Aan de orde is de voortzetting van het spoeddebat over de berichten rond het cao-akkoord bij TNT en de relatie tot het voortbestaan van het stukloonmodel op de geliberaliseerde markt.

(Zie vergadering van 17 februari 2010.)

De voorzitter:

Wij gaan verder met de dupliek. Het woord is aan de minister, die zijn antwoord nog niet helemaal had afgerond.

Minister Donner:

Niet nog niet helemaal, maar helemaal niet.

Voorzitter. In de motie van mevrouw Gesthuizen op stuk nr. 112 staat: verzoekt de regering, per 1 april 2010 een percentage van minimaal 80%-arbeidscontracten voor bezorgers wettelijk verplicht te stellen voor de gehele postsector. Ik wijs erop dat sociale partners onderling bij cao dat percentage hebben afgesproken, dat dat gerealiseerd zal worden in een overgangsperiode van drieënhalf jaar, en dat dat door het kabinet wordt gesteund met een algemene maatregel van bestuur. Daarin is bepaald dat als men niet volgens een cao die een ingroeimodel heeft waarin dit gedefinieerd is, komt tot 80%, dat dan na een korte periode 100%-arbeidscontracten gerealiseerd moeten worden. Kortom, dit punt is al gerealiseerd, maar inderdaad niet voor 1 april 2010. Dat is nu ruim een maand verder en ik ben niet bekend met wetgeving die in een maand gerealiseerd kan worden. Het is dus een onuitvoerbare motie, die ik om die reden moet ontraden. Ik constateer wel dat het kabinet, langs de lijnen van wat de sociale partners hebben afgesproken, die 80% realiseert.

Dan de motie van de heer Graus op stuk nr. 113, waarin hij de regering verzoekt om ervoor zorg te dragen dat er een einde komt aan het voortbestaan van het stukloonmodel. Verder verzoekt hij de regering te bemiddelen tussen postbedrijven en hun sociale partners zodat overeenstemming wordt bereikt over een beloning welke minimaal gelijk is aan het minimumloon. Het eerste verzoek is dezelfde als dat in de motie van mevrouw Gesthuizen. Ik heb daarvan al aangegeven dat dat dus wordt gerealiseerd, conform de cao tussen partijen en dat dat met een algemene maatregel van bestuur is ondersteund.

Wat het tweede verzoek betreft, moet ik constateren dat er op dit moment geen conflict is waarin bemiddeld zou kunnen worden. Derhalve zie ik niet waarin bemiddeld zou moeten worden. Er zijn cao's die voor alle partijen aanvaardbare arbeidsvoorwaarden bevatten. Ook het principeakkoord van 27 januari betreft een punt waar er overeenstemming is tussen werkgevers en werknemers. Daar gaat het niet om maatregelen die gericht zijn op de discussie over stukloon. De discussie gaat daar over werknemers die hun vaste contract verliezen als gevolg van het feit dat er gekozen is voor inkomen boven werk. Dat is onder andere door mevrouw Gesthuizen gunstig ontvangen. Wij hebben het nu over de consequenties daarvan.

Verder is er een motie van de heer Graus en mevrouw Gesthuizen, op stuk nr. 114, waarin de regering verzocht wordt er zorg voor te dragen dat de positie van postbezorgers op de Nederlandse markt beter wordt beschermd. Wederom wijs ik erop dat de bescherming die geboden wordt, de bescherming is van een vast arbeidscontract. Dat wordt op basis van de cao die gesloten is, gerealiseerd tot 80% over een periode van drieënhalf jaar. Dat is de termijn die door de sociale partners, werkgevers en werknemers, is afgesproken en die ondersteund wordt door de algemene maatregel van bestuur. Derhalve meen ik dat deze motie zonder object is, omdat al gerealiseerd is wat de regering wordt gevraagd. Ik moet dan ook beide moties van de heer Graus ontraden, aangezien ze in wezen vragen om iets wat al gerealiseerd is.

Mevrouw Vos en mevrouw Van Gent hebben een motie ingediend over een inventarisatie van mogelijkheden met betrekking tot beperking van de overeenkomst van opdracht, de OVO. Wij hebben daar gisteren over van gedachten gewisseld. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer, omdat ik meen dat de situatie duidelijk is. Zo de Kamer meent dat dit niet zo is, zal ik dat gaarne nog een keer op schrift stellen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we hiermee gekomen aan het eind van het antwoord van de minister in tweede termijn. De heer Elias heeft het woord gevraagd.

De heer Elias (VVD):

Voorzitter. Ik zou graag een korte derde termijn willen houden om een motie in te dienen en die toe te lichten.

De voorzitter:

Voor het aanvragen van een derde termijn is een Kamermeerderheid nodig.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik wil dat verzoek in principe wel steunen. Betekent dit dat er alleen ruimte is voor het indienen van moties?

De voorzitter:

Alleen ruimte voor het indienen van een motie.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Akkoord.

De voorzitter:

Ik constateer dat er verder geen bezwaren zijn tegen dit verzoek. Dan gaan we luisteren naar de heer Elias voor het indienen van zijn motie. Ook geen nadere tekst, alleen de motie.

De heer Elias (VVD):

Maar ik mag deze motie wel toelichten?

De voorzitter:

Nee, u leest alleen de tekst van de motie voor. Dit is een hoge uitzondering en ik heb al weinig tijd. Dus u leest uw motie voor en daarna geeft de staatssecretaris antwoord.

De heer Elias (VVD):

Voorzitter. Ik wil graag de volgende motie indienen. Het is jammer dat ik deze niet mag toelichten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit het meest recent uitgevoerde onderzoek in opdracht van het ministerie van Economische Zaken uit 2006 onvoldoende duidelijk is of sprake is van een drastische krimp van de postmarkt en dat recentere overzichtelijk gerubriceerde gegevens ontbreken;

verzoekt de regering, bestaand onderzoeksmateriaal te rubriceren en, indien zulks ontoereikend zou zijn, een eenvoudige zogeheten, onafhankelijke quickscan in te stellen naar de ontwikkeling van het postvolume in de gehele postmarkt in de afgelopen vier jaar en de Kamer daaromtrent binnen twee maanden te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Elias. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 116(30536).

Dan is nu het woord aan de staatssecretaris en ik verzoek hem vooral in te gaan op de tekst van de motie en daar een oordeel over te geven.

Staatssecretaris Heemskerk:

Voorzitter. In de motie wordt de regering verzocht een onafhankelijke quickscan in te stellen naar de ontwikkeling van het postvolume in het verleden en de verwachting voor de toekomst. Dat gaat ongetwijfeld over de opkomst van het internet en het feit dat we steeds meer digitaal met elkaar communiceren en minder via brieven, iets wat voor iedereen, denk ik, volstrekt duidelijk is. Daarover is onderzoek beschikbaar. ECORYS laat een daling zien van 4%. SEO Economisch Onderzoek, voorspelt een jaarlijkse afname van het postvolume van 3%. Ook TNT geeft aan een afname van 5% tot 6% te verwachten, waarvan een derde door technologie. Ook studies van de Europese Commissie wijzen op dalende volumes in volwassen postmarkten als die van Nederland, zoals iedereen ook in het dagelijks verkeer ziet. Ik kan dat op een rijtje zetten voor de Kamer. Dan heeft de Kamer daar binnen een week een briefje over. Dat gaat overigens wel digitaal. Daarmee is de motie van de heer Elias in feite overbodig, want ik zeg het de Kamer bij dezen toe. Het oordeel over de motie is aan de Kamer.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor zijn oordeel en ik dank iedereen voor de medewerking aan het vlotte verloop van de afronding van dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de moties wordt gestemd bij de eindstemming.

De vergadering wordt van 14.25 uur tot 14.45 uur geschorst.

Naar boven