij de vraag op of die schulden niet juist door de rekentoets zullen oplopen, omdat veel studenten zich gedwongen zullen voelen om dure teaching to the test-cursussen te volgen om deze rare, vreemde toets uiteindelijk met succes te kunnen afronden.
Minister Bussemaker:
Nee, ik denk dat wij geen extra kosten hoeven te maken voor teaching to the test, want wat zij nodig hebben, is goed rekenonderwijs. Ik ben onlangs met JOB, de jongerenorganisatie in het mbo, mee geweest om te kijken hoe het nu gaat en wat er nog kan worden verbeterd. Wij hebben steeds gezegd dat goed rekenonderwijs van groot belang is om je vak te kunnen uitoefenen, maar ook omdat je elementaire vaardigheden nodig hebt om goede keuzes te maken in het leven. Een voorbeeld dat al vaker is genoemd, is het kopen van een mobieltje. Mevrouw Jadnanansing verwees hier niet voor niets naar. Dit is niet de hele oplossing, maar dit kan op deze manier wel bijdragen aan het vergroten van het financieel bewustzijn van jongeren.
Mevrouw Siderius (SP):
Het is wel bijzonder dat een Kamerlid van de Partij van de Arbeid aan een Partij van de Arbeid-minister vraagt of bedrijven, ouders en scholieren hun maatschappelijke verantwoordelijkheid moeten nemen en dat de minister dan antwoordt dat zij dat moeten doen. Vervolgens wordt er een briefje toegezegd. Het probleem dat één op de drie mbo-studenten in de schulden zit — een probleem dat trouwens niet van vandaag is maar al ongeveer tien jaar speelt — lossen wij hiermee niet op. Wat zal de minister doen om te voorkomen dat mbo-studenten met één muisklik schulden en studieschulden kunnen aangaan of die fors kunnen verhogen? Wordt het niet eens tijd dat de minister werkelijk maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat er geen schulden ontstaan?
Minister Bussemaker:
Misschien is het goed toch ook nog in te gaan op de vraag of mbo'ers al dan niet studieschulden hebben. Ik wijs op het veel gehoorde misverstand — dat ik overigens ook vaak bij de SP-jongeren heb gehoord — dat mbo-studenten moeten gaan lenen en dat zij onder het studievoorschot vallen. Dat is niet waar. Studenten op mbo 1- en 2-niveau hebben recht op een gift. Voor mbo 3 en 4 geldt de prestatiebeurs zoals die tot voor kort ook gold in het hoger onderwijs. Alleen 18-jarigen kunnen lenen en zij moeten dat bewust doen. Ik geef nog maar eens aan dat 10% van alle mbo'ers leent bij DUO en dat 20% van de mbo'ers met recht op studiefinanciering bij DUO leent. Nu geldt voor alle studenten die lenen bij DUO, of het nu mbo- of ho-studenten zijn, dat zij dat bewust moeten doen. Dat is een ander probleem dan hier nu voorligt. Ik heb proberen aan te geven dat de stijging van schulden van mbo'ers niet in de eerste plaats door een studieschuld wordt veroorzaakt, maar vooral door veel meer lenen in het algemeen.
De heer Rog (CDA):
Als die kwetsbare mbo'ers straks, na het mbo, naar het hbo willen, hebben ze dus al een schuld. Als ze uitwonend zijn, zullen ze in het hbo nog eens €3.600 per jaar extra schuld opbouwen, dankzij het leenstelsel van deze minister. Mijn vraag gaat echter over de mbo'ers en hun huidige schuld. De minister zegt dat zij het geld met name voor consumptieve doelen gebruiken. Het Nibud zegt echter dat hun schuld primair te maken heeft met een studieschuld en dat een lening pas secundair wordt aangegaan voor zaken van consumptieve aard. Waarom geeft de minister hier een voorstelling van zaken die niet strookt met de uitkomsten van het Nibud-onderzoek?
Minister Bussemaker:
Misschien is het goed om daar uitgebreider op in te gaan in de brief die ik net aan mevrouw Jadnanansing heb toegezegd. De gemiddelde totale schuld van een mbo'er is volgens het Nibud-onderzoek verdriedubbeld naar €3.681. Dat bedrag is nog iets hoger als je rood staan, betalingsachterstanden en koop op afbetaling meetelt. Het gemiddelde bedrag dat maandelijks bij DUO wordt geleend, is in dezelfde tijd gestegen van €320 naar €330. De totale schuld is dus verdriedubbeld, maar bij DUO gaat het om een stijging van €10. Dat is voor een belangrijk deel te verklaren door inflatie. Daar ligt dus het probleem niet. De grootste kostenpost wordt natuurlijk gevormd door lesgeld, studieboeken en levensonderhoud. Dat vertaalt zich echter niet in de toegenomen schulden en de leningen die mbo-studenten bij DUO afsluiten. Het probleem ligt dus ergens anders, bijvoorbeeld, zoals wordt aangegeven, in de stijging van de kosten van telefoonabonnementen en in de kosten van sigaretten, uitgaan en vakanties. Daarin moeten we een deel van de oplossing zoeken.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Volgens mij haalt de minister twee dingen door elkaar. Het is namelijk niet zo dat een mbo'er voor zijn studiekosten en levensonderhoud alleen maar leent bij DUO. Dat is dus niet het geval. Studenten lenen omdat ze geld nodig hebben, bij DUO maar ook gewoon bij de bank. Het Nibud heeft geconstateerd dat zo'n 40% van de schulden wordt verklaard door studiekosten. Het levensonderhoud, kleding en voedsel, staat ook voor ongeveer 40%. Het deel waar de minister continu over spreekt, is dus vrij gering in de totale schuldenpost. Het probleem zit hem juist in het normale leven voor de mbo-student. Onderkent de minister dat? Wat gaat zij precies doen om ervoor te zorgen dat de stijgende leningen voor de studiekosten beteugeld worden?
Minister Bussemaker:
Volgens mij heb ik dit net ook aan mevrouw Jadnanansing toegezegd. Dit vraagt overleg met de collega's van SZW en Financiën. Ik sta hier als minister van Onderwijs. Ik ga over DUO en de leningen die studenten daar afsluiten. Voor de verdere leningen die zij afsluiten, is het van belang dat hun financiële bewustzijn in het algemeen wordt vergroot, door ouders, door banken of door wie dan ook. We gaan dus bekijken hoe we met voorlichting, met rekentools of met andere manieren studenten duidelijk kunnen maken dat leningen wel terugbetaald moeten worden. Als je leent, moet je dat dus selectief doen. Dat past in het kader van alle maatregelen die ik al heb genoemd, in samenwerking met het Nibud, het platform Wijzer in geldzaken en docenten in het onderwijs. In de brief die ik net heb toegezegd, kom ik graag terug op de vraag wie waar welke verantwoordelijkheid kan nemen.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer.
De vergadering wordt van 14.48 uur tot 15.00 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20142015-72-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.