Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, de stemming over het wetsvoorstel Wijziging van de Ontgrondingenwet (30346) van de stemmingslijst van vandaag af te voeren.

Tevens stel ik voor, op verzoek van de aanvragers, het voor morgen geagendeerde VAO Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba van de agenda af te voeren.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Duyvendak.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben vorige week een algemeen overleg gevoerd over de Noordzee. Ik zou graag zien dat het verslag ervan op de plenaire agenda werd gezet, echter niet eerder dan nadat wij de brief hebben ontvangen die het kabinet hierover heeft beloofd. Ik hoop wel dat het in ieder geval de volgende week op de plenaire agenda kan worden geplaatst.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit punt toe te voegen aan de agenda van volgende week. Er zal uiteraard voor worden gezorgd dat de in de commissie gevraagde brief op tijd bij de Kamer binnenkomt.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vergeer.

Mevrouw Vergeer (SP):

Voorzitter. Ik heb vorige week al gevraagd om een debat met de minister en de staatssecretaris van Onderwijs over de brief van de minister aan de Bve Raad over het handhaven van de 850-urennorm. De Kamer heeft toen aangegeven eerst een reactie van de minister te willen afwachten. Die reactie is er inmiddels (27451, nr. 49). Ik herhaal nu mijn verzoek om een spoeddebat met de minister en de staatssecretaris van Onderwijs.

De heer Mosterd (CDA):

Voorzitter. Volgens mijn fractie geeft de brief aan dat de minister alles in werking heeft gezet wat op dit moment nodig is. Bovendien hebben wij half mei een erg belangrijk overleg juist over het beroepsonderwijs. Wij stellen voor de discussie over dit onderwerp in dat overleg te voeren. Op dat moment kunnen wij meer zeggen en zijn er meer gegevens beschikbaar. Ons lijkt een debat over alleen deze rapporten te dun worden. Daarom voegen wij dit onderwerp liever bij het debat in mei.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Mosterd. Ik denk dat het veel beter is om hier wat meer tijd voor te nemen. Wij moeten dit niet in een spoeddebat in een paar minuten willen behandelen. Wij hebben kort geleden bij het debat rond het hbo gezien dat dit geen bevredigende methode is. Tijdens het debat in mei kunnen wij er uitvoerig aandacht aan besteden, want dat is wel erg noodzakelijk.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de laatste verzoeken. Er is een groot debat over het beroepsonderwijs op komst. De feitelijke onderwijstijd is een fantastisch onderwerp om het bij die gelegenheid over te hebben.

De heer Tichelaar (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben vorige week een afspraak gemaakt. De informatie is er nu en het debat kan nu zo snel mogelijk plaatsvinden. Het maakt mij weinig uit of dit nu donderdag of volgende week gehouden wordt; dat laat ik afhangen van de inbreng die mevrouw Vergeer wenst. Maar onze fractie vindt wel dat het debat er moet komen. Onze fractie vindt het niet noodzakelijk hieraan de woorden interpellatie of spoeddebat te koppelen.

De voorzitter:

Om te voorkomen dat wij over woorden in discussie gaan, meld ik dat er een brief is, waarover een debat wordt gevraagd. Zo kunnen wij het noemen; het hoeft geen spoeddebat of interpellatie te heten.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Dank u wel voor het complete plaatje. Wij hebben geen behoefte aan een spoeddebat. Wat ons betreft, kan het prima bij het AO over het vmbo dat wij binnenkort hebben.

Mevrouw Vergeer (SP):

Ik heb gevraagd om een plenair debat, omdat de minister in haar brief met klem vraagt om verbetering te brengen in die situatie. Ik heb er de vorige keer al op gewezen dat het niet om incidenten gaat, maar dat er ook bij andere onderwijssectoren herhaaldelijk geruchten zijn over het niet naleven van de lesurennorm. Zo nu en dan zijn er ook verhalen over de vreemde invulling van de lesuren die op papier wel gegeven worden. Die vreemde invulling kan iets te maken hebben met de opvattingen over het nieuwe leren, het docentarme onderwijs en het zelfstandig werken, waarvan sommigen zeggen dat de leerlingen aan hun lot worden overgelaten. Het is een dringende kwestie in het onderwijs. Het lijkt mij helemaal niet verkeerd om dat eruit te lichten en daarover plenair een ook voor de buitenwereld verhelderend debat te voeren.

De voorzitter:

Gehoord de verschillende reacties op het verzoek en het verzoek zelf stel ik voor om het in te willigen en een debat te houden over de brief. Het is op zichzelf een normale procedure. Als een fractie een debat over een brief wil, wordt dat in de regel ingewilligd. Gezien de mogelijkheden die de agenda van deze week biedt, stel ik voor om dat morgenavond te doen met spreektijden van drie minuten.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Dijsselbloem.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Gisteren bereikte ons het ernstige bericht dat meer dan 127 kinderen de afgelopen jaren uit Nederlandse asielzoekerscentra zijn verdwenen. Het gaat om minderjarige, alleenstaande jongetjes uit India die onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid vielen, maar zijn verdwenen of verhandeld, mogelijk voor prostitutie. Ik verzoek om hierover nog deze week een spoeddebat met de minister te voeren en haar te vragen om ons aan het eind van de middag of uiterlijk morgen een brief te doen toekomen over wat hier is gebeurd.

In deze brief moet vooral worden ingegaan op de volgende vragen. Waarom is een signaal van de opvanginstelling, het COA, van oktober 2004 meer dan een jaar blijven liggen? Waarom zijn de toezeggingen van de minister aan de Kamer om de bewaking en beveiliging van minderjarige asielzoekers in opvangcentra te verbeteren blijkbaar niet effectief geweest? Wanneer is de minister op de hoogte gebracht van deze grote kinderhandelszaak? Wat heeft de minister op dat moment gedaan? Wat zijn de internationale links? In hoeverre strekt het onderzoek zich uit naar andere Europese landen en terug naar het herkomstland India? En dan is er de belangrijke vraag waar deze kinderen zijn gebleven en wat de Nederlandse overheid doet om deze kinderen opnieuw onder haar verantwoordelijkheid te brengen.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

De vaste commissie voor Justitie heeft volgende week een uitgebreid algemeen overleg gepland over mensenhandel en jeugdprostitutie. Ik kan mij voorstellen dat wij dit onderwerp daarbij betrekken.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Mijn bezwaar daartegen is dat deze zeer ernstige zaak op zichzelf staat. Mijn politieke vragen zijn vooral gericht op de interne organisatie binnen de diensten van het ministerie. Het doorgeven van dit soort politiek zeer relevante signalen aan de minister is door de gebrekkige samenwerking tussen COA en IND blijkbaar nog steeds zo georganiseerd dat deze kinderhandel meer dan een jaar gewoon door is gegaan. Je zou kunnen zeggen dat het beleid ter bestrijding van kinderhandel en kindersmokkel goed liep, toen de recherche eenmaal was ingeschakeld. Het gaat mij om de interne organisatie en de verhouding tussen COA, IND en minister. Hoe is het mogelijk dat deze situatie in en om de centra meer dan een jaar heeft kunnen voortbestaan? Dat staat los van het bredere beleid om mensenhandel en mensensmokkel aan te pakken.

De voorzitter:

De bel die net is gegaan, is voor de stemmingen en niet ter opwekking van onderlinge discussies. Ik verzoek om rust in de zaal!

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Ik ben het met de heer Dijsselbloem eens dat de schokkende berichten van het afgelopen weekend natuurlijk om een reactie vragen. Juist omdat wij rond deze thema's volgende week een drie uur durend AO hebben gepland, stel ik het op prijs om de door de heer Dijsselbloem van het kabinet gevraagde informatie hierbij met nadruk te betrekken.

De voorzitter:

Dat heeft de heer Dijsselbloem reeds gevraagd met zijn voorstel in twee stappen: eerst een brief en daarna, zoals altijd, een definitieve beslissing over een debat. De heer Dijsselbloem heeft daarbij aangegeven er de voorkeur aan te geven om een debat te houden.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Mijn voorstel bestaat uit twee stappen. Ik heb gepleit voor een afzonderlijk debat, omdat er in de keten COA-IND wat betreft de politieke verantwoordelijkheid blijkbaar nog steeds grote gaten vallen, met onacceptabele gevolgen. Mijn primaire invalshoek is de samenwerking tussen COA, IND en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Nogmaals, dit staat los van het bredere beleid dat ook veel meer onder de verantwoordelijkheid van minister Donner valt. Het gaat dan om het aanpakken van mensenhandel en mensensmokkel. Dit gaat om de fundamentele politieke vraag of de interne organisatie zodanig is dat de minister tijdig en snel kan reageren en ingrijpen. Wij moeten in deze zaak weer constateren dat dit schijnbaar niet het geval is. Nu trek ik echter al politieke conclusies.

De voorzitter:

Dat deed u bijna. Dat zal echter gebeuren in het eventuele politieke debat. Ik stel voor om, zoals altijd bij dit soort verzoeken, in stappen te werken en om nu over te gaan tot de beslissing om de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie om de verzochte informatie te vragen.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Als de verzochte informatie er op korte termijn is, wordt beslist of er al dan niet een debat over wordt gehouden.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven