Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 37, pagina 2464-2497 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | nr. 37, pagina 2464-2497 |
Aan de orde is het debat over de Europese Top.
De heer Van Baalen (VVD):
Voorzitter. Het past de VVD-fractie om de regering een groot compliment te maken over de wijze waarop zij de discussie over het openen van de toetredingsonderhandelingen met Turkije heeft afgesloten. Dat is echt een historisch resultaat. Ik maak de premier, de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken hiervoor een groot compliment!
In de politiek gaat het om het maken van keuzes. In 1963 is Turkije door de Europese Economische Gemeenschap perspectief geboden op toetreding tot deze gemeenschap. In 1999 heeft dat geleid tot het onder voorwaarden toekennen van het kandidaat-lidmaatschap van de Europese Unie. De Unie moet goed zijn voor haar woord. Als Turkije in voldoende mate voldoet aan de politieke criteria voor mensenrechten en democratie, moeten de onderhandelingen dus gestart kunnen worden.
Wie de Bosporus wenst over te steken, dient dat met kracht en zelfverzekerdheid te doen en niet weifelend en twijfelend. Het onderhandelingskader met Turkije is van graniet. Zo is er een "mensenrechtennoodrem": als de mensenrechtensituatie in Turkije slechter wordt, kunnen de onderhandelingen worden opgeschort. Er is een permanente vrijwaringsclausule voor het vrije verkeer van personen, ook als Turkije aan alle Kopenhagencriteria heeft voldaan. Er is verder een absorptiecriterium afgesproken. Dat betekent dat de Unie haar gemeenschappelijk landbouwbeleid en het structuurbeleid in voldoende mate moet hebben hervormd. Bovendien moet de financiële onderbouwing van de Unie op orde zijn.
Het is een onderhandelingsproces met een open einde. Zolang Turkije niet aan de voorwaarden voldoet, kan dit land geen lid worden. Dat betekent dat de VVD-fractie onder de gegeven omstandigheden van harte het groene licht geeft aan het openen van de toetredingsonderhandelingen op 3 oktober 2005, indien een aantal wetten zijn ingevoerd en indien Cyprus is erkend. Overigens staat dat ook in de conclusies van de Europese Raad. Het pas mij om hierover een aantal vragen te stellen.
Wat betekent bijvoorbeeld de erkenning van Cyprus? In de conclusie staat dat het Ankara-akkoord, de uitbreiding van de douane-unie met Cyprus, hiervoor voldoet. Deelt de regering deze opvatting of verwacht zij meer van de Turkse regering en wel formele erkenning? Als die formele erkenning er niet voor 3 oktober hoeft te zijn, wanneer dan wel?
Het is goed dat Nederland als voorzitter van de Unie aandacht heeft gevraagd voor de massamoord in de Eerste Wereldoorlog op de Assyriërs en de Armeniërs. Dat is geen Kopenhagen-criterium, maar dat neemt niet weg dat het van groot belang is dat Turkije de geschiedenis recht in het gezicht kijkt en een verzoenend gebaar maakt.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
U zegt terecht dat het geen Kopenhagen-criterium is. U zegt echter ook dat het van groot belang is. Van hoe groot belang is het voor uw fractie? Het Europees parlement heeft hierover resoluties aangenomen, die erop neerkomen dat het een voorwaarde is. Hoe zwaar weegt deze kwestie voor u? Wat doet uw fractie als dat gebaar niet wordt gemaakt en de geschiedenis geen recht wordt gedaan, tot in de onderwijsboekjes toe?
De heer Van Baalen (VVD):
Het is geen criterium voor het starten van de onderhandelingen. In het algemeen overleg heb ik echter al aangegeven dat de Nederlandse regering, ook wanneer ze geen voorzitter van de Unie meer is, hierover voortdurend in gesprek moet gaan met de Turkse regering. De regering moet er constant op aandringen dat Turkije stappen in de door ons gewenste richting zet. Ik denk dan bijvoorbeeld aan wetenschappelijk onderzoek, conferenties en discussies met betrokkenen. Kortom: Turkije moet er alles aan doen om de geschiedenis in de ogen te kijken en te proberen verzoening tot stand te brengen. Het is echter geen afzonderlijk Kopenhagen-criterium, noch voor het afsluiten van de onderhandelingen, noch voor het starten daarvan.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Betekent dit dat de VVD-fractie het denkbaar acht dat een land toetreedt tot de Europese Unie dat op een punt als genocide geen recht doet aan de eigen geschiedenis en dat in het vage laat?
De heer Van Baalen (VVD):
Wij zijn blij dat ook Oostenrijk haar rol in de geschiedenis heeft erkend, maar dat was nog niet het geval toen Oostenrijk toetrad tot de Europese Unie. Wij zijn ook blij dat Roemenië het aandeel van de Roemeense regering in de holocaust heeft erkend, maar dit is pas aan het einde van het hele proces van toetreding gebeurd. Met andere woorden: het zou zeer te waarderen zijn als Turkije deze stappen zet, maar de VVD-fractie verbindt het niet met de criteria voor het begin of het einde van de onderhandelingen.
De heer Van Bommel (SP):
Over erkennen gesproken: Ik wil nog even terugkomen op wat de heer Van Baalen zei over Cyprus. In het geval van Cyprus gaat het om een ander probleem dan alleen het erkennen als zodanig. Het gaat er ook om dat Cyprus als lid van de Europese Unie feitelijk een onderhandelingspartner is. Deelt de heer Van Baalen de opvatting dat het van groot belang is dat Turkije Cyprus erkent voordat de onderhandelingen feitelijk starten?
De heer Van Baalen (VVD):
Laat mij duidelijk zijn. In de conclusies van de Europese Raad staat dat er vóór 3 oktober sprake moet zijn van een feitelijke erkenning. Er bestaat ook juridische erkenning, wat onder andere het uitwisselen van ambassadeurs betekent. Het zou zeer aan te bevelen zijn als ook de juridische erkenning vóór 3 oktober plaatsvindt, maar de VVD-fractie vindt het voorlopig voldoende indien er een feitelijke erkenning is vóór 3 oktober. Zo spoedig mogelijk daarna moet er worden gewerkt aan juridische erkenning. Dat is overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad.
Er zijn en kunnen voor een liberaal geen blokkades voor Turkije zijn op basis van godsdienst. Wel kunnen er blokkades zijn als gevolg van praktische zaken zoals het voldoen aan de Kopenhagen-criteria. Dit betekent dat ik nogmaals met overtuiging zeg dat de onderhandelingen 3 oktober onder het vigerende regime geopend kunnen worden.
Ten aanzien van Roemenië geldt dat mijn partij en mijn fractie groot vertrouwen hebben in de nieuwe president Traian Basescu en zijn beoogd premier Calin Tariceanu. Wij hopen dat zij de achterstand die Roemenië heeft op het gebied van transparantie en democratie, kunnen inhalen. Wij ondersteunen dan ook de conclusies van de Europese Raad op dit gebied.
De heer Timmermans (PvdA):
Voorzitter. Het Nederlands voorzitterschap is geslaagd en daar complimenteer ik het kabinet ronduit mee. De grootste hobbel die op de weg lag – en dat wisten wij al ver van tevoren – was het besluit over Turkije en dat is heel goed gegaan. Mijn complimenten daarvoor aan de bewindslieden die hier achter de tafel zitten. Het is goed gegaan omdat de Europese Raad heeft besloten dat er, mits er aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, op 3 oktober volgend jaar kan worden begonnen met de toetredingsonderhandelingen met Turkije.
De PvdA-fractie is daar niet positief over omdat "het nou eenmaal mot", omdat wij nu eenmaal al zoveel beloofd hebben aan Turkije of omdat die trein nu eenmaal vertrokken is. Dat is namelijk de slechtst denkbare rechtvaardiging voor een dergelijke historische stap. Ik denk dat wij er ons in deze Kamer ook goed rekenschap van moeten geven wat het beeld is bij de bevolking als wij Europese besluiten altijd presenteren als een volgende halte van een trein die al lang vertrokken is.
De PvdA-fractie kiest onverkort voor een "ja" tegen het starten van de onderhandelingen met Turkije. Niet omdat het nu eenmaal moet en er al dingen beloofd zijn, maar omdat wij dat een goede zaak vinden voor Europa en voor Nederland. In onze visie is een democratisch Turkije, waar de rechten van de mens inclusief de rechten van de minderheden volledig worden gerespecteerd, waar sprake is van een modern land en waar de rechtsstaat fors is verankerd, een aanwinst voor de Europese Unie. Bij de voorbereiding op dit debat heb ik nog eens nagezocht welke beelden de West-Europese gemeenschap van volkeren heeft bij Turkije. Welnu, door de geschiedenis heen zijn die beelden gewoon negatief. Als je "googlet", kun je van alle grote denkers en schrijvers wel een citaat vinden waarin zij iets vervelends over de Turken of Turkije zeggen. Dat is heel interessant. Diderot, Voltaire, Churchill, noem ze allemaal maar op, zij hebben allemaal wel eens gezegd dat "die Turk" eigenlijk eens een flinke draai om zijn oren zou moeten krijgen. Dat is natuurlijk verankerd in ons collectieve bewustzijn. En natuurlijk maakt ons dat als gemeenschap huiverig om een waardengemeenschap met dat volk aan te gaan.
Als wij echter de feiten laten spreken en de veranderingen bezien die zich in de Turkse maatschappij voltrekken, alsmede het perspectief van die veranderingen op de lange termijn, dan moeten wij historische spoken niet de overhand laten krijgen op onszelf. Wij moeten dan niet roepen: het kan ons niet schelen, maar het zijn islamieten en daarom komen zij er niet in. Dat is niet de houding die de PvdA-fractie in deze zaak wil hebben. Wij moeten op basis van de feiten bezien of Turkije kan voldoen aan de eisen die Europa stelt. Wij krijgen daarvoor 10 tot 15 jaar de tijd. tot 2014 is toetreding in ieder geval niet mogelijk wegens een ander besluit van de Europese Raad, namelijk betreffende de financiële perspectieven. In die tijd kan Turkije bewijzen dat het kan voldoen aan de eisen die Europa stelt. Lukt het niet, dan komt plan 2 aan de orde, zoals ook de Europese Raad heeft besloten. Wij kijken dan wel hoe de relatie tussen de Europese Unie en Turkije wordt. Maar als het wel lukt, dan is Turkije wat de PvdA-fractie betreft welkom in Europa; niet omdat het een moetje is, maar omdat wij dat willen.
Ik complimenteer het kabinet nogmaals met het resultaat, omdat in het besluit ook tegemoet is gekomen aan de randvoorwaarden die ook door mijn fractie van tevoren zijn gesteld. Er is een noodremprocedure afgesproken op het punt van de mensenrechten. Er zijn zware vrijwaringsclausules en overgangstermijnen, ook zonder specifieke einddata, mogelijk. Ook dat is een voorwaarde die door mijn fractie is gesteld. Met name is dat van groot belang voor het vrije verkeer van personen. Verder is de afspraak gemaakt dat de onderhandelingen een openeindekarakter hebben. Wij willen graag toewerken naar het doel van lidmaatschap, maar het kan ook iets anders worden. Dat zijn de grote voorwaarden die mijn fractie van tevoren stelde, en aan die voorwaarden is tegemoet gekomen.
Wat Cyprus betreft: linksom of rechtsom, voordat wordt begonnen met onderhandelen moet er sprake zijn van erkenning van dit land. Dit kan wat ons betreft via ondertekening van het aanvullende protocol bij het Douaneverdrag. Daarmee is Cyprus door Turkije de facto erkend als partij en dus ook als land, en kan worden begonnen met de onderhandelingen. Maar dat moet dan ook wel gebeuren. Ik neem aan dat, als het niet gebeurt, de onderhandelingen ook niet zullen worden gestart. Ik geloof dat de ondertekening van het document door de voorzitter, de heer Balkenende, dit stipuleert. Zo niet, dan hoor ik het graag van het kabinet. Ik geloof dat de heer Nicolaï getuige was van die ondertekening.
De heer Van Bommel (SP):
Ik snap dat u aansluit bij de conclusies van de top, maar vindt u niet dat in die conclusies eigenlijk ook had moeten staan dat gedurende het proces van onderhandeling minimaal de formele juridische erkenning van Cyprus er zou moeten komen? Daarover heb ik u niet gehoord.
De heer Timmermans (PvdA):
Ik ga er zonder meer vanuit dat dit gebeurt. Ik vind ook dat het moet gebeuren. Ik kan mij namelijk niet voorstellen dat Turkije straks onderhandelt met alle 25 lidstaten, maar tegen één daarvan zegt: met u praten wij niet, want wij erkennen u niet. Dat kan gewoon niet. Als het wel zo is, kan er niet worden onderhandeld. In de aanvang zal er een modus vivendi moeten zijn waarmee alle partijen het eens zijn. In de loop van de onderhandelingen zal – kan het zijn snel – moeten worden overgegaan tot een formele erkenning met alle toeters en bellen, inclusief het uitwisselen van ambassadeurs.
De heer Van Bommel (SP):
Betekent dit dat u gedurende de onderhandeling eventueel, namelijk wanneer er op dit terrein geen vorderingen worden geboekt, bereid bent de noodremprocedure in werking te stellen, waarbij dan het proces wordt stopgezet totdat er zicht is op formele erkenning van Cyprus?
De heer Timmermans (PvdA):
Ik zou daartoe bereid zijn mits alle omstandigheden op dat moment in ogenschouw worden genomen. Wij moeten niet vergeten dat het feit dat er nu geen politiek akkoord is over Cyprus de Turkse regering bepaald niet is aan te wrijven. Het is de Turks-Cyprioten, die in overweldigende meerderheid "ja" hebben gezegd tegen het plan van Kofi Annan, ook niet te verwijten. De Grieks-Cyprioten hebben een politieke oplossing geblokkeerd dit voorjaar. Dat kan de Turken moeilijk worden verweten. Als zich weer zo'n situatie zou voordoen en de Turken zouden worden gestraft door te stoppen met onderhandelen, zou dat niet bepaald fair zijn. Ik wil dan de omstandigheden er dus wel bij betrekken.
Ik ben het eens met de analyse van de heer Van Baalen over de Armeense kwestie. Die kwestie is onderbelicht gebleven in de conclusies van de Europese Raad. Een aantal leden van de Europese Raad en de Nederlandse regering hebben van te voren wel aangegeven dat daar groot behang aan werd gehecht. Iemand die onderdeel wil uitmaken van een Europese waardegemeenschap moet vrede hebben met zijn eigen verleden, waaronder ook de zwarte bladzijden van dat verleden. Dat is niet in alle lidstaten van de Europese Unie 100% het geval. Ieder land heeft zijn eigen spoken en zijn eigen zwarte bladzijden die voor iedereen moeilijk zijn om mee in het reine te komen.
Het is de Roemenen gelukt om via een commissie van historici te komen tot een appreciatie van de rol van de Roemeense overheid bij de Holocaust en om daar zware en moeilijke conclusies uit te trekken. Datzelfde is ook gelukt met betrekking tot het communistische verleden in totalitaire regimes in Centraal- en Oost-Europese landen. Het moet dan ook kunnen lukken in Turkije wat betreft de rol van de Turken bij de Armeense genocide in 1915. Ik herhaal het woord van Orhan Pamuk daarover. Hij zegt: het is zo pijnlijk voor de Turken omdat het zo gelieerd is met de ontstaansgeschiedenis van de moderne Turkse staat, maar ook deze pijnlijke bladzijde zullen wij Turken onder ogen moeten zien. Ik ben dat met hem eens.
Ik denk dat de EU op dat punt haar goede diensten moet aanbieden aan Turkije omdat uiteindelijk de verzoening met de eigen geschiedenis een zaak is van een volk zelf. Dat kan niet met het mes op de keel van buitenaf worden afgedwongen. Dat zal ook vanuit het volk moeten worden gedragen. Wij kunnen onze goede diensten daarbij aanbieden.
Mijn fractie maakt zorgen over het schijnbare relatieve gemak waarmee in de conclusies wordt gestapt over het probleem van het ICTI. Het ICTI is niet tevreden met de samenwerking. Ik neem aan dat wij niet gaan onderhandelen met Kroatië als het Joegoslavië Tribunaal zegt dat de medewerking van de Kroatische autoriteiten onvoldoende is.
De heer Herben (LPF):
Is het wat betreft Kroatië dan ook niet redelijk om een volk de kans te geven om in het reine te raken met zijn eigen verleden? Wij gaan met Kroatië onderhandelen net als wij met Turkije hebben gedaan. Wat is het verschil tussen de Balkan en de Armeense genocide?
De heer Timmermans (PvdA):
Het verschil is dat er in het geval van Kroatië spraken van schuldigen aan oorlogsmisdaden die nog vrij rondlopen en waartegen een opsporingsbevel is uitgegeven door een internationaal erkend tribunaal. De regering die verantwoordelijk is voor het uitleveren van die verdachten werkt volgens het Hof onvoldoende mee aan de uitlevering. De daders van de Armeense genocide lopen niet meer rond. Als zij nog rond zouden lopen, zou ik de eerste zijn om te zeggen dat zij moesten worden opgespoord en voor een tribunaal moesten worden gebracht. Die lieden zijn echter helaas al heel lang overleden.
De heer Herben (LPF):
Dat ben ik met u eens. Gaat het niet om het tijdstip van het openen van de onderhandelingen? In het geval van Turkije en ook van andere toetredingsonderhandelingen zij problemen steeds werkendeweg opgelost. Wij zouden ook werkendeweg met Kroatië tot overeenstemming kunnen geraken. Dat mis ik. U bent streng tegenover Kroatië. Dat is terecht. Ik ben het daar mee eens. Ik mis dat ten aanzien van Turkije.
De heer Timmermans (PvdA):
Dat ben ik niet met u eens. De eisen die de EU nu aan Turkije stelt, ook op het vlak van de mensenrechten en voordat er wordt gestart met onderhandelen, zijn strenger dan de eisen die voor de start van de onderhandelingen zijn gesteld aan de tien lidstaten die sinds mei 2004 lid zijn van de EU. Wij vragen van de Turken bij de start van de onderhandelingen om een betere mensenrechtensituatie dan wij vroegen aan de tien net toegetreden lidstaten toen de onderhandelingen daarmee startten. Daar is niets mis mee; de Europese Unie is ook een lerende organisatie. Dat plaatst het alleen wel in een zeker perspectief.
Mijn fractie maakt zich zorgen over Roemenië. Wij steunen de conclusie van de Europese Raad, maar willen weten of de mogelijkheid tot een uitloopjaar overeind is blijven staan voor het geval het niet mocht lukken binnen de termijn. Dat is van tevoren besproken met het kabinet. Ik zie daar echter niets over staan in de conclusies. Kunnen de bewindslieden dit enigszins verduidelijken? Ook ik wens de heer Basescu en met zijn nieuwe regering zeer veel succes, maar hij moet zo'n beetje een tovenaar zijn wil hij Roemenië op tijd op orde krijgen om daadwerkelijk te kunnen toetreden. Het land heeft nog een zeer lange weg te gaan voor de corruptie bestreden is.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Voorzitter. Roemenië heeft niet alleen op het vlak van de corruptie nog een lange weg te gaan; dat land moet ook nog heel wat doen aan het gebruik van noodwetten, het gebrek aan transparantie en het feit dat de media, de rechters en ga zo maar door niet onafhankelijk zijn. Ik begrijp niet dat de heer Timmermans dit kan opmerken en tegelijkertijd de conclusies van de Raad steunt. Wij weten allemaal dat dit betekent dat Roemenië in 2007, uiterlijk 2008, op de slippen van Bulgarije toetreedt in plaats van gewoon te voldoen aan de criteria zoals wij altijd hebben geëist. Hoe kan de heer Timmermans nu uitsluiten dat hetzelfde gaat gebeuren met Turkije, Kroatië en alle andere landen op de Balkan die in de wachtkamer zitten?
De heer Timmermans (PvdA):
Ik ben minder somber over de ontwikkelingen in Roemenië dan mevrouw Van der Laan. In mijn ogen bestaat de kans dat Roemenië deze punten op orde krijgt. Mevrouw Van der Laan noemt de persvrijheid. Daar gaat het echt de goede kant mee op. Ook gaat het de goede kant op met het justitiële apparaat en met alles wat het zuiver maken van het overheidsapparaat aangaat. De corruptie is alleen te endemisch om helemaal ongedaan te kunnen maken voor 2007. Mevrouw Van der Laan schetst volgens mij een iets te somber beeld van Roemenië. Gelet op de ervaringen van andere lidstaten die in mei jongstleden zijn toegetreden, denk ik dat wij de kans hebben om Roemenië voldoende klaar te krijgen voor toetreding. Ik denk dat daar de problemen voldoende zijn opgelost voor toetreding in 2007. Lukt dat niet, dan wordt het 2008.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Als ik het goed begrijp, is het voor de fractie van de PvdA niet meer zozeer doorslaggevend dat een land aan de criteria voldoet, als wel dat het met een land de goede kant opgaat. Dat blijft natuurlijk een zeer subjectief criterium. Daar moeten wij ook heel erg mee uitkijken, want het is een "slippery slope". Daar bevinden wij ons nu op. Hoe kan de heer Timmermans consequent blijven tegenover alle andere landen die eraan komen, als hij nu al niet meer zegt dat zij moeten voldoen aan de criteria?
De heer Timmermans (PvdA):
Mevrouw Van der Laan, zij moeten voldoen aan de criteria. Dat geldt ook voor Roemenië en Bulgarije. U brengt een onderscheid aan tussen Roemenië en Bulgarije dat veel minder duidelijk is dan u pretendeert. In Bulgarije bestaan op verschillende terreinen ook nog problemen. Ik heb echter de indruk dat het moet lukken dankzij de programma's die in aantocht zijn en de beloften van Basescu om op dat terrein voldoende vorderingen te boeken voor 2007. Lukt dat niet, dan is er nog een uitloop tot 2008 mogelijk. Lukt het dan nog niet, dan bevindt het land zich in een situatie die ik acceptabel vind en vergelijkbaar is met de situatie van een aantal andere lidstaten waar de situatie nu ook zeer snel verbetert. Je kunt altijd werken met overgangstermijnen. Je hebt toezicht van het Europese Hof. Luxemburg is daar heel streng in. Ik denk dus dat u de risico's enigszins overdrijft. Het is jammer voor de nieuwe kandidaat-lidstaten dat wij strenger zijn dan wij waren voor de twaalf lidstaten die net zijn toegetreden. Dat is waar. De Europese Unie is echter ook wat dat betreft een lerende organisatie, zoals ik net al zei.
De heer Van Dijk (CDA):
U stopte net bij 2008. In 2008 zullen ze wel toe kunnen treden. U bent nogal optimistisch over de justitiële ontwikkelingen, maar dat ben ik helemaal niet. Wat moet er volgens u gebeuren als zij op 1 januari 2008 absoluut nog niet voldoen aan de criteria op het terrein van Justitie en Binnenlandse Zaken?
De heer Timmermans (PvdA):
Je hebt op bepaalde onderdelen van dat terrein de mogelijkheid om vrijwaringsclausules in te roepen, dus daarvan moet je dan gebruik maken. Alleen als je constateert dat er een endemisch probleem is met het justitieel systeem, dus dat het in zijn geheel niet deugt, is toetreding in de praktijk onmogelijk. Maar dat risico is niet zo groot, zo blijkt ook uit de rapporten van de commissie. Het risico is veel groter dat op deelterreinen nog serieuze problemen bestaan. Voor die deelterreinen kan men werken met vrijwaringsclausules en overgangsmaatregelen.
De heer Van Dijk (CDA):
Die vrijwaringsclausules ken ik. Het gaat mij vooral om het endemische probleem...
De heer Timmermans (PvdA):
Dan moet de heer Van Dijk ook zeggen of die vrijwaringsclausules werken of niet waar zij worden toegepast, in landen als Polen en Tsjechië.
De heer Van Dijk (CDA):
Vrijwaringsclausules hebben wij ingezet op het terrein van voedselveiligheid en bij andere normen voor de interne markt. Wij hebben ze alleen nog nooit hoeven inzetten voor het niet functioneren van een justitieel apparaat. Dat is het fundamentele verschil tussen Polen enerzijds en Roemenië anderzijds. Welk instrument hebben wij nog voorhanden om ervoor te zorgen dat een land dat op dat terrein niet functioneert, niet toetreedt tot de Europese Unie? Dat is nog steeds de situatie.
De heer Timmermans (PvdA):
Dan veronderstelt de heer Van Dijk dat de problemen met het justitiële apparaat – want daarop zoomt hij sterk in – in Roemenië zo groot zijn dat de rechtsgang niet functioneert, althans niet op een rechtsstatelijke manier. Er zijn tekortkomingen in de rechtsgang. Daaraan wordt nu heel hard gewerkt, maar is geen enkele indicatie die nu al leidt tot de conclusie dat in 2007 of in 2008 het justitiële apparaat niet zal functioneren. Ik heb geen enkele aanwijzing dat dit tegen die tijd het geval zal zijn. Dan zijn nadere maatregelen niet nodig.
Op specifieke terreinen zullen er tekortkomingen blijven bestaan en juist voor die terreinen bestaan de vrijwaringsclausules en de overgangsmaatregelen. Zij functioneren bij die nieuwe lidstaten Roemenië en Bulgarije goed waar zij nodig zijn.
Ik heb aan het begin al iets gezegd over mijn waardering voor het Nederlandse voorzitterschap. Op het gebied van de externe betrekkingen moet daar nog een groot compliment bij. Het kan niet op vandaag. Dit geldt voor de wijze waarop het Nederlandse voorzitterschap is omgesprongen met de kwestie-Oekraïne. De Europese Unie had bij deze kwestie vanaf het begin de leiding in de discussie. Het Nederlandse voorzitterschap is erin geslaagd de 25 lidstaten heel snel op één lijn te krijgen en de Verenigde Staten hebben vanaf het begin de leiding van de EU geaccepteerd en gesteund, ook omdat het beleid goed was. Dit alles is een voorbeeld van de wijze waarop volgens mijn fractie de politieke unie gestalte moet kunnen krijgen. Zo moet het Europese buitenlandse beleid werken. De Oekraïne was daarvan een goed voorbeeld. Ik vind dat vooral de minister van Buitenlandse Zaken een compliment verdient dat hij dit voor elkaar heeft gekregen.
De afloop van de gebeurtenissen in de Oekraïne zullen wij moeten afwachten, maar tot nu toe heeft de Europese Unie daarin een voorbeeldige leidende rol gespeeld. Dit is mede te danken aan het Nederlandse voorzitterschap.
De heer Van Baalen (VVD):
Ik ben het eens met de lof van de heer Timmermans, maar het blijkt dat het Europees Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) ook kan functioneren zonder gekwalificeerde meerderheid. Dit is misschien een interessante conclusie.
De heer Timmermans (PvdA):
Het kan nog veel beter met een gekwalificeerde meerderheid. Dat zullen wij in de toekomst zien. In ieder geval blijkt dat Europa niet hoeft te berusten in de voortdurende vermeende machteloosheid van Europa als politieke unie. Dit betekent dat wij ook voor ons eigen continent meer verantwoordelijkheid aankunnen en in de toekomst zullen moeten nemen. Ook in dat licht is het besluit over Turkije van zeer groot belang.
Het is gebruik om aan het eind van een voorzitterschap ook een algemeen oordeel te geven daarover. Ik heb al een aantal kwalificaties gegeven. Dat het verder een niet overambitieus voorzitterschap was, heeft te maken met deze zware agenda rond Turkije en met het feit dat er in het tweede halfjaar minder tijd is, zeker in dit tweede halfjaar, met een nieuw Europees Parlement en een nieuwe Europese Commissie. Laat ik hen dat niet al te zwaar aanrekenen. Op in ieder geval de hoofdpunten is gescoord, en dat verdient een compliment.
De heer Van Dijk (CDA):
Mijnheer de voorzitter. Voordat ik kom tot een evaluatie van de afgelopen weken, begin ik met een aantal uitgangspunten waaraan wij altijd de resultaten afmeten en waarop wij Europese ontwikkelingen en Europees beleid baseren. Het belangrijkste punt is nog steeds dat wij de Europese Unie zien als een waardegemeenschap die opkomt voor een democratische rechtstaat, met respect voor minderheden en mensenrechten en met respect voor de fundamentele grondrechten. Op grond van dat kader bepalen wij de ontwikkelingen en ons beleid. Wij hebben de afgelopen periode tijdens de discussie over Turkije vrij stevig ons geluid laten horen over de politieke criteria. Kijkend naar alles wat in de afgelopen periode is gebeurd, overdenk ik het volgende.
Vlak voor de Europese top waren er nog 25 lidstaten, die het lang niet met elkaar eens waren. Dankzij het voorzitterschap is het tot één lijn gekomen tussen de 25 lidstaten. Dankzij het voorzitterschap konden er gesprekken worden gestart met Turkije over het openen van de onderhandelingen. Dat is een compliment waard. Het is een prestatie van formaat van dit voorzitterschap.
De heer Timmermans (PvdA):
De heer Van Dijk overlaadt het kabinet met complimenten. De inzet van het kabinet is mede in overleg met deze Kamer tot stand gekomen. Die inzet is bijna letterlijk het resultaat geworden van de top, maar kon niet op de steun rekenen van de CDA-fractie. Hoe moet ik de complimenten nu plaatsen? Het kabinet heeft iets binnengehaald, waar de CDA-fractie faliekant tegen was. Wat is dit voor beleid? Het gaat net als bij de heer Eurlings van het Europees Parlement, die eerst een rapport opstelt dat het niets is, dan van zijn fractie 180 graden om moet, en vervolgens zegt: kijk eens, mijn rapport heeft het gehaald! Zo kennen wij het CDA langzamerhand wel.
De heer Van Dijk (CDA):
De heer Timmermans is zo ongeduldig. Ik ben net anderhalve minuut aan het woord. Ik schets een kader en maak een eerste opmerking over Turkije, en nu wil de heer Timmermans al weten wat ik verder ga doen. Ik verzoek hem rustig af te wachten en nog even te gaan zitten. Ik kom straks op zijn punten terug.
De heer Timmermans (PvdA):
Ik wil gewoon antwoord op mijn vraag.
De heer Van Dijk (CDA):
De heer Timmermans krijgt dadelijk antwoord op zijn vraag. Als hij mij mijn betoog laat afmaken...
De heer Timmermans (PvdA):
Ik twijfel daaraan. Ik stel al wekenlang dezelfde vraag, maar ik heb nog nooit een antwoord gekregen.
De voorzitter:
Als uw vraag aan het eind van het betoog van de heer Van Dijk nog niet is beantwoord, kunt u nog een keertje terugkomen.
De heer Van Dijk (CDA):
Ik kom op het behaalde resultaat. Ik roep in herinnering wat wij de afgelopen periode stelselmatig naar voren hebben gebracht, namelijk dat de onderhandelingen tussen Turkije en de Europese Unie gestart zouden kunnen worden op het moment dat is voldaan aan de politieke criteria. Dat betekent voor ons dat er nog zes wetten moeten worden aangenomen en van kracht moeten worden. Er moeten maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat het aantal martelingen sterk vermindert.
Vervolgens moet er een einde komen aan de intimidatie van christenen in Turkije. Wij hebben zeer nadrukkelijk de aandacht gevraagd voor deze elementen. Wij hebben gevraagd deze punten over het voetlicht te brengen bij de Turkse regering. Bovendien hebben wij gevraagd deze elementen terug te laten komen bij de raadsconclusies.
Wij hebben de raadsconclusies de afgelopen periode natuurlijk goed bestudeerd en wij hebben gezien dat er gestart wordt met de onderhandelingen op het moment dat de zes wetten zijn aangenomen en van kracht zijn geworden in de Turkse samenleving. Tegelijkertijd is in de raadsconclusies een verwijzing opgenomen naar het rapport van het Europees Parlement van de heer Eurlings. Het is overigens voor het eerst dat dat gebeurt. In dat rapport staat zeer nadrukkelijk dat in de eerste fase van de onderhandelingen de aandacht volledig gericht zou moeten zijn op de zogeheten politieke criteria.
Wij beoordelen nu wat er uiteindelijk staat. Wij vinden het jammer dat onze punten niet zijn teruggekomen in de raadsconclusies. Laten wij daarover heel eerlijk zijn; wij hadden liever gehad dat dat wel zou zijn gebeurd. Wij hadden die elementen zeer nadrukkelijk verbonden met het volwaardig lidmaatschap van Turkije van de Europese Unie. Nu de Europese Raad tot de conclusie is gekomen dat de onderhandelingen kunnen starten zonder dat volledig aan de politieke criteria is voldaan, vinden wij het logisch en legitiem dat het geen automatisme meer is dat er aan het einde van de rit een volwaardig lidmaatschap is. Wij zien dit als een alternatief. Op dit moment is niet volledig voldaan aan de politieke criteria, maar open is gelaten wat het einde van de onderhandelingen oplevert. Dat is een volwaardig lidmaatschap of een geassocieerd partnerschap. Dat staat voor ons open. Wij vinden dat een logisch gevolg van het feit dat niet volledig is voldaan aan de politieke criteria.
Om de vraag te beantwoorden die de heer Timmermans stelde, onze inzet was om ervoor te zorgen dat wij nu de discussie kunnen beslechten over de vraag of wij ons volledig moeten richten op een volwaardig lidmaatschap van Turkije van de Europese Unie. Daarom hebben wij zo zwaar ingezet op de politieke criteria, wat hij veel minder heeft gedaan. Nu de politieke criteria niet volledig gerealiseerd zijn, vinden wij het logisch dat er aan het einde van de rit geen automatisme meer is van een volwaardig lidmaatschap. Om die reden kunnen wij met dit alternatief instemmen.
De heer Van Baalen (VVD):
De heer Van Dijk had nog een fantastisch plan. Er zou door de Turkse regering een soort van mensenrechtencommissie moeten worden geïnstalleerd die bij nacht en ontij in gevangenissen, politiebureaus, rechtszalen et cetera kan kennisnemen van de mensenrechtensituatie. Daarvan is geen sprake meer, maar het was wel één van de kernpunten. Toch kan hij instemmen met het openen van de onderhandelingen.
De heer Van Dijk zegt verder dat zijn partij een B-lidmaatschap of ander soort partnerschap mogelijk acht. Dat is echter niet de conclusie van de Raad. Hij steunt dus uiteindelijk niet de conclusie van de Europese Raad, want die houdt in dat wij streven naar een lidmaatschap. Er is een open einde, maar wij streven naar lidmaatschap.
De heer Van Dijk (CDA):
Laat ik één punt markeren. Wij hebben inderdaad ingezet op het treffen van maatregelen om het aantal martelingen te beperken. U noemde een voorbeeld, wij hadden er nog een paar. Dat is inderdaad niet teruggekomen. Daarvan heb ik gezegd dat ik het jammer vind. Wij hadden die elementen naar voren gebracht, omdat wij nu de discussie zouden willen beslechten over de vraag of er wel of niet een volwaardig lidmaatschap aan het einde van de rit zou komen. Om die reden, omdat het nog niet zo geregeld is, zeggen wij nu dat nog open is wat het aan het einde van de rit zal zijn. Zo staat het ook in de Raadsconclusies, want daarin staat dat er op dit moment nog geen uitspraak wordt gedaan over wat het aan het einde van de rit zal zijn. Het kan een volwaardig lidmaatschap zijn, maar het kan ook iets anders zijn.
Misschien mag ik even teruggaan naar de redenering die u hanteert, mijnheer Van Baalen. U vindt dat onder welke omstandigheden dan ook de onderhandelingen geopend mogen worden. Tegelijkertijd wilt u nu ook al zeggen dat het automatisch een volwaardig lidmaatschap zou moeten worden. Dat zeggen wij dus niet. Wij leggen de link tussen voldoen aan de politieke criteria en het volwaardig lidmaatschap en u waarschijnlijk niet. Nou, dan niet.
De heer Van Baalen (VVD):
De heer Van Dijk heeft nu drie keer, bij elk debat, bakzeil gehaald. Hij durft nu nog niet te zeggen dat er groen licht is. Nee, hij wil tot 2020 of 2025 de zaak open laten. Dan spreken wij elkaar in de Eerste Kamer weer.
De heer Van Dijk (CDA):
Misschien is dat voor u een lonkend perspectief, maar voor mij nog niet direct.
Bij de vraag wat er aan het einde van de onderhandelingen moet komen, laten de Raadsconclusies op dit moment nog alle ruimte voor de vorm van relatie die zal bestaan tussen Turkije en de Europese Unie. Daar ligt in belangrijke mate ook een opdracht voor de Turkse regering om ervoor te zorgen dat zij volledig aan de politieke criteria voldoet.
De heer Timmermans (PvdA):
Met alle respect, maar dit is natuurlijk geleuter. Wij hadden van te voren al gezegd dat er een open einde moest zijn. Dat was in het AO ook van te voren al duidelijk. Toch vond u dat niet voldoende. Uw fractievoorzitter heeft publiekelijk, in de krant, gezegd dat er geen datum mag worden genoemd. Er ligt een datum, maar toch bent u tevreden. Wees dan een vent en neem uw verlies. Van Baalen doet dat als hij om moet. Ik doe dat ook als ik om moet; het komt niet zo vaak voor. Maar u doet dat niet. Zeg eerlijk: wij hadden dit niet gewild, maar wij kunnen onze partijleider nu niet op zijn gezicht laten gaan, dus vooruit, wij gaan ermee akkoord. Nu sleept u iets er met de haren bij waarvan van te voren al bekend was dat het er niets mee te maken had.
De heer Van Dijk (CDA):
Het valt mij in ieder geval op dat de heer Timmermans meer van realisme probeert uit te gaan dan van enig idealisme. Dat is waarschijnlijk het verschil tussen hem en mij. Het debat van vorige week ging over de vraag wat de inzet van de Nederlandse regering moest zijn in verband met de raadsconclusies. Dan is het aan ons om te bepalen of de Nederlandse regering zich zou mogen en moeten inzetten voor een aantal elementen. Wij staan voor het punt van de mensenrechten. Wij proberen die elementen in de raadsconclusies terug te krijgen. Dat hebben wij vorige week gedaan. Ik had veel liever gezien dat de elementen die wij vorige week naar voren hebben gebracht wel in de raadsconclusies terecht waren gekomen. Ik heb gezegd dat ik het jammer vond. Wij kunnen evenwel instemmen met het uiteindelijke resultaat, omdat het open einde zeer nadrukkelijk is geformuleerd. De heer Timmermans is van mening dat ik dat nog harder moet zeggen, maar ik kies mijn eigen woorden. Dit zijn mijn woorden. U kunt het nog een keer proberen, maar u krijgt exact hetzelfde antwoord.
De heer Timmermans (PvdA):
De regering is met een inzet vertrokken die niet kon rekenen op de steun van de CDA-fractie. Die inzet is het resultaat geworden, dat wel kan rekenen op een compliment van de CDA-fractie. Het is aan de rest van de wereld om daaraan conclusies te verbinden. Die van mij zijn duidelijk: u bent omgegaan en dat is mooi voor de regering.
De voorzitter:
Dat is geen vraag.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik sluit mij aan bij de opmerking van de heer Timmermans. Een CDA-premier en een CDA-minister van Buitenlandse Zaken hadden een goede inzet en die inzet heeft het gehaald. De CDA-fractie is al weken bezig met het inspelen op anti-Turkse sentimenten en heeft al die tijd de indruk gewekt dat het allemaal kritischer en strenger moet. Uiteindelijk ligt het resultaat er en stemt u er gewoon mee in. Ik heb het idee dat u voor de bühne streng bent geweest, maar dat u slap bent als het erop neerkomt: ja, wij volgen het kabinet. Doe dan niet die show van te voren, maar wees consequent.
De heer Van Dijk (CDA):
Ik werp het verwijt ver van mij dat wij dingen voor de bühne hebben gedaan. Wij hebben buitengewoon consistent aangegeven dat het wat ons betreft gaat om het halen van de politieke criteria. Zowel het rapport van de Commissie als de raadsconclusies geven aan dat de Turkse regering op dit moment in voldoende mate voldoet aan de politieke criteria, terwijl voor ons geldt dat je moet voldoen aan de politieke criteria, dus niet in voldoende mate. Dat hebben wij keer op keer naar voren gebracht. Wij hebben aangegeven welke maatregelen wij graag zouden zien opdat wij dichter komen bij het volledig halen van de politieke criteria. Wij hebben het niet gehaald. Dat zij zo, maar er is absoluut geen sprake van het inspelen op anti-Turkse gevoelens. Als een partij de afgelopen periode stelselmatig heeft aangegeven een groot voorstander te zijn van de uiteindelijke toetreding van Turkije tot de Europese Unie, dan is dat het CDA geweest. Ik beveel u toch aan om de Handelingen na te kijken.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dat is het probleem. Elke keer als je in de Handelingen kijkt, zie je wat er de afgelopen weken is gezegd. Vorige week wilde uw fractie de inzet van de regering niet steunen. Die inzet is nu gehaald. U geeft uw complimenten en zegt dat u erachter staat. Hoe verklaart u dat? Het is gewoon een draai.
De heer Van Dijk (CDA):
Nee, er is nog altijd een verschil tussen je inzet voordat de slotonderhandelingen worden gevoerd en de beoordeling van het eindresultaat. Wij hebben een hogere inzet gekozen, maar wij hebben die niet gekregen. Ik heb hier erkend dat wij dat niet voor elkaar hebben gekregen. Dat neemt niet weg dat ik tevreden kan zijn met het uiteindelijke eindresultaat. Ik heb dat ook beargumenteerd. Als dat onvoldoende voor u is, tant pis!
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Het pijnlijke is dat nu blijkt dat u het wél voor de bühne heeft gedaan. Wat u nu als eis formuleert, is niets nieuws. Die eis was er altijd al. U stelde de eis echter aan het begin van de onderhandelingen. Dat was nieuw en dat laat u nu los. U hebt dus voor de bühne een nummer gemaakt op het heel gevoelige onderwerp van de Turkse toetreding.
De heer Van Dijk (CDA):
Misschien dat ik nog even mijn laatste punt kan afmaken. Dan zult u zien hoe consequent wij in onze redenering zijn.
In het kader van de onderhandelingen met Turkije is nu afgesproken dat afspraken zullen worden gemaakt over een onderhandelingskader. Dat kader zal in de eerstkomende maanden moeten worden opgesteld. Wij zouden graag zien dat in de eerste fase van de onderhandelingen de nadruk volledig wordt gelegd op twee elementen: de volledige naleving van de politieke criteria en het hoofdstuk justitie en binnenlandse zaken. Pas wanneer die onderhandelingen tot volle tevredenheid zijn afgerond, zullen wij verder kunnen gaan met de rest. Dat past in de systematiek die door de Raad en de Commissie naar voren is gebracht. Wij zouden graag zien dat de Nederlandse regering zich inzet om dit als een van de belangrijkste punten in het onderhandelingskader op te nemen.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
U kiest nu de positie die een groot deel van de Kamer al had: gaande het traject proberen wij het beter te krijgen en hebben wij een noodrem. U stelt nu eisen die wij allemaal al stelden. Het bijzondere van uw positie tot nu toe was dat u alles ingewilligd wilde hebben bij aanvang van de onderhandelingen. Dat hebt u gemist, daar hebt u in gefaald.
De heer Van Dijk (CDA):
In de raadsconclusies 1999 en 2002 staat dat Turkije moet voldoen aan de politieke criteria. Ik zie dat wij het in ieder geval op één punt eens zijn. Er staat niet: in voldoende mate. Er staat: er moet aan voldaan zijn. Wij hebben het rapport van de Europese Commissie gekregen. Daarin staat helder omschreven dat grote voortgang geboekt is, maar dat er tegelijkertijd nog steeds tekortkomingen zijn. Dat betekent dat er dus nog niet volledig wordt voldaan aan de politieke criteria. Die conclusie is door de Europese Commissie en door iedereen getrokken. Wij vinden dat Turkije nog een paar stappen zou moeten doen voordat wij echt de onderhandelingen starten gericht op een volwaardig lidmaatschap. Daarvoor hebben wij een aantal elementen genoemd. Die elementen hebben wij niet binnengehaald. Er is nu een besluit genomen, waarin staat dat er aan een aantal elementen nog gewerkt moet worden. Daarvoor zijn er noodremprocedures. Tegelijkertijd wordt erkend dat het mogelijk is dat er aan het einde van de rit geen volwaardig lidmaatschap uitkomt. Wij kunnen dus leven met het feit dat er nu geen besluit is genomen over het volwaardig lidmaatschap. Ik had het beter gevonden als er meer nadruk was gelegd op de politieke criteria, zodat wij dat besluit wél hadden kunnen nemen. Nu blijft het nog tien jaar boven de markt hangen. Het nieuwe dat wij nu naar voren brengen – Van Dijkik heb het tot nu toe van niemand gehoord – is dat wij vinden dat in de eerste fase van de onderhandelingen slechts onderhandeld moet worden over de politieke criteria en het JBZ-hoofdstuk. Dat heb ik niemand van tevoren horen zeggen. Wel heb ik het aangetroffen in het rapport van het Europees Parlement.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
U draait. Het is voor bijna iedereen onnavolgbaar waar de CDA-fractie nu precies staat. Ik concludeer dat het mij ontzettend spijt dat de CDA-fractie op het gevoelige punt van Turkije deze manoeuvres heeft uitgehaald.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Het politieke feit is dat, waar altijd heel duidelijk is gezegd dat volledig moet worden voldaan aan de politieke Kopenhagencriteria voordat überhaupt kan worden onderhandeld over toetreding, dit nu terzijde wordt geschoven. Ik vraag u om een politiek oordeel over zowel het kabinetsoptreden als het optreden van de VVD-fractie. Ik zou verwachten dat u iedereen een draai om de oren geeft, maar u deelt vooral complimenten uit! Wat vindt u van dat politieke feit, want dat komt bij nieuwe toetredingsonderhandelingen weer terug als een boemerang?
De heer Van Dijk (CDA):
Wij hebben het Nederlands voorzitterschap flink gecomplimenteerd, vanwege het feit dat het is gelukt om 25 lidstaten, inclusief Turkije, op één lijn te krijgen. Dat is een lijn die perspectief biedt op het voeren van onderhandelingen, op wat uiteindelijk kan leiden tot toetredingsonderhandelingen van Turkije tot de EU. Het probleem dat wij te voren hebben aangegeven, namelijk dat niet volledig is voldaan aan de politieke criteria, hebben wij zeer nadrukkelijk naar voren gebracht vanwege het feit dat wij gingen voor een volwaardig EU-lidmaatschap van Turkije. Aan het eind van de rit is er iets uitgekomen waarvan wij zeggen: dat is een alternatief voor wat wij naar voren hebben gebracht. Daar kunnen wij op dit moment mee leven.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Dat ging vooraf aan mijn vraag. Het politiek belangrijke feit vind ik dat we nu voor het eerst gaan praten over toetredingsonderhandelingen, waarin kabinet en een groot deel van de Kamer mee lijken te gaan, terwijl niet volledig, maar wel in voldoende mate is voldaan aan alle politieke Kopenhagencriteria. Wat is uw politieke oordeel over die verschuiving in de hantering van de politieke Kopenhagencriteria? Dat krijgen we namelijk terug bij volgende toetredingsonderhandelingen. Hoeft er dan alleen maar in voldoende mate aan voldaan te zijn, of had men volgens u geen eens over toetredingsonderhandelingen mogen beginnen?
De heer Van Dijk (CDA):
Wij vinden het jammer dat onze punten niet zijn teruggekomen. Om die reden proberen wij er nu voor te zorgen dat in de eerste fase van de toetredingsonderhandelingen de aandacht alleen nog maar is gericht op de politieke criteria. Je gaat dan in feite met een hoofdstuk nul beginnen, waarna je met een kleine tussenstap uiteindelijk wel die formele stap kunt gaan zetten. U vraagt of wij het jammer vinden dat op deze maner wordt begonnen met de onderhandelingen. Het antwoord is: Ja.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Dan berust de CDA-fractie erin dat we hebben losgelaten dat voor toetredingsonderhandelingen volledig moet zijn voldaan aan alle politieke Kopenhagencriteria.
De heer Van Dijk (CDA):
Daarmee schetst u de realiteit op dit moment. Wij proberen via het element dat ik net naar voren heb gebracht er het beste van te maken.
Wij kunnen ons niet geheel aan de indruk onttrekken dat er wel eens andere landen zijn geweest die met meer overtuiging de eindstreep hebben gehaald dan Roemenië. Als we kijken naar de situatie in dat land, hebben wij het gevoel dat er nog behoorlijk wat problemen zijn, zeker als het gaat over de gebrekkige stand van zaken van het justitieel apparaat, en de immense corruptie. Een van de worstelingen waarmee wij zitten, is hoe wij ervoor zorgen dat een land uiterlijk op 1 januari 2008 voldoet aan de eisen voor het justitieel apparaat, waarvoor geen vrijwaringsmaatregelen in het leven kunnen worden geroepen. In april 2005 wordt het toetredingsverdrag ondertekend, wat betekent dat wij het een jaar later hier ter ratificatie zullen krijgen. Op dat moment wil onze fractie goed zicht hebben op hoe het dan precies staat met het justitieel apparaat. Als er dan onvoldoende helderheid is dat dat helemaal op orde is, zou dat wel eens op grote problemen kunnen stuiten bij mijn fractie als het gaat om de vraag of snel tot ratificatie moet worden overgegaan. Misschien dat de regering nog zou kunnen zeggen hoe zij tegen die situatie aankijkt.
Het past om aan het einde van een voorzitterschap te beoordelen hoe de verschillende fracties daartegenaan kijken. Laten wij eerlijk zijn, het was een voorzitterschap dat onder buitengewoon moeilijke omstandigheden startte. Er was een nieuw gekozen Europees Parlement, het was de eerste keer dat er met 25 lidstaten onderhandeld zou moeten worden en er moest een nieuwe Commissie komen. De oude Commissie was al afscheid aan het nemen, de nieuwe Commissie kon pas veel later aantreden dan voorzien was. Het voorzitterschap is er toch in geslaagd een aantal belangrijke stappen voorwaarts te zetten. Dat was zeker het geval bij het hoofdstuk asiel, bij het Haags programma, bij het thema normen en waarden dat op de Europese agenda geplaatst is, en bij het punt van de vermindering van de administratievelastendruk dat nu ook op de politieke agenda geplaatst is. Zoals de heer Timmermans ook al heeft gezegd, heeft Nederland er via zijn voorzitterschap voor gezorgd dat er ook een bemiddelende en stabiliserende rol is gespeeld in het Oekraïense conflict. Wat dat betreft kunnen wij buitengewoon positief zijn over de resultaten van het voorzitterschap, zoals dat in de afgelopen periode heeft plaatsgevonden.
Het Nederlands voorzitterschap kan wel vergeleken worden met een van de belangrijkste hierdoor ontwikkelde gadgets, namelijk de stropdas. Als ik in deze zaal rondkijk, zie ik heel veel van die Europese voorzitterschapstropdassen. Overigens niet alleen hier, maar ook op heel andere plekken. Ik vermoed dat die stropdas niet alleen tijdens het voorzitterschap gedragen zal worden, maar ook nog een lange periode daarna als herinnering aan een goed voorzitterschap.
De heer Herben (LPF):
Voorzitter. Nederland heeft tijdens het Europees voorzitterschap zijn best gedaan. Premier Balkenende, minister Bot en staatssecretaris Nicolaï hebben gedaan wat de Europese regeringsleiders en de meerderheid van deze Kamer van hen verlangde. Zij hebben namelijk een akkoord gesloten met Turkije, waardoor onderhandelingen over het lidmaatschap kunnen beginnen. Je zou zeggen dat dit een felicitatie waard is. De drie vorige sprekers beluisterende hebben zij zich in alle mogelijke lotuitingen uitgelaten. Over een draai gesproken, het is opvallend hoe snel de VVD sinds het vertrek van de heer Wilders "Turkey minded" is geworden. Het lijkt wel alsof de heer Van Baalen reeds in kerststemming is.
Je zou zeggen een felicitatie waard, maar mijn fractie zit met een kater. Naar het oordeel van de Lijst Pim Fortuyn is er sprake van een Pyrrusoverwinning, een schijnsucces. Het besluit om te gaan onderhandelen met Turkije is een historische vergissing die als een splijtzwam zal werken in de Europese eenwording. Turkije weigert om de republiek Cyprus voluit te erkennen. Nota bene een van de 25 lidstaten van de EU. Premier Erdogan heeft volgens de media tegenover EU-onderhandelaar Balkenende zich beklaagd over het feit dat Europa 600.000 Grieken kennelijk belangrijker vindt dan 72 miljoen Turken. Hoe heeft de minister-president eigenlijk op deze opmerking gereageerd? Is hij met mij van mening dat een dergelijke vergelijking niet gepast is omdat dat in Europa niet de manier is waarop wij met kleine landen, met minderheden omgaan? Wat is er afgesproken over de Armeense kwestie, over de erkenning van de genocide? In Brussel bleef het onheilspellend stil.
Europa is gezwicht voor Turkse chantage. Premier Erdogan waarschuwde immers voor toenemend islamitisch terrorisme als zijn land niet zou worden toegelaten. Weer horen wij dat dit akkoord "peace in our time" mogelijk zal maken. In werkelijkheid wordt Europa een stuk onveiliger, want straks grenst Europa aan de belangrijkste crisishaarden in de wereld. De nieuwe buitengrenzen van de Europese Unie worden gevormd door Syrië, Irak en Iran, zodat terroristen straks eenvoudig kunnen doorreizen naar andere EU-bestemmingen. Er zijn meer redenen waarom een Turks lidmaatschap van de Europese Unie volgens de LPF niet gewenst is. Turkije is straks op grond van zijn inwonertal het machtigste land binnen de EU, terwijl het qua geografische ligging, historie, religie en cultuur niet of nauwelijks een Europees land kan worden genoemd. Ik wijs erop dat in het kielzog van premier Erdogan ook zijn islamitische partij haar entree zal maken in het Europees Parlement. Zij kan een machtsfactor van betekenis worden. Zo kan Turkije een belangrijk stempel drukken op het Nederlandse binnenlandse en buitenlandse beleid. Dat lijkt mij geen goede zaak. De wereld wordt niet veiliger als Turkije een islamitische voortrekkersrol binnen Europa vervult en daardoor zijn brugfunctie in de ogen van Arabische landen verspeelt. Turkije kan zijn voortrekkersrol bij het pogen, islam en democratie te verzoenen beter blijven spelen in het Midden-Oosten, tussen de islamitische landen.
Voorts zijn miljoenen Turken van plan om elders in de EU werk te gaan zoeken zodra Turkije lid is geworden. Om deze exodus voor te zijn, overweegt de EU om Turkse burgers ook na de toetreding permanente vrije toegang tot de Europese arbeidsmarkt te ontzeggen. Waar beginnen wij eigenlijk aan als dit soort draconische maatregelen nodig zijn om de EU tegen Turkije in bescherming te nemen? Kun je bovendien in een dergelijk geval nog wel spreken van een volwaardig lidmaatschap? Waarom wordt dan niet gewoon gekozen voor de status van bevoorrecht handelspartner?
Bij alle strenge maatregelen gaat het uiteindelijk om politieke criteria. De Lijst Pim Fortuyn vraagt in het voetspoor van Fortuyn aandacht voor sociologische wetmatigheden. Je kunt de arbeidsmigratie proberen te regelen, maar niet de familiebanden. Er leven 3,5 miljoen Turken in Duitsland en 300.000 Turken in Nederland. Deze mensen kunnen een neef uit Anatolië eenvoudig geen bed weigeren. Wij krijgen dezelfde volksverhuizing als na de onafhankelijkheid van Suriname, maar dan op veel grotere schaal.
Ten slotte – en dat zou eigenlijk het doorslaggevende argument moeten zijn – is een ruime meerderheid van de Europese bevolking tegen een Turks lidmaatschap van de EU. Fair play geldt kennelijk alleen tegenover regeringen en niet tegenover de eigen bevolking. Politici roepen bij voortduring hoe belangrijk het is om Europa dichter bij de burger te brengen, behalve natuurlijk als er wezenlijke beslissingen moeten worden genomen. Net als bij de euro is de burger ook nu weer buitenspel gezet. De burger kan dit buitenspeldoelpunt nog afkeuren door straks bij het referendum tegen de Europese grondwet te stemmen. Dan moet er maar een nieuw verdrag komen op grond waarvan economische samenwerking met Turkije mogelijk is, terwijl wij de veilige grenzen houden.
De Lijst Pim Fortuyn spreekt haar treurnis uit over het besluit van de Europese regeringsleiders. Bij het oordeel over het voorzitterschap heb ik een dubbel gevoel. Natuurlijk heeft de regering gedaan wat van haar werd verlangd door de meerderheid van deze Kamer. Dat het niet onze wensen zijn, kan ik de regering niet euvel duiden. Zij heeft haar best gedaan. Het Nederlands voorzitterschap heeft zich uitstekend van haar taak gekweten ten aanzien van de Oekraïne. De prestaties van minister Bot aldaar hebben aangetoond dat wij geen speciale minister van Buitenlandse Zaken van de EU nodig hebben. Ook op dat punt is een Europees grondwettelijk verdrag voor ons overbodig.
De heer Van Bommel (SP):
U zei tussen neus en lippen door iets over het referendum over de Europese grondwet. Bij die gelegenheid zou de burger de kans hebben om de toetreding van Turkije tegen te houden. Nu ken ik die grondwet behoorlijk – en daarom ben ik er ook erg tegen – maar volgens mij staat Turkije er niet in. Wat is de relatie tussen het referendum over de Europese grondwet en de toetreding van Turkije?
De heer Herben (LPF):
Het besluit om onderhandelingen met Turkije te voeren, is genomen. Hoe kun je dan de zojuist geschetste gevolgen beperken? Minister Bot heeft gezegd dat bij het gesprek met Turkije niet steeds de doelpalen verzet moeten worden. In werkelijkheid hebben de regeringen van de Europese lidstaten zelf de spelregels voortdurend veranderd. De beloftes die 40 jaar geleden zogenaamd aan Turkije werden gedaan, waren van de Europese Economische Gemeenschap en niet van de EU, die veel verder gaat dan men toen in gedachten had. Als wij de Europese grondwet tegen weten te houden, zal er moeten worden onderhandeld over een nieuw verdrag. Dat nieuwe verdrag zal betrekking hebben op economische samenwerking en veilige grenzen. Als er niet langer sprake is van een EU die wij eigenlijk krijgen opgedrongen, kan er verder met Turkije over samenwerking worden gesproken.
De heer Van Bommel (SP):
Een stem tegen de Europese grondwet is voor u een pas op de plaats voor Europa? U wilt niet verder gaan op basis van de vorige verdragen, maar ook volgens die verdragen kan Turkije volgens mij gewoon toetreden. In deze grondwet is de uitbreiding als zodanig niet geregeld.
De heer Herben (LPF):
Dat is juist het probleem. Wij praten nu over de toetreding van Turkije en andere landen terwijl er nog steeds geen antwoord is gegeven op de finaliteitsvraag, ook al is hierover een motie-Rouvoet door de Kamer aangenomen. Tot welke EU treedt Turkije toe? Mijn fractie heeft geen bezwaar tegen toetreding van Turkije tot een Europese economische gemeenschap, maar wel tegen toetreding tot de EU met een Europese president, een minister van buitenlandse zaken, vrij verkeer van personen enz. In het kader van damage control doen wij er goed aan om de Europese grondwet te verwerpen zodat er over een nieuw verdrag moet worden onderhandeld.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Uw verhaal klopt niet. Op basis van het huidige verdrag en ook op basis van de grondwet gaat Turkije gewoon toetreden. Er is dus geen sprake van een koppeling tussen beide zaken. Het zou heel fijn zijn als u dat nu zou erkennen. Als je tegen de grondwet stemt, houd je daarmee de toetreding van Turkije niet tegen. Bent u dat met mij eens?
De heer Herben (LPF):
U hebt niet goed geluisterd. Ik kan de toetreding van Turkije tot de EU niet tegenhouden, maar de vraag blijft wel tot welke EU Turkije toetreedt. U hebt een heel ander Europa voor ogen dan ik. Ik heb een unie van soevereine staten voor ogen die samenwerken op economisch gebied, terwijl u denkt aan de Verenigde Staten van Europa die het kan opnemen tegen Amerika. Dat is een volstrekt ander uitgangspunt.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Bent u het met mij eens dat stemmen tegen de Europese grondwet Turkije niet buiten de EU zal houden?
De heer Herben (LPF):
Stemmen tegen de Europese grondwet zal de gevolgen van Turkse toetreding beperken. Tegenstemmen is dus een heel verstandige beslissing.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. De klus is geklaard. Turkije heeft een datum waarop de onderhandelingen worden gestart en alle 25 lidstaten hebben ermee ingestemd. In diplomatieke of onderhandelingstechnische zin kan ik wel waardering opbrengen voor dit resultaat. Het mag echter duidelijk zijn dat de ChristenUnie inhoudelijk buitengewoon ongelukkig is met de uitkomst en die uitkomst dus afwijst. Met mensen als Bolkestein en Giscard d'Estaing vrezen wij dat toetreding van Turkije – een niet-Europees land – het einde zal betekenen van de EU. De unie zal bezwijken onder deze nieuwe lidstaat die naar verwachting ook nog eens meteen de grootste zal zijn. Ik betwijfel of de minister-president dan nog zo blij zal zijn dat zijn naam voor altijd verbonden zal blijven aan deze top waar de beslissende stap is gezet. Een cynicus zou kunnen zeggen dat vooral de Eurosceptici in hun nopjes zijn met de klinkende overwinning van Turkije.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Wat is er precies veranderd in uw partij sinds 1999? Toen startte dit proces en...
De voorzitter:
Dat is veel te lang geleden.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Ik wil graag weten waarom de ChristenUnie nu...
De voorzitter:
Ik sta die vraag niet toe. Wij zijn nu bezig met een debat met de regering en niet met een ontleding van allerlei fractiestandpunten vanaf de vorige eeuw.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik zou geen enkele moeite hebben gehad met de beantwoording.
De voorzitter:
Dat weet ik, vandaar mijn interventie.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter, als u mij toestaat...
De voorzitter:
Nee, de vraag is niet gesteld.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
De suggestie is gewekt dat er een inconsistentie is in het standpunt van mijn fractie.
De voorzitter:
Mag ik ook eens geen zin hebben in een vraag? Gaat u door met uw betoog!
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik zal in de rest van mijn betoog impliciet antwoorden op de vraag van de heer Duyvendak.
Voorzitter. Even leek het nog goed te komen toen de Turkse premier vrijdag de onderhandelingen wilde afbreken, maar hij bleek een nog betere onderhandelaar dan het duo Balkenende/Bot en kreeg uiteindelijk wat hij wilde. Ik deel de uitstekende analyse van Lásló Marácz in het Nederlands Dagblad op dit punt. De argumenten waarom de ChristenUnie niet voor een Turks lidmaatschap is maar wel voor een geprivilegieerd partnerschap zijn de afgelopen maanden al vele malen aan de orde geweest. Ik zal ze niet herhalen, maar hoe zouden de zaken zijn gelopen als het de afgelopen maanden niet over de toetreding van Turkije maar van Israël zou zijn gegaan? Zonder enige twijfel zouden er dan harde woorden zijn gesproken over thema's als bezetting, onvoorwaardelijke erkenning van de Palestijnse staat, de rechten van minderheden. Verder waren er ongetwijfeld ononderhandelbare eisen gesteld aan Israël, voordat ook maar aan toetredingsonderhandelingen zou kunnen worden gedacht. Zo niet bij Turkije. De kwestie Cyprus, de genocide op Armeniërs en Assyriërs, de honderden gevallen van foltering in de eerste helft van dit jaar, de positie van minderheden en andere godsdiensten dan de islam, de gebreken in democratisch en rechtstatelijk opzicht: het blijkt allemaal overkomelijk, want "het gaat de goede kant op".
Wij zijn nu al tevreden met de gerelativeerde politieke criteria van Kopenhagen: als er maar in voldoende mate aan die politieke criteria wordt voldaan dan... Het is voor het eerst dat er zo over is gesproken. Exemplarisch en pijnlijk was natuurlijk de opmerking van de Europese Commissie dat er in ieder geval niet meer systematisch wordt gemarteld. Dat is exemplarisch voor het proces en de relativering van onze eigen criteria. Hoe komt dat toch? Zou het iets met de druk van de Amerikanen te maken hebben?
Ik verbaas mij over de naïviteit waarmee soms wordt gesproken over de enorme verbeteringen die in deze maanden in Turkije zouden zijn geboekt. Zeker, er is sprake van nieuwe wetgeving en er ligt een brief van minister Gül, waarin geruststellend wordt gesproken over de godsdienstvrijheid. Voor mij is dat eerder een reden voor extra zorg, want om problemen op te lossen, moet je ze wel eerst erkennen en dat doet minister Gül niet. Hij doet of er weinig of niets aan de hand is. Hij zegt zelfs dat niet-moslims zichzelf zien als compleet gelijkberechtigd en dat zij dezelfde verantwoordelijkheden hebben als moslims. Het gaat er nu juist om dat zij zichzelf zo wel kunnen zien, maar dat ze zo niet worden behandeld! Daar ligt het probleem. Op z'n minst zou moeten worden geëist dat de christelijke kerken per direct rechtspersoonlijkheid krijgen, dat het presidium voor religieuze aangelegenheden wordt opgeheven enzovoort.
Ik wil een vraag stellen om te laten zien dat Turkije nog absoluut niet voldoet aan onze criteria. Als ik het bij het rechte eind heb, staat Turkije nog altijd in de top tien van herkomstlanden van asielzoekers en dat niet alleen in Nederland. Kan de regering de Europese cijfers geven over Turkse asielzoekers en verleende verblijfsvergunningen? Hoe weegt de regering verder dit gegeven?
Het heeft mij gestoord dat het debat steeds maar weer terug wordt gebracht tot de fair play-discussie: afspraak is afspraak. Dat is niet alleen storend, het is ook een verzwakking van de eigen onderhandelingspositie. Turkije wist dat het eisen kon stellen en dat heeft men dan ook voortdurend gedaan. Kan de regering overigens aangeven hoe die fair play-benadering zich verhoudt tot het principe van het open einde van de onderhandelingen die volgend jaar van start zullen gaan? Hoe verhoudt dit zich tot de benadering: afspraak is afspraak?
Turkije kan natuurlijk nog niet helemaal gerust zijn. De definitieve beslissing is immers ook afhankelijk van de uitkomsten van referenda, al hebben wij ook wel weer geleerd dat daar altijd wel een mouw aan te passen is. Zie de referenda in Denemarken en Ierland. Een "nee" van de bevolking hoeft uiteindelijk toch ook weer geen belemmering te zijn, want "daar vinden wij echt wel weer wat op".
Het is onzeker hoe toekomstige regeringsleiders hiermee zullen omgaan. Stoiber heeft immers al aangegeven dat als de CDU in 2006 in de regering komt, zij er alles aan zal doen om samen met partners als Frankrijk om een volledig lidmaatschap van Turkije te voorkomen. De race is voor Turkije dus nog niet helemaal gelopen.
Er is een aantal voorwaarden geformuleerd waaraan moet worden voldaan voordat het traject verder kan worden afgelopen. Als ik het goed zie wordt aan geen van deze voorwaarden voldaan. Nu is het natuurlijk de vraag wie wie voor de gek houdt. Zijn dat de nationale parlementen die dit resultaat moeten accorderen of is dat Turkije? Hoe dan ook: ik ben niet gerustgesteld door wat er na afloop van de onderhandeling is gezegd over de kwestie Cyprus. Premier Erdogan heeft namelijk gezegd dat de mondelinge toezegging dat Turkije Cyprus zal erkennen, geen erkenning van de Cypriotische regering is. Kan de regering duidelijk aangeven wat de status is van de afspraken die hierover zijn gemaakt? Wat is de relatie van deze afspraken met de onderhandelingen die in oktober volgend jaar van start zullen gaan?
Ik voel schaamte over de gemiste kans om in de raadsconclusies in te gaan op de Armeense kwestie. In interrupties heb ik hier al op gewezen. In deze Kamer is er vaak over gesproken en het Europees parlement heeft hiervan een voorwaarde gemaakt voor toetreding, maar in de raadsconclusies wordt hierover gezwegen. Kan de regering aangeven hoe zij in de periode tot het daadwerkelijke begin van de onderhandelingen hiermee om zal gaan? Mag ik aannemen dat het aan de orde zal komen bij de uitwerking van raadsconclusie 23 over de intensieve politieke en culturele dialoog.
Over Bulgarije en Roemenië valt weinig nieuws te zeggen. Er zijn nog wel zorgen. Anderen hebben bijvoorbeeld al gewezen op de positie van de Hongaarse minderheid in Roemenië.
Mijn fractie steunt grofweg de lijn die is ingezet voor Kroatië. Dat neemt niet weg dat vooral de samenwerking met het Joegoslavië tribunaal een belangrijk punt van zorg blijft voor mijn fractie.
Voorts kom ik te spreken over de benoeming van een persoonlijk vertegenwoordiger voor de mensenrechten bij de hoge vertegenwoordiger in het kader van het GBVB. Zoals bekend heeft de ChristenUnie-fractie altijd gepleit voor een ambassadeur voor mensenrechten en godsdienstvrijheid. In dat kader zijn wij ingenomen met deze benoeming, maar ik vraag toch aandacht voor de al eerder door ons genoemde taken van deze persoonlijk vertegenwoordiger. Een goed voorbeeld is de The Office of International Religious Freedom in de Verenigde Staten. Vooral de meetbaarheid van godsdienstvrijheid in de wereld is belangrijk, bijvoorbeeld door middel van jaarlijkse rapportages die gebruikt kunnen worden bij politieke dialogen. Ik vraag de regering hoe die persoonlijk vertegenwoordiger zich verhoudt tot het mensenrechtenbureau dat verderop in de conclusies wordt genoemd.
Al heeft terrorismebestrijding naast Turkije weinig aandacht gekregen in de media, toch is het goed dat er weer een stap is gezet op weg naar een coherente en omvattende aanpak om terrorisme tegen te gaan. Het zogenaamde Haagse programma is waardevol en de ChristenUnie-fractie steunt de voortvarende uitvoering daarvan. Ik kom echter weer terug op mijn eerste punt Turkije, want het is toch van de gekke dat de Turkse premier vorige week dreigde dat Europa meer moslimextremistisch geweld kon verwachten, als Turkije niet zou worden toegelaten tot de Europese Unie. Hoezo een land dat onze Europese waarden deelt? Wat is het oordeel van de regering?
De heer Van Bommel vroeg zojuist naar de relevantie van de Europese grondwet, aangezien Turkije niet in het constitutioneel verdrag voorkomt. Het aardige is dat hij daar gelijk in heeft, want het Europees constitutioneel verdrag richt zich op mogelijke toetreding van Europese staten. Daar hoort Turkije inderdaad niet bij en dus heeft de heer Van Bommel gelijk. Turkije staat niet in de Europese grondwet. Dat is precies het punt. Daarom zie ik wel degelijk een verbinding met het referendum. Er wordt van burgers een oordeel gevraagd over een grondwet die nog niet eens in werking is getreden, en waar nu al de hand mee wordt gelicht omdat wij de discussie niet zijn aangegaan waarop mijn motie betrekking heeft. Waar liggen de grenzen van Europa? Er wordt blind vanuit gegaan dat Turkije er in ieder geval bij hoort. Ik kan mij daarom eigenlijk niet voorstellen dat Turkije geen onderwerp wordt van het debat en de campagne rondom de Europese grondwet. Dat lijkt mij zo klaar als een klontje.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Ik ken de heer Rouvoet als iemand die vaak zuiver redeneert. Dat is hier alleen de vraag. Strooit hij de kiezer geen zand in de ogen als hij zegt: stem tegen de grondwet, want dat is ook een stem tegen de toetreding van Turkije? Ook al wordt de grondwet afgewezen, dan maakt dit echt niets uit voor het proces met Turkije.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Wie is hier nu naïef? Denken wij nu echt dat wij in het voorjaar een campagne kunnen beginnen en met de bevolking in debat kunnen gaan over een Europees constitutioneel verdrag, terwijl wij aan de vooravond daarvan een enorme discussie hebben gehad over Turkije? De meerderheid van de bevolking zegt de toetreding van Turkije niet te willen. Dat is zowel een Europees als Nederlands gegeven. Alle voorstanders van referenda hoor ik hier echter niet. Het zou interessant zijn als zij ervoor zouden pleiten de burger hierbij te betrekken. Vervolgens komt er een campagne waarbij de burgers mogen spreken over Europa en dan zouden wij moeten zeggen: wij gaan het nu niet hebben over Turkije, want dat onderwerp hebben wij al afgesloten? In oktober komt het moment waarop de onderhandelingen beginnen. Ik kan mij voorstellen dat men op de avonden waar mijn partijgenoten en ik gaan spreken, brandt van verlangen om met ons de discussie aan te gaan over de manier waarop Europa omgaat met zijn eigen regels en politieke criteria voor toetreding van staten. Men heeft tenslotte net gezien dat Europa de eigen criteria niet serieus neemt bij een niet-Europees land dat binnenkort de grootste lidstaat van Europa dreigt te worden. Ik zou niet weten hoe wij dat buiten de campagne moesten houden! En ik zou het niet willen ook.
Mevrouw Van der Laan (D66):
De heer Rouvoet heeft natuurlijk volledig gelijk dat het door elkaar heen gaat lopen. Is de heer Rouvoet ook bereid om op de avonden waar die vragen aan hem worden voorgelegd, duidelijk te zeggen dat een stem tegen de grondwet de toetreding van Turkije niet tegen zal houden?
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Mevrouw Van der Laan kent mij goed genoeg om te weten dat ik dat niet zal doen onder het mom van een referendum. Overigens zijn wij, in tegenstelling tot mevrouw Van der Laan, niet eens zo enthousiast over het referendum. Ik hoor mevrouw Van der Laan alleen zo weinig over een referendum over Turkije. Mevrouw Van der Laan zou gezien haar eigen principes juist voor een referendum moeten pleiten: een referendum over Turkije en als de bevolking "nee" zegt, dan gaat het feest niet door. Dat zou mevrouw Van der Laan sieren. Op al die avonden zal ik uitleggen dat een stem tegen de grondwet, waartoe ik de Nederlandse bevolking van ganser harte zal oproepen, geen belemmering zal betekenen voor de toetredingsonderhandelingen met Turkije. Ik zal al die mensen op al die avonden ook oproepen om vooral mevrouw Van der Laan en alle andere volksvertegenwoordigers hun standpunt over Turkije te laten weten, zodat zij weten hoe de bevolking erover denkt en dat mee kunnen laten wegen. Dat is van belang.
De heer Van Bommel (SP):
Voorzitter. Hoe je ook denkt over de mogelijke toetreding van Turkije, over deze regering en over Europese topbijeenkomsten, wij moeten vaststellen dat de regering thuis is gekomen met de inzet waarmee zij is vertrokken. Deze inzet is door de meerderheid van de Kamer, waaronder de SP-fractie, gesteund. Daarmee valt de regering te feliciteren. Belangrijke onderwerpen als Turkije stonden daar hoog op de agenda en die komen hier vandaag centraal terug in het debat. Voor mijn fractie hebben steeds twee zaken centraal gestaan in het debat rond Turkije. In de eerste plaats betreft dat de zogenaamde noodremprocedure. Wanneer Turkije gedurende de onderhandelingen niet de voortgang boekt die wij wensen, moeten landen het recht hebben om het proces van verder onderhandelen stop te zetten. De noodremprocedure is bekrachtigd. Ten tweede moet het beginnen met onderhandelingen niet automatisch betekenen dat Turkije toetreedt tot de Europese Unie. Ook dat is nu vastgelegd. Dit zijn twee belangrijke pijlers onder de besluiten die zijn genomen. Daarmee is de SP-fractie gelukkig.
Wij verwelkomen ook de verklaring van de Turkse regering dat zij het Douaneprotocol van de Ankara-overeenkomst zal ondertekenen. Daarmee wordt Cyprus de facto, dat wil zeggen niet formeel, maar wel feitelijk, erkend. Minister Bot stelde afgelopen zondag in het televisieprogramma Buitenhof dat dit een stap is op weg naar de volledige erkenning van Cyprus. Ik help het hopen, want de Turkse premier Erdogan heeft na de top benadrukt dat die ondertekening geen erkenning inhield van de Cypriotische regering. Op dit punt heeft hij bijval gekregen en strikt genomen is het ook zo. Het is geen formele erkenning, maar een feitelijke erkenning, omdat daarmee wordt toegestaan dat met Cyprus wordt omgegaan zoals met andere landen die gewoon door Turkije worden erkend.
Is de verwachting van de Nederlandse regering dat er gedurende het onderhandelingsproces een formele erkenning van Cyprus komt door Turkije? Dat lijkt ons absoluut noodzakelijke. Als dat zo is, waarom is het proces als zodanig, met de vastgelegde uitkomst, niet vastgelegd in de Raadsconclusies? Als er verwachtingen zijn op dit terrein, die hier in de Kamer worden uitgesproken, ook door de regering en ook bij de voorbereidende debatten van deze top, dan vind ik dat je eigenlijk moet streven naar opname van dat uitgangspunt en dat eindresultaat in de Raadsconclusies. Dan kan ook door de Turkse partners niet aan het einde van de rit worden gezegd: dat was nooit de bedoeling en dat hebben wij niet afgesproken. Mijn fractie is van mening dat dit erin had gemoeten, want wie garandeert ons nu dat aan het einde van de rit die formele erkenning er wel ligt? Die erkenning is wel nodig.
Over de relatie met de buurlanden van Turkije valt in de conclusies te lezen dat Turkije klaar is om verder te werken met de betreffende lidstaten richting een oplossing van bestaande grensconflicten conform het principe van het vreedzaam oplossen van conflicten in overeenstemming met het Handvest van de Verenigde Naties. Ook wordt gesteld dat onopgeloste conflicten die van invloed zijn op het toetredingsproces indien nodig voor het Internationale Gerechtshof moeten worden gebracht. Wordt met deze zinsnede ook verwezen naar de kwestie-Cyprus? Of is deze tekst ook van toepassing op de relatie tussen Turkije en Griekenland en mogelijk andere landen? Zo nee, welke kwesties worden dan bedoeld?
Als wij het hebben over Turkije, hebben wij het automatisch over de positie van de Koerden in Turkije. Is de regering van mening dat de situatie van de Koerden in Turkije ook van invloed is of zou moeten zijn op het toetredingsproces? Op welke wijze wil de Europese Unie het Koerdische vraagstuk behandelen? Zijn de Koerden ook gesprekspartner? Zo neen, waarom niet? Indien ja, welke groeperingen zijn dan gesprekspartner?
Mocht Turkije worden opgenomen als volwaardig lid van de Europese familie, dan zal de grens met Armenië een Europese buitengrens zijn. Het is niet alleen in het belang van de nabestaanden van de Armeense genocide, maar ook in het belang van de Europese stabiliteit dat dit duistere hoofdstuk kan worden afgesloten. In een resolutie die op 15 december jongstleden in het Europees Parlement is aangenomen, wordt Turkije verzocht het verzoeningsproces met het Armeense volk te bevorderen door de genocide op de Armeniërs te erkennen. In het algemeen overleg van vorige week gaf minister Bot aan dat hij vond dat Turkije vóór toetreding tot de Europese Unie met zichzelf in het reine moet komen op dit vlak. Doelt de minister hier op de expliciete Turkse erkenning van de genocide op de Armeniërs? Ziet de minister voor de EU een taak weggelegd om stappen te zetten om tot een verzoening tussen Armeniërs en Turken te komen en, zo ja, is er een tijdschema voor dit proces? Is de minister met ons van mening dat er voor 3 oktober 2005, de start van de feitelijke onderhandelingen, vooruitgang moet zijn geboekt op dit dossier? Wij hebben er in het algemeen overleg over gesproken dat dit onderwerp niet moest worden opgenomen in de Raadsconclusies omdat dit de zaak bemoeilijkt, maar om het wel een voortdurend onderwerp van gesprek te laten zijn. Is er vooruitgang geboekt in dat gesprek?
Tijdens hetzelfde algemeen overleg pleitten velen met mij expliciet voor aandacht voor de Armeense genocide. Ik constateer dat na twee jaar discussie over Assyrische en Armeense kwestie nu een meerderheid in de Tweede Kamer spreekt van de genocide van 1915. Dat is een stap in de goede richting. Het is van belang dat de afgetekende meerderheid de druk op Turkije en de EU in stand houdt. In de Raadsconclusies wordt dus geen aandacht aan deze kwestie geschonken. Wij willen weten welke afspraken de EU hierover heeft gemaakt met Turkije. Het is immers een voortdurend onderwerp van gesprek, zoals de minister zei.
Met betrekking tot de toetredingsonderhandelingen met Kroatië heeft de Europese Raad aangegeven dat deze op 17 maart 2005 van start kunnen gaan indien er sprake is van volledige medewerking met het Joegoslavië Tribunaal. De Europese Raad heeft er ook op gewezen dat de enige overgebleven aangeklaagde die nog vrij rondloopt overgedragen dient te worden aan het Joegoslavië Tribunaal. Kan de minister zeggen of met de enig overgebleven aangeklaagde generaal Ante Gotovina wordt bedoeld? Is de minister het met de SP-fractie eens dat de onderhandelingen met Kroatië pas van start kunnen gaan als generaal Gotovina werkelijk in de gevangenis in Scheveningen zit? Is er nu eindelijk zicht op de mogelijke betrokkenheid van de Kroatische regering bij het frustreren van de samenwerking met het Joegoslavië Tribunaal?
Mijn fractie is er niet helemaal gerust op, omdat de minister onlangs heeft gezegd dat de verantwoordelijkheid voor het vervolgen en berechten van oorlogsmisdadigers in toenemende mate wordt gedelegeerd aan landen in de regio. Heeft Nederland als EU-voorzitter afspraken gemaakt met Kroatië over het oppakken van personen die zich voor het Tribunaal zouden moeten verantwoorden? Heeft Kroatië zich verplicht om ervoor te zorgen dat de vermeende oorlogsmisdadigers ook na de opheffing van het Joegoslavië Tribunaal in 2010 kunnen worden berecht?
Ik rond af met de financiële perspectieven. Er is door de voorzitter van het Europees Parlement op gewezen dat er niet minder dan zes landen zijn die niet 1,26 maar 1% van het bruto binnenlands product als uitgangspunt willen nemen bij het opstellen van de financiële meerjarenperspectieven. Nederland is al lang excessief nettobetaler. Wij betalen veel meer per hoofd van de bevolking dan andere landen. Het lijkt mij dat de Nederlandse regering er met kracht naar moet streven om een eind te maken aan haar rol als financiële gekke Henkie binnen de EU. Als de buitensporige financiële bijdragen in Nederland zouden worden ingezet om het peil van de sociale voorzieningen in Nederland op te krikken, zou er wat de SP-fractie betreft over te praten zijn. Zo lang de EU echter in het kader van de Lissabon-agenda de sociale afbraak organiseert en de Europese subsidiepot inzet om het bedrijfsleven te spekken, valt er wat ons betreft niet over te praten.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Op de Top in Brussel leken de rollen af en toe omgekeerd: niet de EU, maar Turkije als eisende partij. Zelfs minister Bot, toch geen vreemdeling in Ankara, stond ervan te kijken. Zo veel Turks tegenspel had hij niet verwacht. Het beloven nog pittige onderhandelingen te worden als dit de Turkse toon is voor de komende jaren. Er is heel wat lof toegezwaaid aan het Nederlandse voorzitterschap omdat het in deze gevoelige kwestie alle landen op één rij had gekregen. Toch gaat het uiteindelijk niet om het op één lijn krijgen, maar om de kwaliteit van het resultaat. Een top is toch niet geslaagd als iedereen het eens is met een tekst op papier? De inhoud moet deugen. Als wij het zo bekijken, stelt het resultaat ons teleur.
Het starten van de onderhandelingen met Turkije acht mijn fractie een onverantwoord avontuur. Mijn voorganger Van den Berg heeft in 1997 al aangegeven dat Turkije om culturele, historische en geografische redenen niet bij de EU hoort. Dat is sindsdien ook steeds ons standpunt gebleven. Dat is ook de reden dat wij het resultaat van deze top afwijzen. Zonder grondige fundamentele discussie is Europa verzeild geraakt in wat politiek wordt beschouwd als een onomkeerbaar proces. Ik denk dat er juist daarom zoveel weerstand bij burgers tegen Europa bestaat en dat de euroscepsis juist daardoor wordt aangewakkerd. De regeringsleiders vonden dat de EU zoveel verwachtingen had gewekt bij Turkije dat er wel een positief besluit moest worden genomen. Het was in feite de top van de mitsen en de maren. Ik beschouw dit als het verstrikt raken in het woud der verwachtingen waarvoor een uitweg wordt gezocht in uitzonderingsbepalingen en vrijwaringsclausules met alle risico's en frustraties van dien. Zij trokken één lijn, maar ieder aan een einde. De vraag is waar wij uitkomen.
Ik stel vast dat de conclusies hier en daar voor elk wat wils bieden. Ik doel vooral op het open einde. Ook collega Van Dijk beklemtoonde die zojuist. Het eindpunt hoeft niet toetreding te zijn. Dit geldt overigens niet alleen voor Turkije; dit staat in de passage over alle vier de andere landen die mogelijk toetreden. De conclusie is wel dat volwaardig lidmaatschap het einddoel is. In zoverre is er dus helemaal geen sprake van een open einde. Volwaardig lidmaatschap staat er namelijk heel duidelijk als einddoel genoemd. Er is alleen niet gegarandeerd dat die eindstreep wordt gehaald. De teksten van de verdragen uit 1963 gingen veel minder ver. Volwaardige toetreding stond daarin niet als einddoel genoemd. Dat zei collega Van Baalen net ook al. Gezien de politieke rol die de openeindekwestie speelt, moet je in feite zeggen dat die maar een doekje voor het bloeden is en dat helder is vastgesteld dat volwaardige toetreding het einddoel is.
Het valt op dat gevoelige kwesties zoals de positie van godsdienstige minderheden, de positie van de christenen, maar ook de erkenning van de Armeense genocide en van Cyprus niet of hooguit gecamoufleerd terug te vinden zijn in de Raadsconclusies. Ik sluit mij aan bij degenen die hebben gevraagd wat er precies is besproken over de Armeense genocide. Dat is een belangrijk punt. Wij hebben die genocide eerder aangeduid als niet zomaar een historische kwestie, maar als een lakmoesproef voor de manier waarop Turkije met zijn geschiedenis omgaat en voor de manier waarop de vrijheid van meningsuiting in dat land functioneert.
Van Turkije is indirecte erkenning van Cyprus gevraagd. Turkije heeft die als zodanig niet erkend. Hoe het ook zij, naar onze mening is volwaardige erkenning geboden. Over mijn derde punt, dus de gevoelige kwesties waaronder de positie van godsdienstige minderheden, lees ik niets meer terug in de conclusies. Merkwaardig vind ik het dat Turkije in de conclusies een compliment krijgt voor de verbetering van zijn relatie met de buurlanden. Welke concrete verbeteringen zitten achter de passage in de conclusie waarin verbeteringen worden geroemd?
Ik maak nog een opmerking over Turkije. Vooral de staatssecretaris heeft, ook in het verleden, in een aantal redevoeringen beklemtoond dat de Europese Unie geen christelijk bolwerk was. Dat is op zichzelf een wat badinerende parafrase voor degenen die menen dat de huidige lidstaten de invloed van het jodendom en christendom met elkaar delen, maar vooruit. Het gaat mij erom dat je op je klompen kon aanvoelen dat Erdogan bij een positieve uitkomst van de top dergelijke woorden in de mond zou nemen. Dat geeft mij een raar gevoel. Ik vind het wat merkwaardig dat het islamitische karakter van Turkije wel een rol mag spelen als het in positieve zin ter sprake komt bij gesprekken over bij voorbeeld de brugfunctie, maar dat met het seculiere karakter van de Staat wordt geschermd zodra het islamitische karakter in negatieve zin ter sprake kwam of komt. Dat is op zijn minst een onevenwichtige omgang met het aspect van de godsdienst in het geheel. Ik vraag dan ook om een reactie van de bewindslieden.
De top ging niet alleen over de toetredingsonderhandelingen met Turkije, hoewel die er natuurlijk een in het oog springend onderdeel van waren. Terecht is er ook de nodige aandacht besteed aan het punt van de terrorismebestrijding. Ik denk dat hier in Europa voortdurend aandacht aan moet worden besteed, niet om telkens nieuwe dingen te verzinnen, maar om te blijven vechten voor een krachtige, voortvarende uitwerking van wat hierover bij de afgelopen toppen is afgesproken.
Hoe ontwikkelen zich in de lidstaten de standpunten over de financiële perspectieven 2007-2013? Zeker de Raadsconclusies hierover zijn niet onaardig, maar de vraag is of de steun groeit voor Nederlandse prioriteiten als de nettobegrenzer en een strak uitgavenkader. Met andere woorden: nemen de kansen op realisatie van de Nederlandse wensen toe? Daar gaat het ons uiteindelijk om. Tot slot maak ik een opmerking over de bijgevoegde verklaring over het vredesproces van het Midden-Oosten. Ik vind het opvallend dat er een evenwichtige verklaring tot stand is gebracht. De toonzetting daarvan is terecht positief. Ondanks het feit dat de huidige situatie breekbaar is, lijkt onder andere na het wegvallen van Arafat iets van polarisatie tussen partijen te zijn weggenomen. Er zijn weer tekenen van hoop. Ook buurlanden hechten eraan te worden betrokken bij een herstart van het vredesproces. Ik spreek de wens uit dat de EU ook hierbij op positieve en constructieve wijze betrokken kan zijn.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Mijnheer de voorzitter. Het is al meerdere malen gezegd, maar de afgelopen weken is er wel een zeer belangwekkend besluit genomen. Ik doel op het besluit om met de toetredingsonderhandelingen met Turkije te starten. Daarmee is de periode van het Nederlands voorzitterschap op een gedenkwaardige manier afgesloten. Het vervullen van het voorzitterschap begon echter op een ietwat moeizame wijze. Deels lagen externe factoren daaraan ten grondslag: een commissie in reservetijd, een parlement dat net zijn draai moest vinden en de ziekte van de minister-president.
Tijdens zijn voorzitterschap gaf Nederland niet daadwerkelijk blijk van het feit dat het zich bewust was van datgene wat in het Europees Parlement leefde, ook niet op het moment van de aanstelling van de nieuwe commissie. Op het gebied van de nieuwe meerjarenbegroting is het Nederland bovendien niet gelukt concrete stappen te zetten. Luxemburg moet deze boontjes nu doppen en het is de vraag of dat op tijd zal lukken.
Het vredesproces in het Midden-Oosten zou een prioriteit zijn, maar daarvan hebben wij naar het oordeel van de fractie van GroenLinks te weinig gemerkt. De verkiezingen staan voor de deur en de EU heeft nu de plicht die op een eerlijke en transparante manier te laten verlopen. Er is meer druk op Israël nodig om iedereen in staat te stellen zijn stem uit te brengen. De blokkades moeten worden opgeheven. Ik vraag mij af of de EU ook verkiezingswaarnemers steunt.
Afrika was een andere prioriteit op het terrein van buitenlands beleid. Helaas komt er voortdurend veel slecht nieuws uit Soedan. Ook blijven er veel grote zorgen bestaan over het gebied van de grote meren. Ten aanzien van het Afrikabeleid houdt Nederland het komende halfjaar een flinke vinger in de pap. Ik spoor de regering aan daaraan daadwerkelijk prioriteit te geven. Naar mijn oordeel kan dat een tandje meer. Er is immers genoeg te doen.
Onlangs namen wij waar wat politieke druk vanuit de EU teweeg kan brengen. Een crisis in de Oekraïne is tijdig afgewend. Dat land dreigde te vervallen in chaos en instabiliteit, maar hopelijk vinden daar binnenkort wel eerlijke verkiezingen plaats.
Naast het goede werk van het voorzitterschap, speelden sommige nieuwe lidstaten hierin ook een rol van formaat. Dat mag ook wel eens worden gezegd. Turkije was natuurlijk de grote krachtproef voor dit voorzitterschap. Ik complimenteer de minister-president en zeker ook de minister van Buitenlandse Zaken voor de wijze waarop zij dit tot een goed einde hebben gebracht. Het was een lastige taak, maar dat was ook begrijpelijk. De eis om Cyprus te erkennen, voordat met de werkelijke onderhandelingen kon worden gestart, was relatief nieuw. Dat het een belangrijk issue werd, was in eerste instantie natuurlijk niet te wijten aan Turkije en het Turkse deel van Cyprus. Dat deel heeft eerder dit jaar gekozen voor de oplossing van de deling. De Grieken lagen dus dwars. Mijn fractie kan zich dus wel iets voorstellen bij de houding van de Turkse regering, maar het is ondanks alles natuurlijk uitgesloten dat Turkije toetreedt zonder dat dit land Cyprus officieel heeft erkend. In de nu gezette eerste stap kunnen wij ons goed vinden.
De fractie van GroenLinks hecht ook zeer aan de erkenning van de Armeense kwestie. Ik sluit mij graag aan bij de woorden van de heren Van Baalen en Van der Staaij hierover. Graag krijg ik een reactie van de regering op het verdere verloop van dit debat.
Met het "ja" van de EU en dat van Turkije wordt een nieuwe stap gezet in de Europese geschiedenis. Dat is het bewijs dat een land met een overwegend islamitische bevolking welkom is in de EU. Mijn fractie is ervan overtuigd dat de toetreding van Turkije meer stabiliteit zal brengen in Europa en in de regio daaromheen. Een Europees georiënteerd Turkije is uiteindelijk ook beter voor de veiligheid in dit land. Maar hoe belangrijk wij deze beslissing ook vinden, zij moet wel worden gedragen door de Europese bevolking. Ik zal daarop later terugkomen.
Eerst heb ik een vraag over het vrije verkeer van personen. Ik begrijp dat er overgangsperiodes kunnen worden afgesproken. Mocht Turkije toetreden, dan moet het land uiteindelijk ook op dit punt als volledig EU-lid worden behandeld. Dit kan echter heel lang gaan duren. Mijn fractie staat hier kritisch tegenover. Volwaardig lidmaatschap betekent op termijn ook vrij verkeer van personen. Kunnen lidstaten wel of niet tot in lengte van dagen het vrije verkeer van personen belemmeren?
Een beslissing als de toetreding van Turkije, met dergelijke gevolgen, kan niet worden genomen zonder instemming van de Europese bevolking. Chirac en Schussel hebben al volksraadplegingen toegezegd en andere lidstaten zullen volgen. De Nederlandse regering doet dit vooralsnog niet. De GroenLinks-fractie pleit – niet voor het eerst – voor een Europabreed referendum over de Turkse toetreding. Dit is ook mijn antwoord aan de heer Rouvoet naar aanleiding van het interruptiedebatje zojuist.
Dat er referenda worden gehouden in Europese landen is inmiddels een fait accompli. Waarom dan niet alle Europeanen erbij betrekken? Ik overweeg over dit punt een motie in te dienen.
Dan zijn er de andere toetreders. Ten eerste is dat Roemenië. De GroenLinks-fractie had graag gezien dat in de conclusies was opgenomen dat in het najaar van 2005 op een concreet aantal te benoemen punten zou worden gecheckt of Roemenië voldoende voortgang had geboekt. Zo niet, dan had de fractie graag gezien dat dit kon leiden tot uitstel van de toetreding. Die harde garantie vinden wij niet terug in de conclusies. Dit had wat strenger gemogen van de GroenLinks-fractie, want onze zorgen over Roemenië zijn groot. Hierop vraag ik een reactie.
Over Kroatië wil ik ook op één punt duidelijkheid. In de conclusie is opgenomen dat de laatste aangeklaagde zo spoedig mogelijk moet worden opgespoord en naar Den Haag moet worden overgebracht. Wat er gebeurt als deze generaal echter niet wordt opgepakt en overgedragen?
Tot slot maak ik nog twee opmerkingen. De eerste gaat over het wapenembargo tegen China. Er is iets vreemds aan de hand. Als ik het goed heb gelezen, staat in de conclusies dat een besluit van welke aard dan ook geen toename van de wapenuitvoer van de EU-landen naar China tot gevolg mag hebben in kwantitatief noch kwalitatief opzicht. Het lijkt er dus op dat een formeel wapenembargo zal worden vervangen door informeel embargo. Wat is dan de reden dit embargo überhaupt op te heffen? Wordt dit niet al te veel symboolpolitiek?
Tot slot vraag ik aandacht voor de Iraanse Laila M, een verstandelijk gehandicapt meisje van negentien jaar. Zij is wegens onzedelijk gedrag in Iran ter dood veroordeeld en zal voor de executie nog eens 95 zweepslagen krijgen. Wil de regering er als EU-voorzitter bij Iran voor pleiten dat dit vonnis niet ten uitvoer wordt gebracht?
Mevrouw Van der Laan (D66):
Mijnheer de voorzitter. Ook namens de D66-fractie maak ik de regering een zeer groot compliment over de gang van zaken rond de toetreding van Turkije. Het is heel fijn dat de regering zich niets heeft aangetrokken van de CDA-fractie, maar een duidelijke datum heeft gegeven en heeft ingezet op volledig lidmaatschap. Dit was ook de inzet van de D66-fractie en wij zijn zeer blij dat dit de uitkomst is geworden.
Het had ook anders kunnen lopen. Het is een ongelooflijke klus geweest 25 lidstaten op één lijn te krijgen, waarvan er een nota bene door Turkije wordt bezet. De politieke en inhoudelijke oplossingen waren echter slim en effectief. Europa's grootste project staat daarmee op de rails en daarmee zijn wij zeer blij.
Natuurlijk zijn er een kwade premier en knallende deuren geweest, maar dat is bij bijna elke Europese top het geval. Dit geldt in ieder geval voor degene die ik heb meegemaakt. Als dit niet zo is, is het geen echte top geweest. Wij zijn heel blij dat het allemaal goed is afgerond.
Voor de D66-fractie is duidelijk dat de ondertekening van het douaneakkoord voor 3 oktober een expliciete erkenning van Cyprus betekent. Dit is logisch, want het is raar om samen rond de tafel te zitten en te onderhandelen met een land dat men niet erkent. Wel is het voor ons van het grootste belang dat ook vertegenwoordigers van het noordelijke deel van het eiland aan de tafel komen zitten. Graag horen wij van de scheidend voorzitter wat zal worden gedaan opdat straks achter het bordje Cyprus ook Turks-Cyprioten zullen zitten.
De fractie van D66 is blij met het resultaat, niet alleen omdat er geen lijn moet lopen tussen christenen en moslims in Europa, maar ook omdat het perspectief op toetreding de beste garantie is voor een verdere goede ontwikkeling in Turkije. Dat is het voor de mensenrechten, voor de democratie, maar ook sociaal en economisch. Het is een steun in de rug van alle progressieve krachten en heeft daarom ook altijd onze steun gehad. De grootste uitdaging is nu om ook brede publieke steun voor dit project te krijgen. Daarvoor hebben wij gelukkig ruim tien jaar de tijd, want dan komen de referenda en dan komen de ratificaties. Het zou echter heel erg nuttig zijn als iedereen, ook de collega's in de Kamer, zou ophouden met het om politieke redenen oproepen van spookbeelden over Turkije, maar gewoon duidelijk maakt dat dit een unieke historische kans is die wij met beide handen moeten aangrijpen.
De voorzitter:
Ik wil mevrouw Van der Laan verder laten gaan, mijnheer Duyvendak. U zit hier om met het kabinet, met de ministers, te discussiëren. Al die onderlinge interrupties brengen Europa geen stap verder.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik leg mij neer bij uw oordeel, voorzitter, maar ik vind het altijd leuk om geïnterrumpeerd te worden.
De voorzitter:
Ja, dat weet ik, maar daar hebben wij allemaal niets aan.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Minder mooi is het verhaal over Roemenië. Roemenië is in de ogen van D66 nog niet klaar voor de toetreding. Het laatste rapport van de Europese Commissie bevat een waslijst van klachten: corruptie, geen onafhankelijke media, veelvuldig gebruik van noodwetten, gebrek aan onafhankelijkheid en efficiëntie in het justitiële apparaat en ga zo maar door. Toch komt Roemenië nu op de slippen van Bulgarije binnen. De D66-fractie is het daar niet mee eens. Wij betreuren het gemarchandeer met de criteria en vinden dat dit een heel slecht precedent schept voor toekomstige toetreding.
Ook over Kroatië zijn wij ongelukkig. Twee weken geleden vroeg ik in een algemeen overleg de minister van Buitenlandse Zaken of hij het met D66 eens was, dat het onverstandig is om landen data te geven als zij nog niet aan alle criteria voor toetreding voldoen. Ja, zei de minister van Buitenlandse Zaken, dat is heel erg onverstandig, want die data gaan een eigen leven leiden. Wij hebben dat in het verleden gezien en wij moesten dat vooral niet meer doen. En wat zien wij in de conclusies van deze Raad? Een datum voor Kroatië, terwijl wij weten dat Kroatië aan een van de belangrijkste criteria nog niet voldoet. Dat is namelijk het criterium van volledige samenwerking met het Tribunaal. Ook hier is er weer het risico van gemarchandeer met de criteria. Wie gaat er nu precies toetsen of de Kroaten wel meewerken met het Tribunaal? Welke rol heeft het Tribunaal zelf? Wordt mevrouw Carla del Ponte hierin gehoord? Hoe zal de besluitvorming in de Raad hierover plaatsvinden? Wie moet op welk moment in een cel in Scheveningen zitten, willen wij daadwerkelijk de onderhandelingen openen? De fractie van D66 had hier veel meer duidelijkheid willen zien en zeker geen datum. Wij betreuren dan ook dat deel van de conclusies.
Ik wil nog drie kritische kanttekeningen maken over de zo belangrijke derde pijler. In de eerste plaats zien wij dat de repressieve kant goed op orde is, maar wij zien veel minder ambitie beide constructieve kans. Ik praat dan met name over de Europese strijd tegen racisme en xenofobie. Waar zijn de concrete acties? Waar zijn de vervroegde deadlines? Ook daarop willen wij veel meer ambitie zien.
In de tweede plaats wordt steeds meer samengewerkt op het punt van migratie en asiel, behalve op het zeer belangrijke punt van de legale migratie. Daarvoor is nog steeds geen gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming. Met andere woorden: Europa is heel erg goed in mensen buiten de deur houden, maar wij kunnen het nog steeds niet regelen om ze op een fatsoenlijke manier binnen te krijgen. En wie hebben daar winst bij? Dat zijn de mensenhandelaren. En wie zijn daar de dupe van? Dat zijn de kenniswerkers. Dat moet anders en wel heel snel.
In de derde plaats is het heel goed dat de deadlines voor maatregelen voor terrorismebestrijding naar voren zijn gehaald en dat wij al in juni 2005 concrete acties willen zien, maar de Kamer moet daarover ook kunnen meepraten. Er is een motie-Van der Laan aangenomen, waarin is gevraagd om een analyse van de voedingsbodem voor radicalisering en terrorisme. Ik denk dat wij de datum voor dat rapport van de regering naar voren moeten halen, als wij ook willen meepraten over wat er in Europa gebeurt. Ik wil hierover een toezegging van de regering.
Het is buitengewoon goed dat er aandacht is voor het mensenrechtenagentschap. Wij zien dat ook als een uitvoering van de motie-Van der Laan/Duyvendak van 16 november. Het gaat echter allemaal heel erg traag. Het is weer zo'n algemene formulering dat lidstaten aan de slag moeten gaan. Wij willen wat meer ambitie zien. Wij hadden graag concrete deadlines gezien. Ik hoor graag hoe wij hiermee vooruitgaan.
Ik wil ook mijn complimenten maken voor de aanstelling van een Europese mensenrechtenvertegenwoordiger. De heer Rouvoet sprak daar al over. Het probleem is natuurlijk dat de vertegenwoordiger bij dat geheimzinnige Raadssecretariaat komt te zitten, terwijl de echte ervaring op het gebied van mensenrechten natuurlijk ligt bij het Europees Parlement. Wij willen die vertegenwoordiger graag onder de democratische controle van het Europees Parlement hebben en vragen ons af hoe dit concreet vorm moet krijgen.
De heer Van Baalen (VVD):
Een ambtenaar die onder de Raad functioneert, kan nooit verantwoording verschuldigd zijn aan het Europees Parlement. Dat is onmogelijk. Die optie valt al af. Een commissaris verantwoordelijk voor de mensenrechten is een andere zaak, maar het eerste kan niet.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik ben het volledig met de heer Van Baalen eens. Wij hadden ook graag gezien dat bijvoorbeeld de heer Solana onder de democratische controle van het Parlement valt. Dat kan met de nieuwe Grondwet, want dan krijgen wij een echte minister van Buitenlandse Zaken. Helaas valt die dan weer niet onder de democratische controle van het Parlement. Maar wij zien dat er zich twee sporen ontwikkelen: het Europees Parlement doet op democratische wijze een ding en de Raad doet gewoon zijn eigen ding, waarvan wij allemaal weten dat het in de achterkamertjes met politieke deals gebeurt. Op die manier kunnen wij niet vooruit. Wij hadden liever een sterke mensenrechtencommissaris gezien. Nu komt de Raad hiermee. Ik wil weten hoe wij ervoor zorgen dat het niet weer rare parallelle circuits worden, maar dat die vertegenwoordiger op de een of andere manier onder de democratische controle komt. Maar natuurlijk is de oplossing van de commissaris veel beter.
Ik kom tot mijn conclusie. Allerlei punten van het voorzitterschap hadden wij graag wat anders gezien. Er is nog steeds geen oplossing voor het Statuut, de Lissabon-ambities blijven voor D66 te laag en er hadden meer raadsvergaderingen in het openbaar kunnen komen. Daar staan twee heel grote pluspunten tegenover, waaronder Oekraïne. Wij zijn trots op de Europese rol die dit voorzitterschap heeft gespeeld in het slagen van de "Oranje revolutie". Alle complimenten!
Dan noem ik de grootste en moeilijkste klus. Het project Turkije staat op de rails en op 3 oktober gaat de trein rijden. Hoewel wij nog niet weten wanneer de trein het eindstation binnenrijdt, weten wij wel wat dat eindstation is. It's gonna be one hell of a ride. Heel veel complimenten voor iedereen en heel veel dank. Er is alle reden om deze kerst uit te rusten en te genieten van de welverdiende complimenten die hier Kamerbreed zijn uitgedeeld.
De heer Wilders (Groep Wilders):
Voorzitter. Afgelopen vrijdag was een zwarte dag. Onder Nederlands voorzitterschap gingen de Europese regeringsleiders akkoord met de onderhandelingen met Turkije. Ook een grote meerderheid in het parlement, van de VVD tot het zwabberende CDA, prees de heren Balkenende en Bot. Dat alles is typisch arrogant gedrag van de politieke elite. Terwijl een meerderheid van de bevolking helemaal niet wil dat Turkije lid wordt van de Europese Unie, denderen regering en Kamer gewoon door in de verkeerde richting.
Minister Bot is de kampioen van de arrogantie. Hij zei zondag dat het een onprettige gedachte en zelfs oneerlijk jegens de Turken zou zijn, als referenda Turkije nog van een volwaardig lidmaatschap zouden afhouden. Alsof er geen kiezers bestaan voor deze minister, die zich diep zou moeten schamen voor zoveel gebrek aan eerbied voor de kiezer, de gewone man en vrouw op straat, wier mening niet alleen niet is gevraagd, maar blijkbaar ook niet op prijs wordt gesteld.
De Turken hebben het spel handig gespeeld. Met Cyprus ging premier Balkenende al diep voor de Turken door de knieën voordat de onderhandelingen nog maar begonnen zijn. Het beeld van een bedelend Europa dat de Turken koste wat kost erbij wil hebben en daarvoor graag water bij de wijn zal doen, zal nog lang op het netvlies van de feestende menigte uit de straten van Istanbul en Ankara blijven hangen. Terwijl premier Erdogan als een held in Turkije wordt binnengehaald, valt de heren Balkenende en Bot slechts lof van de politieke elite ten deel en walgen burgers van zoveel dédain en arrogantie. Dit is een historisch fout besluit.
De voorzitter:
Ik zie dat de minister-president iets ter verheldering wil vragen. Ik sta u dat toe.
Minister Balkenende:
Het is niet bedoeld om te discussiëren, maar ik wil nu eens horen wat de heer Wilders eigenlijk bedoelt met door de knieën gaan ten aanzien van Cyprus.
De heer Wilders (Groep Wilders):
Dat is vrij helder. Als de minister-president dat zelf nog niet weet, is het nog erger met hem gesteld dan ik al zelf dacht.
De heer Balkenende is diep, zeer diep door de knieën gegaan voor de Turken. De inzet was namelijk een formele en officiële erkenning van Cyprus door de Turken, maar dat is niet gebeurd. U bent na de eerste avond teruggekomen met nul op het rekest en bent vervolgens door de knieën gegaan. De Turken hebben goed onderhandeld en u op de knieën gekregen. Vervolgens bent u akkoord gegaan met de inzet voor een niet officiële erkenning voordat de onderhandelingen beginnen of iets dergelijks. Het is in ieder geval ver weg van uw eigen inzet. Dat siert de minister-president niet.
Het is dus een historische fout. Turkije heeft niets, maar dan ook helemaal niets te zoeken in de Europese Unie. Het is geen Europees, maar een Aziatisch land. Het is ook een islamitisch land en wij hebben al genoeg islam aan deze kant van de Bosporus. Europa is niet alleen een eurofabriek, maar ook een waardengemeenschap. Onze waarden vinden hun grondslag in het christendom, het jodendom en het humanisme en niet in de islam. Daarom past het islamitische Turkije niet in Europa, nu niet en nooit niet.
De heer Timmermans (PvdA):
Ik ben zo blij dat ik weer eens heerlijk van mening kan verschillen met de heer Wilders op de plek waar dat hoort: in deze Kamer. Hij heeft al vaker gezegd dat het hem niet uitmaakt of men voldoet aan de meest prachtige criteria. Turkije hoort er gewoon niet bij, want het is een islamitisch land. Ik respecteer deze mening, maar ben het er fundamenteel mee oneens. Als de heer Wilders echter deze mening heeft, hoeft hij het kabinet niet te bekritiseren op het al dan niet door de knieën gaan. Dan maakt het allemaal namelijk niets uit. Dan maakt het toch niet uit met welk resultaat de regering terugkomt van de top?
De heer Wilders (Groep Wilders):
Het maakt in die zin uit dat het aangeeft in hoeverre de Nederlandse regering en Europa buigen voor en gepiepeld worden door de Turken voordat het onderhandelingsproces is begonnen. Ik ben inderdaad geen voorstander van een Turks lidmaatschap, onder geen enkel beding. Niet alleen omdat Turkije een islamitisch land is, maar ook en vooral omdat Turkije geen Europees land is. Welk argument hebben wij als morgen of overmorgen Marokko of Algerije de ambitie krijgt om lid te worden van de Europese Unie, terwijl wij eerder tegen Turkije als niet-Europees land een oog dicht hebben gedaan? Ik ben dus tegen Turkije, maar ondanks dat standpunt mag ik het kabinet afrekenen op de eigen inzet. De inzet was een directe officiële erkenning van Cyprus door Turkije. Dat is niet gebeurd; de premier ging snel door de knieën voor zijn collega uit Turkije.
De heer Timmermans (PvdA):
Ik nodig de heer Wilders uit om in de komende tijd met ons in debat te gaan over de vraag of Turkije een Europees land is, of het land te hervormen is, of wij iets hebben aan een land dat Europees wordt en dat integreert in de Europese organisaties. Ik hoop dat hij daarover met ons in debat wil blijven.
De heer Wilders (Groep Wilders):
Ik ga altijd graag met iedereen in debat, zeker met de heer Timmermans, maar het zal mijn standpunt nooit en te nimmer wijzigen: Turkije hoort niet in Europa en zal nooit lid van de EU mogen worden.
De heer Van Bommel (SP):
Fijn dat de heer Wilders terug is, dan valt er weer wat te debatteren op sommige punten. Ik heb er echter moeite mee als hij zowel Kamer als regering arrogantie verwijt omdat zij tegen de wens van een door hem geconstateerde meerderheid van de Nederlandse bevolking zou ingaan omtrent de mogelijke toetreding van Turkije. Doet de heer Wilders niet precies hetzelfde? Ongeacht wat Nederlanders ervan denken, ongeacht aan welke voorwaarden Turkije voldoet, wat er ook gebeurt, tot in lengte van jaren zal hij tegen toetreding van Turkije tot de EU zijn. Is dat dan niet een zelfde soort arrogantie?
De heer Wilders (Groep Wilders):
Nee, want ik weet dat een meerderheid van de Nederlandse bevolking en niet alleen van de Néderlandse bevolking tegen toetreding van Turkije is. Kijk maar naar de peilingen in andere landen van Europa. De bevolking is massaal tegenstander van toetreding van Turkije. Dat is geen arrogantie, dat zijn de feiten. Het kabinet en ook de heer Van Bommel denderen door met het nemen van de verkeerde beslissing, tegen de wens van de meerderheid van de bevolking in. Ik vind dat arrogant en verkeerd.
De heer Van Bommel (SP):
De peilingen die ik gezien heb, wijzen op uitslagen in de trant van 47% versus 49%. Als je daar voortdurend je stemgedrag op baseert, getuigt dat van naïviteit en van onverstandige politiek. Het zou de heer Wilders sieren als hij hier vandaag zou pleiten voor een referendum. Als hij zo'n groot voorstander is van het linea recta volgen van de uitspraak van de bevolking, dan zou hij hier vandaag moeten pleiten voor een referendum. Ik verwacht dat hij dat gaat doen.
De heer Wilders (Groep Wilders):
Ik was, ben en blijf tegen Turkse toetreding. De heer Van Bommel zal mij hier dus niet horen pleiten voor een referendum. Ik vind een referendum overigens wel beter dan zoals het nu gaat, maar ik ben sowieso tegen Turkse toetreding. Andere landen hebben op een democratische manier besloten om een referendum te houden. Andere landen, zoals Oostenrijk, hebben het voornemen daartoe. De minister van Buitenlandse Zaken kan dat niet afdoen met de opmerking dat hij dat onplezierig, onhoffelijk of onbeleefd jegens de Turken zou vinden. Als die mensen dat willen uitspreken, is dat hun goed recht. Dat verdient het niet om met de arrogantie van minister Bot te worden afgedaan.
Mevrouw Van der Laan (D66):
U vindt dat de premier door de knieën is gegaan ten aanzien van Cyprus. Maar heeft u de conclusies dan wel gelezen? Daarin staat heel duidelijk dat voor 3 oktober het douaneverdrag wordt getekend. Dat betekent dat Turkije met 25 landen aan tafel zit, inclusief Cyprus.
De heer Wilders (Groep Wilders):
U bent net als de premier door de knieën gegaan, en dat bevestigt u nog eens. Zelfs het tekenen van een douane-unie is geen impliciete erkenning, maar een indirecte erkenning. Je erkent een land als je ambassadeurs uitwisselt. Ik snap Wilderswel dat het politiek handig was om die tussenweg te kiezen, om voor de premier gezichtsverlies te voorkomen, maar het is geen erkenning zoals het zou moeten. Het gebeurt via de route van de douane-unie, en zo hoort het niet.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
De heer Wilders heeft het steeds over de wens van de bevolking, maar dan moet die wens wel tot uiting kunnen komen. Het referendum is daar hét middel voor. U zegt dat u daar niet voor zult pleiten. Ik heb ervoor gepleit. Kan ik u straks aan mijn zijde vinden, als wij een motie indienen om te komen tot zo'n Europabreed referendum over de toetreding van Europa?
De heer Wilders (Groep Wilders):
Ik heb in beginsel niets tegen referenda. Ik ben ook één van degenen geweest die tegen de verlenging van de Tijdelijke referendumwet hebben gestemd. Ik ben wel consistent: ik was, ben en blijf tegen een Turkse toetreding tot Europa. U zult mij dus niet horen pleiten voor een referendum. Als dat referendum er door een meerderheid toch komt, zullen we daar zeker naar luisteren. Ik blijf consistent: Turkije geen lid van de Unie, nu niet en nooit niet.
Europa importeert ook instabiliteit met Turkije in haar midden, doordat het gaat grenzen aan schurkenstaten als Syrië en Iran. Een Turks EU-lidmaatschap zal de Nederlandse en Europese belastingbetaler miljarden kunnen gaan kosten, als het landbouw- en regionaal beleid van de Europese Unie niet voldoende wordt aangepast. Kortom, een belabberd en slecht besluit, met alleen maar negatieve gevolgen op ieder denkbaar gebied. Maar de strijd is nog niet gestreden. De kiezer zal vroeg of laat het laatste woord krijgen. Gelooft u mij, voorzitter, de arrogantie en het falen van dit kabinet als het gaat om Turkije zal hoe dan ook, linksom of rechtsom, worden geredresseerd. Een van de middelen die ik daarbij zal gebruiken, is inderdaad de Europese grondwet. Collega's hebben gezegd dat je met een "nee" tegen de Europese grondwet Turkije niet tegenhoudt, en zij hebben gelijk. Maar je kunt de gevolgen daarvan wel beperken. Een van de verschillen tussen de huidige situatie en de Europese grondwet is dat landen met veel inwoners meer invloed krijgen dan vandaag. De gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming in de Europese raad zal niet alleen moeten worden gedragen door 55% van de lidstaten, maar deze zullen ook nog eens 60% van de inwoners moeten representeren. Dat staat in de nieuwe Europese grondwet, dat is vandaag de dag niet het geval. Op het moment dat de Europese grondwet niet wordt aangenomen, zal ervoor worden gezorgd dat Turkije minder invloed krijgt op de wetgeving in Europa, en dus ook op de wetgeving in Nederland. Ik wil niet dat Turkije grote invloed krijgt op de wetgeving in Nederland. Ik zal dan ook aan de Nederlandse kiezer duidelijk maken dat als zij weinig invloed van Turkije in Europa en in Nederland willen, zij "nee" moeten zeggen tegen de Europese grondwet. Die campagne zal ik volgend jaar voeren.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Voordat ik de minister-president het woord geef, merk ik op dat daar waar de leden in de eerste termijn van de Kamer ervoor hebben gekozen om heel veel met elkaar in discussie te gaan, dit uiteraard ten koste zal gaan van de mogelijkheden om het kabinet te interrumperen.
Minister Balkenende:
Mijnheer de voorzitter. Mede namens de overige bewindslieden dank ik de Kamer voor haar inbreng in de eerste termijn. Dit is een debat over de Europese Raad van vorige week donderdag en vrijdag. Het is ook een debat dat in het teken staat van het einde van het Nederlands voorzitterschap. Er zijn nog een aantal dagen over, maar het einde komt in zicht. Wat betreft onze eerste termijn is de werkverdeling tussen mij en de overige bewindslieden als volgt.
Ik zal een aantal algemene punten behandelen inzake de appreciatie van het voorzitterschap. Dan zal ik spreken over het grondwettelijk verdrag waarover enkele opmerkingen zijn gemaakt. Ik zal een enkel woord besteden aan de Oekraïne waarbij de minister van Buitenlandse Zaken verder zal stilstaan. Vervolgens zal ik wat opmerkingen maken over Turkije, Roemenië en Kroatië en ten slotte zal ik iets zeggen over het terrorisme. De minister van Buitenlandse Zaken zal de overige punten behandelen wat betreft de uitbreiding. Hij zal ook ingaan op de externe betrekkingen en op de situatie in de Oekraïne en Iran. De staatssecretaris zal nader ingaan op de communicatie, de financiële perspectieven en mogelijk nog enkele andere punten.
Eerst de appreciatie van het voorzitterschap. De heren Timmermans en Van Dijk spraken over een goed voorzitterschap. De heer Van Bommel zei dat de regering is thuisgekomen met datgene wat was voorgenomen. De heer Timmermans zei dat er op hoofdpunten is gescoord. Ik wil hun dankzeggen voor deze kwalificaties. De heer Timmermans voegde er aan toe dat het programma niet overambitieus was. Misschien is het dan goed om stil te staan bij datgene wat wij ons hadden voorgenomen. Bij de aanvang van het voorzitterschap hebben wij aangegeven dat wij een follow-up wilden geven aan Tampere en dat er moest worden gewerkt aan een Haags programma in de sfeer van veiligheid, migratie en asielbeleid. En dat is ook gelukt. Wij hebben een impuls willen geven aan het debat over de economische structuur van Europa, de Lissabon-agenda. Daarover hebben wij een zeer interessante discussie gehad onder de regeringsleiders en wij hebben er ook concrete aanzetten voor gegeven. Ik noem de vermindering van de Administratievelastendruk.
Verder hadden wij ons voorgenomen om de opvattingen over het financieel raamwerk en de financiële perspectieven in kaart te brengen. Ook dat is inmiddels gebeurd. Ook hebben wij het initiatief genomen voor een waardenproject in Europa. Dat is soms met enige scepsis ontvangen maar uiteindelijk kunnen wij constateren dat er vijf buitengewoon boeiende conferenties zijn geweest. Wij hebben conclusies getrokken tijdens de Europese Raad. De Europese Commissie gaat ermee aan de slag. Het onderwerp burgerschap in het onderwijs zal nader belicht worden. Het Oostenrijks voorzitterschap zal hiermee doorgaan. Bovendien hadden wij ons voorgenomen om de discussie rond de uitbreiding goed voor te bereiden en tot een goed einde te brengen.
Op al die terreinen kunnen wij constateren dat het voorzitterschap effectief heeft gewerkt. De heer Van Dijk memoreerde de prestatie dat je 25 lidstaten op één lijn krijgt, terwijl je weet dat sommige zaken buitengewoon lastig liggen. Ons voornemen was om te komen tot een solide, degelijk voorzitterschap. Er was behoefte aan. Bijna aan het eind van de rit meen ik te kunnen zeggen dat dit gelukt is.
Natuurlijk hebben wij ook dingen meegemaakt onderweg. De heer Duyvendak sprak bijvoorbeeld over de problemen bij de Europese Commissie. De eerste presentatie van de samenstelling door de heer Barroso viel niet direct in goede aarde in het Europees Parlement. Het was niet mogelijk op om op dat moment op tijd te komen tot de goedkeuring door het Europees Parlement van de beoogde Commissie. Terugkijkend moeten wij constateren dat de heer Barroso in korte periode de oplossing heeft aangedragen door met enkele nieuwe commissarissen te komen door middel van een verschuiving van portefeuilles. Wat was nu ons oogmerk als voorzitter? Wij waren er beducht voor dat de discussie over de samenstelling van de Europese Commissie zich zou voortslepen en dat het Europees Parlement daar in november geen goedkeuring aan kon hechten. Dan was het december of nog later geworden. Gelukkig kon de heer Barosso bij het begin van de Europese Raad van 4 november melden dat hij de problemen had opgelost. De Raad is hier dus niet door overschaduwd. Mede door de medewerking van het Europees Parlement en zijn voorzitter, de heer Borrell, kon de zaak snel afgehandeld worden. Vanaf november kon goed worden samengewerkt met de Europese Commissie in nieuwe samenstelling. Al met al was dit een drukke periode. Wij hebben geprobeerd een solide voorzitterschap te realiseren en die dingen te doen die wij ons hadden voorgenomen. Dat is ook gelukt.
Ik was vandaag in het Europees Parlement om daar te spreken over de resultaten van de Europese Raad. Het valt mij op dat ook daar het grondwettelijke verdrag is besproken, maar met een andere klankkleur. In het Europees Parlement werd gewezen op het belang van nieuw grondwettelijk verdrag, omdat daarmee een meer open, transparantere en efficiëntere besluitvormingsstructuur bereikt kan worden. Het verdrag is beter dan wat er nu is. Het appèl was om te investeren in goede communicatie. De besluitvorming door het Hongaars parlement werd als voorbeeld gesteld. Het Europees Parlement wil dat er snel een besluit wordt genomen over het grondwettelijk verdrag, juist in het belang van Europa.
In het debat hier is een aantal andere elementen ingebracht. Er is sprake van een vermenging van de discussie over het grondwettelijk verdrag en het referendum aan de ene kant met het vraagstuk van het lidmaatschap van Turkije aan de andere kant. De heren Herben, Rouvoet en Wilders hebben dit verband gelegd. Mevrouw Van der Laan en anderen gaven juist een ander signaal. Naar de overtuiging van het kabinet biedt het nieuwe grondwettelijk verdrag veel voordelen ten opzichte van de huidige situatie. Als volgend jaar het raadplegend referendum plaatsvindt, zal het kabinet aangeven waarom het van groot belang vindt dat er "ja" wordt gezegd tegen het grondwettelijk verdrag. Door "nee" te stemmen bij het referendum, wordt de toetreding van Turkije niet geblokkeerd. Dat is een andere discussie. Ik vind het buitengewoon jammer als die onderwerpen in de discussie door elkaar spelen. Laten wij werken aan een goede bestuurlijke structuur en aan een grondwettelijk verdrag dat bedoeld is om Europa open en transparant te maken. Laten wij die discussie niet vermengen met de discussie over Turkije. Als je op die manier het grondwettelijk verdrag benadert, is het gevaar groot dat de gewenste bestuurlijke structuur vertraging oploopt. Wij willen juist vooruit in Europa.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
In reactie op vragen van mevrouw Van der Laan heb ik gezegd dat wij niet naïef moeten zijn. Als burgers een kans krijgen om zich uit te spreken over de majeure vraagstukken die in Europa spelen, is het ondenkbaar dat niet tegelijkertijd het debat over de toetreding van de Turkije wordt gevoerd. Ik kan mij geen campagneavond voorstellen waarop dit punt niet aan de orde komt. Wat beoogt u met uw opmerking dat die zaken niet vermengd mogen worden? Zegt u hiermee tegen de bevolking: u mag geen vragen stellen over Turkije als het op een avond over het constitutioneel Europees verdrag gaat? Ik kan mij dat niet voorstellen.
Minister Balkenende:
Ik ben er buitengewoon gelukkig mee dat wij het afgelopen jaar veel debatten over Europa hebben gehad. Ik vond de campagne voor de Europese verkiezingen een goed voorbeeld van een inhoudelijk debat. Wij zien ook dat de euroscepsis in ons land wordt teruggedrongen. Wij zijn de afgelopen maanden meer pro-Europees geworden. Dat is hartstikke mooi. Je moet echter voorzichtig zijn als je het grondwettelijk verdrag wilt gebruiken om de toetreding van Turkije af te wijzen. Over 10, 12 of 14 jaar praten wij pas over het lidmaatschap van Turkije. De onderhandelingen zullen erg lang gaan duren. Ik zie niet graag dat er om die reden achterstanden ontstaan in de bestuurlijke ontwikkelingen binnen de EU. Er moet een fair debat komen over de betekenis van het grondwettelijk verdrag.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Tot nu heeft de politiek verzuimd de discussie te voeren die nu dankzij een Kamerbreed aangenomen motie wel wordt gevoerd. Wij hebben nog nooit gediscussieerd over de vraag of Turkije wel bij Europa hoort. De burgers hebben daar natuurlijk ook een opvatting over. De Europese grondwet beperkt zich tot Europese staten, maar denkt u dat die vraag in de discussie daarover prominent aan de orde zal komen?
Minister Balkenende:
Ik heb gezegd dat er een goed inhoudelijk debat moet komen over het voorliggende verdrag. Ik ben erg blij dat wij door het werk van de conventie, de gedachtewisseling in het EP en ook door het debat in deze Kamer een stuk verder zijn gekomen. Hopelijk zullen wij op eenzelfde manier over het verdrag kunnen spreken.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik denk dat de analyse van de minister-president juist is. Er is een groot risico dat de discussie over de grondwet vermengd gaat worden met het Turkije-dossier maar ook met andere toetredingsdiscussies. Als je de bevolking raadpleegt over Europa, bestaat het risico dat alle "nee-krachten" zich gaan bundelen. Ziet de overheid voor zich in dezen een voorlichtende en stimulerende rol weggelegd? Hoe kan ervoor worden gezorgd dat er een zuiver referendum komt over de grondwet waarbij niet al die andere zaken worden betrokken?
Minister Balkenende:
De staatssecretaris, die zich bezighoudt met de communicatie, zal ongetwijfeld op dit punt terugkomen.
De heer Van Baalen (VVD):
Ik ben het eens met de regering dat er een zuiver raadplegend referendum komt over de grondwet sec, maar zij moet ook duidelijk maken waarom er toetredingsonderhandelingen met Turkije worden gevoerd. Als zij niet uitlegt waarom zij ermee heeft ingestemd, gaat die vermenging ongetwijfeld optreden, ook al willen wij het niet.
Minister Balkenende:
Ik kom nog te spreken over de besluitvorming ten aanzien van Turkije. Wij hebben er al diverse malen met elkaar over gesproken en ik heb het gevoel dat wij het afgelopen jaar ook verder zijn gekomen in de beoordeling van de pro's en contra's. Maar ook buiten de Kamer moet het debat worden gevoerd en daarbij moeten alle argumenten pro en contra helder ter tafel komen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Het valt mij op dat de minister-president in zeker zin toch tot een vermenging komt. Hij zegt dat juist omdat de Grondwet allerlei belangrijke verbeteringen bevat, niet een discussie over Turkije moet worden gevoerd. Aan de hand van een inhoudelijke stellingname over de Europese grondwet wil hij Turkije er liever niet bij betrekken.
Minister Balkenende:
Ik begrijp deze redenering niet. Het nieuwe verdrag is inderdaad een verbetering. De vraag aan de bevolking hoort te zijn: kunt u zich verenigen met het nieuwe grondwettelijke verdrag? Het wordt wat lastig als dat wordt vermengd met het Turkije-dossier dat nog maar aan het begin van het proces van besluitvorming staat. We beginnen pas 3 oktober 2005. We moeten de discussie echt zuiver houden.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dan moet je eigenlijk zeggen dat het hier helemaal niet over gaat. Dat is wat anders dan: hier zitten zaken in die ik belangrijk vind, dus moeten wij Turkije erbuiten laten.
Minister Balkenende:
Ik heb niets meer toe te voegen aan mijn woorden over een goede campagne die uitsluitend gaat over het belang van het nieuwe grondwettelijke verdrag.
Veel sprekers hebben terecht opmerkingen gemaakt over de situatie in Oekraïne. Zonder uitzondering is in waarderende zin gesproken over de rol van het Nederlandse voorzitterschap. Hetzelfde gebeurde overigens vandaag in het Europees Parlement. Wij hebben een en ander maal, bijvoorbeeld tijdens mijn bezoek aan de Oekraïne, aangegeven dat wij zeer hechten aan vrije en eerlijke presidentverkiezingen. Wij hebben telkens weer herhaald dat de verkiezingen open en eerlijk moeten zijn en dat de pers goed moet kunnen functioneren. Het is verder ook aan de orde geweest tijdens de EU-top over de Oekraïne die aan het begin van het Nederlandse voorzitterschap is gehouden. Bovendien is hierover uitgebreid gesproken op de NAVO-top in Istanboel. Elke keer was de boodschap van de internationale gemeenschap klip en klaar.
Gedurende het Nederlandse voorzitterschap zijn er veel activiteiten ondernomen. Zo heb ik contact gehad met president Koetsjma en hem een en andermaal gewezen op de noodzaak van het houden van een nieuwe verkiezingsronde, omdat de eerste en tweede ronde niet goed zijn verlopen. Ik heb verder contact gehad met ambassadeur Biegman. U herinnert zich mogelijk ook het debat met president Poetin op de EU-top over Rusland. Dat was overigens een tamelijk harde confrontatie. Het zijn allemaal elementen geweest van het Nederlandse voorzitterschap. De heer Solana heeft ook veel gedaan.
Het is het uitgangspunt van de EU dat het niet aan de Unie is om te kiezen voor een van beide kandidaten, maar dat de Unie zoveel mogelijk moet bevorderen dat er open en eerlijke verkiezingen worden gehouden en dat de procedures zuiver moeten zijn. Dat signaal is goed begrepen en ik ben dan ook blij dat op 26 december een nieuwe tweede ronde zal worden gehouden. De minister van Buitenlandse Zaken zal hier straks dieper op ingaan.
De heer Timmermans (PvdA):
De minister-president zegt dat de Unie altijd de nadruk heeft gelegd op het belang dat de verkiezingen eerlijk verlopen. Minister Zalm heeft echter in de hoedanigheid van waarnemend premier gezegd dat hij hoopt dat Joesjenko de verkiezingen wint. Dat staat toch zeker op gespannen voet met de stelling van de minister-president?
Minister Balkenende:
De heer Zalm heeft dat dan ook niet gezegd. Naar aanleiding van het bericht in de pers heb ik met hem hierover gesproken. Dit bericht berust waarschijnlijk op een misverstand, want hij heeft alleen maar gezegd dat hij Joesjenko uit een eerdere periode kent en dat hij waardering voor hem heeft. Hij heeft zich echter niet uitgelaten over de wenselijkheid van een bepaalde verkiezingsuitkomst. De heer Zalm weet natuurlijk ook dat je je als voorzitter van de EU niet kunt mengen in de verkiezingsstrijd tussen twee kandidaten.
Voorzitter. De vraag of de onderhandelingen met Turkije over een mogelijk lidmaatschap konden worden geopend, was het lastigste vraagstuk waarmee wij tijdens ons voorzitterschap zijn geconfronteerd. Ik val de heer Timmermans bij in zijn waarschuwing dat wij moeten oppassen dat het niet een discussie wordt over: omdat het moet. Hij riep in dit verband het beeld op dat de toetreding van Turkije de volgende halte zou zijn van een trein die allang vertrokken is. Als wij op die manier de discussie zouden voeren, wordt het inderdaad een discussie over onvermijdelijkheden: wij hebben Helsinki in 1999 gehad, in 2002 zijn er uitspraken gedaan in Denemarken en nu moeten wij wel.
Als wij op deze manier gaan discussiëren, zouden wij dit onderwerp veel te negatief benaderen. Ik geloof dan ook dat de heer Timmermans gelijk heeft toen hij opmerkte dat deze manier van discussiëren getuigt van een te beperkte kijk op de kwestie. Er moet nog veel gebeuren, maar als Turkije de mensenrechten serieus neemt en een democratische staat wordt, is Turkije een aanwinst voor de Europese Unie. De heer Rouvoet merkte op dat het te mager is om alleen maar het fair play-argument te gebruiken. Ik ben dat geheel met hem eens en dat is de reden dat ik altijd andere argumenten naar voren heb gebracht.
Gezien alle kritiek is het goed om oog te hebben voor de geopolitieke betekenis van Turkije. Ik merkte vandaag dat dit in het Europees parlement een van de belangrijkere argumenten pro Turkije is. In dat verband wordt vooral gewezen op de bijdrage die Turkije kan leveren aan de veiligheid in Europa en de regio. De positie van Turkije in de islamitische wereld is een van de punten die in dat verband vaak worden genoemd.
In de afgelopen periode heeft Turkije veel bereikt. Dat neemt niet weg dat veel mensen zich terecht zorgen maken over de mensenrechtensituatie en de democratie in Turkije en de rol van het leger. In de afgelopen jaren is er zeer veel ten goede veranderd. Dat betekent natuurlijk niet dat alle problemen zijn opgelost, maar wel dat de interne hervormingen groot zijn. Verder liggen er economische mogelijkheden voor de Unie en zo zijn er nog wel andere argumenten te noemen. Ik benadruk nog maar eens dat wij moeten oppassen voor een te minimalistische discussie.
Ik heb goed geluisterd naar de kritische geluiden in deze Kamer. Overigens zijn sommigen zeer enthousiast. Dat bleek vorige week maar weer eens bij het algemeen overleg. Tegelijkertijd spreekt bijvoorbeeld de heer Herben over een historische vergissing. Aan deze stelling valt wel het een en ander af te doen. Ik ga niet voorbij aan de kritiek en zorgen die bij mensen leven. Stel dat Europa op dit moment zou zeggen: wij praten nu veertig jaar met Turkije, wij hebben in 1999 en 2002 besluiten genomen, wij zien de veranderingen ten goede, maar toch zeggen wij nu maar even "nee". Dat is feitelijk wat de heer Herben wil. Dat zou volgens mij wel eens een historische vergissing kunnen zijn, omdat je dan, na alles wat er is gebeurd en alle veranderingen ten goede, ineens zegt "wij moesten het maar niet doen". Ik zie dat dus echt anders.
Er zijn kwalificaties geuit als zou de EU of het voorzitterschap gezwicht zijn voor de eisen, wensen of verlangens van Turkije. Ik heb dat ook in de pers gehoord. Eerlijk gezegd heb ik daar met verbazing kennis van genomen, gezien onze feitelijke inzet de afgelopen tijd en wat ik tegen premier Erdogan heb gezegd. Dat was niet alleen vorige week donderdag voor de ontmoeting met regeringsleiders, maar ook daarvoor toen ik hem sprak in Brussel en ook bij eerdere ontmoetingen. Ik doel ook op de contacten die minister Bot heeft gehad met zijn collega Gül en al die andere contacten. Ik heb gezegd: er zijn twee belangrijke punten en daar heb je rekening mee te houden. Ten eerste zal er in Europa worden gezegd: wij willen onderhandelingen met een openeindkarakter met drie elementen. Ten tweede hebben wij gezegd dat er een stap richting Cyprus moet worden gezet, namelijk in de vorm van de ondertekening van het protocol behorend bij de Ankara-overeenkomst vóór de start van de onderhandelingen.
Hierover is met de Kamer een en andermaal gesproken. De bekende paragraaf 19 die hierop betrekking heeft, is ongewijzigd. De paragraaf is ongewijzigd ten opzichte van wat er in de RAZEB aan de orde is geweest. Wij hebben de paragraaf donderdagavond ongewijzigd vastgesteld in de vergadering met regeringsleiders, die ik zelf heb voorgezeten. Ook bij de Europese Raad op vrijdag is die zin er ongeschonden doorgekomen. De vraag was alleen op welke manier Turkije het besluit om de zaken anders te gaan doen, zou nemen. Het idee was dat Erdogan zijn paraaf moest zijn onder een verklaring van het voorzitterschap. Turkije heeft toen gezegd: nee, wij willen het zelf doen. Vervolgens heb ik gezegd dat er duidelijk twee elementen in moesten zitten: er wordt ondertekend en dat gebeurt vóór het begin van de onderhandelingen.
Laat er geen misverstand over bestaan dat er teksten zijn geproduceerd waarin zaken werden samengevoegd en waar ineens de formuleringen zachter werden. Nadat ik die teksten had gelezen, heb ik gezegd: zo doen wij het niet. Paragraaf 19 is vastgesteld door de Europese Raad. Dat ligt buitengewoon gevoelig. Zelfs de landen die het meest voor toetreding van Turkije waren, zoals het Verenigd Koninkrijk en Spanje, hebben altijd gezegd dat het protocol op enig moment moet worden ondertekend, namelijk vóór de start van de onderhandelingen. Op dat punt is het voorzitterschap geen millimeter geweken. Ik vind het zeer merkwaardig dat wij vervolgens horen dat het voorzitterschap door de knieën is gegaan. Dat vind ik eerlijk gezegd lariekoek.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik ben dat volledig met de premier eens.
De voorzitter:
Ik geef u alleen gelegenheid om een vraag te stellen, niet om te verklaren dat u het met de premier eens bent.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik zie dat als een expliciete erkenning van Cyprus. Is de regering dat met mij eens?
Minister Balkenende:
Wanneer wij het hebben over de erkenning van Cyprus in volkenrechtelijke zin, dan is het ondertekenen van een protocol nog geen formele juridische erkenning. Ik heb dat vrijdag ook gezegd tijdens een persconferentie. Daar is veel meer voor nodig en dat weet ook iedereen. Wij weten bovendien dat de kwestie buitengewoon gevoelig ligt. Het is echter het begin van erkenning. Dat heb ik vandaag ook zo gezegd in het Europees Parlement. Het is een eerste noodzakelijke stap die nodig is, omdat de 25 lidstaten van de EU per se willen dat Turkije die stap zet. Het ligt buitengewoon moeilijk.
De woordvoerders kunnen zich voorstellen dat wij een ongelooflijk moeilijk gesprek hadden toen ik dit aan de heer Erdogan meldde na afloop van het diner van de regeringsleiders. Hij vond eigenlijk dat het helemaal niet kon. Onze inzet was: wij houden die tekst gewoon overeind. En dat is ook gebeurd. Ik verzet mij daarom tegen het beeld dat Erdogan heeft binnengehaald wat hij wilde, want dat is helemaal niet het geval. Donderdagavond was het moment dat de EU "ja" zou zeggen tegen Turkije in de zin: ja, wij beginnen de onderhandelingen op een datum en tegen de achtergrond van die criteria. Vervolgens moest Turkije daarmee akkoord gaan en aangeven dat het protocol zou worden ondertekend. Dat is ook gebeurd na lange en moeizame discussies. Dat ging niet vanzelf. Frasen als "gepiepeld door Turkije" of "door de knieën zijn gegaan" hebben niets, maar dan ook helemaal niets met de werkelijkheid te maken.
Daarnaast speelde iets anders, namelijk de oplossing van het vraagstuk van Cyprus, namelijk de deling in een noordelijk en zuidelijk deel. Wij hebben een goede gedachtewisseling gehad met secretaris-generaal Kofi Annan op de vrijdagochtend van de Europese Raad. Hij is graag bereid om verder te gaan met deze activiteit en dat is ook nodig. Ook de Europese Unie zal zich daarvoor inzetten. Turkije heeft het nodige gedaan in de richting van acceptatie van het plan van Kofi Annan. Dat mag ook wel worden gezegd. Dit wordt wel eens gebruikt door de heer Erdogan om te zeggen: daarom hoeven wij nu niet het protocol te ondertekenen. Maar dan zeg ik: neen, die zaken moeten wij scheiden. Het staat vast dat er moet worden gewerkt aan een oplossing van het vraagstuk van de deling van Cyprus.
De heer Van Bommel (SP):
Als de ondertekening van dit protocol al zoveel voeten in de aarde heeft, hoe kunt u dan zeggen dat dit een stap is op weg naar de erkenning van Cyprus? Het is een feitelijke stap op weg naar de erkenning, maar die komt daarmee, gezien de enorme weerstand bij de Turken, niet echt dichterbij. Kunnen wij naast de kwestie van de erkenning niet ook de oplossing van de kwestie van de bezetting van een deel van Cyprus als absolute voorwaarde zien? Is dat niet ook een zaak die geregeld moet zijn voordat wij ooit overgaan tot werkelijke toetreding? Het is toch ondenkbaar dat die twee zaken niet zijn opgelost?
Minister Balkenende:
U zegt dat het ondertekenen van het protocol een eerste stap is in de richting van erkenning. Is dat genoeg? Neen, het is natuurlijk niet genoeg, maar wel om de onderhandelingen te kunnen laten starten. Er is dus een harde voorwaarde gesteld: Als er volgend jaar niet is ondertekend, wordt er niet gestart. Daarover bestaat geen misverstand. Verder maakt u terecht de opmerking dat, als het perspectief van de onderhandeling zou zijn: lidmaatschap als het kan, er nooit een situatie zou kunnen zijn dat er geen sprake is van volledige erkenning. Dat is ook door iedereen gezegd. Wij weten echter ook dat er nog veel moet gebeuren. Het is een heel gevoelig thema. U weet dat de anti-Europese gevoelens in Turkije kort voor de Europese Raad aan het toenemen waren. De heer Erdogan heeft om die reden, denk ik, de opmerking gemaakt dat dit geen erkenning is, maar iedereen weet dat hier een heel belangrijke stap is gezet. De komende jaren zal moeten worden gewerkt aan het proces dat u aangeeft. Als je bij de Europese Unie wilt behoren, moet je ook met alle landen willen samenwerken. In dat kader blijft het van belang dat wordt gewerkt aan de oplossing van het vraagstuk Cyprus.
De heer Van Bommel (SP):
Voorzitter...
De voorzitter:
Neen, u hebt antwoord gekregen. De minister-president vervolgt zijn betoog.
Minister Balkenende:
Er zijn verschillende opmerkingen gemaakt over het onderhandelingskader. De heer Van Baalen zei terecht dat het onderhandelingskader van graniet is. Ook de heer Timmermans maakte daarover een opmerking. Met het hele complex, het vaststellen van het kader, de clausules en de waarborgen kun je zeggen dat dit een aanpak is waarbij wordt gekozen voor een solide onderhandelingstraject. Die methode is neergelegd in de bekende paragraaf 23. Wij gaan daar de komende maanden aan werken. Het is ook goed om in de gaten te houden dat het niet vanzelf gaat, met Turkije en andere nieuwe lidstaten. Er moet een goed kader zijn. Dat geldt ook voor de duidelijkheid die is geboden. Geven onderhandelingen over toetreding garantie op toetreding? Neen, zij geven geen garantie, en als er geen garantie kan worden gegeven en het zou niet goed gaan, moeten wij wel bezien hoe die landen worden verankerd in de structuren van de Europese Unie. Die helderheid is nu geboden en dat geeft zekerheid in het proces. Er zijn genoeg "checks and balances" ingevoerd. Dat hebben wij bewust gedaan. Ook hebben wij gezegd dat het raamwerk voor onderhandelingen geldt voor de landen waarmee wordt onderhandeld, zoals Kroatië en mogelijk andere landen.
Er zijn opmerkingen gemaakt over de godsdienstvrijheid door de heer Van Dijk. Ik heb het vandaag zelf nog gezegd in het Europees Parlement: de fundamentele vrijheden moeten worden gerespecteerd. Hij heeft het ook over andere elementen gehad, maar daar zal de minister van Buitenlandse Zaken nader op ingaan. Dat is goed, omdat het samenhangt met de verschillende onderwerpen die daarbij aan de orde zijn geweest. De minister van Buitenlandse Zaken zal ook ingaan op wat hij heeft besproken met zijn collega Gül.
De heer Van Bommel heeft een opmerking gemaakt over paragraaf 20 en het inschakelen van de internationale juridische instanties bij grensgeschillen. Wij hebben hierover goed overleg gehad met Griekenland. Ook daar wordt trouwens erkend dat er al tal van verbeteringen zijn bereikt. Er zijn af en toe nog wel moeilijkheden. Dat is hierin gemarkeerd en daarom wordt het op deze manier verwoord.
De heer Duyvendak sprak over het houden van een referendum. Hij heeft gelijk. Het is een belangrijke opmerking omdat in nogal wat landen op het moment wordt gerefereerd aan die mogelijkheid. De vraag of wij voor een referendum ten aanzien van toetreding van een land als Turkije zijn, is ons eerder gesteld. Ik heb toen gezegd dat het kabinet er niet voor is. Dat hangt samen met de algemene visie die wij hebben op besluitvormingsmechanismen. Wordt voor de vertegenwoordigende democratie gekozen of voor een referendum? Zo kijken wij daar tegenaan.
De heer Van Baalen (VVD):
Daarmee bevestigt u dat een referendum onderdeel zou kunnen zijn van de Nederlandse ratificatieprocedure in tweeduizend-zoveel.
Minister Balkenende:
Laten wij aannemen dat dit kabinet in deze samenstelling nog drie of vier periodes mag meemaken. Laten wij dat veronderstellen. Over twaalf, dertien of veertien jaar zou opnieuw de vraag aan de orde kunnen komen of er een referendum wordt gehouden. Ik sluit niet uit dat een kabinet in deze samenstelling zal zeggen dat het daar niets voor voelt omdat het niet kiest voor het instrument referendum. Wij hebben het ook gezien met het grondwettelijk verdrag. Als het parlement van oordeel is dat er een raadplegend referendum moet worden gehouden, zal het kabinet dat respecteren. Het kan dus wel, maar het is afhankelijk van de manier waarop de wetgever hier tegenaan kijkt.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Ik ben blij dat u zich hier opener tegen opstelt en dat u niet alleen het argument – dit is een vervolg van de discussie die de heer Timmermans aanzwengelde – volgt dat er dingen aan de Turkse regering zijn beloofd en dat er daardoor allerlei dingen niet meer kunnen. U zegt nu dat u open staat voor nieuwe initiatieven om de bevolking zich te laten uiten. Ik heb het vervolgens misschien iets ingewikkelder voor u gemaakt door te pleiten voor een Europabreed referendum. Minister Bot heeft eerder in een notitie aan de Kamer gezegd dat hij daarvoor voelde en dat hij het zich kon voorstellen bij kwesties als een uitbreiding.
Minister Balkenende:
Het is voorstelbaar. Dat wat u zegt, sluit misschien aardig aan bij een opmerking van kanselier Schüssel van Oostenrijk. Hij heeft gezegd dat het goed zou zijn als er rondom het grondwettelijk verdrag één moment zou zijn waarop het referendum wordt gehouden en dat als het niet op één dag kan er in een week iets wordt gedaan. Wij hebben nog eens gekeken naar de constitutionele tradities van de verschillende landen. Het blijkt buitengewoon moeilijk te zijn. Er zijn verschillende staatsrechtelijke structuren en er spelen allerlei logistieke zaken. Het lijkt dus verre toekomstmuziek. Het heeft een hoog speculatief gehalte. Wij beginnen nog maar net aan het proces als de onderhandelingen volgend jaar kunnen worden gestart. Wij hebben ook nog enige tijd voor dit debat, om het maar zachtjes uit te drukken.
De heer Herben heeft gezegd dat de EU met de toetreding van Turkije straks grenst aan belangrijke brandhaarden. Dat is waar. Turkije grenst aan landen waar de nodige dingen gebeuren. Die analyse is juist. Die redenering geldt echter evengoed voor de situatie rondom NAVO-landen. Turkije speelt een eigen rol binnen de NAVO. Waarom zouden wij dit argument gebruiken om een mogelijk EU-lidmaatschap te voorkomen terwijl bekend is dat het argument net zo goed een rol speelt bij het NAVO-lidmaatschap?
De heer Herben (LPF):
Binnen de NAVO bestaat geen vrij verkeer van personen en is er geen Schengenakkoord. Dat is het grote verschil tussen de NAVO en een verenigd Europa. Eenmaal binnen in Turkije, kan men vrijelijk doorreizen naar andere Europese landen. Dat is wat ik bezwaarlijk vind. Ik wil ook weten hoe u de opmerking van de premier Erdogan beoordeelt dat niet-toelating van Turkije zou leiden tot meer islamitisch terrorisme.
Minister Balkenende:
U hebt die vraag vorige week ook gesteld in het algemeen overleg. Het zijn opmerkingen die ik alleen ben tegengekomen in de pers. Ik heb aan andere mensen gevraagd wat er precies is gezegd. Toen kreeg ik weer een ander verhaal te horen. In de gesprekken die ik zelf heb gevoerd met de heer Erdogan is dit op geen enkele manier aan de orde geweest. Ik kan mij uw gevoelens heel goed voorstellen. Ik heb mij ook gestoord aan de opmerking over de christelijke club. Er zijn de afgelopen tijd wel meer dingen gezegd die misschien op een andere manier gezegd hadden kunnen worden. Ik heb nog geen concrete bevestiging van deze opmerking. Er moet sowieso nooit sprake zijn van dreiging. Wij gaan volwassen en eerlijk met elkaar om. Men mag best van mening verschillen, maar dat zal altijd met waardigheid gepaard moeten gaan.
Er is door velen van u gesproken over anderen landen, zoals Roemenië, Bulgarije en Kroatië. Ik kan op dit alles in gaan, maar wij hebben vorige week in het algemeen overleg al uitgebreid gesproken over Roemenië. Eerlijk gezegd, beschouw ik de kritische opmerkingen over Roemenië als steun in de rug om het komende jaar scherp te blijven. Wij weten allen dat er al resultaten zijn geboekt in Roemenië, maar dat er nog veel moet worden gedaan. Precies om die reden is ook in overleg met de Europese Commissie bepaald dat er op een aantal hoofdterreinen als de JBZ en de mededinging vooruitgang moet worden geboekt. Dit wordt gemonitord. Roemenië heeft hier ook enige tijd voor. Als het nodig is, kan dit leiden tot een uitstel van het formele lidmaatschap. De heer Timmermans heeft gelijk met zijn opmerking dat er ook voorzieningen als de "safeguards" zijn om hieraan het hoofd te bieden. Hier is ook kritische over gesproken in de Raad. Wij vinden de mechaniek die naar voren is gekomen, verantwoord. Er komt een toetredingsverdrag dat uiteraard met u zal worden besproken. Dat biedt de mogelijkheid om dit debat te continueren. Laat ik van mijn kant zeggen dat het kabinet uw waarschuwingen zeer goed heeft beluisterd. De corruptie blijft ons natuurlijk zorgen baren. Ik laat mij uiteraard niet uit over de wisseling van de samenstelling van de regering en het parlement van de nieuwe president. Dat is niet mijn taak. Ik heb wel graag gezegd dat zaken als de strijd tegen corruptie, het voldoen aan de gestelde voorwaarden, mededingingsaspecten en JBZ-aspecten alle aandacht van Roemenië verdienen. Daar moet dit land het komende jaar veel aan doen. Dat is geen nieuw geluid, want wij hebben dit eerder tegen elkaar gezegd. Het is wel goed om het duidelijk te herhalen.
De heer Timmermans heeft gesproken over Kroatië. Het is goed om nog eens te zeggen dat erop is aangedrongen om de voorwaarden van samenwerking met het International Criminal Tribunal for the Former Yugoslavia buiten de conclusies te houden. U weet dat landen als het Verenigd Koninkrijk, maar ook Nederland en andere hun wens hebben geuit dat er juist sprake was van conditionaliteit. De vraag was natuurlijk hoe dat moest. Het International Criminal Tribunal for the Former Yugoslavia gaat natuurlijk niet bepalen of Kroatië voldoende meewerkt; de RAZEB wel. Tijdens de RAZEB zal worden gesproken over de mate van medewerking door Kroatië. Het Luxemburgs voorzitterschap zal er dan conclusies over trekken. In dat kader is ook gesproken over de uitlevering van de heer Gotovina. Wij weten allemaal wat de gevoeligheden op dit punt zijn. Wij hebben gekozen voor de formule dat Kroatië de inspanningsverplichting heeft om mee te werken. Het is geen resultaatsverplichting omdat die zijn gestoeld op de mogelijkheid om Gotovina uit te leveren. Door deze bepaling heeft de Europese Unie wel een zodanige druk op Kroatië gelegd om maximaal mee te werken met het Joegoslaviëtribunaal. Als daar enige twijfel over ontstaat, kunnen er problemen ontstaan met de start van de onderhandelingen. Ik denk dus dat er voldoende waarborgen zijn ingebouwd.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Wie bepaalt precies hoe dat verloopt?
Minister Balkenende:
Dat heb ik net gezegd. Het is aan Kroatië om maximaal mee te werken, om er verantwoording over af te leggen en om duidelijk te maken wat eraan is gedaan. Dat is de eerste stap. Die pogingen worden door de RAZEB, dus de Raad van ministers van Buitenlandse Zaken, beoordeeld. Zij zullen bij hun oordeel natuurlijk de commentaren die zij van het Joegoslaviëtribunaal krijgen en andere berichten betrekken. Vervolgens trekt het Luxemburgs voorzitterschap een conclusie. Die conclusie is bepalend voor het al dan niet openen van de onderhandelingen. Zo is het in de RAZEB afgesproken. Zo wordt er dus gewerkt.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Het tribunaal kan dus niet de doorslag geven?
Minister Balkenende:
Nee, dat zou ook gek zijn omdat in politieke zin degene die er mee te maken heeft, moet oordelen. In dit geval is dat de RAZEB. De RAZEB gaat natuurlijk niet voorbij aan wat het International Criminal Tribunal for the Former Yugoslavia en anderen zeggen.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dus de laatste loslopende oorlogsmisdadiger hoeft niet per se in de cel te zitten voordat de onderhandelingen worden geopend, omdat het gaat om een inspanningsverplichting?
Minister Balkenende:
Het is een inspanningsverplichting, maar het signaal is natuurlijk volstrekt duidelijk. Ik heb hierover gesproken met premier Sanader. Hij weet heel goed hoe de internationale gemeenschap naar Kroatië kijkt. Hij weet ook heel goed dat Kroatië moet leveren zodra het daartoe in staat is. U kunt ervan verzekerd zijn dat landen als het Verenigd Koninkrijk en Nederland dit nauwlettend in de gaten zullen houden.
Het thema terrorisme vraagt inderdaad steeds om een krachtige, voortvarende aanpak, zoals de heer Van der Staaij zei. Er is natuurlijk al veel goeds gedaan. Na de indringende gesprekken, de conclusies en de waarschuwingen na de aanslagen in Madrid is veel in beweging gezet, na alles wat al eerder was gedaan. Denk aan de aanstelling van een terrorismecoördinator, denk aan het Haags programma. Ook nu weer hebben wij tijdens de Europese Raad over dit onderwerp gesproken. Ik heb ook goed geluisterd naar mevrouw Van der Laan, die ingenomen was met het feit dat sommige deadlines naar voren zijn gehaald. Wij spreken nu niet over eind 2005, maar juni 2005. Haar vraag was of de Tweede Kamer bij dit alles betrokken zal worden. Natuurlijk zal dat gebeuren. Met het trekken van deze conclusies worden stappen gezet. Ik heb hierover ook met de heer De Vries gesproken. Hij is er groot voorstander van om sommige zaken eerder te doen. De opmerking van mevrouw Van der Laan sluit dus aan bij de gevoelens van de terrorismecoördinator.
Over het waardenproject heb ik al iets gezegd. Ik heb vandaag gemerkt dat in het Europees Parlement daarover de nodige opmerkingen zijn gemaakt. Het aanknopingspunt is dat wij, als wij zeggen dat Europa een "community of values" is, dat debat nader vorm en inhoud moeten geven. Ik ben dus zeer ingenomen met de toezegging van Commissievoorzitter Barroso om dit punt te betrekken bij bijvoorbeeld het thema burgerschap, bijvoorbeeld bij "communicating Europe". De Oostenrijkers gaan hiermee door. Ik heb inmiddels ook contact gehad met de Luxemburgers om te kijken of er mogelijkheden zijn. Achteraf gezien is het goed dat wij dit hebben gedaan. Ik ben ook blij met de steun in deze Kamer en zie uit naar het debat dat wij over dit onderwerp nog met elkaar zullen hebben.
Voorzitter. Ik wil het in eerste termijn hierbij laten en het stokje overgeven aan de minister van Buitenlandse Zaken.
Minister Bot:
Mijnheer de voorzitter. Om te beginnen wil ik ook mijn dank uitspreken voor de complimenten die zijn gemaakt, zelfs door een aantal van degenen die het niet met de eindbeslissing over Turkije eens waren. Het is jammer dat de heer Wilders er niet is. Hij heeft mij van verregaande arrogantie beticht. Mag ik u zeggen dat ik meen dat ik vandaag in hem mijn meerdere heb gevonden wat arrogantie betreft.
Er is voldoende gezegd over Cyprus. Ik wil nog een ding toevoegen als achtergrond. Het is heel belangrijk om terug te gaan naar de historie. Het probleem is dat op het Turkse gedeelte 72% voor hereniging was, maar dat het Grieks-Cyprus is geweest dat het geweigerd heeft. Wat de Turken buitengewoon steekt, is dat zij denken dat deze eerste stap naar erkenning de druk op voltooiing van het plan van Annan zou verminderen.
Bij de uiteindelijke formele erkenning moeten wij ook betrekken dat het voor Turkije in het geheel niet moeilijk zal zijn om de formele erkenning uit te spreken, als wij erin zullen slagen om het eiland herenigd te krijgen. De Europese Unie zal daar ook alles aan doen. De premier heeft ook gezegd dat erkenning sowieso zal moeten volgen als Turkije toetreedt. Ik hoop van ganser harte dat in de tussentijd, ook onder druk van de Europese Unie en in samenwerking met de Verenigde Naties – wij hebben het daarover gehad met de heer Annan tijdens zijn verblijf afgelopen vrijdag in Brussel – het mogelijk zal zijn het sneller tot stand te brengen dan in tien jaar. Het lijkt mij in elk geval dat Nederland daar een warm voorstander van is.
De heer Herben (LPF):
Premier Erdogan heeft zich beklaagd over het feit dat Europa kennelijk 600.000 Grieks-Cyprioten belangrijker vond dan 72 miljoen Turken. Ik vond dat een ongepaste opmerking. Wat is uw reactie daarop?
Minister Bot:
Onze reactie is geweest dat het niets te maken heeft met aantallen, dat Cyprus een volledige lidstaat is en als zodanig volledig stemrecht heeft en volledig meedoet in gelijkheid met alle andere lidstaten. Dat heeft premier Erdogan ook heel goed begrepen en geaccepteerd.
De minister-president heeft al gesproken over het ICTY, maar er zijn ook vragen gesteld over alle anderen die eventueel nog gezocht worden en die nog niet achter slot en grendel zitten. Het Tribunaal is door de VN-Veiligheidsraad opgeroepen om alle onderzoeken te beëindigen in 2004, alle zaken in eerste aanleg af te ronden in 2008 en de activiteiten te beëindigen in 2010. Daaruit mag echter niet worden afgeleid dat hiermee de kous af is. Wij hebben altijd gezegd dat het oppakken van de grote vissen zoals Mladic, Karadzic en Gotovina absoluut prioriteit heeft. Tegelijkertijd moeten landen in de regio zelf capaciteit opbouwen voor vervolging en berechting van oorlogsmisdadigers. Nederland geeft hierbij actief steun in het kader van zijn Balkanpolitiek. Wij steunen de exitstrategie van het tribunaal, maar het moet duidelijk zijn dat het werk van het tribunaal niet klaar kan zijn, naar mijn mening ook niet in 2010, voordat de hoofdverdachten Mladic, Karadzic en Gotovina zijn gearresteerd en overgedragen aan Den Haag. Dat is bevestigd in de RAZEB-conclusies van juli 2004. Daar blijven wij achteraan zitten.
De Armeense kwestie is ook tijdens het vorige AO uitvoerig aan de orde geweest. Wij hebben er met Turkije een- en andermaal over gesproken. Er is in Turkije wel degelijk een aanvang gemaakt, opnieuw onder druk van de Europese Unie, met het onderzoek. Er zijn archieven geopend en er zijn commissies benoemd. Dat was twee, drie jaar geleden nog volstrekt ondenkbaar. Je kon niet eens het onderwerp of de naam noemen of je kreeg al een "nee". Op het ogenblik staan zij ervoor open en erkennen zij dat dit een probleem is dat moet worden opgelost. Zij erkennen niet alleen dat deze genocidekwestie op de een of andere manier in het reine moet worden gebracht, maar zij beseffen ook dat de zaak verder gaat, omdat zij grenzen aan Armenië, waarmee een akkoord moet worden bereikt. Dit bewijst een- en andermaal hoe belangrijk het is dat wij Turkije in de Europese Unie inbedden om ervoor te zorgen dat dergelijke conflicten uit de weg worden geruimd, dat wij voortdurend druk kunnen uitoefenen en dat zij bereid zijn om te luisteren en in een redelijke politieke dialoog tot redelijke oplossingen te komen.
Onder anderen de heer Rouvoet en mevrouw Van der Laan hebben gevraagd naar de verhouding van de persoonlijk EU-vertegenwoordiger tot het mensenrechtenagentschap. De mensenrechtenvertegenwoordiger is een functionaris onder de heer Solana. Het mandaat is nog niet vastgesteld, maar het besluit van de Europese Raad vermeldt expliciet dat deze functie binnen het gemeenschappelijk veiligheids- en buitenlands beleid bijdraagt aan de verhoging van de coherentie en de continuïteit van dat mensenrechtenbeleid. Hij zal werken onder de verantwoordelijkheid van de Hoge Vertegenwoordiger, die dan ook verantwoordelijk is voor het opstellen van het uiteindelijke mandaat. Hij kan zorgen voor continuïteit en coherentie, wat hij vooral zal moeten doen als het zichtbare aanspreekpunt op mensenrechtenterrein voor derde landen, voor NGO's en voor het brede publiek. Hij zal dus het externe mensenrechtenbeleid intensiveren. Dat is ook logisch met het oog op onze geloofwaardigheid tegenover derde landen.
Ook is er de interne mensenrechtensituatie, waarin het mensenrechtenagentschap van de EU vooral een cruciale rol moet spelen.
Een derde element is de vraag naar een mensenrechtencommissaris. Er was aanvankelijk een klein probleem tussen de Commissie en mijzelf over deze mensenrechtenvertegenwoordiger, omdat wij al vanaf juli voor deze functie hadden gepleit als iets speciaals van dit Nederlandse voorzitterschap. Ik had het aangemeld, zowel bij de vorige Commissie als bij alle lidstaten en er was groot enthousiasme voor. De nieuwe Commissie zei ineens ook dat zij van plan was een mensenrechtencommissaris te benoemen tegen de tijd dat de heer Solana de zaak zou overnemen en de enige minister van Buitenlandse Zaken zou worden en dat er dus een aantal functies zou verdwijnen binnen de Commissie. Ik heb gezegd dat dit volgens mij de zaak in het geheel niet bijt. Daarom is in de conclusie de zin toegevoegd dat in goed overleg en voortdurende samenhang met het beleid van de Commissie deze mensenrechtenambassadeur van ons zal blijven optreden. Ik heb gezegd dat het niet om een soort concurrentiestrijd gaat. Tegen de tijd dat de mensenrechtencommissaris er komt, op zijn vroegst over twee jaar, moeten wij opnieuw bekijken welke rol deze functionaris zal spelen. Wij vinden het heel belangrijk dat er zichtbaar aan het mensenrechtenbeleid van de EU in de richting van derde landen gestalte wordt gegeven in de vorm van deze mensenrechtenambassadeur of -vertegenwoordiger of hoe je hem ook wilt noemen.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik ben ook blij dat deze figuur er is. Het is heel mooi dat het Nederlands voorzitterschap dit voor elkaar heeft gekregen. Waar ik mij echter zorgen over maak, is dat deze functionaris bij de Raad is ondergebracht. In de praktijk valt hij dus niet onder de democratische controle. Hoe ziet de minister zich dat ontwikkelen? Het zou het mooist zijn als zowel de heer Solana als de mensenrechtenvertegenwoordiger gewoon verantwoording aflegt aan het Europees Parlement. Anders moet het via de ingewikkelde achterdeur van het optreden van het nationale parlement. Als wij iets niet willen, moeten wij de minister vragen om een veto uit te spreken. Dat werkt niet in de praktijk. Kunnen wij dat niet voorkomen door het gewoon Europees via het Europees Parlement te doen en niet intergouvernementeel?
Minister Bot:
Daarvoor moeten wij even wachten totdat de Europese grondwet is geratificeerd. Dat neemt niet weg dat de heer Solana en waarschijnlijk ook deze vertegenwoordiger frequent vrijwillig in het Europees Parlement zullen verschijnen. De heer Solana legt keer op keer rekening en verantwoording af over bepaalde vragen. Iedereen is ervan doordrongen dat de samenspraak met het Europees Parlement heel belangrijk is, zeker als je op weg bent van een de-factosituatie naar een de-juresituatie. Het onderwerp van de mensenrechten is zo'n aandachtspunt voor het Europees Parlement, dat ik verwacht dat dit regelmatig ter sprake zal komen. De Raad zal er samen met de Commissie regelmatig op reageren.
De heer Rouvoet heeft gevraagd naar de verhouding tussen politieke criteria en het verlenen van de asielstatus. De asielzoekers die in Nederland een status krijgen, zijn vaak individuen die activiteiten hebben ontplooid voor in Turkije verboden terroristische organisaties. Het meewerken aan dergelijke activiteiten is in Nederland vaak niet verboden, omdat wij de organisatie niet terroristisch vinden. Het is de verwachting dat het aantal mensen dat zo'n status zal krijgen, sterk zal teruglopen. Ten eerste verbetert de situatie in Turkije zich voortdurend. Dat heeft iedereen kunnen vaststellen. De monitoring op mensenrechtengebied zal buitengewoon scherp blijven. Na de zes wetten is de zevende in discussie. De Commissie heeft daar inzage in gekregen. De wet wordt ook besproken met een aantal christelijke groeperingen in de Europese Unie. Er wordt nagegaan of op basis van de geformuleerde bepalingen voldaan wordt aan de geuite verlangens. Steeds meer Europese landen verbieden de organisaties die in Turkije verboden zijn. Dat zal een oplossing van dit vraagstuk teweegbrengen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Ik had daar een meer feitelijke vraag aan gekoppeld. Ik ben geïnteresseerd in de aantallen asielzoekers in Europees verband. Dat zegt natuurlijk wel iets. Overigens erken ik dat het aantal Turkse asielzoekers in Nederland de laatste jaren fors is teruggelopen.
Minister Bot:
Informatie over de Europese aantallen zal ik u doen toekomen. Ik heb dat niet paraat, maar ik weet dat het sterk terugloopt.
Vandaag is er in Teheran in trojka-verband een demarche ondernomen inzake onder andere de zaak Leyla M. Er was nog een andere vrouw tegen wie de doodstraf was geëist. De Iraanse regering wist slechts te melden dat de executie van één van de vrouwen niet had plaatsgevonden, en dat ze verder navraag zou doen bij de rechterlijke autoriteiten. Wij zullen deze zaak uiteraard, ook als we niet meer in de trojka zitten, zeer nauwlettend blijven volgen en daar de nodige aandacht aan blijven besteden.
Ik kom toe aan de wensen en verlangens van het CDA als het gaat om Turkije. Bij diverse vorige gelegenheden heb ik al gezegd dat de Nederlandse regering er werkelijk alles aan heeft gedaan. In de motie werd gesproken van "een grote inspanning", wat ik met hartstocht zou bepleiten. Zoals bekend heb ik dat bij vele gelegenheden gedaan, zelfs nog vorige week. Als je kijkt naar de resultaten – de referenties aan martelingen, het betrekken van civil society, de zeer uitvoerige passage over de mensenrechten, de brief van de Turkse premier en de gesprekken daarover – denk ik dat in grote mate tegemoetgekomen is aan de wensen van het CDA. De Turken hebben in de brief gezegd dat er vele comités zijn, met een Centraal Comité. Zij zijn bang dat een nieuw comité de autoriteit en de effectiviteit van het Centraal Comité zal ondergraven. In het najaar van 2005 komt er over de mensenrechtensituatie een monitorrapport van de Commissie, dus nog voordat de onderhandelingen worden geopend. Het is duidelijk dat al deze elementen daarbij betrokken zullen worden.
Over het betrekken van christenen in openbare ambten is wat badinerend gezegd dat bekend is wat zij willen, zonder dat zij de kans krijgen. Als je met de Turkse autoriteiten praat, hoor je dat het gaat om een zeer kleine meerderheid. Zij krijgen de kans wel, maar zij willen dat niet. Wij hebben gezegd dat goed te gaan monitoren. Je zou een aantal christenen moeten kunnen identificeren die zijn geïnteresseerd in een openbaar ambt, anders dan het beroep van straatveger of iets dergelijks, om te zien of daarmee rekening wordt gehouden.
Het door de heer Van Dijk genoemde seminarie stuitte bij de Turken op enige verbazing. Volgens hen is dat seminarie al zeer geruime tijd gesloten. De reden daarvoor is onder andere dat er in Turkije geen Grieks-orthodoxe mensen zijn die belangstelling hebben om daar hun opleiding te volgen. Als ze willen worden opgeleid, willen ze liever in Griekenland worden opgeleid. Dat is misschien als voorbeeld genoemd, het gaat erom dat religieuze groeperingen die mensen willen opleiden, daartoe de gelegenheid krijgen. Ik meen dat dat duidelijk is overgekomen. Dat heel specifieke element, keer op keer door het CDA naar voren gebracht, is waarschijnlijk wat moeilijk te realiseren, zolang er geen grote druk is. Mijn Griekse en Grieks-Cypriotische collega's wisten niet van het bestaan van het seminarie af. Zij hebben gezegd dat zij ons zeer dankbaar waren voor de inspanningen die wij ons willen getroosten. Dat zal ik uiteraard blijven doen. Ik heb dit de Commissie gemeld, en we zullen de resultaten moeten afwachten.
De heer Van Dijk (CDA):
In het debat heb ik er juist voor gepleit dat in het onderhandelingskader dat in de komende periode wordt vastgesteld, wordt gemarkeerd dat in het begin alle aandacht uitgaat naar de politieke criteria, en naar het JBZ-hoofdstuk. Zou de minister daarop een reactie kunnen geven? Dat is namelijk wat in de komende maanden nog vastgesteld zal moeten worden. Wat zal dan de inzet van de Nederlandse regering zijn?
Minister Bot:
Op de eerste plaats wordt nu het mandaat vastgesteld voor het komend jaar. Wij hebben de tijd tot 3 oktober; dan zal het onderhandelingsmandaat worden vastgesteld. Dat zal natuurlijk de instemming van alle lidstaten moeten hebben op grond van het vereiste van unanimiteit. Wij zijn dan een jaar verder. Er wordt ondertussen gemonitord; de Commissie heeft toegezegd dat zij een specifiek rapport over de mensenrechtensituatie zal indienen in het najaar van 2005. Dat is dus voordat de onderhandelingen beginnen. Er zijn allerlei remmen en monitoringsmechanismen aangebracht, juist om zeker te stellen dat er met betrekking tot de politieke en mensenrechtencriteria vooruitgang wordt geboekt. Zij zijn ook aangebracht om zeker te stellen dat Turkije in de kortst mogelijke tijd zo volledig mogelijk voldoet aan die criteria. Als je dat alles in ogenschouw neemt, zullen dat inderdaad de belangrijke elementen zijn. Hoe de volgorde in de onderhandelingen zal zijn, kan ik op dit ogenblik niet zeggen. Alle lidstaten hechten er het grootste belang aan dat de punten op het gebied van zowel de JBZ als de mensenrechtensituatie als het ware volledig respectabel, op democratische wijze en volgens onze wensen verbeterd worden.
De heer Van Dijk (CDA):
Mijn vraag ging niet over wat per se het eindresultaat zou moeten zijn. Het onderhandelingskader behelst nu het onderhandelen per hoofdstuk. Wil de Nederlandse regering zich ervoor inzetten bij de vaststelling van het onderhandelingskader, dat over het hoofdstuk JBZ niet zoals bij Roemenië het geval is helemaal aan het einde van de rit wordt onderhandeld maar helemaal aan het begin? In feite zou het het eerste hoofdstuk moeten zijn waarover onderhandeld gaat worden.
Minister Bot:
Wij willen ons daarvoor zeker inzetten. Ik heb gezegd dat het mandaat een zaak is die door de 25 lidstaten wordt opgesteld en dat die unanimiteit vereist. Wij hebben ons ten aanzien van de eerder door u genoemde drie eisen zeer ingespannen. Het is gedeeltelijk gelukt en gedeeltelijk niet. Ook wij vinden mensenrechten en rechtbanken etc. belangrijke elementen. Zeker met de nieuwe wetten is dat een goede test. Die zes wetten treden over het algemeen op 1 april in werking; enkele zijn al in werking getreden. Die zien juist toe op het strafprocesrecht, de tenuitvoerlegging, de gerechtsdienaren etc. Ik heb goede hoop dat wij spoedig na de inwerkingtreding daarvan kunnen testen of ze inderdaad zo worden toegepast zoals wij dat willen.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik heb nog een concrete vraag over het opschortingsmechanisme. Het verbaasde mij dat ervoor gekozen is om het Europees Parlement in kennis te stellen van eventuele opschorting. Welnu, of je kiest ervoor om te zeggen dat het een intergouvernementele kwestie is en dat het Europees Parlement er niets mee te maken heeft. Of je kiest ervoor om te zeggen dat het Europees Parlement heel belangrijk is voor het draagvlak etc. In dat geval zou je het Europees Parlement moeten raadplegen in plaats van het in kennis te stellen. Is er in de visie van de minister een mogelijkheid om de rol van het Europees Parlement op dit punt te vergroten?
Minister Bot:
Die is er niet. Het is inderdaad een intergouvernementele onderhandeling tussen 25 lidstaten en een kandidaat. Wij vinden het Europees Parlement een heel belangrijke instelling, mar het is niet mogelijk om een soort hybride constructie te maken waarbij het Europees Parlement "een beetje" wordt betrokken. Wel wordt het Europees Parlement in kennis gesteld van alles wat er gebeurt. Bijna wekelijks vindt er overleg plaats tussen Commissie, Europees Parlement en voorzitterschap, waarbij dergelijke zaken aan de orde komen. Maar het is iets anders om dat te institutionaliseren.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Maar er wordt dus al gekozen voor een hybride situatie. Je kunt ook zeggen dat de Europese Commissie bij de onderhandelingen zit en gecontroleerd wordt door het Europees Parlement. Echter, als de Europese Raad er expliciet voor kiest om wel een hybride situatie te creëren, waarom dan niet meteen die stap doorgezet richting meer democratie?
Minister Bot:
Dat is een goede vraag, maar dat is niet gebeurd omdat wij vinden dat het hierbij gaat om een intergouvernementele onderhandeling en dat de zaak daarmee af is.
Vorige week is er tijdens de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen een associatieraad met Israël gehouden. Daarbij is zeer uitvoerig over de situatie in het Midden-Oosten gesproken. Er wordt grote druk op Israël uitgeoefend. Er is een duidelijk plan om de geplande verkiezingen goed te laten verlopen. Daarnaast wordt gesproken over een "final status-plan". Dat echter niet ingaan voordat de terugtrekking uit Gaza een feit is en de verkiezingen zijn gehouden, want dan is er ook een autoriteit aan Palestijnse zijde waarmee onderhandeld kan worden. Overigens moeten wij nog afwachten hoe de nieuwe regering in Israël hierover oordeelt. Wij blijven voortdurend in de discussie met Israël en de Palestijnse autoriteit met het oog op het bereiken van een maximaal resultaat.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Gaan er ook EU-waarnemers naar de verkiezingen?
Minister Bot:
Ja.
Tijdens het AO van vanmorgen is zeer uitvoerig van gedachten gewisseld over Afrika. Dit continent heeft hoge prioriteit van dit voorzitterschap gekregen. Ik denk dat het nog niet is voorgekomen dat een minister in zes maanden vier keer in Afrika is geweest voor allerlei vergaderingen en conferenties.
China wil niet dat het op één lijn gesteld wordt met Noord-Korea en Zimbabwe. Gegeven alle veranderingen, inclusief een nieuwe regering en nieuw "parlement", vindt China dat het recht heeft op een nieuwe status. Het heeft vrede met de tool box en met the code of conduct. Het heeft ook geen problemen met onze stelling dat er noch kwalitatief, noch kwantitatief sprake mag zijn van een aanzienlijke vermeerdering van de wapenexporten. Op dit moment gaat het puur om een politiek gebaar. China hecht er veel waarde aan niet meer tot de schurkenstaten gerekend te worden.
De heer Wilders heeft, behalve mij van arrogantie te betichten, maar daar heb ik al op gereageerd, mij geen vragen gesteld. Voorzitter. Hiermee ben ik aan het eind van mijn Latijn gekomen.
Staatssecretaris Nicolaï:
Voorzitter. Gelet op de uitgebreide beantwoording van de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken kan ik het kort houden. Ik dank de Kamer voor de vele complimenten die niet alleen de uitbreiding en de toetreding van Turkije betroffen, maar ook andere terreinen zoals de bestrijding van het terrorisme en het Haags programma. Het laatste is na de uitbreiding misschien wel het belangrijkste resultaat van dit voorzitterschap. Er wordt een zeer volwaardig gevolg aan het Tampere-programma gegeven. Het is een grote stap in de richting van een betere samenwerking op het terrein van Justitie en Binnenlandse Zaken. In dit verband noem ik een Europees asielbeleid in 2010.
Economisch gezien zijn er resultaten geboekt bij het terugdringen van de administratieve lastendruk en de regelgeving. Op een aantal terreinen zijn concrete vereenvoudigingen overeengekomen.
Ten aanzien van de financiële perspectieven is een belangrijke stap gezet, die de heer Van der Staaij als "niet onaardig" typeerde. Ik denk dat het iets meer is dan dat, maar dat heeft misschien met onze verschillende achtergrond te maken. Ik ben het niet eens met de heer Duyvendak dat er geen resultaat is geboekt. Wij hebben exact onze inzet gerealiseerd. Wij wilden niet al dit halfjaar de feitelijke onderhandelingen over de financiële kant van de meerjarenbegroting voeren. Deze periode moest gebruikt worden voor twee dingen: het bepalen van de uitgangspunten en het in kaart brengen van alle verschillende posities van de lidstaten op de belangrijke punten, dus op de bouwstenen. Dat is overgenomen door de Europese Raad. Er ligt nu een mooi pakket voor dat het volgende voorzitterschap kan gebruiken voor een nieuwe begroting.
De heren Van der Staaij en Van Bommel vroegen nog wat dit alles betekent voor Nederland als nog steeds onaanvaardbaar grote nettobetaler. Is onze positie wat verbeterd door wat wij het laatste halfjaar hebben gedaan? Het antwoord luidt bevestigend. In de eerste plaats wordt onze betalingspositie beter als de totale uitgaven van de EU beperkt worden. In de verschillende varianten zitten veel voorstellen die goedkoper zijn dan de voorstellen van de Commissie. Als je die samen neemt, kom je duidelijk onder de 1% uit. Iedereen begrijpt dat het daarmee nog niet een gelopen race is, maar er zijn inderdaad mogelijkheden om lager dan de 1% uit te komen. Wij zijn niet bij voorbaat veroordeeld tot de overschrijdingen die voortvloeien uit het voorstel van de Commissie. In de tweede plaats is het gelukt – het was niet gemakkelijk – om het generieke correctiemechanisme in de conclusies van de Europese Raad op te nemen. Het gaat daarbij om een regeling van de maximale nettobetalingpositie van een land.
Voorzitter. Het is een goede zaak dat de betrokkenheid van de burger hoog op de Europese agenda staat. Voor het eerst is in de vorige raadsconclusies hier expliciet aandacht aan besteed. Wij zien allemaal dat Europa steeds belangrijker wordt, maar dat de steun enigszins afkalft. Dat is verontrustend en daarom kiezen wij ervoor om Europa politieker te maken, om meer debat te krijgen.
Tijdens het halfjaar Nederlands voorzitterschap hebben wij enkele concrete resultaten geboekt. Ik wijs onder andere op de televisie-uitzending over belangrijke onderwerpen die ook op de Europese Raad zijn besproken. Die uitzending was in een handvol landen te zien en heeft veel kijkers bereikt. Het was een interessante combinatie van informatie en entertainment waardoor een breed publiek kon worden bereikt.
Er is zorg uitgesproken over een mogelijke vermenging van het referendum over het verdrag met de Turkije-discussie. Het helpt natuurlijk niet als wij ons daar alleen maar hevige zorgen over maken. Dat kan alleen maar averechts werken. De regering zal er in ieder geval alles aan doen om duidelijk te maken dat er geen verband is. Dat verband is er logischerwijs ook niet. Ik heb hierover informeel overleg geëntameerd met alle bewindspersonen voor Europese Zaken en dat loopt het komende jaar door. Tijdens dat overleg kunnen zaken met betrekking tot ratificatie en referenda goed op elkaar worden afgestemd.
Het communicatieaspect in de Turkije-discussie is vanzelfsprekend van enorm groot belang. Tijdens onze lunch- en dinerbijeenkomsten is hierover uitgebreid van gedachten gewisseld. De conclusie werd getrokken dat veel zorgen van burgers over de toetreding van Turkije worden ondervangen door de gemaakte afspraken. Ook werd vastgesteld dat een mogelijke toetreding over minimaal 10 jaar voor diezelfde burgers van groot belang is als het gaat om onder andere economische groei en veiligheid. Er wordt geschermd met de stelling dat de regering onvoldoende rekening zou houden met de burger. Gezien de wijze waarop de discussie over Turkije is gevoerd, is eerder het tegendeel waar. Zo heeft de regering lessen getrokken uit de wijze waarop in 1999 de principiële stap is gezet om Turkije de status van kandidaat-lidstaat te geven. Die les is dat wij op een zo open mogelijke manier de discussie moeten bevorderen en zeker niet moeten proberen om discussies te vermijden.
Verder heeft de regering laten zien dat zij de zorgen van burgers over Turkije echt serieus neemt. Zo heb ik mij hard ingezet voor het voor Nederland zo belangrijke punt van het vrije verkeer. Er moeten goede garanties zijn dat het vrije verkeer met Nederland niet van kracht wordt als Nederland daar na het moment van toetreden nog niet aan toe is. Ik heb daarover al voor de zomer contact gehad met de Commissie. De Commissie is met verstandige voorstellen gekomen die ons in staat hebben gesteld om afspraken te maken die mensen laten zien dat wij wel degelijk naar hen luisteren.
De bevolking en de regering, net zoals het overgrote deel van de Kamer, blijven nadenken. Posities en meningen kunnen dus nog veranderen. De heer Van Bommel merkte terecht op dat het interessant is dat de laatste enquête laat zien dat er een kleine meerderheid is voor het besluit om de toetredingsonderhandelingen met Turkije te starten.
Ik sluit af met een positief bericht over de betrokkenheid van de burger bij Europa. Voor de Eurobarometer wordt bijgehouden hoe burgers over Europa denken. Enige tijd en zeker de laatste twee keer was er duidelijk een dalende lijn te zien in de waardering voor de EU. In het laatste halfjaar stijgt de waardering van burgers voor de Unie echter met gemiddeld 8%! Voor Nederland bedraagt dit percentage zelfs 13, want het is gestegen van 62% naar 75%. Dat is drie kwart van de bevolking!
De voorzitter:
Ik stel de spreektijden voor de tweede termijn vast op maximaal 2 minuten.
De heer Van Baalen (VVD):
Voorzitter. Een democratisch, seculier, welvarend Turkije is een aanwinst voor de Europese Unie. Wij moeten dan ook de risicovolle factoren die dit in de weg staan, wegnemen. Dat is met dit granieten onderhandelingskader gebeurd. Politici zijn niet arrogant als ze leiding geven en aangeven welke kant ze op willen. Politici moeten hun standpunt dan ook durven verdedigen. Ik heb dat in dit debat gedaan en mijn partij durft dat in elk ander debat ook te doen. Kortom, Turkije is een unieke kans.
Het Nederlandse voorzitterschap is een goed voorzitterschap geweest. Ik denk dan aan het financiële kader, de EU-battle groups, het EVDB en vele andere terreinen. Laat ik verder de formatie van de zeer liberale nieuwe Commissie niet vergeten. Ook de resultaten van de Europese top bevestigen mij in mijn opvatting dat het een goed voorzitterschap is geweest. Ik complimenteer de regering daarom nogmaals.
De heer Herben (LPF):
Voorzitter. De Luxemburgse minister van Buitenlandse Zaken, Jean Asselborn, vond de Turkse opstelling onaanvaardbaar. Hij zei: het is de hoogste tijd dat ze beseffen dat wij geen tapijtverkopers zijn. Turken zijn dat wel en Hollanders zijn dat uiteraard ook. Traditioneel hebben wij veel handel met elkaar gedreven: tulpen uit Turkije, Damascener klingen en Nederlandse vuurwapens richting Turkije. En dat allemaal in de periode dat wij nog oorlog met elkaar voerden. Hoe kun je dan verwachten dat er nu problemen zouden zijn met een douaneverdrag?
Dat probleem is er wel en staat in schril contrast met een andere verklaring die deze zomer in Istanbul is getekend. In juni werd de slotverklaring getekend van de 31ste conferentie van islamitische landen. Gastheer Turkije heeft uiteraard meeondertekend en verklaart in paragraaf 62 dat Turkije alle begrip heeft voor steniging en andere straffen van de sharia en het recht van de lidstaten om de sharia in te voeren.
De duisternis dreigt weer over Europa neer te dalen. Misschien is het dan ook symbolisch dat het vandaag 21 december is en dus de kortste dag. Wij weten ook dat het licht na 21 december weer aan kracht gaat winnen en wij moeten onze hoop vestigen op de Europese grondwet die in een referendum aan de bevolking zal worden voorgelegd. Natuurlijk houdt de Europese grondwet verband met de toetreding van Turkije. Alle bestaande argumenten tegen de Europese grondwet worden alleen maar krachtiger als Turkije toetreedt. Wij willen geen Europese president. Wij willen geen minister van Buitenlandse Zaken. Wij willen geen gekwalificeerde meerheid. Wij willen een fort Europa en wij krijgen nu een zandkasteel Europa. De LPF-fractie betreurt dit en zal dit ook mede tot uiting brengen in een motie die de heer Wilders mede namens mij zal indienen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik denk dat ik in mijn eerste termijn heel duidelijk ben geweest over de appreciatie door de ChristenUnie-fractie van de uitkomsten van de Europese top. Mijn fractie is van mening dat niet tot toetredingsonderhandelingen met Turkije had moeten worden besloten, ook niet met een open einde. Dit staat los van de vraag hoe zich dat verhoudt tot de discussie over fair play en "afspraak is afspraak". Wij blijven ven mening dat Turkije niet tot de Europese Unie zou moeten toetreden en dat dit perspectief ook niet met onderhandelingen zou moeten worden geboden. De argumenten heb ik al zo vaak gegeven, dat ik het niet nodig vind om dat nu opnieuw te doen.
In dit stadium, nu de Europese Top achter de rug is, vind ik het wel van belang om in een motie uit te spreken hoe mijn fractie en de fractie van collega Van der Staaij hierover denken. Mede namens de heer Van der Staaij leg ik de Kamer de volgende uitspraak voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
gezien de conclusie van de Europese Raad van 16 en 17 december 2004 dat de onderhandelingen met Turkije als kandidaat-lidstaat van de Europese Unie op 3 oktober 2005 kunnen worden aangevangen;
wijst de uitkomsten van de Europese Raad op het punt van de start van de onderhandelingen met dit niet-Europese land af,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rouvoet en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 269(21501-20).
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
Mijn principiële afwijzing neemt niet weg dat ik de volgende motie aan de Kamer voorleg over de Armeense genocide.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Europese Raad, bijeen in vergadering op 16 en 17 december 2004 te Brussel, heeft besloten tot de start van de toetredingsonderhandelingen met Turkije per 3 oktober 2005;
constaterende dat de Europese Raad in haar conclusies heeft vastgelegd dat met Turkije een intensieve politieke en culturele dialoog wordt aangegaan, waarbij ook het maatschappelijk middenveld wordt betrokken, teneinde het wederzijds begrip te verbeteren door mensen samen te brengen (conclusie 23);
van mening dat daar onlosmakelijk mee verbonden is een eerlijke omgang met de eigen geschiedenis van een kandidaat-lidstaat;
verzoekt de regering, binnen het kader van deze dialoog met Turkije voortdurend en nadrukkelijk de erkenning van de Armeense genocide aan de orde te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rouvoet, Van Bommel, Van der Staaij, Van der Laan, Van Baalen, Herben, Duyvendak en Wilders.
Zij krijgt nr. 270(21501-20).
De heer Van Bommel (SP):
Voorzitter. Ik kan kort zijn, omdat door de regering over alle punten is gesproken. Een aantal punten wil ik echter nog wel markeren, omdat ik ze in mijn eerste termijn zo heb benadrukt.
Over de toetreding van Turkije en de erkenning van Cyprus heb ik de regering horen zeggen dat er vóór toetreding sprake moet zijn van volledige erkenning en dat er een einde moet komen aan de bezetting. Het eiland moet weer één worden. Wij zullen dat proces op de voet volgen. Wij verwachten voortgang gedurende de onderhandelingen. Wanneer er geen sprake is van voortgang, of in onvoldoende mate, zullen wij aandringen op het in werking stellen van de noodremprocedure, zodat de onderhandelingen kunnen worden stopgezet om op dit punt aan Turkije duidelijk te maken dat het ons menens is.
Wat de grensproblematiek van Turkije betreft, heeft de minister-president alleen gesproken over Griekenland. Ik heb Cyprus nog zelf genoemd, maar het spreekt voor zich dat die kwestie erbij betrokken wordt. Mijn vraag was eigenlijk: zijn er meer landen waar die grensproblematiek een rol zou kunnen spelen? Graag ontvang ik daarop nog antwoord in tweede termijn. De motie van de ChristenUnie over Armenië heb ik van harte ondersteund, omdat het een punt is dat ik zelf ook steeds heb gemaakt namens de SP-fractie. Het is een voortdurend onderwerp van gesprek. Laten wij daarover duidelijk zijn tegenover Turkije: wij verwachten iets van dit land op dat punt.
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dank de regering voor haar vrij volledige beantwoording. De kwestie van de eventuele toetreding van Turkije zorgt voor beroering. Er wordt veel over gedebatteerd: hier, in Nederland en in de andere Europese landen. De fractie van GroenLinks is van mening dat dit debat uiteindelijk niet vrijblijvend mag zijn, maar dat de bevolking van de Europese landen de kans moet krijgen zich uit te spreken over een eventuele toetreding van Turkije, op het moment dat het proces van onderhandelingen een eind op gang is.
In verschillende landen zijn er al initiatieven genomen tot het houden van referenda over de eventuele toetreding. Er komen ook referenda over het grondwettelijk verdrag. Daarbij waren wij te laat om de referenda op elkaar af te stemmen en een gezamenlijke modaliteit te ontwikkelen. De minister-president refereerde daar ook al aan. De fractie van GroenLinks vindt dat wij dit bij de kwestie-Turkije moeten voorkomen. Het wordt dus nu al tijd om na te denken over en te werken aan modaliteiten voor een Europa-breed referendum. Dat zou ook helpen om te voorkomen dat gebeurt waarvoor door velen in dit debat de vrees is uitgesproken, namelijk dat het grondwetreferendum vermengd wordt met een debat over Turkije. Als bij het grondwetreferendum duidelijk wordt dat er een apart referendum zal volgen over Turkije, kan er later eventueel een veel zuiverder referendum plaatsvinden over de toetreding van Turkije, als de onderhandelingen een stuk op weg zijn. Mijn fractie spoort de regering aan om in Europa aan de gang te gaan met het ontwerpen van modaliteiten, die de context vormen voor zo'n referendum. Een dergelijk referendum zou van bovenaf of van onderop kunnen komen. Ik heb niet precies alle modaliteiten willen uitspreken. Ik dien daartoe de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er tijdens de Europese Raad van 16 en 17 december 2004 fundamentele besluiten zijn genomen over mogelijke toekomstige uitbreidingen van de Europese Unie;
constaterende dat de regering heeft aangegeven dat op termijn zwaarwegende beslissingen zich voor een referendum kunnen lenen, waarbij meer concreet gedacht kan worden aan de uitbreiding van de Unie;
constaterende dat zowel president Chirac van Frankrijk als kanselier Schüssel van Oostenrijk hun burgers reeds een referendum over de toetreding van Turkije tot de EU hebben toegezegd en dat de kans groot is dat andere lidstaten dit voorbeeld zullen volgen;
van mening dat het wenselijk is dat een dergelijke raadpleging van de burgers een EU-wijd karakter kan krijgen;
roept de regering op om er in Europees verband voor te ijveren dat de mogelijkheid wordt geschapen en de modaliteiten worden vastgesteld voor EU-wijde referenda over zwaarwegende Europese beslissingen;
verzoekt de regering, de Kamer over de voortgang van dit initiatief te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Duyvendak, Karimi en Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 271(21501-20).
Mevrouw Van der Laan (D66):
Als u een referendum wilt, waarom dan raadplegend en niet meteen bindend?
De heer Duyvendak (GroenLinks):
Wij hebben de vrees dat wij dat niet Europabreed kunnen regelen binnen de termijn die daarvoor nodig is. De wetgeving in alle landen zal hiervoor moeten worden aangepast. Wij vrezen dat dit een brug te ver is. Wij denken dat het al een grote winst zou zijn als het raadplegend is, maar als u de motie gewijzigd willen zien in de zin "raadplegend dan wel bindend", wil ik dat graag overwegen, mevrouw Van der Laan.
De heer Wilders (Groep Wilders):
Voorzitter. Beleefdheidshalve dank ik de bewindslieden voor hun antwoorden. Inhoudelijk is het er niet veel beter op geworden, in tegendeel. Het is toch een historisch verkeerd besluit dat op die zwarte vrijdag afgelopen week is genomen. Turkije hoort niet bij de Europese Unie. Het is geen Europees land, maar een islamitisch land. Wij moeten nooit willen dat het onderdeel uitmaakt van onze Europese gemeenschap. Ik kan niet anders dan dit tot uitdrukking brengen in een motie van treurnis. Die zal ik mede namens de heer Herben van de LPF-fractie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat een historisch fout besluit is genomen door in 2005 onderhandelingen met Turkije Wilderste beginnen gericht op een Turks lidmaatschap van de Europese Unie;
constaterende dat Turkije geen Europees maar Aziatisch land is en de Europese Unie ook een waardengemeenschap is en dat deze waarden hun grondslag vinden in het christendom, jodendom en humanisme en niet in de islam;
van mening dat Turkije nooit lid dient te worden van de Europese Unie en dat de Nederlandse regering nooit had moeten instemmen met een besluit de onderhandelingen met Turkije te beginnen;
betreurt de handelwijze van de regering,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wilders en Herben. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 272(21501-20).
De heer Wilders (Groep Wilders):
Ik zal geen moment nalaten, of dat nu is bij de Europese grondwet of op andere politieke momenten in de komende jaren, om te proberen om dit historisch foute besluit waar ik ook maar kan terug te draaien of de gevolgen ervan te beperken.
Minister Balkenende:
Voorzitter. Ik dank de Kamerleden die in tweede termijn hebben gesproken voor hun inbreng. De heer Van Baalen heeft in tweede termijn dank uitgesproken aan het voorzitterschap. Ik dank u voor deze woorden van waardering, mijnheer Van Baalen. Het is juist dat u hebt gesproken over een goed voorzitterschap op veel terreinen. Het is een voorzitterschap geweest dat alleen kon worden gedragen omdat er een heel kabinet achter stond. Het kabinet werd ondersteund door adviseurs, door de ministeries. Daar is heel hard gewerkt. Ik wil vanaf deze plaats dank voor uitspreken. Ook de permanente vertegenwoordiging in Brussel heeft heel goed werk gedaan. Ik wil ook u als parlementariërs bedanken voor uw betrokkenheid bij het voorzitterschap. Wij kunnen immers uiteindelijk ook niet verder springen dan u ons toestaat. Ik dank ook de Europarlementariërs. Wij hebben er met elkaar een succes van gemaakt.
De heer Herben heeft gezegd dat wij een zandkasteel Europa krijgen. Ik zie het heel anders. Ik heb de indruk dat er op het ogenblik wordt gewerkt aan het Europa van de 21ste eeuw. Het moet een community of values, zoals het vandaag in het Europees Parlement is genoemd, worden waarin landen elkaar nodig hebben om zaken met een internationaal karakter internationaal aan te pakken. Dat staat ons op het ogenblik te doen en daarom hebben wij bijvoorbeeld ook een grondwettelijk verdrag nodig. Dat helpt.
De heer Rouvoet heeft een andere visie op de ontwikkelingen dan het kabinet. Wij hoeven de argumenten niet te herhalen. Zijn positie is bekend. Hij heeft een motie ingediend waarin de uitkomsten van de Europese Raad op het punt van de start van de onderhandelingen met een niet-Europees land, zijnde Turkije, worden afgewezen. Op dat punt moet ik het aannemen van de motie uiteraard ontraden omdat deze haaks staat op het beleid van het kabinet.
De heer Van Bommel heeft er terecht op gewezen dat er sprake moet zijn van volledige erkenning voordat Turkije toetreedt tot de Europese Unie. Gedurende proces moet daarop worden gelet. In die zin denken wij daar hetzelfde over. Hij had ook een vraag over de grensproblematiek. De feitelijke situatie doet zich voor tussen Griekenland en Turkije. Daarop heeft de zaak betrekking. Dat is een bevestiging van hetgeen u al zei.
De heer Duyvendak heeft een motie ingediend over referenda. Ik begrijp dat vanuit zijn standpunt. Het komt overeen met wat in eerdere termijnen naar voren werd gebracht. Ik heb al gezegd dat het kabinet de zaken anders ziet. Ik ben geen voorstander van het aannemen van de door de heer Duyvendak ingediende motie. Ik zal het aannemen ervan dus ontraden.
De heer Wilders heeft het kabinet beleefdheidshalve bedankt. Hij heeft een motie ingediend die haaks staat op het regeringsbeleid. Ik zal de aanneming ervan dus ontraden. Ik voeg hier nog wel iets aan toe. Ik heb geen begin van bewijsvoering gehoord dat het Nederlands voorzitterschap door de knieën gaat ten aanzien van Cyprus. Dit wil ik gemarkeerd hebben. Er zijn ook nog kwalificaties gebruikt als beschamend. Dat zijn grote woorden en die moeten stoelen op argumenten. Wij zijn consistent geweest. Wij hebben als voorzitter gedaan wat wij moesten doen. Dit moet in dit debat nog maar eens worden gezegd.
Ik dank de leden van de Kamer voor hun inbreng. Ik wens hen vanaf deze plaats goede kerstdagen en het allerbeste voor het komende jaar, als u mij dat toestaat, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank u daarvoor.
Minister Bot:
Voorzitter. Laat ik in de eerste plaats geheel aansluiten bij de woorden van waardering en dank die de minister-president heeft uitgesproken. Zij gelden ook mijn ministerie. Daar is buitengewoon hard gewerkt, niet alleen gedurende het afgelopen halfjaar, maar gedurende de gehele aanloop tot het voorzitterschap. Die is eigenlijk al bijna twee jaar geleden genomen.
De motie die de heer Rouvoet heeft ingediend, beschouw ik inderdaad als een ondersteuning van het bestaande beleid. Daarom verwelkom ik haar. De heer Rouvoet verzoekt de regering om in het kader van de dialoog met Turkije de erkenning van de Armeense genocide aan de orde te stellen. Ik suggereer u om de regering te verzoeken om in het kader van deze dialoog te stimuleren dat Turkije met Armenië op intensievere wijze spreekt over de Armeense genocide van 1915 of woorden van die strekking. Dan wordt het voor Turkije gemakkelijker om nog positiever deze discussie aan te gaan. Ik herhaal dat deze motie ons beleid ondersteunt en dat wij haar als zodanig verwelkomen.
De heer Rouvoet (ChristenUnie):
In reactie op deze suggestie merk ik op dat mij niet is ontgaan dat de minister van Buitenlandse Zaken in zijn eerste termijn het een en ander heeft gezegd over wat Turkije hieraan moet doen. Deze motie van het parlement onderstreept die noodzaak. Het parlement vraagt er in commissie met de Nederlandse regering om dat Nederland dit punt in de komende jaren nadrukkelijk op de agenda houdt. De minister mag dit interpreteren volgens de strekking die de motie in mijn ogen heeft. Ik denk dat wij geen verschil van mening hebben.
Minister Bot:
Dank u wel.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties wordt vanavond aan het einde van de vergadering gestemd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20042005-2464-2497.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.