Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een algemeen overleg met de minister van Economische Zaken en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de Raad voor Concurrentievermogen (21501-30, nr. 219).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Verenigde Staten een belasting willen invoeren op kortlopende en onverzekerde schulden bij financiële instellingen;

overwegende dat deze belasting voor bankiers een prikkel is om meer kapitaal aan te houden om onzekerheden voor hun klanten af te dekken;

overwegende dat van banken, als medeveroorzakers van de financiële crisis, gevraagd mag worden om hun verantwoordelijkheid te nemen in het meebetalen van de veroorzaakte schade;

verzoekt de regering, een bankenheffing in te voeren en daarbij nadrukkelijk te kijken naar de vormgeving waar in de VS voor wordt gekozen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Irrgang en Tang. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 223(21501-30).

Minister Bos:

Voorzitter. Het zijn inmiddels beladen woorden, maar misschien is deze motie toch enigszins prematuur. Wij zijn op dit moment midden in internationaal overleg over wat voor bankenheffing er zal moeten worden ingevoerd. Ik denk dat er een uniek moment is bereikt, in die zin dat er internationale consensus lijkt te zijn dat er een vorm van een bankenheffing zal moeten worden ingevoerd. Er zijn op dit moment echter een paar varianten. Het is de vraag of de variant waarvoor in Amerika wordt gekozen, de meest gelukkige is. Dat is wel de variant waarnaar hier wordt verwezen. Een van de redenen daarvoor is dat de Amerikaanse variant enkel is bedoeld om geld dat men niet terugkrijgt nadat het eenmaal in de financiële sector is gestoken, alsnog terug te krijgen, terwijl andere varianten erop zien om door middel van het genereren van prikkels preventief te werken en te zorgen dat er geen crisis ontstaat. Dat type heffing is uiteindelijk dus misschien veel nuttiger. Het liefste zou ik hebben dat de Kamer mij nog wat meer tijd geeft om in dat internationale overleg dit debat met de collega's te voeren. De bankenheffing zal er komen; dat is aan beide kanten van de plas inmiddels echt bekend. Of deze vorm echter de meest gelukkige is, is een conclusie waar ik op dit moment nog niet aan toe ben.

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. Ik heb verzuimd om te melden dat deze motie mede is ingediend door de heer Tang.

Ik maak van de gelegenheid gebruik om tegen de minister te zeggen dat de motie niet zegt dat het hoe dan ook deze vorm moet worden. De formulering laat op dat punt ruimte.

Minister Bos:

Oké. Goed. Die ruimte zullen wij dan gebruiken. Er is op twee punten ruimte nodig. Het eerste is het precieze moment waarop en het tweede is de precieze vorm waarin. Als ik dit zie als een zo strikt mogelijk geformuleerde wens van de Kamer dat de heffing er hoe dan ook, linksom of rechtsom, moet komen, laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Mij ontgaat nu eerlijk gezegd even wat precies in de motie wordt bedoeld en wat daarin staat. In de motie wordt verzocht om nadrukkelijk te kijken naar de vormgeving waarvoor in de VS wordt gekozen. De minister zegt dat hij zich afvraagt of dat de juiste vorm is. Staande het overleg wordt vervolgens gezegd dat hij ook naar iets anders mag kijken. Wat zegt deze motie dan nog?

De voorzitter:

Nee, wij gaan geen debat aan. Ik laat het over aan uw eigen beoordelingsvermogen en uw interpretatie van wat er is gewisseld in het debat. Nee, mijnheer Elias, ik ga geen discussie aan. Het oordeel van de minister over deze motie is gegeven.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven