Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 16 april 2003 over havenontvangstinstallaties.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. In het algemeen overleg over de havenontvangstinstallaties heeft de minister enkele duidelijke toezeggingen gedaan waar ik erg blij mee ben: hij is voorstander van een systeem van 100% indirecte bijdragen, hij zorgt ervoor dat er geen limieten aan de hoeveelheid af te geven afval zullen worden gesteld, hij gaat dit onderwerp op de Europese Transportraad ter sprake brengen en hij zal er alles aan doen om dit systeem zo snel mogelijk in te voeren. Aan de andere kant heeft de minister bezwaren geuit op het vlak van het level playing field. Een groot deel van mijn zorgen is dus weggenomen in het algemeen overleg. Toch ben ik na het wikken en wegen van alle argumenten die de minister heeft genoemd er niet van overtuigd dat de weg die hij nu volgt ook de juiste is. Hierin voel ik mij gesterkt door de brief van de AVR die ons zojuist is geworden. De AVR geeft aan verlies te lijden op het verwerken van scheepsafval en hoopt op een snelle invoering van het 100% indirecte systeem. Door de regeling in de omringende landen wordt de concurrentiepositie van de AVR juist verslechterd. Samen met het Gemeentelijk havenbedrijf Rotterdam dringt de AVR aan op een snelle invoering van de 100% indirecte bijdrage. Deze brief moet nu juist het steuntje in de rug van de minister zijn om voortvarend te werk te gaan en onmiddellijk te gaan optreden als wetgever in plaats van langs de kant toe te blijven kijken. Ik verzoek de minister deze noodkreet van de AVR ter harte te nemen en spoedig over te gaan tot de implementatie van dit systeem. Hiertoe zal ik samen met de heer Samsom een motie indienen.

Met de invoering van de 100% indirecte financiering zijn wij er natuurlijk niet. Er dient ook nog te worden gezocht naar een goede en efficiënte uitwerking van dit systeem, maar deze eerste stap moet volgens mij nu zo snel mogelijk worden gezet. Nogmaals benadruk ik dat de minister wat ons betreft op de goede weg is, maar dat spoed is geboden, niet alleen in het belang van het milieu, maar ook in het belang van het level playing field voor de eerdergenoemde partijen.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Het AO over de havenontvangstinstallaties ging natuurlijk eigenlijk maar om één vraag, namelijk hoe wij kunnen voorkomen dat olie van schepen in zee wordt gedumpt in plaats van te belanden in de daarvoor bestemde afvalbakken, de verwerkingsinstallaties. De oplossing ligt voor het grijpen: zet een milieutoeslag op het havengeld, ongeacht of het schip afval inlevert of niet. Dan zul je zien dat schepen ertoe overgaan om dat afval netjes van boord te brengen in de haven: er is immers toch al voor betaald. De Hollandse koopmansgeest gaat verder dan Hollanders alleen. Iedereen zal het wel doen.

De minister gaf aan dat de invoering van dit systeem van zogenaamde indirecte financiering ook wel zijn ambitie is, maar trok, zoals collega Gerkens ook al zei, in het debat toch weer een verdedigingslinie op van complexe regelgeving, actoren die zouden tegenwerken en moeilijkheden in de uitvoering met als gevolg dat hij pas in november wil gaan beslissen over de vraag hoe dit systeem moet worden ingevoerd en dat hij zich niet wil vastleggen op een termijn anders dan "enkele jaren". Dat lijkt mij wat mager. Dat duurt ons gewoon te lang. Elke dag worden er letterlijk tienduizenden liters olie in de Noordzee overboord gezet en elke dag dat wij eerder kunnen voorkomen dat dit gebeurt, is er een. Bovendien blijkt dat ook het bedrijfsleven deze mening is toegedaan. De brief van de AVR is er slechts één voorbeeld van, maar wel een belangrijk voorbeeld. De AVR is ook van mening dat het allemaal veel sneller kan en moet. Het gepraat over LPF, level playing field, kan niet verhullen dat het op dit moment precies andersom is. Rotterdam is een haven met een financieringssysteem waardoor juist het tegenovergestelde in de hand wordt gewerkt. Dat moet veranderen.

Ik zie zeer wel dat het bedrijfsleven er ook zelf belang bij heeft, want het systeem van indirecte financiering levert een zeer grote te verwerken afvalstroom op, maar in dit geval is dat ook ons belang, een algemeen belang. Het gebeurt niet vaak dat milieubelang en bedrijfsbelang zo parallel lopen. Laten wij het koesteren en het ijzer smeden als het heet is.

De heer De Krom (VVD):

Wij zijn het er natuurlijk allemaal over eens welke richting het uit moet. Dat bleek ook uit het AO deze week. Ik heb niet begrepen dat het probleem van het level playing field van tafel is. Ik vraag mij af waar de heer Samsom het vandaan haalt dat het nu geen probleem meer is, want het level playing field was in de brief van de minister en het overleg deze week juist datgene wat als probleem werd aangemerkt. Misschien heeft de heer Samsom meer informatie dan ik, maar op voorhand ben ik geneigd te zeggen dat het probleem nog niet van tafel is.

De heer Samsom (PvdA):

Ik heb niet meer informatie dan u hebt. Ik wijs erop dat het level playing field nu precies andersom ligt. Vergelijking van de systemen van de havens rond Rotterdam met het Rotterdamse systeem leidt tot de conclusie dat Rotterdam de haven is waarin in principe het minste afval van boord zal worden gebracht, omdat Rotterdam nog het systeem van directe financiering kent, terwijl Antwerpen een borgstelling kent en Hamburg en Bremen een tarief van 2,5% hanteren. Met andere woorden, als wij ons al willen optrekken aan het level playing field, dan moeten wij omhoog en niet omlaag.

De heer De Krom (VVD):

Ik vind dit een opmerkelijke redenering, omdat juist ten gevolge van de onduidelijkheid over de uitvoering van de richtlijn en de wijze waarop België deze interpreteert en wil uitvoeren er een ongelijk playing field ontstaat, aangezien de boten in Antwerpen niets zullen behoeven te betalen vanwege het borgstellingsysteem. Ik kan deze redenering dus helemaal niet volgen.

De heer Samsom (PvdA):

Dan moet u nog een keer naar mij luisteren. Als Antwerpen de regeling voor de helft invoert, moeten wij haar dan helemaal maar niet invoeren? Ik wens niet te wachten op Antwerpen. Wij moeten onze verantwoordelijkheid nemen en ervoor zorgen dat er geen tienduizenden liters olie per dag in de Noordzee terecht komen. Overigens ben ik daar niet de enige in. Het Gemeentelijk Havenbedrijf van Rotterdam en de AVR willen dat ook graag. Ik zie heel goed dat zij hun eigen belang daarbij hebben, maar dat belang is nu toevallig ook mijn belang. Men kan mij niet verdenken van overdreven sentimenten voor de afvalverwerkingsector, maar in dit geval steun ik haar doel van harte. Ik wil graag de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de Samsomberaadslaging,

van mening dat het systeem van volledige indirecte financiering voor Annex I-stoffen (oliehoudend afval) de enige sluitende aanpak biedt voor het probleem van dit scheepsafval;

van mening dat vanuit milieubelang een zo spoedig mogelijke invoering van het systeem van volledige indirecte financiering noodzakelijk is;

constaterende dat ook relevante partijen (zeehavens, inzamelaars en verwerkers) aandringen op een snelle invoering van dit systeem van indirecte financiering;

roept de regering op om nog voor het zomerreces een definitief besluit te nemen over de invoering van het systeem van volledige indirecte financiering voor Annex I-stoffen, zodat invoering uiterlijk per medio 2004 (tegelijkertijd met Annex V) mogelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Samsom en Gerkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(25868).

De heer Koopmans (CDA):

De cumulatie van kostprijsverhogende regelingen, waaronder de onderhavige, verslechtert de concurrentiepositie van de Nederlandse havens met alle gevolgen van dien voor de werkgelegenheid. Is dat voor u een ijkpunt of maakt dat voor u niets uit?

De heer Samsom (PvdA):

U kunt bijna in mijn hart kijken. Het is voor mij niet het enige, maar wel een belangrijk ijkpunt. Daarom luister ik ook naar hetgeen het Gemeentelijk Havenbedrijf van Rotterdam hierover te berde brengt. Maar u hebt gelijk: ik laat het milieubelang heel zwaar wegen. In dit geval gaan milieu- en bedrijfsbelangen echter samen. Vandaar dat ik nu spijkers met koppen wil slaan.

De heer Koopmans (CDA):

U hebt het alleen over het bedrijfsbelang van de AVR. Ik kijk naar alle Nederlandse havens, waarvan de Rotterdamse haven er een is. In die zin scheiden zich onze wegen.

De heer Samsom (PvdA):

Nee, ik heb het niet over de AVR, maar over de afvalverwerking in de Rotterdamse haven. Ik hoop van ganser harte dat dat veel breder is dan de AVR. Aan monopolisten heb ik een hekel en ik neem aan u ook. Het Gemeentelijk Havenbedrijf is veel enthousiaster over de indirecte financiering dan de minister tijdens het algemeen overleg. De minister had het over een ingewikkelde situatie en over actoren die niet altijd even goed willen meewerken. Hij zei dat hij daarom meer tijd nodig had, maar ik bestrijd dat. Er kunnen nu spijkers met koppen worden geslagen. Elke dag tienduizenden liters olie in de Noordzee is niet niks.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Het betoog van de heer Samsom en ook zijn motie zijn helder. Ook mijn fractie hecht aan snelle invoering, maar dan wel met behoud van level playing fields. Hierin verschillen wij kennelijk van mening. Als mogelijk alternatief voor de zojuist ingediende motie kan ik mij voorstellen dat de minister de Kamer onmiddellijk na de Transportraad, waar deze kwestie en dan met name Antwerpen op de agenda komen te staan, bericht welke conclusies zijn getrokken. Wellicht dat die ertoe kunnen leiden dat het wetgevingstraject wordt versneld. Ook wil ik graag van de minister weten op welke termijn het Rotterdamse voorstel, zoals vervat in de brief van 11 april jongstleden, parallel aan dat traject kan worden uitgewerkt.

Minister De Boer:

Mevrouw de voorzitter. Ik wil er geen enkel misverstand over laten bestaan dat ik eraan hecht dat de Europese richtlijn voor havenontvangstinstallaties voor scheepsafval en ladingsresiduen zo snel mogelijk wordt ingevoerd en uitgevoerd. De mogelijkheden zijn echter beperkt. Het wetsvoorstel dat moet voorzien in de implementatie van de richtlijn is recent in procedure gebracht. De doorlooptijd van de procedures voor wetgeving zijn in Nederland relatief lang. Dit zal ertoe leiden dat de wettelijke implementatie niet mag worden verwacht voor medio 2004.

Medio 2004 zullen alle elementen van de richtlijn zijn geïmplementeerd. Er zal dan onder andere een afgifte- en meldplicht voor alle scheepsafval gelden, dus ook voor oliehoudend afval. Op dat moment zal overigens ook de inspectie van Verkeer en Waterstaat klaar zijn om die afgifteverplichting te handhaven.

Ik streef er daarnaast naar om op vrijwillige basis met ingang van 1 januari 2004 een systeem voor indirecte bijdrage operationeel te hebben. Zo mogelijk niet alleen voor huishoudelijk en klein gevaarlijk afval, maar ook voor oliehoudend afval. Daartoe zie ik goede mogelijkheden. Ik ben hierbij echter ook afhankelijk van de medewerking van de havens. Een snellere en dus vrijwillige implementatie van de indirecte bijdrage is alleen mogelijk indien voldoende aan de belangen van alle betrokkenen tegemoet kan worden gekomen met inachtneming van het streven om te komen tot de eerder genoemde belangen van het level playing field.

Het is hierbij van het grootste belang dat die belangen in samenwerking met alle betrokkenen worden afgewogen en afgestemd, maar ook worden uitgewerkt. Mede op basis van voorstellen van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam en de Vereniging van ondernemingen in de milieudienstverlening ten behoeve van de scheepvaart is in de afgelopen weken op mijn ministerie een voorstel ontwikkeld dat een snelle, maar dus ook vrijwillige implementatie van de indirecte financiering voor alle scheepsgebonden afval mogelijk moet maken. Dus naast de indirecte bijdrage voor huishoudelijk en klein gevaarlijk afval, dan ook een indirecte bijdrage voor oliehoudend afval. De eerste reactie van het Havenbedrijf Rotterdam is dat het voorstel "niet verkeerd is gevallen". Ook de eerste reacties van een aantal andere betrokkenen zijn positief.

Ik sta derhalve positief tegenover de motie van de heer Samsom en mevrouw Gerkens met dien verstande dat ik alles zal doen wat in mijn vermogen ligt om tot een eerdere implementatie te komen van de indirecte bijdrage. Voor het zomerreces zal ik de Kamer informeren over de mogelijkheden van een eerdere implementatie van de indirecte bijdrage van zowel Annex V met betrekking tot huishoudelijk en klein gevaarlijk afval als Annex I die betrekking heeft op oliehoudend afval. Ik zal natuurlijk de toezegging nakomen om dit in de marge van de Transportraad nog eens nadrukkelijk aan de orde te stellen en een vergelijking te maken met de systematiek die in de ons omringende havens mogelijk zal worden gehanteerd.

De heer Koopmans (CDA):

Kan de invoering van zo'n vrijwillige systematiek ook met zich meebrengen dat in de ene haven in Nederland, bijvoorbeeld Rotterdam, met zo'n systematiek wordt gewerkt, terwijl dit in de andere haven om allerlei redenen nog niet het geval is?

Minister De Boer:

Momenteel voeren wij een concreet gesprek met het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam. De heer Koopmans gaf evenwel zelf al aan in een eerdere bijdrage dat het in dit land niet alleen gaat om de Rotterdamse haven, want er zijn vele andere havens. Wij moeten de gesprekken voortzetten. Laten wij de systematiek maar zien als een pilot waarover heel concreet wordt gesproken. Natuurlijk moet de insteek zijn dat zij landelijk zal werken. Het zou slecht zijn als de ene haven er wel en de andere haven er niet aan zou meedoen.

De heer De Krom (VVD):

Het volgende vraag ik voor de duidelijkheid het volgende. Ik hoor de minister zeggen dat hij positief staat tegenover de motie. Wat betekent dat concreet? Is de motie nu overbodig of neemt hij haar over?

Minister De Boer:

Ik kan er iets specifieker over zijn, maar ik hoop dat ik al enigszins specifiek was. Ik heb gezegd dat ik alles wat in mijn vermogen ligt, zal doen om ervoor te zorgen dat wij op 1 januari 2004 op basis van vrijwilligheid overgaan tot de invoering. Dat bedoel ik als ik zeg dat ik positief aankijk tegen de motie van de heer Samsom en mevrouw Gerkens.

De heer Samsom (PvdA):

Als nieuw Kamerlid moet ik even nadenken over wat je dan precies moet doen met zo'n motie.

De voorzitter:

In feite zegt de minister dat hij de motie overneemt en dat hij haar als een ondersteuning van het beleid ziet. U heeft nu drie mogelijkheden. U kunt de motie aanhouden. In dat geval wacht u af wat de minister doet en brengt u de motie eventueel later alsnog in stemming. Daarnaast kunt u de motie intrekken of haar in stemming brengen.

De heer Samsom (PvdA):

Ik houd de motie aan. Dat is geen enkel teken van wantrouwen. Ik weet dat daarvoor een termijn geldt, waarna de motie vanzelf vervalt. De minister heeft beloofd vóór het zomerreces de rapportage toe te sturen en dat is al vrij snel. Tot dan wacht ik af.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Samsom stel ik voor, de motie die hij samen met mevrouw Gerkens heeft voorgesteld (25868, nr. 6) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven