Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 18 maart 2009 over Visserij.

De heer Polderman (SP):

Voorzitter. Het AO vorige week hebben we grotendeels besteed aan het aalherstelplan. We beseften eensgezind dat het niet goed gaat met de paling en dat maatregelen nodig zijn. Toch hadden we verschil van inzicht over het nut en de noodzaak van een generieke stillegperiode. Ik en anderen in de Kamer geloven daar niet zo in. Was het maar waar dat met een periode van niks doen en afwachten de aal zich zou herstellen. In Nederland is elke druppel water zo ongeveer gemanaged. Onze toekomstige koning bemoeit zich er zelfs mee als watermanager. De boel de boel laten is dus niet meer aan de orde. Van natuurlijkheid is in Nederland in 2009 geen sprake. Daarom moeten we naar mijn idee beheersmatige maatregelen nemen, in plaats van zomaar twee maanden niets te doen. We hebben als visserijwoordvoerders bekeken of we daarover een gezamenlijke motie konden indienen. Zo meteen wordt deze motie ingediend. Ik vond mijn motie over dit onderwerp eigenlijk beter, maar je moet je knopen tellen. Ik ga mijn motie dus niet indienen. Ik ga mijn fractie in ieder geval adviseren om de motie die de heer Koppejan straks indient, te ondersteunen.

Aanvullend op de motie over het uittrekken van de schieraal, vraag ik aandacht voor het intrekken van de aal. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - de stand van de aalpopulatie in Nederland en Europa zorgwekkend is;

  • - een deel van de glasaal die Nederland op eigen kracht bereikt niet kan intrekken vanwege barrièrewerking van sluizen, gemalen en stuwen;

  • - een aanzienlijk deel van die glasaal verloren gaat door predatie, een ander deel van de glasaal terechtkomt in gebieden met vervuilde waterbodems zoals het rivierengebied en door opslag van dioxines en pcb's ongeschikt wordt voor voortplanting;

  • - aansluitend op de in het aalherstelplan voorgestelde maatregelen met betrekking tot de schieraaluittrek er dus ook maatregelen nodig zijn voor verbetering van intrek en optimaal gebruik van het opgroeiareaal voor de aal in Nederland;

verzoekt de regering:

  • - in overleg met de sector projecten te laten ontwikkelen om het natuurlijk aanbod van glas- en pootaal in Nederland optimaal te benutten waarbij met name gekeken moet worden naar de diverse barrières in de weinige grote intrekwateren (bijvoorbeeld het Noordzeekanaal) en naar de belemmeringen voor gezonde opgroeimogelijkheden door de vervuilde waterbodems zoals in het rivierengebied;

  • - hiervoor in de komende begroting voldoende middelen te reserveren en de Kamer te informeren over de voortgang van deze projecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Polderman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 67(29675).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Voordat ik reflecteer op de discussie over de paling en de ernstige toestand waarin het dier verkeert, dien ik een motie in over bruinvissen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal bruinvissen dat in stukken gesneden aanspoelt op de Nederlandse kust sterk toeneemt;

constaterende dat bruinvissen beschermde dieren zijn, zowel volgens Nederlandse als Europese en mondiale wet- en regelgeving;

constaterende dat de regering in 2006 al vaststelde dat er een verband bestaat tussen de toename van bijvangsten van bruinvissen en de toegenomen dichtheid van staandwantvisserij;

constaterende dat de regering ruim drie jaar later nog steeds verwijst naar nader onderzoek en dat de noodzakelijke bescherming van bruinvissen daarmee uitblijft;

verzoekt de regering, vanuit het voorzorgsprincipe een verbod uit te vaardigen op de staandwantvisserij in de kuststrook,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 68(29675).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Over de paling bestaan nogal wat meningsverschillen in de Kamer. Helaas staan te weinig mensen aan de kant van deze ernstig bedreigde diersoort. Ik dien daarom een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het gezien het dreigende uitsterven van de paling ongewenst is glasaal te onttrekken aan de natuur;

constaterende dat paling zich niet in gevangenschap blijkt voort te planten en dat in kwekerijen Ouwehanduitsluitend glasaal wordt opgekweekt die eerder uit het wild gevangen is;

verzoekt de regering, te komen tot een verbod op het kweken van paling en hiervoor een saneringsplan op te stellen;

verzoekt de regering, zich in te zetten voor een Europees verbod op het kweken van paling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 69(29675).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

In de gekte die is losgebarsten op zoek naar mogelijkheden om de paling vooral te behouden – niet omdat wij de natuur zo respecteren, maar omdat wij de paling graag willen opeten – financiert de regering zelfs projecten waarbij stamcellen van de ene vis in de andere worden overgespoten. Dat lijkt ons een ernstige en ongewenste ontwikkeling. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering subsidie heeft verleend aan een project waarbij stamcellen van zebravissen worden ingespoten bij palingen om deze te stimuleren tot voortplanting in gevangenschap, met als doel de menselijke consumptie van de paling;

spreekt uit dat dierproeven voor menselijke consumptie, zoals deze stamcelexperimenten met paling, ethisch ontoelaatbaar zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 70(29675).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dan kom ik bij mijn laatste en meest heikele motie. De toekomst van de paling hangt aan een zijden draadje. Wij moeten alles uit de kast halen om het dier voor uitsterven te kunnen behoeden. Het lijkt erop dat de meerderheid van de Kamer daar niet aan wil. Ik heb een motie waarover ik alvast aankondig dat ik die hoofdelijk in stemming wil brengen omdat ik denk dat iedereen hierin zijn verantwoordelijkheid moet nemen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de toekomst van de paling aan een zijden draadje hangt en dat nu alles op alles moet worden gezet om de paling nog voor uitsterven te kunnen behoeden;

constaterende dat een vangstverbod daarom onontkoombaar is, mede gelet op het feit dat andere maatregelen veel minder effect sorteren of pas op langere termijn kunnen worden gerealiseerd;

overwegende dat Ierland reeds een permanent vangstverbod in binnenwateren heeft afgekondigd om de paling te kunnen redden;

verzoekt de regering, een totaal vangstverbod voor paling af te kondigen, in ieder geval totdat duidelijk is in welk tempo en in welke mate andere maatregelen zullen kunnen bijdragen aan een duurzaam herstel van de palingstand;

verzoekt de regering, een sociaal plan te presenteren voor de sanering van de palingsector,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 71(29675).

De heer Koppejan (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie vindt de toestand van de aal in de Nederlandse wateren zeer zorgwekkend. Niets doen, halve maatregelen of de problemen voor ons uit schuiven zal onherroepelijk leiden tot uitsterven van deze vissoort. Dat is voor de CDA-fractie vanuit ons uitgangspunt van goed rentmeesterschap onaanvaardbaar. Wij hebben veel waardering voor de inzet van de minister om tot een goed aalbeheerplan te komen. Met veel van de voorgestelde maatregelen kunnen wij volmondig instemmen. De minister heeft ons er echter nog niet van kunnen overtuigen dat er geen effectievere maatregelen zijn dan het nu voorgestelde vangstverbod in oktober. De CDA-fractie is voorstander van de ook door de minister bepleite decentrale beheeraanpak. Wij willen daarmee echter zo snel mogelijk van start gaan. Daarom dienen wij de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de toestand van de aal in de Nederlandse wateren zeer zorgwekkend is en maatregelen vraagt die uitzicht bieden op een duurzaam aalbestand;

constaterende dat er bij de Europese Commissie een aalbeheerplan dient te worden aangeleverd;

van mening dat de extra uittrek van 157 ton Koppejanschieraal een te realiseren doelstelling is en als randvoorwaarde voor het aalbeheerplan kan fungeren;

verzoekt de regering, in het definitieve aalbeheerplan rekening te houden met in- en uittrekprogramma's zodat voldoende aal (zowel kwantitatief als kwalitatief) in Nederland kan opgroeien en voldoende schieraal uit kan trekken c.q. uitgezet kan worden, en deze bij de Europese Commissie in te dienen. In het plan dienen ten minste de volgende maatregelen opgenomen te zijn:

  • - voor 1 juli 2009 wordt door de beroepsvissers (met behulp van expertise van het ministerie van LNV) een gedegen plan van aanpak opgesteld om te waarborgen dat in 2009 door de beroepsvissers 157 ton gevangen schieraal wordt uitgezet waarvan ten minste 50 ton schone schieraal wordt gevangen in geselecteerde gebieden; mocht het plan niet voor 1 juli 2009 ingediend zijn dan geldt een vangstverbod voor de maanden september/oktober;

  • - tevens dient voor 1 januari 2010 een plan van aanpak ingediend te zijn door de beroepsvissers met medewerking van het ministerie van LNV, op basis van de op dat moment beschikbare gegevens per watergebied, waarvan elementen als toegestane visserijinspanningen, uitzetten van schieraal, vangstquota en vangstverboden deel uitmaken, zodat uitzicht geboden wordt op een duurzaam aalbestand; voor die gebieden waar geen plan van aanpak is opgesteld geldt voor dat jaar een vangstverbod op aal in de maanden september/oktober;

  • - vanaf 1 januari 2011 dient er een plan van aanpak per watergebied te liggen dat zo veel mogelijk gebaseerd is op de ontwikkeling van aalbestanden zoals die zijn vastgesteld door onafhankelijke deskundigen;

  • - in 2009 en daaropvolgende jaren stimuleert de regering het uitzetten van glasaal in de Nederlandse wateren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koppejan, Jacobi, Van der Vlies en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 72(29675).

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. De aalstand in bijvoorbeeld het IJsselmeer is zorgwekkend. Het rapport van de commissie-Eijsackers maakt dat duidelijk. Het aalherstelplan verplicht dus tot inzet van allen. Het draagvlak in de sector voor maatregelen is uiterst relevant. Mede daarom heb ik de motie van collega Koppejan meeondertekend.

Collega Polderman heeft een motie ingediend over het serieuze punt van de barrières. Zelf zal ik een motie indienen over de vervuiling van bepaalde waterbodems.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het voor de overleving van belang zijnde vetgehalte van (rode) aal de afgelopen twintig jaar significant is gedaald en, hiermee samenhangend, dat dioxineachtige en andere vervuilende stoffen die voorkomen in waterbodems een negatief effect kunnen hebben op de voortplanting en overleving van aal;

constaterende dat de minister van LNV de mogelijk negatieve gevolgen van de vervuiling van waterbodems voor de aalstand buiten beschouwing laat, omdat zij de wetenschappelijke onderbouwing onvoldoende acht;

overwegende dat de commissie-Eijsackers in de conclusies van haar rapport wijst op het belang van de uittrek van die schieraal die in staat is om de Saragassazee te bereiken en zich daar voort te planten;

van mening dat de genoemde onderzoeksresultaten een mogelijke oorzaak aanwijzen voor de aanzienlijke daling van de intrek van glasaal en verder onderzoek daarom wenselijk is;

verzoekt de regering, verder onderzoek naar de gevolgen van waterbodemvervuiling op het vetgehalte, de voortplanting en de overleving van (schier)aal op te nemen in het nationaal aalbeheerplan en daartoe de nodige nationale en, bij voorkeur, Europese gelden vrij te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 73(29675).

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Ik zal twee moties indienen. De eerste gaat over de verschillende activiteiten langs de kustzone. De regering wordt verzocht om daar regulerend te gaan optreden. In de kustzone spelen vele belangen. De recreatie wil surfen, zeilen, jetskiën en duiken. De vissers willen netten uitzetten en slepen. De vele belangen leiden tot een confronterende werking. Het kan worden opgelost door een duidelijk ruimtelijk kader, bijvoorbeeld een structuurvisie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de kustzone de verschillende activiteiten, zoals recreatieve visserij, beroepsvisserij, pleziervaart, reddingsbrigade, kustversterking, zandsuppletie, natuurbescherming en recreatie elkaar door toenemende drukte meer en meer in de weg kunnen gaan zitten;

constaterende dat conflicten tussen sportvissers en beroepsvissers met staand want in toenemende mate plaatsvinden;

constaterende dat een belangrijk deel van de Jacobivisserij, namelijk de commerciële staandwantvisserij en de recreatieve visserij, vrijwel niet gereguleerd is;

overwegende dat er bij belanghebbenden wel de wil is om tot overeenstemming te komen over gebruik van de kustzone, maar de mogelijkheden om met elkaar in gesprek te komen beperkt zijn;

van mening dat de kustzone een belangrijk onderdeel is van het Noordzee-ecosysteem, de kustzone voor veel soorten een belangrijk paai- en opgroeigebied is en de toekomst voor vis en visserij gelegen is in een evenwichtig en duurzaam ecosysteem;

van mening dat de regulering van de staandwantvisserij als ook de invloed hiervan op het ecosysteem en het multifunctioneel gebruik van de kustzone te complexe materie is om door individuele gemeenten voor ieder het eigen deel van de kust gereguleerd en gecontroleerd te laten worden;

verzoekt de regering, in samenwerking met de gemeenten zorg te dragen voor één structuurvisie voor de kuststrook met daarin aandacht voor alle sectorale belangen, zoals in de kuststrook,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi en Polderman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 74(29675).

Mevrouw Jacobi (PvdA):

De motie was lang en complex, maar er is lang over nagedacht.

Ik heb nog één motie. Net als de Partij voor de Dieren vinden wij het van belang dat de bijvangst van bruinvis gereduceerd wordt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staandwantvisserij in de laatste jaren enorm is toegenomen alsook dat de bruinvis in toenemende mate bijgevangen wordt in de staandwantvisserij;

overwegende dat de bruinvis op nationaal, Europees en internationaal niveau op de lijst bedreigde diersoorten staat en als gevolg daarvan de Nederlandse overheid verplicht is, alle maatregelen te nemen om deze soort te beschermen;

constaterende dat deze bijvangst schadelijk is voor de bedreigde bruinvispopulatie in de Noordzee;

van mening dat het met de recentelijk weer toegenomen strandingen van bruinvissen nu echt tijd is serieuze maatregelen te treffen;

verzoekt de regering, binnen twee maanden maatregelen te nemen, waardoor het aantal gestrande bruinvissen met 90% gereduceerd wordt;

verzoekt de regering, binnen dit 90%-reductieplan alle nodige middelen aan te wenden om de bijvangst van bruinvissen te verminderen, zoals het verminderen van het aantal en de lengte van de staandwantnetten, het verplichte gebruik van pingers op de netten en daarbij netten die voor zeezoogdieren beter waarneembaar zijn alsook het sluiten van bepaalde kritieke zones,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 75(29675).

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Minister Verburg:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in dit VAO. Het is goed om stil te staan bij de doelstelling van de Europese Aalverordening. Die verordening is bedoeld om ervoor te zorgen dat op termijn 40% van de biomassa van schieraal daadwerkelijk kan ontsnappen naar de zee, in een situatie zonder menselijk invloed. De verschillende wetenschappelijke onderzoeken, ook die van de commissie-Eijsackers, tonen aan dat de situatie in Nederland met betrekking tot de aal zeer ernstig is en dat vergaande maatregelen noodzakelijk zijn. Ook de Europese Commissie heeft dit aangegeven. Tegen deze achtergrond hebben dan ook meerdere lidstaten aalbeheerplannen ingediend, met als een van de maatregelen een sluiting van de visserij voor een bepaalde periode. Mijn Aalbeheerplan heb ik hierop gebaseerd en bij Brussel ingediend. Het is een combinatie van maatregelen, gericht op de visserij, herstel van de habitat, het wegnemen van barrières en het uitzetten van glasaal. Het geheel vormt naar mijn mening een evenwichtig, goed afgewogen en wetenschappelijk onderbouwd pakket waarmee ik naar mijn mening voldoe aan de Europese doelstellingen.

Tegelijkertijd vind ik draagvlak voor het Aalbeheerplan van groot belang. Daarom heb ik vorige week aangegeven, bereid te zijn om een combinatie te maken van het plan van de vissers om 50 ton gezonde schieraal uit te zetten en te komen tot sluiting alleen in de maand oktober. Hiermee kan de visserijsector haar verantwoordelijkheid voor een goed aalbeheer nemen, wat het draagvlak en daarmee de effectiviteit van de hele set aan maatregelen vergroot. Maar wij moeten en mogen de Europese context niet uit het oog verliezen. De Europese Commissie bepaalt uiteindelijk wat wel en wat niet kan, en daarbij zal zij scherp letten op het doel van het aalbeleid, namelijk herstel van de populatie, omdat het daarmee zeer ernstig is gesteld.

Recent heb ik met de verantwoordelijke Commissaris, de heer Borg, gesproken. Hij heeft mij gezegd dat er ten minste tien lidstaten zijn die een gesloten periode in hun beheerplan hebben opgenomen. Ten minste acht landen hebben de minimummaat voor de te vangen aal verhoogd, en er zijn zes landen in de Europese Unie die beide maatregelen treffen. De genomen maatregelen en de mogelijkheden beziend, staat voor mij de effectiviteit voorop. Randvoorwaarden die ik vorige week al heb genoemd zijn daarbij dat de uitzet controleerbaar moet zijn volgens het principe van toezicht op toezicht. Dat moet transparant, effectief en efficiënt toezicht op toezicht zijn. Verder moet het binnen de nu gestelde financiële kaders van maximaal € 700.000. De Commissie moet het pakket aan maatregelen ook goedkeuren. Aan deze voorwaarden kan en wil ik niet tornen.

In dat licht kom ik tot een beoordeling van de moties, te beginnen die welke is ingediend door de heer Polderman. Ik vind deze motie overbodig. Er is al een adaptief management bij sluizen voor de extra intrek van glasaal. Er zijn innovatieregelingen van het Visserij-innovatieplatform, waar ook subsidieaanvragen voor de binnenvisserij en de glasaalintrek kunnen worden gehonoreerd. Ik meen dus dat wij aan die voorwaarde al voldoen; vandaar het oordeel "overbodig".

De tweede motie is ingediend door mevrouw Ouwehand. Daarin wordt de regering verzocht vanuit het voorzorgsprincipe een verbod uit te vaardigen op de visserij met staand want in de kuststrook. Ik ontraad deze motie, omdat ik deze maatregel op dit moment te verstrekkend vind. Het hoeft geen betoog dat ik vind dat er dringend moet worden ingegrepen. Uit onderzoek en controles blijkt dat de gereguleerde visserij nauwelijks bruinvissen bijvangt. Maar ook andere vormen van visserij kunnen bijdragen aan de bijvangst van bruinvissen. Vorige week heb ik al aangegeven dat er op dit moment onderzoek naar wordt verricht. Zodra dat onderzoek er is, kom ik met voorstellen en een reactie naar aanleiding van dat onderzoek, maar dan zoek ik eerlijk gezegd meer in het treffen van maatregelen die in maatwerk voorzien, dan dat ik kom tot een verbod op de staandwantvisserij in de kuststrook. Daarom ontraad ik deze motie.

In de derde motie, ook ingediend door mevrouw Ouwehand, wordt de regering verzocht zich in te zetten voor een Europees verbod op het kweken van paling. In sommige gevallen kan de vangst van glasaal wel duurzaam zijn. Er is op dit moment veel aandacht voor het zorgvuldig opkweken en de kunstmatige voortplanting van de aal. Het is onhaalbaar en onwenselijk om de sector zomaar te saneren. Daarom ontraad ik deze motie.

In de vierde motie, ook ingediend door mevrouw Ouwehand, wordt uitgesproken dat dierproeven voor menselijke consumptie, zoals stamcelexperimenten met paling, ethisch ontoelaatbaar zijn. Indien het mogelijk is om paling op kunstmatige wijze voort te planten, heeft dat gevolgen voor de glasaal. Wij hebben dan minder glasaal uit het wild nodig, hetgeen een bijdrage kan leveren aan het herstel en dus kan leiden tot een nuttige nieuwe mogelijkheid. Naar mijn mening is het ook nuttig onderzoek. Dat is de reden dat ik deze motie ontraad.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik maak bezwaar tegen de constatering van de minister dat het dan nodig zou moeten zijn palingen aan dierproeven te onderwerpen om de palingstand te kunnen herstellen. We kunnen ook andere keuzes maken. Het zou de minister sieren als zij dat ook op deze manier zou voorleggen. Het is helemaal niet nodig om palingen te kweken en al helemaal niet om dierproeven met ze te doen.

Minister Verburg:

Ik denk dat ik mij vorige week al heb neergelegd bij het feit dat op dit dossier mevrouw Ouwehand en ik helaas van mening verschillen. Dat blijkt ook vanavond nog en wordt onderstreept door de reactie van mevrouw Ouwehand. Ik handhaaf mijn reactie op haar motie.

Dan is er nog een motie van mevrouw Ouwehand, die verzoekt de regering een sociaal plan te presenteren voor de sanering van de palingsector, nadat de regering is verzocht een totaal vangstverbod voor paling af te kondigen totdat duidelijk is in welk tempo en in welke mate andere maatregelen zullen kunnen bijdragen aan een duurzaam herstel van de palingstand. Ik laat er geen enkel misverstand over bestaan – ik heb dat ook in mijn inleidende opmerkingen benadrukt – dat de situatie zeer ernstig is. Het is naar mijn mening echter niet nodig om nu de hele palingvisserij stil te leggen. Ik denk juist dat het nodig is om zorgvuldig maatwerk in beheer te ontwikkelen om de palingvisserij te verduurzamen en ook om op de langere termijn te mikken. Daarom gaat het mij te ver om de palingvangst stop te zetten en een sociaal plan voor de sanering van de sector op te stellen. Dat is de reden dat ik deze motie ontraad.

De motie-Koppejan c.s. verzoekt om nog gedurende dit jaar 157 ton schieraal uit te zetten. Dit zou betekenen dat het door mij gestelde doel ook mogelijk kan worden gehaald. Ik denk dat het cruciaal is dat er draagvlak maar ook daadkracht is vanuit de visserijsector zelf. Het moet echter wel hetzelfde effect hebben en dat hangt af van de uitvoerbaarheid, de controleerbaarheid en de handhaafbaarheid van het voorstel. Die voor mij drie cruciale randvoorwaarden zullen moeten worden gewaarborgd door de sector zelf. Glasaal uitzetten is ook belangrijk; dat zit al in mijn aalbeheerplan. Over decentraal aalbeheer kan geen misverstand bestaan. Dat is voluit waarnaar ik streef en het is ook goed dat de Kamer dat ondersteunt. Het plan dat wij naar Brussel sturen moet echter wel praktisch mogelijk zijn. Dat wil zeggen dat het aalbeheer per visstandbeheercommissie alleen mogelijk is met kennis van de aalstand en kennis van de hoeveelheid vis die per gebied wordt onttrokken. Pas als je weet wat er zit en wat er wordt gevangen, kun je bepalen hoe je de visserij moet aanpassen zodat er ook voldoende aal kan ontsnappen. Die kennis ontbreekt op dit moment en het is de vraag of dit binnen een à twee jaar ook voor alle wateren is te realiseren. Daarnaast moet er in alle wateren sprake zijn van visstandbeheercommissies. Deze visstandbeheercommissies moeten de bevoegdheid hebben maar ook willen nemen, voor hun gebied aalbeheermaatregelen vast te stellen. Ik wijs erop dat nu nog lang niet overal sprake is van goed functionerende visstandbeheercommissies, hoe graag ik dat ook zou willen. Ik heb de Kamer al aangekondigd dat ik beleid hiervoor aan het ontwikkelen ben en dat ik haar in september hierover zal informeren. Ondanks de sympathie die de motie van de heer Koppejan opwekt, lijkt het mij niet goed om de suggestie te wekken dat dit wel even kan en om vissers voor te spiegelen dat dit ook op korte termijn een reëel alternatief kan zijn voor stilleggen. Ik ben wel bereid om mij optimaal in te zetten om decentraal aalbeheer zo spoedig mogelijk te verwezenlijken. Dat vereist heel veel van alle spelers in deze decentrale gebieden. Daarvoor zijn twee tandjes meer nodig dan ik op dit moment in de verschillende regio's waarneem. In de tussentijd kunnen wij al wel enkele stappen in deze richting zetten, maar hieraan mag het aalbeheerplan voor de langere termijn nog niet worden opgehangen. Als ik dat allemaal weeg en ik betrek daarbij de motie van de leden Koppejan, Jacobi, Van der Vlies en Snijder-Hazelhoff, dan wil ik het oordeel hierover aan de Kamer overlaten. Daarbij wijs ik op mijn uitgesproken woorden en op de voorwaarden die ik heb gesteld.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Hier doet zich toch een rare situatie voor. De streefwaarden die de minister heeft geformuleerd, zitten al onder de ondergrens die wordt genoemd door de onafhankelijke deskundigen die in haar opdracht hebben geadviseerd. Wat gaat Europa nu goedkeuren inzake het Nederlandse aalbeheerplan? Wij gaan dat niet halen. Als deze motie wordt aangenomen, wordt daarmee een nog groter risico gelopen omdat de kans dat de doelstellingen worden gerealiseerd daardoor weer kleiner wordt. Kan de minister niet beter tegen de Kamer zeggen dat de Europese Commissie optreedt als de Kamer deze motie aanneemt en dat Nederland dan straks een vangstverbod van een halfjaar aan zijn broek heeft?

Minister Verburg:

Ik kan dat natuurlijk nooit uitsluiten. Vorige week heb ik ook deze Kamer een rekensom voorgelegd. Ik ben bereid om het aanbod van de combinatie van beroepsvissers aan te nemen, namelijk dat zij 50 ton schone en gezonde schieraal over de dijk zal zetten. Daarnaast wil ik de visserij voor de maand oktober sluiten. Op basis van jarenlange ervaring is bekend dat daardoor ook 107 ton gezonde schieraal kan ontsnappen. Bij elkaar opgeteld is dat dus 157 ton. Mijn eerste aalbeheerplan, dat al in Brussel ligt, gaat om 160 ton. Ik ben bereid om het verschil in Brussel te verdedigen.

Mevrouw Ouwehand heeft gelijk: hier moet de Europese Commissie nog een oordeel over geven. Als dit onvoldoende tegemoet komt aan de doelstellingen van de Europese Commissie, die de lidstaat Nederland onderstreept, dan kan de Europese Commissie in het uiterste geval zeggen dat wij de aalvisserij voor een halfjaar stil moeten leggen. Het genoemde voorstel vind ik, onder de condities die ik heb genoemd, de moeite waard omdat daarbij 157 ton aal kan ontsnappen of over de dijk wordt gezet. Daarnaast wordt voor de komende periode een aantal maatregelen genomen. De visserijsector zelf zal daar nog een hele toer aan hebben. Daarom laat ik het oordeel aan de Kamer over. Ik hoor het wel.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik zou bijna willen dat de minister haar plannen gewoon uitvoert, al dan niet verder uitgehold door de Kamer. De ondergrens, de aantallen die nodig zijn, is 700.000. Het plan van de minister hield al minder in en nu haalt de Kamer daar nog weer wat van af. Ik zou bijna zeggen: laten wij dit maar doen, want dan hebben wij ten minste nog dat Europa gaat ingrijpen.

De heer Van der Vlies (SGP):

De minister zegt terecht dat de sector er nog een hele toer aan zal hebben, maar het mooie is wel dat de sector ervoor gaat. De minister zal ook weten dat de sector publiek heeft gemaakt deze taakstelling te aanvaarden. In de motie staat toch heel duidelijk een taakstellend tijdpad voor plannen die deugdelijk zijn en voldoen aan de criteria die de minister noemde. Als medeondertekenaar wil ik daar nog even een streepje onder zetten. Het mooie vind ik dat dit draagvlak oplevert voor deze maatregel in deze context. In de eerdere aanpak, waarbij werd gekozen voor twee maanden stilleggen, was die er niet zonder meer en misschien wel helemaal niet. Dat is toch winst. Ik denk dat wij dat in dit debat moeten onderlijnen.

Minister Verburg:

Ik begrijp wat de heer Van der Vlies zegt. Ik hoop dat de visserijsector dat inderdaad waar gaat maken. In alle openheid zeg ik erbij dat de visserijsector ruim een week geleden nog zei 50 ton toch wel het maximum te vinden. Nu is een grote stap verder gezet. Ik vind draagvlak dan van groot belang. Om die reden laat ik het oordeel ook aan de Kamer over. Ik zeg hier wel bij dat het moet worden waargemaakt en dat het zal moeten worden beoordeeld door Europa. Aan andere lidstaten stellen wij ook hoge eisen. Ik vind dat wij dat waar moeten maken. Tegelijkertijd ligt er een grote bewijslast bij de visserijsector zelf. Ik kan alleen maar hopen dat zij het waarmaken. Dat zou betekenen dat zij zelf concreet en gericht investeren in de toekomst van de eigen sector. Dat is meer dan nodig.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik wil toch van de minister bevestigd krijgen dat zij, wanneer de motie wordt aangenomen, deze motie in Brussel met verve gaat verdedigen. Ook bij haar plannen was het niet zeker dat er 107 ton aal werkelijk in de zee terugkomt. De sector stelt dat 107 plus die 50 in totaal 157 ton bedraagt en komt daarmee exact op hetzelfde getal uit. Natuurlijk moet men dat waarmaken, maar deze streefwaarde is zeker zoveel waard als wat de minister ons heeft aangeboden.

Minister Verburg:

Ik heb hierover twee opmerkingen. Mevrouw Snijder-Hazelhoff zegt het zelf al: als zij het waarmaken wordt het concreet en moet het ook transparant, controleerbaar en handhaafbaar zijn. Als zij het waarmaken heeft mevrouw Snijder-Hazelhoff gelijk. Dan gaat het over dezelfde tonnage als in mijn voorstel van vorige week. In dat geval is mevrouw Snijder-Hazelhoff een ervaren genoeg Kamerlid om te weten dat oordeel Kamer ook oordeel Kamer is. Ik zal de motie dan ook uitvoeren. Mijn manier van werken mag ik bekend veronderstellen: als ik iets verdedig, verdedig ik het met verve.

De heer Van der Vlies verzoekt in zijn motie om verder onderzoek te doen naar de gevolgen van waterbodemvervuiling op het vetgehalte, de voortplanting en de overleving van schieraal. Dit moet worden opgenomen in het nationaal aalbeheerplan. Daarvoor moeten de nodige nationale en bij voorkeur Europese gelden worden vrijgemaakt. Ik ontraad deze motie. Er is al heel veel onderzoek. Dat onderzoek is zeer kostbaar. Er is onderzoek naar bestanden, er is onderzoek naar herstel en er is onderzoek naar kunstmatige voortplanting. Er is ook een heel groot Europees project. Ik heb vorige week aangegeven dat dit een projectonderzoek is ter waarde van 3 mln. Extra onderzoek gaat mij echt te ver. Dat is de reden waarom ik deze motie ontraad.

In de motie van mevrouw Jacobi, mede ingediend namens de heer Polderman, wordt de regering verzocht om in samenwerking met de gemeenten zorg te dragen voor één structuurvisie voor de kuststrook, met daarin aandacht voor alle sectorale belangen. Ik ontraad deze motie. Een structuurvisie is niet aan de orde. Er is onderscheid tussen ruimtelijk beleid en de visserijproblematiek. Ik heb al aangegeven dat op dit moment onderzoek plaatsvindt. Ik zal aan de hand daarvan met alle betrokken en verantwoordelijke partijen bezien hoe ik maatregelen kan treffen die maatwerk leveren en effectief zijn.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Kan de minister ook aangeven op welke termijn dat zal plaatsvinden?

Minister Verburg:

Ja. Ik heb aangegeven dat ik het onderzoek voor de zomer verwacht. Ik zal dan heel snel na de zomer met concrete voorstellen komen.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

De minister onderscheidt ruimtelijk beleid en visserijbeleid. Het is juist de bedoeling om niet heel gedetailleerd te reguleren, maar om te voorkomen dat die belangen langs elkaar heen schuren. Er moet net als op het land een zodanige structuur komen dat je duidelijk bent voor de bevolking, via een democratisch proces, wat waarvoor de beste plek is om welke activiteiten uit te voeren. Dat lijkt mij juist heel behulpzaam.

Minister Verburg:

Binnen de landsgrenzen hebben wij te maken met de Nederlandse nationaliteit. Waar het gaat om viswateren, zeker op de zee, hebben we te maken met internationale vissers en internationale spelregels. Dat is exact de reden waarom ik het niet nodig en niet effectief vindt om nu met een dergelijk structuurvisie te komen. Dat zou overigens ook een heel lange termijn van beleidsontwikkeling en van allerlei procedures vergen. Ik denk dat het verstandiger is om op korte termijn en naar aanleiding van het onderzoek te komen met maatwerk en maatregelen. Ik heb vorige week ook al gezegd dat ik daartoe met de desbetreffende gemeenten contact zal opnemen om samen met die gemeenten te komen tot een heel gerichte en doelmatige aanpak.

De heer Graus (PVV):

Ik hoor de minister zo-even zeggen veel waarde te hechten aan het oordeel van de Kamer. Ik roep in herinnering dat zij ook de breed aangenomen moties-Graus nog op de plank heeft liggen. Die moet de minister ook nog uitvoeren.

Minister Verburg:

Dank. Het is altijd goed om herinnerd te worden aan zaken die ik nog te doen heb.

In de motie op stuk nr. 9 van mevrouw Jacobi staat het verzoek aan de regering om binnen twee maanden maatregelen te nemen, zodat het aantal gestrande bruinvissen met 90% wordt gereduceerd in het komende jaar. Binnen dat 90%-reductieplan moeten alle nodige middelen worden aangewend om de bijvangst van bruinvis te verminderen, waaronder het verminderen van het aantal en de lengte van bestaande wandnetten, het verplicht gebruik van pingers op de netten en het verplicht gebruik van netten die voor zeezoogdieren beter zichtbaar zijn alsook het sluiten van bepaalde kritieke zones.

Op dit moment is niet duidelijk wat de oorzaak is van het stranden van bruinvissen. Lopend onderzoek moet daarover uitsluitsel geven. Ik ben wel bereid om uiteindelijk gerichte maatregelen te nemen. Ik heb daar vorige week een aantal mogelijkheden toe geschetst. Om nu te zeggen dat binnen een jaar 90% reductie mogelijk is, gaat mij te ver. De onderzoeksuitslagen zijn nog niet eens bekend. Ik raad mevrouw Jacobi aan om de motie aan te houden. Anders moet ik helaas aanvaarding van de motie ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik begrijp dat het voornemen bestaat om, in verband met procedures die voor 1 april afgerond moeten worden, eerder dan aankomende dinsdag te stemmen. Ik zal ervoor zorgen dat de stemmingen aanstaande donderdag plaatsvinden.

Mevrouw Ouwehand (PVV):

Ik ben en blijf van mening dat het hier gaat om een kwestie van historisch belang. De vraag is immers of wij de paling laten uitsterven. Ik handhaaf mijn voorstel om hoofdelijk te stemmen over mijn motie over een verbod op palingvangst, zodat individuele Kamerleden hun verantwoordelijkheid kunnen nemen. Ik verzoek de Griffie om het als zodanig op de stemmingslijst te zetten.

De voorzitter:

Dat zal gebeuren.

Naar boven