Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | nr. 67, pagina 5333-5359 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | nr. 67, pagina 5333-5359 |
Aan de orde is het debat over het verslag van de Europese Top.
De heer Van Bommel (SP):
Mevrouw de voorzitter. eurocommissaris Neelie Kroes gaf het deze week ruiterlijk toe: ook haar treft schuld aan de kredietcrisis omdat zij aan het toezicht op de financiële sector niet de prioriteit gaf die het verdiende. Ook het rapport van de groep onder leiding van IMF-topman Jacques de Larosière, waar oud-minister Onno Ruding deel van uitmaakt, spreekt van falend Europees toezicht als deeloorzaak van de financiële crisis. Onderschrijft het kabinet de conclusie van de werkgroep-De Larosière dat de Europese samenwerking in de huidige crisis onvoldoende is geweest, dat er te weinig consistentie is geweest, dat er sprake is geweest van een nationalistische insteek, onvoldoende capaciteit bij de zogenaamde "level 3 comités" en geen prikkels noch een adequaat instrumentarium om samen beslissingen te nemen? In gewoon Nederlands: die crisis is niet door Europa gestopt, maar Europa is medeoorzaak van de crisis.
Voorzitter. Uit de conclusies van de Europese raad spreekt vooral de noodzaak om met haast tot maatregelen te komen. Zo dringt de raad aan op spoed bij verschillende instanties die zich bezighouden met nieuwe regels voor toezicht. Ook mijn fractie vindt dat het toezicht moet verbeteren. Het moet sterker worden; nieuwe regels voor toezicht zoals het FSF en het basiscomité voor bankentoezicht. Ook moet volgens de Europese Raad snel werk worden gemaakt van aanname door het Europees Parlement van een aantal belangrijke richtlijnen voor kapitaaltoezicht en kredietbeoordelaars, nog voordat het Europees Parlement stopt in verband met de verkiezingen van 4 juni aanstaande. Maatregelen van dit soort zijn nodig om een nieuwe crisis te voorkomen maar zullen de huidige crisis niet oplossen. Deelt het kabinet de opvatting van de SP-fractie dat kwaliteit belangrijker is dan snelheid? Als wij nieuwe toezichtregels gaan vaststellen met bekrachtiging door het Europees Parlement, dan moeten wij zeker weten dat die ook op langere termijn zullen werken en garanties geven.
Voorzitter. De aangekondigde commissievoorstellen voor de hedge funds, de private equity en beloningen voor bestuurders moeten voortvarend ter hand worden genomen. De SP-fractie kan dat laatste van harte ondersteunen hoewel het vooral nationaal zal moeten worden aangepakt. Het is dan ook goed dat minister van Financiën Bos, nadat Obama heeft laten zien hoe het moet, nu schoorvoetend heeft aangekondigd om met voorstellen te komen om de beloning aan de top aan te pakken, de bonussen. Ook in Nederland zijn mensen stinkend rijk geworden in de aanloop naar de crisis. Velen profiteren nog steeds van het feit dat zij in betere tijden goede afspraken hebben gemaakt. Dat is gezien de steun die met belastinggeld wordt gegeven niet meer vol te houden; het is onaanvaardbaar.
Ik kom te spreken over de reële economie. De Europese Raad spreekt zijn vertrouwen uit in de middellange- en langetermijnperspectieven van de Europese economie. Er wordt echter geen vertrouwen uitgesproken in het uitgangspunt dat mensen er niet fors op achteruit zullen gaan. Een werkgelegenheidsstop van Europese regeringsleiders, waarover voorafgaand aan de top is gesproken, is gedegradeerd tot een onderonsje van drie landen, Tsjechië, Frankrijk en Zweden, met de sociale partners omdat – zo verklaart het Tsjechisch voorzitterschap – een aantal landen het gevoel had dat dit te optimistische verwachtingen zou scheppen voor de Europese verkiezingen. Dank je de koekoek! Waar gaat het dan nog over in Europa? Het gaat er toch om, ervoor te zorgen dat onze burgers enige mate van zekerheid hebben, dat er vanuit Europa toezicht wordt gehouden en dat wij op het punt van werkgelegenheid niet werkeloos hoeven toe te kijken hoe alles wegvloeit naar elders of helemaal wordt opgeheven. Als wij tegelijkertijd banken met tientallen miljarden redden en ook andere delen van het bedrijfsleven steunen, zal de gewone werknemer ook naar de overheden kijken. Naar Europa, maar zeker ook naar de nationale overheid. Een duidelijker illustratie van de prioriteiten van de Europese Unie kan men dus niet vinden; mensen doen er in Europa minder toe dan bedrijven. De Europese Commissie heeft het gedaan gekregen dat er 5 mld. wordt uitgetrokken voor ondersteuning van projecten op energiegebied, breedbandinternet en voor maatregelen in verband met de vernieuwing van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Investeringen in de arme lidstaten heeft de SP altijd van harte ondersteund. Breedbandinternet lijkt daarbij een goede bestemming. Je kunt het vergelijken met infrastructuur. Wij hebben uiteindelijk ook meebetaald aan de aanleg van wegen in Polen, Portugal, Spanje en Ierland. Dat is ook in ons voordeel, omdat onze vrachtwagens dan ook onze producten daar kunnen brengen. Projecten voor CO2-opslag beschouwen wij echter als weggegooid geld. Het is een tijdelijke, niet-duurzame oplossing voor het CO2-probleem. Er kan veel beter worden geïnvesteerd in een echt duurzame oplossing. Is dit het voorbeeld van de verduurzaming van de Europese economie? Graag een reactie van de regering.
In de conclusies staat dat 30 mld. wordt vrijgemaakt uit EU-bronnen. De Raad verwelkomt het uitkeren van de voorschotten uit de structuur- en cohesiefondsen. Kan dat geld niet beter worden besteed? Zo vraagt mijn fractie zich af. De Nederlandse Algemene Rekenkamer kan haar vinger nog niet eens krijgen achter de effectiviteit van deze fondsen. Ook spreekt men waardering uit voor het akkoord over de vrijwillige verlaging van btw-tarieven. Over meer mogelijkheden om het tarief te verlagen voor duurzame producten kon men het niet eens worden. De aanpassingen in het akkoord zelf zijn minimaal. De EU laat de greep die zij heeft op belastingen niet meer los. Daarmee worden de mogelijkheden voor lidstaten om sectoren te ondersteunen ten onrechte beperkt.
Staatssteun voor sectoren mag de interne markt niet verstoren. Belangrijker is echter dat steun wordt gegeven voor behoud van werkgelegenheid en niet om de winsten op peil te houden. Er wordt een oproep gedaan om in dit kader de inspanningen te bundelen. Laat men die bedrijven eens aanpakken die hebben kunnen profiteren van een Europese Unie van belastingconcurrentie, waardoor zij in sommige landen nauwelijks belasting op winst hoefden te betalen. Is het zo verwonderlijk dat de overheidsfinanciën van juist de landen met een zeer lage vennootschapsbelasting, zoals Ierland en de Baltische staten, met percentages van 10 tot 12, nu in de problemen komen? Andere landen zitten fors hoger. Als nationale overheden zichzelf geen middelen verschaffen via de belastingen, is het niet raar dat die overheden in de problemen komen.
Wat doet de Europese Unie? Welnu, de EU leent 75 mld. extra aan het IMF, die de betrokken landen vooral zal dwingen om te bezuinigen op publieke voorzieningen. Wij mogen toch hopen en verwachten dat de EU-betalingsbalanssteun, die nu is verdubbeld tot 50 mld., niet onder soortgelijke voorwaarden als die welke het IMF stelt, worden verstrekt aan lidstaten in nood? Graag krijg ik een reactie van het kabinet.
De Europese Unie staat in dit opzicht voor een belangrijke beslissing. Opnieuw wordt er bijna plichtmatig toe opgeroepen, de overheidsfinanciën zo snel mogelijk weer in lijn te brengen met het Stabiliteits- en Groeipact. Gaat men nu al een zogenaamde buitensporigtekortprocedure beginnen tegen een aantal lidstaten? Zolang de crisis zich nog maar net aandient, kan men toch niet verwachten dat landen in hun eentje de overheidsfinanciën op orde brengen? Nederland staat nu niet op de nominatie voor een dergelijke procedure, maar gelukkig is alleen de VVD nu nog zo gek om echt miljarden te willen bezuinigen. Dat moet je juist niet doen op dit moment. Als wij dat voor onszelf niet verstandig achten, moeten wij het andere landen ook niet opdringen.
Dan kom ik nu op de Lissabonstrategie. Helaas blijkt de economische en financiële crisis in de Europese Unie niet te hebben geleid tot het inzicht dat er een verkeerde koers is gevaren. Nee, structurele hervormingen volgens de Lissabonstrategie zijn nu meer dan ooit nodig, zo luidt de overtuiging. Terwijl de Titanic zinkt, geeft de kapitein het signaal volle kracht vooruit. Zo is de voltooiing van de interne markt volgens de Raad meer dan ooit nodig. Wij zien aan de zogenaamde voltooiing van de postmarkt dat dit gepaard kan gaan met voor werknemers wel heel erg negatief uitvallende resultaten: 15% minder loon in de concurrentie. Zo wordt er ook toe opgeroepen de Dohaontwikkelingsronde af te ronden. Terwijl landen overwegen om protectionistische maatregelen te nemen, wil de EU praten over meer vrijhandel.
De sociale gevolgen van de crisis gaat men met vertrouwde recepten te lijf. Op de werkgelegenheidsbijeenkomst – een top kunnen wij het niet meer noemen – wil men praten over het behouden van werkgelegenheid door flexizekerheid en mobiliteit, over het anticiperen op de behoefte van de arbeidsmarkt en over herstructurering daarvan. Dit is een typisch geval van het beschuldigen van het slachtoffer. Terwijl werknemers buiten hun schuld werkloos worden, adviseert de Raad werknemers om flexibeler en mobieler te worden en meer vaardigheden te leren dan waaraan behoefte bestaat. Ik vraag mij dan af in wat voor werkelijkheid deze regeringsleiders zich begeven.
Dan kom ik te spreken over energie en klimaat. De ambities zijn hoog in de EU. Dat is terecht, want er is veel nodig om klimaatverandering tegen te gaan. Het is dan ook goed dat de Europese Unie haar toezegging herhaalt om een emissiereductie van 30% na te streven. Herhalen zou echter niet nodig moeten zijn. Het zou ook niet nodig zijn wanneer de daad bij het woord werd gevoegd. De invulling blijft vooralsnog vaag. De tijd begint te dringen voor een EU die indruk maakt op weg naar Kopenhagen. De afspraak om ruim voor Kopenhagen met concrete plannen voor de financiering te komen, stemt niet hoopvol, wanneer wij in het verslag lezen dat andere lidstaten noch ingingen op de vraag of de afspraken van Bali nog steeds leidend zijn, noch het ermee eens waren dat steun aan ontwikkelingslanden met betrekking tot klimaatverandering bovenop de al bestaande steun komt. Als hier geen verandering in komt, geeft de EU de ontwikkelingslanden een sigaar uit eigen doos. De EU geeft het signaal af, terugtrekkende bewegingen te maken. Graag een reactie van de regering.
Mijn laatste punt is het Verdrag van Lissabon. De Europese Raad sprak in december af om met teksten te komen die een verkeerde interpretatie van het Verdrag van Lissabon op het gebied van belastingen, sociaal-ethische vraagstukken en de Ierse neutraliteit moeten uitsluiten. In het verslag komt naar voren dat de teksten geen herbekrachtiging van het Verdrag van Lissabon vereisen. Op welke manier worden deze garanties dan bindend gemaakt? Of wordt hier volstaan met een niet-bindende geruststelling?
Voorzitter: Ten Hoopen
De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. De Europese Top van vorige week is in een aantal publicaties bewierookt als een geslaagde afwijzing van de druk om heel veel geld, nog meer geld, uit te geven, maar wij moeten toch constateren dat er ook tijdens deze top weer met miljarden is gestrooid: 5 mld. voor Europese infrastructuurprojecten. 25 mld. voor het Europese noodfonds betalingsbalanssteun, zeg maar voor bepaalde landen in Midden- en Oost-Europa. 75 mld. voor het Internationaal Monetair Fonds. De PVV-fractie ziet niets in de laatste twee posten, de 25 mld. voor het Europese noodfonds betalingsbalanssteun en de 75 mld. voor het IMF, of in ieder geval niet in een Nederlandse bijdrage daaraan. Geen Nederlands geld naar Oost-Europa voor steun aldaar, ook niet via het fonds naar al helemaal niet gedefinieerde andere landen.
Dan kom ik op de 5 mld. die besteed zou worden aan Europese infrastructuurprojecten. Ik begrijp uit de stukken dat 345 mln. daarvan terugkomt naar Nederland. Klopt het dat dit ongeveer gelijk staat aan de Nederlandse bijdrage aan die 5 mld.? Die 345 mln. die naar Nederland zou terugkomen, bestaat voornamelijk uit twee posten: 180 mln. voor een proefproject ondergrondse CO2-opslag en 165 mln. voor een windenergienetwerk op de Noordzee. Beide bestedingsdoelen kunnen niet rekenen op sympathie van de PVV-fractie.
De heer Ten Broeke (VVD):
Voorzitter. De heer De Roon is zoals gebruikelijk niet blij met Nederlands geld dat in dit geval naar de IMF gaat. Kan hij mij eens uitleggen wat zijn perspectief is voor Nederlandse bedrijven die allemaal de nummer één of de nummer twee investeerder zijn in de landen waar wij het hier over hebben? Die Nederlandse bedrijven wachten op betaling en zij wachten op een perspectief. Wat is het perspectief van de heer De Roon voor die Nederlandse bedrijven?
De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Het gaat mij niet om het perspectief van Nederlandse bedrijven, het gaat mij om het perspectief van de Nederlandse belastingbetaler. Als er een economische crisis is zoals wij die nu aan de orde hebben, dan vind ik dat die gelden niet moeten wegvloeien naar het buitenland, maar gewoon in ons eigen land moeten worden besteed. Met dat geld moet in ieder geval niet ten koste van de belastingbetaler de economie in andere landen overeind worden gehouden. Als er bedrijven zijn die daar last van hebben, dan is dat gewoon hun ondernemersrisico.
De heer Ten Broeke (VVD):
Het is wel heel erg gemakkelijk om te zeggen: dat is hun bedrijfsrisico. Die gelden vloeien natuurlijk wel weer terug. Dat is in het verleden ook zo geweest. Nederland heeft daar altijd baat bij gehad. Nederland is een van de grootste investeerders. Daar hebben wij onze vrijheid aan te danken, dat zou de PVV zich toch een keer mogen realiseren. Mijn vraag is opnieuw welk perspectief u de Nederlandse bedrijven biedt die daar investeren en die afhankelijk zijn van de betalingsmogelijkheden van die landen.
De heer De Roon (PVV):
Nogmaals, wij vinden niet dat Nederlands belastinggeld moet worden besteed als subsidie aan andere economieën, waarvan dan wellicht een deeltje terugvloeit naar Nederlandse bedrijven. Welk deel dat is en hoeveel dat is, is verder ook niet duidelijk. Laten wij daar nu gewoon mee ophouden. Als er geld besteed moet worden, zorg er dan voor dat het in de Nederlandse economie wordt gepompt en dat de Nederlandse belastingbetaler daar rechtstreeks profijt van heeft.
Beide bestedingsdoelen, dat proefproject ondergrondse CO2-opslag en het proefproject windenergie netwerk op de Noordzee, kunnen niet rekenen op steun en sympathie van de PVV-fractie. In plaats van een besteding van 5 mld. aan Europese infrastructuurprojecten, zou mijn fractie graag zien dat er door Nederland gewoon 5 mld. minder wordt afgedragen aan de Europese Unie. Nederland is nog steeds de grootste nettobetaler aan de EU. Ik blijf erop hameren dat dit in de eerste plaats moet veranderen, zeker in deze tijd waarin de regering van de Nederlandse burger gaat vragen om de broekriem aan te halen.
De heer Blom (PvdA):
Ik vind de bijdrage van de heer De Roon wel heel geestig. Hij is tegen ondergrondse CO2-opslag en tegen windparken op zee, zaken die in het licht kunnen worden gezien van duurzame energievoorziening die wij allemaal nodig hebben. Als hij daartegen is, wat wil hij dan eigenlijk wel?
De heer De Roon (PVV):
Wij willen niet dat er geld wordt gestoken in bijvoorbeeld ondergrondse CO2-opslag omdat die ontzettend duur is, omdat die energieverspillend is, omdat het een onbewezen nieuwe techniek betreft en omdat er geen draagvlak onder de bevolking is om dat te doen in dichtbevolkte gebieden. Het is gewoon een uitvloeisel van Al Gores klimaathype. De PVV-fractie kiest er veel liever voor om in te zetten op kernenergie, want die is uiteindelijk goedkoper en maakt ons onafhankelijk van allerlei olieproducerende landen.
De heer Blom (PvdA):
De conclusie is dus dat de PVV de internationale klimaatcrisis gaat oplossen met kernenergie?
De heer De Roon (PVV):
Ik zeg alleen maar dat wij voor Nederland inzetten op kernenergie en niet op allerlei projecten waarvan het effect uiteindelijk onbewezen is, die duur en geldverspillend zijn en waarvoor geen draagvlak onder de bevolking bestaat. Dat is de keuze waar wij voor staan. Wij maken de keuze voor kernenergie.
De heer Pechtold (D66):
Nu noemt als reden dat u die andere technologieën niet wilt dat deze nog onbewezen zijn. In hoeverre vindt u het bewezen dat de restanten van kernenergie op dit moment veilig voor de komende generaties kunnen worden opgeborgen?
De heer De Roon (PVV):
De kwestie van de kernenergie houdt in dat ons land goedkoop energie kan produceren en dat deze ons onafhankelijk maakt van olieproducerende landen die ons in de regel niet al te gunstig gezind zijn. Dat vinden wij een veel betere inzet van de beperkte middelen die de Nederlandse samenleving heeft dan het geld pompen in allerlei andere projecten waarvan het rendement niet is bewezen en die ons nog steeds opzadelen met het probleem dat wij heel veel geld kwijt zijn aan energie.
De heer Pechtold (D66):
Wat is nu voor u het argument, de stand van de techniek of dat kernenergie lekker goedkoop is? U geeft aan dat u al die andere zaken, zoals CO2-opslag en windenergie, niet wilt omdat nog niet bewezen is dat die wel zo handig zijn. U geeft grif toe dat wij niet weten wat het restant van kernenergie voor volgende generaties voor gevolgen heeft. U voegt een nieuw argument toe, namelijk dat kernenergie zo makkelijk en goedkoop is. Ik heb het idee dat u gewoon zegt dat kernenergie lekker goedkoop is en dat het niet uitmaakt wat er daarna met de restanten gebeurt.
De heer De Roon (PVV):
Het zijn die twee argumenten, namelijk dat kernenergie voordelig is en dat de effectiviteit van de projecten waarvan u kennelijk zo'n voorstander bent niet bewezen is. Het argument is natuurlijk ook dat kernenergie ons onafhankelijker maakt van olieproducerende landen als Saudi-Arabië.
Het is goed om in de conclusies van de Europese Top te lezen dat men wil blijven vasthouden aan gezonde overheidsfinanciën en aan het Stabiliteits- en Groeipact. Het is echter opmerkelijk dat niet meer is geconcludeerd dan dat de lidstaten zo snel mogelijk naar de criteria van het pact dienen terug te keren. Graag een reactie van de regering op de vraag waarom op dit punt geen ijkpunt in de komende tijd is genoemd waarop die terugkeer moet zijn voltooid.
Met betrekking tot het zogenaamde Oostelijk Partnerschap is het teleurstellend om te constateren dat in de conclusies van de Europese Raad en ook in de verklaring die als bijlage 2 bij de conclusies is gevoegd, niet expliciet wordt vermeld dat het Oostelijk Partnerschap geen preaccessiestrategie impliceert. De insteek van de Nederlandse regering was toch dat dit juist wel zou moeten worden geëxpliciteerd? Waarom is daar niets van terecht gekomen?
Ik begrijp uit de verklaring die als bijlage 2 bij de conclusies van de Europese Raad is gevoegd dat de Europese Commissie voorstelt om tot 2013 een bedrag van maar liefst 600 mln. voor dat Oostelijk Partnerschap uit te trekken. Graag hoor ik wat de regering van dit bedrag vindt en hoe groot het aandeel van Nederland daarin zou moeten zijn naar het oordeel van de Nederlandse regering. De Partij voor de Vrijheid voelt er in deze moeilijke economische tijd helemaal niets voor dat geld van de Nederlandse belastingbetaler wegvloeit naar landen als Wit-Rusland en Oekraïne.
Ten slotte nog het volgende. Minister-president Balkenende, die wij bij dit debat node missen, heeft vorige week aan de heer Wilders toegezegd dat hij aan minister-president Brown van het Verenigd Koninkrijk zou vragen of de heer Wilders in het kader van de campagne voor de Europese verkiezingen toegang tot het United Kingdom zal worden verleend. Ik mag hopen en aannemen dat de minister-president deze toezegging gestand heeft gedaan en dit inderdaad in de marge van de top aan de heer Brown heeft gevraagd. Mijn vraag is wat de reactie van de heer Brown erop was.
Mevrouw Peters (GroenLinks):
Voorzitter. Er zijn op de Europese Raad dingen gelukt en er zijn dingen niet gelukt. Ten aanzien van de financiën en de economie ligt een verzameling herstelplannen van de lidstaten op tafel. Opgeteld betreffen deze ongeveer 400 mld. Dat is 3,3% van het bbp. Dat is mooi. Het is de vraag welk deel van dit bedrag de redding van de financiële sector tot doel heeft en wat er terecht is gekomen van het zeer, zeer, zeer terechte pleidooi van de heer Barroso om hiervan een green deal te maken. Wat is er precies groen aan deze deal? Dit is een grote wens van mijn fractie.
De middelenuitbreiding van het IMF gaat er komen. Kan de regering ons vertellen op basis van welke macro-economische aanbevelingen het IMF tot steun aan individuele landen zal besluiten? Mag de fractie van GroenLinks ervan uitgaan dat de tijd van de structurele aanpassingsprogramma's heel ver achter ons ligt?
Er ligt een interessante aanbeveling op tafel voor Nederland om veel meer te doen voor specifieke groepen op de arbeidsmarkt: vrouwen, ouderen en achtergestelde groepen. Wat gaat Nederland hiermee doen? Komt de kabinetsdoelstelling om 200.000 langdurig werklozen weer aan het werk te helpen, weer terug op tafel? Deze was namelijk zeer ten onrechte door minister Donner onder tafel gewerkt.
Mijn fractie wijst af dat een fors deel van het vijfmiljardpakket wordt besteed aan CO2-opslag. Het gaat om tweemaal zoveel als aan windenergie wordt besteed. Dit pakket zou een op een duurzame energie moeten behelzen. Laat de kolencentrales hun eigen CO2-opslag betalen. Zorg dat er meer geld gaat naar offshore windprojecten. Graag verneem ik de reactie van de regering hierop. Hoe heeft dit zo kunnen uitpakken?
Ten aanzien van de regulering van de financiële markten is al gezegd dat de Europese landen er niet in slagen in de handen ineen te slaan voor een echt centraal Europees toezicht. Door het versnipperde toezicht heeft het Europese aandeel in het toezicht op de financiële markten gefaald. De commissie van De Larosière is heel teleurgesteld over waartoe Europa in staat is.
Welke verwachtingen moeten wij dan hebben ten aanzien van de komende G20-top waarop verschillende Europese landen, waaronder Nederland, zullen aanschuiven? Hoe kun je op deze G20-top knopen doorhakken over financieel toezicht als de Europese landen die er aan tafel zitten, het onderling er nog niet over eens zijn? Graag verneem ik een reactie van de regering hierop. Wat is de reactie van het kabinet op het laatste plan van Amerika over een public private bailout van toxic waste? Dat is een interessante manier om private partijen slechte hypotheken te laten opkopen. Komt dit plan ook op de agenda van de G20?
Dan het klimaat, wat ons betreft het pièce de résistance van de Europese Raad. Er lagen twee heldere klimaatmoties, aangenomen door de Kamer. De eerste motie, van mijn collega Vendrik, ging over het trekken van conclusies over additionele financieringsmechanismen om tegemoet te komen aan de klimaatschade in arme landen. GroenLinks vindt het zeer teleurstellend dat zulke additionaliteit van financiering niet is verankerd in de conclusies van de Ecofin en ook niet in die van de Europese Raad. Additionaliteit, wat ook het standpunt is van de regering, is noodzakelijk om klimaatmitigatie en adaptatie genoeg aan te pakken en ontwikkelingslanden tijdens Kopenhagen deel te laten nemen aan nieuwe radicale afspraken. Deze additionele middelen moeten in een fonds, los van de ODA-gelden, worden gestort. Waarom is dat niet gelukt?
In de tweede motie, ook aangenomen door de Kamer, wordt de regering verzocht ervoor te zorgen dat de afspraken van Bali in de Raadsconclusies worden herhaald. Het is zeer teleurstellend dat daar in de conclusies niet op wordt teruggekomen. Hoe hard heeft het kabinet dit gespeeld in Brussel? Was het kabinet bereid flink op te spelen wat deze kwestie betreft? Wat is precies de status van de eerdere conclusies over dit onderwerp, getrokken in de Milieuraad, de Ecofin en de Razeb? Diverse uitspraken spreken elkaar tegen. Waar de ene Raad zich uitdrukkelijk positief uitlaat, bijvoorbeeld de Milieuraad, over additionele financieringsmechanismen, wordt dat in de andere Raad, de Ecofin, niet herhaald of impliciet afgewezen. Hoe zit dat? Hoe verhouden al die verschillende conclusies, plus de conclusies van de afgelopen Top, zich tot elkaar?
De heer Ormel (CDA):
Voorzitter. Mevrouw Peters vraagt nadrukkelijk hoe het kan dat de motie-Vendrik niet is aangenomen op de Europese Top. Wij hebben allemaal in het verslag van de Raad kunnen lezen dat de minister-president daar nadrukkelijk aandacht voor heeft gevraagd. Hij stond daar echter geheel alleen in. Dat kunnen wij spijtig vinden, maar je kunt moeilijk stellen dat de regering daar geen aandacht aan heeft geschonken. Ik had verwacht dat mevrouw Peters zou zeggen dat het goed is dat het kabinet daar aandacht voor heeft gevraagd, dat het jammer is dat het niet is gelukt en zou hebben gevraagd hoe wij kunnen proberen om die kwestie alsnog op de agenda te krijgen. Nu heeft zij een toontje van: het moet en het zal in de Raadsconclusies! Ik wijs er echter op dat wij slechts een van de 27 landen zijn. GroenLinks is een zeer eurofiele partij. Dan behoort mevrouw Peters te snappen en te erkennen dat dit zo werkt.
Mevrouw Peters (GroenLinks):
Als je als land vindt, met de fractie van GroenLinks, dat het heel belangrijk is dat er iets gebeurt aan de klimaatcrisis, dan loop je je de benen uit het lijf. Ik hoor graag of de regering zich de benen uit het lijf heeft gelopen. Het is nu niet gelukt, maar ik wil graag meedenken over hoe dat alsnog kan lukken, want ondertussen tikt de klok door. Wij kunnen ons de luxe niet permitteren om slechts te constateren dat het jammer is dat het niet is gelukt; volgende keer beter. Dat is slechts nieuws voor de wereld!
Dan ben ik benieuwd naar de consequenties van de standstill die nu is afgesproken rond de Europese inzet voor de klimaatonderhandelingen voor het proces na Kopenhagen door alles door te schuiven naar juni. Die luxe kunnen wij ons niet permitteren. Nederland wilde toch een leidende rol voor de EU en zelf een leidende rol in de EU spelen? Wat komt daar nu nog van terecht? Zelfs de criteria van het principe van fair share zijn niet verder uitgewerkt. Klopt het dat de Oost-Europese landen dit blokkeren omdat ze bang zijn dat hun kolencentrales hoge lasten met zich meebrengen? Het is onontbeerlijk dat criteria voor dit principe zo snel mogelijk worden opgesteld. Ook moet worden vastgelegd hoe de consequenties ervan binnen Europa opgevangen gaan worden.
Omdat er duidelijk nog heel veel terrein te ontginnen valt, vraagt de GroenLinksfractie via deze bewindslieden aan minister Cramer om er bij haar Europese partners op aan te dringen om van de komende Informele Milieuraad een Formele Milieuraad te maken, die besluiten kan nemen over deze punten. Ook vraagt de GroenLinksfractie minister Bos, via de aanwezige kabinetsleden, te ijveren om het uitwerken van de financieringsarchitectuur en de criteria voor het fair shareprincipe op de agenda van de komende Ecofinraad te zetten. Dit is noodzakelijk om de standstill, die overeengekomen is tijdens de Europese Top, te doorbreken.
De heer Pechtold (D66):
Voorzitter. De minister-president heeft opnieuw glashelder getoond waar zijn prioriteiten liggen. De voorbereiding van de Europese Raad kon wel schriftelijk, de nabespreking het liefst telefonisch of helemaal niet. De minister-president vindt de borrel met zijn Europese EVP-vrinden en het overleg met coalitiepartner Jongerius belangrijker dan een bezoek aan de Kamer. Voor het geval bij een volgende top via Twitter verantwoording wenst af te leggen – de minister van Buitenlandse Zaken is ermee bekend – wil ik het kabinet erop wijzen dat dit in maximaal 140 tekens moet gebeuren. Wat mij betreft past Europa daar niet in.
Mijn fractie vindt solidariteit binnen Europa van groot belang. Wat is er de reden van dat verschillende Oost-Europese landen om extra steun hebben gevraagd? Is de verdubbelde pot met geld al leeg? Is het aanvullen van dit fonds wel de oplossing? Zijn er tijdens de top ook andere maatregelen overwogen? Het is belangrijk om de landen in Oost-Europa te ondersteunen. Wordt dit nu voldoende gedaan?
In mei wordt de EU-werkgelegenheidstop gehouden. De regering bereidt die top samen met de sociale partners voor. Dat is interessant gezien het allerminst vlotte overleg over de crisisaanpak in Nederland. Wat zal de inbreng van Nederland bij de EU-werkgelegenheidstop zijn? De langetermijnafspraken voor de arbeidsmarkt zijn een onderwerp tijdens de top. Nederland hoort al jaren de aanbeveling dat het de arbeidsparticipatie van vrouwen, ouderen en achtergestelde groepen moet verhogen. Welke acties gaat de regering op dit gebied ondernemen?
In heel Europa worden herstelplannen geïmplementeerd. Nederland profiteert als open economie van andere landen, maar blijft zelf achter bij het presenteren van een plan. Hoe wordt in Europa gereageerd op deze traagheid? Heeft het kabinet anderen kunnen geruststellen?
De Europese samenhang tussen alle plannen is wat mij betreft vrij onduidelijk. De 5 mld. van het gezamenlijk plan verdwijnt in het miljardengeweld van nationale overheden. Waar wordt deze 5 mld. precies van betaald, nu de plafonds van de financiële perspectieven gehandhaafd worden? Ten koste van welke andere uitgaven gaat dit? Waarom zijn "economie" en "klimaat en duurzaamheid" aparte hoofdstukken? Waarom worden deze niet in samenhang bezien? Hoe verhouden deze maatregelen zich tot de aanpak in de Verenigde Staten? Kan het kabinet vandaag alvast een eerste reactie geven op de open brief van president Obama in de Volkskrant van vanochtend?
De Commissie maant overheden tot sneller betalen. Binnen 30 dagen moeten zij hun rekening voldoen. Wat gaat het kabinet hiermee doen? Protectionisme moet te allen tijde worden voorkomen, maar zeker in tijden van crisis. Maatregelen ten faveure van eigen banen, goederen, auto's of vakanties passen daar natuurlijk niet in. Welke sancties zijn afgesproken voor landen die zich hieraan niet houden? Hoe kan het dat Renault toch een deel van de productie, die van het model Clio, van Slovenië naar Frankrijk verplaatst? Wat is hierover afgesproken tussen de regeringsleiders?
Als voorbereiding op de G20 is uitgebreid gedineerd. De IMF-middelen waren daar onderwerp van gesprek. Het blijft echter nogal vaag wat besproken is. Wat is er over die 23 punten besproken? Het is goed dat de regels van het pact worden toegepast. Door duidelijkheid over de hersteltermijnen weten landen waar zij naartoe moeten werken. Hoe streng worden de termijnen gehandhaafd? Welke afspraken zijn gemaakt over de normen over de staatsschuld? Is het kabinet bereid om op het punt van het houden aan normen en de staatsschulden de Kamer een extra brief te sturen?
De uitkomst van de onderhandelingen over de financieringsmechanismen voor de reductie van broeikasgassen in ontwikkelingslanden is teleurstellend. Europa gaat zitten wachten waarmee deze landen zelf komen. Wij wachten op de uitkomst van onderhandelingen met China, de VS en Brazilië. Tot die tijd doen wij geen uitspraken over hoe doelstellingen in ontwikkelingslanden te financieren of over het bedrag dat Europa daarvoor uittrekt. Waar is de 35 mld. per jaar van 2020 gebleven? Waarom is dit geschrapt uit de conclusies? Deze strategie positioneert Europa als volger en niet als koploper. Dat stelt mij teleur. Zo is het onderwerp verplaatst naar de Raadsvergadering van juni en kruipen wij langzaam dichter naar Kopenhagen. Daarmee dreigen wij de boot te missen.
Er is met moeite een akkoord bereikt over een investering van 5 mld. in pijpleidingen en verbindingen tussen nationale stroomnetten. Waar wordt dit precies uit betaald? Uit geld dat in volgende jaren overblijft? Is daar überhaupt zicht op in dit economische klimaat? Voor Nederland is circa 200 mln. beschikbaar voor CO2-opslag. Is al duidelijk om welke projecten het gaat? Is voor Nederland ook budget beschikbaar voor andere technieken dan CCS, of zetten wij binnen Europa nu puur en alleen in op CCS en vergeten wij de technieken die duurzame energie juist opwekken?
De Raad roept het Europees parlement op om nog voor de verkiezingen het derde pakket voor de energiemarkt af te ronden. De administratieve splitsing die de Raad wil, leunt echter zwaar op toezicht en dus op bureaucratie. Waarom sluit de Raad zich niet aan bij de veel verdergaande splitsing die het Europees Parlement voorstelt? Wat was en is de inzet van het kabinet?
De herbenoeming van Barroso wordt momenteel in de achterkamers beklonken. In het verslag lees ik er helemaal niets over. De samenstelling van de Europese Commissie is van groot belang voor Nederland. De Nederlandse eurocommissaris is een belangrijke schakel tussen Nederland en Europa. De Kamer zou bij deze benoemingen veel meer betrokken moeten zijn. De Nationale Conventie concludeerde dat vorig jaar ook al. Zo verkleinen wij het democratisch tekort en brengen wij Europa weer iets dichterbij. Daarom dien ik mede namens de VVD-fractie een motie in om de regering te vragen om de Kamer te betrekken bij de inzet voor de samenstelling van de Europese Commissie.
De PechtoldKamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de onderhandelingen over de opvolging van de voorzitter van de Europese Commissie op dit moment in volle gang zijn;
overwegende dat eurocommissarissen weliswaar geen nationale vertegenwoordigers in Brussel zijn, maar dat zij wel een belangrijke schakel vormen tussen de lidstaat waaruit zij afkomstig zijn en de Europese Commissie en dat daarom grotere parlementaire betrokkenheid bij hun benoeming gewenst is;
verzoekt de regering, de Kamer expliciet te betrekken in haar besluitvorming over haar inzet voor de samenstelling van de nieuwe Europese Commissie;
verzoekt de regering, de Kamer een brief te sturen waarin zij aangeeft:
- hoe de omvang van de volgende Europese Commissie zal worden bepaald, gezien de ongewisse toekomst van het Verdrag van Lissabon na het Ierse nee;
- hoe de regering zal opereren bij het bepalen van de samenstelling van de Europese Commissie na inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon;
- wat de inzet is van de regering bij de selectie van Nederlandse kandidaten voor de functie van eurocommissaris en daarbij aandacht te besteden aan de verschillende eisen die portefeuilles met zich brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Ten Broeke. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 422(21501-20).
De heer Van Bommel (SP):
Dit is typisch een omnibusmotie waarin allerlei zaken die soms ook zeer los van elkaar staan, worden gevraagd. Ik vraag de indieners om de motie op te knippen en de verzoeken apart aan de Kamer voor te leggen, want ik zal mijn fractie deels adviseren om voor te stemmen en deels om tegen te stemmen.
De heer Pechtold (D66):
Als er steun vanuit de SP-fractie kan komen voor belangrijke onderdelen, dan gaan wij, ook om dit debat nog wat levendiger te maken, daarover scherp met haar onderhandelen.
De heer Ormel (CDA):
Voorzitter. Het CDA is een eurorealistische partij. Dat betekent dat wij afspraken willen maken om grensoverschrijdende uitdagingen gezamenlijk het hoofd te bieden. Het betekent echter ook dat geld dat niet wordt uitgegeven in EU-verband weer terug moet gaan naar de lidstaten. Op beide punten heeft de regering de juiste inzet getoond en resultaten bereikt die goed zijn voor Europa en voor Nederland.
Juist in deze tijd van crisis is het noodzakelijk om in Europees verband afspraken te maken op terreinen die ons direct zouden raken als ieder land in Europa daarvoor op eigen houtje, à la de PVV, een oplossing ging bedenken. Deze Europese Top heeft laten zien hoe ongelooflijk belangrijk de vervlechting van onze nationale economieën is om uit de financiële crisis te komen. Ongetwijfeld waren er anders al volop protectionistische maatregelen genomen. Nu is er een gezamenlijk genomen besluit om een steunpakket voor de automobielindustrie goed te keuren.
Lidstaten uit Midden- en Oost-Europa krijgen betalingsbalanssteun ter waarde van 50 mld. Ook dat is van belang voor onze eigen economie. Nederland leeft als geen ander land van de export. Als importerende landen niets meer kunnen uitgeven, kunnen wij niet meer exporteren. Europa is onze boterham.
De heer Pechtold (D66):
Ja, en die willen wij ook graag smeren. Wat vindt de heer Ormel van het Franse voorstel om een deel van de auto-industrie veel protectionistischer aan te pakken? Ik gaf al het voorbeeld van het weghalen van hele productielijnen uit andere Europese landen om die naar Frankrijk te verplaatsen. Vindt de heer Ormel dat een goede uitkomst van de top en wat heeft de Nederlandse regering daar krachtig tegen gedaan?
De heer Ormel (CDA):
Ik vind dat geen goede uitkomst, maar het is geen uitkomst van deze top. De heer Pechtold heeft het over de Renault Clio die in Slovenië wordt geproduceerd. Hij weet ook dat president Sarkozy gepoogd heeft om lijnen van de Renaultfabrieken in Tsjechië te sluiten en dat dit juist door Europese inzet niet zal gebeuren.
De heer Pechtold (D66):
De ene productielijn wordt niet gesloten en de andere wel. Moeten wij dan blij zijn? In deze tijden wil ik best een half vol glas waarderen, maar het is nog steeds een protectionistische maatregel. Het betekent dat de fabriek in Slovenië wordt gesloten. Ik vind het prima als dat in een vrije markt gebeurt om redenen die overzichtelijk zijn. Als het echter gebeurt om de eigen auto-industrie te paaien, vind ik het een slechte ontwikkeling. Ik hoop dat de heer Ormel het met mij eens is dat Europa daar veel krachtiger tegen moet ingaan en dat dit vooral op een Europese Top moet gebeuren.
De heer Ormel (CDA):
Ik ben het met de heer Pechtold eens dat het geen goede zaak is als het een protectionistische maatregel is. Ik ga ervan uit dat eurocommissaris Kroes daar hardhandig tegen zal ingaan. Ik heb geen geluiden gehoord dat dit niet zal gebeuren.
Voorzitter. Wij vragen ons af waarom specifiek de groep Midden- en Oost-Europese landen wordt genoemd in het kader van de betalingsbalanssteun. Kunnen Griekenland en Ierland ook aanspraak maken op deze pot van 50 mld.?
De conclusie over het Stabiliteits- en Groeipact stelt ons enigszins teleur. Er staat dat lidstaten zo snel mogelijk naar de criteria dienen terug te keren. Wat is "zo snel mogelijk"? Wie bepaalt dat? Als de lidstaat dat zelf kan aangeven, wordt de bandbreedte van het eens zo strakke Stabiliteits- en Groeipact uitgelubberd elastiek. De heer Pechtold vroeg al om een brief met een nadere omschrijving van het Stabiliteits- en Groeipact. Ik sluit mij daarbij gaarne aan.
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik sluit mij daar ook bij aan. Ik heb dit vorige week ook aan de premier gevraagd, maar toen kreeg ik geen antwoord. Wil de heer Ormel vasthouden aan de terugkeertermijnen die nu nog steeds genoemd worden in het Stabiliteits- en Groeipact; dus binnen twee jaar weer terug binnen de kaders?
De heer Ormel (CDA):
In het Stabiliteits- en Groeipact staat dat er uitzonderlijke omstandigheden mogelijk zijn. Ik heb begrepen dat inmiddels Frankrijk de ruimte heeft gekregen tot 2012. Waarom is dat gebeurd? Vanuit welke motieven en onder welke voorwaarden is deze ruimte gegeven? Alvorens conclusies te trekken, wil ik eerst nadere gegevens hebben.
De heer Ten Broeke (VVD):
Ook die vraag steun ik, maar ik hoor ook graag de opvatting van de CDA-fractie, die ook als wij morgen een nieuwe regeringsverklaring krijgen cruciaal is voor het herstel dat ook in Nederland zal moeten plaatsvinden. Wat moeten voor het CDA de kaders zijn waarbinnen Europese landen, zeker de tekortlanden, moeten opereren?
De heer Ormel (CDA):
Om daar een gefundeerd antwoord op te geven, wil ik eerst van de regering horen hoe er op dit moment met de gegevens uit het Groei- en Stabiliteitspact wordt omgegaan.
De overeenkomst over het stimuleringspakket van 5 mld. levert voor Nederland een bijdrage op van 180 mln. voor ondergrondse CO2-opslag en 165 mln. voor windenergie op de Noordzee. Wat gaat er met dat geld gebeuren? Stelt de EU voorwaarden aan het ter beschikking stellen van het geld? Graag krijgen wij een nadere toelichting op de manier waarop het geld zal worden weggezet.
Het stimuleringspakket is ook bedoeld voor stimulering van agrarische innovatieve projecten. Nederland is toonaangevend als het gaat om agrarische innovatie. Waarom vloeien er geen gelden uit het stimuleringsfonds naar Nederlandse projecten voor duurzame en innovatieve landbouw? Ik geef een voorbeeld. Nederland is toonaangevend in de ontwikkeling van vaccins, zowel humaan als veterinair. Niet voor niets maken wij in de wereld naam als Nederland vaccinland. Waarom dan niet in zo'n stimuleringspakket investeren in bijvoorbeeld een Europese vaccinbank ter bestrijding van dierziekten? Dit steunt de agrarische sector in de gehele EU, is innovatief en dient bovendien een modern Europees dierziektebeleid. Dat is zeker iets om aan te denken als het Europese stimuleringspakket nog enige ruimte biedt.
Het stimuleringspakket lijkt op een mand met kersen waaruit iedere lidstaat een kers kan pakken. Voor het CDA is het noodzakelijk dat een Europees stimuleringspakket nadrukkelijk Europees wordt ingezet. Neem het stopcontact op zee, een plan van aanpak voor een Noordzeesupergrid, een soort grote kabel die de windenergieparken op de Noordzee met elkaar verbindt. Er moet niet alleen geïnvesteerd worden in een Nederlands windenergiepark, maar ook in de samenhang met een Deens, Duits en Engels windpark. Zoiets is wat ons betreft wenselijk en zou recht doen aan Europese stimulering.
Het is teleurstellend dat nog geen duidelijke besluiten zijn genomen over de inzet van financieringsmechanismes. Waar zaten de pijnpunten? Kunnen de bewindslieden aangeven wat de vooruitzichten zijn om op de volgende top in juni wél tot overeenstemming te komen? Wij steunen toch nog steeds de trans-Atlantische koolstofmarkt? Dan moeten wij toch een keer laten zien waar wij in Europa staan? In het verslag staat dat de Europese Commissie met concrete voorstellen zal komen, maar na de Europese verkiezingen van juni kunnen wij spreken van een demissionaire Commissie. In hoeverre heeft de Commissie dan nog de souplesse en overtuigingskracht om met financieringsvoorstellen te komen en die te verdedigen? Klopt het bericht dat commissarissen die gaan deelnemen aan de Europese verkiezingen, vervangen gaan worden door ambtenaren? Wat vinden de bewindslieden daarvan? Hoe zal dit bijdragen aan de Europese slagkracht van de Commissie?
De CDA-fractie is verheugd over de besluitvorming over het Oostelijk Partnerschap. Uit het weblog van de staatssecretaris komt de suggestie naar voren dat Polen, het Verenigd Koninkrijk en Zweden méér wilden en zinden op een dusdanige wijziging van de Raadsconclusies, dat het Oostelijk Partnerschap een wenkend perspectief zou zijn voor een toekomstig lidmaatschap. Klopt dit beeld en, zo ja, zijn er meer lidstaten die er zo over denken? Voor het CDA is het Oostelijk Partnerschap absoluut geen voorbode van een lidmaatschap. Hebben de bewindslieden de mogelijkheid geopperd om Georgië en Oekraïne, die wat Europese waarden betreft duidelijk verder zijn dan andere oostelijke buurlanden, eventueel een partenariaat aan te bieden?
De CDA-fractie spreekt waardering uit voor de inzet van de minister om met een alternatief raamwerk te proberen de slotverklaring van de antiracismetop in Durban te verbeteren. Het is goed dat dit initiatief nog op tafel ligt en gaat worden gebruikt in de onderhandelingen. We steunen de minister hierin en onderstrepen zijn voorbehoud om niet deel te nemen aan de conferentie indien de inhoud niet voldoet aan de gestelde eisen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. In nood leert men zijn vrienden kennen, luidt de uitdrukking. En inderdaad, in tijden van crisis en grote druk kunnen heel verschillende partijen in elkaars armen worden gedreven. Belangentegenstellingen worden overwonnen, om die ene grote dreiging gezamenlijk te keren. Op Europees niveau zien we echter ook een andere tendens: ieder land zoekt hoe het zelf het best kan overleven in de crisistijd, waarbij protectionistische maatregelen niet worden geschuwd. In die zin biedt de crisis ook een leerzaam inkijkje. Laten wij wat betreft de Europese idealen daarom maar met beide benen op de grond blijven. Het accent ligt momenteel niet voor niets weer bij de Europese Raad van regeringsleiders en niet bij de Europese Commissie.
De top stond uiteraard vooral in het teken van de aanpak van de crisis. Mijn fractie staat een bezonnen aanpak voor: geen gemakkelijke geldsmijterij om de economie aan te blazen, maar wel een striktere overheidsregulering van de financiële sector. Ik voelde mij erg aangesproken door de bijdrage van bondskanselier Merkel. Zij pleitte helder voor een sociale markteconomie, maar weigerde alle troep op te ruimen die bedrijven zelf hebben gemaakt. Het accent ligt dus op eigen verantwoordelijkheid. Ik zou bijna zeggen: een calvinistische aanpak.
Mijn fractie heeft met instemming kennisgenomen van de beoogde versterking van het toezicht op de financiële sector. De hoofdlijnen daarvan zullen in juni 2009 worden vastgelegd. Wij zullen daarover te zijner tijd zeker verder spreken. Wij vonden de uitdrukkelijke aandacht voor de grote problemen in Oost-Europese landen ook positief.
De heer Pechtold (D66):
Ik heb deze vraag ook bij de voorbereiding op de top aan het kabinet gesteld: vindt de heer Van der Staaij dat het verbeterde toezicht het optimale is? Mijn conclusie is dat men is uitgegaan van het haalbare en niet van het wenselijke, namelijk één stevig Europees toezicht, waarmee De Larosière ook kwam.
De heer Van der Staaij (SGP):
Het gaat natuurlijk pas om hoofdlijnen, die nog een nadere invulling moeten krijgen. Ik heb echter het idee dat het geen papieren maatregelen zijn. Het stelt heel wat voor als het allemaal serieus geëffectueerd wordt.
De heer Pechtold (D66):
De heer Van der Staaij erkent dus dat dit het haalbare pakket is, namelijk een pakket waarmee de grote landen kunnen instemmen, en niet het meest wenselijke. Dat zou namelijk een pakket zijn waarmee het Europese toezicht zo geregeld wordt dat de situatie waarin wij sinds een halfjaar zitten niet zal worden herhaald.
De heer Van der Staaij (SGP):
De vraag is of in alle opzichten geldt dat alles centraal, Europees geregeld moet worden. Wat er nu gebeurt, moet effectief zijn in het voorkomen van de ellende waarmee wij nu geconfronteerd worden en ik heb daar wel een positief gevoel bij.
Er is een extra stimuleringspakket afgesproken ter waarde van 5 mld., ten behoeve van onder andere energieprojecten en breedbandinternet op het platteland. Nederland krijgt daarvan een paar honderd miljoen ten behoeve van CO2-opslag en windenergienetwerken op de Noordzee. Dat zijn op zichzelf allemaal prima projecten met een duurzaam gezicht. Je kunt je echter afvragen of deze projecten ook de economie kunnen stimuleren en werkgelegenheid kunnen opleveren. Kun je verwachten dat die projecten echt bijdragen aan een vermindering van de crisis of is vooral sprake van een zekere symboolpolitiek? Ik krijg daar graag een nadere reactie op.
Ik sluit me aan bij de kritische opmerkingen over het Stabiliteits- en Groeipact. Het viel ons ook op dat "as soon as possible" in conclusie 12 wel een erg hoog elastisch gehalte kent. Biedt dat nu wel voldoende waarborgen dat daadwerkelijk snel zal worden teruggekeerd naar de criteria die in het verleden weloverwogen zijn afgesproken?
Wij waarderen het dat opnieuw in kritische zin is gesproken over de antiracismeconferentie Durban 2. Wij waarderen ook de stevige opstelling van minister Verhagen hierin. Wanneer hakken wij hierover echter de knoop door? Eerder hebben wij al aangegeven dat wij sterke twijfels hebben of dit nog wel goed komt. Is deze conferentie inmiddels niet zo besmet en geïnfecteerd door antisemitische gevoelens dat wij hier simpelweg gewoon niet meer bij moeten willen zijn, ook al zou hier en daar nog een zinnetje worden aangepast? Wij zouden er het meest voor voelen om helemaal niet op die conferentie aanwezig te zijn. Ik begrijp echter de inzet van de minister om eerst nog te proberen een aanvaardbaar resultaat te bereiken. Mijn fractie hoort wel graag wanneer daarover meer duidelijkheid komt, zodat wij niet voor voldongen feiten komen te staan.
Als het gaat om de Lissabonstrategie kreeg Nederland vanuit Europa expliciet een aanbeveling, namelijk het verhogen van de arbeidsparticipatie van vrouwen, ouderen en achtergestelde groepen. Wij vinden dat duidelijk moet zijn dat hier niet alleen een nationale, maar ook een persoonlijke verantwoordelijkheid in het geding is. Als bijvoorbeeld moeders er bewust voor kiezen zich vooral voor het gezinsleven in te zetten, wat leidt tot een heel beperkte arbeidsparticipatie buitenshuis, verdient dat geen afstraffing, maar juist respect en waardering.
Waarom zijn teksten waaraan Ierland in het kader van het Verdrag van Lissabon werkt, nog niet beschikbaar, maar wordt al wel met stelligheid beweerd dat geen herbekrachtiging door andere lidstaten nodig is? Gaat het hierbij om juridisch niet-bindende teksten?
De heer Ten Broeke (VVD):
Voorzitter. De laatste Eurotop voor de Europese verkiezingen ging over heel veel belangwekkende zaken, zaken die mensen raken, in hun portemonnee, qua toekomst voor hun kinderen, klimaat en energie, maar helaas niet over de zetelkwestie van het Europees Parlement. Er is wel aanleiding voor het kabinet om de motie-Vendrik uit te voeren en bespreekbaar te maken, ook al was daar de conclusie dat Nederland alleen stond. Geen punt, een belangrijke zaak, dan moet je ook durven alleen te staan. Straatsburg was dat in onze ogen ook waard geweest. Het raakt niet alleen de portemonnee van Nederlanders en veel andere Europeanen, het raakt ook het hart van de Europese legitimiteit, het hart van de Nederlandse burger, niet onbelangrijk voor de Europese verkiezingen die straks worden gehouden. Ik kom daar nog op terug, mijnheer Blom.
Herstel van vertrouwen en het behoorlijk functioneren van de financiële markten zijn een Europees geloofsartikel geworden. De herkapitalisatie van banken voorkwam een financiële meltdown, stellen de conclusies van de Raad dramatisch. Dat is nog eens wat anders dan de wintertrui waarmee minister Bos ING dacht te hebben gered. Voor Nederland is de instandhouding van het financiële systeem dan ook cruciaal. Wij hebben een financiële sector die maar liefst zes keer groter is dan ons nationale inkomen, en ING heeft meer op de balans staan dan alle Nederlanders in twee jaar bij elkaar kunnen verdienen. Buitengewone omstandigheden vragen dan ook om buitengewone maatregelen. Het plan van Timothy Geithner om massaal vergiftigde leningen op te kopen, is daarvan misschien wel het ultieme bewijs.
Wat het Europese financieel toezicht betreft gaat de VVD verder dan het voorstel van de werkgroep-De Larosière, die ook in deze conclusies is bevestigd. Er moet wat ons betreft een onafhankelijke financiële toezichthouder in Europa komen. Deze moet verregaande onderzoeks- en beslissingsbevoegdheden hebben, en met het financiële beleidsinstrument zelfs sancties kunnen stellen. De autoriteit houdt toezicht op en kan ingrijpen in alle grensoverschrijdende en systeemrelevante banken. De nieuwe toezichthouder moet primair werken in de eurozone, maar ook in de Europese Economische Ruimte. IJkpunt voor de toezichtsystematiek van de nieuwe toezichthouder wordt gevormd door de bevoegdheden en de organisatie van het toezicht op het mededingingsbeleid. Zoals de Commissie waakt over het grensoverschrijdende mededingingsbeleid, zo moet de Europese financiële toezichthouder gaan waken over het grensoverschrijdende financiële systeem en het betalingsverkeer. Hiermee maken wij een begin met de nieuwe checks and balances, de verhouding tussen vrijheid van ondernemen en, zo men wil, de morele aspecten ervan. Wij hebben nieuwe spelregels nodig voor oude fatsoensnormen. Meer blauw op straat, te beginnen bij Wallstreet, maar Euronext slaan wij niet over. Voor de noodzaak van het overeind houden van systeemrelevante banken betalen Europese landen en Europese belastingbetalers een enorme prijs. Die prijs is hoog genoeg om dan ook systeemverbeteringen voor te stellen. Dat zal inderdaad niet een-twee-drie geregeld zijn. De VVD is echter van mening dat de inzet van de Nederlandse regering zou moeten zijn om Europa voor dit idee te winnen. De premier zei vorige week al wat te voelen voor verdergaande maatregelen in zijn artikel met bondskanselier Merkel. Hij tendeerde daar althans naar. Wij vinden dan ook dat Nederland na de G20-top het voortouw moet nemen.
Er ligt een aangenomen motie-Tang/Weekers van 2 oktober 2008 en ik wil daar graag namens de VVD een tijdpad aan verbinden. Wij zouden namelijk graag zien dat dit de komende anderhalve jaar consequent door de regering wordt bepleit. Ik wacht echter eerst de reactie van de regering af, alvorens ik een nieuwe motie overweeg. Ik hoor de staatssecretaris nu zuchten en daarom voeg ik er een tijdhorizon aan toe: tegen die tijd ligt er misschien wel een toetredingsverdrag en, wie weet, is dat een mooi moment om deze hervorming mogelijk te maken.
Ik sluit aan bij een paar andere vragen die over de energiezekerheid en het klimaat zijn gesteld, met name die van de heer Pechtold over een aantal projecten die in Europees verband zouden moeten worden gefinancierd. Kunnen de bewindslieden met name nog iets vertellen over de Nabuccopijpleiding? Een en ander werd mij namelijk niet duidelijk in de conclusies die ik daarover las.
Er is sprake van 25 mld. aan betalingsbalanssteun. Ik zeg ook tegen de heer De Roon dat de uitbreiding de Nederlandse belastingbetaler ongeveer twee kopjes koffie kost. De Nederlandse bijdrage aan het IMF is niet meer dan een klontje suiker in dat kopje koffie en komt ook nog terug met rente. Dat is altijd nog beter dan het verhogen van de structuurfondsen waar wij, naar ik meen, allebei tegen zijn. Om Nederlandse bedrijven niet op de koffie te laten komen, is het van uitermate groot belang, dat deze landen in elk geval aan hun betalingsverplichting kunnen blijven voldoen. Over de 5 mld. hebben wij al gesproken; daar zijn wij tegen. Als er geld overblijft op de begroting, moet het terugkomen en mag het zeker niet worden uitgegeven aan breedband.
Verder zijn er nog zorgen over allerlei protectionistische geluiden die ons bereiken. Een kleine delegatie van dit parlement bezocht de afgelopen dagen Duitsland. Ik heb vernomen dat in Duitsland wel degelijk plannen worden voorbereid die erop zijn gericht om 200.000 Duitse banen bij Opel zeker te stellen. Welke garanties hebben wij nu gekregen dat protectionisme niet weer hand over hand zal toenemen?
In de Raadsconclusies staat dat wordt vastgehouden aan gezonde overheidsfinanciën en de terugkeer naar het Stabiliteitspact. Anders dan de heer Van Bommel vermoedt, staat de VVD bepaald niet alleen in de opvatting dat wij Nederland niet moeten laten verzuipen in de schulden. De heer Strauss-Kahn van het IMF en de heer Trichet van de ECB uitten zich gisteren op dezelfde wijze in allerlei internationale media. Het was de heer Van Bommel wellicht even ontgaan, maar ik wijs hem er toch nog even op.
Dan het Oostelijk partnership. Ik meende juist dat wel was uitgesproken dat het hierbij niet ging om een preaccessiestrategie. Kan dat, wellicht ten overvloede, nog een keer worden bevestigd? Bovendien achten wij de desbetreffende 600 mln. niet echt noodzakelijk.
De kwestie Straatsburg werd helaas niet besproken. Voor alle duidelijkheid: de VVD stemde in 2006 tegen een soortgelijke motie omdat op dat moment de verdragsonderhandelingen moesten beginnen. Daarbij kon de verdragswijziging die noodzakelijk is voor het aanpakken van de zetelkwestie worden uitonderhandeld. Dat is niet gelukt en trouwens ook niet geprobeerd tijdens die onderhandelingen. De premier probeerde het nog wel en marge van een top in 2006, maar dat werd door de toenmalige voorzitter van het Europees Parlement getorpedeerd. Ik zeg tegen de heer Blom dat die voorzitter lid van de Socialistische fractie was. Bij de plenaire behandeling van het Verdrag van Lissabon in 2007 heb ik namens de VVD nogmaals met een motie gedreigd; in ieder geval heb ik aangekondigd om die alsnog in te brengen. Ik heb mij toen laten overtuigen door de regering, beter gezegd, door de heer Timmermans zelf, dat deze aanvulling op het toch al omvangrijke Nederlandse wensenlijstje op dat moment contraproductief zou werken op het totale resultaat. Dat klopte ook. Wij namen dus opnieuw genoegen met de toezegging dat Nederland alles zou doen om Straatsburg na de verdragswijziging weer te agenderen. Wij hebben helaas moeten constateren dat dit sindsdien niet is gebeurd. Daarom was het helemaal geen gekke vraag om dat nogmaals op te brengen, na deze constructieve houding van mijn fractie tot twee keer toe. Het gaat niet lukken, of het is althans bij deze top niet gelukt. Maar kan de regering aangeven hoe zij dit de komende tijd wel denkt voor elkaar te krijgen?
Ik heb een aantal suggesties. Wij hebben gepleit voor een financiële toezichthouder, die kan daarvoor worden ingezet. De External Action Service waar 400 diplomaten worden opgeleid, is ook een mogelijkheid. Voor de Europese Toppen is wel een verdragswijziging nodig, dat geef ik toe. De heer Blom en ik hebben zelfs een suggestie gedaan voor het inbrengen van de Oranje kaart. Dat alles zou in Straatsburg kunnen gebeuren, wie weet bij een volgende verdragswijziging, wanneer er een toetredingsverdrag voorligt. Dat zou in anderhalf jaar kunnen gebeuren.
De heer Ormel (CDA):
Het siert de heer Ten Broeke dat hij toegeeft dat hij draait ten aanzien van zijn stemgedrag over Straatsburg. Hij heeft indertijd gestemd tegen de motie-Herben, waar vele anderen voorstemden. Dat is een feit. Hij geeft nu aan waarom hij daartegen stemde. Maar waarom geeft hij niet aan waarom hij in 2007 tegen de motie-De Roon heeft gestemd? Die motie had ongeveer hetzelfde dictum als de motie die hij verleden week heeft ingediend.
De heer Ten Broeke (VVD):
Dat heb ik net proberen aan te geven. Ik geef toe dat ik een aantal zinnen heb laten vallen omdat ik zag dat het sprekerslichtje begon te branden. Het is heel simpel. De vorige keer verweet de heer Ormel ons dat wij niet constructief waren, dat wij niet wilden luisteren, dat wij graag zagen dat de Nederlandse regering alleen stond. Niets is minder het geval. Voor sommige zaken moet je echter blijven vechten. Wij hebben ons in 2006 laten ervan overtuigen dat wij aan de vooravond stonden van onderhandelingen waarin deze verdragswijziging – wij weten allemaal dat daarvoor een verdragswijziging nodig is – zou kunnen worden opgebracht. Dat is niet gebeurd, dat hebben wij met zijn allen kunnen constateren. Ik heb toen gezegd dat dat eigenlijk alsnog zou moeten gebeuren. De heer Timmermans heeft toen met overtuiging gesteld dat wij het bereikte resultaat ernstig in de waagschaal zouden stellen wanneer wij alsnog met zo'n motie zouden komen. Dat is de reden waarom wij dat, alles afwegende, geen goed idee vonden. Wij hebben het resultaat met zijn allen gesteund, ook de heer Ormel. Hij heeft om dezelfde reden die motie niet gesteund, terwijl hij de achterliggende gedachte wel onderschreef.
Wij hebben de regering nu twee keer het voordeel van de twijfel gegeven. Nu is het moment daar om deze zaak opnieuw te bepleiten. Dat is helaas niet gebeurd. Wij hebben geconstateerd dat dit bij de motie-Vendrik mogelijk was. De regering vond het niet erg om alleen te staan. Ik vind dat deze zaak zo mogelijk nog belangrijker is. Dan moet Nederland maar alleen staan. Het moment is daar om de regering te vragen dit te bekijken en ik heb daar zo-even een paar suggesties toe gedaan.
De heer Ormel (CDA):
De heer Ten Broeke heeft veel woorden nodig om mij niet te antwoorden. Ik vroeg niet naar de motie uit 2006, ik vroeg naar de motie-De Roon uit 2007. Die motie is door het CDA gesteund, niet door de VVD, en heeft ongeveer het dictum van zijn motie van de vorige week.
De heer Ten Broeke (VVD):
Misschien beschikken wij over verschillende informatie. Dat zou ik nog eens moeten nakijken. Bij mijn weten is de motie van de PVV door de PvdA, de CDA, de ChristenUnie en ook door de VVD niet ondersteund. Maar wij zullen dat nagaan, dat is akkoord.
De heer Blom (PvdA):
Voorzitter. In tegenstelling tot wat velen in de politiek vinden, vind ik het af en toe heel gezond om terug te komen van een ingenomen standpunt. Dat is geen draaien, dat is voortschrijdend inzicht.
Vandaag bespreken wij het verslag van de Europese Top. Vorige week donderdag zijn wij bezig geweest met de voorbereiding van de Europese Top. Ik heb toen ook gesteld dat het voor mij van belang is dat de inzet van onze regering in overeenstemming is met hetgeen wij die donderdag hebben besproken. Ik heb geen van mijn voorgangers horen zeggen dat de regering wederom niet heeft gedaan wat wij die donderdag hebben besproken. Dat heb ik donderdag ook al gezegd. Wij hebben gesteld dat deze regering een optimale inzet moet propageren voor de onderhandelingen in Kopenhagen waar het gaat om de klimaatproblematiek. Ik lees uit het verslag dat onze regering dat heeft gedaan. Wij hebben bijvoorbeeld donderdag gezegd dat er meer geld moet komen voor ontwikkelingslanden om de klimaatproblematiek aan te pakken. Wederom heeft onze regering dat aan de orde gesteld. Afgelopen donderdag hebben wij ook gezegd dat de regering de aandacht moet richten op de afspraken die zijn gemaakt in Bali. De regering moet ervoor zorgen dat elke Europees land die afspraken moet uitvoeren. Uit het verslag blijkt dat de regering ook daarop de aandacht heeft gevestigd. Er is donderdag ook gesproken over de Nabuccopijplijn, waarvan wij vinden dat die aangelegd moet worden. Ook dat onderdeel heeft onze regering aangepakt.
Iets anders is of onze regering op alle facetten gelijk heeft gekregen. Dat is namelijk niet het geval. Ook al hebben wij in Nederland dan de wijsheid in pacht over een aantal zaken, bij een aantal andere landen moet die wijsheid helaas nog komen. Dat kunnen wij natuurlijk niet onze onderhandelaars in Brussel verwijten. Wij kunnen de regering hoogstens verwijten als zij iets doet dat wij niet willen. Dat is wederom niet het geval. Mevrouw Peters echter heeft het verslag blijkbaar anders gelezen.
Mevrouw Peters (GroenLinks):
De heer Blom blikt terug op hoe de regering haar best heeft gedaan in Brussel. Het gaat er dan niet alleen om af te vinken of het proces is doorlopen. Het gaat om de inhoud van de agenda en de inhoud van de besprekingen. De vraag is of de inhoud met de inzet van de regering geholpen is. Ik wil best aannemen dat de regering haar best heeft gedaan, hoewel ik vragen heb gesteld over wat dat inhoudt. De heer Blom moet toch met mij concluderen dat wat het klimaat betreft, hoewel Nederland dit onderwerp naar voren heeft gebracht, wij een heel groot probleem hebben nu het niet tot resultaat heeft geleid? Het klimaat is er immers niet mee geholpen. Wat moeten wij doen om het klimaat verder te helpen als Europa kennelijk zo weigerachtig is om mee te werken?
De heer Blom (PvdA):
Ik geef mevrouw Peters gelijk dat het vervelend is dat de Nederlandse inzet afgezet tegen het eindresultaat een teleurstellend beeld oplevert op een aantal vlakken. Dat ligt niet aan de inzet van onze regering, maar, in dit geval, aan de opstelling van de Raad van ministers. Het is heel simpel in de politiek. Wij moeten door inhoudelijk goede argumenten andere landen meekrijgen in onze stellingname. Dat is nu eenmaal het proces. Ik kan hier natuurlijk het totale resultaat van de Europese Top van een waardering voorzien. Ik schiet daar als Nederlands parlementariër echter niet zoveel mee op. Ik ga dan immers op de stoel zitten van andere lieden die zich met besluitvorming bezighouden. Ik noem de Raad van ministers en het Europees Parlement. Ik vind dat het Nederlands parlement een inzet moet formuleren waarmee wij de regering naar Brussel sturen. Vervolgens controleer ik of die gedaan heeft wat wij willen. Mijn conclusie is dat zij dat wederom heeft gedaan. Alle lof dus voor de Nederlandse onderhandelaars die in het afgelopen weekend bezig zijn geweest.
Ben ik tevreden over de uitkomsten van de Europese Top? Natuurlijk niet. Ik had graag gezien dat de ontwikkelingslanden meer geld krijgen om de klimaatproblematiek op te lossen. Omdat Polen en Hongarije "nee" zeggen, is dat niet gebeurd. Zo zijn er meer dingen aan de hand. Ik vind overigens dat de parlementariërs in deze landen op dezelfde wijze met hun regeringen moeten debatteren. Laten wij dat eens propageren.
Ik blijf nog met een aantal vragen zitten, bijvoorbeeld over het fonds van 5 mld. voor energieprojecten, breedbandinternet op het platteland en nieuwe uitdagingen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Afgelopen donderdag is gezegd dat het niet gefinancierd mag worden met overschotten van de landbouwbegroting. Dat is prima gelukt, want ook op dat vlak is de opstelling van de regering hetzelfde gebleven. Het bedrag van 5 mld. is echter gebleven, al vind ik het nergens terug. Dat is wonderlijk. Ik hoop altijd nog eens 5 mld. te vinden als ik niet aan het zoeken ben. Dat is mij echter nog niet gelukt! Dit is dus de omgekeerde wereld. In een artikel in Trouw lees ik dat het bedrag uit de toekomstige landbouwbegroting komt. Dat is toch ook een overschot? Dat geld wordt dan toch niet aan landbouw uitgegeven? Dan moet Nederland die 5 mld. toch alsnog terugkrijgen? Misschien is dat het rekensommetje dat beide heren ook hebben gemaakt. Ik zou in ieder geval graag willen weten waar die 5 mld. vandaan komen.
De heer Ten Broeke (VVD):
Het is interessant dat de heer Blom een berekening maakt van 5 mld. die dan wordt gefinancierd uit toekomstige inkomsten. Ik ben benieuwd of dat elders in Den Haag ook goed wordt verstaan.
De heer Blom (PvdA):
Ho, ik zeg niet dat ik het doe, ik vraag het mij af waar die 5 mld. vandaan komen.
De heer Ten Broeke (VVD):
Toch is het een interessant bedrag en een interessante redenering. Stel nu dat wij er achter komen dat het toch uit die begroting komt, terwijl wij hadden afgesproken dat dat niet mocht? Daar zijn wij het in elk geval over eens. Bent u dan bereid om daar op de een of andere manier met ons nog iets aan te doen? Van die karrenvrachten bloemen die u elke week over deze regering uitstrooit, raakt zij waarschijnlijk wel zeer onder de indruk, maar wij moeten dan toch constateren dat het allemaal niet zo heel erg geweldig is geweest.
De heer Blom (PvdA):
Dat is toch inherent aan wat ik net zeg en wat ik afgelopen donderdag ook heb gezegd? Ik vind het best wat ze allemaal bij de Europese Commissie doen, maar als wij zeggen dat die overschotten terug moeten naar de nationale lidstaten en dat gebeurt niet – wat ik overigens niet heb begrepen uit het verslag; het wordt op een andere manier gefinancierd, maar hoe weet ik niet – dan moeten wij daar toch maar eens ernstig met elkaar over van gedachten wisselen.
De heer Ten Broeke (VVD):
Zo zie je maar weer. Over het algemeen heeft de heer Blom weinig behoefte aan dit soort debatten omdat bij voorbaat eigenlijk al vaststaat hoe goed deze regering het doet. Laten wij dan nu de afspraak maken dat mocht blijken dat toch weer geld wordt uitgegeven uit overschotten op de begroting, wij de regering op pad sturen om dat ongedaan te maken.
De heer Blom (PvdA):
Als u mij verwijt dat ik karrenvrachten bloemen uitstrooi over de regering, zou het u sieren als u ook eens een keer zou zeggen dat de regering het goed heeft gedaan als u de conclusies leest van wat haar inzet is geweest.
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik kom daar in tweede termijn wel op terug.
De heer Ormel (CDA):
Ik begrijp uit de woorden van de heer Blom dat de afspraken in de Health Check in zijn ogen onverminderd in stand moeten blijven?
De heer Blom (PvdA):
Ja, u hebt mij volgens mij ook nooit iets anders horen zeggen!
Voorzitter. Natuurlijk heeft de Europese Unie alle belang bij het behoud en bevordering van de sociaaleconomische en politieke stabiliteit aan de oostgrens. Daarom zijn wij ook voor een Oostelijk Partnerschap. Onderdelen van dat partnerschap zijn democratie en rechtsorde. Vanuit die gedachte is Nederland geen voorstander van deelname door president Loekasjenko aan de top op 7 mei, want de situatie in Wit-Rusland op het terrein van mensenrechten en de democratie verschilt nogal van die van andere landen in het Oostelijk Partnerschap. Wij willen graag weten of tijdens de Europese Raad duidelijk is geworden hoe de andere EU-landen hier tegenover staan en of er concrete besluiten zijn genomen over de deelname van Loekasjenko.
Voorzitter. Sorry, maar ik moet het er weer over hebben, de zes-plus-vijfregel. De afgelopen jaren loopt die als een rode draad door mijn columns en mijn bijdragen heen en dat zal voorlopig ook wel zo blijven. Ik citeer Johan Cruijff uit de krant van Wakker Nederland die zich wederom druk maakt over de inrichting van de zes-plus-vijfregel. U weet natuurlijk allemaal waar ik het nu over heb. Het verwijt van Johan Cruijff is dat de voetbalbonden het wel willen, maar dat de politiek het tegenhoudt. Nu weet ik dat onze staatssecretaris altijd een fervent voorstander van die regeling is geweest en dat ook overal uitdraagt en wij als PvdA natuurlijk ook. Wij willen en moeten de zaken loskoppelen van die Europese regelgeving. Ik wil dat het betaalde voetbal in Nederland en in Europa aan die kwaliteitseisen blijft voldoen. Ik ben ook trots op dat hele verhaal. Natuurlijk heeft Johan Cruijff alle recht van spreken in zijn columns, maar de politiek mag dat verwijt toch niet krijgen al heeft hij wel een punt. Ik wil de staatssecretaris dan ook wederom oproepen om deze kwestie op de volgende top of Razeb, kan mij niet schelen waar, maar weer bespreekbaar te maken. Wij moeten dit oplossen. Ik zei al dat er al een aantal stappen is gezet, maar ik wil dat er sneller stappen worden gezet, want dat is in ons aller belang!
De voorzitter:
U zet het op de agenda, want volgens mij stond het er niet op!
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik steun de oproep van de heer Blom aan de regering. Ik weet dat de heer Timmermans zich hier al anderhalf jaar hard voor maakt. De heer Blom zegt dat dit helemaal moet worden losgekoppeld van Europese regels. Ik zou hem kunnen steunen als hij de inzet van de heer Timmermans volgt, namelijk dat het haakje in het nieuwe verdrag van Lissabon om dit niet los te koppelen van Europese regels door geen brede uitzondering op mededingingsregels te maken voor sport of voor voetbal in het bijzonder, maar het aan de bonden over te laten om hun eigen regels te stellen, de oplossing is die wij nastreven. Als daar zes plus vijf of homegrown of wat dan ook uit voortvloeit, is dat de wijze om het op te lossen. De wijze die de heer Blom voorstelt, zal naar mijn mening alleen maar weerstand opwekken. Laten wij proberen om hier ook constructief te zijn.
De heer Blom (PvdA):
Je kunt het hebben over het doel dat je wilt bereiken of over de procedures waarmee je dat doel wilt bereiken. Mij gaat het alleen om het uiteindelijke doel en hoe dat bereikt wordt, zal mij eerlijk gezegd een zorg zijn. Naar mijn mening is het de plicht van de Europese Commissie om zich te realiseren dat dit een belangrijk probleem is. Zij moet over haar eigen hekjes heenstappen en out of the box denken om hiervoor een oplossing te vinden. Ik wil dat er een oplossing komt en snel, en hoe die er komt, vind ik niet interessant.
De voorzitter:
Mijnheer Ten Broeke, dit is niet echt het onderwerp van deze vergadering. Ik geef u nog heel kort de gelegenheid om te reageren.
De heer Ten Broeke (VVD):
Toch is dit heel belangrijk en de heer Blom brengt dit terecht op. Hij doet dit consequent en ik steun hem daarin als hij daar maar de volgende voorwaarde aan wil verbinden. De Europese Commissie heeft maar een doel: het handhaven van verdragen. Nu komt er een verdrag dat misschien een kans biedt om de oplossing van de heer Blom waar ik ook wel iets in zie, mogelijk te maken. Dan moeten wij niet de Europese regels en de mededingingregels loslaten, dan moeten wij met gebruikmaking van het verdrag dat eraan komt, nagaan wat er mogelijk is. Alleen op die manier kunnen wij bereiken wat de heer Blom en ik willen bereiken.
De heer Blom (PvdA):
Heel simpel: er moet gewoon "gezondverstandwetgeving" komen.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Voorzitter. Wij hebben gisteren de reactie van de minister van Financiën op het rapport van de commissie-De Larosière ontvangen. Ik deel het gevoel van ontnuchtering dat hij verwoordt. Het rapport focust op falend toezicht. Verbeterd toezicht is inderdaad hard nodig, maar daardoor zou je haast vergeten dat het probleem een laag dieper ligt: een hang naar snelle winst en het ontbreken van reflectie op het eigen handelen. Ook nu blijkt dit moeilijk gezien de moeite die het bankiers kost om excuus aan te bieden. Ik wil hier vanmiddag niet in een discussie belanden over splinters en balken in onze ogen en in die van anderen, maar de oproep van Lans Bovenberg en andere schrijvers in een recent opinieartikel was treffend. Hij schrijft daarin dat er herders nodig zijn en dat mensen dienstbaar moeten zijn. Daarom zijn de principes van de Verklaring van Antwerpen van belang, zoals ik vorige week al heb gezegd. Toets en vervang waar nodig het bestaande beleidsinstrumentarium om de noodzakelijke koerswending naar een meer duurzame en solidaire economie te ondersteunen, uit te werken en te begeleiden. Een gedurfde beleidsinzet op elk niveau waarbij terughoudendheid ten aanzien van de materiële consumptiegroei gepaard gaat met gedurfde plannen voor een hernieuwde technologische inzet ten behoeve van zowel de solidariteit als de duurzaamheid.
De fractie van de ChristenUnie is blij met de daadkracht die nu wordt getoond naar aanleiding van het rapport-De Larosière. Wij mogen al in het najaar wetgevingsvoorstellen verwachten. Ik wil hier toch wel een kritische kanttekening bij maken. De aanbevelingen zullen bouwen op de huidige realiteit en het functioneren van de markt in Europa, zo schrijft minister Bos in zijn brief, en de aanbevelingen sluiten aan bij de huidige praktijk. Dan vraag ik mij af: waar zijn de ideeën voor een duurzame en solidaire economie die even niet uitgaan van de bekende praktijk die voor zo veel problemen heeft gezorgd? Ik verwijs naar een van de kopjes boven de conclusies van de Europese Raad waarin staat dat de reële economie weer op de rails moet worden gezet. Ja, die moet natuurlijk weer op de rails, maar er is dan wel een ander spoor nodig. Nederland zal in ieder geval goedbeslagen ten ijs moeten komen in de discussie over het rapport-De Larosière. Ik verwacht dat de Kamer nadrukkelijk zal worden betrokken bij het onderbinden van de ijzers.
Inzet voor een andere, duurzame economie ziet de ChristenUnie wel terug bij de voorbereidingen voor de G20, in een van de conclusies waarin wordt gesproken over mondiaal handvest. De minister-president heeft met bondskanselier Merkel een mooi artikel opgesteld waarin hij zo'n mondiaal handvest bepleit. Ik zou graag zien dat dit snel concreet en bindend werd gemaakt. Wanneer zullen wij iets zien van een uitwerking, een soort uitvoeringsprogramma dat hierbij nodig is?
Goed dat de Europese Unie zelf haar fonds ophoogt en, gelet op het reces van het Europees Parlement en de toestemming ervan die hiervoor nodig is, proactief handelt en niet alleen steun van het IMF verwacht. Graag krijg ik nog helderheid over de voorwaarden waaraan steunverlening is gekoppeld. Ik kan me namelijk voorstellen dat landen die hun eigen economie flink willen gaan ondersteunen, hiermee gekke dingen kunnen doen. Hierbij ook de vraag wat kan worden gedaan met het vele geld uit het Europese Structuurfonds. Juist dit geld is voor achterblijvende lidstaten. Door ingewikkelde aanvraagprocedures blijft nu veel liggen, maar, en nog belangrijker, ook door het vereiste rondom cofinanciering. Is dit een punt van aandacht? Hoe kunnen we ook dit geld inzetten zonder meteen de, op zich goede, principes van cofinanciering los te laten?
We zouden het haast vergeten, maar traditioneel is de Voorjaarsraad de bijeenkomst die gaat over de Lissabonstrategie, de strategie gericht op de Europese Unie als kenniseconomie, groei, welvaart et cetera. Mijn kanttekening daarbij is bekend, namelijk dat onze blik wel eens wat ruimer mag en groei breder mag worden bezien, maar dat terzijde. Vanuit de Lissabonstrategie zijn weer de landenspecifieke aanbevelingen gedaan. Net als vorig jaar blijft Nederland achter met de verhoging van de arbeidsparticipatie van vrouwen, ouderen en achtergestelde groepen. Ik vraag me daarbij wel af of die aanbevelingen wel geactualiseerd zijn; zijn ze niet al ingehaald door de crisis? Het probleem van de arbeidsmarkt is op dit moment veel groter en complexer door de crisis. Hoe wordt de Lissabonstrategie daarvoor ingezet?
Helaas was er geen steun voor het voorstel voor additionele middelen voor klimaatinspanningen. De ChristenUnie heeft waardering voor de inzet van de minister-president met zijn pleidooi voor additionele middelen voor klimaatinspanningen door ontwikkelingslanden, maar vindt het erg teleurstellend dat geen van de andere lidstaten zich hiervoor heeft uitgesproken. Hebben de aanwezige bewindspersonen enig zicht op hun beweegredenen? Hoe moet ik de substantiële bijdragen en de fair share van de Europese Unie bezien, wat zullen die inhouden?
Ook waardering voor de inzet voor het Bali-actieplan als leidraad, maar ook hierbij de vraag wat het betekent dat andere regeringsleiders zich hierover niet hebben uitgesproken. Ik hoor daarom ook graag wat ik moet verstaan onder "ruim voor" de klimaattop in Kopenhagen, als tijdstip waarop duidelijkheid moet zijn over inzet, financiering en verdelingsprincipes. Zojuist is aan de Kamer een goede voorzet gegeven door klimaatwetenschapper Paul Baer van het Greenhouse Development Rights Framework, die redeneert vanuit de principes van capacity en responsibility.
Tot slot nog een opmerking over het Oostelijk Partnerschap. Minister Verhagen heeft zich krachtig uitgelaten over Wit-Rusland. Dank daarvoor, maar in de conclusies heb ik het onderscheid tussen de verschillende oostelijke buren niet direct teruggevonden. Wij hadden daarop gehoopt. Wat betekent het Oostelijk Partnerschap concreet voor Wit-Rusland?
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Verhagen:
Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor hun reactie op de Europese Top. Ik zal in het algemeen ingaan op een aantal onderdelen van besluitvorming ten aanzien van de crisis, de G20 en uiteraard de aspecten van het buitenlands beleid. De staatssecretaris gaat specifiek in op de vragen die zijn gesteld over de afspraken die zijn gemaakt in relatie tot de financiële sector, dus over het toezicht in relatie tot De Larosière, hedge funds en private equity. Hij zal ook ingaan op de structuurfondsen, de werkgelegenheidsbijeenkomsten ofwel de sociale top, de klimaatverandering, het Verdrag van Lissabon en uiteraard de steeds terugkerende discussie over Straatsburg.
Voorzitter. De Europese Raad stond opnieuw voor een belangrijk deel in het teken van de financiële economische crisis. Ook de inbreng van de Kamer richtte zich daarop. In tegenstelling tot de inbreng van degenen die vonden dat er te weinig Europese samenhang was en te nationalistisch optreden in het kader van de economische crisis tentoon werd gespreid, blijkt uit de Europese Top en de discussie die daar heeft plaatsgevonden toch weer het belang van regelmatig overleg en goede coördinatie, juist op het punt van steunmaatregelen. Door samen op te trekken, kan voorkomen worden dat de crisis dieper of langduriger wordt. Het effect van stimuleringsmaatregelen is groter naarmate die op elkaar worden afgestemd.
Bij de laatste twee toppen, die van 1 maart jongstleden en de Voorjaarsraad van vorige week, is door alle lidstaten het belang onderstreept van regels voor staatssteun om oneerlijke concurrentie te voorkomen. Ook is het belang bevestigd van regels inzake eerlijke concurrentie voor het goed functioneren van de interne markt. Juist voor een land als Nederland dat voor zijn inkomen voor een groot deel afhankelijk is van die interne markt – 70% tot 80% van onze banen is afhankelijk van de export binnen de Europese markt – is een open markt van groot belang. Ook het goed functioneren van de economie in andere lidstaten is daarvoor van belang. Als het slecht gaat in Duitsland, dan merkt Nederland dat direct in de werkgelegenheid en de inkomensverwerving. De geachte afgevaardigde van de VVD heeft dit ook zeer nadrukkelijk in zijn interruptie op het betoog van de heer De Roon naar voren gebracht. De opstelling van de PVV-fractie is natuurlijk buitengewoon kortzichtig. De PVV stelt: geen geld van de Nederlandse belastingbetaler naar andere landen. Als wij niet bijdragen aan steun aan economieën in de andere regio's van de Europese Unie, maar ook breder in het kader van bijvoorbeeld een Oostelijk Partnerschap, dan helpen wij onze eigen afzetmarkt om zeep. Dat is heel kortzichtig. Wij verdienen 70% tot 80% van onze inkomsten in het buitenland en wij hebben er dus direct profijt van als maatregelen worden genomen om de afzetmarkt en de economische ontwikkeling in die landen op peil te houden. Daarbij is uiteraard een belangrijke rol weggelegd voor de Europese Commissie, zeker in het voorkomen van oneerlijke concurrentie, het goed functioneren van de interne markt en het toetsen op staatssteun. De rol van de Europese Commissie is door de Europese Raad ten volle onderschreven.
Op een aantal terreinen is concrete vooruitgang geboekt. Het is duidelijk dat meerdere landen in Midden- en Oost-Europa hard getroffen zijn door de crisis. Op de Europese Raad is afgesproken dat het EU-instrument voor betalingsbalanssteun zal worden verdubbeld tot 50 mld. Het gaat daarbij om lidstaten van de EU buiten de EMU. Dit zeg ik in antwoord op de vraag die de heer Ormel stelde over Griekenland en Ierland. Nederland was daar voorstander van. De landen die deel uitmaken van de EMU – Griekenland en Ierland behoren daartoe – komen niet in aanmerking voor de betalingsbalanssteun. Juist in dat kader zullen de reguliere afspraken van de EMU de regulering moeten opleveren.
De Europese Raad heeft zich ook uitgesproken voor een verdubbeling van de IMF-uitleencapaciteit naar 500 mld. Daarbij is een inzet betoond voor de bijeenkomst van de G20 in Londen, maar er is niet gesteld dat de Europese Unie het hele bedrag zal ophoesten. Integendeel, wij vinden dat de G20 nadere afspraken moet maken, zodat er voor het IMF financiële middelen beschikbaar zijn om actief te kunnen reageren op de huidige crisis en om actief te kunnen reageren ten aanzien van de landen die niet in staat in om acyclisch politiek te bedrijven. De Europese Unie is bereid om te komen tot een verdubbeling van de uitleencapaciteit van het IMF tot 500 mld. en daaraan bij te dragen met een lening aan het IMF van 75 mld. Ik ben tevreden over deze toezegging, want het IMF kan dan extra middelen inzetten, waarvan Midden- en Oost-Europa kunnen profiteren, evenals een groot aantal andere door de crisis getroffen landen. Ook daarvoor geldt: naarmate de wereldhandel daardoor weer op gang kan komen, heeft Nederland daarvan ten volle profijt. Het is van belang voor andere lidstaten, maar zeker ook voor een land als Nederland, want juist onze bedrijven doen zaken in Midden- en Oost-Europa. Zij zijn absoluut niet gediend met het stilvallen van de economische activiteiten daar.
Op de Europese Raad is verder de Europese inzet besproken voor de komende top in Londen. Er is gesproken over beter toezicht en betere regelgeving, waar de staatssecretaris nader op zal ingaan. Bovendien is benadrukt dat het protectionisme moet worden vermeden. In dat kader zijn er ook contacten met andere deelnemers aan de bijeenkomst van de G20, van buiten de EU, om een succesvolle uitkomst van de Doharonde in het kader van de Wereldhandelsorganisatie na te streven. Vanuit de G20 zullen op dat punt initiatieven moeten worden genomen.
Het is evident dat door de G20 protectionisme moet worden bestreden en vermeden. Verder moeten afspraken worden gemaakt over beter toezicht en over nadere regelgeving. Ook moeten wij oog hebben voor de zwaksten bij het naleven van de ODA-doelstellingen. Dit sluit goed aan bij de Nederlandse inzet voor de top in Londen. Er zijn meerdere vragen gesteld over de G20. Los van het algehele kader dat wij in Europees verband hebben afgesproken zal vandaag of morgen een brief naar de Kamer worden gestuurd met een uitgebreidere toelichting op de Nederlandse inzet voor de bijeenkomst van de G20 in Londen op 2 april aanstaande. De Kamer kan daarover dan nog nader van gedachten wisselen met de regering.
De heer Ormel (CDA):
Ik maak gebruik van de gelukkige omstandigheid dat de Nederlandse regering nu wordt vertegenwoordigd door de minister van buitenlandse zaken. Als je bijvoorbeeld leest wat er in de Volkskrant staat over president Obama in relatie tot de G20, maar ook eerdere berichten uit de Verenigde Staten, dan is de boodschap: Europa doet te weinig. Er moet meer geld komen en de economie moet meer worden gestimuleerd. Hoe ziet de minister de komende trans-Atlantische verhoudingen, in relatie tot deze financiële crisis en inzet van Europa, versus de inzet van de Amerikanen op de komende top van de G20?
Minister Verhagen:
Ik heb natuurlijk het pleidooi van president Obama gelezen. Er is ook gesteld dat er verschil van inzicht zou zijn tussen de EU en de VS over met name de vraag of Europa wel voldoende doet om de economie weer op gang te brengen. Laat ik daar twee dingen over zeggen. Ik loop uiteraard niet vooruit op de besluitvorming die het kabinet binnenkort zal afronden ten aanzien van het Nederlandse pakket. Ik stel dat de pakketten maatregelen absoluut onvergelijkbaar zijn. De 1000 mld. dollar die de Amerikaanse centrale bank vorige week heeft aangekondigd in de economie te pompen, is een heel groot bedrag, dat geef ik toe. De bank wil dat onder andere doen door het opkopen van staatsobligaties en het bijdrukken van geld. U weet dat wij in Europa wat minder happig zijn op het bijdrukken van geld. Die maatregel kan niet vergeleken worden met de stimuleringsmaatregelen die door de EU-lidstaten zijn genomen. Even los van het pakket van de EU als zodanig, de 5 mld. die wij afgesproken hebben en waar ik nog nader op zal ingaan, is het evident dat de EU-lidstaten ook al individuele pakketten hebben ter waarde van 400 mld. Daar komt het pakket van vanavond of morgen of later deze week nog bovenop. Een tweede verschil dat echt essentieel is, is dat Europa een sociaal vangnet kent dat veel sterker is dan dat van de VS. Wij hebben daarnaast ook nog eens automatische stabilisatoren die een belangrijke rol spelen bij het stimuleren van de economie. Het hele systeem van de automatische stabilisatoren kennen de VS helemaal niet. Er zijn dus al heel andere maatregelen nodig als je eenzelfde effect wilt bereiken op de economie als in Nederland. Dat wil ik hier in de Kamer zeggen als kort antwoord op het ingezonden stuk van president Obama.
Ook in het voorbereidingstraject van de top in Londen zie ik absoluut geen tegenstellingen, althans niet de tegenstellingen die gesuggereerd zijn. Van staatssecretaris De Jager heb ik begrepen dat de sfeer bij de voorbereidingsbijeenkomst van de ministers van Financiën bijzonder constructief was en dat er gewerkt wordt aan een zo concreet mogelijke uitkomst van de top. Mijn gesprek hedenochtend met mijn Braziliaanse collega sterkt mij alleen maar in die gedachte.
De heer Ormel (CDA):
Voorzitter. Ik ga de minister niet uitdagen om in details te treden ten aanzien van de besluitvorming die nog moet plaatsvinden, maar onze zeer goede trans-Atlantische verhoudingen, in NAVO-verband en bilateraal, zijn terecht een hoeksteen genoemd van het Nederlandse buitenlandse beleid. Nu blijkt ook weer hoe belangrijk de inzet van de minister bij de Durbanconferentie is voor goede trans-Atlantische verhoudingen. Gloort er echter niet toch een probleem als wij in deze financiële crisis – het sociale vangnet in Europa is terecht genoemd – het Rijnlandse model aanhouden, terwijl de Amerikanen toch nog erg hechten aan het Angelsaksische, puur kapitalistische model? Kan de minister aangeven of hij dat puur als een economische discussie ziet, of dat het wellicht van invloed zou kunnen zijn op de algehele buitenlandse betrekkingen, in ieder geval met de VS?
Minister Verhagen:
Ik denk dat het een bijdrage Verhagenkan leveren aan het verbeteren van de trans-Atlantische betrekkingen, omdat je gezamenlijk zoekt naar oplossingen die een antwoord bieden. Een element is dat het bij de G20 gaat om een aantal zaken – dat kun je ook afleiden uit de discussie die wij bij de Europese Raad hebben gevoerd – waar het streven van de EU op gericht is. Ik noem bijvoorbeeld het beschikbaar stellen van middelen voor de internationale financiële instellingen zoals het IMF, middelen om uitleencapaciteit te hebben aan die landen die onvoldoende mogelijkheden hebben om een goed antwoord te geven op de huidige situatie.
Een tweede element is een stimulans geven door nu juist, in aansluiting op de bijeenkomst in Washington waar men zich uitsprak tegen protectionisme, een follow-up te geven in relatie tot de Doharonde van de WTO. Laten wij proberen de Amerikanen te verleiden opnieuw een poging te doen om tot een succesvolle afsluiting van de Doharonde te komen in de WTO.
Een derde element is het starten van een discussie over toezicht. Daarbij hebben wij het ook over zaken als de economische groei. Dat is in lijn met het artikel dat premier Balkenende met bondskanselier Merkel heeft geschreven over de waarden die terug moeten komen. Daarbij gaat het over duurzaamheid, dat niet meer alles kan en dat er eigenlijk een sociale markteconomie moet worden gecreëerd. Ik denk dat juist nu de Amerikanen in toenemende mate zien waar een ongebreidelde markteconomie zonder enig normbesef toe kan leiden, er meer kansen zijn om te kijken hoe je de economische ontwikkelingen en het financiële toezicht wel kunt vormgeven. Ik denk dat die bereidheid eerder groter is geworden dan kleiner. Ik denk dus dat de huidige situatie kansen biedt.
Er is lang vergaderd over het bedrag van 5 mld. Er is afgesproken om 5 mld. extra EU-middelen in te zetten voor energieprojecten, breedband en landbouwuitdagingen. Er is, mede op aandringen van Nederland, naar onze mening wel een solide financieringswijze afgesproken. De Financiële Perspectieven worden niet verhoogd, wat in eerste instantie wel de inzet was. De inzet was om weer meer geld beschikbaar te stellen voor Europa middels de Financiële Perspectieven en dus de bijdragen van de lidstaten te verhogen voor de financiering.
Wij hebben gezegd dat de Financiële Perspectieven niet mogen worden verhoogd. Daarnaast moeten de EU-begrotingsregels worden nageleefd. Dat betekent allereerst dat er geen aanpassing plaatsvindt van de Financiële Perspectieven van vorige jaren. Dat houdt in dat de overschotten van de voorgaande jaren niet mogen worden gebruikt. Dat geld gaat gewoon terug naar de lidstaten. Wij gaan ook niet morrelen aan de plafonds van 2009 en 2010. Dat betekent dat de totale uitgaven niet worden verhoogd, maar dat binnen de bestaande financiële middelen moet worden gezocht naar de 5 mld. voor dit stimuleringspakket. Dat betekent dat je sommige dingen niet kunt doen. Als wij die dingen niet zouden hebben gedaan zonder dit pakket, was er wel 5 mld. naar de lidstaten toegegaan. Dat is ook evident. Er worden geen nieuwe overschotten gecreëerd ondanks het feit dat bepaalde dingen niet worden gedaan.
De heer Blom (PvdA):
Ik snap de redenatie en daar kan ik ook wel mee leven. Als je ruimte vrijmaakt in de landbouwbegroting – dat is blijkbaar in de toekomstige landbouwbegroting gebeurd – en je die met 5 mld. afroomt, geef je die 5 mld. niet aan landbouw uit, maar aan de zaken waar wij net over spraken. Hoe ga je dan om met volgende begrotingen? Die landbouwbegroting is immers blijkbaar te hoog geweest, want er kon vrij makkelijk 5 mld. aan worden onttrokken. Dat betekent ook dat dit consequenties moet hebben voor de toekomst.
Minister Verhagen:
Het bedrag hoeft niet per se uit de landbouwbegroting te komen. Het totaal van de Financiële Perspectieven is niet verhoogd. Er worden bepaalde dingen niet gedaan. Daarnaast dient het budget ook ter stimulering van met name innovatieve agrarische projecten. Er wordt niet 5 mld. uit de landbouwbegroting gehaald om die vervolgens helemaal niet aan landbouw uit te geven. Er wordt 4 mld. uitgegeven aan energie en 1 mld. aan breedband en nieuwe uitdagingen de landbouw. Er wordt geschoven. Er worden bepaalde zaken niet gedaan. Die verschuiving binnen de Financiële Perspectieven bleek inderdaad niet te vermijden. Wat eerder is bespaard, gaat terug naar de lidstaten. Wij verhogen het totaal niet en er is gesteld dat de afgesproken plafonds moeten worden nageleefd.
De heer Blom (PvdA):
De minister heeft het dus gered met wat wij in eerste instantie in de Kamer hebben afgesproken: dat Barroso hoog en laag kan springen, maar dat hij zelf voor die 5 mld. moet zorgen binnen zijn begroting?
Minister Verhagen:
Ja, absoluut.
Het stimuleren van de investeringen vanuit Europa betekent voor Nederland dat vooral de CO2-opslag daaruit kan worden gefinancierd. Ik hoor daar overigens wisselende geluiden over. Sommigen vinden het niets, maar kijkend naar innovatie en de toekomstige ontwikkelingen, juist in relatie tot duurzaamheid, vinden wij dit wel degelijk de moeite waard. Wij hebben ons er steeds voor ingezet om deze kwestie vanuit Europa gefinancierd te krijgen. Dat is hier diverse malen gedeeld. Ik wijs wat dat betreft op de discussie over de CO2-opslag. Daarnaast gebeurt het door middel van de deelname aan de North Sea Grid. De heer Ormel vroeg of een en ander gemeenschappelijk kan gebeuren, niet alleen wat betreft het windmolenpark in Nederland. Dat is absoluut de bedoeling. Het is gekoppeld aan de North Sea Grid. Het gaat niet sec om alleen een projectje in Nederland. Acht landen zetten het gezamenlijk op.
De heer Ormel vroeg ook naar de landbouw, omdat het pakket ook ter stimulering dient van agrarische innovatie, waarin Nederland toonaangevend is. Een klein deel van de 5 mld. is bestemd voor nieuwe uitdagingen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. In het kader van de Health Check is afgesproken om welke uitdagingen het gaat. Het gaat om klimaat, hernieuwbare energie, watermanagement, innovatie en herstructurering van de zuivelsector. In theorie kunnen projecten voor duurzame en innovatieve landbouw, ook in Nederland, ervoor in aanmerking komen. Wij moeten echter wel reëel zijn. Naar verwachting zal Nederland namelijk slechts een klein deel van het geld ontvangen, omdat een en ander hier in wezen is gekoppeld aan plattelandsontwikkeling. Daarvoor bestaat een vaste verdeelsleutel tussen de EU-lidstaten. Wij gaan niet uit boven het percentage dat in de verdeelsleutel is afgesproken. Je kunt dus wel putten uit deze middelen als je projecten in dat kader aanlevert, maar wij moeten er niet te hoge verwachtingen van hebben. Het gehele pakket bedraagt 1 mld. met een vaste verdeelsleutel. Wij hebben het dus over relatief kleine bedragen. Wij moeten ons niet rijk rekenen wat dit betreft. Het geldt overigens niet voor de CO2-opslag en de windmolenparken in het kader van de North Sea Grid. Ik wil dit de Kamer echter niet mooier voorspiegelen dan het is. Het Nederlandse aandeel is beperkt tot 0,53% van het budget. Wij hebben het dus over 0,5%.
De heer Ormel (CDA):
Voorzitter. Is het niet jammer dat het geld dat aan landbouw wordt besteed, wordt verkruimeld als gevolg van allerlei plattelandsprojecten in de diverse lidstaten? Zou het niet mooi zijn om bijvoorbeeld een Europese vaccinbank op te zetten om te komen tot een nieuw dierziektebeleid? Dan een vraag over de gelden die aan Nederland toekomen voor onder andere de grote kabel die de windparken gaat verbinden, ook met het oog op de CO2-opslag.
De voorzitter:
Het grote stopcontact.
De heer Ormel (CDA):
Precies. Kan de minister in een brief nader aangeven wat de randvoorwaarden zijn en aan welk project de gelden gaan toekomen?
Minister Verhagen:
De Kamer wordt daar uiteraard nader over geïnformeerd, indien zij dat op prijs stelt. Ik wil dit echter niet te mooi voorspiegelen. Daarom gaf ik zojuist aan hoe het zit met de landbouw. Wij kunnen wel doen alsof iedereen solidair met ons zou moeten zijn, al zijn wij dat niet met anderen, maar zo zijn wij niet met elkaar getrouwd. Er zullen door middel van dit soort stimuleringsfondsen ook type projecten worden gestimuleerd die in andere landen weer meer tot de verbeelding spreken. Wij zijn een van de weinige landen die voordeel hebben van de CO2-opslag, om de doodeenvoudige reden dat wij wat dit betreft willen voorlopen. De betalingen vanuit Nederland aan dit stimuleringspakket liggen in de orde van grootte van 250 mln. Dat geldt ook voor datgene wat wij terugkrijgen.
Mevrouw Peters (GroenLinks):
Voorzitter. De bulk van het geld gaat naar de CO2-opslag. Nederland wil op dat punt voorlopen. Ik heb hierover vragen gesteld. Waarom willen wij voorlopen met de CO2-opslag? Waarom subsidiëren we daarmee kolencentrales, terwijl we nog niet eens zeker weten of die energie wel echt schoon kunnen opwekken? Waarom zetten we tijdens deze klimaatcrisis niet in op de offshore windparken? Waarom lopen we daarin niet voorop? Waarom wordt daarvoor niet de bulk van het geld gevraagd?
Minister Verhagen:
Het gaat er niet om waarvoor wij de bulk van het geld gevraagd hebben. Projecten voor CO2-opslag, CCS en windenergie komen juist vanwege de hoogtechnologische oplossingen voor financiering in aanmerking. We willen in het kader van de North Sea Grid een gemeenschappelijke aanpak met andere landen. Andere leden van de Kamer vinden dit wenselijk. Daardoor zit je vast aan bedragen waarmee je dit financiert. Ik ben het overigens niet met mevrouw Peters eens dat CO2-opslag een principe is dat wij niet zouden moeten steunen. Met mevrouw Cramer heeft zij daarover ook uitvoerig gesproken. Staatssecretaris Timmermans is daarover vorige week met de heer Vendrik in discussie gegaan. Wij verschillen daarin gewoon van opvatting. Wij denken dat kolencentrales vooralsnog een groot deel van de energieleverantie in de Europese Unie zullen uitmaken. Wij willen dit zo schoon mogelijk doen. Daarom vinden wij de CO2-opslag van groot belang, als hoogtechnologische oplossing in relatie tot het milieu.
Mevrouw Peters (GroenLinks):
Elke euro die je uitgeeft aan kolen, kun je niet aan iets anders uitgeven. Daarom herhaal ik mijn vraag: waarom geef je het geld aan kolen uit? Omdat deze technologie nog niet voldoende is bewezen weet je niet eens zeker of dit wel echt schoon kan. Waarom geef je het niet uit aan iets waarvan je zeker weet dat het schoon kan?
Minister Verhagen:
Ik heb al een antwoord op deze vraag gegeven. Als je een vraag vaker stelt, krijg je niet een ander antwoord.
Er zullen tal van landen zijn die het bouwen van kerncentrales als de beste methode zien om schone energie op te wekken. Deze landen zullen zich afvragen waarom je überhaupt geld zou uitgeven aan CO2-opslag. Waarom zou je het geld uitgeven aan windmolens? Waarom geef je het niet uit aan iets waar je de CO2-reductie werkelijk mee kunt realiseren?
Als je een technologie afwijst omdat deze nog niet is bewezen, krijg je de dood in de pot ten aanzien van iedere innovatieve ontwikkeling. Als wij in Nederland allemaal zouden produceren wat bewezen is, vrees ik dat minister Donner binnenkort een claim bij minister Bos gaat indienen over het verhogen van het kader voor de WW-uitkeringen.
De voorzitter:
Dit onderwerp is onderdeel geweest van de besprekingen vorige week. We spreken nu over het resultaat ervan. We moeten de discussie niet van voren af aan opnieuw beginnen. Ik geef de heer Van der Ham gelegenheid om op dit deel van de discussie nog één opmerking te plaatsen.
De heer Van der Ham (D66):
De D66-fractie is een stuk positiever over de CCS-ontwikkelingen. Het is niet zo dat dit alleen maar experimenten zijn. Er wordt al heel veel mee gedaan. Het is niet zo dat deze technologie nog niet bewezen is.
Het is goed dat Nederland inzet op CCS. We hebben daarvoor veel capaciteit in huis. We kunnen het hier onder de grond stoppen. Maar waarom heeft de regering ervoor gekozen om alleen maar daarop in te zetten? Nederland had ook meer kunnen diversifiëren. Is dat overwogen? Heeft de Nederlandse overheid gekeken naar de mogelijkheid om met andere landen gezamenlijke projecten in te dienen? Het gebeurt nu wel heel erg nationaal. Er zijn ook internationale projecten. Is dat ter discussie gekomen?
Minister Verhagen:
We hebben ons ervoor ingezet om een dubbel voordeel te behalen: een grotere zekerheid van energievoorziening in Europa en bescherming van het milieu. We hebben dit gedaan om de innovatie te stimuleren. Dit geldt niet alleen ten aanzien van het nationale project van de CO2-opslag, maar ook bij het internationale samenwerkingsproject voor windmolens, de North Sea Grid. Dat is diversificatie. Niet alleen CO2, maar ook wind. Dit project beantwoordt ook aan de vraag van de heer Van der Ham om samen te werken met andere landen. De North Sea Grid is een samenwerking van acht landen.
De heer Van der Ham (D66):
Is er meer besproken dan CCS? U heeft het over wind, maar daar is de ondersteuning niet voor aangevraagd.
Minister Verhagen:
Jawel. Dat heb ik toch gezegd? Dat staat ook in het stuk. North Sea Grid, dat zijn de windmolenparken.
De heer Van der Ham (D66):
Wind, dat is duidelijk. Maar wat je in Nederland kunt doen met bijvoorbeeld zon, waarnaar ook is gevraagd in eerdere debatten, is helemaal niet ter sprake gekomen. Het is jammer dat daar niet ook op ingezet is.
Minister Verhagen:
Wij hebben dat vorige week besproken. Nederland heeft daarop de inzet getoond die toen is besproken. Dat resultaat is binnengehaald, dus wij zijn daar op zich tevreden over.
De heer Van der Staaij (SGP):
Er komt nog een nadere brief over. Kan daarin worden ingegaan op de voorwaarden en de tijd waarbinnen het geld besteed moet worden? Dat is ook van belang, want er zijn locaties waarover discussie is of dat gaat lukken.
Minister Verhagen:
Als wij voor de besluitvorming ter zake de tijd nemen die daar normaliter in Nederland voor staat, dan is de economische crisis alweer voorbij, en misschien de energiecrisis ook. Ik denk dat het op dit punt, los van het feit of er een tijdpad zou zijn van de Europese Commissie dat het mogelijk zou maken om wat langer te doen over de besluitvorming, toch goed is om snelheid te betrachten met de keuzes die wij maken. Uiteraard zal de minister van VROM daar ook nader op ingaan.
Over de energievoorzieningzekerheid is gevraagd of behalve deze projecten de Nabuccopijplijn weer tot de mogelijkheden behoort als het gaat over de verdere ontwikkeling van de energie-infrastructuur. Dat is inderdaad zo. Wij hebben ons daarvoor ingezet. De Nabuccopijplijn is nu niet gegarandeerd, maar behoort wel tot de mogelijkheden. In de eerste voorstellen werd hij uitgesloten, maar hij is nu weer terug. Juist voor de diversificatie van aanvoerroutes is dit van belang. Daarom hebben wij ons er ook voor ingezet.
Nadat de Kamer vanmiddag uitvoerig brieven vroeg over Afghanistan, zijn er nu blijkbaar geen vragen meer. Geen van de sprekers heeft hierover gesproken. Wij hebben op de top erover gesproken, maar ik zal de Kamer dat besparen.
De heer Ormel (CDA):
De minister daagt de Kamer uit!
Minister Verhagen:
Nee, ik heb alleen maar geconstateerd dat u bij de regeling een brief vroeg, terwijl ik u die bij het vragenuurtje niet toezei.
De heer Ormel (CDA):
De Kamer heeft, gezien het grote belang dat zij hecht aan de geweldige Afghanistantop die volgende week in Den Haag plaatsvindt, een brief gevraagd aan het kabinet. Dat laat onverlet dat ik diverse bloemen heb uitgestrooid over het kabinet ten aanzien van het buitenlands beleid, Durban en andere zaken. Dat wil ik ook nog wel doen over Afghanistan. Ik ben verheugd dat er aandacht is voor EUPOL. Ik vind het resultaat, ondanks de aandacht, toch aan de magere kant. Dat ligt niet aan de inzet van het kabinet. Ik vraag de minister of hij zich ondanks het redelijke succes toch wil blijven inzetten voor EUPOL en voor een fair share van iedere Europese lidstaat, zij het dan niet in mensen, dan toch in geld.
Minister Verhagen:
Die elementen heb ik zeer nadrukkelijk naar voren gebracht tijdens de discussie. Dat zal ik blijven doen, omdat ik van mening dat de taak van EUPOL bij het opbouwen van het Afghaanse politieapparaat essentieel is voor de stabiliteit van dat land. Dat betekent dat er aanmerkelijk meer geleverd moet worden. In dat kader is een discussie gevoerd over de vraag of de Europese Gendarmerie moet worden ingezet. Daarvan hebben wij gezegd: wij moeten niet iedere keer de vlucht naar voren nemen, maar gewoon de EUPOL-missie invullen zoals die is toegezegd. Laten wij dus leveren in plaats van weer met een nieuw initiatief te komen. Laten wij eerst doen wat wij eerder hebben beloofd. Daarnaast kan het best zijn dat wij de Gendarmerie in het kader van de NAVO inzetten, maar dat is een ander verhaal. Zowel het leveren van menskracht door andere lidstaten als de financiering zal aan de orde komen; daarvoor zal ik me blijven inzetten.
Er is overigens nog een succes te melden. Op basis van de inbreng van mijn Belgische collega en mijzelf komt er een gezamenlijk optreden van de EU richting president Karzai over de blasfemiezaak tegen de Afghaanse journalist, waarover wij eerder hebben gesproken. Een onlangs door het hooggerechtshof bekrachtigde gevangenisstraf van twintig jaar wijzen wij met kracht van de hand en doet geen recht aan de inzet die getoond moet worden op het gebied van de vrijheid van meningsuiting, de vrije nieuwsgaring en het respect voor mensenrechten.
Dan kom ik op het Oostelijk Partnerschap. Verschillende leden hebben daarover vragen gesteld. Mijn collega Timmermans en ik hebben ons daarover buitengewoon helder uitgesproken. Mevrouw Wiegman vroeg waarom het niet in de conclusies staat. Ik moet haar corrigeren, want het staat er wel in. Allereerst is er als bijlage een verklaring over het Oostelijk Partnerschap waarin dat uitgebreid staat beschreven. Het belang van verdieping en versteviging van de samenwerking met de betrokken landen wordt onderstreept, omdat wij belang hebben bij de bevordering van de sociaaleconomische en politieke stabiliteit aan de oostgrens. Daarnaast stelt die verklaring ook duidelijke voorwaarden aan de intensivering van de betrekkingen met de oosterburen. Er staat duidelijk in dat er gedifferentieerd wordt bij de vraag of men aan de randvoorwaarden voldoet. Democratie, rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten zijn cruciale randvoorwaarden in die samenwerking. Wij hebben de referenties aan de randvoorwaarden zoals die in de verklaring staan aan de conclusies toegevoegd, in tegenstelling tot wat er in de ontwerpconclusies stond. Op grond daarvan kunnen wij differentiëren in de vorm van samenwerking en lidmaatschap. Via die weg is dat op uitdrukkelijk verzoek van Nederland opgenomen in de conclusies. Er is dus een helder verband gelegd tussen het respecteren van de voorwaarden en de uitbouw van de bilaterale betrekkingen tussen de afzonderlijke partnerlanden enerzijds en de Unie anderzijds. Daarmee kun je Wit-Rusland in een andere vorm gieten dan de overige landen.
Voorts hebben wij heel duidelijk onderstreept dat naar ons inzicht president Loekasjenko niet voor de top van 7 mei zou moeten worden uitgenodigd. Wij bepleiten dat dit op lager niveau moet gebeuren, op technisch niveau of desnoods op ministerieel niveau. Er moet in ieder geval onderscheid zijn in de aanwezigheid. Wij vinden dat president Loekasjenko geen platform mag worden geboden dat doet voorkomen alsof Wit-Rusland in eenzelfde positie verkeert als de overige deelnemers. Collega Timmermans heeft dat eerder bij de Razeb gedaan en ik ook. Wij hebben het dus wederom opgevoerd. Wij komen daar nog over te spreken. Misschien vragen de woordvoerders zich af waarom wij dit niet meteen hebben afgetimmerd, maar wij waren de enigen die dit met zo veel kracht naar voren brachten. Wij zullen er nader over spreken. Er is dus nog geen besluit genomen over de vertegenwoordiging bij de top. Wij hebben dat met onze interventie weten te voorkomen.
Het zal worden toegevoegd aan de agenda van het Gymnichoverleg. Dit is een toevoeging waar de Kamer gewoonlijk nog een kort briefje over krijgt. Ik had al een brief gestuurd over de agenda van dit overleg, maar er zijn twee dingen veranderd. Afghanistan is afgevoerd van de agenda. Daarover zal niet gesproken worden. De woordvoerders kunnen daarmee ook in de voorbereiding van het AO over Gymnich rekening houden.
De vertegenwoordiging bij de top in relatie tot het Oostelijk Partnerschap – komt Loekasjenko wel of niet? – zal toegevoegd worden aan de agenda van Gymnich.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ik ben blij met de toezegging dat het onderwerp terug zal komen. Ik heb de verklaring goed gelezen, inclusief de differentiatiemogelijkheden. Bij die differentiatie denken wij aan Wit-Rusland; daar zijn wij scherp op. Wordt die extra aandacht voor Wit-Rusland gedeeld door de partners of heeft elke lidstaat zijn eigen gedachten over de oostelijke buren om wie het precies moet gaan?
Minister Verhagen:
Uiteraard kan ik het geen enkele lidstaat ontzeggen om bepaalde gedachten te hebben, maar Wit-Rusland is het enige land waarmee wij een relatie hebben die zich met name kenmerkt door sancties. Die sancties zijn tijdens de laatste Razeb met één jaar verlengd, zij het onder gedeeltelijke opschorting van de reisbeperkingen. Een dergelijke relatie hebben wij alleen met Wit-Rusland. Zoiets kennen wij niet met Georgië, niet met Oekraïne enzovoort. Het is ieder land wel duidelijk dat, als het gaat om de voorwaarden van respect voor de mensenrechten, de democratie en de ontwikkeling van de rechtsstaat, differentiatie juist bij Wit-Rusland op zijn plaats is.
Mevrouw Peters (GroenLinks):
Ik ben blij dat de minister van ganser harte een mooie brief over de Afghanistanconferentie gaat sturen.
Minister Verhagen:
Zo heb ik het niet gezegd.
Mevrouw Peters (GroenLinks):
Maar ik heb het graag zo opgevat. Ik hoor dat Afghanistan van de Gymnichagenda is gehaald, maar de minister moet niet denken dat wij de brief dus niet morgen hoeven te hebben. Wij zullen er graag over spreken tijdens het AO over de NAVO.
Minister Verhagen:
Bij het AO over de NAVO is het: de Kamer vraagt en wij draaien. Tijdens het vragenuurtje heb ik gezegd dat ik niet kan zien wat Iran doet, dat ik niet kan zien wat de VS doen enzovoort. Een deel van de conferentie is dat je bekijkt in hoeverre je elkaar kunt vinden. Ik heb de grote lijnen van de inzet van Nederland geschetst. Ik zal geen appreciatie geven van de American Review, die wij nog niet hebben.
Een aantal leden heeft gesproken over Durban. Wanneer is het moment gekomen dat ik werkelijk opstap, zo vroeg de heer Van der Staaij. Ik heb donderdagavond opnieuw met mijn collega's gesproken. Maandag hadden wij een alternatief van Nederlandse hand vastgesteld. Sindsdien is door Rusland, Egypte en België een nieuw alternatief slotdocument gepresenteerd. Mijn collega's waren van mening dat op basis van dat document onderhandeld kon worden. Wij hadden rode lijnen getrokken ten aanzien van Israël en ten aanzien van blasfemie. Die teksten zijn verdwenen. Er blijven nog genoeg problemen over. Met mijn collegae heb ik afgesproken dat de EU op basis van de voorzitterschapstekst verder kan onderhandelen, omdat deze ook steun kreeg van regio's die anders verder zouden willen gaan met antisemitisme et cetera. Het Nederlandse document moest daarbij het alternatief zijn indien de voorzitterschapstekst ernstig zou verslechteren. Het Nederlandse document zal door de EU in Genève worden gebruikt bij de verdere onderhandelingen over het slotdocument van de conferentie. Mijn rode lijnen staan nog steeds recht overeind: geen focus op Israël, geen inperking van de vrijheid van meningsuiting, geen belastering van religies gekoppeld aan zaken als geloofsafval. Ik zal het verdere verloop van de onderhandelingen goed volgen en mij ervan distantiëren zodra het misgaat. Waarom doe ik dat nu nog niet? Mijn eerste inzet heeft ertoe geleid dat er een alternatief is gekomen van Egypte, Rusland en België. Zolang ik nog steeds de indruk heb dat je door mee te doen een betere tekst kunt maken, blijf ik meedoen, maar niet tot elke prijs. Ik heb dat in de discussie gemerkt. Mijn Italiaanse collega is er eerder uitgestapt. Die doet dus in de discussie al niet meer mee, terwijl ik het inhoudelijk eigenlijk best met hem eens ben. De heer Ormel had het over trans-Atlantische betrekkingen. De enige manier om concreet iets te doen in het kader van de trans-Atlantische betrekkingen en de VS daarbij te betrekken, is op basis van het Nederlandse document. Dan is er wel kans van slagen. Wij blijven daar dus nog even mee bezig, maar ik zeg toe dat ik de Kamer op de hoogte houd van mijn doen en laten op dit punt.
De heer De Roon stelde: ik mag hopen de minister-president zijn toezegging is nagekomen. In zijn algemeenheid mag ik ook hopen dat Kamerleden het verslag lezen over de besprekingen dat wij hebben gestuurd. Ik citeer uit de brief die de Kamer gekregen heeft; ik mag hopen dat de heer De Roon daarvan nota heeft genomen: "En marge van de Europese Raad heeft de minister-president de toegang van het Tweede Kamerlid Wilders tot het Verenigd Koninkrijk in het kader van de verkiezingen van het Europees Parlement bij premier Brown ter sprake gebracht onder verwijzing naar het standpunt van het Nederlandse kabinet ter zake. Premier Brown gaf aan dat de weigering niet betekende dat de heer Wilders permanent de toegang tot het Verenigd Koninkrijk is ontzegd en dat een eventueel verzoek tot toegang in de toekomst beoordeeld zal worden op basis van de feiten van dat moment." De Kamer heeft in het verslag dus al kunnen lezen wat de premier heeft toegezegd en wat het antwoord van de premier van het Verenigd Koninkrijk was.
Ik kom bij de motie van de leden Pechtold en Ten Broeke op stuk nr. 422. Het besluit over de samenstelling van de Europese Commissie, althans dat over de kandidaten, is aan de Europese Raad. De uiteindelijke instemming moet komen van het Europese Parlement. Elke lidstaat zal conform daarmee in de Europese Raad in december 2009 zijn eigen commissaris voorstellen. Of wij dat leuk vinden of niet, het is een zaak van de regering. Het is staatkundig niet juist om te stellen dat de Kamer over de samenstelling van de Europese Commissie zou gaan. De regering besluit wie zij voorstelt en het parlement controleert. Het parlement doet dus niet mee aan de besluitvorming, maar controleert haar. Indien de Kamer vindt dat de regering geen goede kandidaat voorgedragen heeft, en dat de regering onvoldoende verantwoording aflegt over wat zij doet, dan kan dat uiteraard. Het is echter aan de regering om te bepalen wie zij voorstelt en het is aan de Kamer om dat voorstel te becommentariëren nadat het is gedaan en om te controleren of de regering haar taak naar behoren heeft vervuld. Ik ontraad daarom de motie. Als de Kamer een brief wenst over de omvang van de volgende Europese Commissie al dan niet na het Ierse referendum, dan hoeft daarvoor geen motie ingediend te worden. Als de Kamer om een brief vraagt, krijgt zij die. De Kamer weet hoe wij in elkaar zitten.
De heer Van der Ham (D66):
Als Nederland straks een lid voor de Europese Commissie gaat voordragen is dat natuurlijk in eerste instantie een koers die de regering moet bepalen. Zeker. Maar het is toch helemaal niet zo gek dat het parlement vraagt waar zo iemand aan moet voldoen volgens de regering en hoe de regering de keuze voor een volgend Commissielid gaat aanpakken? De Kamer wil inzicht in dat soort zaken, zodat wij daarna kunnen controleren of de keuze spoort met de voornemens.
Minister Verhagen:
U hebt ons te controleren op de vraag of wij hebben geleverd, ofte wel of wij een volwaardige portefeuille et cetera hebben. De regering ontraadt deze motie, omdat zij haar onderhandelingspositie niet in gevaar wil brengen. Als wij bepaalde zaken openbaren, kunnen de andere lidstaten daarmee hun voordeel doen en een nog zwaardere kandidaat op die portefeuille inzetten, zodat wij die portefeuille niet krijgen. Het kan dus het eindresultaat bemoeilijken. Laten wij wel wezen: wie had de vorige keer gezegd dat Nederland de zware portefeuille mededinging zou krijgen? Dat werd hier ontkend: dat lukt niet, er wordt slecht onderhandeld. Als de Kamer vindt dat de regering slecht heeft onderhandeld, mag zij daarover uiteraard een oordeel uitspreken. Be my guest!
De heer Van der Ham (D66):
Hier komen wij niet uit, daarom een andere vraag. Er zijn in de media al uitspraken gedaan over de nieuwe voorzitter van de Commissie, bijvoorbeeld door de minister-president, die vindt dat Tony Blair daarvoor een heel goede, overkoepelende kandidaat zou zijn. De Nederlandse regering heeft er blijkbaar al opvattingen over waaraan zo iemand zou moeten voldoen. Als wij dat nu eens op schrift zouden kunnen krijgen, zou dat heel interessant zijn.
Minister Verhagen:
Dat is zo niet geuit. Dat de heer Blair een capabele figuur is, vinden wij inderdaad. Wij vinden mijnheer Barroso ook een capabele figuur, en ook mijnheer Timmermans, want anders zou hij geen staatssecretaris zijn! En u, mijnheer Van der Ham, bent eveneens een capabele figuur, want anders was u nooit volksvertegenwoordiger geworden.
De heer Ten Broeke (VVD):
Zo komen de geruchten de wereld in! Als u dat bij het haardvuur had gezegd, had u morgen wel iets moeten uitleggen. Wij moeten een herhaling van zetten voorkomen. Exact dezelfde beweegreden werd namelijk door de regering aangevoerd toen VVD en D66 vroegen of wij de brede inzet van Nederland bij het Verdrag van Lissabon konden bespreken. Uiteindelijk moest ook de regering toegeven dat dat zo onverstandig nog niet was. Deze motie gaat niet over namen of rugnummers, maar over het Nederlands belang, het gaat erom uit te leggen wat u straks in de Commissie van belang vindt. Wij wensen een sterke Commissie, wenst u dat ook? Wij wensen sterke portefeuilles, wenst u dat ook? Waar gaat uw voorkeur naar uit en waarom? Dát zijn de heel normale vragen die u moet beantwoorden, dat doet op geen enkele manier afbreuk aan uw staatsrechtelijke positie.
Minister Verhagen:
Dat staat niet in de motie. Daarin wordt de regering verzocht, de Kamer expliciet te betrekken bij haar besluitvorming over haar inzet voor de samenstelling van de nieuwe Commissie. Dat willen wij niet doen.
De heer Ormel (CDA):
Ik vind de minister ongebruikelijk mild in zijn kwalificatie van deze motie. Als deze motie zou zijn aangenomen voor het aantreden van de huidige Commissie, zou mevrouw Kroes dan ooit eurocommissaris zijn geworden?
Minister Verhagen:
Als de kandidatuur van mevrouw Kroes hier was besproken, al dan niet met een geweldig pleidooi van de heer Van Baalen, de toenmalige woordvoerder, was zij op dat moment niet in die functie benoemd.
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik herhaal wat ik net heb gezegd: deze motie gaat niet over namen of rugnummers, wat ook expliciet niet de bedoeling is. Deze motie gaat wel over bespreking van de inzet van de regering.
De voorzitter:
Waarmee de discussie op dit punt is gesloten, ook voor de heer Ormel.
Minister Verhagen:
Het moge duidelijk zijn dat wij deze motie ten stelligste ontraden, aangezien het betrekken van de Kamer bij de inzet voor de besluitvorming van de nieuwe Commissie het Nederlandse belang schaadt.
Staatssecretaris Timmermans:
Voorzitter. Wij hadden net een Wim Kanmomentje: bekwame man. Het zal maar over je gezegd worden!
De heer Van Bommel had een heel interessant betoog over falend Europees toezicht op de financiële markten. Je kunt zeggen dat de huidige financiële crisis is veroorzaakt door het feit dat die financiële markten in de hele wereld ver vooruit zijn gaan lopen op de internationale regelgeving. Onder invloed van macro-economische onevenwichtigheden – te veel kapitaal aan een kant van de wereld, te weinig aan de andere kant – zijn nieuwe financiële producten ontstaan, die helemaal geen verhouding meer hadden tot het toezicht daarop. Ik denk dat dit eigenlijk de kern van het probleem is. De heer Van Bommel heeft volkomen gelijk als hij zegt dat daarvoor nieuwe internationale regelgeving moet worden gemaakt, zodat voorkomen kan worden dat het nog een keer gebeurt. Dat geldt voor de volgende crisis, maar ook voor deze crisis. Als ik goed heb geluisterd naar de heer Trichet tijdens de afgelopen Europese Raad, is het gebrek aan vertrouwen in de markt ook een reden waarom de crisis zo lang duurt. Wanneer nu betere toezichtregels worden gemaakt, zou je het vertrouwen in de markt kunnen herstellen. Er komt alleen wel een interessante vraag achteraan. Die vraag hebben wij in Nederland, maar ook in Europees en mondiaal verband nog niet goed beantwoord. Wat is dan de mate waarin je dat internationaal regelt? Hoeveel doe je dan in samenwerking met elkaar of hoeveel draag je over naar misschien een supranationaal orgaan? Hoewel ik vind dat de heer De Larosière met zijn rapport een goede aanzet heeft gegeven, heb ik nog niet de indruk dat wij helemaal precies helder hebben wat de beste maatvoering is. Dan ben ik het met iedereen in de Kamer eens die zegt dat je internationaal, maar ook op Europees niveau prudentieel toezicht moet organiseren. Dat zal niet alleen maar een netwerk van nationale toezichthouders kunnen zijn. Daar zullen ook internationale regels voor moeten komen. Nederland is voorstander van het Twin Peaksmodel: aan de ene kant het macroprudentieel toezicht en aan de andere kant het toezicht op het niveau van individuele financiële instellingen. Je kunt je voorstellen dat je voor het macroprudentieel toezicht een internationale organisatie op Europees of misschien mondiaal niveau creëert. Voor het toezicht op het niveau van bedrijven, banken en andere financiële instellingen zou je een netwerk van nationale toezichthouders kunnen hebben. Daarbij kijk je ook naar modellen die elkaars bedrijven, zeker als die ook internationaal opereren, onder dat toezicht zouden kunnen laten vallen. De Nederlandse regering is bereid om langs die lijnen ook verder te gaan dan in het De Larosièrerapport is aangegeven. Ik neem de handschoen van de heer Van Bommel graag op omdat ik ook vind dat je tussen kabinet en Kamer zou moeten discussiëren over de vraag hoe je op de lange termijn de internationale samenwerking structureert. Het volstaat dan niet om te zeggen dat je er door goede internationale samenwerking wel uitkomt. Je moet dan ook echt internationale regels maken en wellicht ook Europese instellingen in een sterkere positie brengen. Het zijn vragen die ook met overdracht van soevereiniteit te maken hebben. Dat moet je dan wel onder ogen durven te zien. Ik ben wel heel erg te spreken over de open wijze waarop de heer Van Bommel die discussie aan wil gaan, want daarbij dienen zich interessante vragen aan voor ons allemaal.
Verder vraagt de heer Van Bommel of de werkgelegenheidstop nu is gedegradeerd omdat die een andere formule kent. Die stelling zou ik niet aan willen. Er is afgesproken dat er een top plaatsvindt tussen de Trojka, bestaande uit het vorige, het huidige en het toekomstige voorzitterschap van de Europese Unie, en de Commissie enerzijds en de sociale partners op Europees niveau georganiseerd, anderzijds. Zij gaan het gesprek aan over wat er gedaan moet worden om de werkgelegenheid in Europa te stimuleren en om ervoor te zorgen dat de Europeanen hun baan niet verliezen en er zelfs meer werk bijkomt, teneinde te voorkomen dat met name degenen die nu het hardst geraakt dreigen te worden, de jongeren, niet de dupe van de crisis worden. Er mag namelijk niet opnieuw een verloren generatie ontstaan zoals ons deels ook in het begin van de jaren tachtig is overkomen. Het lijkt mij niet eens zo'n slechte formule als je dat gesprek op het niveau van Trojka, Commissie en sociale partners houdt, want als je de sociale partners uitnodigt om met de hele Europese Raad die discussie te voeren ben ik er niet zo zeker van dat dit echt tot concrete conclusies zal leiden. Genoemd gesprek vindt plaats op 7 mei, naar ik aanneem, in de loop van de ochtend. Vervolgens zullen de Trojka en de Commissie verslag doen van dat gesprek aan de Europese Raad die dan toch bijeen is om met de Oostelijke partners te spreken. Het resultaat van dat gesprek zal op deze wijze ingebracht worden in de Europese Raad. Laten we even afwachten wat dit oplevert. Ik vind het in ieder geval iets te kort door de bocht om te zeggen dat die werkgelegenheidstop nu al is gedegradeerd.
Daarom wil ik ook de stelling niet voor mijn rekening nemen dat mensen er in Europa minder toe doen dan bedrijven. Als wij er niet voor hadden gezorgd dat de financiële instellingen in de afgelopen maanden overeind waren gebleven, dan hadden wij hier in lompen rondgelopen, zoals de heer Ruding zei. Dat lijkt me redelijk overdreven, maar we zouden de reële economie zeer grote schade hebben toegebracht als we de bloedsomloop van die economie, namelijk het financiële circuit, niet draaiende hadden gehouden. Die financiële markten werken nog steeds zwaar onvoldoende en dat heeft echt een dempend effect op onze economische kansen.
Er zijn ook vragen gesteld over wat er precies is afgesproken rond het klimaat. De Nederlandse inzet concentreerde zich op wat ons in de motie-Vendrik is gevraagd. Dat heeft de minister-president met krachtige argumenten in de Europese Raad naar voren gebracht. Met name bepleitte hij het punt dat niet in de Raadsconclusie stond, namelijk dat alles wat je doet additioneel moet zijn aan wat je al doet voor de ontwikkelingslanden. Je moet dus niet al die landen die toch al niet aan de 0,7% komen ook tot deze inspanningsdoelstelling verplichten. Daarvoor was bij geen enkele lidstaat steun. Sommige lidstaten zagen er gewoon niets in. Bij sommige lidstaten was er om tactische redenen geen steun. Dit werd door Commissievoorzitter Barroso duidelijk verwoord. Hij heeft sympathie voor de gedachte en de Commissie wil ook die kant op. Wij zitten echter binnenkort in een onderhandelingssituatie. Wanneer wij ons als Europese Unie van tevoren vastleggen, start de onderhandeling met inleveren. Daarna komt er nog een onderhandelingsronde waarbij iedereen opnieuw een bijdrage moet leveren. Dan is wat de Europese Unie op voorhand heeft aangekondigd geen onderdeel van het resultaat, maar is dat het startpunt. Dat is buitengewoon unfair voor de Europese positie. Deze lidstaten wachten liever af wat de Amerikanen gaan doen. Dat ziet er goed uit, maar we weten dat nog niet zeker. Laten wij vooral ook afwachten wat de opkomende economieën gaan doen. Dat geldt voor de handelsonderhandelingen. Er zijn inmiddels aardig wat snelgroeiende landen die zich, op het moment dat het hen uitkomt, graag nog koesteren in het gezelschap van de minst ontwikkelde landen. Dat is niet fair. Wanneer Europa zich heeft vastgelegd op ons initiatief voor een eerlijk aandeel van de kosten wereldwijd, moeten wij ook China, Brazilië, Rusland en India kunnen aanspreken op een eerlijk aandeel in de mondiaal te dragen kosten. Dat is de inzet van de Nederlandse regering en van de Europese Unie. Als het aan ons had gelegen, was er gebeurd wat de motie-Vendrik van ons vraagt. Wij hebben ons daarvoor ingezet, maar ik moet tot mijn spijt vaststellen dat daarvoor geen steun was in de Europese Raad.
Mevrouw Peters (GroenLinks):
Ik heb waardering voor de inzet van de Nederlandse regering zoals de staatssecretaris die heeft beschreven. De logische volgende vraag is nu: wat vindt de staatssecretaris ervan dat Barroso puur tactisch reageert terwijl het wel gaat over het klimaat? Wij weten dat als Europa geen leidende rol op zich durft te nemen en geen voorbeeld durft te zijn – Nederland wil dat graag stimuleren – de onderhandelingen worden vertraagd en niemand over de brug komt. Is het wel een goede inschatting van Barroso om die weg in te slaan?
Staatssecretaris Timmermans:
Mevrouw Peters is wel zeer pessimistisch door te veronderstellen dat wij de boel vertragen wanneer wij niet meteen een duidelijke afspraak maken. Ik geef toe dat je tot de zomer echt meters moet maken om resultaat te boeken, maar ik ben helemaal niet pessimistisch over de kans van slagen van Kopenhagen. Ik zie ook bij de nieuwe Amerikaanse administratie een veel grotere bereidheid om ook daarin stappen voorwaarts te zetten. Het staat buiten kijf dat de Europese Unie in deze de leidende regio is in de wereld. De rest kijkt naar ons en volgt ons ook. Het staat ook buiten kijf dat de Balidoelstellingen nog steeds boven water staan. Iedereen in de Europese Raad deelt die doelstellingen. Wat in september in de Europese Raad is afgesproken, wordt nog steeds door iedere lidstaat gesteund. Ik ben dus niet zo pessimistisch. Grosso modo is hier een inschatting gemaakt van wat tactisch gezien de beste positie is ten opzichte van de andere spelers wereldwijd. De regering maakt, met de Kamer, een andere inschatting. Wat ons betreft had men al wat explicieter mogen zijn. Ik vertel mevrouw Peters echter waarom een groot aantal lidstaten zich niet op meer wil vastleggen dan een eerlijk aandeel in de wereldwijde kosten. Overigens denk ik dat wij die landen later dit voorjaar of later dit jaar wel aan onze kant kunnen krijgen.
Mevrouw Peters (GroenLinks):
Ik ben blij dat regering en Kamer op dit punt hetzelfde denken. Ik wil graag weten wat de staatssecretaris gaat doen om de Europese breinen op dit punt te masseren. Gaat hij diplomatieke pogingen wagen om ervoor te zorgen dat de eerstvolgende Europabijeenkomst over dit onderwerp wel resultaten boekt?
Staatssecretaris Timmermans:
Zeker. Wij werken heel nauw samen met landen die dezelfde mening zijn toegedaan. Dat zijn de Scandinavische landen, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Wij zullen proberen met die landen een front te vormen om de rest van de Europese Unie mee te krijgen. Sommige landen zullen wat overtuiging behoeven. Dat weet mevrouw Peters. Wij gaan daarmee door. Het gaat hier immers, ook al klinkt dat pathetisch, over de toekomst van de wereld en die van onze kinderen. Deze bal mogen wij in het licht van Kopenhagen dus niet uit onze handen laten vallen.
De heer Ormel (CDA):
Ik begrijp de onderhandelingstechnische overwegingen om de kaarten tegen de borst te houden. Dat mag echter geen excuus worden om onderlinge verdeeldheid te maskeren. Ik lees bij de staatssecretaris tussen de regels door dat Europa nog niet zover is om een inzet te bepalen en om met additionele middelen de armste landen te helpen. Dat is iets anders dan dat de tijd nog niet rijp is om de inzet van Europa weer te geven.
Staatssecretaris Timmermans:
Iedereen ziet dat het nodig is dat er additionele middelen komen. Vervolgens vraagt elk land zich echter af wat het voor hen betekent. Men wil precies weten wat hun aandeel is. Onze reactie is: laten wij eerst afspreken dat het additioneel is en vervolgens het aandeel bespreken. Dat is onze tactiek om een paar stappen verder te komen. Op een gegeven moment komen wij dan in een situatie waarin het gelijk oversteken is of waarin het onderhandelen wordt. Dat zal in de komende maanden gebeuren. Sommige lidstaten willen graag in een vroeg stadium over de interne verdeling praten. Dat is niet van belang voor Kopenhagen. Daar is de vraag wat Europa gaat doen. Wij moeten onze internationale partners ook niet belasten met de interne discussie over de verdeling. Ik zie echter wel dat er interne afspraken nodig zijn, om ons ervan te vergewissen dat iedereen trouw blijft aan het uitgangspunt dat de middelen additioneel zijn. Dat uitgangspunt staat overigens niet ter discussie. Een aantal landen vond het echter niet opportuun om dat op te nemen in de conclusies van de Europese Raad.
De heer Ormel (CDA):
Hoe ziet de minister dan de rol van de Europese Commissie? De tijd tikt door richting de Europese verkiezingen. Ik verneem dat diverse commissarissen in mei al het bijltje erbij neerleggen om op campagne te gaan. Dan verharden de standpunten zich en wordt het moeilijker om een compromis te bereiken.
Staatssecretaris Timmermans:
Zoals bekend is voor deze zaken het Europees Parlement nodig. Dat werkt door tot mei en gaat vervolgens op verkiezingsreces. Dat doet de Kamer ook als er verkiezingen aankomen. Wij hebben in de komende maanden dus een hele hoop werk te verzetten. Wij moeten immers voldoende meters hebben gemaakt. Voorkomen moet worden dat de zaak ontrafelt in de aanloop naar de verkiezingen. Wij moeten het werk dus verrichten in de komende maanden.
Hoe moet dat met de commissarissen die op campagne gaan? De heer Ormel vraagt of die door ambtenaren vervangen worden. Dat is niet zo. Een commissaris kan alleen door een andere commissaris vervangen worden. Als een commissaris zich dus tijdelijk terugtrekt om mee te doen aan de verkiezingscampagne gaat zijn of haar portefeuille over in de handen van een andere commissaris.
Van de zijde van de fractie van D66 is gevraagd of er wordt geklaagd over de traagheid van de nationale plannen van Nederland. In de afgelopen maanden en tijdens de afgelopen Europese Raad heeft geen enkele collega uit een andere lidstaat ons daarop aangesproken. De Nederlandse regering heeft zich vooral ingezet voor een terugkeer naar de situatie waarin alle lidstaten weer voldoen aan de regels van het Stabiliteits- en Groeipact. Dit is een belangrijk punt voor Nederland. Een ander belangrijk punt is een heldere verankering van de regels voor staatssteun, borging van de interne markt et cetera. Daar hebben wij ons voor ingezet, maar er is niet gezegd dat wij meer zouden moeten stimuleren.
Inmiddels is duidelijk dat het belang van de automatische stabilisatoren doorwerkt in de economie, de minister heeft daar ook al over gesproken. De gevraagde stimulus op Europese schaal van 1,5% is inmiddels opgelopen tot 3,3% van het bbp. Daarom kan niemand volhouden dat er niet genoeg gestimuleerd zou worden op Europese schaal. Zoals de heer Trichet al zei tijdens de Europese Raad: nog meer stimuleren is niet nodig in Europa, het gaat er nu om het vertrouwen van de markten te herwinnen. Dit vertrouwen herwin je als je over een x-aantal jaren – zo lang het nodig is – op nationale schaal uitvoert wat er met elkaar is afgesproken. Dit is de enige manier om ervoor te zorgen dat de markten weer voldoende vertrouwen krijgen om te investeren.
De voorzitter:
Hoe lang denkt de staatssecretaris nog nodig te hebben voor zijn antwoord?
Staatssecretaris Timmermans:
Ik heb de meeste vragen al beantwoord en kan binnen tien minuten afronden.
De voorzitter:
De volgende vraag is of de leden een tweede termijn willen. Ik stel vast dat dit het geval is, maar ik stel voor dat zij zich dan beperken tot het indienen van een motie.
De heer Van der Ham (D66):
Tijdens het debat over de Staat van de Unie is een motie ingediend over de kennisinvesteringsagenda. De staatssecretaris heeft toegezegd dat hij zou onderzoeken hoe wij dit Europees doen, een soort benchmark dus. Hoe ver is dit onderzoek nu gevorderd? In dit kader is het van belang dat Nederland wellicht meer moet doen en ook wat meer tempo moet maken. Past dit onderzoek in het bredere verhaal over de aanpak van de kredietcrisis?
Staatssecretaris Timmermans:
Ik heb toevallig vorige week in de aanloop naar de Europese Raad met de SER over dit onderwerp gesproken. Dan merk je dat er kritiek is op het gebrek aan investeringen in Nederland in research and development. Aan de publieke kant valt het nog wel mee, maar met name aan de private kant vallen de investeringen tegen. Dit is echt een punt van zorg. Wij staan aan de vooravond van een nieuwe constructivistische periode in de wereldgeschiedenis, want wij zullen de zaak echt opnieuw moeten opbouwen, niet alleen in financiële zin, want wij moeten ook komen tot verduurzaming van de economie en andere sociale verhoudingen. Er moet ook een andere verhouding komen tussen overheid en markt. Dit alles moet opnieuw worden opgebouwd en dat kun je alleen maar succesvol doen als je substantieel in onderzoek en ontwikkeling investeert. Als dit voor Nederland een zorgpunt is, dan is het ook een zorgpunt voor het kabinet. Wij zullen daar dan nadrukkelijker naar moeten kijken.
Ik heb niet de indruk dat wij op Europese schaal ver achterlopen bij andere lidstaten, maar wij zijn ook geen voorloper en dat zouden wij wel moeten willen zijn. Het onderzoek waar de heer Van der Ham naar vraagt, heb ik nu niet paraat. Ik zal het meteen opzoeken als ik op het ministerie ben en er op korte termijn – binnen een paar dagen – schriftelijk over rapporteren.
De heer Ormel heeft gevraagd naar de opmerkingen op mijn weblog over het Oostelijk Partnerschap. De minister is al op het Oostelijk Partnerschap ingegaan. Ik heb daar willen aangeven dat lidstaat Nederland zegt: wees voorzichtig met uitbreiden, zorg eerst dat je kunt verwerken wat je inmiddels hebt bereikt, zorg dat de boel goed draait en wacht rustig totdat landen zo ver zijn dat over een toetredingsperspectief kan worden gesproken. Maar weet u dat vele lidstaten, nieuwe maar ook oudere, een heel andere uitgangspositie hebben? Die gaan uit van hoe meer, hoe beter. Sommige landen kan het niet snel genoeg gaan. Ik wil duidelijk maken dat die landen ook lid zijn van de Europese Unie en net zo goed recht hebben op een opvatting als wij. De enige zekerheid die je hebt, zijn de gemaakte afspraken. Je moet strikt en fair daaraan vasthouden. Als landen proberen om via een achterdeurtje alsnog een toetredingsperspectief in de afspraken binnen het Oostelijk Partnerschap te fietsen, gaan wij daar dwars voorliggen; zo zijn de afspraken namelijk niet bedoeld, dat willen we er gewoon niet in hebben.
De heer Ormel (CDA):
De staatssecretaris moet mij niet verkeerd begrijpen. Ik waardeer zijn weblog zeer en lees het met veel genoegen. Het geeft mij als controleur van de regering de gelegenheid om even goed te kijken naar hoe hij zijn werk doet. Mijn vraag was puur inhoudelijk bedoeld. Hij gaf aan dat drie landen een beetje met elkaar aan het smoezelen waren en dat hij dat goed in de gaten hield. Waardering daarvoor, maar hoe liggen die verhoudingen? Heeft Nederland hierin een minderheidspositie, moet de staatssecretaris echt op zijn tellen passen, of is het standpunt van de Kamer – dus: partnerschap prima, maar een pas op de plaats bij het lidmaatschap – in de Europese Unie een meerderheidsstandpunt? Ik heb dus geen kritiek op zijn weblog.
Staatssecretaris Timmermans:
Dat standpunt wordt in meerderheid gedeeld, maar niet door iedereen con amore: er zijn aardig wat lidstaten die zich hierin voegen, maar als zij de kans kregen, een veel ruimhartiger toetredingsbeleid zouden willen voeren. Wij hoeven elkaar hierover niets wijs te maken. Sommige landen zien de Europese Unie als een soort VN op Europese schaal en niet, zoals Nederland, als een combinatie van samenwerking en integratie. Soms is er enige tijd mee gemoeid, maar soms zullen die opvattingen nooit bij elkaar komen.
De SGP vroeg nog of er voldoende waarborgen zijn bij terugkeer naar het Stabiliteits- en Groeipact. Die waarborgen zitten in het pact zelf en in de afspraken die nu worden gemaakt, maar ook in de eisen van structurele aanpassing in de landen die daarin nog ver achterlopen. Hiermee geef ik tegelijk antwoord op de vraag naar de gestelde eisen aan IMF- en EU-steun. Als tekorten in de begroting het gevolg zijn van vraaguitval, zoals nu, en de structuur is voldoende, dan zullen van die landen geen structurele maatregelen worden gevraagd; als het economisch beter gaat, hoeven de stabilisatoren immers niet meer te werken en komt alles vanzelf goed. Maar staten met grote structurele problemen los van de conjuncturele problemen – zoals op de arbeidsmarkt, of een veel te grote en niet te betalen publieke sector – zullen van IMF en EU aanbevelingen krijgen tot structurele aanpassingen. Zo willen we snel terug naar de afspraken in het Stabiliteits- en Groeipact. De voorstellen van premier Balkenende en mevrouw Merkel komen een eind in die richting. We zullen proberen om dit op de agenda van de G20 te krijgen. Op die wijze kan anticyclisch worden geopereerd: als het krap is, wat meer kunnen uitgeven, maar verplicht worden om dit terug te betalen in tijden dat het goed gaat. Zo wordt voorkomen dat de rekening alleen maar bij de kinderen en kleinkinderen wordt gelegd, wat volstrekt onverantwoordelijk is.
De heer Van der Staaij vroeg verder waarom wij tegen bekrachtiging zijn via ratificatie van de wijzigingen van de aanpassingen of toelichtingen die Ierland wil. Welnu, dat komt doordat we dat in de Europese Raad hebben afgesproken. Het is goed dat er verduidelijkingen komen, maar we gaan niet meer een ratificatieproces meemaken. In die afspraak hebben de Ieren zich overigens als eersten gevoegd.
Straatsburg komt telkens weer terug. De heer Ten Broeke legt een link met de discussie over het klimaat; daarin durfde Nederland ook alleen te staan. Er is één klein verschil: dat onderwerp stond op de agenda. Straatsburg stond dat niet. Ik kan niet in de Europese Raad zeggen: het staat niet op de agenda, maar ik heb nog een puntje. Zo werkt het daar niet. Dat kan niet met 27 lidstaten, zonder voorbereiding. De Kamer kan erop rekenen dat wij het onderwerp bij elke mogelijkheid aan de orde zullen stellen. Ik heb het toevallig ook met mijn Zweedse collega gehad over mogelijkheden daartoe in de komende tijd. Zij heeft jarenlang als lid van het Europees Parlement hiervoor gestreden. Zij keek heel bedenkelijk en zij wilde er graag nog eens over doorpraten, maar zij zag op korte termijn ook geen mogelijkheden.
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik heb er alle begrip voor dat zodra je toetreedt tot een regering je opeens met allerlei praktische bezwaren wordt geconfronteerd. Dat gold voor u en dat gold voor mevrouw Malmström. Het is echter belangrijk genoeg. Wij hebben suggesties gedaan en meegedacht. Ik begrijp dat het niet zomaar gedaan kan worden, maar aangezien alle pogingen tot nu toe niets hebben uitgehaald, wil ik graag van u horen wat u gaat doen. Dit antwoord heb ik twee jaar geleden ook ontvangen. Ik heb het onderwerp in raadsverslagen nooit teruggezien. Wat doet de Nederlandse regering? Op welk moment denkt u het weer te kunnen bepleiten? Waar kunnen wij straks de boer mee op?
Staatssecretaris Timmermans:
Wij blijven het bepleiten wanneer de mogelijkheid daartoe zich voordoet. U weet ook dat er een verdragswijziging voor nodig is. Verder weet u dat er niets gebeurt voordat het Europees Parlement zich duidelijk hierover uitspreekt. Zolang een grote meerderheid van het Europees Parlement geen enkel probleem ziet in die twee vestigingen kunnen wij dit tot sint-juttemis bepleiten zonder iets te bereiken. Allereerst bezien wij of de Nederlandse Europarlementariërs zich op dit standpunt kunnen vastleggen. Hopelijk zijn zij vervolgens bereid om daarvoor in hun fracties te pleiten en zijn zij in staat om het daar binnen te halen. Wij zullen bij iedere aanleiding die te maken heeft met een eventuele verdragswijziging dit punt inbrengen.
De heer Ten Broeke (VVD):
Bij welke fractie in het Europees Parlement ziet hij de grootste problemen? Waar zijn de grootste problemen te verwachten?
Staatssecretaris Timmermans:
Zullen wij wachten tot na de verkiezingen en afwachten voor welke opstelling fracties dan kiezen? Ik vind het een interessant onderwerp om kandidaat-Europarlementariërs op te bevragen tijdens de verkiezingscampagne.
De heer Ten Broeke (VVD):
Dat lijkt mij een uitstekende zaak. U bent echter een stuk terughoudender dan uw collega die vorige week allerlei suggesties deed. Ook uw collega's in de Kamer deden dat, maar het staat hen wellicht vrij om dat te doen. Misschien kunt u aangeven waar het voortdurend op stuit?
Staatssecretaris Timmermans:
Welke collega heeft daar iets over gezegd?
De heer Ten Broeke (VVD):
De collega die naast u zit. Hij zei daar vorige week het nodige over. Hij zei dat wij de Europese fractie daar maar eens op moesten bevragen. De heer Blom zei het vorige week.
Staatssecretaris Timmermans:
Ja, dat klopt.
De heer Ten Broeke (VVD):
Misschien kunt u hier bevestigen dat er één fractie is in het Europees Parlement die op dat vlak nog nooit een initiatief heeft genomen: de socialistische.
Staatssecretaris Timmermans:
Volgens mij zit er nauwelijks licht tussen wat de sociaaldemocraten zeggen, wat de christendemocraten zeggen en wat allerlei kleinere fracties zeggen. Ik heb het nu over de Europese fracties, niet de Nederlandse; dat ligt anders. Volgens mij zijn de sociaaldemocraten in Nederland unaniem op dit punt. De christendemocraten zijn bijna unaniem en de liberalen zijn inmiddels ook unaniem. Dat is de verhouding zoals die nu is. Het is natuurlijk interessant om te kijken hoe de verhouding straks zal zijn, of wij dat kunnen politiseren, zoals u doet, in de aanloop naar de Europese verkiezingen en of wij dan wat hardere standpunten van de kandidaten kunnen krijgen.
Ik maak tot slot nog een korte opmerking over de zes plus vijf en de komst van Cruijff. Het gaat er in essentie om, vast te leggen dat de Europese Unie zich er niet mee bemoeit. Ik vraag de Europese Unie niet om regelgeving op te stellen zodat Europa bepaalt hoe het met de sport en het voetbal moet gaan. Ik vraag of de Europese Unie gebruik maakt van het artikel in het Verdrag van Lissabon waarin staat dat sport iets heel specifieks is en op basis van dat artikel richtlijnen uitvaardigt zodat sportorganisaties er zelf voor mogen zorgen dat er geen kinderhandel plaatsvindt. Zij mogen er zelf voor zorgen dat malafide spelersmakelaars, waarvan er veel te veel zijn, uit het systeem worden gespoeld. Het is een schande wat daar soms gebeurt; het is echt bijna slavenhandel of handel in kinderen. Wij moeten er ook voor zorgen dat clubs financieel fatsoenlijk worden beheerd. De sportorganisaties moeten daarvoor zelf de ruimte krijgen. Er mag dan niet een Europese Commissie zijn, laat staat een Europese rechter, die zegt: dit is in strijd met de regels van de interne markt. Daarvoor strijden wij en wij hebben gelukkig steeds meer medestanders. Ik verheug mij in het feit dat ook de Britten die kant op gaan. Ik denk dat wij op dit punt best iets zouden kunnen bereiken.
De heer Van Bommel (SP):
De kwestie van de garanties aan de Ieren is door de staatssecretaris half behandeld. Er komt geen herbekrachtiging of nieuwe ratificatie van het verdrag, maar hoe zit het dan met de bindendheid van de toezeggingen die aan de Ieren worden gedaan met betrekking tot de kwesties die voor de Ieren zozeer van belang zijn?
Staatssecretaris Timmermans:
De Ieren moeten zelf aangeven welke formule zij willen voor het vastleggen van de afspraken die men hen zijn gemaakt, maar de randvoorwaarde, die door de Ieren zelf is ingebracht en door de andere lidstaten zeer wordt gewaardeerd, is dat niet alle andere lidstaten opnieuw een wijzigingsverdrag moeten ratificeren. Dat is de afspraak en tegelijkertijd zijn wij ook goed voor onze handtekening in de zin dat wij de Ieren zullen helpen om op een deugdelijke manier de afspraken die met hen zijn gemaakt, vast te leggen.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Er is een vraag van mij blijven liggen. Als die wordt beantwoord, hoef ik geen gebruik te maken van de tweede termijn. Ik heb begrepen dat er heel veel ESF-geld is blijven liggen en dat met name de cofinanciering voor de landen waar de economische crisis het hardst aankomt.
Staatssecretaris Timmermans:
Wij hebben al een enorm stuwmeer aan structuurfondsen, omdat landen er moeite mee hebben, hetzij om de cofinanciering te vinden, hetzij – vaker nog – om goede projecten aan te wijzen. Dat probleem doet zich af en toe ook voor in Nederland. Er zit een aantal jaren vertraging in. Op een gegeven moment gaan de middelen terug naar de lidstaten volgens de bekende verdeelsleutel. Ik denk dat het niet de oplossing is om dan maar de criteria te versoepelen. Veel rapporten, zowel van de Europese Rekenkamer als van nationale Rekenkamers, geven aan dat wij toe moeten naar een verscherping van het toezicht op de besteding van de gelden. Geen enkele belastingbetaler, in de betalende noch in de ontvangende landen, is ermee gediend dat wij de hand lichten met de regels.
De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. De heer Van Bommel keert mij de rug toe, ten teken dat hij geen behoefte heeft aan een tweede termijn, maar dat geldt niet voor alle woordvoerders.
Het woord is aan de heer De Roon.
De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Ik zal het kort houden. De vraag wat minister-president Brown heeft geantwoord over de toegang van de heer Wilders tot Engeland in de toekomst had ik liever aan de heer Balkenende zelf gesteld. Dan had Balkenende hier zelf, voor het oog van alle camera's, kunnen voorlezen met welk ongelooflijk slap antwoord hij zich door Brown heeft laten afschepen. Het antwoord van Brown houdt namelijk in dat, als moslims opnieuw met tumult dreigen als Wilders naar Engeland komt, hem opnieuw de toegang kan en zal worden geweigerd. Balkenende had natuurlijk met de vuist op tafel moeten slaan en moeten eisen dat volksvertegenwoordigers hoe dan ook campagne moeten kunnen voeren voor Europese verkiezingen. De minister-president heeft dat nagelaten en andermaal getoond dat hij niet opkomt voor de democratie en voor de democratische rechten van gekozen volksvertegenwoordigers. Dat is een schande!
Mevrouw Peters (GroenLinks):
Voorzitter. Mijn complimenten voor de wijze waarop de staatssecretaris verwoordde hoe hard er nog moet worden gelopen om de Europese neuzen in één richting te zetten en overeenstemming te bereiken over een goede inzet om de onderhandelingen in Kopenhagen over het klimaatakkoord te laten slagen. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat ondanks de Nederlandse inzet te weinig voortgang is geboekt bij de afgelopen Europese Raad met betrekking tot het bepalen van de Europese inzet voor Kopenhagen;
constaterende dat er nog belangrijke stappen te zetten zijn op weg naar de klimaatconferentie in Kopenhagen eind dit jaar;
overwegende dat tijdige besluitvorming in de EU over criteria voor het "fair share"-principe en de financieringsarchitectuur voor klimaatmitigatie en -adaptatie doorslaggevend zijn voor het welslagen van een ambitieus akkoord in Kopenhagen;
verzoekt de regering, zich in te zetten om deze punten op de agenda van de komende Ecofin te plaatsen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 423(21501-20).
De heer Blom (PvdA):
Ik snap het niet. In het dictum staat dat iets ondanks de inzet van de Nederlandse regering niet gelukt is. Daarmee zegt u dus ook dat zij wel hun best hebben gedaan. Toch roept u de regering daarna nog een keer op, weer haar best te doen. Dat doet ze toch al? Waarom is dan die motie nodig?
Mevrouw Peters (GroenLinks):
Ik begrijp de vraag niet helemaal. Ten eerste staat het niet in het dictum. In het dictum wordt gevraagd naar voortzettende inzet van de Nederlandse regering, elke keer weer op een andere manier. Het is onvoldoende om weggewuifd te zijn door je Europese partners bij de afgelopen top. Wij moeten weer door naar de volgende ronde, waarvoor de Nederlandse regering haar nieuwe inzet zal moeten bepalen. Daar draagt deze motie aan bij. Ik begrijp uw vraag niet.
De heer Blom (PvdA):
In de constatering staat dat het ondanks de inzet van de Nederlandse regering niet is geslaagd. U roept de Nederlandse regering op om weer haar best te doen. U dient toch een motie in om de regering iets te laten doen wat ze blijkbaar niet doet? Daarvoor heb je moties nodig, althans zo heb ik het geleerd. Je gaat toch geen moties indienen voor iets wat de regering al doet?
Mevrouw Peters (GroenLinks):
Als de regering het gaat doen, dan hoor ik dat graag. Ik heb de regering daar nog niet over gehoord, hoewel ik er wel in mijn eerste termijn over begonnen ben. Conform afspraak beperken wij ons hier tot het indienen van moties, vandaar dat deze motie in telegramstijl tot u komt. Wij horen het straks wel van de regering.
De voorzitter:
Er vindt overigens aanstaande donderdag een Ecofin-AO plaats in de Kamer.
De heren Ormel en Van der Staaij hebben er geen behoefte aan, in tweede termijn het woord te voeren. Het woord is aan de heer Ten Broeke.
De heer Ten Broeke (VVD):
Voorzitter. De financiële crisis heeft ondertussen plaats gemaakt voor een economische crisis. De crisis op de woningmarkt is nu ook een crisis op de arbeidsmarkt geworden. Eigen huis, eigen baan: alles staat op dit moment ter discussie. Europa kan daar iets aan doen en Europa moet daar iets aan doen. Wij hebben nieuwe regels nodig voor oude fatsoensnormen. De heer Timmermans sprak van de terugkeer van het vertrouwen en het model waar Nederland voor was. In alle voorbesprekingen van Ecofin en ook van de algemene Raad hebben wij van de Nederlandse regering mogen horen dat zij eigenlijk wel verder had willen gaan dan de aanbevelingen die de commissie-De Laroisière deed. De heer Timmermans spreekt over het begin van een nieuwe constructivistische periode. Laat dat zo zijn, maar laat Nederland daar het voortouw in nemen. Ik ben van mening dat wij het niet kunnen laten bij algemene statements. Ik ben van mening dat als zich straks opnieuw problemen voordoen, binnen de Eurolanden, binnen Europa, binnen de EER, zoals die zich hebben voorgedaan in IJsland, dat het dan onvoldoende is om alleen een dashboard te hebben waarop een aantal lampjes gaan flikkeren. Dan moet je ook kunnen ingrijpen. Daarom komen wij met de volgende motie. Haar eerste gedeelte is gelijk aan de motie-Tang/Weekers en vervolgens wordt er in de motie een aanbeveling uitgesproken.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een meerderheid van het Nederlands parlement wenst te streven naar het op korte termijn creëren van een Europese toezichthouder voor de grootste diverse landsgrenzenoverschrijdende financiële ondernemingen in Europa; een toezichthouder die de bevoegdheid heeft om besluiten te nemen, zonder dat de nationale toezichtstructuren hierdoor worden aangetast;
verzoekt de regering, deze oplossing krachtig en met voortduring in Europees verband te bepleiten, ook als daarvoor een verdragswijziging nodig mocht zijn, zoals bij het eerstvolgende toetredingsverdrag,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ten Broeke, Van der Ham en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 424(21501-20).
Een verhelderende vraag nog van de heer Ormel?
De heer Ormel (CDA):
Voorzitter. Het is eerder een verhelderende opmerking naar aanleiding van een debatje dat ik met de heer Ten Broeke had in eerste termijn over Straatsburg. De aanleiding was een motie van de VVD-fractie die vorige week is ingediend. Ik heb in dat debatje abusievelijk gezegd dat wij voor de motie-De Roon uit 2007 hadden gestemd. De CDA-fractie heeft er echter tegen gestemd, net zoals de VVD. Dat was dus een motie die vroeg om het opheffen van Straatsburg en daar hebben zowel VVD als ook CDA, ChristenUnie en PvdA tegen gestemd. In 2006 werd echter de motie-Herben/Timmermans ingediend, waarmee exact hetzelfde werd beoogd. Daar heeft de CDA-fractie voorgestemd en de VVD-fractie tegen.
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik dank de heer Ormel voor zijn ruiterlijke erkenning. Ik heb al uitgelegd wat voor ons de moverende reden waren om tegen de motie-Herben/Timmermans te stemmen. Het is goed dat u een en ander hebt recht gezet wat betreft de motie uit 2007. Misschien past ons beiden een excuus. Wellicht hadden wij achteraf gezien de heer De Roon moeten steunen.
De voorzitter:
Er zijn drie moties ingediend. De minister heeft zijn oordeel over de motie-Pechtold/Ten Broeke op nr. 422 al gegeven. De regering heeft nog niet allebei de andere moties, maar ik begrijp dat de staatssecretaris al kan reageren op de motie-Peters op nr. 423.
Staatssecretaris Timmermans:
Voorzitter. Ik reageer op de motie van mevrouw Peters. Uiteraard zijn haar overwegingen mij sympathiek, laat daar geen misverstand over bestaan. Het heeft echter bijzonder weinig nut om een week na de Europese Raad nu dit onderwerp geforceerd te plaatsen op de agenda van de Ecofin, die er niet over gaat, terwijl er nog geen enkele ambtelijke of andere voorbereiding heeft plaatsgevonden om te bezien hoe hier nu verder mee moet worden omgegaan. De Ecofin kan worden gevraagd om de conclusies van de Europese Raad goed te analyseren. Mevrouw Peters vraagt alleen om de punten op de agenda te plaatsen. Wij kunnen makkelijk zeggen dat wij ons ervoor zullen inzetten om die punten op de agenda te plaatsen, maar wat zouden wij ermee bereiken? Wij zijn op dit moment nog niet toe aan een nieuwe discussie. Om ons er nu voor in te zetten alleen maar om iets op de agenda te plaatsen, lijkt mij geen goed idee. Ik ontraad deze motie. Onze inzet zou een symbolische betekenis hebben.
De voorzitter:
Wij gaan niet opnieuw een discussie voeren over de motie. Ik geef mevrouw Peters nog één keer de gelegenheid om één verhelderende vraag aan de staatssecretaris te stellen.
Mevrouw Peters (GroenLinks):
Het was niet mijn bedoeling om een motie in te dienen voor de symbolische waarde. Het doel van deze motie is om uit te zoeken welke volgende Europese ronden wij dan moeten gebruiken om ervoor te zorgen dat er een zorgvuldig besluit kan worden genomen dat nodig is voor de volgende Europese Raad. Wat is het advies van de staatssecretaris? Hoe moet het besluitvormingstraject eruit zien, nu de vorige Europese Raad het niet heeft kunnen doen?
Staatssecretaris Timmermans:
Ik denk nog steeds dat wij moeten beginnen bij de Milieuraad en niet bij de Ecofin. In de Milieuraad moeten wij het punt inhoudelijk een paar stappen verder brengen. Vervolgens moeten wij de Ecofin er nog eens laten kijken wat betreft de financiële kaders. Daarna gaat het via de Razeb naar de Europese Raad. Wij moeten dus niet beginnen met het agenderen op de Ecofin terwijl er nog helemaal geen gesprek heeft kunnen plaatsvinden over waar wij het precies over gaan hebben en er daarnaast ook nog geen ambtelijke voorbereiding heeft plaatsgevonden. Op de vraag van mevrouw Peters waar wij het dan zouden moeten doen, is mijn antwoord in elk geval op de eerstvolgende Milieuraad. Dat hoeft zij niet te vragen, want dat gebeurt toch wel.
Mevrouw Peters (GroenLinks):
Voorzitter, mag ik nog één verhelderende vraag stellen?
De voorzitter:
Wij blijven niet aan de gang, mevrouw Peters. Wij gaan de discussie hierover niet voortzetten.
Mevrouw Peters (GroenLinks):
Er is geen tweede termijn geweest en ik ben hier in mijn eerste termijn over begonnen.
De voorzitter:
U moet niet met mij in discussie gaan. Dat moeten wij niet doen. Zeg maar wat u te zeggen hebt, maar ik vind dat u zich wel aan de afspraken moet houden. Aan u het woord, kort.
Mevrouw Peters (GroenLinks):
De eerstvolgende officiële Milieuraad is na de Europese Raad. Minister Cramer heeft dat probleem ook gesignaleerd. Kan de staatssecretaris er met haar voor zorgen dat de formele Milieuraad plaatsvindt voor de Europese Raad?
Staatssecretaris Timmermans:
Daar willen wij ons voor inzetten. Dat hebben wij volgens mij in het algemeen overleg van vorige week ook al toegezegd, dus dat kan ik hier herhalen.
De voorzitter:
Ik geef de heer Ten Broeke nog het woord voor een suggestie.
De heer Ten Broeke (VVD):
Ik heb even overlegd met de founding fathers van de Europese financiële toezichthouder, de heren Tang en Weekers. Ondanks het feit dat de motie al vier maanden oud is, ondanks het feit dat de regering bij herhaling heeft aangegeven best verder te willen gaan en ondanks het feit dat ook de premier een prachtig artikel heeft geschreven, is het misschien verstandig om ook andere partijen in de gelegenheid te stellen hier nog even naar te kijken. Daarom houd ik deze motie voorlopig aan.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Ten Broeke stel ik voor, zijn motie (21501-20, nr. 424) van de agenda af te voeren.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Timmermans:
Voorzitter. Ik ben klaar.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de bewindslieden en ook de Kamer voor de medewerking.
De vergadering wordt van 19.40 uur tot 20.40 uur geschorst.
Voorzitter: Van Beek
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20082009-5333-5359.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.