Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 10 april 2003 over SARS.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Voorzitter. SARS is een ernstige besmettelijke ziekte die zich in korte tijd over 25 landen verspreid heeft. In sommige landen, zoals China, zelfs in hoog tempo. In de meeste landen zijn er gelukkig maar enkele patiënten, maar in China, de VS, Canada, Singapore en Taiwan zijn er tientallen tot meerdere duizenden. Bovendien bleek dat China de WHO misleid en voorgelogen heeft en dit land op het punt van SARS-bestrijding dus niet te vertrouwen is. De WHO geeft in reactie hierop negatieve adviezen, op dit moment alleen voor delen van China en Canada. Is het voldoende om het WHO-advies te volgen, zoals de staatssecretaris doet? Daarover bestaat in Europa verschil van mening. Nederland volgt de WHO maar sommige Europese landen, zoals Spanje en Frankrijk, gaan verder. De staatssecretaris heeft beloofd om met andere Europese landen te overleggen of verdergaande maatregelen dan de WHO voorstelde, nodig zijn. Zij heeft ons vervolgens gemeld dat zij dat niet nodig acht, maar zij gaf niet aan waarom en hoe het overleg erover is gelopen. Waarom zijn bijvoorbeeld Frankrijk en Spanje strenger? Ook daarop hebben wij geen antwoord gehad, behalve dat hierbij argumenten op het gebied van internationale handel of diplomatieke betrekkingen een rol spelen. Bedoelt zij dat deze landen om diplomatieke en economische redenen strenger zijn of bedoelt ze dat Nederland om diplomatieke en economische redenen voorzichtiger is?

Gezien de ernst, het mondiale karakter, de ongrijpbaarheid van de ziekte en de onbetrouwbaarheid van China vindt de fractie van GroenLinks een strenger beleid wel noodzakelijk. De argumentatie om geen strenger beleid te voeren ontbreekt bij het kabinet. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat SARS in minstens 25 landen voorkomt en dat ongeveer 6% van de besmette patiënten SARS niet overleeft;

overwegende dat de ziekte niet onder controle is en dat verdere verspreiding zoveel mogelijk moet worden voorkomen;

constaterende dat Nederland in navolging van de WHO een negatief reisadvies geeft voor Hongkong en Guangdong en onnodig reizen naar Shanxi, Peking en Toronto afraadt;

constaterende dat Frankrijk en Spanje verdergaande negatieve reisadviezen geven dan de WHO en Nederland;

verzoekt de regering, in navolging van Frankrijk en Spanje, ook een negatief reisadvies te geven voor alle door de WHO vastgestelde "affected areas", te weten Shangxi, Peking, Binnen-Mongolië, Toronto, Vietnam, Singapore en Taiwan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(28827).

De heer Wilders (VVD):

Waar mevrouw Tonkens ook bezwaren heeft tegen het feit dat er in Europa geen eenduidigheid in beleid en adviezen is richting de bevolking, zou ik haar willen vragen of zij niet met mij van mening is dat zij met deze motie die verschillen alleen maar groter maakt. Zij sluit wel aan bij een aantal landen maar er zijn meerdere landen die wel de WHO volgen. Is zij derhalve niet bevreesd dat zij met haar motie zorgt voor iets wat zij eigenlijk wil bestrijden?

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Ik wil twee dingen bestrijden, te weten de onenigheid en de SARS. Ik realiseer mij dat die twee op dit moment op gespannen voet staan met elkaar. Daarnaast heb ik zowel schriftelijk als mondeling onvoldoende van de staatssecretaris gehoord wat de argumenten zijn om niet mee te gaan met het strengere beleid. Derhalve moet ik mijn eigen oordeel vormen, dat door sommige andere landen wordt ondersteund, namelijk dat SARS een heel ernstige ziekte, waarmee wij binnen de huidige globalisering niet voorzichtig genoeg om kunnen gaan.

De heer Wilders (VVD):

Als uw motie wordt aangenomen, zal de verdeeldheid in Europa alleen maar toenemen. Ik heb overigens ook kritiek op de argumenten van de staatssecretaris, maar ik krijg daar graag eerst een toelichting op voordat wij een dergelijk besluit nemen.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Tijdens het AO heb ik tweemaal om die argumentatie gevraagd, maar die heeft de staatssecretaris niet gegeven. Bij een VAO ben je wel gedwongen om een motie in te dienen voordat de regering aan het woord is geweest. Als de staatssecretaris een goede inhoudelijke argumentatie heeft, kan ik de motie intrekken.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Anderhalve week geleden hebben wij een AO over SARS gehad. De staatssecretaris kreeg daarin bijna kamerbreed complimenten voor haar inzet en aanpak. Bijna iedereen was tevreden over haar optreden. De dag erna moesten wij echter in de krant lezen dat de RGO waarschuwt dat Nederland organisatorisch onvoldoende is voorbereid op het bestrijden en voorkomen van infectieziekten. Wat is de mening van de staatssecretaris hierover?

Ik had graag gezien dat de staatssecretaris tijdens het debat de Kamer hierover geïnformeerd had. Dat kon heel goed, want het was meer een informatief dan een politiek overleg. Zij had in ieder geval kunnen aangeven wat de Raad voor gezondheidsonderzoek in zijn rapport te melden had, want zij zou dit de volgende dag in ontvangst nemen. Samen met de collega's Wilders en Rijpstra heb ik hier schriftelijke vragen over gesteld. Mevrouw Kant heeft dit ook gedaan. De antwoorden daarop vond ik onbevredigend. Ik vind de zaak ernstig genoeg om daar de volgende motie over in te dienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de conclusie van de Raad voor gezondheidsonderzoek dat Nederland organisatorisch onvoldoende voorbereid is op het bestrijden en voorkomen van infectieziekten serieus genomen dient te worden;

van mening dat het inspelen op dreigingen als nieuwe ziekten en bioterrorisme tot de taak van de overheid behoort;

verzoekt de regering, de Kamer voor het zomerreces een concreet plan van aanpak met structurele financiering te sturen ten aanzien van het opzetten van een goede infrastructuur voor signalering, surveillance en bestrijding van infectieziekten, waarbij samenwerking en afstemming tussen nationale, lokale en regionale instellingen en diensten gewaarborgd wordt;

verzoekt de regering tevens, in dit plan van aanpak een voorstel te doen ten aanzien van nationale coördinatie van onderzoek en opleidingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Arib en Kant. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(28827).

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Arib. Tijdens het AO is de staatssecretaris volop gecomplimenteerd en terecht. Alleen het antwoord op de vraag of wij voldoende zijn voorbereid op infectieziekten, qua deskundigheid, opleiding en onderzoek vond ik wat magertjes. Het feit dat wij de afgelopen eeuw zo goed in staat zijn geweest om infectieziekten te bestrijden, wil niet zeggen dat alle gevaren geweken zijn. Daar is ook volop voor gewaarschuwd. De staatssecretaris stelde ons gerust, maar er was in het debat helaas geen ruimte om dat punt volledig uit te discussiëren. De dag erop kwamen er zeer kritische geluiden van deskundigen in de media met betrekking tot de vraag of Nederland goed voorbereid is. De beantwoording van de staatssecretaris van vragen van verschillende Kamerleden – onder anderen van mij – op dit punt vond ik zeer teleurstellend en wat vaag. Ik kon er niet uit opmaken dat er actief maatregelen genomen worden. Om die reden heb ik de motie van mevrouw Arib van harte ondersteund.

Ik wijs erop dat er onvoldoende capaciteit is om problemen op te vangen. De deskundigen zijn er wel, maar zij worden niet door de overheid gefinancierd en gesteund. Het RIVM is de afgelopen jaren flink uitgekleed. De laboratoriumcapaciteit is erg gering. Tegen deze achtergrond dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de laboratoriumcapaciteit van het RIVM de afgelopen jaren is uitgedund en dat het RIVM momenteel onvoldoende is uitgerust om bij een acute uitbraak van virussen voldoende onderzoek en diagnostiek te verrichten;

overwegende dat dit hiaat wordt opgevangen door de afdeling virologie van Erasmus MC, die wel over de benodigde capaciteit en deskundigheid beschikt, maar hier geen structureel budget voor ter beschikking heeft;

overwegende dat structurele financiering en voldoende kennis aanwezig moeten zijn bij academische laboratoria en/of het RIVM om bij eventuele uitbraken acuut en adequaat te kunnen reageren;

verzoekt de regering, hiertoe de noodzakelijke middelen vrij te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant en Arib. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(28827).

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter. Wij hebben op 10 april een uitgebreid overleg gehad met de staatssecretaris. Ik deel de complimenten die mevrouw Kant aan deze staatssecretaris gaf over de adequate manier waarop de Nederlandse regering om zal gaan met een eventuele uitbraak van SARS. Wij lopen in de pas met de Europese aanbevelingen en wij zijn volgend in de aanbevelingen van de World health organization. Ik begrijp tegen deze achtergrond niet het verzoek in de motie van mevrouw Tonkens. Zij wordt namelijk op haar wenken bediend. Zoals bekend heeft de WHO het advies bijgesteld, waarbij drie van de gebieden die in de motie van mevrouw Tonkens worden genoemd, ook genoemd worden. Naar mijn mening is de motie van mevrouw Tonkens overbodig. Ik doe bij dezen een extra oproep om er vooral voor te zorgen dat er unanimiteit bestaat en dat de aanpak die door deskundigen wordt geadviseerd via de WHO het leidend beginsel is voor Nederland.

Voorzitter. Ik heb een vraag over Nederlandse sporters die vaak in het buitenland moeten optreden. Ik zou het op prijs stellen als de staatssecretaris advies geeft over de landen waar deze sporters veilig naar kunnen afreizen om deel te nemen aan sportevenementen. Het zou deze sporters wat meer duidelijkheid geven. Zij leven nu in een bepaalde mate van onzekerheid.

Wat de motie van mevrouw Arib betreft moet mijns inziens eerst de reactie van de staatssecretaris worden afgewacht op de conclusie van de Raad voor gezondheidsonderzoek. Pas daarna lijkt het mij zinvol om na te gaan of de aanbevelingen die door de Gezondheidsraad gedaan worden opgevolgd moeten worden. Ik stel dus voor om de staatssecretaris eerst de gelegenheid te geven om te reageren op de conclusies van de Raad voor gezondheidsonderzoek. Dit ligt ook in het verlengde van wat mevrouw Arib in haar motie heeft aanbevolen.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Voorzitter. De heer Buijs verklaarde mijn motie overbodig. Waarschijnlijk doelt hij op de drie regio's Shanxi, Peking en Toronto die in mijn motie worden genoemd. De WHO maakt, anders dan Nederland, een onderscheid tussen niet onnodig reizen en een negatief reisadvies. Het gaat hier om de uitbreiding naar niet onnodig reizen. Dat is iets anders dan een negatief reisadvies.

De voorzitter:

Ik maak bezwaar tegen deze interruptie. Mevrouw Tonkens licht nu toe om welke redenen zij de motie heeft ingediend, maar daar is deze behandeling niet voor bedoeld. De motie is ingediend en voldoende ondersteund. De heer Buijs heeft zijn opvatting en mevrouw Tonkens de hare. Verder lijkt het mij verstandig het advies van de staatssecretaris over de motie af te wachten.

Mevrouw Arib (PvdA):

De heer Buijs zegt dat de staatssecretaris in eerste instantie behoort te reageren op het onderzoek. Procedureel heeft hij daarin volkomen gelijk. Het gaat echter om een epidemie en vooral om de waarschuwing van de Raad voor gezondheidsonderzoek dat de signalerende functie goed moet worden geregeld. Als dat niet op tijd gebeurt, is er een groot probleem. Gezien de ernst van de zaak vind ik de motie belangrijk, tenzij de staatssecretaris zegt dat zij het morgen gaat regelen.

De voorzitter:

U doet exact hetzelfde als mevrouw Tonkens, die ik heb gevraagd om dat niet te doen. U stelt geen vraag, maar geeft een mening. U mag het AO gewoon voortzetten, dan kunt u een gedachtewisseling hebben, maar dit is het moment om moties in te dienen. De heer Buijs geeft zijn opvatting en de staatssecretaris geeft een reactie op de door u ingediende motie.

Mijnheer Buijs, bent u aan het eind van uw termijn?

De heer Buijs (CDA):

Ik wil nog antwoord geven op de mij gestelde vraag. Wat de motie van mevrouw Arib betreft, ik stel voor dat de staatssecretaris snel met een advies komt, snel tot meningsvorming komt, dan is haar motie volledig ondervangen.

Er is volgens de Volkskrant van heden wel degelijk een negatief reisadvies verstrekt door de WHO voor de drie bedoelde provincies.

De heer Wilders (VVD):

Voorzitter. Het is van groot belang dat wij in Nederland alert blijven ten aanzien van SARS. Wij zijn inmiddels een van de weinige landen in Europa die er nog niet op enigerlei wijze mee zijn geconfronteerd. Wij dienen dan ook goed voorbereid te zijn. De staatssecretaris heeft in antwoord op vragen van mevrouw Kant aangegeven dat de berichtgeving in de media dat wij niet goed zouden zijn voorbereid, slechts de mening van enkelen is. Ik hecht eraan dat niet onnodig onrust wordt gezaaid en dat de staatssecretaris nog eens glashelder aangeeft dat wij wel goed zijn voorbereid.

Tijdens het algemeen overleg is aangegeven dat de VVD-fractie het goed vindt als de adviezen van de Wereldgezondheidsorganisatie, de WHO, worden gevolgd. Het uitbreiden van het negatieve reisadvies door de Nederlandse regering conform het WHO-advies is dan ook goed. Wij hechten eraan dat er ten aanzien van de bestrijding van SARS Europese afstemming komt, een eenduidig Europees beleid. Helaas is dat niet gelukt, want de lidstaten geven verschillende reisadviezen aan hun burgers. Dat is zeer te betreuren, want dat kan leiden tot onbegrip bij de bevolking en daardoor tot onnodige onzekerheid. Ik heb de staatssecretaris in het algemeen overleg gevraagd welke landen verder gaan dan de WHO-norm, welke landen aanvullende maatregelen nemen en wat die maatregelen dan zijn. Ook ik moet bekennen dat ik mij enigszins erger aan de antwoorden van de staatssecretaris, want wij hebben geen behoorlijk antwoord gekregen. Er wordt slechts gesteld dat een aantal landen zoals Spanje en Frankrijk verdergaande maatregelen neemt, maar de lijst is niet compleet. Ook de redenen worden slechts zeer summier aangegeven. Ik vraag de staatssecretaris dan ook om de Kamer serieus te beantwoorden. Willen wij ook onze bevolking duidelijk maken waarom wij niet verdergaan dan de WHO-lijn, een lijn die door de VVD-fractie in eerste instantie wordt ondersteund, dan moeten wij wel precies weten welke landen welke maatregelen nemen en waarom zij dat wel doen en wij niet. Ik vraag de staatssecretaris om dit, zo niet vandaag, dan toch op korte termijn schriftelijk precies beargumenteerd aan te geven. Mochten andere landen in de toekomst opnieuw verdergaan, dan vraag ik om dat iedere keer opnieuw te doen.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Voorzitter. De SARS-epidemie baart mij en ook de Kamer zorgen. Iedereen heeft de berichten over China gevolgd. Je moet constateren dat die zorgelijk zijn, zeker omdat China, naar later is gebleken, toch meer SARS-gevallen kende dan eerder gemeld. Het is wel goed dat daarover nu openheid is. Het is wel goed dat hierover nu openheid is. Het is goed om te constateren dat betere communicatie mogelijk is.

Als ik zo om mij heenkijk naar wat er in de wereld gebeurt, denk ik dat van mij wordt verwacht dat ik realistisch ben en dat ik geen verhalen ga ophangen dat dit in Nederland nooit zou kunnen voorkomen. Wij mogen ons gelukkig prijzen dat hier nog geen SARS-geval is. Wij nemen alle maatregelen die wij denken te kunnen nemen. Wij moeten erop voorbereid zijn dat niet volledig uit te sluiten is dat SARS in Nederland zal voorkomen.

De structuur van de monitoring van SARS in Nederland is goed geregeld, maar staat of valt met de medewerking van de mensen zelf. Dat blijft nu eenmaal zo. Je kunt professionals op hun professionaliteit aanspreken, maar als het gaat om reizigers of mensen die zich van het ene naar het andere land bewegen, mag je hopen dat alle aandrang die op hen wordt uitgeoefend om mee te werken, ook wordt opgevolgd. De huisartsen moeten er ook alert op zijn dat een hype wordt voorkomen.

In Nederland wordt een iets strengere casusdefinitie gebruikt dan door de WHO. Het is goed om de WHO te volgen, maar als wij op basis van deskundigenadvies denken dat wij iets strenger moeten zijn, vind ik dat wij dat niet moeten laten. Wij doen dat om een enorme toeloop van vals positieven te voorkomen, die er in andere Europese landen wel was.

Het Outbreak management team beraadt zich iedere twee weken op deze casusdefinitie. De signalering is gericht op de bekende verschijningsvormen van SARS. Mocht SARS onverwachts muteren en zich op een andere manier openbaren, dan kan niet geheel uitgesloten worden dat wij dat ene geval missen. Wij moeten het doen met de signalering op basis van de verschijnselen die zich tot nu toe hebben voorgedaan.

In het AO hebben wij het er over gehad dat het Nederlands signaleringssysteem goed ingericht is voor de opvang van enkele tientallen SARS-patiënten. De isolatiemaatregelen die getroffen moeten worden, zijn vergelijkbaar met MRSA en tuberculose. In die zin is het business as usual, hoewel het natuurlijk niet zo usual is. Als er meer patiënten komen, moeten er alternatieve maatregelen worden genomen, zoals cohortverpleging. Hiervoor worden protocollen opgesteld aan de hand van een advies van het OMT.

De SARS-situatie in de wereld laat zien dat deze ziekte heel moeilijk te bestrijden is. Daardoor zal er bij de introductie van SARS, wanneer de ziekte zich voordoet, snel paniek ontstaan onder de bevolking, maar vooral in de gezondheidszorg. De meeste besmettingen vinden immers plaats in de gezondheidszorg. Zodra er sprake is van ernstige maatschappelijke ontwrichting, zal de coördinatie van SARS waarschijnlijk worden overgenomen door het NCC, het landelijk coördinatieteam. Er worden afspraken met Binnenlandse Zaken voorbereid. Wij hebben hierover pas overleg gehad, maar wij moeten blijven handelen naar aanleiding van de actuele gebeurtenissen.

Mevrouw Tonkens vroeg waarom wij het advies volgen van de WHO en niet van landen die verdergaan. Ik heb een brief gestuurd met opmerkingen daarover. De heer Wilders sprak mij hier ook op aan, omdat hij dit niet voldoende vond. Laat ik in het algemeen zeggen dat ik het principieel juist vind om de WHO te blijven volgen. Ik ben blij dat de heer Wilders heeft gezegd dat het belangrijk is om dat te blijven doen. Weliswaar lijkt een aantal landen wat verdergaande maatregelen te nemen, maar er zijn ook landen die precies hetzelfde doen als wij. Dan kijken wij om ons heen, bijvoorbeeld naar ons buurland Duitsland.

Wanneer de Kamer niet tevreden is over de beantwoording, zal ik een poging doen om haar alsnog te bedienen. Ik moet er wel bij zeggen dat niet alle landen evenzeer bereid zijn om op basis van de argumenten die wij hanteren, zoals deskundigenadvies en volksgezondheidsoverwegingen, openheid van zaken te geven over de redenen waarom zij tot verdergaande maatregelen besluiten. Als ik zeg dat deze redenen soms van andere aard zijn dan volksgezondheid, ligt het niet voor de hand dat deze landen uitgebreid uitleggen hoe en waarom dat zo is. Dat is ons ook wel gebleken. Als mijn antwoord niet uitvoerig genoeg is, komt dat omdat wij niet meer informatie hebben kunnen krijgen. Ik zou net als de heer Wilders de discussie het liefst voeren op basis van het deskundigenadvies. Hoe komt het dat mensen uit een oogpunt van volksgezondheid er een ander standpunt op na kunnen houden dan wij en het WHO-advies niet volgen? Vanuit die invalshoek zou ik graag mijn antwoord formuleren, maar het is wat moeilijker de andere motieven aan de heer Wilders uit te leggen.

De heer Wilders (VVD):

Het zou mooi zijn als alle andere landen het argument van de gezondheidsredenen zouden hanteren, net als Nederland. Als wij onze bevolking willen uitleggen waarom wij niet verder gaan dan andere landen, is het heel belangrijk dat wij dat transparant maken. Daarom vragen wij de staatssecretaris een brief naar de Kamer te sturen waarin zij op zijn minst opschrijft wat zij weet of wat zij te weten is gekomen. Wij kunnen dan uitleggen waarom wij niet doen wat Frankrijk doet. Als dat een slechte reden is, blijkt dat wel. Als het een goede reden is, kunnen wij er eventueel nog over praten. Alles wat ik vraag is transparantie om uit te kunnen leggen wat wij doen.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik zal mijn best doen, maar ik weet al op voorhand dat hetgeen de heer Wilders krijgt, hem teleur zal stellen, te meer omdat wij geprobeerd hebben, zo goed mogelijke informatie te krijgen. Ik zal nogmaals een poging doen om meer informatie te krijgen. In de praktijk blijkt het buitengewoon moeilijk te zijn, zeker als het om zulke gevoelige informatie gaat, te allen tijde openheid van zaken te krijgen. Dat geldt niet alleen voor dit onderwerp. Er is een uitgebreid verkeer, soms ook op het niveau van bewindspersonen en zelfs dan blijkt het lang niet altijd eenvoudig te zijn de informatie te krijgen. Naar mijn mening hebben wij zeer adequaat de ons bekende informatie doorgegeven. Het is echter niet altijd zo dat je wat terugkrijgt.

De voorzitter:

Voordat ik mevrouw Tonkens en daarna mevrouw Arib het woord geef, laat ik de Kamerleden weten dat zij per VAO één interruptie mogen plaatsen. Hierna staat nog een VAO op de agenda. Wij willen vanavond op tijd stemmen. U kunt dus nu van uw interruptierecht gebruik maken of later. De keuze is aan u.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Ik wil nu van de staatssecretaris horen wat de argumenten van andere landen zijn. De heer Wilders vraagt om een brief, maar dat vind ik te traag. Wij hebben in het AO ook om de argumenten gevraagd. Ik veronderstel dat de staatssecretaris kan uitleggen wat zij bedoelt met diplomatieke en economische redenen. Waar gaat dat over? Wij moeten dat nu en hier horen. Een brief is mij te langzaam en de formulering vind ik te vaag.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik neem aan dat mevrouw Tonkens niet geheel naïef is. Ik ga hier absoluut niet vertellen wat de mogelijk diplomatieke overwegingen kunnen zijn. Vanuit mijn verantwoordelijkheid kan ik die niet in de Kamer bespreken. Er zijn grenzen. Ik begrijp uit de motie van mevrouw Tonkens dat zij het advies van de WHO niet wil volgen. Ik kan daar absoluut niet mee akkoord gaan. Ik ontraad die motie. Zoals de heer Buijs zo-even duidelijk zei, is het officiële reisadvies van de WHO gisteren nog uitgebreid met enkele regio's. Het betreft Peking, Shanxi en Toronto.

De WHO geeft een medisch advies en geen reisadvies. Het ministerie van Buitenlandse Zaken en ons ministerie nemen het advies van de WHO over. Daaruit volgt een negatief reisadvies. Ik volg daarin graag de WHO. Ik heb vooralsnog geen enkele reden, een andere stap te zetten en al helemaal niet om andere landen te volgen. Zij kiezen voor een andere benadering die niet is gebaseerd op redenen van volksgezondheid.

Mevrouw Arib (PvdA):

De WHO adviseert niet onnodig naar de betreffende gebieden te reizen. Waaruit kan de Kamer opmaken dat dit advies wordt opgevolgd? Kan de staatssecretaris een overzicht geven hoeveel mensen dat advies opvolgen en niet meer naar landen reizen waar risico's zijn?

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Mevrouw Arib vraagt daarmee het onmogelijk van mij. Ik kan echt geen enquête in Nederland houden om na te gaan hoeveel mensen niet naar een bepaald gebied zijn afgereisd op grond van het negatieve reisadvies. Ik kan wel zeggen welke maatregelen wij nemen om te voorkomen dat mensen gaan. Ik heb dat ook al uitgebreid verteld. Het is absoluut onmogelijk, na te gaan welke mensen al dan niet daaraan gehoor hebben gegeven. Ik ben laatst op een vliegveld geweest en daar heb ik proefondervindelijk vast kunnen stellen dat er bijna niet meer op deze gebieden wordt gevlogen. Als ik deze informatie combineer met de berichten die ik in de kranten lees, kan ik – en dat geldt volgens mij ook voor mevrouw Arib – op mijn klompen aanvoelen dat dit reisadvies door heel veel mensen wordt opgevolgd. Als dat niet zo is, spijt mij dat buitengewoon en ik vind dat ook erg onverstandig, maar ik kan niet anders doen dan mensen oproepen deze adviezen op te volgen. De informatie die men krijgt, is op dit moment afdoende.

Het negatieve reisadvies dat voor delen van China is afgegeven, komt in de praktijk neer op een negatief reisadvies voor heel China, omdat er nauwelijks op andere Chinese provincies wordt gevlogen. Er is niet gevraagd naar het mogelijke geval van SARS op Aruba maar ik wil er toch iets over zeggen. Er zijn op dit moment nog geen aanwijzingen dat het daadwerkelijk om SARS gaat. Mocht dit wel het geval zijn, dan is het aan de autoriteiten van de autoriteiten van de Antillen en Aruba om maatregelen te nemen. Onze inspectie voor de gezondheidszorg ondersteunt de locale inspectie bij die taken. Aanname van de motie-Tonkens ontraad ik derhalve.

Ik kom nu te spreken over de twee moties-Arib/Kant. Aangezien de Kamer al een Strategienota over infectieziekten is toegezegd, worden de indieners op hun wenken bediend. Ik geef toe dat deze toezegging al enige tijd geleden is gedaan en wat mij betreft wordt deze noodzakelijke nota zo spoedig mogelijk naar de Kamer gestuurd. De in de motie genoemde termijn, vóór het zomerreces, lijkt mij zeer billijk. Hoewel het klinkt als een cliché is het vanwege de financiële consequenties wel aan een nieuw kabinet om uiteindelijk te beslissen. Uiteraard krijgt de Kamer mijn reactie op het RGO-advies. Ik vind de moties overbodig, want de Kamer krijgt wat er wordt gevraagd. Voor het vrijmaken van de noodzakelijke middelen is echter een missionair kabinet nodig.

Mevrouw Kant (SP):

Nu breekt mijn klomp! Het gaat om infectieziektes die de Nederlandse bevolking bedreigen. U kunt in zo'n geval niet strooien met het feit dat het kabinet demissionair is, want daar is de zaak iets te ernstig voor. Dit zijn juist de onderwerpen die wij hier moeten kunnen blijven bespreken. Ik vind uw reactie wat te gemakkelijk en de motie is ook niet overbodig. Ik weet dat er iets gaat veranderen, dat er een notitie komt en dat die ook wel consequenties zal hebben, maar het gaat mij om de korte termijn. Ik zal een voorbeeld geven ter illustratie van de noodzaak om op korte termijn iets te doen. De virusuitbraak in het verzorgingshuis in Zaandijk is een voorbeeld van een geval waarin snel onderzoek nodig was naar de oorzaak. Men heeft overal aangeklopt en kwam uiteindelijk terecht bij de heer Osterhaus, een bekend deskundige. Hij heeft snel verheldering gebracht. Er is echter geen geld beschikbaar voor het snel inwinnen van dergelijke adviezen. Dat vind ik niet verantwoord, want die adviezen komen er op vrijwillige basis wel, maar dat kan zo niet eindeloos doorgaan. Daar moeten wij op korte termijn een oplossing voor zoeken en daar gaat de motie over.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Hartelijk dank voor deze toelichting. Het RIVM heeft de laatste drie jaar een aantal miljoenen euro's gekregen om dit soort onderzoeken te doen. Er zijn ook een aantal commerciële laboratoria die zich hiermee bezighouden, maar die hoeven niet door het Rijk gesteund te worden. Ik zie echter uw punt. Het is inderdaad belangrijk om te kijken of zich problemen voordoen, maar vooralsnog is mij niet gebleken dat de capaciteit daadwerkelijk onvoldoende is om de door u gevraagde onderzoeken uit te voeren. Als men absoluut niet in staat is om adequaat op de problematiek in te spelen, dan wil ik die informatie graag hebben. Ik heb met een lezing gereageerd op het RGO-advies en de tekst hiervan is op de website van VWS te vinden. Hierin kunt u iets van mijn opvattingen lezen. Ik vind het wel van belang dat er beter samengewerkt wordt, want er kan wel wat beter worden omgegaan met de urgentie van vandaag de dag. Ik zal dat proberen te stimuleren. Mijn reactie op het RGO-advies zal ik nog naar de Kamer sturen. In reactie op uw verzoek om "hiertoe de noodzakelijke middelen vrij te maken", moet ik u zeggen dat ik op dit moment geen directe noodzaak zie om dit te doen, omdat mij gebleken is dat de capaciteit wel degelijk voldoende is.

De heer Buijs (CDA):

Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging dat er een reactie komt op het RGO-advies. Mevrouw Arib en mevrouw Kant hebben zojuist terecht gesteld dat er onrust komt als er in de krant staat dat Nederland onvoldoende voorbereid is, met verwijzing naar de Raad voor gezondheidsonderzoek. Ik vind dat de staatssecretaris moet toezeggen dat zij de Kamer zo spoedig mogelijk informeert over de vraag of zij de conclusie deelt of niet. De uitwerking daarvan kunnen wij later in een debat onder ogen zien. Ik wil graag een toezegging dat dit op zeer korte termijn plaatsvindt.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Dat spreekt voor zich, want u krijgt mijn reactie op het RGO-advies. Dat zal zo spoedig mogelijk gebeuren, volgens mij ligt zij al bijna klaar. Ik denk dat u mijn reactie binnen een week moet kunnen krijgen.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik heb een punt van orde. Als wij binnen een week een reactie kunnen krijgen, kunnen wij daar na het reces direct over spreken. Dan wil ik mijn motie graag aanhouden.

De voorzitter:

Ik stel op verzoek van mevrouw Kant en mevrouw Arib voor, de stemming over de door hen ingediende moties (28827, nrs. 7 en 8) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Gezien de urgentie van de zaak acht ik het belangrijk om zo zorgvuldig mogelijk te zijn in ons verdere traject. Het lijkt mij zinvol deze Kamer een brief te doen toekomen waarin ik uiteenzet op welke wijze ik zo spoedig mogelijk informatie zal verstrekken. Ik zeg nu wel dat ik de Kamer binnen een week wil informeren, maar ik heb hier geen overleg over gepleegd en het gaat nogal ergens over. Wij moeten natuurlijk ook contacten hebben met mensen in het veld.

De voorzitter:

Misschien mag ik het probleem van de staatssecretaris en de behoefte van de Kamer samenvatten in die zin dat er na het reces in ieder geval een brief ligt. Dan heeft de staatssecretaris veertien dagen de tijd en kan er direct na het reces over gesproken worden.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Het lijkt mij goed dat ik de Kamer een reactie geef. Het onderwerp is nogal breed en het gaat hier ook over zaken waar een volgend kabinet een standpunt over zal moeten innemen, dat moeten wij ons ook realiseren. Ik begrijp dat de Kamer van mening is dat dit onderwerp niet controversieel is en dat het demissionaire kabinet hier een standpunt over moet kunnen hebben. Ik zal proberen de Kamer zo goed als het gaat te bedienen, maar het zal lastig zijn om op alle punten een reactie geven die ook met financiële middelen en met conclusies gepaard gaat.

De voorzitter:

De staatssecretaris heeft volstrekt helder gemaakt dat zij haar uiterste best zal doen om de Kamer volledig tegemoet te komen en ik stel voor om het hierbij te laten. Zodra het reces is afgelopen, hebt u alle gelegenheid om te beoordelen wat er dan ligt.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Dan blijft nog een punt over. Op het moment dat er een advies ligt, is er inderdaad nog geen strategienota. Wij zullen ons best doen om de Kamer de strategienota voor het zomerreces te doen toekomen. Of dat lukt, hangt ook af van de vraag of er dan een nieuw kabinet is dat zo'n nota kan dragen. Een strategienota kan niet door een demissionair kabinet naar de Kamer worden gestuurd. Wij mogen hopen dat dit binnen niet al te lange tijd door een nieuw kabinet kan worden gedaan.

De heer Buijs heeft nog een vraag gesteld over de sporters. Wij onderhouden nauw contact met de sportorganisaties. De bonden hebben een eerste verantwoordelijkheid om hun eigen sporters in te lichten. De informatie halen zij bij ons van het internet af, maar NOC NSF en de bonden zelf hebben eveneens een actief informatiebeleid. Dat is recentelijk nog verbeterd, nadat een aantal sporters naar landen was afgereisd die als gevaarlijk golden. De informatie is voorhanden, de bonden zijn als eerste verantwoordelijk en ik zal waar nodig proberen zoveel mogelijk advies te verstrekken.

Ik meen hiermee de vragen beantwoord te hebben. Ook alle moties heb ik mijns inziens gehad.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Er wordt één motie in stemming gebracht. Dat zal nog hedenavond gebeuren.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven