Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van 18, 19 en 20 januari 2005:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling en enkele andere wetten naar aanleiding van onderdelen van de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en artikel 646 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (Evaluatiewet Algemene wet gelijke behandeling) (29311);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Leegstandswet (verlenging duur vergunning voor verhuur van woonruimte in leegstaande woningen en gebouwen) (28987);

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (28746);

  • - het wetsvoorstel Harmonisatie van inkomensafhankelijke regelingen (Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen) (29764);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van een aantal wetten in verband met de invoering van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen) (29765);

  • - het wetsvoorstel Nieuwe regeling voor het toelaten van rassen, het in de handel brengen van teeltmateriaal en het verlenen van kwekersrecht (Zaaizaad- en plantgoedwet 20..) (29650);

  • - het Hoofdlijnendebat over het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 2002 ten behoeve van meer keuzevrijheid voor de scholen bij de inrichting van de onderwijstijd (29733);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs (29736).

Ik geef de heer Luchtenveld het woord naar aanleiding van mijn voorstel.

De heer Luchtenveld (VVD):

Ik wil u vragen om de behandeling Evaluatiewet Algemene wet gelijke behandeling (29311) een week uit te stellen.

De voorzitter:

Ik stel voor om dit voorstel aan mijn eerdere voorstel toe te voegen en dus de behandeling van dat wetsvoorstel een week later te doen plaatsvinden.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevingsoverleg met stenografisch verslag op maandag 24 januari 2005 van 10.00 uur tot 15.00 uur van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake het wetsvoorstel Tijdelijke regels betreffende experimenten in het hoger onderwijs op het gebied van vooropleidingseisen aan en selectie van aanstaande studenten en op het gebied van heffing van collegegeld (Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing (29819).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Koenders.

De heer Koenders (PvdA):

Voorzitter. Gisteren heb ik de schriftelijke antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken ontvangen op mijn vragen over het zeegrensgeschil tussen Suriname en Guyana. Dit geschil is voorgelegd aan het Zeerecht Tribunaal van de VN. De beantwoording roept alleen maar meer vragen op, niet in de laatste plaats omdat de deadline voor de procesgang binnenkort zal aflopen. Daarom vraag ik een brief van de ministers van Buitenlandse Zaken, van Justitie, voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties Voorzitteren de staatssecretaris voor cultuur met betrekking tot de dreigende ongelijke behandeling van beide partijen in het internationale geschil. Voorts vraag ik de bewindslieden in te gaan op de archiefrelatie met Suriname, welke overwegingen zijn gehanteerd om te voldoen aan het verzoek van Suriname om die archieven niet beschikbaar te stellen en dit nader te onderbouwen op juridische en politieke wijze. Daarbij vraag ik de bewindslieden ook de positie van Nederland te betrekken als internationale hoofdstad van het recht.

De voorzitter:

Gezien het feit dat er sprake is van een tijdslimiet in de internationaal-juridische procedure, stel ik voor, de follow-up van antwoorden op schriftelijke vragen op deze manier vorm te geven door het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar de vier genoemde bewindslieden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Koenders (PvdA):

Voorzitter. Na de regeling van werkzaamheden hebben wij een algemeen overleg over de dramatische situatie in Centraal-Afrika en Soedan. Ik verzoek u, de mogelijkheid open te laten om daar vanmiddag nog een VAO over te houden.

De voorzitter:

Ik stel voor dat de Kamer mij machtigt om te besluiten een VAO te houden als hierom na het AO definitief wordt gevraagd. Dit VAO is onder voorbehoud ingepland om ongeveer 14.15 uur.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Smits.

Mevrouw Smits (PvdA):

Voorzitter. Ik vraag u het verslag van het algemeen overleg modernisering AWBZ na het kerstreces op de agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen. Dit betekent dat wij dit VAO schrappen van de lijst, een VAO dat wij onder voorbehoud voor vanmiddag hadden geagendeerd. Ik dank mevrouw Smits dat zij op deze manier enige ruimte creëert op de agenda van vandaag.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Velzen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Vorige week werd bekend dat de heer Van Anraat gearresteerd en aangeklaagd is wegens medeplichtigheid aan volkerenmoord. In de periode daarna zijn er veel nieuwe of vermeende feiten opgeborreld. De AIVD heeft bijvoorbeeld tegenover de redactie van het NOS-journaal bevestigd dat deze verdachte op een schuiladres heeft gezeten. De Volkskrant stelt harde bronnen te hebben waaruit blijkt dat deze verdachte een informant is of was. Het lijkt erop dat Justitie en Binnenlandse Zaken elkaar fors tegenwerken. Ik zou daarover in een spoeddebat tekst en uitleg van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie willen hebben.

Ter voorbereiding op het debat zou ik daarnaast graag antwoord krijgen op een tweetal sets schriftelijke vragen die ik heb gesteld. Het gaat om vragen die dateren van 19 februari en 17 december jongstleden. Mocht de Kamer met dit debat instemmen, zou ik graag antwoord krijgen op een aantal aanvullende vragen. Voorzitter, als u mij toestaat, wil ik die hier graag formuleren.

De voorzitter:

Nee. Indien de Kamer het verzoek om een debat inwilligt, dan zou ik deze vragen heel snel schriftelijk doen toekomen aan de bewindslieden.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Het zijn vier vragen die eigenlijk de kern van de zaak vormen. Bovendien is de Kamer niet geïnformeerd over deze zaak.

De voorzitter:

Laten wij eerst beslissen over uw hoofdverzoek. Zijn er leden die iets willen opmerken over het aangevraagde debat?

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Er lijkt sprake te zijn van een gewichtige kwestie, die op zichzelf een debat rechtvaardigt en zelfs een debat met enige spoed. Mijn fractie vindt het echter bezwaarlijk om louter op basis van berichten uit de media een debat te voeren. Alvorens wij het debat voeren, zou ik graag een brief krijgen waarin het kabinet zijn visie op de stand van zaken geeft en vertelt wat er is gebeurd. Daarbij moet het kabinet nadrukkelijk betrekken welke rol Buitenlandse Zaken hierin heeft gespeeld. De betreffende mijnheer is op een gegeven moment uit Irak naar Nederland gevlucht, naar verluidt met behulp van de Nederlandse overheid. Ik zou ook graag uit die brief willen vernemen of de informatie die, direct of indirect, door de heer A. is verstrekt aan de AIVD, een rol heeft gespeeld bij de besluitvorming over deelname aan de coalitie in Irak.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik zou het betreuren als wij op deze laatste middag aan de hand van krantenartikelen nog een debat zouden gaan voeren. Volgens mij is het verstandig om de regering te vragen wat er aan de hand is. Dan kunnen wij beoordelen of dit een reden is voor een nadere gedachtewisseling. Als dat zo is, komen wij erop terug.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Laan sluit zich met een handgebaar aan bij hetgeen de heer Van Haersma Buma heeft gezegd.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik steun wel het verzoek van collega Van Velzen, omdat het om een heel serieuze zaak gaat. Er zijn in februari vragen gesteld, die nog niet zijn beantwoord. Die twee reeksen vragen waarnaar collega Van Velzen verwijst, kunnen dan worden beantwoord en dan kan er vanmiddag een spoeddebat plaatsvinden.

De voorzitter:

Wat er ook gebeurt, vanmiddag zal dat debat niet plaatsvinden.

Mevrouw Griffith (VVD):

De VVD-fractie steunt het verzoek om een debat. Wij zouden graag een brief willen ontvangen ter voorbereiding daarop, maar dat hoeft niet per se vandaag.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik ben blij met de steun voor het verzoek om een brief ter voorbereiding op een debat. Ik zou daarin een viertal vragen beantwoord willen zien. Als u mij toestaat, zou ik die toch willen toevoegen.

De voorzitter:

Ik wil eerst toe naar de besluitvorming over de vraag of wij vandaag een debat houden. Daarna zal ik de besluitvorming toespitsen op de informatie die voor een debat vandaag of voor een debat op een later tijdstip nodig is. Mijn vertaling van datgene wat door de verschillende leden is gezegd in een voorstel aan de Kamer is dat er onder voorbehoud van de inhoud van de informatie besloten wordt om een debat te houden. Wij doen dat niet vandaag, maar vragen op dit moment om informatie die bestaat uit wat in het stenogram van dit deel van de vergadering staat, uit de beantwoording van de nog niet beantwoorde vragen van mevrouw Van Velzen en uit de beantwoording van de vier nader door mevrouw Van Velzen in te dienen schriftelijke vragen. Dat is mijn voorstel.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik verzoek u, die brief op zo kort mogelijke termijn te mogen ontvangen.

De voorzitter:

Dat spreekt vanzelf. Ook dat voeg ik van mijn kant toe aan het stenogram.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Ik deel uw voorstel, maar voor de helderheid merk ik het volgende op. Het is dan dus mogelijk dat wij, als wij bijvoorbeeld volgende week die brief krijgen, in een uit te schrijven procedurevergadering besluiten dat een debat nodig is, en dat wij bepalen wanneer dat wordt gehouden?

De voorzitter:

Zoals iedereen weet, is reces geen vakantie. De Kamer kan dus op ieder moment tot welke besluitvorming dan ook komen, mits een voldoende aantal leden daartoe beslist. Dat spreekt vanzelf. Dit geldt ook voor een Kamercommissie.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Ik zou het jammer vinden als het beeld zou ontstaan dat wij het tot half januari of eind januari uitstellen.

De voorzitter:

Neen, de Kamer kan op ieder moment in het reces een besluit tot welke procedure dan ook nemen, mits aan de criteria voor dat besluit is voldaan.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Justitie, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Buitenlandse Zaken.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven