Aan de orde het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 10 en 16 februari 2010 over Natura 2000.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Wij hebben in twee debatten gesproken over Natura 2000. Daarbij zijn wat kritiekpunten vanuit de provincies aan de orde geweest. Zoals de VVD dat heeft beleefd, is altijd de afspraak geweest dat, wanneer bij het maken van beheerplannen ondernemers, bestuurders en aangrenzenden tot overeenstemming komen, daar er in ieder geval rekening mee werd gehouden bij de aanwijzingen. Daarover gaat de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de provincie Overijssel in een wijzigingsvoorstel voor het gebied de Wieden, de vogelrichtlijnbegrenzing bij Wanneperveen, heeft verzocht om de begrenzing van het vogelrichtlijngebied te verkleinen;

overwegende dat relevante informatie over de diverse aspecten van de aanwijzing niet in de afweging met betrekking tot de herbegrenzing zou zijn betrokken;

overwegende dat de minister van LNV het voorstel daarom niet heeft overgenomen;

verzoekt de regering, rekening houdend met de voorstellen van de provincie Overijssel, het wijzigingsvoorstel opnieuw te heroverwegen en de begrenzing te wijzigen tenzij de regering aantoont dat hiermee Nederland niet kan voldoen aan de Europeesrechtelijke verplichtingen van de Vogel- en Habitarichtlijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 154(32123 XIV).

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Deze motie was toegespitst op de provincie Overijssel, maar er zijn vanuit diverse provincies kritiekpunten geweest en verzoeken gedaan om begrenzingen c.q. doelstellingen aan te passen aan het veel realistischer maken van het Natura 2000-beleid. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het uitgangspunt steeds is geweest dat niet alle beleidsinvulling van Natura 2000 in "beton" zou zijn gegoten;

overwegende dat in relatie tot het maken van de beheerplannen er van uit mocht worden gegaan dat wanneer zou blijken dat doelstellingen c.q. begrenzingen met grote overeenstemming anders zouden moeten worden ingevuld;

overwegende dat een aantal provincies wijzigingsvoorstellen heeft ingediend op de begrenzingsvoorstellen alsook op een aantal instandhoudingsdoelstellingen, zoals die thans voorliggen;

verzoekt de regering, zich rekenschap te geven van bovenstaande zaken en opnieuw de wijzigingsvoorstellen zoals die door de provincies zijn aangedragen, te heroverwegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 155(32123 XIV).

Dank u wel. Mijnheer Koopmans.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Ik heb nog een motie.

De voorzitter:

Uw tijd is al om. Dan had u geen aanvullende teksten moeten doen in dit geval.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Excuus.

Tot slot een zeer fundamentele motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de oorspronkelijke Natuurbeschermingswet een vergunningverlening in zich draagt en dat door de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn in de NB-wet de vergunningverlening ook daarop van toepassing is verklaard en daarbij dus uitgaat van het "nee, tenzij"-principe;

overwegende dat de Vogel- en Habitatrichtlijnen vragen om te toetsen op significante schade en niet op een vergunningeis en daarmee uitgaat van het "ja, mits"-principe;

verzoekt de regering, bij de toetsingen die in het kader van Natura 2000 nodig zijn uit te gaan van het "ja, mits"-principe en de vergunningeis, zoals die thans nog steeds aanwezig is in de NB-wet, te laten vervallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 156(32123 XIV).

De heer Koopmans (CDA):

Misschien is het nog interessant om na te denken over de wetsgeschiedenis. Kan mevrouw Snijder-Hazelhoff zich herinneren hoe die vergunningplicht in de NB-wet is gekomen?

Mevrouw Snijders-Hazelhoff (VVD):

De NB-wet was van oudsher van toepassing op de natuurschoonwetgebieden. De heel oude NB-wet heeft nog steeds de vergunningverlening in zich. Die zat er eind jaren zeventig al in en die is nooit gewijzigd.

De heer Koopmans (CDA):

Dan vraag ik mevrouw Snijder-Hazelhoff om toch nog eens na te denken over haar eigen amendement dat bij de behandeling van de NB-wet is ingediend, waardoor de vergunningssystematiek voor de provincies juist is ontstaan.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Nee, er is door de VVD-fractie nooit een amendement ingediend waarin om een vergunningverlening is gevraagd. Het enige amendement dat de VVD-fractie destijds heeft ingebracht, ging over het maken van de beheerplannen.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Waarom heeft mevrouw Snijder vorig jaar, toen zij alle kansen had om ertegen te zijn, ingestemd met de Natuurbeschermingswet en heeft zij na die tijd daarop alleen maar commentaar?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Net als ik weet mevrouw Jacobi dat de VVD-fractie via amendementen al een aantal keren heeft geprobeerd om een aantal zaken uit de NB-wet te halen. Zelfs hebben wij bij het debat over de Crisis- en herstelwet geprobeerd om een aantal zaken wat betreft de vergunningverlening terug te draaien, zodat de vergunningverlening niet op alle handelingen van toepassing zou zijn. Dat amendement heeft het helaas niet gehaald. Daarom hebben wij nu opnieuw een verzoek aan de minister en aan het kabinet, omdat wij in het laatste debat juist ook van de minister-president hebben begrepen dat wij veel meer van het "ja, mits"-principe zouden moeten uitgaan.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. In de twee dagen dat wij algemeen overleg hebben gehad, is de CDA-fractie gegaan van getergd naar tevreden, mits er nog een heleboel werk verzet gaat worden en dat op een goede manier gebeurt. Mede namens mij zal mijn collega de heer Cramer dadelijk een motie indienen waarin het algemeen beleid nog eens even scherp wordt geformuleerd. Ik heb ook nog twee andere moties. Een daarvan gaat over de programmatische aanpak stikstof en luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Planbureau voor de Leefomgeving een ex ante beleidsevaluatie uitvoert naar het programma stikstof en meer in het bijzonder naar de te nemen maatregelen waarin ook sociaaleconomische effecten worden meegenomen;

overwegende dat binnen het PAS naast sociaaleconomische aspecten nadrukkelijk de kosteneffectiviteit van maatregelen wordt meegenomen;

van mening dat ex ante beleidsevaluatie een compleet beeld moet geven en dat hiervoor betrokkenheid van diverse partijen noodzakelijk is;

verzoekt de regering, bij de ex ante beleidsevaluatie naast sociaaleconomische effecten ook de kosteneffectiviteit van de maatregelen mee te nemen, waarbij onder andere wordt beoordeeld op welk niveau de maatregelen het meest (kosten)effectief zijn: nationaal of regionaal en vanuit welke sector, en de belanghebbenden hierbij te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koopmans en Cramer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 157(32123 XIV).

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. In het algemeen overleg heeft de CDA-fractie geen specifieke gebieden genoemd. Met enige schroom dien ik daarom de volgende motie in, die gaat over het gebied Meijendel-Berkheide in de gemeenten Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg. Wij dienen deze motie in omdat wij, met de gemeenten, vinden dat de Westerbaan aangelegd moet kunnen worden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - door de procedures rond Natura 2000 de realisatie van de Westerbaan te Katwijk is vertraagd;

  • - het ontwerpaanwijzingsbesluit voor de grens van het gebied Meijendel-Berkheide de inpassing van de reeds geplande weg vrijwel onmogelijk maakt;

  • - door de vertraging de juridische mogelijkheden voor het gebruik van een tijdelijke verbinding inmiddels zijn verlopen;

  • - daardoor voor een aanzienlijk deel van de gemeente Katwijk de ontsluiting voor autoverkeer onvoldoende is;

  • - het noodzakelijk is, hier snel een permanente oplossing te realiseren;

verzoekt de regering, op de kortst mogelijke termijn een besluit te nemen over de grens van het Natura 2000-gebied Meijendel-Berkheide;Koopmans

verzoekt de regering voorts, de grens van het gebied zodanig vast te leggen dat de verbindingsweg Westerbaan kan worden aangesloten op de Meeuwenlaan, zodat de ontsluiting van de gemeente Katwijk kan worden gewaarborgd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koopmans, Cramer en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 158(32123 XIV).

Mevrouw Ouwehand, u staat niet op de sprekerslijst. Ik vroeg u dat net nog.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik realiseerde mij niet dat dat ook gevolgen had voor de interrupties. Ik wil voor de Handelingen mijn teleurstelling uitspreken over het feit dat deze kwestie niet in het AO naar voren is gebracht. Ik zou er nog wel wat vragen over hebben gehad. Ik wil dat even memoreren.

De voorzitter:

Ik geef de heer Cramer nu niet meer de gelegenheid om te reageren want anders gaat het allemaal veel te veel uit de hand lopen qua tijd. En dat kan ik mij niet veroorloven.

De heer Koopmans (CDA):

Collega Cramer heeft dit punt in het AO uitdrukkelijk aan de orde gesteld. En dat mevrouw Ouwehand als inwoner van Katwijk er graag wat over gezegd zou willen hebben, begrijp ik.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. Zoals collega Koopmans al zei, is het een belangrijk overleg met een aantal belangrijke uitspraken van de minister. Wij willen dat scherp hebben. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor werkbare beheerplannen, benodigd voor een goed beheer van de Natura 2000-gebieden, een uitgewerkt afwegingskader voor stikstof, water en sociaaleconomische aspecten essentieel is;

van mening dat de motie-Cramer c.s. (32123-XIV, nr. 106) onvoldoende is uitgevoerd omdat de voor de beheerplanuitwerking benodigde afwegingskaders stikstof, water en sociaaleconomische factoren ontbreken;

van mening dat alleen beheerplannen waar deze aspecten in zijn verwerkt voldoende basis bieden om te komen tot een door alle betrokkenen gedragen beheer in Natura 2000-gebieden;

overwegende dat voortvarende aanwijzing van besluiten van belang is voor duidelijkheid voor alle betrokkenen in het gebied;

verzoekt de regering, geen definitieve aanwijzingsbesluiten te nemen zolang stikstof, water en sociaaleconomische afwegingskaders niet bekend zijn;

verzoekt de regering, de afwegingskaders voor stikstof, water en sociaaleconomische factoren voor 15 juni 2010 gereed te hebben, op basis daarvan met provincies in gesprek te gaan en waar nodig wijzigingen door te voeren in de conceptaanwijzingsbesluiten zonder afbreuk aan de landelijke doelen en de Kamer van dit proces op de hoogte te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cramer en Koopmans. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 159(32123 XIV).

Mevrouw Jacobi (PvdA):

De heer Cramer noemt in zijn motie de behoefte aan duidelijkheid. In het AO hebben wij het er over gehad dat het belangrijk is om nu het aanwijzingstraject door te zetten. Als er iets belangrijk is dan is dat het vaststellen van de doelen in het gebied. Op grond daarvan maak je de beheerplannen. Waarom gaat de heer Cramer nu toch weer uitstel van de aanwijzingsbesluiten bepleiten?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Nee, integendeel. Volgens mij bespoedigt mijn motie de mogelijkheden om dit jaar nog tot een definitief aanwijzingsbesluit te komen. En dat is geheel in lijn met wat de minister in het AO heeft beweerd.

Minister Verburg:

Voorzitter. Wij hebben al vrij uitvoerig met elkaar van gedachten gewisseld tijdens zowel de eerste als de tweede termijn van het algemene overleg over Natura 2000. Daarom ga ik nu kortheidshalve alleen in op de ingediende moties.

De eerste motie is van mevrouw Snijder. Daarin staat: verzoekt de regering, rekening houdend met de voorstellen van de provincie Overijssel, het wijzigingsvoorstel opnieuw te heroverwegen en de begrenzing te wijzigen tenzij de regering aantoont dat hiermee Nederland niet kan voldoen aan de Europeesrechtelijke verplichtingen van de Vogel- en Habitatrichtlijnen. Wij hebben hier uitvoerig over gesproken. Ik heb toegezegd dat ik hier opnieuw naar zal kijken op basis van nieuwe argumenten. Het aantonen dat hiermee de doelen voor Nederland niet kleiner worden of dat zij ergens anders worden gerealiseerd, is een taak van de provincie. Ik vind deze motie overbodig, aangezien ik dat al in de Kamer heb toegezegd. Ik weet niet hoe duidelijk ik dat moet doen, maar meestal houd ik mij gewoon aan mijn toezeggingen en hoeft dat niet nog eens in een motie te worden opgeschreven.

In de tweede motie staat: verzoekt de regering, zich rekenschap te geven van bovenstaande zaken en opnieuw de wijzigingsvoorstellen zoals die door de provincies zijn aangedragen te heroverwegen. Er heeft een zorgvuldige heroverweging plaatsgevonden. Ik heb ook hier aangegeven dat ik op een paar punten nog opnieuw met de provincie aan de slag wil. Als er nieuwe inzichten zijn of nieuwe evidenties, dan kunnen die ter sprake komen en dan zal ik een afweging maken. Deze motie is dus ook overbodig.

Dan de derde motie, waarin staat: verzoekt de regering, bij de toetsingen die in het kader van Natura 2000 nodig zijn, uit te gaan van het "ja mits"-principe en de vergunningseis zoals die thans nog steeds aanwezig is in de NB-wet, te laten vervallen. Deze motie ontraad ik. De vergunningseis ligt vast in artikel 6, lid 3, van de Habitatrichtlijn voor projecten met mogelijk significante effecten. Daar moet namelijk toestemming voor worden gegeven. Wil je daar toestemming voor kunnen geven – dat doet het bevoegd gezag – dan zul je daar een passende beoordeling voor moeten hebben. In overige situaties kent de NB-wet ook andere maatregelen dan de vergunning, zoals de aanschrijvingsbevoegdheid. Daar hebben wij het ook uitvoerig over gehad tijdens het algemeen overleg.

De heer Koopmans (CDA):

Als deze motie wordt aangenomen en in de wet wordt verwerkt, wat ontstaat er dan feitelijk buiten in de vergunningverlenende wereld?

Minister Verburg:

Het is geen oplossing voor de korte termijn, want wij hebben de Natuurbeschermingswet. Wij zijn bezig om die te integreren. Dit betreft een artikel van de Habitatrichtlijn en dat kunnen wij in de Natuurbeschermingswet niet zomaar buiten haken plaatsen. U kent echter mijn inzet. Ik heb die ook een- en andermaal en uitvoerig geschetst. Ik wil zo veel mogelijk opnemen in het beheerplan. Dat wordt dan juridisch bindend en daarin wordt dan de optimale ruimte vastgesteld waarbinnen geen vergunningen hoeven te worden aangevraagd.

De heer Koopmans (CDA):

Dat laatste standpunt van de minister ken ik en deel ik ook. Ik vind echter dat wij toch iets scherper moeten hebben wat eventueel de rechtsgevolgen zijn als deze motie aangenomen en uitgevoerd wordt. Wat zijn dan de rechtsgevolgen? Verandert er dan wat of niet? Wordt het beter of slechter? Daar ben ik heel erg benieuwd naar. Dat is belangrijk voor de weging door mijn fractie.

Minister Verburg:

Er zal niets veranderen, omdat dit een artikel is uit de Habitatrichtlijn en dat heeft een directe werking. Ik ontraad deze motie dan ook echt. Er wordt namelijk alleen een schijnoplossing geboden. Dat moeten wij niet doen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Wij verschillen daarover al een aantal jaren fundamenteel van mening met het ministerie. De Habitatrichtlijn vraagt om een toetsing op significante schade. Dat staat ook in de motie. Nu staat in de Natuurbeschermingswet dat voor alles vergunningverlening wordt geëist. Dat is eigenlijk alleen maar nodig als er significante schade zou zijn. Dat de minister toetst is op zich terecht, maar dat zij vergunningverlening eist is niet correct en is volgens de VVD-fractie niet in lijn met de Vogel- en Habitatrichtlijn.

Minister Verburg:

Ik wil mevrouw Snijder uitnodigen om dat eens hard te maken op basis van uitspraken van het Europese Hof of een andere rechtbank. Langzamerhand wordt dit welles-nietesspelletje namelijk heel vervelend, niet zozeer voor mij en wellicht ook niet voor mevrouw Snijder, maar wel voor de verwachtingen die mevrouw Snijder denkt hiermee te kunnen wekken.

Wij hebben de Crisis- en herstelwet waarin het een en ander wordt gerealiseerd. We hebben bestaand gebruik waarin het een en ander wordt gerealiseerd en we hebben straks de beheerplanprocedure. Langs al die drie routes werken we aan een optimaal beleid ter zake. Ik handhaaf daarom mijn oordeel. Ik adviseer mevrouw Snijder bovendien hier een keer mee te stoppen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Dat gaan wij natuurlijk niet doen, want wij zijn er echt van overtuigd dat wij dit als Nederland doen.

Minister Verburg:

Laat mevrouw Snijder het dan aantonen!

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Het antwoord is heel simpel: de brief van Barroso gaf dit aan. Ook de conclusie van de minister was, op basis van de brief van Barroso: wij moeten uitgaan van ja, mits. Als de minister handhaaft wat zij net zei, blijft zij bij een "nee, tenzij"-principe.

Minister Verburg:

Nee, dat bestrijd ik. Mijn werkwijze is: ja, mits. Ik ben ontzettend blij dat het door de brief van Barroso is bevestigd. Wij zitten met het kokkelvisserijarrest van het Europese Hof. Die interpreteert dat strakker. Mede als gevolg van de briefwisseling – waarover in de Kamer een uitvoerig debat is gevoerd – ligt er een lijn van de Europese Commissie. Die is ook bereid om met ons mee te denken, waar wij letterlijk tegen de grenzen aanlopen van het ja, mits.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

In reactie op de antwoorden van de minister op de vragen van de CDA-fractie het volgende. Ik hoorde de minister zeggen dat er niets verandert als zij deze motie uitvoert, vanwege de directe werking van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Is het echter niet zo dat de rechtsonzekerheid wordt vergroot? Het lijkt immers alsof er geen vergunning nodig is, maar dat vervolgens de Vogel- en Habitatrichtlijn toch directe werking blijkt te hebben. Om die reden is dat dus onwenselijk. Is dat niet wat er verandert?

Minister Verburg:

Dat zou weleens de consequentie kunnen zijn. Dat onderstreept de ernst waarmee ik deze motie ontraad.

De vierde motie, van de heren Koopmans en Cramer, verzoekt de regering om bij de ex ante beleidsevaluatie naast de sociaaleconomische effecten ook de kosteneffectiviteit van de maatregelen mee te nemen, waarbij onder andere wordt beoordeeld op welk niveau, nationaal of regionaal, de maatregelen het meest kosteneffectief zijn. Ook wordt verzocht de belanghebbenden in de sector hierbij te betrekken. Deze motie is onderdeel van het PAS. Ik ben het hiermee eens en ik beschouw deze motie als ondersteuning van beleid.

De vijfde motie, van de heren Koopmans, Cramer en Van der Vlies, verzoekt de regering op de kortst mogelijke termijn een besluit te nemen over de grens van het Natura 2000-gebied Meijendel-Berkheide en verzoekt voorts om de grens van het gebied zodanig vast te leggen dat de verbindingsweg Westerbaan kan worden aangesloten op de Meeuwenlaan, zodat de ontsluiting van de gemeente Katwijk kan worden gewaarborgd. Ik ben hiermee bezig. Ik neem het eerste deel van het dictum over. Dat is ondersteuning van mijn beleid. Ik heb het voornemen om hierover voor 1 maart een besluit te nemen. Ik weet en merk dat het urgentie heeft. Ik maak daarom dit voornemen bekend. Ik kan echter niet vooruitlopen op dat voornemen. Ik adviseer dan ook, alles overwegende, om de motie aan te houden. Ik zal de Kamer voor 1 maart laten weten wat mijn afweging opgeleverd heeft.

De heer Koopmans (CDA):

Deelt de regering onze opvatting dat het uiterst noodzakelijk is dat de Westerbaan voor het stadje Katwijk eindelijk en op een goede manier van de grond komt?

Minister Verburg:

Ik ken de urgentie hiervan. Ik ken ook de discussie die hiermee annex is. Ik heb echter al aangegeven dat ik hiermee bezig ben en dat ik dit zorgvuldig zal wegen zoals ik dat met alle voorstellen doe. Daarom vraag ik de Kamer om deze motie even aan te houden. Ik stel u zo snel mogelijk op de hoogte van de uitkomst van mijn overwegingen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

De VVD-fractie ondersteunt deze motie van harte. Is de minister zich er echter van bewust dat er nog een aantal van dit soort voorbeelden op het bord ligt bij de provincies en dus ook bij de minister? Dit zou dus een precedent kunnen scheppen. Wij zijn ervoor dat dit gebeurt, want zoals u weet, heeft de VVD-fractie ervoor gepleit om een aantal begrenzingen goed aan te passen, maar ik wijs de minister hierop.

Minister Verburg:

Misschien snap ik het niet helemaal, maar ik heb toch in de tweede termijn heel helder tegen de Kamer gezegd dat ik bereid ben om met provincies naar een aantal van die knelpunten te kijken? Heb ik in de tweede of eerste termijn Spaans of Russisch gesproken en hebt u mij daardoor niet begrepen? Ik ga dit doen; dat herhaal ik hier. U kunt dit dus als werk in uitvoering beschouwen. Dat is nog steeds waar de regering voor ingehuurd is.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Precies daarover heb ik een vraag aan de minister. Dit is een zodanig concreet en lokaal geschreven dictum dat ik verwacht had dat de minister deze motie zou ontraden. Waarom heeft zij dat niet gedaan? De Kamer gaat hier niet echt tot op dit niveau over. Dat is mijn beleving van de fraude.

Minister Verburg:

Ik vind het sympathiek dat mevrouw Jacobi die opmerking maakt, maar het valt mij wel op dat we aangaande Natura 2000 het detailniveau van een plasje of drie meeuwen naderen. Als dit een oproep is aan de Kamer om het schaalniveau iets meer te behouden en oog te houden op het algemene belang in plaats van op alles afzonderlijk, dan voel ik mij daardoor zeer gesterkt.

De heer Koopmans (CDA):

Kan de minister zich ook voorstellen dat het detailniveau waarop de Kamer zich soms met zaken wil bemoeien, voortkomt uit de problemen die mensen in het land soms juist van die details hebben, van dat plasje of dat grasje?

Minister Verburg:

Ik ga hier niet op in. Ik erken echter dat het gebeurt dat mensen een e-mailtje sturen naar een Tweede Kamerlid als ze hun zin niet krijgen bij de bevoegde autoriteiten en dat het dan in een algemeen overleg aan de orde komt. Ik weet dat dit allemaal gebeurt. Dat kan ook allemaal in onze democratie; dat is allemaal mooi. Toch is het verstandig als de Kamer zich op een zeker totaaloverzicht focust en niet alles afzonderlijk wil beoordelen. Ik blijf dus bij de waarderende opmerking die ik aan mevrouw Jacobi richtte.

Nu kom ik bij de zesde en laatste motie, van de heer Cramer en de heer Koopmans. In die motie wordt de regering verzocht om geen definitieve aanwijzingsbesluiten te nemen zolang de afwegingskaders voor stikstof, water en sociaaleconomische factoren niet bekend zijn en verzoekt de regering om die afwegingskaders voor 15 juni 2010 gereed te hebben, op basis daarvan met provincies in gesprek te gaan, waar nodig wijzigingen door te voeren in de conceptaanwijzingsbesluiten, zonder afbreuk te doen aan de landelijke doelen, en de Kamer van dit proces op de hoogte te houden. Over die datum van 15 juni ga ik nu geen strijd voeren. Ik heb aangegeven: voor de zomer. Als het voor 15 juni kan, graag, maar het moet helder zijn dat de provincies in de zomer aan de slag moeten kunnen. Ik wil hierbij geen misverstand oproepen dat wellicht ook niet door de heren Cramer en Koopmans wordt bedoeld. De provincies zijn zelf aan zet voor het verder invullen van de beheerplannen, maar ik zal de provincies daarvoor de kaders aanreiken, zoals ik in de tweede termijn van het AO heb aangegeven. Ik zal de provincies overtuigen van de urgentie om dan in de startblokken te zitten en indien mogelijk ook al te anticiperen. Sommige provincies doen dat overigens al uitstekend en zijn daar al voluit en zeer gemotiveerd mee bezig. Als dit allemaal in de motie is inbegrepen, beschouw ik deze motie als ondersteuning van beleid.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik onderstreep die duiding van de minister van harte. Zo was het ook precies bedoeld.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wat er nu gebeurt, is vreemd. De minister heeft gezegd: de beheerplannen en de uitwerking, prima, maar de aanwijzing en het tempo staan voorop. De minister heeft in haar brief en tijdens het algemeen overleg beargumenteerd waarom zij daarmee niet kan wachten. Hier staat echter duidelijk als eerste verzoek: geen definitieve aanwijzingsbesluiten zolang stikstof, water, en noem maar op, allemaal onbekend zijn. Dit staat haaks op wat de minister in brieven aan de Kamer schrijft en in het algemeen overleg met de Kamer heeft gezegd. Ik kan dit niet zien als een ondersteuning van beleid. Ik vind dit vreemd.

Minister Verburg:

Integendeel. Ik vroeg mij even af of mevrouw Ouwehand soms eerder is weggegaan in het algemeen overleg, maar dat was naar mijn mening niet het geval. In heb in tweede termijn een onderscheid gemaakt tussen de omkeerbeheerplannen van de provincie waarover wij naar mijn mening eenzelfde oordeel hebben, namelijk dat dit niet de gelukkigste greep is, en de rest van de aanwijzingen. Ik heb nadrukkelijk betoogd dat die aanwijzingsbesluiten voor het einde van dit jaar moeten zijn genomen. Ik heb tijdens het overleg ook gezegd dat ik ze nog best even wil laten liggen, maar ze moeten wel worden vastgesteld. Wij kunnen dus het voorwerk doen en in de tweede helft van het jaar een en ander afronden, want eind december moeten alle gebieden definitief zijn aangewezen. Als de provincies in een goed tempo aan de slag gaan met de hier genoemde elementen dan zou dit zo maar kunnen. Voor het overige worden de beheerplanprocessen in werking gesteld, maar er vindt wel definitieve aanwijzing plaats voor het einde van dit jaar.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de moties zal worden gestemd bij de eindstemming vandaag.

De vergadering wordt van 12.30 uur tot 13.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven