4 Vragenuur: Vragen Den Boer

Vragen van het lid Den Boer aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het handelen in lichaamsdelen.

De voorzitter:

Dan ga ik nu naar de derde vraag. Die is van mevrouw Den Boer namens D66 aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik heet de minister ook van harte welkom. De vraag gaat over het handelen in lichaamsdelen. Mevrouw Den Boer.

Mevrouw Den Boer (D66):

Voorzitter. Toen ik de uitzending van Nieuwsuur van vorige week donderdag bekeek, was ik toch wel heel erg verbaasd. Een bedrijf had een goedkoop alternatief voor een uitvaart in de aanbieding. Mensen konden hun lichaam aan de wetenschap aanbieden, waardoor nabestaanden kosten konden worden bespaard. Wat er precies met de lichamen gebeurt, is niet bekend. Wel is bekend dat de lichamen in een mortuarium bij Schiphol worden opgeslagen, waarna het bedrijf lichamen doorverkoopt aan het buitenland. Dit klinkt toch te bizar voor woorden? Als eerste vraag ik de minister: is dit wettelijk toegestaan? Klopt het dat dit juridisch een grijs gebied is? Vindt hij deze praktijk wenselijk?

D66 wil graag dat bedrijven transparant communiceren over wat er met je lichaam gebeurt nadat je bent overleden. Het kan niet zo zijn dat nabestaanden nu geen idee hebben waar het lichaam van hun dierbare is. Wat vindt de minister hiervan?

In Nederland doneren aan de wetenschap is een van de drie mogelijkheden voor een uitvaart. Wij hebben in de Kamer al eerder gesproken over het gebrek aan toezicht op de uitvaartbranche. Minister De Jonge, die gaat over donatie van lichaamsdelen, komt met een wet omtrent regels in deze praktijk. Ziet de minister van Binnenlandse Zaken hier ook een rol voor zichzelf en, zo ja, welke?

De voorzitter:

Dan is nu het woord aan de minister.

Minister Knops:

Dank u wel, voorzitter. Dank aan mevrouw Den Boer voor de vragen over dit toch wel gevoelige onderwerp. Er is veel geregeld over overlijden, over stoffelijke overschotten, over lijken en de wijze waarop je daarmee omgaat. Waar het de lijkbezorging zelf betreft, is dat allereerst het geval in de Wet op de lijkbezorging. De Wet zeggenschap lichaamsmateriaal, die inderdaad onder de verantwoordelijkheid van de minister van VWS valt, ziet op de wijze waarop mag worden omgegaan met lichaamsmateriaal. Het programma Nieuwsuur heeft hier ook aandacht aan besteed.

Ik wil vooropstellen dat het goed is dat mensen in vrijheid ook de keuze kunnen maken om hun lichaam ter beschikking te stellen aan de wetenschap. Dat is immers goed voor de wetenschap en voor de wetenschappelijke ontwikkeling. Het is uiteindelijk voor het welzijn van iedereen, omdat de gezondheidszorg daarmee stappen vooruit zet. Maar het promoten hiervan als een soort goedkoop alternatief voor een uitvaart, is natuurlijk iets wat we niet willen.

We hebben in de Wet op de lijkbezorging heel wat eisen gesteld aan de wijze waarop een uitvaart geregeld kan worden. We hebben in de Wzl geregeld hoe er moet worden omgegaan met lichaamsmateriaal. De wijze waarop dit hier gebeurt, schuurt op z'n minst met de gedachten die mevrouw Den Boer, denk ik, en ook wijzelf hebben over hoe je dat zou moeten doen. Dat betekent dan ook dat het bedrijf op dit moment voor zover ik kan nagaan niet handelt in strijd met de wetten die we hebben, maar dat de wetgeving op dit punt niet toereikend en niet bij de tijd is. Dat is ook precies de reden dat wij hebben aangekondigd dat er een wijziging van de Wet op de lijkbezorging zal gaan plaatsvinden, samen met een wijziging van de Wet zeggenschap lichaamsmateriaal. Daarbij zullen nadere regels worden gesteld voor de wijze waarop toestemming wordt gegeven om mee te werken aan een dergelijke wijze van bestemming van het lichaam, maar ook voor vergoedingen die betaald kunnen worden voor kosten die bijvoorbeeld gemaakt worden door mensen die het lichaam aanbieden.

Ik ben het dus met mevrouw Den Boer eens dat de wijze waarop dat hier gebeurt op z'n minst een manier is waarvan ik mij afvraag of je dat zou moeten willen. Het antwoord is eigenlijk nee. Dat zou je zo niet moeten willen. Het kan niet zo zijn dat we gaan promoten om mensen in een bepaalde categorie te drukken om daarmee hier een commercieel gewin uit te halen. Anders is dat bij de procedure zoals die in Nederland geldt waarbij wetenschappelijke instituten zoals academische ziekenhuizen gebruikmaken van lichamen die aan de wetenschap ter beschikking zijn gesteld.

Mevrouw Den Boer (D66):

Ik wil toch doorgaan op een aantal punten die de minister benoemt. We hebben hier te maken met een nieuwe praktijk, waarover niet zo heel veel bekend is. Voorlichting over een uitvaart is voor een waardig afscheid van groot belang. Ziet de minister voor zichzelf ook een taak met betrekking tot de voorlichting hierover? Is hij het met mij eens dat donoren moeten worden geïnformeerd over de commerciële doelen van een bedrijf dat handelt in lichaamsdelen? Het is toch wel heel merkwaardig dat een commercieel bedrijf adverteert met een budgetbesparende uitvaart en vervolgens verdient aan lichaamsdelen. In het algemeen is het zo dat er niet aan een menselijk lichaam verdiend mag worden. Dat lijkt me toch ook van toepassing op overledenen. Bent u het met mij eens dat dit bedrijf de grenzen — u alludeert daar al op — van de wet opzoekt? Gaat u hier samen met uw collega De Jonge wat aan doen? Mensen die niet te veel te besteden hebben, kunnen makkelijk voor deze optie kiezen. Het bedrijf opereert in juridisch schimmig gebied. Je mag niet verdienen aan het menselijk lichaam. Dat is niet alleen juridisch duister, maar ook ethisch niet juist. Hoe kijkt de minister hiertegen aan? Is het ook niet iets om mee te nemen — dat zegt u eigenlijk al — in de nieuwe Wet op de lijkbezorging?

Minister Knops:

Nogmaals, voor zover wij kunnen beoordelen is deze casus niet contra legem, niet tegen de wet. Maar dat wil nog niet zeggen dat het wenselijk is wat er gebeurt. Dat is precies de reden dat wij nu ook die wetswijziging voorbereiden. Collega De Jonge is daar op dit moment mee bezig. Dat wetsvoorstel ligt bij de Autoriteit Persoonsgegevens. De bedoeling is dat het nog voor de zomer aan de Raad van State zal worden aangeboden. Naar verwachting zal het wetsvoorstel in het najaar aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Die wetswijziging behelst automatisch ook een wijziging van de Wet op de lijkbezorging, waar ik voor verantwoordelijk ben. Het wetsvoorstel beoogt dus ten aanzien van goede voorlichting en communicatie maatregelen te nemen en met wetgeving te komen — dat is het punt dat mevrouw Den Boer maakt — maar ook ten aanzien van de vraag wat nu commercieel is en wat verdienen is. Het is namelijk verdedigbaar dat er kosten gemaakt worden, ook nu, in het kader van onderzoek op menselijke lichamen. Maar als het gaat om lichamen moet je niet willen dat daar nog een extra factor bovenop zit, zodat het echt een businessmodel wordt. Dus we moeten de wetgeving in overeenstemming brengen met de maatschappelijke wensen ten aanzien van de praktijk die zich nu gaat voordoen. Dat is van belang. Dat vergt een zorgvuldig traject en daar heb ik ook een verantwoordelijkheid in. In het kader van het wetgevingstraject zullen wij al die punten die mevrouw Den Boer noemt, scherper in de wet vastleggen. Ik noem de informatieplicht en goede voorlichting aan mensen over wat er gaat gebeuren. Wat zijn de rechten en plichten die je vooraf en tijdens het proces hebt? Aan welke voorwaarden moeten instellingen voldoen die gebruikmaken van lichamen om de kennis in de gezondheidszorg te vergroten?

Mevrouw Den Boer (D66):

Samenvattend, voorzitter: ik dank de minister voor deze beantwoording. Ik zie echt een rol voor deze minister. Er ligt een wezenlijke taak voor de minister van Binnenlandse Zaken, ook op het gebied van toezicht op deze sector. Voor iedereen in Nederland is het van ontzettend groot belang wat de regels zijn, ook als het gaat om deze uitvaartvorm. Daarom zijn toezicht, informatie en voorlichting van groot belang. Dank u wel, voorzitter.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Het menselijk lichaam is geen verdienmodel. Dat geldt voor het lichaam, maar is ook van toepassing op lijken. We zien nu een bedrijf dat de mazen van de wet weet te vinden als het erom gaat met deze praktijk een goedkoop alternatief voor de uitvaart te bieden. Ik hoor de minister zeggen dat er verschillende wetten zijn waarvan wij ook weten dat ze in de maak zijn. Maar in de tussentijd blijft deze praktijk bestaan. Wat kan de minister doen om deze praktijk nu, vanaf morgen wat mij betreft, tegen te gaan?

Minister Knops:

We leven in een rechtsstaat. Dat betekent dat wij wetgeving hebben en dat mensen, instellingen en bedrijven zich te houden hebben aan de wet. Is dat niet het geval en houden zij zich niet aan de wet, bijvoorbeeld de geldende Wet op de lijkbezorging, zijn overtredingen in het kader van die wet strafrechtelijk te handhaven. Dat is het antwoord zoals het nu geldt. Op het moment dat wij vinden dat situaties zoals zich die nu voordoen niet wenselijk zijn, omdat het een nieuwe markt is, een maas in de wet, een gat in de markt of hoe je het maar wilt formuleren, dan moet je dat bij wet repareren. Dat traject is in 2017 al ingezet toen het ging over de Wzl. In het kader van de internetconsultatie zijn daar heel veel reacties op gekomen. Die worden op dit moment verwerkt. Ook dit element wordt daaraan toegevoegd. Ik heb toegezegd aan mevrouw Den Boer dat we die punten rondom communicatie en voorlichting goed gaan reguleren. Hoe bewaar je die lichaamsdelen en op welke wijze mag je je in Nederland met dit soort activiteiten bezighouden? Het gaat namelijk wel over de waardigheid van het menselijk lichaam. Dat is iets waar we buitengewoon zorgvuldig mee moeten omgaan.

De voorzitter:

Dank u wel.

Naar boven