Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het spoeddebat over de vergunningverlening voor zout- en gaswinning in Noordwest-Friesland, te weten:

- de motie-Zijlstra c.s. over niet verlenen van aangevraagde vergunningen totdat het onderzoek is afgerond (31349, nr. 7);

- de motie-Jansen over reflecteren van de verschillende visies op de oorzaken van bodemdaling (31349, nr. 8);

- de motie-Atsma c.s. over de voor- en nadelen van zoutwinning op alternatieve locaties (31349, nr. 9);

- de motie-Jacobi/Jansen over een beoordeling of zoutwinning zonder natuurschade mogelijk is (31349, nr. 10);

- de motie-Jacobi/Jansen over een schadefonds voor alle schade door bodemdaling (31349, nr. 11).

(Zie vergadering van 18 maart 2009.)

De voorzitter:

De motie-Zijlstra c.s. (31349, nr. 7) is in die zin gewijzigd dat zij thans is ondertekend door de leden Zijlstra, Jacobi, Atsma, Jansen, Graus, en Ortega-Martijn.

Deze gewijzigde motie krijgt nr. 12 (31349).

Ik stel vast dat wij nu over de gewijzigde motie kunnen stemmen.

De motie-Jacobi/Jansen (31349, nr. 10) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Waddenzee een natuurgebied is van internationaal belang, waar geen risico's genomen mogen worden ten aanzien van de natuur- en milieuwaarden;

van mening dat voortdurende onzekerheid over de mogelijkheid of onmogelijkheid van zoutwinning onder de Waddenzee onwenselijk is als daarmee valse hoop wordt gegeven ten aanzien van alternatieven voor zoutwinning onder land;

constaterende dat in de PKB Waddenzee staat: "Nieuwe opsporing en winning van diepe delfstoffen op locaties in de Waddenzee is niet toegestaan" en "voor nieuwe opsporing en winning van overige diepe delfstoffen onder de Waddenzee, geldt dat het kabinet daarvoor geen vergunningen verleent, totdat er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat er geen schadelijke gevolgen zijn voor de natuur- en landschapswaarden van de Waddenzee";

constaterende dat van activiteiten in en rond Natura 2000-gebieden moet worden aangetoond dat zij géén significante effecten zullen hebben op de natuurwaarden, dan wel indien het een activiteit van groot maatschappelijk belang betreft, moeten worden gecompenseerd;

constaterende dat het TNO-onderzoek aantoont dat bij hantering van dezelfde criteria zoals toegestaan voor de gaswinning onder de Waddenzee, economisch rendabel winnen van zout niet mogelijk is zonder effecten op natuur en milieu;

verzoekt de regering, de initiatiefnemers op te dragen in het kader van de vereiste vergunningverlening artikel 9 van de Natuurbeschermingswet 1998 een passende beoordeling uit te voeren als bedoeld in artikel 19f, 1ste dan wel 2de lid, waarin duidelijk wordt of zoutwinning zonder natuurschade onder de Waddenzee mogelijk is, initiatiefnemer er daarbij op te wijzen dat deze passende beoordeling onderdeel kan uitmaken van de voor dit project voorgeschreven MER; voorts dient in dat verband, als significante negatieve effecten niet kunnen worden uitgesloten, nader te worden onderzocht of zoutwinning te classificeren is als activiteit van groot maatschappelijk belang;

verzoekt de regering, op basis van de uitkomsten van dit onderzoek een uitspraak te doen over de wenselijkheid of onwenselijkheid van zoutwinning onder de Waddenzee en eventueel de PKB Waddenzee op dit punt aan te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening van deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (31349).

Op verzoek van mevrouw Jacobi stel ik voor, haar gewijzigde motie (31349, nr. 13) en haar motie (31349, nr. 11) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de gewijzigde motie-Zijlstra c.s. (31349, nr. 12).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Jansen (31349, nr. 8).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, D66, de PvdD, de VVD, de ChristenUnie, de PVV en het lid Verdonk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de motie-Atsma c.s. (31349, nr. 9).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, D66, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA, de PVV en het lid Verdonk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Naar boven