Vragen van het lid Rietkerk aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en aan de minister van Justitie over het artikel "Veel geweld rond beroepsonderwijs" met name in de grote steden.

De heer Rietkerk (CDA):

Voorzitter. Gelet op het tijdstip moet ik kort zijn. Veiligheid in de steden is van groot belang. Vanmorgen is de veiligheidsmonitor gepresenteerd in De Telegraaf. Daaruit blijkt dat leerlingen uit het beroepsonderwijs zich in de school veilig voelen, op het schoolplein redelijk veilig, maar daarbuiten onveilig. 40% van deze scholieren voelt zich onveilig in de schoolomgeving. 13% is in de afgelopen vier maanden slachtoffer geworden van materieel geweld. 12,5% is slachtoffer geworden van fysiek geweld en 8% van de zestien- en zeventienjarigen heeft een wapen bij zich. Dat speelt in de grote steden meer dan in de wat kleinere steden.

Het is duidelijk dat het CDA-plan voor tienduizend agenten, toezichthouders en doorstroombanen, dat gisteren is omarmd door het kabinet, krachtig uitgevoerd moet worden, maar wij vinden de situatie toch nog onaanvaardbaar en willen snel maatregelen.

Daarom hebben wij de volgende drie vragen. Wordt in de gemeenten, waaronder de grote steden, in de integrale veiligheidsprogramma's voldoende rekening gehouden met de veiligheid in en rond scholen? Zo ja, hoe kunnen deze cijfers dan zo schrikbarend zijn? Zo nee, wat kan daaraan worden gedaan?

De tweede vraag is of de steden naar de mening van de minister goede resultaatafspraken maken tussen school, maatschappelijk werk, jeugdhulpverlening en politie, zodat het geweld buiten de schoolomgeving wordt bestreden?

Mijn derde vraag is of de regering met ons van mening is dat het een bijdrage kan zijn, als het wetsvoorstel over preventief fouilleren van collega Wim van de Camp, dat door de gemeenten min of meer actief wordt opgepakt, ook wordt toegepast rond de scholen waar structurele problemen zijn met overlast en geweldsdelicten.

Minister Donner:

Voorzitter. Ik had meer tijd nodig om mij voor te bereiden, dus ik zal in de eerste plaats het antwoord geven. Wij hebben al sinds enige tijd aandacht voor en zorg over de situatie rond scholen. De veiligheidsmonitor waarnaar wordt verwezen, geeft daaraan uiting. Die monitor is het product van het Platform Veiligheid en Geweld dat de afgelopen jaren door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in de sector van het beroepsonderwijs is ingesteld met name naar aanleiding van hetgeen vorig jaar in Veghel is gebeurd. Alle instellingen zijn daarin vertegenwoordigd en bekijken de situatie in de scholen. Afgelopen donderdag is die monitor aangeboden aan de algemene ledenvergadering van het beroepsonderwijs en dit heeft geleid tot het besluit om jaarlijks middelen te reserveren voor de verdere ontwikkeling van zowel het platform als de website en voor het opstellen van beleidsplannen in de scholen. Kortom, de monitor is het symptoom van juist groeiende aandacht voor het probleem.

Ik plaats enige kanttekeningen bij het beeld dat de kranten oproepen. Wij hebben sinds kort een rapport en bij lezing ervan moet je in de eerste plaats vaststellen dat de situatie in het beroepsonderwijs nu juist gunstiger is dan het beeld dat ervan bestond. Dit is anders dan de krantenkop suggereert. De genoemde 13% is inderdaad slachtoffer geworden van materieel geweld, maar daar vallen discriminatie en pesten ook onder. Voor fysiek geweld, zoals bedreiging of lichamelijk geweld, zijn de percentages lager.

Volgens de monitor is 10% van de leerlingen bang om naar school te gaan. Dat is wel 10% van de slachtoffers. 50% van de slachtoffers zegt, blijkens het onderzoek, weinig of geen last te hebben. Die 10% is 1,3% van de populatie van het onderzoek. Het beeld moet dus enigszins gerelativeerd worden. Ik onderken de cijfers inzake het wapenbezit. Er zijn ook cijfers over ongeoorloofd gedrag. Spijbelen is echter het belangrijkste ongeoorloofde gedrag.

De situatie rond de scholen heeft de aandacht en is een punt van zorg. Ik heb gewezen op wat er gebeurt. Alle instellingen in het beroepsonderwijs trekken zich deze situatie aan. De inspectie houdt daar toezicht op namens de minister van OCW, ook op het opstellen van de beleidsplannen. Tevens blijkt dat men zich buiten de scholen onveilig begint te voelen. In veiligheidsanalyses wordt gestimuleerd dat daaraan aandacht wordt besteed, als daartoe aanleiding bestaat. "Buiten de scholen" houdt niet in dat dit altijd de directe omgeving van de scholen is, het is ook de rest van de stad. Als daartoe aanleiding is, kunnen nu al de gebieden rond de scholen worden aangewezen als gebied voor preventief fouilleren. Zo nodig kan dat worden gedaan. Dat punt heeft de aandacht. Bij de uitvoering van het veiligheidsprogramma zal daaraan waarschijnlijk meer aandacht worden besteed.

Ik wijs er ten slotte op dat hier een doorsnede wordt gemaakt van de lokaties waar jeugdigen zijn. Ik kom binnenkort, hopelijk nog vóór Kerstmis, met de notitie over jeugdcriminaliteit. Daarbij wordt een andere insteek gehanteerd, teneinde te bezien hoe alle verschillende maatregelen in samenhang kunnen worden genomen. De cijfers hebben dus alle aandacht.

Minister Remkes:

Er is gisteren de hele dag over openbare orde en veiligheid gesproken. Zoals de Rietkerk bekend zal zijn, is het de bedoeling dat het thema veiligheid nadrukkelijk wordt betrokken bij het grotestedenbeleid en dat daarover in de toekomst nadere afspraken worden gemaakt. Er is natuurlijk een relatie met het integraal veiligheidsbeleid dat een groot aantal gemeenten al heeft ingevoerd. Die relatie zal dus worden gelegd. Dat betekent dat de analyses van de situaties rondom scholen zullen moeten meegenomen teneinde die ook te betrekken, voor zover dat nog onvoldoende het geval is, bij het lokale veiligheidsbeleid.

De voorzitter:

Het vragenuur is niet voor niets een vragenuur. Ik deel mee dat ik, gezien het tijdstip, geen aanvullende vragen zal toestaan. De heer Rietkerk krijgt nog een minuut de gelegenheid om een vraag stellen. Daarna zal het vragenuur worden beëindigd.

Het woord is aan de heer Rietkerk.

De heer Rietkerk (CDA):

Het is prima dat het kabinet ook aan de bestrijding van de jeugdcriminaliteit op de scholen werkt. Ik wijs erop dat 8% van de zestien- en zeventienjarigen een wapen heeft. Dat is 8% te veel! Verder is 7% slachtoffer van geweld. Dat is gewoon 7% te veel! Daarnaast is 20% betrokken bij de drugsgebruik, wapens en heling. Dat is dus een op de vijf. Dat is gewoon veel te veel!

Welke gemeenten die een grote beroepsinstelling binnen hun grenzen hebben, hebben nog geen integraal veiligheidsprogramma over een paar maanden? Hebben alle gemeenten zo'n integraal veiligheidsprogramma, vastgesteld door de raad, waarin een grote beroepsinstelling zoals ik die heb aangehaald, aan de orde is? Dat kan ook gaan om een gemeente buiten de G-30.

Minister Remkes:

Voorzitter. Ik kan deze vraag op dit ogenblik niet precies beantwoorden. Wat mij betreft, kan het aan de orde komen in een toekomstig gesprek over het grotestedenbeleid.

Naar boven