Aan de orde is het debat naar aanleiding van het algemeen overleg op 20 december 2004 over WAO-herkeuringen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben vanmiddag een algemeen overleg gevoerd over de WAO, de herkeuringen en de Centrale raad van beroep die heeft uitgesproken dat het Claimbeoordeling- en borgingsysteem niet goed werkt. Mijn fractie vindt dat buitengewoon zorgelijk. De onrust onder WAO'ers als gevolg van de herkeuringen is al buitengewoon groot. Daar komt dan ook nog eens de uitspraak van de Centrale raad van beroep bij. Mijn fractie vindt, kort gezegd, dat de herkeuringen moeten worden stopgezet zolang het systeem niet in orde is. Daartoe dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Centrale Raad van Beroep heeft uitgesproken dat het Claimbeoordeling- en borgingsysteem (CBBS) tekortkomingen bevat waardoor het moeilijker dan voorheen is te verifiëren en te toetsen of de arbeidsgeschiktheid en verdiencapaciteit van een werknemer goed is ingeschat;

overwegende dat de Raad heeft bepaald dat tot het systeem aangepast is alle beslissingen over het schattingsbesluit extra goed gemotiveerd dienen te worden;

overwegende dat de herkeuring van WAO'ers volgens het nieuwe schattingsbesluit toch al bijzonder veel onrust creëert;

verzoekt de regering, de herkeuringen stop te zetten tot het Claimbeoordeling- en borgingsysteem (CBBS) op orde is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bussemaker, De Wit en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 176(26448).

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. Ik kan mij niet anders voorstellen dan dat de regering ook zegt dat eerst het systeem op orde moet zijn, voordat WAO'ers of cliënten die toch al met zeer veel onzekerheid te maken hebben worden geconfronteerd met systeem dat niet deugt. Daardoor kan namelijk het percentage waarvoor zij arbeidsgeschiktheid worden verklaard groter zijn dan feitelijk volgens het systeem gemeten zou worden.

Vanmiddag in het debat hebben wij ook gesproken over de kans op werkhervatting van WAO'ers die herkeurd worden. Wij weten dat het kabinet in gesprek is met werkgevers en werknemers. Wij krijgen veel signalen dat er mensen zijn die geen enkele begeleiding krijgen naar werkhervatting toe. Ook dat is buitengewoon zorgelijk. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de herkeuringen volgens het nieuwe schattingsbesluit bij grote groepen mensen tot verlaging of intrekking van de WAO-uitkering kunnen leiden;

overwegende dat het wenselijk is dat de kans op hervatting c.q. uitbreiding van arbeidsparticipatie voor deze groep bevordert wordt;

constaterende dat er signalen zijn dat veel mensen geen of uiterst geringe begeleiding voor werkhervatting krijgen;

verzoekt de regering, te garanderen dat een sluitende aanpak voor herkeurde WAO'ers ontstaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bussemaker, De Wit en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 177(26448).

De heer De Wit (SP):

Mijnheer de voorzitter. Tijdens het algemeen overleg vanmiddag hebben wij uitgebreid gesproken over de gevolgen van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep over het keuringssysteem voor de mensen die in de WAO zitten. Het geschilpunt met de regering betreft nog de volgende vraag. Als er bedenkingen zijn tegen het systeem en als UWV op dit moment het systeem nadat bekijkt om het aan te passen en in overeenstemming te brengen met de wensen van de Centrale Raad van Beroep, moeten wij dan niet tevens kijken naar de keuringen sinds 1 januari 2002.

Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Centrale Raad van Beroep op 9 november 2004 bedenkingen heeft uitgesproken over het Claimbeoordeling- en borgingsysteem omdat de wijze van de totstandkoming en de gehanteerde uitgangspunten bij de WAO-keuring minder inzichtelijk, minder verifieerbaar en minder toetsbaar zijn;

constaterende dat UWV erkent dat het mogelijk is dat de functies die door het systeem als passen zijn geselecteerd, niet als geschikt kunnen worden aangemerkt;

overwegende dat sinds 1 januari 2002 het systeem wordt toegepast en dus onjuiste beslissingen genomen kunnen zijn;

verzoekt de regering, UWV een opdracht te geven de WAO-beslissingen die vanaf 1 januari 2002 zijn genomen tegen de achtergrond van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep te heroverwegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Wit De Witen Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 178(26448).

Minister De Geus:

Mijnheer de voorzitter. Ik kan meteen antwoorden. Ik heb een kopie van de eerste motie en ik heb goed geluisterd. De moties waren niet heel erg lang. De materie lag nog vers in het geheugen, omdat het AO vandaag is geweest.

De eerste motie, die is ingediend door mevrouw Bussemaker en medeondertekend door de heren De Wit en Vendrik, bevat het verzoek tot het stopzetten van de herkeuringen tot het Claimbeoordeling- en borgingsysteem tot het CBBS op orde is. Wij hebben vanmiddag uitgebreid met elkaar gedebatteerd. Mijn centrale argument is geweest dat niet is gebleken dat het CBBS als zodanig niet deugdelijk is. De discussie vanmiddag spitste zich toe op de vraag of de genomen beslissingen met het gedane beroep op het CBBS konden worden gemotiveerd dan wel of daarvoor extra motivering noodzakelijk was. Ik verwijs nogmaals naar de hoofdconclusie van de Centrale Raad van Beroep. De raad stelt voorop dat hem niet gebleken is van redenen om een systeem zoals CBBS niet in beginsel rechtens aanvaardbaar te achten als ondersteunend systeem bij methoden van beoordeling of en, zo ja, in welke mate iemand arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de Arbeidsongeschiktheidswet. Dat mag dus wel, maar bij de motivering van bestreden beslissingen zal een uitgebreidere onderbouwing moeten worden geleverd.

UWV werkt langs twee wegen aan de versterking van de motivering van eventueel bestreden beslissingen. De eerste is het inzichtelijk maken van dingen die in de beoordeling wel een rol hebben gespeeld, maar die misschien niet altijd werden genoemd, dus een uitgebreide argumentatie. De andere weg is het CBBS, waar mogelijk nog verder te vervolmaken. Ik heb vanmiddag gezegd dat het niet geheel volmaakt zal worden. Het zal nooit voorbij kunnen gaan aan de beoordeling van de professional. Daarom is het niet noodzakelijk en ook uitermate onwenselijk om een dergelijke operatie, die van maatschappelijk grote betekenis is en uiteindelijk met instemming van uw Kamer is ingezet, stop te zetten. Ik wijs erop dat in de zes bekende uitspraken UWV vier keer in het gelijk is gesteld en twee keer het bestreden besluit is vernietigd, maar wel met instandhouding van de rechtsgevolgen. Als het echt helemaal mis zou zijn zoals sommige afgevaardigden vrezen of suggereren, was ook het rechtsgevolg vernietigd.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Kent de minister een andere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep die zo vergaand is als deze uitspraak, waarin wordt gezegd dat het systeem moet worden veranderd en dat tot die tijd mensen meer voorlichting moeten krijgen over het besluit? Voor 1 juli 2005 moet het systeem herzien zijn, omdat de Centrale Raad van Beroep zegt anders alle beoordelingen en besluiten van UWV naast zich neer te leggen. Dat lijkt mij een nogal vergaande uitspraak.

Minister De Geus:

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep over de beperking van export van uitkeringen, die ons dwingt tot opzegging van een internationaal verdrag, wint het wel. Die dwingt ons zelfs tot het opzeggen van een ILO-verdrag. Dat is helemaal een enorm hoge prijs. U hebt zelf in dat debat aangegeven dat die uitspraak van de Centrale Raad van Beroep heel verstrekkend is. Ik meen dat ik hiermee een uitspraak heb kunnen noemen die verstrekkender is. Dit is de eerste uitspraak die over dit CBBS gaat.

De tweede motie van mevrouw Bussemaker heeft betrekking op de sluitende aanpak. Zij verzoekt de regering te garanderen dat een sluitende aanpak voor herkeurde WAO'ers ontstaat. Eigenlijk zijn wij al een heel eind op weg, ook in de geest van de motie en de toelichting van mevrouw Bussemaker. In het sociaal akkoord is opgenomen dat, indien na herbeoordeling het WAO-percentage wordt verlaagd en niet aansluitend een nieuwe baan wordt gevonden, betrokkene recht heeft op een reïntegratietraject. In de praktijk zal door UWV voor alle herbeoordeelden die hun uitkering gedeeltelijk of geheel verliezen een reïntegratievisie worden opgesteld. Een deel van die groep zal zelf snel werk vinden, bijvoorbeeld omdat men al een bestaand dienstverband heeft dat kan worden uitgebreid. De overige cliënten hebben recht op reïntegratie. Met UWV is al overeengekomen dat de trajecten zo spoedig mogelijk starten. Binnen twee maanden na de claimbeoordeling wordt de reïntegratievisie opgesteld en wordt de cliënt indien noodzakelijk bij een reïntegratiebedrijf aangemeld. Daarmee is de sluitende aanpak gerealiseerd.

Mevrouw Bussemaker zou het ook mooi vinden dat de inspanningen van de sociale partners in de keten daarop kunnen aansluiten. Wij delen die ambitie. Dat was trouwens ook een vraag van mevrouw Verburg. De regering kan natuurlijk geen garanties geven voor de resultaten van de inspanningen van sociale partners; daar gaan zij zelf over. Wel werken wij in deze geest. De garantie waarom mevrouw Bussemaker vraagt, kan voor het laatste stuk dus niet door de regering gegeven worden, maar ik meen dat het regeringsbeleid in voldoende mate de richting opgaat die zij aangeeft. Qua strekking is de motie overbodig en qua dictum gevaarlijk en onjuist. De regering kan de garantie van de sluitende aanpak niet inclusief het realiseren van een baan geven. Dat ligt namelijk in handen van de sociale partners en met name de werkgevers. Ik moet aanneming van de motie om die reden helaas ontraden. Het is ook denkbaar dat mevrouw Bussemaker de motie aanhoudt tot het moment dat er meer zicht is op datgene wat de regering in het kader van de sluitende aanpak met de partijen bespreekt.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Met garantie doelde ik niet alleen op de garantie op papier, maar ook op de daadwerkelijke garantie op reïntegratie, inclusief het toeleiden naar werk. Gehoord de woorden van de minister ben ik bereid om de motie aan te houden. Wij zullen heel kritisch volgen wat er voortkomt uit de afspraken die met de sociale partners zijn gemaakt. Wij komen er vast binnenkort weer met elkaar over te spreken.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Bussemaker stel ik voor, haar motie (26448, nr. 177) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister De Geus:

Voorzitter. De argumentatie die ik heb gegeven bij de motie van mevrouw Bussemaker, gaat ook op voor de motie van de heer De Wit. Ook aanneming van deze motie moet ik de Kamer ontraden. De motie zie ik als een consistente doorvertaling van het standpunt dat met de eerste motie is ingenomen, kijkend naar de gehele keuringspraktijk vanaf 2002. Ik respecteer dat wij daarover van mening verschillen.

Voorzitter. Ik realiseer mij dat ik vóór de stemming de laatste spreker van de kant van de regering ben. Ik dank u voor een buitengewoon intensief, interessant, leerzaam, boeiend, constructief en turbulent jaar van debat. Het is van mij bekend dat ik het altijd met plezier doe, en graag op argumenten. Zowel de Kamer als de regering heeft met de debatten heel mooie resultaten geboekt. Ik wens u allen een zeer vruchtbaar en recreatief reces toe. Ik hoop dat u zich mag laten inspireren door degene wiens komst wij komend weekend hopen te vieren.

De voorzitter:

Ik dank zeer voor uw laatste vriendelijke en inspirerende woorden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het eind van de vergadering te stemmen over de ingediende motie.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 19.35 uur tot 20.50 uur geschorst.

Naar boven